Pensioenreglement 2008
Pensioenreglement 2008
geldend voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950
welke onafgebroken deelnemer zijn
vanaf 31 december 2005
Pensioenreglement 2008
geldend voor werknemers geboren vóór 1 januari 1950 welke onafgebroken deelnemer zijn vanaf 31 december 2005
Stichting Pensioenfonds Corporate Express
Kantooradres: Xxxxxxxxxxxxx 00 0000 XX XXXXXXXXX
IN H O UDS O P G AVE
1. | Algemeen | 4 | 4.5. Voortzetting pensioenopbouw in | |||
1.1. Definities | 4 | geval van Arbeidsongeschiktheid 21 | ||||
1.2. Deelnemers | 7 | 4.6. Voortzetting dekking partnerpensioen | ||||
1.3. Aanvang en beëindiging deelnemerschap | 7 | in geval van onbetaald verlof 22 | ||||
1.4. Gezondheidswaarborgen | 8 | |||||
1.5. Pensioenuitkeringen | 8 | 5. | Module Excedent-arbeidsongeschiktheids- | |||
1.6. Herziening of beëindiging van de | pensioen (AO-pensioen, boven grensbedrag-AO) 23 | |||||
pensioenregeling | 9 | 5.1. | Pensioengevend jaarsalaris excedent- | |||
1.7. Regels terzake van de | arbeidsongeschiktheidspensioen | 23 | ||||
gemeenschappelijke huishouding | 9 | 5.2. | Aanvang en beëindiging | 23 | ||
1.8. Informatie | 10 | 5.3. | Excedent-arbeidsongeschiktheids- | |||
1.9. Onvoorziene gevallen | 12 | pensioen | 23 | |||
1.10. Waardeoverdracht | 12 | 5.4. | Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid | 23 | ||
1.11. Afkoop | 12 | 5.5. | Wijziging van de Mate van | |||
1.12. Korting pensioenaanspraken en | Arbeidsongeschiktheid | 24 | ||||
pensioenrechten | 13 | 5.6. | Einde verzekering | 24 |
2. Module Gemiddeld Geïndexeerd Salaris 14
2.1. Pensioengevend jaarsalaris 14
2.2. Afwijkende arbeidsduur 14
2.3. Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
2.4. Xxxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxx 00
2.5. Xxxxxxxxxxxxx 00
6. Module Extra Pensioengevend jaarsalaris 25
6.1. Werkingssfeer 25
6.2. Extra Pensioengevend jaarsalaris 25
6.3. Pensioenaanspraken 25
7. Module Risicoplus 26
2.6. | Aanspraken voor aspirant-Deelnemers | 15 | 7.1. | Algemeen | 26 |
7.2. | Aanvullend partnerpensioen | 26 | |||
Module Beschikbare Premie 16 7.3. WAO-hiaatverzekering (arbeids- | |||||
3.1. Werkingssfeer | 16 | ongeschiktheidspensioen, onder | |||
3.2. Beschikbare premie | 16 | het Grensbedrag-AO) | 26 | ||
3.3. Rendement | 16 | 7.4. WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen | 27 | ||
3.4. Voorziening voor nabestaanden | 17 | 7.5. Aanvullend arbeidsongeschiktheids- | |||
3.5. Verzoek om Module Beschikbare | pensioen (aanvulling van 70% tot 80%) | 28 | |||
Premie niet van toepassing te doen zijn | 17 | ||||
3.6. Aanwending pensioenkapitaal | 17 | 8. | Module Flexibele Uittreding | 30 |
3.
4. Bijzondere bepalingen behorende bij de Modules Gemiddeld Geïndexeerd Salaris, Beschikbare Premie, Flexibele Uittreding en
Pensioenplus 18
8.1. Werkingssfeer 30
8.2. Overbruggingspensioen over Pensioengevend jaarsalaris tot Maximum Pensioengevend jaarsalaris 30
8.3. Beschikbare premie voor Pensioen-
4.1. Bijzonder partnerpensioen | 18 | gevend jaarsalaris over het Excedent- | ||
4.2. Pensioenverevening bij scheiding | 19 | Pensioengevend jaarsalaris | 30 | |
4.3. Einde deelnemerschap vóór de | 8.4. | Verzoek om artikel 8.3. niet van | ||
Pensioendatum | 21 | toepassing te laten zijn | 30 | |
4.4. Pensioenvoorziening Stichting | 8.5. | Rendement | 30 | |
Financiering Voortzetting | 8.6. | (Gedeeltelijke) Flexibele Uittreding | 31 | |
Pensioenverzekering (FVP) | 21 | 8.7. | Ingang van het overbruggings- | |
pensioen vóór of na de 62-jarige leeftijd | 31 |
8.8. Pensioenopbouw overige Modules 32
8.9. Samenloop van uitkeringen 32
8.10. Einde deelnemerschap 32
8.11. Voortzetting pensioenopbouw in geval van Arbeidsongeschiktheid 32
Module Pensioenplus 33 | 14.8. | Module Excedent- | ||
9.1. Toepassing Module Pensioenplus | 33 | arbeidsongeschiktheidspensioen | 41 | |
9.2. Pensioenaanspraken en -koopsom | 33 | 14.9. | Module Flexibele Uittreding | 41 |
9.3. Beleggingsrekening | 33 | 14.10. Module Risicoplus | 42 | |
9.4. Spaardoelen | 34 | |||
9.5. Aanwending van pensioen- | 15. Deelname aan een bedrijfstak VUT-regeling of | |||
spaarkapitaal op de Herschikdatum | 34 | een andere bij de Aangesloten Onderneming | ||
9.6. Aanwendingsfactoren | 34 | geldende VUT-regeling | 42 | |
9.7. Overlijden Deelnemer | 34 | 15.1. Werkingssfeer | 42 | |
9.8. Beëindiging van het deelnemerschap | 15.2. Module Flexibele Uittreding | 42 | ||
voor Herschikdatum | 35 | 15.3. Module Extra Pensioengevend jaarsalaris | 42 | |
9.9. Scheiding | 35 | 15.4. Overige Modules | 42 |
9.
14.3. Module Gemiddeld Geïndexeerd Salaris, Module Beschikbare Premie 41
14.4. Verhoging Franchise 41
14.5. Module Extra Pensioengevend jaarsalaris 41
14.6. Module Pensioenplus 41
14.7. Module Herschikken Pensioenen 41
10. Module Herschikken Pensioenen 36
10.1. Werkingssfeer 36
10.2. Xxxxxxxxxxxxxxxx 00
10.3. Opties 36
10.4. Automatische omzetting van partnerpensioen 36
10.5. Optie 1: percentage overbruggings- pensioen 36
10.6. Optie 2: percentage partnerpensioen 36
10.7. Optie 3: overgang op langstlevende 37
10.8. Optie 4: fasering ouderdomspensioen 37
10.9. Overige voorwaarden 37
11. Aanpassing Pensioenen Inactieven 38
12. Financiering 39
12.1. Jaarlijkse inkoop 39
12.2. Financiering van nog niet ingekocht pensioen 39
12.3. Financiering overbruggingspensioen 39
16. Fiscale maxima 43
16.1. Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
16.2. Partner- en xxxxxxxxxxxxx 00
16.3. Overbruggingspensioen 43
16.4. Overschrijding fiscale maxima 43
16.5. Uitzondering 43
17. Inwerkingtreding 43
Bijlage I 44
Algemene bepalingen 44
Afkoop kleine pensioenen (art. 1.12. pensioenreglement) 44
Bijlage II 51
Aanwendingstarief Module Beschikbare Premie en Pensioenplus 51
Aanwendingstarief Pensioenplus 52
Bijlage III 53
Relevante bedragen 53
13. Deelnemersbijdragen | 40 | ||
13.1. Deelnemersbijdragen | 40 | Bijlage IV | 54 |
Samenvatting praktijk Aangesloten | |||
14. Vrijstelling van c.q. verplichte deelname aan | Xxxxxxxxxxx | 00 | |
bedrijfstakpensioenfonds | 41 | ||
14.1. Werkingssfeer | 41 | Bijlage V | 55 |
14.2. Garantie pensioenaanspraken | 41 | Aangesloten Onderneming | 55 |
1. A LG EMEE N
1.1. Definities
Ten aanzien van dit Reglement gelden de volgende definities:
de Stichting:
de Stichting Pensioenfonds Corporate Express.
het Bestuur:
het Bestuur van de Stichting.
de Statuten:
de Statuten van de Stichting.
het Reglement: het onderhavige pensioenreglement van de Stichting.
de Module:
een onderdeel van het modulaire pensioensysteem, waaruit de pensioenregeling is opgebouwd.
Raad van Bestuur:
de Raad van Bestuur van Corporate Express N.V.
de werkgever/ de Aangesloten Onderneming: Corporate Express Nederland Holding B.V.; en/ of haar werkmaatschappijen; en/of andere door haar aangewezen gelieerde ondernemingen, (elk afzonderlijk hierna genoemd de Aangesloten Onderneming) voor zover genoemd in bijlage V, waarmee de Stichting een overeenkomst heeft gesloten betreffende de uitvoering van de pensioenregeling en welke overeenkomst door de directie van de Aangesloten Onderneming is geaccordeerd.
de Werknemer: een ieder in dienst van de Aangesloten Onderneming op basis van een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
de Deelnemer: de Werknemer, die overeenkomstig het bepaalde in artikel 1.2. Deelnemer is.
de Gewezen Deelnemer: degene, wiens deelnemerschap vóór de Pensioendatum of de Herschikdatum is beëindigd en die nog aanspraken op pensioen ingevolge dit Reglement aan de Stichting kan ontlenen.
de Pensioengerechtigde: degene, die krachtens de bepalingen van de Statuten en dit Reglement periodieke pensioen- uitkeringen ontvangt.
Gepensioneerde: de Pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is ingegaan door het bereiken van de Pensioendatum of de Herschikdatum.
de Partner:
a. de echtgenote met wie de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde vóór diens overlijden en vóór de pensioendatum is gehuwd of de echtgenote met wie de Gepensioneerde op de Herschikdatum gehuwd is;
b. de partner met wie de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde vóór diens overlijden en vóór de pensioendatum een geregistreerd partnerschap is aangegaan;
c. de ongehuwde en ongeregistreerde man of vrouw, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde en ongeregistreerde (Gewezen) Deelnemer of ongehuwde Gepensioneerde ten tijde van zijn of haar overlijden een gemeenschappelijke huishouding voerde, welke ten minste zes maanden aantoonbaar heeft bestaan en waarbij is voldaan aan het bepaalde in artikel 1.7.
de Gewezen Partner:
a. de ex-echtgenote met wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de pensioendatum gehuwd geweest is;
b. de persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de pensioendatum op
grond van het bepaalde in titel 5 a van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek een geregistreerd partnerschap had;
x. xx xxxxxxx, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde vóór de pensioendatum een gemeenschappelijke huishouding voerde, welke ten minste zes maanden aantoonbaar heeft bestaan en waarbij voldaan is aan het bepaalde in artikel 1.7.
het Pensioengerechtigd Kind: het kind, beneden de 21-jarige leeftijd, tot wie de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat, alsmede het stief- en/of pleegkind beneden de 21- jarige leeftijd, mits dit kind geheel of grotendeels op kosten van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde wordt onderhouden of opgevoed.
de Parttimer: de Werknemer die minder dan het bij een Aangesloten Onderneming bij een volledig dienstverband gebruikelijke aantal uren werkzaam is.
Parttime factor: het aantal overeengekomen arbeidsuren gedeeld door het bij een volledig dienstverband gebruikelijke aantal arbeidsuren. Bij wijziging van het aantal overeengekomen arbeidsuren in de loop van een jaar wordt een gewogen gemiddelde Parttime factor berekend.
de Pensioendatum: de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 65 jaar wordt.
de Pensioenovereenkomst:
hetgeen tussen de Werkgever en de
– vertegenwoordiging van de – Werknemer(s) is overeengekomen betreffende pensioen.
de Herschikdatum: de door de Deelnemer gekozen datum, gelegen tussen de eerste dag van de maand, waarin zijn
60-ste verjaardag valt en zijn Pensioendatum, waarop hij de pensioenen uit de Modules Gemiddeld Geïndexeerd Salaris, Beschikbare Premie en/of Flexibele Uittreding en/of Pensioenplus in wil laten gaan.
(Mate van) Arbeidsongeschikt(heid): (Mate van) Arbeidsongeschikt(heid) in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) respectievelijk de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
het Pensioengevend jaarsalaris: het totaal vast bruto jaarinkomen (TVI), dat gelijk is aan 12 maal het vast overeengekomen maandsalaris of 13 maal het periodesalaris, vermeerderd met vakantietoeslag, geldend per januari op fulltime basis, als omschreven in de individuele arbeidsovereenkomst.
Per Aangesloten Onderneming kunnen daarnaast andere loonbestanddelen, zoals 13e maand, vaste eindejaarsuitkering, provisie, commissie, ploegentoeslag inclusief de vakantietoeslag, consignatie-toeslag en persoonlijke toeslag aangewezen zijn als Extra Pensioengevend jaarsalaris, zoals bedoeld in de module Extra Pensioengevend jaarsalaris. Welke loonbestanddelen daarvoor in aanmerking komen blijkt uit het formulier (zie bijlage IV) “Samenvatting praktijk Aangesloten Onderneming” dat wordt geacht integraal onderdeel uit te maken van het voor de Aangesloten Onderneming geldende pensioenreglement.
het Maximum Pensioengevend jaarsalaris: het bedrag dat maximaal in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het Pensioengevend jaarsalaris in de Module Gemiddeld Geïndexeerd Salaris waarboven de Module Beschikbare Premie geldt. Voor 2006 geldt een Maximum Pensioengevend jaarsalaris van € 82.700. Vanaf 1 januari 2006 blijft het Maximum Pensioengevend jaarsalaris gehandhaafd, tenzij het vanaf 1 januari 2006 jaarlijks met de Loonindex verhoogde bedrag van € 60.000 het in de vorige volzin genoemde
bedrag overstijgt. In dat laatste geval zal het Maximum Pensioengevend jaarsalaris gelijk worden gesteld aan het met de cumulatieve Loonindex verhoogde bedrag van € 60.000. De hoogte van het Maximum Pensioengevend jaarsalaris wordt vermeld in bijlage III.
het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris: het deel van het Pensioengevend jaarsalaris, dat uitgaat boven het Maximum Pensioengevend jaarsalaris.
de AOW-uitkering: 12 maal de voor een ongehuwde Gepensioneerde AOW-gerechtigde, zonder kinderen onder de 18 jaar, geldende maanduitkering, inclusief de bijbehorende vakantietoeslag ingevolge de Algemene Ouderdomswet.
de Franchise: het bedrag van het Pensioengevend jaarsalaris, dat voor de berekening van de pensioenaanspraken buiten beschouwing blijft. De Franchise wordt jaarlijks per 1 januari door het Bestuur bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de AOW- uitkering en de andere overwegingen, die het Bestuur daarbij meent te moeten betrekken. De Franchise is vermeld in bijlage III.
het Grensbedrag-AO: Het bedrag dat maximaal in aanmerking wordt genomen bij de berekening van het Pensioengevend jaarsalaris in artikel 7.3. “WAO-hiaatverzekering” en artikel 7.4. “WGA- arbeidsongeschiktheidspensioen” en waarboven over het Pensioengevend jaarsalaris de Module Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing is.
Het bedrag wordt jaarlijks per 1 januari door het Bestuur bepaald, waarbij rekening wordt gehouden met de ontwikkeling van de uitkeringen van de WAO/WIA en de andere overwegingen, die het Bestuur hierbij meent te moeten betrekken. Het Grensbedrag-AO is vermeld in bijlage III.
de (Verstreken) Deelnemersjaren: Onder Deelnemersjaren wordt verstaan de jaren gelegen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de Pensioendatum. Onder Verstreken Deelnemersjaren wordt verstaan de jaren gelegen tussen de aanvang van het deelnemerschap en de berekeningsdatum.
Voor de toepassing van de Module Flexibele Uittreding wordt onder Deelnemersjaren verstaan de jaren van deelnemerschap gelegen tussen de eerste van de maand waarin de Deelnemer 50 jaar wordt en de eerste van de maand waarin de Deelnemer 60 jaar wordt.
Onder Verstreken Deelnemersjaren wordt hierbij verstaan de jaren vanaf het moment waarop recht op aanspraken ontstaat en de berekeningsdatum. Maximaal worden 10 Deelnemersjaren in aanmerking genomen in deze Module.
Het voor de pensioenberekening in aanmerking te nemen aantal (Verstreken) Deelnemersjaren wordt afgerond in jaren en volle maanden, waarbij een gedeelte van een maand buiten beschouwing wordt gelaten.
de Loonindex:
het indexcijfer van de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen bij bedrijven, werkzaam in de particuliere sector (voor volwassenen en jeugdige werknemers) zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
de Prijsindex: de consumentenprijsindex, alle huishoudens, afgeleid, zoals die wordt vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
de (Her)verzekeraar: de (Her)verzekeringsmaatschappij(en), welke in het bezit is van een vergunning als bedoeld in artikel 2:27 van de Wet op het financieel toezicht, met welke de Stichting een overeenkomst van (her)verzekering is aangegaan.
FVP:
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering. Een regeling op basis waarvan Werknemers, die aansluitend aan het dienstverband met de Aangesloten Onderneming werkloos worden in de zin van de Werkloosheidswet, in aanmerking kunnen komen voor een bijdrage voor de voortzetting van de pensioenopbouw gedurende een bepaalde periode.
Vervolguitkering: De Vervolguitkering is een leeftijdsafhankelijke uitkering die ingaat na het beëindigen van de loondervingsuitkering uit hoofde van de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering c.q. na het beëindigen van de loondervingsuitkering die de Aangesloten Onderneming verschuldigd is op grond van het feit dat zij eigen risicodrager is voor de eerste vijf jaren van Arbeidsongeschiktheid zoals bepaald in de Wet Pemba.
1.2. Deelnemers
1.2.1. Als Deelnemer wordt aangemerkt de Werknemer van 25 jaar of ouder, voor wie in de arbeidsovereenkomst niet uitdrukkelijk is vermeld dat hij is uitgesloten van het deelnemerschap van de Stichting. De Aangesloten Onderneming meldt alle Deelnemers bij de Stichting aan. Vanaf 1 januari 2006 geldt – met uitzondering van het bepaalde in de derde volzin van artikel 1.3.2.
– dat Werknemers geboren op of ná 1 januari 1950 geen deel kunnen nemen aan de in dit pensioen- reglement opgenomen pensioenregeling.
Voorts geldt voor Werknemers geboren vóór 1 januari 1950 dat er sprake moet zijn van een onafgebroken deelnemerschap vanaf 31 december 2005.
1.2.2. De Werknemer, jonger dan 25 jaar, voor wie in de arbeidsovereenkomst niet nadrukkelijk is vermeld dat hij is uitgesloten van het deelnemerschap, hierna te noemen “aspirant-Deelnemer”, die overlijdt of Arbeidsongeschikt wordt, wordt geacht deelnemer te zijn geweest. Het in aanmerking te nemen aantal Deelnemersjaren bedraagt maximaal 40.
De pensioenaanspraken voor aspirant- Deelnemers worden vastgesteld op basis van het laatstgeldende Pensioengevend jaarsalaris. Zodra de aspirant-Deelnemer Xxxxxxxxx wordt of uit dienst treedt, vervallen de pensioenaanspraken van de aspirant-Deelnemer.
1.2.3. De Stichting zal de Werknemers van hun toelating als Deelnemer schriftelijk in kennis stellen.
1.3. Aanvang en beëindiging deelnemerschap
1.3.1. Het deelnemerschap vangt aan op de eerste dag van de maand, waarin aan de onder artikel 1.2. gestelde eisen wordt voldaan. Met uitzondering van het deelnemerschap aan de Module Flexibele Uittreding dat aanvangt op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer 50 jaar wordt
c.q. de latere eerste dag van de maand van indiensttreding.
1.3.2. Het deelnemerschap eindigt op de Pensioendatum of, zoveel eerder, op de dag waarop het dienstverband met de Aangesloten Onderneming wordt beëindigd, met uitzondering van beëindiging van het dienstverband ten gevolge van Arbeidsongeschiktheid of ten gevolge van een bij de Aangesloten Onderneming geldende VUT-regeling. Het deelnemerschap aan de pensioenregeling als bedoeld in het onderhavige pensioenreglement eindigt voor deelnemers geboren op of na 1 januari 1950 op 31 december 2005. In afwijking van het bepaalde in de vorige volzin eindigt het deelnemerschap voor Deelnemers met een voortzetting van de pensioenopbouw in geval van Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 4., lid 5. slechts voor het deel dat zij niet Arbeidsongeschikt zijn. Voor het deel waarvoor de premievrije voortzetting van het deelnemerschap geldt, wordt het deelnemerschap aan dit Reglement voortgezet conform het bepaalde in artikel 4., lid 5. Voor het arbeidsgeschikte deel kan er sprake zijn van een deelname aan de pensioenregeling geldend voor Werknemers geboren op of na 1 januari 1950 als ware er sprake van een parttime dienstverband.
Bij een zodanige toename van het arbeidsongeschiktheidspercentage dat een verhoogde percentuele voortzetting geldt, zal de voortzetting van de opbouw van de FLUIT zoals bedoeld in artikel 8. (Module Flexibele Uittreding) worden beëindigd voor Deelnemers geboren op of na 1 januari 1950.
1.4. Gezondheidswaarborgen
Werknemers worden bij aanvang van het deelnemerschap en bij opname als aspirant- Deelnemer zonder medische waarborgen geaccepteerd voor de dekking van aan de pensioenregeling verbonden overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico's. Ook voor latere verhogingen van de pensioenen als gevolg van overeengekomen salarisverhogingen, functiewijzigingen en wijzigingen in de Parttime- factor zijn geen medische waarborgen vereist.
Het Bestuur kan wel medische waarborgen in de vorm van een gezondheidsverklaring en/of een medische keuring verlangen van een Deelnemer bij diens schriftelijke verzoek om terug te mogen komen op door die Deelnemer eerder gemaakte keuzen ten aanzien van:
het bepaalde in artikel 3.5.; dit betreft dus het terugkomen op het eerder gedane verzoek om de Module Beschikbare Premie niet van toepassing te laten zijn; het bepaalde in artikel 8.4.; dit betreft dus het terugkomen op het eerder gedane verzoek om geen premie beschikbaar te stellen in het kader van de Module Flexibele Uittreding.
Als het Bestuur het leveren van medische waarborgen door een Deelnemer noodzakelijk acht, zal het dit schriftelijk, binnen 14 dagen na ontvangst van het schriftelijk verzoek van de Deelnemer, aan de Deelnemer mededelen.
De beslissing om aan het verzoek van de Deelnemer al dan niet tegemoet te komen, kan
het Bestuur in dat geval af laten hangen van de acceptatie door de herverzekeraar(s) van de Stichting van de toename van de overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico's.
De acceptatie of afwijzing van die toename van de risico's door de herverzekeraar(s) hangt mede af van haar/hun beoordeling van de risico's aan de hand van de verkregen medische gegevens uit de gezondheidsverklaring en/of de medische keuring.
De definitieve beslissing van het Bestuur zal schriftelijk aan de Deelnemer kenbaar worden gemaakt.
Hierbij gelden de volgende regels: Bij toewijzing van het verzoek van de Deelnemer kan de Deelnemer pas na verzending van de desbetreffende schriftelijke bestuursbeslissing rechten ontlenen aan de Module Beschikbare Premie en/of artikel 8.3. van de Module Flexibele Uittreding en alleen over de periode zoals genoemd in de bedoelde schriftelijke beslissing van het Bestuur op het verzoek van de Deelnemer. Bij afwijzing van het verzoek van de Deelnemer kan de Deelnemer blijvend geen rechten ontlenen aan de Module Beschikbare Premie en/ of artikel 8.3. van de Module Flexibele Uittreding. Bij gedeeltelijke acceptatie van de toename van de risico's zal het Bestuur in zijn beslissing aangeven welke gedeeltelijke rechten de Deelnemer voortaan kan ontlenen over de in de beslissing genoemde periode aan de Module Beschikbare Premie en/of artikel 8.3. van de Module Flexibele Uittreding.
1.5. Pensioenuitkeringen
1.5.1. De pensioenen worden onder inhouding van de verschuldigde belastingen, wettelijke heffingen of andere met de Pensioengerechtigde overeengekomen inhoudingen, door of namens de Stichting aan de Pensioengerechtigde in maandelijkse gelijke termijnen, aan het einde van de maand bij nabetaling, uitgekeerd en wel op een door de Pensioengerechtigde aangewezen bank- of girorekening in Nederland. Op verzoek
van de pensioengerechtigde wordt het pensioen uitgekeerd in een andere lidstaat van de Europese Unie. Hierbij kunnen de transactiekosten op de pensioenuitkering in mindering worden gebracht.
1.5.2. Voor uitbetaling dienen door de Pensioen- gerechtigde aan de Stichting, voor zover zij dat verlangt, stukken te worden overgelegd, waaruit het recht op uitbetaling blijkt.
1.5.3. Ten onrechte genoten uitkeringen moeten aan de Stichting worden terugbetaald.
1.6. Herziening of beëindiging van de pensioenregeling
1.6.1. De Aangesloten Onderneming behoudt zich het recht voor zijn bijdrage aan de pensioenregeling te verlagen, te beperken of te beëindigen, indien:
de Aangesloten Onderneming verplicht wordt zich voor alle Deelnemers of voor een groep Deelnemers aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds; een ingrijpende wijziging van omstandigheden de uitgaven terzake van de pensioenregeling niet meer toelaat; wijziging van bestaande of invoering van nieuwe wettelijke en/of wettelijk verplicht gestelde regelingen plaatsvindt; de belastingdienst de pensioenregeling niet aanmerkt als een pensioenregeling in de zin van hoofdstuk IIA van de Wet op de loonbelasting.
1.6.2. Indien de Aangesloten Onderneming voornemens is tot de uitoefening van de bevoegdheid op grond van het voorbehoud als bedoeld in artikel 1.6.1 over te gaan, deelt de Aangesloten Onderneming dit onverwijld schriftelijk aan het Bestuur mede, alsmede aan degenen, van wie het pensioen of aanspraak op pensioen daardoor wordt getroffen. Het Bestuur kan besluiten de pensioenregeling dienovereenkomstig aan te passen. De Aangesloten Onderneming zal met het Bestuur overleggen inzake de eventuele herziening van de pensioenregeling.
Voorafgaand zal de Aangesloten Onderneming de vakverenigingen informeren.
Opgebouwde rechten zullen hierdoor niet worden aangetast.
1.6.3. Een wijziging van de pensioenovereenkomst (pensioenregeling) komt tot stand door afspraken hierover door Corporate Express Nederland Holding B.V. met de Centrale Ondernemingsraad. Een overeengekomen wijziging van de pensioenovereenkomst wordt vervolgens neergelegd in het pensioenreglement, mits de Stichting akkoord gaat met de uitvoering hiervan. Een gewijzigd pensioenreglement is van toepassing op alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en de overige belanghebbenden. Ingeval van een wijziging van de pensioenovereenkomst worden evenwel de voor de aanspraakgerechtigden tot het tijdstip van wijziging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd, behoudens een waardeoverdracht of ingeval van een financieel tekort als bedoeld in artikel 1.12.
1.7. Regels terzake van de gemeenschappelijke huishouding
1.7.1. Van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding van een ongehuwde en ongeregistreerde (Gewezen) Deelnemer met een ongehuwde en ongeregistreerde Partner dient door de (Gewezen) Deelnemer bij de Stichting melding te worden gemaakt. De (Gewezen) Deelnemer dient ten bewijze van het bestaan van de gemeenschappelijke huishouding een notarieel afschrift van de samenlevingsovereenkomst, dan wel een notariële verklaring te overleggen, inhoudende:
1. het bestaan van een notariële akte;
2. de datum van verlijden van die akte;
3. de datum waarop volgens de akte de gemeenschappelijke huishouding is begonnen.
1.7.2. Tevens dient een uittreksel uit het bevolkings- register te worden overlegd waaruit blijkt dat de (Gewezen) Deelnemer en de Partner ten tijde van de melding op hetzelfde adres woonachtig zijn.
1.7.3. De melding van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding dient te geschieden binnen zes maanden na de aanvang van het deelnemerschap, resp. de aanvang van de gemeenschappelijke huishouding, indien het deelnemerschap al is begonnen. De gemeenschappelijke huishouding dient te zijn aangevangen vóór de pensioendatum.
1.7.4. Als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding is begonnen, geldt de datum waarop de notariële akte is verleden. Het Bestuur is bevoegd in afwijking hiervan als datum waarop de gemeenschappelijke huishouding is begonnen de datum aan te merken, die als zodanig is vermeld in de notariële akte. Indien de melding van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding plaatsvindt na de in het vorige lid genoemde termijn, wordt de gemeenschappelijke huishouding geacht te zijn begonnen op de datum waarop de melding als bedoeld in het vorige lid heeft plaatsgevonden.
1.7.5. Het voortduren van de gemeenschappelijke huis- houding dient iedere drie jaar door de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde aan de Stichting te worden bevestigd onder overlegging van een notariële verklaring van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en zijn Partner en van een uittreksel uit het bevolkingsregister, waaruit blijkt dat zij ten tijde van de afgifte van de verklaring op hetzelfde adres woonachtig zijn.
1.7.6. Voor de toepassing van het bepaalde in dit Reglement kan een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde gedurende enige periode slechts met één Partner en kan de Partner slechts met één (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voeren.
1.7.7. Het Bestuur is bevoegd om in afwijking van de vorige leden te bepalen dat in bijzondere gevallen van overlegging van een uittreksel uit het bevolkingsregister kan worden afgezien.
1.8. Informatie
1.8.1. De Stichting stelt de belanghebbenden in staat desgewenst van de geldende statuten en de reglementen kennis te nemen.
1.8.2. De Stichting informeert de Werknemer binnen drie maanden na een wijziging in de pensioenovereenkomst over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij de Stichting.
1.8.3. Jaarlijks verstrekt de Stichting aan de Deelnemer een opgave van:
a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen;
b. het te bereiken pensioen als de pensioenopbouw ongewijzigd wordt voortgezet tot de Pensioendatum;
c. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 11.;
d. de aan het desbetreffende of het voorafgaande deelnemersjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en daarop berustende bepalingen. Alsmede die aspecten die krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – worden voorgeschreven.
1.8.4. De Gewezen Deelnemer ontvangt bij beëindiging van het deelnemerschap:
a. een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken;
b. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 11.;
c. informatie die voor de gewezen deelnemer specifiek in het kader van de beëindiging van het deelnemerschap relevant is;
d. informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de pensioenuitvoerder;
e. informatie over de mogelijkheid dat het pensioen wordt afgekocht als dit zich onder de afkoopgrens als bedoeld in artikel 1.11 bevindt;
f. het recht op waardeoverdracht als bedoeld in artikel 1.10.;
g. de consequenties bij arbeidsongeschiktheid;
h. de aanwezigheid van een korte- of langetermijnherstelplan; informatie welke krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – wordt voorgeschreven.
1.8.5. De Pensioengerechtigde ontvangt bij pensioeningang:
a. een opgave van zijn pensioenuitkering;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen;
c. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 11.;
d. informatie welke krachtens de Pensioenwet
– op grond van nadere regelgeving – wordt voorgeschreven.
1.8.6. De Gewezen partner ontvangt bij beëindiging van het partnerschap:
a. een opgave van het opgebouwde partnerpensioen;
b. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 11.;
c. informatie die voor de Gewezen partner specifiek in het kader van de beëindiging van het partnerschap relevant is;
d. informatie over de mogelijkheid dat het pensioen wordt afgekocht als dit zich onder de afkoopgrens als bedoeld in artikel 1.11. bevindt;
e. informatie welke krachtens de Pensioenwet
– op grond van nadere regelgeving – wordt voorgeschreven.
1.8.7. Een keer in de vijf jaar verstrekt de Stichting aan de Gewezen deelnemer en de Gewezen partner een opgave van:
a. de hoogte van het tot en met dat jaar opgebouwde pensioen (partnerpensioen in het geval van de Gewezen partner);
b. informatie over de toeslagverlening als bedoeld in artikel 11.; Alsmede die aspecten die krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – worden voorgeschreven. De Stichting informeert de Gewezen Deelnemer en de Gewezen Partner binnen
drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
1.8.8. Jaarlijks verstrekt de Stichting aan de Pensioengerechtigde:
a. een opgave van zijn pensioenuitkering;
b. een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen;
c. informatie over toeslagverlening als bedoeld in artikel 11.; Alsmede die aspecten die krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – worden voorgeschreven. De Stichting informeert de Pensioen- gerechtigde binnen drie maanden na een wijziging van het toeslagbeleid over deze wijziging.
1.8.9. De Stichting verstrekt de Deelnemer, de Gewezen Deelnemer, de Gewezen Partner en de Pensioengerechtigde op verzoek:
a. het pensioenreglement;
b. het jaarverslag en de jaarrekening van de Stichting;
c. de uitvoeringsovereenkomst;
d. de voor hem relevante informatie over beleggingen; Alsmede die aspecten die krachtens de Pensioenwet – op grond van nadere regelgeving – worden voorgeschreven.
0.0.00.Xx Stichting verstrekt de Deelnemer, de Gewezen Deelnemer en de Gewezen Partner op verzoek de volgende informatie met betrekking tot de Module Beschikbare Premie:
a. een indicatie van het mogelijk te bereiken kapitaal op de Pensioendatum;
b. een indicatie van de hoogte van de in te kopen periodieke uitkeringen bij aanwending van het mogelijk te bereiken kapitaal. Het een en ander op basis van de wettelijke regels terzake. Voorts wordt op verzoek informatie verstrekt die specifiek voor hem relevant is.
0.0.00.Xx Stichting verstrekt de Gewezen Deelnemer op verzoek een opgave van de hoogte van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
1.8.12.Voorzover de Pensioenwet deze mogelijkheid openlaat, kan de Stichting een vergoeding vragen voor de in dit artikel genoemde informatie.
Hierover zal de betreffende persoon vooraf worden geïnformeerd.
1.9. Onvoorziene gevallen
In incidentele gevallen waarin dit Reglement niet voorziet of waarin dit Reglement tot een onbillijkheid jegens de (Gewezen) Deelnemer, Gepensioneerde of zijn nagelaten betrekkingen zou leiden, kan het Bestuur een afwijkende voorziening treffen.
1.10. Waardeoverdracht
1.10.1. De Aangesloten Onderneming is verplicht de Werknemer bij aanvang en bij beëindiging van het deelnemerschap terstond te informeren over zijn recht op waardeoverdracht.
1.10.2. Indien een Werknemer overweegt gebruik te maken van zijn recht op waardeoverdracht, dient hij binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap de overnemende pensioenuitvoerder te verzoeken de informatie die van belang is voor de waardeoverdracht te verstrekken.
1.10.3. Indien een Werknemer besluit gebruik te maken van zijn recht op waardeoverdracht dient hij binnen zes maanden na ontvangst van de in het tweede lid bedoelde informatie bij de overnemende pensioenuitvoerder een verzoek in te dienen tot waardeoverdracht. De Partner dient met de overdracht van het partnerpensioen in te stemmen. Indien deze overeenstemming ontbreekt, wordt het partnerpensioen niet overgedragen. De werkgever is verplicht medewerking te verlenen aan de waardeoverdracht.
1.10.4. Op een waardeoverdracht zijn de reken- en procedureregels van toepassing, welke worden vastgesteld bij of krachtens de Pensioenwet. Daarnaast gelden, indien van toepassing, de reken- en procedureregels ingevolge een circuit van waardeoverdracht.
1.10.5. De Stichting is bevoegd uitvoering te geven aan de overige vormen van waardeoverdracht zoals genoemd in de Pensioenwet. Het een en ander met inachtneming van de in de Pensioenwet genoemde bijbehorende voorwaarden.
1.10.6. Een inkomende waardeoverdracht wordt aangewend voor ouderdoms-, partner- en wezenpensioen.
1.11. Afkoop
1.11.1. De aanspraken ingevolge de pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
1.11.2. Indien het jaarlijks ouderdomspensioen twee jaar na het einde van het deelnemerschap het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2008: € 406) op de Pensioendatum niet te boven gaat, heeft de Stichting gedurende 6 maanden het recht het pensioen af te kopen, tenzij de Gewezen deelnemer binnen twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap heeft gemeld aan de Stichting dat er een procedure tot waardeoverdracht is gestart. Bij de afkoop van ouderdomspensioen wordt ook de daarbij behorende aanspraak op partner- en wezenpensioen afgekocht. De afkoopsom wordt ter hand gesteld aan de Gewezen Deelnemer.
1.11.3. Indien de (vervroegde) Pensioendatum ligt voor het verstrijken van de genoemde termijn van twee jaar, heeft de Stichting het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de Gewezen
Deelnemer of zijn nabestaanden af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan het in de eerste volzin genoemde bedrag.
1.11.4. Indien het jaarlijks partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen – en eventuele andere pensioenrechten ten behoeve van de nabestaanden – bij ingang respectievelijk op de scheidingsdatum het bedrag als genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet (in 2008: € 406) op de Pensioendatum niet te boven gaat, heeft de Stichting gedurende 6 maanden het recht dit (bijzonder) partnerpensioen – en eventuele andere pensioenrechten ten behoeve van de nabestaanden – af te kopen.
1.11.5. De Stichting kan na de termijn van 2 jaar en 6 maanden dan wel na 6 maanden bij toepassing van lid 11.4 – overgaan tot afkoop indien de Gewezen Deelnemer respectievelijk de Partner respectievelijk de Gewezen Partner daarmee instemt.
1.11.6. De omzetting geschiedt op basis van de op het moment van de omzetting geldende en daarvoor door het Bestuur vastgestelde collectieve actuariële gelijkwaardige afkoopvoet die voor mannen en vrouwen gelijk is. Het Bestuur stelt hiertoe op advies van de actuaris een afkoopvoet vast voor één kalenderjaar. In de bijlage is de afkoopvoet voor één kalenderjaar opgenomen alsmede de wijze waarop deze zal worden aangepast en voor de belanghebbenden kenbaar zal worden gemaakt. Een aanpassing van de ruilvoet door het Bestuur geldt voor alle Deelnemers en Gewezen deelnemers waarvoor nog geen gebruik is gemaakt van de in dit artikel omschreven afkoopmogelijkheid.
1.12. Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten
Ingeval van een financieel tekort – de financiële situatie van de Stichting is zodanig dat de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt – kan het Bestuur besluiten de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen. Hiertoe zal het Bestuur slechts besluiten indien is gebleken dat de Stichting niet in staat is binnen een redelijke termijn het financiële tekort op andere wijze op te lossen zonder dat de belangen van Deelnemers, Gewezen deelnemers, Pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad en alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan.
Ingeval de Stichting besluit tot korting van de rechten informeert de Stichting de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en de Werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
2. M O DU L E G EM I DDE L D G EÏ N DEXEERD SA L AR I S
De Module Gemiddeld Geïndexeerd Salaris is een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
2.1. Pensioengevend jaarsalaris
2.1.1. Indien het deelnemerschap gedurende een kalenderjaar aanvangt of eindigt, wordt het Pensioengevend jaarsalaris voor dat jaar vastgesteld naar tijdsevenredigheid.
2.1.2. Voor elk nog te volbrengen Deelnemersjaar tot de Pensioendatum wordt eenzelfde Pensioengevend jaarsalaris verondersteld als op het moment van berekening van de pensioenaanspraken laatstelijk is vastgesteld.
2.1.3. Het Pensioengevend jaarsalaris is maximaal gelijk aan het Maximum Pensioengevend jaarsalaris. Indien het deelnemerschap gedurende het kalenderjaar aanvangt of eindigt, wordt het Maximum Pensioengevend jaarsalaris naar evenredigheid van het aantal maanden van deelname in het betreffende jaar gecorrigeerd.
2.1.4. Indien, voorzover en voorzolang er sprake is van een (actief) deelnemerschap worden elk jaar op 1 januari de in voorgaande jaren van deelnemerschap op 1 januari en het voor het eerst bij de aanvang van het deelnemerschap geldende (geïndexeerde) Pensioengevende jaarsalaris(sen) aangepast conform het bepaalde in artikel 11. In afwijking van het bepaalde in artikel 11.2. (Prijsindex) vormt voor de toepassing van artikel 11.2. de ontwikkeling van het percentage waarmee de Loonindex van oktober van het voorafgaande kalenderjaar afwijkt van de Loonindex van oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar het uitgangspunt. Mocht het Bestuur in enig jaar – uit hoofde van de financiële situatie bij de Stichting – besluiten tot een lagere indexatie dan de Loonindex, dan zal de werkgever door middel van een aanvullende storting een aanpassing van de opgebouwde aanspraken mogelijk maken tot het niveau van de Loonindex, waarbij als maximum geldt een totale indexatie van 1%.
Een verlaging van de Loonindex wordt niet doorgevoerd, maar verrekend met toekomstige verhogingen.
2.2. Afwijkende arbeidsduur
Indien de Deelnemer een dienstverband is overeengekomen voor minder dan de volledige arbeidsduur, wordt voor het bepaalde in dit artikel het Pensioengevend jaarsalaris op fulltime basis in het betreffende kalenderjaar vermenigvuldigd met de Parttime factor.
2.3. Ouderdomspensioen
2.3.1. Het ouderdomspensioen gaat in op de Pensioendatum en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
2.3.2. Het ouderdomspensioen bedraagt per jaar: 1,625% van de som van de geïndexeerde Pensioengevende jaarsalarissen, verminderd met
1,625% van het produkt van de laatstvastgestelde Franchise en het aantal Verstreken Deelnemersjaren en eventueel over de gehele berekeningsperiode gewogen gemiddelde Parttime factor.
2.4. Levenslang partnerpensioen
2.4.1. Het levenslang partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand, waarin de Partner overlijdt.
2.4.2. Het partnerpensioen bedraagt per jaar: 1,25% van de som van de geïndexeerde Pensioengevende jaarsalarissen, verminderd met
1,625% van het produkt van de laatstvastgestelde Franchise en het aantal Verstreken Deelnemersjaren en eventueel over de gehele berekeningsperiode gewogen gemiddelde Parttime factor.
2.4.3. Bij overlijden van een Deelnemer wordt verondersteld, dat hij tot de Pensioendatum Xxxxxxxxx zou zijn gebleven met behoud van het laatstgeldende Pensioengevend jaarsalaris en de daarbij behorende Franchise. Voor deze fictieve toekomstige Deelnemersjaren wordt eenzelfde arbeidsduur verondersteld als vlak voor het overlijden van de Deelnemer gold.
2.5. Wezenpensioen
2.5.1. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgende op de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het Pensioengerechtigd Kind de leeftijd van 21 jaar bereikt of voordien overlijdt.
2.5.2. Het wezenpensioen bedraagt per jaar voor:
0,32
0,375
0,625
0,875
1,125
1 kind 2 kinderen gezamenlijk 3 kinderen gezamenlijk 4 kinderen gezamenlijk
5 en meer kinderen gezamenlijk
In % van de som van de geïndexeerde Pensioengevende jaarsalarissen
verminderd met
- 1,625% van het produkt van 14% van de laatstvastgestelde Franchise en het aantal Verstreken Deelnemersjaren en eventueel over de gehele berekeningsperiode gewogen gemiddelde Parttime factor.
2.5.3. Het totale wezenpensioen, zoals hiervoor vastgesteld, wordt verdubbeld met ingang van de maand waarin door overlijden geen partnerpensioen en geen bijzonder partnerpensioen (meer) wordt uitgekeerd. Uitsluitend het wezenpensioen voor het Pensioengerechtigd Kind/Kinderen van die overleden (Gewezen) Partner zal worden
verdubbeld; de hoogte van de niet verdubbelde wezenpensioenen wordt hierdoor niet beïnvloed.
2.5.4. Vervalt het wezenpensioen voor één Pensioengerechtigd Kind, dan wordt voor de overblijvende Pensioengerechtigde Kinderen het wezenpensioen zo nodig opnieuw vastgesteld, zodat ieder Pensioengerechtigd Kind weer een gelijk deel van het wezenpensioen ontvangt.
2.5.5. Voor de berekening van het wezenpensioen wordt verondersteld, dat de Deelnemer tot de Pensioendatum Xxxxxxxxx zou zijn gebleven met behoud van het laatstgeldend Pensioengevend jaarsalaris. Voor deze fictieve toekomstige Deelnemersjaren wordt eenzelfde arbeidsduur verondersteld als vlak voor het overlijden van de Deelnemer gold.
2.6. Aanspraken voor aspirant-Deelnemers
2.6.1. Voor de aspirant-Deelnemer worden de aanspraken op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen afgeleid van de aanspraken waarop de aspirant-Deelnemer in overigens gelijke omstandigheden op de 25-jarige leeftijd aanspraak zou hebben gekregen.
3. M O DU L E BESCH I KBARE PREM I E
De Module Beschikbare Premie is een premieovereenkomst in de zin van de Pensioenwet (m.u.v. het bepaalde in 3.4.1).
3.1. Werkingssfeer
De Module Beschikbare Premie is van toepassing over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris.
3.2. Beschikbare premie
3.2.1. Elk jaar op 1 januari wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van dat jaar door de Aangesloten Onderneming ten behoeve van de Deelnemer een premie beschikbaar gesteld. De premie is een percentage van het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris. Het percentage bedraagt op jaarbasis:
Leeftijd op 1 januari
25 - 29
30 - 34
35 - 39
40 - 44
45 - 49
50 - 54
55 - 59
60 - 64
Premiepercentage
9
10
12
14
16
18
21
24
Voor parttimers wordt het percentage van het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris vastgesteld door eerst het Pensioengevend jaarsalaris, het Maximum Pensioengevend jaarsalaris en het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris vast te stellen op fulltime basis; het aldus vastgestelde percentage van het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris wordt vervolgens vermenigvuldigd met de Parttime factor.
3.2.2. Voor Deelnemers die in de loop van het jaar Deelnemer worden is de leeftijd op de aanvangsdatum van deelneming bepalend voor het premiepercentage, en wordt de premie naar rato van het aantal maanden tot het einde van het jaar vastgesteld.
3.2.3 Voor Deelnemers, waarvoor in de loop van het jaar het deelnemerschap wordt beëindigd, wordt voor de periode tot het einde van het jaar waarin het deelnemerschap eindigt, de reeds geboekte premie naar rato verminderd.
3.3. Rendement
Voor iedere Deelnemer die zijn beschikbare premie inlegt in de Stichting wordt bij een vermogensbeheerder een zogenoemde BPS- rekening geopend op naam van de Stichting.
De (Gewezen) Deelnemer belegt de ingelegde premies in fondsen van de vermogensbeheerder. Het rendement op die beleggingen komt geheel ten goede aan de rekening ten behoeve van de (Gewezen) Deelnemer. De door de vermogensbeheerder in rekening gebrachte aan- en verkoopkosten komen voor rekening van de (Gewezen) Deelnemer. De aankoop- en verkoopkosten worden verrekend met het aanwezige pensioenkapitaal.
De dagafschriften van die rekening worden door de vermogensbeheerder rechtstreeks naar de (Gewezen) Deelnemer verzonden.
De Stichting biedt de Deelnemers een standaard- beleggingsmix aan. Deze beleggingsmix wordt naarmate de pensioendatum nadert zodanig aangepast dat naar het oordeel van het Bestuur een maximale zekerheid van periodieke pensioen- uitkeringen wordt bereikt.
In de situatie dat de (Gewezen) Deelnemer kiest voor beleggingen die afwijken van de standaardbeleggingsmix, zal de Stichting conform de Wet op het financieel toezicht een klant- en risicoprofiel opstellen welke wordt vastgelegd in een klantdossier. Hiervoor zal de (Gewezen) Deelnemer een vragenlijst moeten invullen en alle benodigde informatie moeten verstrekken. De Stichting adviseert de (Gewezen) Deelnemer vervolgens – op basis van het klant- en risicoprofiel – over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van
de periode tot de Pensioendatum. De Stichting onderzoekt een keer per jaar of de beleggingen van de (Gewezen) Deelnemer zich binnen de geadviseerde grenzen bevinden en informeert de (Gewezen) deelnemer hierover.
3.4 Voorziening voor nabestaanden
3.4.1. Voor de Deelnemer wordt een zodanig risicokapitaal verzekerd dat tezamen met het pensioenkapitaal, dat is gevormd op grond van de beschikbare premies als bedoeld in artikel
3.2. en rendementsbijschrijvingen, als bedoeld in artikel 3.3., in geval van zijn overlijden over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris een partner- en wezenpensioen kan worden toegekend, alsof op het hiervoor bedoelde Excedent- Pensioengevend jaarsalaris de Module Gemiddeld Geïndexeerd Salaris van toepassing zou zijn geweest. Blijkt bij overlijden dat er geen Partner en/of Pensioengerechtigde Kinderen (meer) zijn dan wordt het gevormde pensioenkapitaal uitgekeerd aan de Stichting.
3.4.2. De verzekering van het risicokapitaal vindt plaats op basis van eenjarige risicopremies.
3.4.3. In geval van beëindiging van het deelnemerschap leidt deze risicoverzekering niet tot premievrije aanspraken. Gedurende de periode dat hij een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontvangt, maakt de Gewezen deelnemer aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van zijn partner. De hoogte van het partnerpensioen wordt vastgesteld alsof hetzelfde pensioen op opbouwbasis zou zijn overeengekomen. De Stichting is gerechtigd hiervoor de benodigde premie in rekening bij de Gewezen Deelnemer te brengen.
3.5. Verzoek om Module Beschikbare Premie niet van toepassing te doen zijn
3.5.1. De Deelnemer kan op het moment dat de Module Beschikbare Premie voor hem van toepassing wordt de Aangesloten Onderneming
onder overlegging van een afstandsverklaring verzoeken om de Module Beschikbare Premie niet op hem van toepassing te laten zijn. De afstandsverklaring dient door de Deelnemer en zijn eventuele Partner ondertekend te zijn.
3.5.2. In dat geval zal bij overlijden het partner- en wezenpensioen worden vastgesteld op basis van het in artikel 3.4. genoemde risicokapitaal. Voor de bepaling van de omvang van dit risicokapitaal wordt voor de Deelnemer een fictief pensioenkapitaal vastgesteld als zouden de in artikel 3.2. bedoelde beschikbare premies in de Stichting zijn belegd. Daarbij wordt het rendement in enig jaar gesteld op het
U-rendement zoals dat door verzekeraars per 1 januari van dat jaar is vastgesteld.
3.6. Aanwending pensioenkapitaal
Vanaf de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 60 jaar wordt, doch uiterlijk op de Pensioendatum, wordt het gevormde pensioenkapitaal aangewend voor het kopen van pensioenen. Voor de aanwending hanteert de Stichting voor mannen respectievelijk vrouwen dezelfde tarieven.
Het pensioenkapitaal zal nimmer als kapitaal aan de (Gewezen) Deelnemer worden uitbetaald.
Op 1 januari 2008 zijn de tarieven voor de aanwending van het pensioenkapitaal aangepast. Per 31 december 2007 hebben de Deelnemers de keuze om ofwel het pensioenkapitaal om te zetten voor de pensioendoelen als bedoeld in artikel 9.4 ofwel het op 31 december 2007 opgebouwde – en uit hoofde van de tariefsgarantie eenmalig vastgelegde – pensioenkapitaal te laten staan tot de uiterste datum van aanwending (pensioendatum of datum beëindiging deelnemerschap). Het rendement dat over het op 31 december 2007 opgebouwde pensioenkapitaal wordt behaald, zal niet worden aangewend conform het op 31 december 2007 geldende tarief, maar op basis van het tarief dat op het aanwendingsmoment geldt. Zie hiervoor bijlage II.
4. B IJ Z ON DERE BEP A LING E N BEH O RE N DE B IJ DE M O DU L ES
G E M I D D E L D G E Ï N D E X E E R D S A L A R I S , B E S C H I K B A R E P R E M I E , FL EX I BE L E U I TTRED ING E N PE N S IO E N P L US
4.1. Bijzonder partnerpensioen
4.1.1. Indien het huwelijk of het geregistreerde partnerschap van een Deelnemer eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, of de bij de Stichting aangemelde gemeenschappelijke huishouding wordt beëindigd, dan verkrijgt de Partner een aanspraak op partnerpensioen, hierna te noemen “bijzonder partnerpensioen”. Het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de aanspraak die de Deelnemer volgens artikel 2.4. ten behoeve van de Partner zou hebben verkregen, indien op het tijdstip van eindigen van het huwelijk of het geregistreerde partnerschap of de beëindiging van de hiervoor bedoelde gemeenschappelijke huishouding zijn deelneming vóór de Pensioendatum anders dan door overlijden zou zijn beëindigd.
Indien de Deelnemer uit hoofde van artikel 3. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd wordt het bijzondere partnerpensioen conform artikel
2.4. berekend, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met het Maximum Pensioengevend jaarsalaris.
Indien de Deelnemer uit hoofde van artikel 9. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd wordt het op dit pensioenkapitaal betrekking hebbende bijzondere partnerpensioen vastgesteld door een fictieve aanwending van het pensioenkapitaal op het tijdstip van het eindigen van het huwelijk of het geregistreerde partnerschap of de beëindiging van de hiervoor bedoelde gemeenschappelijke huishouding.
De financiering van het bijzonder partner- pensioen over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris en het uit hoofde van artikel 9. opgebouwde pensioenkapitaal zal ten laste worden gebracht van de rekening zoals genoemd in artikel 3.3., waarbij de opnamekosten ten laste van de Partner komen in de vorm van een vermindering van het bijzonder partnerpensioen.
4.1.2. Indien het huwelijk van een Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde eindigt door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed, of bij beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de bij de Stichting aangemelde gemeenschappelijke huishouding wordt beëindigd, verkrijgt de (Gewezen) Partner een aanspraak op het partnerpensioen dat op het moment van echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerde partnerschap of beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding door de Gewezen Deelnemer respectievelijk Gepensioneerde is opgebouwd, vermeerderd met reeds gegeven verhogingen uit hoofde van artikel 11. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
Indien de Gewezen Deelnemer uit hoofde van artikel 3. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd wordt het partnerpensioen conform artikel 2.4. berekend, zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met het Maximum Pensioengevend jaarsalaris.
De financiering van het bijzonder partner- pensioen over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris zal ten laste worden gebracht van de rekening zoals genoemd in artikel 3.3., waarbij de opnamekosten ten laste van de Gewezen Partner komen in de vorm van een vermindering van het toe te kennen bijzonder partnerpensioen.
4.1.3. Het Bestuur kan op gemeenschappelijk verzoek van de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en zijn Partner toestaan, dat in afwijking van het onder de leden 1. en 2. bepaalde geen recht dan wel een verminderd recht op bijzonder partnerpensioen wordt toegekend. Deze toestemming tot afwijking wordt pas van kracht, indien de bedoelde afwijking (genoegzaam) is vastgesteld in door partijen overeengekomen huwelijkse voorwaarden, of in een bij geschrift gesloten overeenkomst tussen partijen met het oog op de scheiding. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van de Stichting is
gehecht dat deze bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
4.1.4. De Gewezen Partner wordt in de gelegenheid gesteld de aanspraak op bijzonder partnerpensioen om te zetten in een ouderdomspensioen op zijn leven, dat ingaat op een door hem te bepalen tijdstip, gelegen tussen de 60- en 65-jarige leeftijd. Het bepaalde in lid 5. is alsdan van overeenkomstige toepassing.
4.1.5. Het bijzonder partnerpensioen wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig het bepaalde volgens artikel 11. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
4.1.6. Het berekende levenslange partnerpensioen wordt bij (een) volgend(e) huwelijk(en), geregistreerd(e) partnerschap(pen) of gemeenschappelijke huishouding(en) verminderd met het pensioen c.q. de pensioenen die zijn toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.1. de leden 1. tot en met 3., vermeerderd met de gegeven verhogingen.
4.2. Pensioenverevening bij scheiding
4.2.1. In geval van scheiding (in dit artikel wordt hieronder verstaan: echtscheiding of scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap) vindt verevening van het tijdens het huwelijk dan wel de duur van het geregistreerd partnerschap bij de Stichting opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding”.
De Gewezen Partner van de Deelnemer verkrijgt overeenkomstig de bepalingen van de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” recht op uitbetaling van de helft van het gedeelte van het ouderdomspensioen van de Deelnemer dat kan worden toegerekend aan de Verstreken Deelnemersjaren gelegen tussen de huwelijksdatum, respectievelijk de registratiedatum van het partnerschap en de datum van scheiding respectievelijk de beëindiging van het geregistreerd
partnerschap, hierna te noemen “bijzonder ouderdomspensioen”.
Indien de Deelnemer uit hoofde van artikel 3. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd, heeft de Gewezen Partner van de (Gewezen) Deelnemer aanspraak op de helft van het gedurende de huwelijksperiode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening overeenkomstig de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” (Vereveningskapitaal), nadat de benodigde middelen voor de financiering van het ingevolge artikel 4.1.1. vastgestelde bijzonder partnerpensioen aan de beleggingsrekening zijn onttrokken.
Het gedurende de huwelijksperiode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening is gelijk aan het saldo van deze rekening op de datum van de beëindiging van het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal dat voortvloeit uit de verhouding tussen de duur van het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap en de periode waarin er stortingen op de beleggingsrekening zijn verricht.
Het vereveningspensioenkapitaal zal op een afzonderlijke beleggingsrekening worden gezet. Het vereveningspensioenkapitaal dient te worden belegd conform de door de vermogensbeheerder vastgestelde adviesmix voor de leeftijdsklasse waartoe de (Gewezen) Deelnemer behoort.
Ten behoeve van de Gewezen Partner wordt het saldo van de beleggingsrekening aangewend voor de aankoop van ouderdomspensioen op de Herschikdatum van de Deelnemer naar analogie van het in artikel 4.1.4. bepaalde.
De Gewezen Partner kan geen gebruik maken van de flexibele mogelijkheden in artikel 10. (Module Herschikken Pensioenen) van het pensioenreglement.
Indien de Gewezen Partner overlijdt nadat het vereveningspensioenkapitaal op een afzonderlijke beleggingsrekening is aangewend conform artikel 9.10.4., wordt het saldo van de
beleggingsrekening toegevoegd aan het saldo van de beleggingsrekening van de (Gewezen) Deelnemer.
Bij scheiding wordt aan de Gewezen Partner schriftelijk mededeling gedaan van het verleende recht op uitbetaling van pensioen. De Deelnemer ontvangt daarvan een afschrift.
De financiering van het bijzonder ouderdomspensioen over het Excedent- Pensioengevend jaarsalaris zal ten laste worden gebracht van de rekening zoals genoemd in artikel 3.3., waarbij de opnamekosten ten laste van de Gewezen Partner komen in de vorm van een vermindering van het aan hem toe te kennen bijzondere ouderdomspensioen.
4.2.2. In geval van scheiding van een Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde vindt verevening van het tijdens het huwelijk dan wel de duur van het geregistreerd partnerschap bij de Stichting opgebouwde ouderdomspensioen plaats conform de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding”. De Gewezen Partner van de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde verkrijgt overeenkomstig de bepalingen van de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” recht op uitbetaling van de helft van het gedeelte van het ouderdomspensioen van de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde dat kan worden toegerekend aan de Verstreken Deelnemersjaren gelegen tussen de huwelijksdatum, respectievelijk de registratiedatum van het partnerschap, respectievelijk de beëindiging van het geregistreerd partnerschap en de datum van beëindiging van het deelnemerschap, vermeerderd met de op de datum van scheiding reeds toegekende verhogingen uit hoofde van artikel 11. (Aanpassing Pensioenen Inactieven)
Indien de Gewezen Deelnemer uit hoofde van artikel 3. een pensioenkapitaal heeft opgebouwd wordt het bijzonder ouderdomspensioen dat betrekking heeft op het pensioenkapitaal conform artikel 4.2.1. vastgesteld.
De financiering van het bijzonder ouderdoms- pensioen over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris zal ten laste worden gebracht van de rekening zoals genoemd in artikel 3.3., waarbij de opnamekosten ten laste van de Gewezen Partner komen in de vorm van een vermindering van het aan hem toe te kennen bijzondere ouderdomspensioen.
4.2.3. Het recht op uitbetaling bestaat ten opzichte van de Stichting, mits binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding respectievelijk beëindiging van het geregistreerd partnerschap mededeling aan de Stichting is gedaan. Die mededeling dient te geschieden door de (Gewezen) Deelnemer, of de Gepensioneerde, of de Gewezen Partner, door middel van een aanmeldingsformulier waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
4.2.4. Indien het tijdstip van scheiding, respectievelijk de datum waarop het geregistreerd partnerschap wordt beëindigd na de Herschikdatum ligt, gaat het recht op uitbetaling in een maand na de datum waarop de Stichting het in lid 3. genoemde aanmeldingsformulier heeft ontvangen.
4.2.5. Bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap kunnen de (Gewezen) Deelnemer en de (Gewezen) Partner overeenkomen dat de aanspraak op bijzonder ouderdomspensioen en het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 4.1. omgezet wordt in een ouderdomspensioen op het leven van de (Gewezen) Partner, dat ingaat op een door de (Gewezen) Deelnemer te bepalen tijdstip, gelegen tussen de 60- en 65-jarige leeftijd. Het bepaalde in artikel 4.2.6. is dan van overeenkomstige toepassing.
4.2.6. Het bijzonder ouderdomspensioen wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 11. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
4.2.7. Het volgens artikel 2.3. berekende ouderdoms- pensioen wordt verminderd met het pensioen
c.q. de pensioenen die zijn toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4.2. de leden 1. en 2.
4.3. Einde deelnemerschap vóór de Pensioendatum
4.3.1. Indien het deelnemerschap eindigt vóór de Pensioendatum, anders dan door overlijden, zullen de volgende bepalingen gelden.
4.3.2. De Gewezen Deelnemer verkrijgt een voor hem premievrije aanspraak op de bij beëindiging van het deelnemerschap volgens artikelen 2.3., 2.4., 2.5. en artikel 8.2. opgebouwde aanspraken op ouderdoms-, partner-, wezen- en overbruggingspensioen, respectievelijk op een volgens de artikelen 3., 8. en 9. berekend pensioenkapitaal.
Er worden uit hoofde van artikel 5. (Module Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen) en artikel 7. (Module Risicoplus) geen premievrije aanspraken verleend.
4.4. Pensioenvoorziening Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP)
4.4.1. Voor de Gewezen Deelnemer, die in aansluiting op zijn dienstverband met de Aangesloten Onderneming een aanspraak heeft verkregen op een bijdrage van het FVP ten behoeve van de gehele of gedeeltelijke voortzetting van zijn pensioenopbouw tijdens werkloosheid, zal de opbouw van de pensioenaanspraken krachtens dit Reglement worden voortgezet op de wijze als voorzien in de door het FVP gestelde regels.
4.4.2. De extra aanspraken ingevolge de door het FVP vastgestelde regels maken deel uit van de pensioenregeling, indien en voor zover de daartoe benodigde premies en/of koopsommen van het FVP door de Stichting zijn ontvangen.
4.4.3. De Gewezen Deelnemer is verplicht aan de Stichting, het FVP, de instellingen of personen, die daartoe door het FVP zijn aangewezen, schriftelijk inlichtingen te verstrekken, welke van hem worden verlangd met het oog op een goede uitvoering van de door de FVP gestelde regels.
4.5. Voortzetting pensioenopbouw in geval van Arbeidsongeschiktheid
4.5.1. Indien de Deelnemer Arbeidsongeschikt is, behoudt hij, met inachtneming van het in dit artikel bepaalde, aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen en op de beschikbare premies die hij bij de voortzetting van het deelnemerschap tot de Pensioendatum of tot eerder overlijden zou hebben verkregen.
4.5.2. De in het vorige lid bedoelde aanspraken worden berekend op basis van het Pensioengevend jaarsalaris, zoals dat geldt op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop recht op een WAO-of WIA- uitkering is ontstaan en op basis van de arbeidsduur zoals die geldt op het moment van Arbeidsongeschikt worden.
4.5.3. Indien de Deelnemer na twee jaar gehele of gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid voor 15% (WAO) respectievelijk 35% (WIA) of meer Arbeidsongeschikt is, behoudt hij over de Verstreken Deelnemersjaren aanspraken vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in Artikel 4.3.2., vermeerderd met:
Indien er sprake is van een WAO- uitkering | Indien er sprake is van een WIA- uitkering | ||
Bij een Arbeids- ongeschiktheid van | Voortzetting deelnemerschap | Voortzetting deelnemerschap | |
80 | –100% | 100% | 100% |
65 | – 80% | 72,5% | 72,5% |
55 | – 65% | 60% | 60% |
45 | – 55% | 50% | 50% |
35 | – 45% | 40% | 40% |
25 | – 35% | 30% | 0% |
15 | – 25% | 20% | 0% |
4.5.6. De op basis van het hiervoor vermelde te bereiken aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen, worden jaarlijks aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 11. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
4.5.4. Indien de Arbeidsongeschiktheid wijzigt en daarmee de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt, worden de aanspraken over de periode vanaf het moment van wijziging tot de Pensioendatum opnieuw overeenkomstig dit artikel vastgesteld. Het een en ander met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.3.2. Werken op basis van arbeidstherapie wordt niet beschouwd als werkzaam zijn.
4.5.5. Indien de Deelnemer minder dan 15% (WAO) respectievelijk 35% (WIA) Arbeidsongeschikt wordt, kunnen aan dit artikel geen verdere rechten worden ontleend en is het bepaalde in artikel 4.3.2. van toepassing.
4.5.7. Voor een Deelnemer die gedeeltelijk Arbeidsongeschikt is en gedeeltelijk werkzaam is, worden de voor hem opgebouwde pensioenen en de aan hem in totaal in uitzicht gestelde pensioenen vastgesteld op de som van:
de opgebouwde c.q. in totaal in uitzicht gestelde pensioenen, die bepaald worden volgens de voorgaande leden van dit artikel en die samenhangen met zijn gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid; de opgebouwde c.q. in totaal in uitzicht gestelde pensioenen, die bepaald worden op basis van het actuele niveau van zijn Pensioengevend jaarsalaris en die samenhangen met zijn gedeeltelijke werkzaamheid, rekening houdend met de daarvoor geldende Parttime factor.
4.6. Voortzetting dekking partnerpensioen in geval van onbetaald verlof
Het opnemen van onbetaald verlof tijdens de deelneming is tot een maximum van 18 maanden niet van invloed op de dekking uit hoofde van het partnerpensioen.
5 . M O D U L E E X C E D E N T- A R B E I D S O N G E S C H I K T H E I D S P E N S I O E N
(ARBE I DS ONG ESCH I KTHE I DSPE N S IO E N , B O VE N G RE N SBEDRA G -A O )
5.1. Pensioengevend jaarsalaris excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen
Het Pensioengevend jaarsalaris voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen is gelijk aan het deel van het Pensioengevend jaarsalaris dat uitgaat boven het Grensbedrag- AO.
5.2. Aanvang en beëindiging
Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de Deelnemer, waarvoor een Pensioen- gevend jaarsalaris voor het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen (zie 5.1) van toepassing is, een arbeidsongeschikt- heidsuitkering geniet krachtens de WAO of de WIA.
Indien de Deelnemer naast een arbeids- ongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of de WIA een aanvullende uitkering geniet van de Aangesloten Onderneming die verband houdt met zijn Arbeidsongeschiktheid, gaat het arbeidsongeschiktheidspensioen pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd.
Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen zal worden uitgekeerd zolang de arbeids- ongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of de WIA voortduurt, doch uiterlijk tot de Pensioendatum.
5.3. Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
Het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij ingang van de WAO- of
WIA-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, 70% van het Pensioengevend jaarsalaris voor het excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen (zie 5.1) , geldend op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO-uitkering respectievelijk WIA-uitkering voor het eerst plaatsvindt.
5.4. Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid
Bij een WAO- of WIA-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% is het excedent-arbeids- ongeschiktheidspensioen een percentage van het onder 5.3. omschreven excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen.
Dit percentage is in geval er sprake is van een WAO-uitkering gelijk aan:
Mate van Arbeids- ongeschiktheid | % van het in artikel 5.3. omschreven arbeidsonge- schiktheids- pensioen | % van het AOV- Pensioen- gevend jaarsalaris |
65% – 80% | 72,5% | 50,75% |
55% – 65% | 60% | 42% |
45% – 55% | 50% | 35% |
35% – 45% | 40% | 28% |
25% – 35% | 30% | 21% |
15% – 25% | 20% | 14% |
Minder dan 15% | 0% | 0% |
Dit percentage is in geval er sprake is van een WIA-uitkering (WGA) gelijk aan:
Mate van Arbeids- ongeschiktheid | % van het in artikel 5.3. omschreven arbeidsonge- schiktheids- pensioen | % van het AOV- Pensioen- gevend jaarsalaris |
65% – 80% | 72,5% | 50,75% |
55% – 65% | 60% | 42% |
45% – 55% | 50% | 35% |
35% – 45% | 40% | 28% |
Minder dan 35% | 0% | 0% |
5.5. Wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid
5.5.1. Bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid wordt het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen aangepast conform het hierna bepaalde. De (Gewezen) Deelnemer is verplicht de Stichting onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de in dit artikel bedoelde WAO- respectievelijk WIA-uitkering.
5.5.2. Indien de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in artikel 5.3. omschreven excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel 5.3. genoemde tabel. Het uit te keren excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen, tezamen met de in artikel 7.3. bedoelde WAO- hiaatverzekering, het in artikel 7.4. bedoelde WGA- arbeidsongeschiktheidspensioen tezamen met het in artikel 7.5. bedoelde aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen, is gemaximeerd. De in de vorige volzin bedoelde uitkeringen zullen tezamen nooit meer bedragen
dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het actuele voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris voor het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen (zie 5.1) tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde Pensioengevend jaarsalaris voor het excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen, geldend per 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO-uitkering respectievelijk WIA-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende Parttime factor, zowel bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
5.5.3. Bij elkaar opvolgende wijzigingen van de Mate van Arbeidsongeschiktheid zal telkens gehandeld worden conform het in de voorgaande leden bepaalde.
5.6. Einde verzekering
De verzekering uit hoofde van deze Module eindigt indien van een bij de Aangesloten Onderneming geldende VUT-regeling gebruik wordt gemaakt en/of van de regeling van Flexibele Uittreding als omschreven in artikel 8.
6. M O DU L E EXTRA PE N S IO E NG EVE N D J AARSA L AR I S
6.1. Werkingssfeer
Elke Aangesloten Onderneming kan het Pensioengevend jaarsalaris als geformuleerd in de overige Modules met één of meer beloningsbestanddelen uitbreiden.
Een uitbreiding van het Pensioengevend jaarsalaris met een Extra Pensioengevend inkomensbestanddeel geldt voor alle andere Modules, met uitzondering van de 13e maand en de vaste eindejaarsuitkering die niet als Extra Pensioengevend jaarsalaris kunnen gelden voor de Module Beschikbare Premie.
6.2. Extra Pensioengevend jaarsalaris
Het Extra Pensioengevend jaarsalaris kan bestaan uit de 13e maand, de vaste eindejaarsuitkering, de provisie/commissie, de ploegentoeslag inclusief de vakantietoeslag daarover, de consignatietoeslag en de persoonlijke toeslag.
6.3. Pensioenaanspraken
Voor de vaststelling van de aanspraken over het Extra Pensioengevend jaarsalaris dient in de van toepassing zijnde Modules onder “Pensioengevend jaarsalaris” te worden verstaan “Extra Pensioengevend jaarsalaris” en dient de Franchise op nul gesteld te worden.
7. M O DU L E R I S I C O P L US
7.1. Algemeen
Werkingssfeer
Op grond van deze Module kan elke afzonderlijke Aangesloten Onderneming een:
Aanvullend partnerpensioen; WAO-hiaatverzekering;
WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen; Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen toezeggen, welke toezegging alsdan geldt voor alle of voor een nader te bepalen groep Deelnemers.
Voor Parttimers worden de pensioenen, berekend op basis van het Pensioengevend jaarsalaris op fulltime basis en Franchise, vermenigvuldigd met de Parttime factor.
Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen is van toepassing over het (deel van het) Pensioengevend jaarsalaris, zoals vastgelegd in de “Samenvatting praktijk Aangesloten Onderneming” (bijlage IV).
Indien het deelnemerschap aan de Stichting eindigt vóór de Pensioendatum, anders dan door overlijden of door gebruik te maken van de Module Flexibele Uittreding, worden op grond van de regelingen in deze Module geen premievrije aanspraken verleend.
7.2. Aanvullend partnerpensioen
7.2.1. Aanvang en beëindiging Het aanvullend partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin de Deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de Partner overlijdt.
7.2.2. Aanvullend partnerpensioen Het aanvullend jaarlijks partnerpensioen bedraagt 10% van het bij overlijden geldende Pensioengevend jaarsalaris.
7.2.3. Aanpassing pensioen Een ingegaan aanvullend partnerpensioen wordt jaarlijks aangepast conform de bepalingen van artikel 11. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
7.3. WAO-hiaatverzekering (arbeidsongeschiktheids- pensioen, onder het Grensbedrag-AO)
7.3.1. Aanvang en beëindiging
Het WAO-hiaatpensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de Deelnemer een Vervolguitkering krachtens de WAO geniet. Indien de Deelnemer naast een Vervolguitkering krachtens de WAO een aanvullende uitkering geniet van de Aangesloten Onderneming die verband houdt met zijn Arbeidsongeschiktheid, gaat het WAO-hiaatpensioen pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd. Het WAO-hiaatpensioen zal worden uitgekeerd zolang de Vervolguitkering krachtens de WAO voortduurt, doch uiterlijk tot de Pensioendatum.
7.3.2. Aanspraken WAO-hiaatpensioen
De WAO-hiaatverzekering geeft de Deelnemer bij een WAO-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer recht op een WAO-hiaatpensioen, waardoor tezamen met de Vervolguitkering een arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verkregen van 70% van het Pensioengevend jaarsalaris, voor zover dat niet uitgaat boven het Grensbedrag-AO, geldend op 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop de WAO- uitkering voor het eerst aanvangt.
7.3.3. Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid Bij een WAO-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt het WAO-hiaatpensioen als bepaald onder
7.3.2. aangepast overeenkomstig de volgende schaal.
Mate van Arbeids- ongeschiktheid | % van de onder 7.3.2. omschreven arbeidsonge- schiktheids- uitkering |
65% – 80% | 72,5% |
55% – 65% | 60% |
45% – 55% | 50% |
35% – 45% | 40% |
25% – 35% | 30% |
15% – 25% | 20% |
Minder dan 15% | 0% |
uitkeringen zullen nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het (gedeelte van) het actuele voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde (gedeelte van) het actuele voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag- AO, geldend per 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende Parttimefactor, zowel bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
De Mate van Arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op het uitkeringsniveau dat geldt op 1 januari voorafgaande aan de ingang van het WAO-hiaatpensioen.
7.3.4. Aanpassing WAO-hiaatpensioen
Het WAO-hiaatpensioen wordt jaarlijks per 1 januari aangepast overeenkomstig de aanpassing van het Grensbedrag-AO.
7.3.5. Wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid Bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschikt- heid wordt het WAO-hiaatpensioen aangepast conform het bepaalde in de volgende leden van dit artikel. De (Gewezen) Deelnemer is verplicht de Stichting onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de in dit artikel bedoelde WAO-uitkering.
7.3.6. Indien de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in dit artikel omschreven WAO-hiaatpensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel 7.3.3. genoemde tabel. Het uit te keren WAO-hiaatpensioen, tezamen met het in artikel 5. bedoelde excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen en tezamen met het in artikel 7.5. bedoelde aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen, is gemaximeerd. De in de vorige volzin bedoelde
7.3.7. Bij elkaar opvolgende wijzigingen van de Mate van Arbeidsongeschiktheid zal telkens gehandeld worden conform het in de voorgaande leden bepaalde.
7.4. WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen
7.4.1. Het WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de Deelnemer de betreffende uitkering ingevolge de WGA geniet. Indien de deelnemer naast een WGA-uitkering krachtens de WIA een aanvullende uitkering geniet van de Aangesloten Onderneming die verband houdt met zijn Arbeidsongeschiktheid, gaat het WGA- arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 7.4.2., pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd.
7.4.2. Voor de vaststelling van het WGA- arbeidsongeschiktheidspensioen wordt het uitkeringspercentage in de in artikel 7.4.3. opgenomen tabel vermenigvuldigd met het Pensioengevend jaarsalaris tot maximaal het Grensbedrag-AO, waarna het aldus vastgestelde bedrag wordt geanticumuleerd met de uitkering ingevolge de WIA op jaarbasis.
7.4.3. Voor het in artikel 7.4.2. bedoelde WGA- arbeidsongeschiktheidspensioen wordt de volgende tabel gehanteerd.
De Mate van Arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op het uitkeringsniveau dat geldt op 1 januari voorafgaande aan de ingang van het WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen.
7.4.4. Vanaf het moment van arbeidsongeschikt worden, worden voor de vaststelling van de aanspraken op een WGA- arbeidsongeschiktheidspensioen de verschillende parameters (het Grensbedrag-AO, minimumloon en het jaarsalaris vóór het intreden van de Arbeidsongeschiktheid) jaarlijks per 1 januari verhoogd conform de verhoging van het Grensbedrag-AO, een en ander met een maximum van 3% per jaar.
7.4.5. Bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschikt- heid is de (Gewezen) Deelnemer verplicht de Stichting onmiddellijk in kennis te stellen van de herziening van de in dit artikel bedoelde WGA- uitkering.
7.4.6. Indien de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in dit artikel omschreven WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel
7.4.5. genoemde tabel. Het uit te keren WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen, tezamen met het in artikel 5. bedoelde arbeidsongeschiktheidspensioen en tezamen met het in artikel 7.5. bedoelde aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen, is gemaximeerd. De in de vorige volzin bedoelde
uitkeringen zullen nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het (gedeelte van) het actuele voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde (gedeelte van) het actuele voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag- AO, geldend per 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop een WGA-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende Parttimefactor, zowel bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
Mate van Arbeids- ongeschiktheid | Uitkerings- percentage |
80% – 100% | 70% |
65% – 80% | 50,75% |
55% – 65% | 42% |
45% – 55% | 35% |
35% – 45% | 28% |
Minder dan 35% | 0% |
7.5. Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen (aanvulling van 70% tot 80%)
7.5.1. Aanvang en beëindiging Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd vanaf het moment dat de Deelnemer, waarvoor een Pensioengevend jaarsalaris voor het arbeidsongeschiktheids- pensioen (zie 5.1) van toepassing is, een arbeids- ongeschiktheidsuitkering geniet krachtens de WAO of WIA. Indien de Deelnemer naast een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of WIA een aanvullende uitkering geniet van de Aangesloten Onderneming die verband houdt met zijn Arbeidsongeschiktheid, gaat het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen pas in vanaf het moment dat deze aanvullende uitkering is beëindigd. Het aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen zal worden uitgekeerd zolang de arbeids- ongeschiktheidsuitkering krachtens de WAO of WIA voortduurt, doch uiterlijk tot de Pensioendatum.
7.5.2. Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen Het jaarlijks aanvullend arbeidsongeschiktheids- pensioen bedraagt bij een WAO-uitkering respectievelijk WIA-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van 80% of meer, 10% van het deel van het Pensioengevend jaarsalaris dat door de Aangesloten Onderneming in dit kader van toepassing is verklaard.
Mate van Arbeids- ongeschikt- heid | % van de onder 7.5.2. omschreven arbeidsonge- schiktheids- uitkering | % van het Pensioen- gevend jaarsalaris |
65% – 80% | 72,5% | 7,25% |
55% – 65% | 60% | 6% |
45% – 55% | 50% | 5% |
35% – 45% | 40% | 4% |
25% – 35% | 30% | 3% |
15% – 25% | 20% | 2% |
Minder dan 15% | 0% | 0% |
7.5.3. Gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid Bij een WAO-uitkering ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt het aanvullend arbeidsongeschiktheids- pensioen als bepaald onder 7.5.2. aangepast overeenkomstig de volgende schaal.
Bij een WIA-uitkering (WGA) ingevolge een Mate van Arbeidsongeschiktheid van minder dan 80% wordt het aanvullend arbeidsongeschiktheids- pensioen als bepaald onder 7.5.2. aangepast overeenkomstig de volgende schaal.
7.5.4. Wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid Bij wijziging van de Mate van Arbeidsonge- schiktheid wordt het aanvullend arbeids- ongeschiktheidspensioen aangepast conform het bepaalde in de volgende leden van dit artikel. De (Gewezen) Deelnemer is verplicht de Stichting onmiddellijk in kennis te stellen van elke herziening van de in dit artikel bedoelde WAO- uitkering respectievelijk WIA-uitkering.
Mate van Arbeids- ongeschikt- heid | % van de onder 7.5.2. omschreven arbeidsonge- schiktheids- uitkering | % van het Pensioen- gevend jaarsalaris |
65% – 80% | 72,5% | 7,25% |
55% – 65% | 60% | 6% |
45% – 55% | 50% | 5% |
35% – 45% | 40% | 4% |
Minder dan 35 | 0% | 0% |
7.5.5. Indien de Mate van Arbeidsongeschiktheid wijzigt dan zal vanaf dat moment het percentage van het in dit artikel omschreven aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld worden op basis van de in artikel 7.5.3. genoemde tabel. Het uit te keren aanvullend arbeidsongeschiktheids- pensioen zal, tezamen met het in artikel 5. bedoelde arbeidsongeschiktheidspensioen en tezamen met de in artikel 7.3. bedoelde WAO- hiaatverzekering respectievelijk het in artikel 7.5. bedoelde WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen, echter nooit meer bedragen dan het bedrag gelijk aan de aanvulling van het (gedeelte van) het actuele voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag- AO tot 100% van het met de Loonindex geïndexeerde (gedeelte van) het actuele voor de Deelnemer geldende Pensioengevend jaarsalaris tot het Grensbedrag-AO, geldend per 1 januari voorafgaande aan het tijdstip waarop een WAO- uitkering respectievelijk WIA-uitkering voor het eerst plaatsvond, rekening houdend met de geldende Parttime factor, zowel bij wijziging van de Mate van Arbeidsongeschiktheid als bij aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
7.5.6. Bij elkaar opvolgende wijzigingen van de Mate van Arbeidsongeschiktheid zal telkens gehandeld worden conform het in de voorgaande leden bepaalde.
8. M O DU L E FL EX I BE L E U I TTRED ING
8.1. Werkingssfeer
Het recht op aanspraken op grond van het bepaalde in dit hoofdstuk vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer de
50-jarige leeftijd bereikt of op het latere tijdstip waarop hij Deelnemer wordt.
8.2. Overbruggingspensioen over Pensioengevend jaarsalaris tot Maximum Pensioengevend jaarsalaris
Het overbruggingspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer 62 jaar wordt en wordt uitgekeerd tot de Pensioendatum of tot het einde van de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer voordien overlijdt.
Het overbruggingspensioengevend jaarsalaris wordt gesteld op het Pensioengevend jaarsalaris dat bij een volledige arbeidsduur zou hebben gegolden. Het overbruggingspensioengevend jaarsalaris is maximaal gelijk aan het Maximum Pensioengevend jaarsalaris. Het betreffende Deelnemersjaar wordt naar rato van de overeengekomen arbeidsduur in verhouding tot de volledige bij de Aangesloten Onderneming geldende arbeidsduur meegeteld.
Het overbruggingspensioen per jaar bedraagt voor elk Verstreken Deelnemersjaar 7% van het laatstgeldend overbruggingspensioengevend jaarsalaris. Het maximum aantal Deelnemersjaren bedraagt 10.
8.3. Beschikbare premie voor Pensioengevend jaarsalaris over het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris
Elk jaar op 1 januari wordt voor de periode van 1 januari tot en met 31 december van dat jaar door de Aangesloten Onderneming een premie beschikbaar gesteld. De premie is een percentage van het Excedent-Pensioengevend jaarsalaris.
Het percentage bedraagt:
16,50
18,75
50 – 54
55 – 60
Premiepercentage
Leeftijd op
1 januari
Voor Deelnemers die in de loop van het jaar Deelnemer worden, is de leeftijd op de aanvangsdatum van deelneming bepalend voor het premiepercentage, en wordt de premie naar rato van het aantal maanden tot het einde van het jaar vastgesteld.
Voor Deelnemers waarvoor in de loop van het jaar het deelnemerschap wordt beëindigd, wordt voor de periode tot het einde van het jaar waarin het deelnemerschap eindigt, de reeds geboekte premie naar rato teruggeboekt.
Voor Parttimers wordt het percentage vermenigvuldigd met de Parttime factor.
Het opgebouwde pensioenkapitaal heeft tot doel een overbruggingspensioen in de zin van artikel
8.2. aan te kopen.
8.4. Verzoek om artikel 8.3. niet van toepassing te laten zijn
De Deelnemer kan op het moment dat artikel 8.3. voor hem van toepassing wordt de Aangesloten Onderneming onder overlegging van een afstandsverklaring verzoeken om het in dit artikel bedoelde beschikbare premiesysteem niet op hem van toepassing te doen zijn.
De afstandsverklaring dient door de Deelnemer en zijn eventuele Partner ondertekend te zijn.
8.5. Rendement
Voor iedere Deelnemer die zijn beschikbare premie inlegt in de Stichting wordt bij een ver- mogensbeheerder een “BPS-Fluit”-rekening geopend op naam van de Stichting. De (Gewezen)
Deelnemer belegt de ingelegde premies in fond- sen van de vermogensbeheerder.
De Stichting biedt de Deelnemers een standaard- beleggingsmix aan. Deze beleggingsmix wordt naarmate de pensioendatum nadert zodanig aan- gepast dat naar het oordeel van het Bestuur een maximale zekerheid van periodieke pensioenuit- keringen wordt bereikt.
In de situatie dat de (Gewezen) Deelnemer kiest voor beleggingen die afwijken van de standaardbeleggingsmix, zal de Stichting conform de Wet op het financieel toezicht een klant- en risicoprofiel opstellen welke wordt vastgelegd in een klantdossier. Hiervoor zal de (Gewezen) Deelnemer een vragenlijst moeten invullen en alle benodigde informatie moeten verstrekken. De Stichting adviseert de (Gewezen) Deelnemer vervolgens – op basis van het klant- en risicoprofiel – over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de Pensioendatum. De Stichting onderzoekt een keer per jaar of de beleggingen van de (Gewezen) Deelnemer zich binnen de geadviseerde grenzen bevinden en informeert de (Gewezen) deelnemer hierover.
Het rendement op die beleggingen komt geheel ten goede aan de rekening van de (Gewezen) Deelnemer. De door de vermogensbeheerder in rekening gebrachte aan- en verkoopkosten komen voor rekening van de (Gewezen) Deelnemer. De aan- en verkoopkosten worden verrekend met het aanwezige pensioenkapitaal. De dagafschriften van die rekening worden door de vermogensbeheerder rechtstreeks naar de (Gewezen) Deelnemer verzonden.
8.6. (Gedeeltelijke) Flexibele Uittreding
De (Gewezen) Deelnemer heeft het recht het overbruggingspensioen te laten ingaan respectievelijk het pensioenkapitaal van de “BPS-Fluit”-rekening aan te wenden op de Herschikdatum zijnde een door hem te bepalen tijdstip gelegen tussen de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer de 60- jarige leeftijd bereikt en de Pensioendatum.
Indien de Herschikdatum is gelegen vóór de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) deelnemer 62 jaar wordt, geldt als voorwaarde dat de vervroeging slechts mogelijk is indien en voorzover de arbeidsovereenkomst op de Herschikdatum wordt beëindigd.
Indien de Herschikdatum is gelegen ná de eerste dag van de maand waarin de (Gewezen) deel- nemer 62 jaar wordt, is uitstel mogelijk indien, voorzover en voor zolang de arbeidsovereen- komst met de werkgever of een nieuwe werk- gever wordt voortgezet en er geen sprake is van een loondoorbetalingsverplichting krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek.
De (Gewezen) Deelnemer dient ten minste 6 maanden voor de uittredingsdatum de Stichting hiervan in kennis te stellen. Het Bestuur kan hiertoe nadere regels stellen.
Indien op enig moment na de 60-jarige leeftijd, de Deelnemer met de Aangesloten Onderneming overeenkomt de arbeidsovereenkomst voort te zetten op basis van een afwijkende arbeidsduur, is de Deelnemer gerechtigd het overbruggingspensioen gedeeltelijk te laten ingaan c.q. het pensioenkapitaal van de “BPS- Fluit”-rekening gedeeltelijk aan te wenden voor de aankoop van pensioen. Het gedeelte van de aanspraak op overbruggingspensioen dat op dat moment niet wordt aangewend, zal jaarlijks worden aangepast conform artikel 11. (Aanpassing Pensioenen Inactieven). Het gedeelte van het pensioenkapitaal van de “BPS-Fluit”- rekening, dat niet is aangewend voor de aankoop van pensioen blijft conform artikel 8.5. op de “BPS-Fluit”-rekening staan.
8.7. Ingang van het overbruggingspensioen vóór of na de 62-jarige leeftijd
Bij ingang van het overbruggingspensioen vóór of na de 62-jarige leeftijd wordt het overbruggingspensioen als bepaald onder artikel 8.2. op een zodanige wijze verlaagd, respectievelijk verhoogd, dat op basis van de op dat moment voor de Stichting geldende
actuariële grondslagen en methoden de actuariële waarde van het gecorrigeerde overbruggingspensioen gelijk is aan de actuariële waarde van het overbruggingspensioen conform artikel 8.2. De Stichting hanteert hiervoor voor mannen respectievelijk vrouwen dezelfde tarieven.
Voor de vaststelling van het overbruggings- pensioen, als bepaald onder artikel 8.2. wordt uitgegaan van het op het moment van ingang geldende Pensioengevend jaarsalaris.
8.8. Pensioenopbouw overige Modules
Indien de beëindiging van het deelnemerschap samenvalt met de ingangsdatum van het overbruggingspensioen, wordt de pensioenopbouw tot aan de pensioendatum voortgezet. De duur van de vorenbedoelde voortzetting van pensioenopbouw bedraagt maximaal drie jaar. De voortgezette pensioenopbouw vindt plaats op basis van het op de ingangsdatum van het overbruggingspensioen geldende Pensioengevend jaarsalaris en parttimepercentage.
Indien na de 60-jarige leeftijd de arbeidsovereen- komst wordt voortgezet op basis van een afwijkende arbeidsduur, terwijl daarnaast een overbruggingspensioenuitkering wordt ontvangen, vindt voor de periode waarin het overbruggingspensioen gedeeltelijk is ingegaan een gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw plaats. Hiervoor worden de aan de voortzetting van de pensioenopbouw gerelateerde Deelnemersjaren vermenigvuldigd met het verschil tussen het parttimepercentage nadat het overbruggingspensioen is ingegaan.
De vaststelling van de pensioenaanspraken vindt plaats op basis van het op de ingangsdatum Pensioengevend jaarsalaris.
8.9. Samenloop van uitkeringen
Indien en zolang de Gewezen Deelnemer in aanmerking komt voor een uitkering uit hoofde van de Ziektewet of de Wet op de
Arbeidsongeschiktheidsverzekering of een doorbetaling van loon krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek, welke uitkering voortvloeit uit of direct aansluit op het dienstverband met de Aangesloten Onderneming of een uitkering op grond van een andere door de Aangesloten Onderneming getroffen regeling, waaronder begrepen toezeggingen op basis van dit Reglement, dan zal het overbruggingspensioen met deze uitkering worden verminderd.
De vermindering is zodanig dat het totaal van de uitkering(en) van overheidswege, de uitkering uit hoofde van andere door de Aangesloten Onderneming getroffen regelingen en het resterende overbruggingspensioen gelijk zal zijn aan het hoogste van of het overbruggingspensioen of het totaal van de uitkering van overheidswege en de andere uitkeringen uit hoofde van de door de Aangesloten Onderneming getroffen regelingen.
8.10. Einde deelnemerschap
Bij beëindiging van het deelnemerschap voordat het overbruggingspensioen ingaat, verkrijgt de Gewezen Deelnemer een aanspraak op een volgens artikel 8.2. berekend premievrij overbruggingspensioen over de Verstreken Deelnemersjaren tot de beëindiging van het deelnemerschap en voor zover van toepassing op het opgebouwde pensioenkapitaal van de “BPS- Fluit”-rekening uit hoofde van de volgens artikel
8.3. beschikbaar gestelde premies. Het bepaalde in artikel 4.3. is van overeen- komstige toepassing.
8.11. Voortzetting pensioenopbouw in geval van Arbeidsongeschiktheid
Indien de Deelnemer Arbeidsongeschikt is en als gevolg daarvan het dienstverband is beëindigd, vindt de voortzetting van de opbouw van het overbruggingspensioen overeenkomstig artikel
8.2. en het beschikbaar stellen van de premie overeenkomstig artikel 8.3. plaats conform het bepaalde in artikel 4.5.
9. M O DU L E PE N S IO E N P L US
9.1. Toepassing Module Pensioenplus
De Module Pensioenplus is van toepassing op alle Deelnemers.
Op de aanspraken die krachtens deze module worden verkregen zijn de bepalingen van het pensioenreglement zoveel mogelijk van toepassing, tenzij anders wordt aangegeven.
9.2. Pensioenaanspraken en -koopsom
Vanaf 1 januari 2008 kunnen geen stortingen meer worden verricht uit hoofde van de Module Pensioenplus.
Per 31 december 2007 hebben de Deelnemers de keuze om ofwel het pensioenkapitaal om te zetten voor de pensioendoelen als bedoeld in artikel
9.4. ofwel het op 31 december 2007 opgebouwde
– en uit hoofde van de tariefsgarantie eenmalig vastgelegde – pensioenkapitaal te laten staan tot de uiterste datum van aanwending (Pensioendatum of datum beëindiging deelnemerschap). Het rendement dat over het op 31 december 2007 opgebouwde pensioenkapitaal wordt behaald, zal niet worden aangewend conform het op 31 december 2007 geldende tarief, maar op basis van het tarief dat op het aanwendingsmoment geldt. Zie hiervoor bijlage II.
De ingelegde pensioenspaarpremies en
-koopsommen en het rendement op die pensioenspaarpremies en -koopsommen vormen samen het pensioenkapitaal.
9.3. Beleggingsrekening
Voor iedere Deelnemer die zijn pensioenspaar- premie en -koopsom inlegt in de Stichting, wordt bij een door het Bestuur aan te wijzen vermogensbeheerder een beleggingsrekening geopend op de naam van de Stichting. De (Gewezen) Deelnemer belegt de ingelegde premies in fondsen van de vermogensbeheerder.
De Stichting biedt de Deelnemers een standaard- beleggingsmix aan. Deze beleggingsmix wordt
naarmate de pensioendatum nadert zodanig aangepast dat naar het oordeel van het Bestuur een maximale zekerheid van periodieke pensioenuitkeringen wordt bereikt.
In de situatie dat de Deelnemer kiest voor beleggingen die afwijken van de standaardbeleggingsmix, zal de Stichting conform de Wet op het financieel toezicht een klant- en risicoprofiel opstellen welke wordt vastgelegd in een klantdossier. Hiervoor zal de Xxxxxxxxx een vragenlijst moeten invullen en alle benodigde informatie moeten verstrekken. De Stichting adviseert de Deelnemer vervolgens – op basis van het klant- en risicoprofiel – over de spreiding van de beleggingen in relatie tot de duur van de periode tot de Pensioendatum. De Stichting onderzoekt een keer per jaar of de beleggingen van de Deelnemer zich binnen de geadviseerde grenzen bevinden en informeert de Deelnemer hierover.
Het rendement op die beleggingen komt geheel ten goede van de rekening van de (Gewezen) Deelnemer. De door de vermogensbeheerder in rekening gebrachte aan- en verkoopkosten komen voor rekening van de (Gewezen) Deelnemer. De aan- en verkoopkosten worden verrekend met het aanwezige pensioenkapitaal.
De dagafschriften van die rekening worden door de vermogensbeheerder rechtstreeks aan de (Gewezen) Deelnemer verzonden.
Een wijziging van de keuze ten aanzien van de aan de beleggingsrekening verbonden beleggingsmixen kan gelden voor het opgebouwde pensioenkapitaal en de toekomstige spaarbijdragen tezamen dan wel slechts voor de toekomstige spaarbijdragen.
Op de beleggingsmixen zijn de geldende voorwaarden van de daarin opgenomen beleggingsfondsen van toepassing. De beleggingsvoorwaarden liggen ter inzage bij de Stichting.
9.4. Spaardoelen
De Deelnemer kan voor de navolgende doelen spaarbijdragen storten op zijn beleggingsrekening:
a. een extra ouderdomspensioen vanaf de Pensioendatum met een bijbehorend partnerpensioen door verhoging van het jaarlijks opbouwpercentage tot het fiscaal toegelaten maximum (aanvulling 1);
b. een extra ouderdomspensioen vanaf de Pensioendatum met een bijbehorend partnerpensioen door een verlaging van het Franchisebedrag tot de fiscaal minimaal toegelaten Franchise (aanvulling 2);
c. een verhoging van het in artikel 8.2. beschreven overbruggingspensioen tot het fiscaal toegelaten maximum (aanvulling 3);
d. een vervroeging van de ingangsdatum van het overbruggingspensioen tot leeftijd 60 (aanvulling 4);
e. een extra ouderdomspensioen vanaf de Pensioendatum met een bijbehorend partnerpensioen door het pensioengevend maken van een door de werkgever verleende bonus (aanvulling 5);
f. een extra overbruggingspensioen vanaf leeftijd 60 door het pensioengevend maken van een door de werkgever verleende bonus (aanvulling 6).
Het risico van premievrijstelling bij Arbeids- ongeschiktheid wordt niet meeverzekerd.
9.5. Aanwending van pensioenkapitaal op de Herschikdatum
Het aanwezige pensioenkapitaal dient op de Herschikdatum binnen de Stichting te worden aangewend overeenkomstig de pensioendoelen als bedoeld in artikel 9.4.
De Deelnemer dient zijn keuze voor de aanwending van het pensioenkapitaal minimaal 3 maanden vòòr de Herschikdatum schriftelijk aan de Stichting kenbaar te maken op een daartoe bestemd formulier.
De verhouding tussen het ouderdomspensioen en partnerpensioen dat met het pensioenkapitaal kan worden aangekocht dient te worden bepaald overeenkomstig de verhouding tussen het ouder- domspensioen en partnerpensioen ingevolge het pensioenreglement. Indien van deze verhouding wordt afgeweken, is de schriftelijke instemming van echtgenoot dan wel geregistreerde Partner respectievelijk Partner vereist.
9.6. Aanwendingsfactoren
De hoogte van de pensioenaanspraken bij aanwending van het op 31 december 2007 vastgestelde pensioenkapitaal bij de Stichting wordt vastgesteld op basis van de op 31 december 2007 geldende tarieven bij de Stichting. Deze factoren die op basis hiervan gelden zijn in bijlage II opgenomen. De aangroei van het pensioenkapitaal ná 31 december 2007 wordt aangewend op basis van de bij aanwending geldende tarieven bij de Stichting.
9.7. Overlijden Deelnemer
Bij overlijden van de Deelnemer wordt het aanwezige pensioenkapitaal bij de Stichting aangewend voor een direct ingaand partner- en/of wezenpensioen. De verhouding tussen het partner- en wezenpensioen is gelijk aan de verhouding tussen het partner- en wezenpensioen overeenkomstig het pensioenreglement.
Met betrekking tot het bovenstaande geldt dat de bedoelde pensioenen tezamen met de pensioenen van dezelfde soort uit hoofde van het pensioenreglement en de AOW-uitkering, nimmer meer zullen bedragen dan de in artikel
16. aangegeven maxima.
Het gedeelte van het pensioenkapitaal dat niet overeenkomstig lid 1. kan worden aangewend, zal als een bedrag ineens aan de rechthebbende op het partner- en/of wezenpensioen worden uitgekeerd, onder vermindering van de wettelijke inhoudingen ter zake.
Indien op het tijdstip van overlijden van de Deelnemer geen Partner, wees of wezen aanwezig zijn, vervalt het pensioenkapitaal aan de Stichting.
9.8. Beëindiging van het deelnemerschap voor Herschikdatum
Bij beëindiging van het deelnemerschap vóór de ingang van het overbruggingspensioen of door overlijden, wordt het per tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap aanwezige pensioenkapitaal bij de Stichting zo spoedig mogelijk aangewend voor de aankoop van een combinatie van pensioen binnen de Stichting overeenkomstig de op grond van artikel 9.4. door de Deelnemer gekozen spaardoelen.
9.9. Scheiding
In geval van scheiding, als bedoeld in artikel 4.2. van het pensioenreglement heeft de voormalige echtgenoot of geregistreerde Partner van de (Gewezen) Deelnemer aanspraak op de helft van het gedurende de huwelijksperiode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening overeenkomstig de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding” (vereveningskapitaal), nadat de benodigde middelen voor de financiering van het ingevolge artikel 4.1.1. vastgestelde bijzonder partnerpensioen aan de beleggingsrekening zijn onttrokken.
Het gedurende de huwelijksperiode opgebouwde saldo van de beleggingsrekening is gelijk aan het saldo van deze rekening op de datum van de beëindiging van het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap vermenigvuldigd met het verhoudingsgetal dat voortvloeit uit de verhouding tussen de duur van het huwelijk respectievelijk geregistreerd partnerschap en de periode waarin er stortingen op de beleggingsrekening zijn verricht.
Het vereveningspensioenkapitaal zal op een afzonderlijke beleggingsrekening worden gezet. Het vereveningspensioenkapitaal dient te worden belegd conform de door de vermogensbeheerder vastgestelde adviesmix voor de leeftijdsklasse waartoe de (Gewezen) Deelnemer behoort.
Ten behoeve van de voormalige Partner wordt het saldo van de beleggingsrekening aangewend voor de aankoop van ouderdomspensioen op de Herschikdatum van de Deelnemer naar analogie van het in artikel 4.1.4. bepaalde. De voormalige Partner kan geen gebruik maken van de flexibele mogelijkheden in artikel 10. (Module Herschikken Pensioenen) van het pensioenreglement.
Indien de voormalige echtgenoot respectievelijk geregistreerd Partner overlijdt nadat het vereveningspensioenspaarkapitaal op een afzonderlijke beleggingsrekening is aangewend conform artikel 9.10.4., wordt het saldo van de beleggingsrekening toegevoegd aan het saldo van de beleggingsrekening van de (Gewezen) Deelnemer.
Bij scheiding in de zin van artikel 4.2. van het pensioenreglement wordt aan de voormalige Partner respectievelijk geregistreerd Partner schriftelijk mededeling gedaan van het verleende recht op uitbetaling van pensioen. De andere Partner ontvangt daarvan een afschrift.
10. M O DU L E HERSCH I KKE N PE N S IO E N E N
10.1. Werkingssfeer
De (Gewezen) Deelnemer heeft vanaf de eerste dag van de maand waarin hij de 60-jarige leeftijd bereikt tot de Pensioendatum het recht de pensioenmiddelen te herschikken. De (Gewezen) Deelnemer heeft tevens het recht om bij beëindiging van het deelnemerschap het bij de Stichting opgebouwde ouderdomspensioen gedeeltelijk om te zetten in een hoger partner- pensioen conform het bepaalde in artikel 10.6.
10.2. Pensioenmiddelen
Onder pensioenmiddelen wordt verstaan de som van de waarde van de pensioenaanspraken en de pensioenkapitalen, waarop per de berekeningsdatum recht bestaat. Onder pensioenaanspraken worden niet het bijzonder partnerpensioen, artikel 4.1.1. en het bijzonder ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 4.1.4. verstaan.
10.3. Opties
De (Gewezen) Deelnemer heeft de mogelijkheid de pensioenmiddelen te herschikken volgens (een combinatie van) de hierna te noemen opties. De waarde van de pensioenaanspraken na het herschikken zal gelijk zijn aan de beschikbare pensioenmiddelen. Het herschikken van de pensioenen vindt plaats op basis van de ten tijde van de berekeningen bij de Stichting geldende rekenrente. Hierdoor blijft ook na het herschikken recht bestaan op aanpassing van pensioenen, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11. (Aanpassing Pensioenen Inactieven).
De omzetting geschiedt op basis van de op het moment van de omzetting geldende en daarvoor door het Bestuur vastgestelde collectieve actuarieel gelijkwaardige uitruilfactoren die voor mannen en vrouwen gelijk zijn. Het Bestuur stelt hiertoe op advies van de actuaris een ruilvoet vast voor één kalenderjaar. In bijlage I is de ruilvoet voor één kalenderjaar opgenomen alsmede de wijze waarop deze zal worden aangepast en
voor de belanghebbenden kenbaar zal worden gemaakt.
Een aanpassing van de ruilvoet door het Bestuur geldt voor alle Deelnemers en Gewezen deelnemers die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in dit artikel omschreven uitruilmogelijkheid.
10.4. Automatische omzetting van partnerpensioen
Voor de (Gewezen) Deelnemer zonder Partner op het moment van herschikken, wordt het partnerpensioen, verminderd met het eventueel reeds toegekende bijzonder partnerpensioen, op de Herschikdatum overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.3. automatisch omgezet in een ouderdomspensioen.
10.5. Optie 1: percentage overbruggingspensioen
Het overbruggingspensioen kan op grond van artikel 8.6. op de door de (Gewezen) Deelnemer vast te stellen ingangsdatum van het overbruggingspensioen worden vastgesteld op basis van een ander percentage dan het percentage dat voortvloeit uit artikel 8.2. Dit percentage is minimaal 0 en maximaal 80. Het een en ander met inachtneming van de fiscale grenzen zoals genoemd in artikel 18e van de Wet op de loonbelasting 1964.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 10.3. geschiedt de vaststelling van het percentage onder gelijktijdige aanpassing van het ouderdoms- en partnerpensioen.
10.6. Optie 2: percentage partnerpensioen
De (Gewezen) Deelnemer met een Partner kan het partnerpensioen vaststellen op minimaal 0% en maximaal 80% van het ouderdomspensioen.
Een vastgestelde aanspraak op verevend ouderdomspensioen kan niet worden betrokken in een omzetting van het ouderdomspensioen in partnerpensioen.
Het na de uitruil resterende deel van het ouderdomspensioen zal en mag nooit minder bedragen dan het in artikel 1.11.2. genoemde grensbedrag.
10.7. Optie 3: overgang op langstlevende
Het ouderdomspensioen kan op een zodanige wijze worden verzekerd, dat voor de Gepensioneerde, bij overlijden van degene die op de Pensioendatum de status van Partner heeft, het ouderdomspensioen wordt verlaagd tot het niveau van het partnerpensioen.
10.8. Optie 4: fasering ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen kan worden vervangen door een ouderdomspensioen dat vanaf de Pensioendatum gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 10 jaar, maximaal 33% hoger is dan het ouderdomspensioen in de periode daarna.
Het eventuele partnerpensioen (exclusief het bijzonder partnerpensioen) kan daarbij ongewijzigd blijven of de voorheen geldende verhouding respectievelijk op grond van artikel
10.6. gekozen verhouding tussen ouderdoms- en partnerpensioen kan worden gehandhaafd.
10.9. Overige voorwaarden
Het Bestuur kan met betrekking tot de vermelde opties en de daarbij te hanteren procedures nadere voorwaarden stellen.
De (Gewezen) Xxxxxxxxx heeft slechts eenmaal de mogelijkheid om tot herschikking over te gaan,met dien verstande dat ingeval de (Gewezen) Deelnemer na een eventuele herschikking nog aanspraak maakt op een partnerpensioen dit partnerpensioen - met inachtneming van het bepaalde in dit artikel - op de Pensioendatum alsnog kan worden omgezet in een hoger ouderdomspensioen.
De (Gewezen) Deelnemer dient een besluit met betrekking tot de te kiezen opties ten minste 6 maanden voor de ingang van het overbruggingspensioen c.q. het ouderdomspensioen aan het Bestuur kenbaar te maken.
Een verzoek tot herschikking dient te allen tijde te worden mee-ondertekend door de eventuele Partner van de (Gewezen) Deelnemer.
11. AA N P ASS ING PE N S IO E N E N IN ACT I EVE N
11.1. De uitgestelde en ingegane pensioenen van Gewezen en arbeidsongeschikte Deelnemers respectievelijk Pensioengerechtigden worden, overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement, jaarlijks op 1 januari aangepast overeenkomstig het bepaalde in de artikelen
11.2. en 11.3. Onder uitgestelde en ingegane pensioenen wordt voor de toepassing van artikel 11.2. en 11.3. verstaan elke aanspraak op c.q. elk recht op ouderdoms-, overbruggings- pensioen, (bijzonder) levenslang partner-, wezen-, en op het aanvullend- en excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen van Deelnemers waarvan het dienstverband met de Aangesloten Onderneming is verbroken. De in de eerste volzin bedoelde aanpassing is voorwaardelijk; er is geen recht op toeslagverlening en het is niet zeker of en in hoeverre in de toekomst een toeslagverlening zal plaatsvinden. De verlening van toeslag wordt gefinancierd uit de overrendementen. Voor mogelijk nog in de toekomst te verlenen indexaties wordt geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald. Een eenmaal toegekende toeslag is onvoorwaardelijk. Voor reeds toegekende indexaties wordt een voorziening aangehouden.
11.2. Het Bestuur beslist jaarlijks in hoeverre een aanpassing als bedoeld in lid 1. plaatsvindt. Het Bestuur zal daarbij een leidraad hanteren waarin zijn opgenomen de uitgangspunten die gelden voor toekenning van een toeslag. Indien de omstandigheden dit naar het oordeel van het Bestuur noodzakelijk maken, kan het Bestuur echter ook afwijken van de leidraad. Een besluit om in enig jaar op basis van dit artikel een indexatie te verlenen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren te verlenen indexaties en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het bestuur van de Stichting heeft op grond van dit artikel.
11.3. Jaarlijks zal de Stichting aangeven welk niveau van indexatie op lange termijn realistisch kan worden geacht. Hierbij geldt, dat de indexatie maximaal gelijk zal zijn aan het percentage waarmee het prijsindexcijfer van oktober van het voorafgaande kalenderjaar afwijkt van het prijsindexcijfer van oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar, zoals vastgesteld door het CBS. De prognose van de op lange termijn realistisch geachte indexatie zal gebaseerd zijn op een continuïteitsanalyse, die volgens de voorschriften van De Nederlandsche Bank zal worden uitgevoerd.
11.4. In bijzondere omstandigheden kan het Bestuur besluiten een incidentele toeslag te verlenen. Dit kan alleen geschieden indien de financiële situatie van de Stichting zodanig is dat de toekenning niet ten koste gaat van de pensioenrechten en pensioenaanspraken, de eerder vermelde indexatie in de leden 1 t/m 3 en de Stichting beschikt over vrij eigen vermogen.
11.5. Het bestuur behoudt zich het recht voor om het indexatiebeleid als vastgelegd in dit artikel aan te passen, in overeenstemming met de in de Statuten omschreven formele vereisten terzake van reglementswijzigingen. Toekomstige wijzigingen in dit artikel zijn bindend voor alle (Gewezen) Deelnemers en Pensioengerechtigden.
11.6. Een verlaging van de prijsindex wordt niet doorgevoerd, maar verrekend met toekomstige verhogingen.
12. FIN A N C I ER ING
12.1. Jaarlijkse inkoop
Jaarlijks op 1 januari c.q. op de datum van aanvang van het deelnemerschap wordt voor de Deelnemers het gedeelte van de pensioenaanspraken, dat betrekking heeft op de periode tot en met 31 december van dat jaar, gefinancierd door middel van een voor elke Deelnemer vast te stellen jaarlijkse koopsom.
12.2. Financiering van nog niet ingekocht pensioen
Jaarlijks op 1 januari wordt voor Deelnemers het gedeelte van de pensioenaanspraken dat bij overlijden en Arbeidsongeschiktheid ingevolge artikelen 12.1. nog niet is ingekocht, verzekerd op basis van eenjarige risicopremies.
Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op de pensioenaanspraken voor aspirant- Deelnemers.
12.3. Financiering overbruggingspensioen
Het overbruggingspensioen wordt gefinancierd tussen het moment waarop de Deelnemer recht verkrijgt op aanspraken volgens Module Flexibele Uittreding en de eerste dag van de maand waarin de Deelnemer de 60-jarige leeftijd bereikt.
De financiering geschiedt door de storting van jaarlijkse koopsommen op 1 januari van elk jaar. Het gedeelte van het overbruggingspensioen, dat betrekking heeft op de periode daaraan voorafgaand, geschiedt tegen een eenmalige koopsom, voor zover het betreffende gedeelte nog niet is gefinancierd.
13. DEE LN EMERSB IJ DRA G E N
13.1. Deelnemersbijdragen
Het Bestuur stelt afhankelijk van de door de Aangesloten Onderneming gekozen Modules, overeenkomstig het bepaalde in de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van de Stichting en de overeenkomst tussen de Aangesloten Onderneming en de Stichting, de verschuldigde premies vast.
Door de Deelnemers is een deelnemersbijdrage verschuldigd, waarvan de hoogte door de Aangesloten Onderneming wordt vastgesteld.
De deelnemersbijdrage is vermeld in de “Samenvatting praktijk Aangesloten Onderneming” (bijlage IV) en wordt maandelijks of periodiek op het maandsalaris ingehouden.
Voor Parttimers wordt de deelnemersbijdrage vastgesteld op basis van het Pensioengevend jaarsalaris op full-time basis en vervolgens vermenigvuldigd met de Parttime factor.
Voor de modules “Gemiddels Geïndexeerd Salaris”, “Beschikbare premie”, “Excedent- arbeidsongeschiktheid”, “Flexibele uittreding” en “Herschikken pensioenen” zal geen deelnemersbijdrage gelden.
1 4 . V R I J S T E L L I N G VA N C . Q . V E R P L I C H T E D E E L N A M E AA N BEDR IJF STAKPE N S IO E NFON DS
14.1. Werkingssfeer
Voor de Deelnemer die valt onder de verplichtstelling van een bedrijfstakpensioen- fonds gelden de volgende aanvullende bepalingen. Het in de artikelen 14.3. en volgende bepaalde geldt voor Deelnemers waarvoor geen vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds.
Het in artikel 14.2. bepaalde geldt alleen voor Deelnemers waarvoor vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds.
14.2. Garantie pensioenaanspraken
Voor de Deelnemers voor wie vrijstelling is verkregen van de verplichting tot deelname aan een bedrijfstakpensioenfonds, zullen de pensioenaanspraken krachtens dit Reglement in totaal bezien niet lager zijn dan de rechten, welke zij over de bij de Aangesloten Onderneming doorgebrachte dienstjaren bij dat bedrijfstakpensioenfonds zouden hebben verworven.
14.3. Module Gemiddeld Geïndexeerd Salaris, Module Beschikbare Premie
Indien bij een bedrijfstakpensioenfonds een maximum salaris of pensioengrondslag van toepassing is, worden op basis van de Modules Gemiddeld Geïndexeerd Salaris en Beschikbare Premie uitsluitend aanspraken toegekend over het gedeelte van het Pensioengevend jaarsalaris dat uitgaat boven het bedoelde maximum.
Indien en voor zolang het Pensioengevend jaarsalaris beneden bedoeld maximum salaris ligt, kan de Werknemer aan de hier bedoelde Modules geen aanspraken ontlenen.
14.4. Verhoging Franchise
Indien bij een bedrijfstakpensioenfonds voor elk dienstjaar een bedrag aan pensioen wordt toegekend, wordt een fictief maximum
salaris bepaald, door het laatstbekende bedrag van het ouderdomspensioen per dienstjaar van de pensioenregeling van dat bedrijfstakpensioenfonds te delen door 1,625% en daarna te vermeerderen met de Franchise.
Indien en voor zolang het Pensioengevend jaarsalaris beneden bedoeld fictief maximum salaris ligt, kan de Werknemer aan de Modules Gemiddeld Geïndexeerd Salaris en Beschikbare Premie geen aanspraken ontlenen.
14.5. Module Extra Pensioengevend jaarsalaris
Bij de vaststelling van de aanspraken wordt geen rekening gehouden met het Extra Pensioengevend jaarsalaris, voor zover dat van toepassing is.
14.6. Module Pensioenplus
Indien aanspraken volgens dit Reglement worden toegekend, is de Module Pensioenplus eveneens van toepassing.
14.7. Module Herschikken Pensioenen
Indien een Deelnemer verplicht deelneemt aan een bedrijfstakpensioenfonds en daarnaast op basis van dit Reglement aanspraken worden toegekend, is de Module Herschikken Pensioenen van toepassing voor zover deze aanspraken hiervoor in aanmerking komen.
14.8. Module Excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen
Tenzij de regeling van het bedrijfstakpensioen- fonds daar (gedeeltelijk) in voorziet, behoudt de Deelnemer (gedeeltelijk) aanspraken op basis van de Module Excedent- arbeidsongeschiktheidspensioen.
14.9. Module Flexibele Uittreding
De deelnemer behoudt aanspraken op basis van de Module Flexibele Uittreding, tenzij artikel 15. van toepassing is.
14.10.Module Risicoplus
De Aangesloten Onderneming kan voor de Deelnemers, die verplicht deelnemen aan een bedrijfstakpensioenfonds de WAO-hiaat- verzekering respectievelijk het WGA-arbeids- ongeschiktheidspensioen in de Module Risicoplus van toepassing verklaren. De overige onderdelen van de Module Risicoplus zijn niet van toepassing.
1 5 . D E E L N A M E A A N E E N B E D R I J F S TA K V U T- R E G E L I N G O F E E N A N D E R E B I J D E A A N G E S L O T E N O N D E R N E M I N G G E L D E N D E VUT-RE G E XXXX
15.1. Werkingssfeer
Voor de Deelnemer die verplicht deelneemt aan een bedrijfstak VUT-regeling of aan een andere bij de Aangesloten Onderneming geldende VUT-regeling is, behoudens het hierna in artikel
15.2. bepaalde, de Module Flexibele Uittreding niet van toepassing en gelden de volgende aanvullende bepalingen.
15.2. Module Flexibele Uittreding
Indien bij een bedrijfstak VUT-regeling of een andere bij de Aangesloten Onderneming geldende VUT-regeling een maximum salaris of maximum VUT-grondslag van toepassing is, worden op basis van de Module Flexibele Uittreding uitsluitend aanspraken toegekend over het gedeelte van het Pensioengevend jaarsalaris dat uitgaat boven het bedoelde maximum.
15.3. Module Extra Pensioengevend jaarsalaris
Bij de vaststelling van de aanspraken conform artikel 15.2. wordt geen rekening gehouden met het Extra Pensioengevend jaarsalaris, voor zover dat van toepassing is.
15.4. Overige Modules
Behoudens het hiervoor in de artikelen 15.1.,
15.2. en 15.3. bepaalde, zijn alle Modules van toepassing.
16. FI SCA L E MAX I MA
16.1. Ouderdomspensioen
Op de pensioendatum kan het ouderdoms- pensioen nooit meer bedragen dan 100% van het op dat moment geldende Pensioengevend jaarsalaris van de Deelnemer als bedoeld in artikel 1.1., dan wel het laatste hogere feitelijke salaris van de Deelnemer voorzover dat krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 als pensioengevend mag worden aangemerkt, verminderd met een bedrag ter grootte van de enkelvoudige AOW-uitkering (inclusief vakantietoeslag) voor een gehuwde gerechtigde met een Partner van 65 jaar of ouder.
16.2. Partner- en wezenpensioen
Het partner- en wezenpensioen gaat niet uit boven 70% respectievelijk 14% (voor volle wezen 28%) van het bereikbare jaarloon als bedoeld in het vorige lid, verminderd met 70% respectievelijk 14% (28%) van een bedrag ter grootte van de AOW-uitkering (incl. vakantietoeslag) voor één AOW-gehuwde met een Partner van 65 jaar of ouder.
16.3. Overbruggingspensioen
Op de ingangsdatum kan het overbruggings- pensioen nooit meer bedragen dan 100% van het op dat moment geldende Pensioengevend jaarsalaris van de Deelnemer als bedoeld in artikel
1.1., dan wel het laatste hogere feitelijke salaris van de Deelnemer voorzover dat krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 als pensioengevend mag worden aangemerkt.
16.4. Overschrijding fiscale maxima
Bij overschrijding van de in de leden 1. tot en met 3. opgenomen maxima wordt het meerdere naar keuze van de Deelnemer aangewend voor de inkoop van extra aanspraken op de overige pensioensoorten, indien en voorzover de voor deze pensioensoorten geldende maxima niet worden overschreden. Indien en voorzover de overschrijding voortvloeit uit de aanwending van het pensioenkapitaal zal bij een resterende overschrijding het meerdere als eenmalige uitkering worden uitgekeerd aan betrokkene onder inhouding van loonbelasting.
16.5. Uitzondering
In afwijking van het bepaalde in de leden 1. tot en met 3. mogen de pensioenen meer bedragen dan de aldaar genoemde maxima, voor zover de overschrijding het gevolg is van het verlenen van aanpassingen (zie artikel 11.) en/of als gevolg van de variatie in hoogte van de uitkeringen (zie artikel 10.8.) en/of als gevolg van uitruil van het partnerpensioen (zie artikel 10.3. en 10.4.) en/of als gevolg van waardeoverdrachten (zie artikel 1.10.).
17. INW ERK ING TRED ING
Werkingssfeer
Dit Reglement is in werking getreden per 1 januari 2002 en laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2008.
BIJL A G E I
Algemene bepalingen
De factoren voor omzetting, afkoop of herschikking zoals opgenomen in dit addendum gelden voor het jaar 2008.
In de navolgende jaren zullen deze factoren bij bestuursbesluit opnieuw voor één kalenderjaar worden vastgesteld. De aangepaste factoren worden opgenomen op de website van de Stichting en zijn voorts opvraagbaar bij de Stichting. Bij een eerstvolgende wijziging van het pensioenreglement zullen de omzettingsfactoren in de bijlage worden geactualiseerd.
Indien een leeftijd ligt tussen de in de tabellen genoemde leeftijden, wordt de factor op de tussenliggende leeftijd naar rato (d.m.v. interpolatie) vastgesteld. Voor flexibilisering van de tijdelijke uitkeringen wordt de factor opnieuw berekend bij tussenliggende leeftijden.
Indien daartoe aanleiding bestaat, gehoord de actuaris en ter beoordeling van het Bestuur, kan het Bestuur de percentages ook tussentijds aanpassen.
Een aanpassing van de vermelde factoren geldt voor alle Deelnemers, Gewezen Deelnemers en overige belanghebbenden die nog geen gebruik hebben gemaakt van de in dit pensioenreglement bedoelde mogelijkheden tot omzetting, afkoop of herschikking.
Afkoop kleine pensioenen (art. 1.12. pensioenreglement)
In de volgende tabellen staan de afkooptarieven zoals deze gelden voor afkoop van pensioenen indien lager dan omschreven in de Pensioenwet artikel 66, lid 5.
De afkooptarieven van het ingegane partnerpensioen zijn vastgesteld op het leven van de Partner.
Afkoopgrens (2008) € 406.
Afkoop ouderdom | spensioen | Afkoop latent partnerpensioen | Afkoop FLUIT | ||
Pensioenleeftijd = 65 Leeftijd op afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 ouderdoms- pensioen | Leeftijd op afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 partnerpensioen | Pensioenleeftijd = 62 Leeftijd op afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 FLUIT |
25 | 2,1850 | 25 | 1,1612 | 50 | 1,6086 |
26 | 2,2722 | 26 | 1,1984 | 51 | 1,6813 |
27 | 2,3628 | 27 | 1,2380 | 52 | 1,7574 |
28 | 2,4570 | 28 | 1,2785 | 53 | 1,8372 |
29 | 2,5551 | 29 | 1,3213 | 54 | 1,9209 |
30 | 2,6571 | 30 | 1,3657 | 55 | 2,0091 |
31 | 2,7632 | 31 | 1,4121 | 56 | 2,1020 |
32 | 2,8736 | 32 | 1,4606 | 57 | 2,1999 |
33 | 2,9884 | 33 | 1,5108 | 58 | 2,3031 |
34 | 3,1079 | 34 | 1,5631 | 59 | 2,4123 |
35 | 3,2323 | 35 | 1,6167 | 60 | 2,5283 |
36 | 3,3618 | 36 | 1,6723 | 61 | 2,6519 |
37 | 3,4966 | 37 | 1,7301 | 62 | 2,7843 |
38 | 3,6369 | 38 | 1,7889 | ||
39 | 3,7830 | 39 | 1,8497 | ||
40 | 3,9352 | 40 | 1,9124 | ||
41 | 4,0940 | 41 | 1,9760 | ||
42 | 4,2599 | 42 | 2,0411 | ||
43 | 4,4338 | 43 | 2,1074 | ||
44 | 4,6158 | 44 | 2,1740 | ||
45 | 4,8064 | 45 | 2,2422 | ||
46 | 5,0060 | 46 | 2,3120 | ||
47 | 5,2154 | 47 | 2,3815 | ||
48 | 5,4352 | 48 | 2,4526 | ||
49 | 5,6656 | 49 | 2,5235 | ||
50 | 5,9075 | 50 | 2,5958 | ||
51 | 6,1619 | 51 | 2,6681 | ||
52 | 6,4297 | 52 | 2,7411 | ||
53 | 6,7121 | 53 | 2,8139 | ||
54 | 7,0099 | 54 | 2,8867 | ||
55 | 7,3241 | 55 | 2,9586 | ||
56 | 7,6565 | 56 | 3,0303 | ||
57 | 8,0078 | 57 | 3,1002 | ||
58 | 8,3803 | 58 | 3,1697 | ||
59 | 8,7752 | 59 | 3,2366 | ||
60 | 9,1952 | 60 | 3,3020 | ||
61 | 9,6426 | 61 | 3,3640 | ||
62 | 10,1208 | 62 | 3,4231 | ||
63 | 10,6337 | 63 | 3,4779 | ||
64 | 11,1857 | 64 | 3,5275 | ||
65 | 11,7828 | 65 | 3,5708 |
Afkoopwaarde ingegaan partnerpensioen | |||||
Leeftijd op afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 partnerpensioen | Leeftijd op afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 partnerpensioen | Leeftijd op afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 partnerpensioen |
20 | 22,4406 | 51 | 17,3155 | 82 | 6,2495 |
21 | 22,3486 | 52 | 17,0540 | 83 | 5,8767 |
22 | 22,2531 | 53 | 16,7857 | 84 | 5,5150 |
23 | 22,1537 | 54 | 16,5092 | 85 | 5,1667 |
24 | 22,0506 | 55 | 16,2254 | 86 | 4,8329 |
25 | 21,9431 | 56 | 15,9325 | 87 | 4,5142 |
26 | 21,8314 | 57 | 15,6325 | 88 | 4,2107 |
27 | 21,7151 | 58 | 15,3237 | 89 | 3,9235 |
28 | 21,5945 | 59 | 15,0073 | 90 | 3,6541 |
29 | 21,4692 | 60 | 14,6835 | 91 | 3,4032 |
30 | 21,3391 | 61 | 14,3520 | 92 | 3,1698 |
31 | 21,2039 | 62 | 14,0128 | 93 | 2,9542 |
32 | 21,0633 | 63 | 13,6664 | 94 | 2,7542 |
33 | 20,9179 | 64 | 13,3124 | 95 | 2,5710 |
34 | 20,7669 | 65 | 12,9512 | 96 | 2,4056 |
35 | 20,6102 | 66 | 12,5836 | 97 | 2,2558 |
36 | 20,4484 | 67 | 12,2098 | 98 | 2,1162 |
37 | 20,2810 | 68 | 11,8304 | 99 | 1,9886 |
38 | 20,1078 | 69 | 11,4458 | 100 | 1,8709 |
39 | 19,9294 | 70 | 11,0569 | 101 | 1,7738 |
40 | 19,7449 | 71 | 10,6637 | 102 | 1,6888 |
41 | 19,5542 | 72 | 10,2663 | 103 | 1,6126 |
42 | 19,3581 | 73 | 9,8655 | 104 | 1,5439 |
43 | 19,1565 | 74 | 9,4610 | 105 | 1,4806 |
44 | 18,9481 | 75 | 9,0534 | 106 | 1,4229 |
45 | 18,7346 | 76 | 8,6449 | 107 | 1,3678 |
46 | 18,5140 | 77 | 8,2362 | 108 | 1,3127 |
47 | 18,2874 | 78 | 7,8283 | 109 | 1,2598 |
48 | 18,0547 | 79 | 7,4242 | 110 | 1,2103 |
49 | 17,8148 | 80 | 7,0251 | ||
50 | 17,5684 | 81 | 6,6328 |
Afkoop ingegaan wezenpensioen | |
Leeftijd op afkoopdatum | Afkooptarief voor € 1 wezenpensioen |
0 | 14,1521 |
1 | 13,7183 |
2 | 13,2664 |
3 | 12,7956 |
4 | 12,3050 |
5 | 11,7938 |
6 | 11,2614 |
7 | 10,7065 |
8 | 10,1281 |
9 | 9,5250 |
10 | 8,8963 |
11 | 8,2412 |
12 | 7,5588 |
13 | 6,8478 |
14 | 6,1073 |
15 | 5,3361 |
16 | 4,5333 |
17 | 3,6975 |
18 | 2,8277 |
19 | 1,9224 |
20 | 0,9804 |
21 | 5,3361 |
22 | 4,5333 |
23 | 3,6975 |
24 | 2,8277 |
25 | 1,9224 |
26 | 0,9804 |
27 | 0,0000 |
Ruil latent partnerpensioen in extra ouderdomspensioen (art. 10.4. en art. 10.6. pensioenreglement)
In de volgende tabel staat het ouderdomspensioen vermeld dat kan worden aangekocht als € 1.000 partnerpensioen wordt omgezet in ouderdomspensioen.
Leeftijd op het moment van herschikking | Factor | Partnerpensioen voor omzetting in € | Partnerpensioen na omzetting in € | Ouderdoms- pensioen na omzetting in € |
65 | 0,2464 | 1.000 | 0 | 246,40 |
64 | 0,2565 | 1.000 | 0 | 256,50 |
63 | 0,2661 | 1.000 | 0 | 266,10 |
62 | 0,2755 | 1.000 | 0 | 275,50 |
61 | 0,2845 | 1.000 | 0 | 284,50 |
60 | 0,2932 | 1.000 | 0 | 293,20 |
Vervroeging van overbruggingspensioen (artikel 8.6. pensioenreglement)
In de onderstaande tabel staat het overbruggingspensioen vermeld voor en na vervroeging.
Leeftijd op het moment van herschikking | Factor | FLUIT voor omzetting in € | Nieuwe ingangsdatum | FLUIT na vervroeging in € |
61 | 0,7309 | 1.000 | 61 | 730,90 |
60 | 0,5700 | 1.000 | 60 | 570,00 |
Uitstel van overbruggingspensioen (artikel 8.6. pensioenreglement)
In de onderstaande tabel staat het overbruggingspensioen vermeld voor en na uitstel.
Leeftijd op het moment van herschikking | Factor | FLUIT voor omzetting in € | Nieuwe ingangsdatum | FLUIT na vervroeging in € |
64 | 3,1604 | 1.000 | 61 | 3.160,40 |
63 | 1,5394 | 1.000 | 60 | 1.539,40 |
Ruil tussen overbruggingspensioen en een combinatie van ouderdoms- en latent partnerpensioen (art 10.5. pensioenreglement)
In de volgende tabellen staan de tarieven voor de ruil tussen overbruggingspensioen en een combinatie van ouderdoms- en latent partnerpensioen. De waarde van het ouderdomspensioen wordt vastgesteld op basis van de pensioenleeftijd van 65 jaar. Het is niet mogelijk het ouderdomspensioen eerder te laten ingaan. Bij omzetting van overbruggingspensioen in een combinatie van ouderdoms- en latent partnerpensioen dient de waarde van het overbruggingspensioen te worden gedeeld door de koopsom van het ouderdomspensioen plus het gewenste percentage partnerpensioen maal de koopsom van het latente partnerpensioen.
Leeftijd op het moment van herschikking | Factor | FLUIT voor omzetting in € | Oorspronkelijke ingangsdatum FLUIT | Ouderdoms- pensioen na omzetting in € |
62 | 0,2751 | 1000 | 62 | 275,10 |
Leeftijd op het moment van herschikking | Factor | FLUIT voor omzetting in € | Oorspronkelijke ingangsdatum FLUIT | Partner- pensioen na omzetting in € |
62 | 0,8134 | 1000 | 62 | 813,40 |
Factoren met betrekking tot variatie in hoogte van het ouderdomspensioen (art. 10.8. pensioenreglement)
De factoren hebben alleen betrekking op het ouderdomspensioen vanaf de pensioenleeftijd. Het (eventuele) partnerpensioen blijft door toepassing van dit flexibele element van het pensioenreglement onveranderd.
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen 10% hoger, duur 5 jaar; partnerpensioen ongewijzigd.
Leeftijd | Factor 5 jaar | Ouderdoms- | Ouderdoms- | Ouderdoms- |
pensioen voor | pensioen na | pensioen na | ||
omzetting in € | omzetting | omzetting in | ||
gedurende de | periode na | |||
eerste 5 jaar in € | eerste 5 jaar in € | |||
65 | 1,0607 | 1.000 | 1.060,70 | 964,30 |
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen 10% hoger, duur 10 jaar; partnerpensioen ongewijzigd
Leeftijd | Factor 10 jaar | Ouderdoms- | Ouderdoms- | Ouderdoms- |
pensioen voor | pensioen na | pensioen na | ||
omzetting in € | omzetting | omzetting in | ||
gedurende de | periode na | |||
eerste 10 jaar in € | eerste 10 jaar in € | |||
65 | 1,0338 | 1.000 | 1.033,80 | 939,80 |
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen 33% hoger, duur 5 jaar; partnerpensioen ongewijzigd
Leeftijd | Factor 5 jaar | Ouderdoms- | Ouderdoms- | Ouderdoms- |
pensioen voor | pensioen na | pensioen na | ||
omzetting in € | omzetting | omzetting in | ||
gedurende de | periode na | |||
eerste 5 jaar in € | eerste 5 jaar in € | |||
65 | 1,1852 | 1.000 | 1.185,20 | 891,10 |
Hoog-laag constructie ouderdomspensioen 33% hoger, duur 10 jaar; partnerpensioen ongewijzigd
Leeftijd | Factor 10 jaar | Ouderdoms- | Ouderdoms- | Ouderdoms- |
pensioen voor | pensioen na | pensioen na | ||
omzetting in € | omzetting | omzetting in | ||
gedurende de | periode na | |||
eerste 10 jaar in € | eerste 10 jaar in € | |||
65 | 1,0980 | 1.000 | 1.098,00 | 825,60 |
BIJL A G E II
Voor het vanaf 1 januari 2008 opgebouwde pensioenspaarkapitaal – waaronder mede begrepen de beleggings- opbrengsten over het ultimo 2007 opgebouwde pensioenspaarkapitaal – gelden de volgende aanwendingsfactoren. Deze aanwendingsfactoren worden jaarlijks door het Bestuur vastgesteld. De aanwendingsfactoren welke hieronder zijn opgenomen gelden voor het jaar 2008. In de navolgende jaren zullen deze factoren bij bestuursbesluit opnieuw voor één kalenderjaar worden vastgesteld. De aangepaste factoren worden opgenomen op de website van de Stichting en zijn voorts opvraagbaar bij de Stichting. Bij een wijziging van het pensioenreglement zullen de omzettingsfactoren in de bijlage worden geactualiseerd.
Aanwendingstarief Module Beschikbare Premie en Pensioenplus
Onderstaande tarieven gelden voor de aankoop van een direct ingaand ouderdomspensioen, danwel een uitgesteld ouderdomspensioen en een bijbehorend latent partnerpensioen.
Tarief 2008 | |||||||
Leeftijd Direct Uitgesteld Latent Leeftijd Direct Uitgesteld Latent xxxxxxx Xxxxxxxxx- partner- xxxxxxx Xxxxxxxxx- partner- Ouderdoms- pensioen pensioen Ouderdoms- pensioen pensioen pensioen pensioen | |||||||
55 | 0,0566 | 0,1176 | 0,3311 | 61 | 0,0646 | 0,0885 | 0,2823 |
56 | 0,0577 | 0,1123 | 0,3215 | 62 | 0,0663 | 0,0842 | 0,2762 |
57 | 0,0589 | 0,1071 | 0,3124 | 63 | 0,0681 | 0,0801 | 0,2688 |
58 | 0,0602 | 0,1022 | 0,3040 | 64 | 0,0701 | 0,0761 | 0,2620 |
59 | 0,0615 | 0,0975 | 0,2962 | 65 | 0,0722 | 0,0722 | 0,2560 |
60 | 0,0630 | 0,0929 | 0,2890 |
De tarieven voor € 1 pensioenspaarkapitaal zijn weergegeven. Onderstaande tarieven gelden voor het in 2008 aanwezige pensioenspaarkapitaal.
Tarief 2008 | |||
Leeftijd | Overbruggings- pensioen | Leeftijd | Overbruggings- pensioen |
55 | 0,1097 | 60 | 0,1967 |
56 | 0,1194 | 61 | 0,2402 |
57 | 0,1314 | 62 | 0,3127 |
58 | 0,1470 | 63 | 0,4576 |
59 | 0,1677 | 64 | 0,8920 |
Onderstaande tarieven gelden voor een overbruggingspensioen uit te keren tot de leeftijd 65. Onderstaande tarieven gelden voor het in 2008 aanwezige pensioenspaarkapitaal.
Aanwendingstarief Pensioenplus
Onderstaande tarieven gelden voor een direct ingaand partnerpensioen respectievelijk een direct ingaand wezenpensioen.
Tarief 2008 | |||||
Leeftijd partner | Partnerpensioen | Leeftijd partner | Partnerpensioen | Leeftijd wees | Wezenpensioen |
20 | 0,0421 | 51 | 0,0524 | 0 | 0,0602 |
21 | 0,0422 | 52 | 0,0531 | 1 | 0,0621 |
22 | 0,0424 | 53 | 0,0539 | 2 | 0,0643 |
23 | 0,0425 | 54 | 0,0547 | 3 | 0,0667 |
24 | 0,0427 | 55 | 0,0556 | 4 | 0,0694 |
25 | 0,0428 | 56 | 0,0565 | 5 | 0,0724 |
26 | 0,0430 | 57 | 0,0575 | 6 | 0,0759 |
27 | 0,0432 | 58 | 0,0586 | 7 | 0,0799 |
28 | 0,0434 | 59 | 0,0598 | 8 | 0,0845 |
29 | 0,0436 | 60 | 0,0610 | 9 | 0,0899 |
30 | 0,0438 | 61 | 0,0623 | 10 | 0,0964 |
31 | 0,0440 | 62 | 0,0638 | 11 | 0,1041 |
32 | 0,0442 | 63 | 0,0653 | 12 | 0,1135 |
33 | 0,0445 | 64 | 0,0670 | 13 | 0,1254 |
34 | 0,0448 | 65 | 0,0688 | 14 | 0,1406 |
35 | 0,0450 | 15 | 0,1610 | ||
36 | 0,0453 | 16 | 0,1896 | ||
37 | 0,0456 | 17 | 0,2326 | ||
38 | 0,0460 | 18 | 0,3042 | ||
39 | 0,0463 | 19 | 0,4476 | ||
40 | 0,0467 | 20 | 0,8779 | ||
41 | 0,0471 | 21 | 0,1610 | ||
42 | 0,0475 | 22 | 0,1896 | ||
43 | 0,0479 | 23 | 0,2326 | ||
44 | 0,0484 | 24 | 0,3042 | ||
45 | 0,0489 | 25 | 0,4476 | ||
46 | 0,0494 | 26 | 0,8779 | ||
47 | 0,0499 | 27 | 0,0000 | ||
48 | 0,0505 | ||||
49 | 0,0511 | ||||
50 | 0,0517 |
De tarieven voor € 1 pensioenspaarkapitaal zijn weergegeven. Onderstaande tarieven gelden voor het in 2008 aanwezige pensioenspaarkapitaal.
BIJL A G E III
Relevante bedragen
Datum | Maximum Pensioengevend jaarsalaris | Franchise | Grensbedrag- AOV | Loonindex | Prijsindex |
NLG | NLG | NLG | |||
1 januari 1993 | 135.000,00 | 25.500,00 | 75.000,00 | 4,4% | 3,1% |
1 januari 1994 | 138.800,00 | 26.000,00 | 75.000,00 | 2,8% | 1,3% |
1 januari 1995 | 140.400,00 | 26.500,00 | 75.900,00 | 1,2% | 2,3% |
1 januari 1996 | 142.400,00 | 26.900,00 | 77.000,00 | 1,4% | 1,1% |
1 januari 1997 | 145.100,00 | 27.400,00 | 77.000,00 | 1,9% | 2,0% |
1 januari 1998 | 148.700,00 | 28.100,00 | 78.500,00 | 2,5% | 2,1% |
1 januari 1999 | 153.300,00 | 29.000,00 | 81.200,00 | 3,1% | 1,6% |
1 januari 2000 | 158.000,00 | 29.800,00 | 83.300,00 | 3,0% | 1,4% |
1 januari 2001 1 januari 2002 | 162.700,00 EUR 77.400,00 | 30.700,00 EUR 14.615,00 | 88.050,00 EUR 41.500,00 | 3,0% 4,8% | 2,9% º) 3,3% *) |
1 januari 2003 | 79.900,00 | 15.100,00 | 43.100,00 | 3,24% | 3,24% |
1 januari 2004 | 81.700,00 | 15.400,00 | 43.600,00 | 2,3% | 1,9% |
1 januari 2005 | 82.700,00 | 15.600,00 | 43.600.00 | 1,26% | 0,82% |
1 januari 2006 | 82.700,00 | 15.782,00 | 43.848,00 | 0,98% | 1,45% |
1 januari 2007 | 82.700,00 | 16.088,00 | 45.017,00 | 1,94% | 1,25% |
1 januari 2008 | 82.700,00 | 16.436,00 | 46.205,00 | 2,16% | 1,48% |
º) Extra verhoging volgens bestuursbesluit: 1%; totaal derhalve 3,9%. *) Extra verhoging volgens bestuursbesluit: 0,7%; totaal derhalve 4%. |
BIJL A G E I V
Samenvatting praktijk Aangesloten Onderneming
Aangesloten Onderneming:
Gemiddeld Geïndexeerd Salaris Extra Pensioengevend jaarsalaris Beschikbare premie Flexibele Uittreding
Excedent-arbeidsongeschiktheidspensioen
Risicoplus
- WGA-arbeidsongeschiktheidspensioen
- Aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen
- Aanvullend partnerpensioen
Herschikking Pensioenen
Wel/niet van toepassing
Opmerkingen
Module
Voor akkoord directie Aangesloten Onderneming
Datum: Naam:
Handtekening:
BIJL A G E V
Aangesloten Onderneming
Per 1 januari 2008 zijn onderstaande ondernemingen aangesloten bij de Stichting Pensioenfonds Corporate Express, echter dit geldt niet in alle gevallen voor alle medewerkers.
Onderneming Vestigingsplaats
Corporate Express Nederland Holding BV Amsterdam Tetterode-Nederland BV Amsterdam
Veenman BV Capelle aan den IJssel
Corporate Express Nederland BV Amsterdam
Corporate Express NV Amsterdam
Stichting Pensioenfonds Corporate Express Xxxxxxxxxxxxx 00
1101 BE Amsterdam