SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
05/11 en 05/12
Arbitraal xxxxxx in de zaak van:
A.
B.
C.
D.
E.
eisers in zaaknr. 05/11, gemachtigde: mr. X.X. xx Xxxxxxxx
F.
G.
H.
I.
J.
K.
L.
M.
N.
O.
P.
Q.
R. S T.,
eisers in zaaknr. 05/12, gemachtigde mr. X.X. xx Xxxxxxxx
tegen
De Stichting U. ZIEKENHUIS, gevestigd te Z.,
verweerster,
gemachtigde mr. A.C.H. Xxxxxx
1. De procesgang
Partijen worden hierna aangeduid als “de specialisten” en “de Stichting”.
1.1 De specialisten hebben bij afzonderlijke memorie van eis van 9 augustus 2005, met bijbehorende producties, gevorderd:
a. de Stichting te veroordelen tot betaling van € 51.462,-- (pathologen) en € 229.903,-- (internisten), vermeerderd met wettelijke rente;
b. een verklaring voor recht dat de Stichting niet gerechtigd is ter zake van declaratiewerkzaamheden voor de specialisten in 2005 meer in te houden dan 0,8% over de gedeclareerde bedragen;
c. de Stichting te veroordelen in de proceskosten met inbegrip van de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van de specialisten.
De specialisten hebben op 23 en 26 januari 2006 aanvullende producties in het geding gebracht.
1.2 De Stichting heeft op 17 oktober 2005 in beide zaken van antwoord gediend, met bijbehorende producties. Zij heeft primair verzocht:
a. de vorderingen van eisers af te wijzen;
b. te verklaren voor recht dat de Stichting gerechtigd is 2,25% excl. BTW in te houden over de gefactureerde omzet van eisers;
x. xxxxxx te veroordelen in de kosten van het Scheidsgerecht;
x. xxxxxx te veroordelen in de proceskosten van de Stichting, begroot op € 10.000,--; en subsidiair, voor het geval het Scheidsgerecht zou oordelen dat de Stichting een te hoog percentage heeft ingehouden over de gefactureerde omzet, heeft de Stichting verzocht te bepalen dat de uitspraak van het Scheidsgerecht voor de toekomst niet afdoet aan een eventuele toekomstige regeling die met eisers wordt getroffen op grond van artikel 5.5. onder b van het Document Medische Staf.
1.3 Op 30 januari 2006 heeft de Stichting een aanvullende productie in het geding gebracht, die de wederpartij wel, maar de leden van het Scheidsgerecht niet tijdig voor de zitting heeft bereikt. Ter zitting is gebleken dat geen bezwaren bestaan tegen het toevoegen van genoemde productie aan de gedingstukken.
1.4 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden te Utrecht op 1 februari 2006. Daarbij waren voor de specialisten aanwezig de heer X., patholoog, als vertegenwoordiger van eisers in 05/11 en de heer X., internist, als vertegenwoordiger van de eisers in 05/12, alsmede mevrouw X., maatschapssecretaresse, bijgestaan door mr. X.X. xx Xxxxxxxx, advocaat. Namens de Stichting waren aanwezig de heer drs. X., lid van de raad van bestuur van de Stichting, mevrouw mr. X., secretaris van de raad van bestuur van de Stichting en de heer Y., clustermanager, bijgestaan door mr. A.C.H. Xxxxxx, advocaat. Partijen hebben de standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitnota’s.
2. De samenvatting van het geschil
2.1 Eisers in zaaknr. 05/11 zijn als patholoog werkzaam in het ziekenhuis van de Stichting. Drie van de vijf pathologen zijn gedeeltelijk op basis van een toelatingsovereenkomst aan de Stichting verbonden en gedeeltelijk in loondienst van de Stichting . De overige twee zijn werkzaam op basis van een toelatingsovereenkomst.
2.2 Eisers in zaaknr. 05/12 zijn allen internist en op basis van een toelatingsovereenkomst werkzaam in het ziekenhuis van de Stichting.
2.3 In verband met de inwerkingtreding van de zogenaamde Integratiewet worden sedert mei 2000 de kosten voor de geïntegreerde medisch-specialistische zorg, dat wil zeggen de kosten in verband met verrichtingen van zowel ziekenhuis als van medisch- specialistische verrichtingen, door de Stichting bij de zorgverzekeraars gedeclareerd. De specialisten ontvangen hun vergoedingen door tussenkomst van de Stichting.
2.4 Artikel 20.8 van de toelatingsovereenkomt bepaalt dat de Stichting het voor de medisch specialist gedeclareerde en ontvangen honorarium aan hem doorbetaalt, en dat de medisch specialist de Stichting de kosten vergoedt verbonden aan het declareren, invorderen en incasseren.
2.5 Tussen partijen is geen factureringsovereenkomst als bedoeld in artikel 5.5. onder b van het Document Medische Staf gesloten. De Stichting heeft met andere specialisten in haar ziekenhuis wel een dergelijke overeenkomst gesloten.
2.6 Het ziekenhuis rekent voor de kosten van declaratie, invordering en incassering een bedrag ter hoogte van 2,25% excl. BTW van de gefactureerde tarieven voor medisch- specialistische verrichtingen. Dit bedrag wordt in mindering gebracht op het honorariumbudget van de medisch specialisten.
2.7 De specialisten zijn van mening dat het door de Stichting ingehouden bedrag veel te hoog is. De Stichting vindt het bedrag reëel, gelet op de gemaakte kosten.
2.8 Ter onderbouwing van hun standpunt hebben de specialisten – zakelijk weergegeven – betoogd dat de Stichting uitsluitend gerechtigd is de extra kosten vanaf mei 2000 in rekening te brengen. Met extra kosten wordt gedoeld op de kosten die de Stichting extra heeft moeten maken voor het verzorgen van de declaraties van de specialisten naast de eigen declaraties. In totaal kunnen die kosten volgens de specialisten bij het geautomatiseerd aanleveren van de gegevens niet meer bedragen dan 0,8% van de gedeclareerde bedragen. Dit percentage is de resultante van een door de medische staf uitgevoerde berekening van de kosten van geïntegreerd declareren ten tijde van de invoering van de Integratiewet in 2000. Zij voeren voorts aan dat de kosten van declareren vóór februari 2000, toen zij de declaraties nog zelf verzorgden, niet hoger waren dan 0,5% van de gedeclareerde bedragen. Nog steeds verzorgen zij, althans hun secretaresses, een groot deel van de administratie ten behoeve van de declaraties, zodat zij niet inzien op grond waarvan de extra kosten die de Stichting maakt uitkomen op 2,25% van de gedeclareerde bedragen. Voor de pathologen geldt nog in het bijzonder
dat het zgn. PALGA-systeem de voor declaraties benodigde gegevens geheel geautomatiseerd, en kosteloos, aanlevert aan de Stichting.
2.9 De specialisten hebben de kostenopgave van de Stichting gemotiveerd bestreden. Zij menen dat de toerekening van de kostenposten van het declareren en incasseren niet 50- 50 moet zijn, zoals thans het geval is, maar in verhouding moet staan tot de hoogte van de budgetten van ziekenhuis en medisch specialisten. Rekening houdend met die verhouding zou het specialistenaandeel in de bedoelde kosten 16% moeten zijn. Bovendien menen de specialisten dat de Stichting met twee maten meet door aan de specialisten in één van de andere vestigingen van de Stichting 1,4% inningskosten in rekening te brengen.
2.10 De specialisten stellen recht te hebben op terugbetaling van de bedragen ter hoogte van het verschil tussen 0,8% en 2,25% over de periode mei 2000 tot en met 2004. Voor 2005 moet het percentage op 0,8 worden gesteld. De specialisten stellen voorts recht te hebben op wettelijke rente over die bedragen over de periode dat de Stichting in verzuim was, primair een maand na afloop van het desbetreffende jaar, subsidiair vanaf 1 februari 2003 over de periode tot en met 2002 ingevolge een aanmaningsbrief van 13 januari 2003, en vanaf 9 augustus 2005 (datum memorie van eis) over de jaren 2003 en 2004.
2.11 De Stichting heeft de vorderingen van de specialisten gemotiveerd betwist en heeft daartoe – zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. Onder de kosten bedoeld in artikel 20.8 van de toelatingsovereenkomst zijn begrepen alle kosten in verband met declareren, invorderen en incasseren, en niet alleen de extra kosten. Het percentage van 2,25 is redelijk gelet op de daadwerkelijk gemaakte kosten. De Stichting weerspreekt door het hanteren van dit percentage winst te behalen, of te willen behalen. Het gegeven dat de specialisten de benodigde gegevens geautomatiseerd aanleveren, heeft geleid tot een korting van 0,25% op het voorheen geldende percentage van 2,5. Anders dan de specialisten willen doen geloven, betekent het feit dat de gegevens geautomatiseerd worden aangeleverd, niet dat het ziekenhuis deze gegevens zonder nadere bewerking kan doorzenden aan de zorgverzekeraars. Doorzending geschiedt na controle en – zonodig – correctie van de gegevens, voor welke werkzaamheden kosten worden gemaakt.
2.12 De Stichting heeft een overzicht van de met declareren, invorderen en incasseren gemoeide kosten overgelegd. Hieruit blijkt volgens de Stichting dat de kosten overeenkomen met een percentage van 2,33 van de gedeclareerde bedragen voor medisch specialistische verrichtingen. Tevens heeft de Stichting gespecificeerd welke activiteiten door haar worden verricht in verband met het declareren, invorderen en incasseren van de kosten. Dat het percentage en de door de Stichting in rekening gebrachte kosten niet onredelijk hoog zijn, blijkt naar de mening van de Stichting ook uit de rapporten van de Adviescommissie Uurtarief medisch specialisten (de
Commissie-Ginjaar), uitgebracht op 30 augustus 2001, en de Commissie Onderbouwing Normatief Uurtarief Medisch Specialisten (Commissie-Xxxxxxxx Altes), uitgebracht op 12 januari 2006, die beide het voorstel bevatten uit te gaan van 2% inningskosten.
Verder wijst de Stichting erop dat zij vanaf 1993 voor 80% van de medisch specialisten in haar ziekenhuis op vrijwillige basis de declaratie- en inningswerkzaamheden heeft verzorgd, die destijds plaatsvonden tegen een bedrag ter hoogte van het door die specialisten geaccepteerde percentage van 2,75 van de gedeclareerde omzet.
2.13 De Stichting wijst erop dat in het door de specialisten genoemde percentage van 0,5 de kosten van administratie ten onrechte niet zijn verdisconteerd, zodat dat percentage reeds daarom niet kan sporen met de werkelijke kosten. Voorts heeft de Stichting gemotiveerd weersproken dat het PALGA-systeem volledig kosteloos is. Zij draagt
€ 61.000,-- per jaar bij aan de kosten van dit systeem.
2.14 Het verschil in percentages tussen de verschillende locaties van het ziekenhuis verklaart de Stichting uit de bestaande verschillen voorafgaande aan de fusie. Het percentage van 1,4 is niet kostendekkend, en is alleen historisch verklaarbaar. Er is thans een interne commissie ingesteld, de Werkgroep Harmonisatie financiële paragraaf Document Medische Staf U. Xxxxxxxxxx, met – onder meer - als doel het vaststellen van een uniform percentage van de gefactureerde omzet, dat zal gelden voor alle aan het ziekenhuis verbonden specialisten. Het beoogde doel is (nog) niet gerealiseerd. In verband daarmee en ter voorkoming van doorkruising van de resultaten van het harmonisatieproces verzoekt de Stichting het Scheidsgerecht hiermee rekening te houden in zijn uitspraak.
2.15 Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente wordt, zo er reden zou zijn de vordering toe te wijzen, het aanvangstijdstip gemotiveerd betwist. Volgens de Stichting kan ten aanzien van de vordering van de pathologen het tijdstip niet eerder zijn gelegen dan 1 maart 2003 voor de jaren 2000-2002 en voor de jaren 2003 en 2004 niet eerder dan 9 augustus 2005. Ten aanzien van de vordering van de internisten zou volgens de Stichting 1 februari 2003 het vroegst mogelijk aanvangstijdstip zijn voor de jaren 2000- 2002 en 9 augustus 2005 voor de jaren 2003 en 2004.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
De bevoegdheid van het Scheidsgerecht in deze te beslissen berust op artikel 27 van de toelatingsovereenkomst die de rechtsverhouding tussen partijen bepaalt en wordt door partijen erkend. Het Scheidsgerecht zal bij arbitraal vonnis beslissen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 De rechtsbetrekking tussen partijen wordt allereerst bepaald door de onder 2.1 genoemde toelatingsovereenkomst. Met artikel 20 van de toelatingsovereenkomst beogen partijen vorm te geven aan de uitvoering van het geïntegreerd declaratieverkeer zoals dat vanaf 1 mei 2000 plaatsvindt. Het ziekenhuis draagt zorg voor de declaratie, invorderen en incasseren van de tarieven voor de medisch specialistische verrichtingen aan zorgverzekeraars. De medisch specialisten vergoeden de kosten daarvan.
4.2 De vordering dient beoordeeld te worden aan de hand van het bepaalde in artikel 20.8 van de toelatingsovereenkomst, dat luidt:
“De Stichting betaalt het voor de medisch specialisten gedeclareerde en ontvangen honorarium aan hem door. De medisch specialist vergoedt de stichting de aan het declareren, invorderen en incasseren verbonden kosten.”
4.3 Vastgesteld wordt dat tussen partijen geen factureringsovereenkomst is gesloten als bedoeld in artikel 20.2 van de toelatingsovereenkomst en artikel 5.5 onder b van het Document Medische Staf, waardoor de inhoud van het begrip kosten langs die weg niet nader is bepaald. Derhalve moet worden beoordeeld of de Stichting, die enige vrijheid toekomt bij het bepalen van de hoogte van de kosten, door 2,25% van de gefactureerde omzet als kosten in rekening te brengen aan artikel 20.8 van de toelatingsovereenkomst in zoverre een redelijke invulling heeft gegeven.
4.4 Dat de Stichting bij de berekening van die kosten een vast percentage mag hanteren, is tussen partijen niet in geschil, zodat daarvan wordt uitgegaan. De stelling dat de Stichting alleen gerechtigd zou zijn de extra kosten in rekening te brengen faalt, aangezien deze stelling geen grondslag vindt in de gesloten toelatingsovereenkomst. De Stichting is gerechtigd een percentage van de werkelijk gemaakte kosten in rekening te brengen.
4.5 Met betrekking tot de vraag of de Stichting over de betreffende jaren in redelijkheid het percentage van 2,25 heeft kunnen hanteren, wordt van belang geacht of de bij de specialisten in rekening gebrachte kosten, bezien over een periode van meerdere jaren, corresponderen met de door de Stichting daadwerkelijk gemaakte kosten. Gelet op de stukken, waaronder het overzicht ‘Jaarlijkse kosten facturering/inkasso t.b.v.
vrijgevestigde medisch specialisten’ van Y. d.d. 14 oktober 2005 en de daarop door die
Y. ter zitting gegeven toelichting, is het Scheidsgerecht van oordeel dat eisers er niet in zijn geslaagd aannemelijk te maken dat het kostenoverzicht een onjuiste weergave is van de gemaakte kosten. Verder kan ook de toerekening van de kosten over het ziekenhuis enerzijds en de specialisten anderzijds niet onredelijk worden geacht. De stelling van eisers dat de opgevoerde kosten onredelijk zijn, omdat binnen de administratie van het ziekenhuis efficiënter kan worden gewerkt, waardoor de kosten in neerwaartse zin kunnen worden bijgesteld kan, wat er ook zij van de juistheid van die stelling, niet tot het oordeel leiden dat het percentage van 2,25 onredelijk is, nu daarbij van de daadwerkelijk gemaakte kosten wordt uitgegaan.
4.6 Bij de onder 4.5 opgeworpen vraag betrekt het Scheidsgerecht voorts dat, hetgeen onweersproken is gebleven, de Stichting vanaf 1993 voor 80% van de medisch specialisten in haar ziekenhuis op vrijwillige basis de declaratie- en inningswerkzaamheden heeft verzorgd tegen 2,75% van de gedeclareerde omzet. Voorts is van belang, dat over genoemde jaren voor eisers een percentage geldt van 2,5%, waarbij een korting wordt toegepast van 0,25% indien de benodigde gegevens geautomatiseerd worden aangeleverd.
4.7 Het vorenoverwogene leidt het Scheidsgerecht tot de conclusie dat het hanteren van het percentage van 2,25 over de jaren 2000 tot en met 2004 niet als onredelijk kan worden aangemerkt. De vordering van eisers als genoemd in onderdeel 1.1, onder a, dient dan ook te worden afgewezen.
4.8 Met betrekking tot de periode nadien overweegt het Scheidsgerecht als volgt. Uit het hiervoor gegeven oordeel over de jaren 2000 tot en met 2004 volgt niet zonder meer dat de Stichting ook voor de periode er na gerechtigd is een percentage van 2,25 te hanteren. Zoals aangegeven hangt dat af van de werkelijk gemaakte kosten, doch tevens van hetgeen in gevallen als de onderhavige door beroepsbeoefenaren in het algemeen redelijk wordt geacht. Het Scheidsgerecht kent daarbij groot gewicht toe aan het oordeel van de onder 2.12 genoemde externe adviescommissies. De Commissie-Ginjaar heeft in haar rapport van augustus 2001 geadviseerd 2% van de inningskosten in het uurtarief op te nemen. Dit is gebaseerd op het gegeven dat de kosten die het ziekenhuis de maatschappen in rekening brengt, veelal zo’n 2% van de omzet bedragen. Door de Commissie Onderbouwing Normatief Uurtarief Medisch Specialisten (Commissie- Xxxxxxxx Altes), althans door de meerderheid van de leden van deze commissie, is in het rapport van januari 2006 geadviseerd uit te gaan van 2% inningskosten ( incl. BTW).
4.9 Voorzover over de redelijkheid van het percentage van 2,25 na het rapport uit 2001 nog kon worden getwijfeld, moet worden vastgesteld dat naar aanleiding van de meest recente rapportage ingaande januari 2006 een percentage van maximaal 2 als redelijk moet worden aangemerkt.
Nu de Stichting over het jaar 2005 nog gerechtigd was 2,25% in te houden, volgt hieruit dat de door eisers gevraagde verklaring voor recht dient te worden afgewezen. Het Scheidsgerecht leest de door de Stichting gevraagde verklaring voor recht aldus dat xxxxxxx een oordeel wordt gevraagd tot aan de dag waarop vonnis wordt gewezen.
Hierin wordt aanleiding gezien te oordelen dat de Stichting ingaande 1 januari 2006 als kosten maximaal 2% van de gefactureerde omzet in rekening mag brengen. De door de Stichting gevraagde verklaring voor recht wordt derhalve deels toegewezen, en deels afgewezen.
4.10 Ter voorlichting aan partijen wordt overwogen, dat het hierna te geven oordeel er niet aan in de weg staat dat partijen op grond van het bepaalde in artikel 5.5 sub b Document Medische Staf komen tot een nadere, mogelijk andersluidende regeling.
4.11 Met betrekking tot de vorderingen ten aanzien van de kosten van deze procedure oordeelt het Scheidsgerecht dat de kosten van het Scheidsgerecht voor rekening van partijen gezamenlijk dienen te komen. Voor het overige dient ieder der partijen de eigen kosten te dragen.
5. De beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het volgende arbitrale vonnis:
5.1 De vorderingen van eisers worden afgewezen.
5.2 De Stichting is gerechtigd aan eisers tot en met 31 december 2005 2,25% in rekening te brengen als vergoeding van kosten voor declareren, invorderen en incasseren van de tarieven voor medisch specialistische verrichtingen.
5.3 Ingaande 1 januari 2006 is de Stichting gerechtigd aan eisers 2% in rekening te brengen.
5.4 De kosten van het Scheidsgerecht, begroot op € 5.382,30 komen voor rekening van partijen gezamenlijk en zullen worden verhaald op het door eisers gestorte voorschot, zodat eisers van verweerster een bedrag van € 1.794,10 tegoed heeft. Voor het overige dient iedere partij de eigen kosten te dragen.
5.5 Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Aldus gewezen te Utrecht op 31 maart 2006 door mr. X.X. xxx Xxxxxxxxx, voorzitter, mr.
R.P.D. Kievit en drs. X.X. xxx Xxxxx, leden, in aanwezigheid van mr. A.C. de Die, griffier.