MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 8922
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 23-12-1997, nr. 247
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE JEUGDHULPVERLENING
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelezen het verzoek van het Centrum Arbeidsverhoudingen (CAOP) namens de Vereniging van Ondernemingen in de Gepremieerde en Ge- subsidieerde Sector (VOG) als partij te ener zijde mede namens de ABVAKABO en het CFO als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Jeugdhulpverlening, strekkende tot alge- meen verbindendverklaring van bepalingen van deze collectieve arbeids- overeenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking is getreden;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Nederlandse Staatscourant;
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bezwaren zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1997 CAO892297
CAO1124 1
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 maart 1998 de navol- gende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Jeugd- hulpverlening, zulks met inachtneming van hetgeen onder II, III, IV en V is bepaald:
ALGEMEEN GEDEELTE CAO
HOOFDSTUK I
ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1
Definities
In deze CAO wordt verstaan onder:
a. Arbeidsovereenkomst: een overeenkomst als bedoeld in artikel 7:610 van het Burgerlijk Wetboek;
b. Werkgever: de rechtspersoonlijkheid bezittende privaatrechtelijke or- ganisatie, als bedoeld in artikel 2 van deze CAO;
c. Werknemer: degene die als arbeider in de zin van het Burgerlijk Wet- boek een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan;
d. (vacant);
e. Overleg Arbeidsvoorwaarden Jeugdhulpverlening (OAJ)1): het door de ABVAKABO en de CFO enerzijds en de Vereniging van Onder- nemingen in de Gepremieerde en Gesubsidieerde Sector (VOG) anderzijds, in het leven geroepen overlegorgaan, onder meer be- voegd tot het doen van uitspraken als bedoeld in artikel 3 en artikel 4;
f. Xxxxxxx: het tussen werkgever en werknemer overeengekomen bruto maandsalaris exclusief de in artikel 32 genoemde vakantietoeslag en de in Hoofdstuk VII genoemde vergoedingen en/of toeslagen;
g. Uurloon: het salaris als bedoeld onder f, gedeeld door 156;
h. Woonplaats: de gemeente waar de werknemer metterwoon is geves- tigd;
i. Arbeidsduur: de – met inachtneming van deze CAO – tussen werk- gever en werknemer overeengekomen tijd waarop arbeid wordt ver- richt, waarbij inbegrepen de reis- en wachttijden die hun oorzaak vinden in de door de werkgever opgedragen werkzaamheden. Eveneens wordt onder arbeidsduur begrepen de reistijd verbonden aan werkzaamheden buiten de plaats van tewerkstelling en/of het werkgebied aan het begin en/of het einde van het werk, voor zover deze reistijden meer bedragen dan de gebruikelijke reistijden van het woon-/werkverkeer;
1) Noot van CAO-partijen: ,,Secretariaatsadres: Xxxxx Xxxxxxxx 00, Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxx Xxxx, telefoon 070-3765765.’’
2
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
j. Plaats van tewerkstelling: de plaats, waar de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;
k. Werkgebied: het door de werkgever aangewezen gebied, waarin de werknemer gewoonlijk zijn werkzaamheden verricht;
l. Dienstwoning: de woning die de werknemer met het oog op de aard van de door hem te verrichten werkzaamheden in opdracht van de werkgever moet bewonen;
m. Relatiepartner: een persoon met wie de ongehuwde werknemer een affectieve relatie heeft en met wie hij – met het oogmerk duurzaam samen te leven – op hetzelfde adres woont en een gemeenschappe- lijke huishouding voert.
Bloedverwanten van de werknemer tot en met de derde graad wor- den niet als relatiepartner aangemerkt;
o. Detacheringsovereenkomst: een overeenkomst, waarbij twee werk- gevers zich met instemming van de desbetreffende werknemer ver- binden om de werknemer, in dienst van de één, op te nemen in het organisatorisch verband van de ander teneinde hem daar de overeen- gekomen functie te doen uitoefenen;
p. Inwisselbare functies: functies in een organisatie die als gemeen- schappelijk kenmerk hebben dat de verrichte werkzaamheden en handelingen worden verricht op grond van een – in generale zin – gelijke opdracht (taakstelling) en zijn gericht op globaal eenzelfde resultaat.
De doelgroep waarop de werkzaamheden zich richten is daarbij niet van belang.
q. WEPM-werknemer: degene die op grond van/in het kader van de Subsidieregeling bevordering arbeidsinpassing, Staatscourant 1989, nr. 147, een arbeidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan;
x. Xxxxxxx-werknemer: degene die op grond van/in het kader van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen een ar- beidsovereenkomst met de werkgever is aangegaan.
Artikel 2
Werkingssfeer
De CAO is van toepassing op:
1. In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende, privaat- rechtelijke organisaties, indien en voor zover deze organisaties de navolgende voorzieningen van jeugdhulpverlening in stand houden
c.q. behouden:
a. instellingen voor voogdij als bedoeld in artikel 1:302 van het
3
Burgerlijk Wetboek, mede in hun functie van instelling voor begeleiding van de vrijwillige pleegzorg;
b. instellingen voor gezinsvoogdij als bedoeld in de artikelen 1:255 en 1:257 van het Burgerlijk Wetboek, mede in hun functie van instelling voor begeleiding van de vrijwillige pleegzorg;
c. observatiehuizen, waaronder worden verstaan tehuizen voor on- derzoek naar de persoonlijkheid van jeugdigen teneinde te bezien welke hulpverlening het meest aangewezen moet worden geacht, alsmede waar verzorging gedurende dag en nacht wordt geboden;
x. xxxxxxxx voor opvoeding en verzorging, waaronder worden ver- staan tehuizen waarin aan jeugdigen gedurende dag en nacht opvoeding en verzorging wordt geboden in verband met proble- men van lichamelijke, geestelijke, sociale of pedagogische aard die hun ontwikkeling naar volwassenheid ongunstig beïnvloeden;
e. tehuizen voor buitengewone behandeling, waaronder worden ver- staan tehuizen waarin jeugdigen dag en nacht worden behandeld in verband met problemen of stoornissen van lichamelijke, gees- telijke, sociale of pedagogische aard die hebben geleid tot sociaal onaanvaardbaar gedrag;
f. gezinshuizen, waaronder worden verstaan tehuizen als bedoeld onder d, waarbij zoveel mogelijk een normale leef- en gezins- situatie wordt benaderd en waarbij de hulpverlening in belang- rijke mate is gericht op het primaire leefmilieu van de jeugdigen;
g. adviesbureaus voor jeugd en gezin, waaronder worden verstaan voorzieningen die aan jeugdigen en ouders psychosociale advie- zen en begeleiding bieden, mede in hun functie van instelling voor begeleiding van de vrijwillige pleegzorg;
h. centrales voor pleeggezinnen, waaronder worden verstaan voor- zieningen die de plaatsing van jeugdigen in pleeggezinnen voor- bereiden;
i. instellingen voor therapeutische gezinsverpleging, waaronder worden verstaan voorzieningen die aan zeer moeilijk opvoedbare jeugdigen in pleeggezinnen intensieve hulp en begeleiding geven door een gespecialiseerd maatschappelijk werker;
j. instellingen voor begeleid wonen, waaronder worden verstaan voorzieningen die aan zelfstandig gehuisveste jeugdigen begelei- ding bieden, gericht op zelfstandig functioneren;
k. internaten voor zeer intensieve behandeling, waaronder worden verstaan tehuizen waarin aan jeugdigen met zeer zware gedrags- problemen, al dan niet gepaard gaande met psychotische of neu- rotische stoornissen, behandeling wordt geboden, alsmede ver- pleging en verzorging gedurende dag en nacht;
l. in artikel 65 van de Wet op de Jeugdhulpverlening genoemde particuliere inrichtingen en tehuizen voor justitiële kinderbe- scherming.
2. In Nederland gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende privaat- rechtelijke organisaties, die zich het volgende ten doel stellen: het
4
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ondersteunen van de activiteiten van één of meer van de in het eer- ste lid genoemde voorzieningen van jeugdhulpverlening door ten behoeve van één of meer van deze voorzieningen zonder winstoog- merk personeel ter beschikking te stellen.
3. In Nederland gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende privaat- rechtelijke organisaties, die ten behoeve van één of meer van de in het eerste en/of tweede lid genoemde voorzieningen van jeugd- hulpverlening werkzaam zijn, indien en voor zover deze organisaties de volgende voorzieningen in stand houden c.q. beheren:
centrale en/of regionale bureaus, samenwerkingsverbanden of service-instituten.
4. In Nederland gevestigde, rechtspersoonlijkheid bezittende privaat- rechtelijke organisaties:
– die eenzelfde doelstelling kennen als de in het eerste en het derde lid van dit artikel genoemde organisaties, dan wel;
– die werkzaamheden verrichten die naar hun aard dezelfde zijn als de werkzaamheden die verricht worden door de in het eerste en het derde lid van dit artikel genoemde organisaties.
5. In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaat- rechtelijke instellingen die al dan niet met winstoogmerk een Dag- centrum voor Schoolgaande Jeugd (Boddaertcentrum) in stand hou- den, waaronder wordt verstaan een ruimtelijke voorziening waar en van waaruit aan schoolgaande kinderen psychosociale hulp gedu- rende de dag en avond wordt verleend, waarbij ook het primaire leef- milieu betrokken en begeleid wordt.
6. In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaat- rechtelijke instellingen die al dan niet met winstoogmerk een (Crisis)- opvangcentrum voor Jeugdigen in stand houden, waaronder wordt verstaan een voorziening voor in principe kortdurende opvang van jeugdige personen in acute psychosociale probleemsituaties, waarbij de opvang primair gericht is op het leggen van een basis voor een zo zelfstandig mogelijke (her)deelname aan het maatschappelijk le- ven.
7. In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaat- rechtelijke instellingen die al dan niet met winstoogmerk een Jonge- ren Adviescentrum in stand houden, waaronder wordt verstaan een voorziening die aan jeugdigen met maatschappelijke en psychoso-
5
ciale vragen en problemen open opvang biedt, behandeling, begelei- ding en adviezen verstrekt.
8. In Nederland gevestigde rechtspersoonlijkheid bezittende privaat- rechtelijke instellingen die al dan niet met winstoogmerk een Kin- dertelefoon in stand houden, waaronder wordt verstaan een voorzie- ning die zich ten doel stelt zorg te dragen voor informatie, advies en dienstverlening als eerste opvang aan kinderen als bijdrage tot het voorkomen, verminderen of oplossen van problemen ten gevolge van
– verwerking van gebeurtenissen en omstandigheden die ingrijpen in het leven van kinderen;
– verstoorde of onvoldoende relaties tussen kinderen en hun so- ciale omgeving;
– ongenoegzame elementaire bestaansvoorwaarden.
9. De Stichting AFRA te Amsterdam.
10. De Stichting BJ te Lochem.
Artikel 3
1. De bepalingen van de CAO zijn ingevolge artikel 2 van de CAO ook van toepassing op privaatrechtelijke organisaties, die op basis van artikel B 3 van de Algemene Burgerlijke Pensioenwet zijn aangewe- zen als lichaam waarvan de werknemers geheel of ten dele ambte- naar zijn in de zin van de ABP-wet, tenzij partijen bij de CAO op een daartoe strekkend verzoek van de werkgever met instemming van de Ondernemingsraad – of bij het ontbreken daarvan, de werknemersvertegenwoordiging – ontheffing hebben verleend van de verplichting om de CAO toe te passen.
2. Om voor een dergelijke ontheffing in aanmerking te komen dient ten minste aan de volgende criteria te worden voldaan:
– de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers dienen voldoende gewaarborgd te zijn;
– deze arbeidsvoorwaarden mogen over het algemeen geen min- dere aanspraken aan de werknemers verlenen dan voor hen zou- den voortvloeien uit de toepasselijkheid van deze CAO.
Artikel 4
1. De bepalingen van de CAO kunnen door partijen bij de CAO op een daartoe strekkend verzoek van de werkgever met instemming van de ondernemingsraad – of bij het ontbreken daarvan de werknemers- vertegenwoordiging – geheel of gedeeltelijk niet van toepassing wor- den verklaard op de arbeidsverhouding tussen een werkgever en al zijn werknemers dan wel een gedeelte van zijn werknemers, indien
6
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
deze werkgever tevens valt onder de werkingssfeer van een andere CAO, zulks in overleg met partijen bij deze andere CAO.
2. Om voor een dergelijke ontheffing in aanmerking te komen, dient ten minste aan de volgende criteria te worden voldaan:
– de arbeidsvoorwaarden voor de werknemers dienen voldoende gewaarborgd te zijn;
– deze arbeidsvoorwaarden mogen over het algemeen geen min- dere aanspraken aan de werknemers verlenen dan voor hen zou- den voortvloeien uit de toepasselijkheid van deze CAO.
Artikel 5
Een werkgever als bedoeld in artikel 2 lid 1 sub c t/m f en sub k t/m l CAO, die een kleinschalige voorziening dan wel een project in stand houdt, kan aan een door partijen bij de CAO ingestelde Commissie ver- zoeken ontheffing te verlenen van de toepassing van bepaalde regelin- gen in de CAO of onderdelen daarvan. Het verzoek kan door de werk- gever worden gedaan ten behoeve van al zijn werknemers dan wel ten behoeve van een gedeelte van zijn werknemers. De samenstelling, de toegang, de werkwijze en de bevoegdheden van de Commissie zijn in een afzonderlijk reglement vastgelegd, opgenomen in Uitvoerings- regeling N Reglement van de Commissie Dispensatie Toepassing CAO.
Artikel 6
WEPM-Werknemers
1. De bepalingen van de CAO zijn van toepassing op WEPM- werknemers, met uitzondering van:
a. artikel 10;
b. artikel 11;
d. artikel 38;
e. artikel 57;
f. Uitvoeringsregeling L I Wachtgeld;
g. Uitvoeringsregeling L II Wachtgeld.
2. Bij de aanstelling van een WEPM-werknemer dient de werkgever voorts de volgende regels in acht te nemen:
1. De aanstelling mag niet leiden tot verdringing van een reguliere arbeidsplaats; het moet dus gaan om een boventallige plaats.
2. De werkervaringsplaats kan zowel de in de CAO geregelde als niet-geregelde functies betreffen.
7
3. Met de WEPM-werknemer dient een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd voor de duur van maximaal één jaar te worden afge- sloten volgens het in bijlage 4 van deze CAO opgenomen model.
4. De salariëring van de WEPM-werknemer kan gedurende de eer- ste 6 maanden van het dienstverband plaatsvinden op basis van het wettelijk minimum (jeugd)loon; na deze 6 maanden dient de werknemer gesalarieerd te worden op basis van het bij de func- tie behorende XXX-xxxx.
5. De werkgever dient de nodige aandacht te besteden aan scholing en begeleiding, die de WEPM-werknemer in staat zullen moeten stellen tijdens het werken op de werkervaringsplaats zoveel mo- gelijk kennis en vaardigheden te verwerven.
6. De werkgever neemt de inspanningsverplichting op zich om de WEPM-werknemer bij voldoende geschiktheid, na het verstrijken van de looptijd van de WEPM-arbeidsovereenkomst, door te laten stromen naar een reguliere arbeidsplaats binnen zijn instel- ling, indien de formatie dit toelaat.
Artikel 6a
Melkert-werknemers
1. De bepalingen van de CAO zijn onverkort van toepassing op een Melkert-werknemer, met uitzondering van artikel 57 jo. Uitvoerings- regelingen L I en L II Wachtgeld.
2. Met betrekking tot een Melkert-arbeidsplaats dient de werkgever de navolgende regels in acht te nemen:
a. Bij het verwezenlijken van een Melkert-arbeidsplaats mag geen sprake zijn van verdringing van een bestaande arbeidsplaats dan wel van invulling van een reeds voorziene arbeidsplaats.
Het moet gaan om een extra arbeidsplaats boven de bestaande werkgelegenheid bij een instelling, die zonder gebruikmaking van de Regeling extra werkgelegenheid voor langdurig werklo- zen niet tot stand zou zijn gekomen.
b. De werkgever stelt een begeleidingsplan op dat waarborgen biedt voor een reële training en begeleiding van de Melkert-werknemer, ter bevordering van diens mogelijke doorstroming naar een regu- liere arbeidsplaats.
In dit plan wordt in ieder geval voorzien in de aanwijzing van een begeleider die met de begeleiding van de Melkert-werknemer is belast.
c. De werkgever zal zich inspannen om de Melkert-werknemer bij voldoende geschiktheid, ingeval zich binnen de instelling een vacature voordoet, zo mogelijk door te laten stromen naar een reguliere arbeidsplaats.
d. De werkgever zal ter beoordeling van de geschiktheid van de Melkert-werknemer voor doorstroming naar een reguliere ar-
8
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
beidsplaats ten minste na afloop van het eerste jaar van het dienstverband met deze werknemer een beoordelingsgesprek voe- ren.
3. De werkgever is gehouden jaarlijks aan de ondernemingsraad een overzicht te verstrekken van het aantal in dienst genomen Melkert- werknemers, alsmede hoeveel van deze werknemers zijn doorge- stroomd naar een reguliere arbeidsplaats.
Artikel 7
1. De bepalingen van de CAO vinden slechts toepassing indien en voor zover zij niet met dwingendrechtelijke wetsbepalingen in strijd zijn.
2. Voor zover in de desbetreffende bepaling niet anders is bepaald, is het de werkgever niet toegestaan af te wijken van de bepalingen van deze CAO.
3. In afwijking van het in lid 2 gestelde kan in voor de werknemer gun- stige zin van de bepalingen van deze CAO worden afgeweken in een in het kader van Uitvoeringsregeling R, artikel 4 opgesteld sociaal plan, waarover in het fusie-overlegorgaan overeenstemming is be- reikt.
Artikel 8
Relatiepartner
1. De bepalingen van de CAO die van toepassing zijn op de gehuwde werknemer, zijn van overeenkomstige toepassing op de werknemer met een relatiepartner als bedoeld in artikel 1 sub m, mits is voldaan aan het gestelde in het volgende lid en voor zover dat wettelijk mogelijk is.
2. De werknemer dient, hetzij bij indiensttreding, hetzij bij het ontstaan van de affectieve relatie, een door hem en zijn relatiepartner onder- tekende schriftelijke verklaring volgens het in bijlage 3 opgenomen model aan de werkgever over te leggen, waaruit blijkt dat sprake is van een affectieve relatie als bedoeld in artikel 1 sub m en dat zij op hetzelfde adres wonen. Desgevraagd dient de werknemer deze ver- klaring vergezeld te doen gaan van een uittreksel uit het bevolkings- register.
9
3. Is aan het gestelde in lid 1 en lid 2 voldaan, dan wordt de relatie- partner voor de toepassing van deze CAO als echtgenoot/echtgenote aangemerkt en worden onder bloed- en aanverwanten mede begre- pen bloed- en aanverwanten van de relatiepartner van de werknemer.
4. De werknemer dient het feit van beëindiging van de relatie binnen een maand – te rekenen vanaf de dag waarop de beëindiging heeft plaatsgevonden – schriftelijk aan de werkgever mede te delen.
HOOFDSTUK II
DE ARBEIDSOVEREENKOMST
Artikel 9
Wijze van aangaan
1. De arbeidsovereenkomst wordt schriftelijk aangegaan en gewijzigd volgens het in bijlage 1 van deze CAO opgenomen model.
2. De werkgever draagt zorg dat beide partijen binnen twee weken na het sluiten of wijzigen van de overeenkomst een door beide partijen ondertekend exemplaar ontvangen van de arbeidsovereenkomst of de wijziging daarvan.
Artikel 10
Duur
1. Een arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor bepaalde tijd of voor onbepaalde tijd.
2. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag niet voor langer dan maximaal één jaar worden aangegaan, tenzij er sprake is van één van de omstandigheden in het derde lid van dit artikel.
3. a. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aange- gaan ter vervanging wegens ziekte, bedraagt de maximale duur 21⁄2 jaar;
c. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aange- gaan ter vervanging wegens studieverlof, bedraagt de maximale duur 21⁄2 jaar;
d. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aange- gaan die samenloopt met een leerovereenkomst zoals bedoeld in de Wet op het Leerlingwezen, bedraagt de maximale duur de duur van de leerovereenkomst;
e. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aange-
10
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
gaan in het geval de overeenkomst werkzaamheden aantoonbaar van tijdelijke aard zijn, is de overeenkomst niet aan een maxi- male duur gebonden;
f. Indien een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd wordt aange- gaan in het geval de financiering van de werkzaamheden aan- toonbaar van tijdelijke aard is, bedraagt de maximale duur de duur van de financiering van de werkzaamheden;
g. Indien een werknemer met een arbeidsovereenkomst voor onbe- paalde tijd wordt belast met de uitvoering van een project waar- van de financiering van tijdelijke aard is, kan ter vervanging van deze werknemer met een andere werknemer een arbeidsovereen- komst voor bepaalde tijd worden aangegaan voor de duur van dit project.
4. Wanneer een arbeidsovereenkomst die voor bepaalde tijd is aange- gaan, door partijen na het verstrijken van deze bepaalde tijd stilzwij- gend wordt voortgezet, wordt zij geacht vanaf dat tijdstip voor onbe- paalde tijd te zijn aangegaan.
5. Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan alleen voor be- paalde tijd worden voortgezet, indien en voor zover de gezamenlijke duur van het tijdvak waarvoor de arbeidsovereenkomst aanvankelijk is aangegaan en de termijn(en) waarmee zij is voortgezet, geen over- schrijding inhoudt van de maximumtermijnen, genoemd in het tweede lid en het derde lid van dit artikel.
6. Wanneer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is aangegaan en deze overeenkomst met inachtneming van het bepaalde in het vijfde lid van dit artikel door partijen wordt voortgezet, is voor de beëindiging van de aldus voor bepaalde tijd voortgezette arbeids- overeenkomst géén voorafgaande opzegging vereist.
Artikel 11
De afroepovereenkomst
1. Onder afroepovereenkomst wordt voor de toepassing van dit artikel verstaan: de overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt om op afroep van de werkgever op arbeidsovereenkomst werkzaamhe- den te verrichten en waarbij de werkgever zich verbindt een oproep te doen zodra hij de werkzaamheden waarvoor de afroep- overeenkomst is aangegaan beschikbaar heeft.
11
2. Indien de werknemer met wie een afroepovereenkomst is afgesloten (de afroepcontractant) op afroep werkzaamheden verricht, wordt zijn salaris vastgesteld volgens de salarisregeling van deze CAO.
3. De afroepcontractant heeft, indien hij voor een periode korter dan 2 uur werkzaamheden moet verrichten, recht op een vergoeding van twee maal het voor hem geldende uurloon.
4. Ongeacht of en hoe vaak van de diensten van de afroepcontractant gebruik wordt gemaakt, heeft hij in ieder geval aanspraak op een ver- goeding gelijk aan het salaris van 30 uur per maand, voor iedere kalendermaand dat de afroeprelatie voortduurt.
5. Op de aanspraak genoemd in het vierde lid van dit artikel, wordt in mindering gebracht de door de werkgever uitbetaalde bedragen we- gens verrichte arbeid of wegens loonbetaling over perioden waarin geen arbeid is verricht.
Artikel 12
Gezondheidsverklaring c.q. geneeskundig onderzoek voor het aangaan van de arbeidsovereenkomst
1. De werkgever kan de werknemer verplichten zich voor zijn indienst- treding te onderwerpen aan een aanstellingskeuring, zulks met in- achtneming van het bepaalde in de Wet op de Medische Keuringen. Op een aanstellingskeuring is het ,,Protocol aanstellingskeuringen’’ van toepassing, zoals ontwikkeld door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Geneeskunst (KNMG).
2. Het gestelde in het voorgaande lid is niet van toepassing ten aanzien van de werknemer, waarmede ten gevolge van fusie of wijziging van de privaatrechtelijke status van de werkgever opnieuw een arbeids- overeenkomst wordt aangegaan.
3. De kosten van de in lid 1 bedoelde keuring komen ten laste van de werkgever.
Onder deze kosten worden tevens de reis- en verblijfkosten van de werknemer verstaan. Deze worden vergoed overeenkomstig Uitvoeringsregeling G Reis- en verblijfkosten.
12
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK III
ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKNEMER
Artikel 13
De werkzaamheden
1. De werknemer is in het algemeen verplicht al datgene te doen en na te laten wat een goed werknemer in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
2. De werknemer is verplicht de overeengekomen werkzaamheden naar zijn beste vermogen te verrichten en zich daarbij te gedragen naar de aanwijzingen door of vanwege de werkgever gegeven, zulks met inachtneming van de eisen van het beroep en het doel van de orga- nisatie.
3. Binnen redelijke grenzen en voor zover zulks uit het belang van het werk of de organisatie voortvloeit is de werknemer – na overleg – verplicht in te stemmen met:
a. het voor korte tijd verrichten van andere werkzaamheden, die in redelijke mate aansluiten bij zijn functie;
b. tijdelijke wijzigingen in de regeling van zijn arbeidsduur en/of werktijden;
c. tijdelijke wijzigingen in de plaats van tewerkstelling en/of werk- gebied.
Artikel 14
Geheimhouding
1. De werknemer is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem uit hoofde van zijn functie en beroep ter kennis is gekomen, voor zover die verplichting uit de aard van de zaak volgt dan wel hem uitdruk- kelijk is opgelegd. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
2. De in lid 1 bedoelde verplichting bestaat niet tegenover hen, die delen in de verantwoordelijkheid voor een goede vervulling van de functie van de werknemer noch ook tegenover hen, wier medewer- king tot die vervulling noodzakelijk is te achten, indien en voor zover deze zelf tot geheimhouding zijn of zich dienen te verplichten.
13
Artikel 15
Melding afwezigheid
Indien de werknemer verhinderd is wegens arbeidsongeschiktheid of wegens andere oorzaak zijn werkzaamheden te verrichten, is hij ver- plicht daarvan, onder opgave van redenen, zo spoedig mogelijk mede- deling te doen of te laten doen aan de werkgever op een door de werk- gever te bepalen wijze.
Zodra het tijdstip bekend is, waarop hervatting van de werkzaamheden mogelijk zal zijn dient hij de werkgever daarvan in kennis te stellen.
Artikel 16
Verhuisplicht
1. Indien de werkgever zulks in verband met het belang van de organi- satie noodzakelijk acht, kan hij de werkgever bij indiensttreding of bij wijziging van de functie dan wel van de omstandigheden waar- binnen de functie wordt uitgeoefend, verplichten te wonen in of nabij de plaats van tewerkstelling of in het werkgebied, indien zo’n werk- gebied is aangewezen.
2. De werknemer die ter vervulling van de in het eerste lid genoemde verplichting dient te verhuizen, wordt een tegemoetkoming toege- kend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling E Verhuiskostenvergoeding.
Artikel 17
Nevenfuncties
1. De werknemer is gehouden de werkgever schriftelijk in kennis te stellen van het voornemen gehonoreerde nevenfuncties te gaan ver- richten en van uitbreiding in bestaande gehonoreerde nevenfuncties. Ten aanzien van niet-gehonoreerde nevenfuncties bij een werkgever vallend onder de werkingssfeer van de CAO is het bepaalde in de vorige volzin van overeenkomstige toepassing.
2. Indien deze werkzaamheden of uitbreiding daarvan als strijdig met of schadelijk voor de vervulling van zijn functie kunnen worden beschouwd, dient de werkgever binnen één maand na verzending van bedoelde kennisgeving de werknemer schriftelijk en gemotiveerd mede te delen dat verrichting van deze werkzaamheden of uitbrei- ding daarvan niet geoorloofd is.
3. Indien door de werkgever binnen één maand geen antwoord wordt gegeven op de kennisgeving wordt dit beschouwd als goedkeuring.
14
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. Voordat de werkgever een besluit neemt tot het niet toestaan van het verrichten van werkzaamheden in verband met een al dan niet geho- noreerde nevenfunctie of een uitbreiding daarvan, is hij verplicht de werknemer xxxxxxx te horen.
Artikel 18
Ontoelaatbare handelingen
1. Het is de werknemer verboden middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan ten behoeve van de werkgever uit te voeren aannemingen of leveringen dan wel middellijk of onmiddellijk geschenken, belo- ningen of provisie aan te nemen of te vorderen, dan wel erfenissen of legaten te aanvaarden van personen, met wie hij uitsluitend uit hoofde van zijn functie in aanraking komt.1)
2. Tenzij door de werkgever uitdrukkelijk toestemming is verleend, is het de werknemer verboden:
a. geld of goed toebehorend aan cliënten/pupillen als geschenk of in bruikleen te aanvaarden, te kopen, te verkopen, te doen verko- pen of te belenen;
b. geld of goed toebehorend aan de werknemer/werkgever ter be- schikking te stellen van of te verkopen aan pupillen dan wel borgtocht aan pupillen te verlenen;
c. persoonlijke diensten te doen verrichten door pupillen en perso- nen in dienst van de werkgever en goederen toebehorend aan de werkgever te gebruiken voor persoonlijke doeleinden.
Artikel 19
Beheer goederen werkgever
1. De werknemer is verplicht de goederen, die door de werkgever aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, zorgvuldig te beheren.
2. De werknemer kan slechts worden verplicht tot gehele of gedeelte- lijke vergoeding van door de werkgever geleden schade, voor zover deze is ontstaan door opzet, grove schuld of ernstige nalatigheid van de werknemer.
3. De verplichting, als bedoeld in lid 2 kan niet worden opgelegd dan
1) Onverminderd het bepaalde in artikel 953 van het Burgerlijk Wetboek.
15
nadat de werknemer xxxxxxx is gehoord, waarbij hij zich kan laten bijstaan door een raadsman.
Artikel 20
Geneeskundig onderzoek tijdens dienstverband
1. De werkgever kan de werknemer bij verhoogd risico – conform de richtlijnen van de Geneeskundige Hoofdinspectie – verplichten zich te onderwerpen aan een röntgenologisch beeldschermonderzoek van de borstkas.
3. De werknemer is verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen, wanneer de werkgever van oordeel is, dat de lichame- lijke of geestelijke toestand van de werknemer een beletsel vormt of kan vormen om zijn werkzaamheden naar behoren te verrichten. De uitslag van dit geneeskundig onderzoek zal binnen 14 dagen na vast- stelling daarvan aan betrokkene worden medegedeeld. Op een onder- zoek als bedoeld in de lid 3 is het in artikel 12 lid 1 van deze CAO genoemde ,,Protocol aanstellingskeuringen’’ van overeenkomstige toepassing.
Artikel 21
Bijscholingsactiviteiten
1. De werknemer is verplicht die bijscholingsactiviteiten te volgen die voor de uitoefening van de functie noodzakelijk worden geacht en die als zodanig in overleg tussen werkgever en werknemer worden aangewezen. Deze bijscholingsactiviteiten worden beschouwd als opgedragen werkzaamheden en mitsdien komen de eraan verbonden kosten voor rekening van de werkgever.
2. De in het vorige lid bedoelde bijscholingsactiviteiten kunnen in beginsel niet leiden tot overwerk.
HOOFDSTUK IV
ALGEMENE VERPLICHTINGEN VAN DE WERKGEVER
Artikel 22
Goed werkgeverschap
De werkgever is verplicht de werknemer in staat te stellen de overeen- gekomen werkzaamheden naar diens beste vermogen te verrichten en daarbij aanwijzingen te geven met inachtneming van de eisen van het
16
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
beroep en het doel van de organisatie en al datgene te doen en na te laten, wat een goed werkgever in gelijke omstandigheden behoort te doen en na te laten.
Artikel 23
Geheimhouding
De werkgever is verplicht tot geheimhouding van hetgeen hem met betrekking tot de persoon van de werknemer uit hoofde van zijn functie als werkgever bekend is, tenzij de werknemer tot het verstrekken van op zijn persoon betrekking hebbende gegevens toestemming geeft. Deze verplichting geldt ook na beëindiging van het dienstverband.
Artikel 24
Aansprakelijkheid voor schade
1. De werkgever verplicht zich voor de wettelijke aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door de werknemer, als gevolg van de uit- oefening van de dienstbetrekking, een genoegzame verzekering af te sluiten.
2. De werknemer, die in de uitoefening van zijn dienstbetrekking schade lijdt, aan het ontstaan waarvan hij geen schuld heeft en waarvoor de werkgever wettelijk aansprakelijk is, heeft jegens de werkgever aan- spraak op vergoeding van deze schade, mits hij zijn eventuele aan- spraken terzake jegens derden aan de werkgever xxxxxxx.
Het in dit artikel bepaalde is niet van toepassing ten aanzien van gel- delijke schade wegens loonderving, terzake waarvan de werknemer aanspraak heeft op een uitkering krachtens een arbeidsongeschikt- heidsverzekering, dan wel recht op een uitkering op grond van arti- kel 30 van deze CAO.
3. Los van het bepaalde in lid 2 kan de werkgever aan de werknemer een tegemoetkoming toekennen in de materiële schade die door een cliënt/pupil aan de werknemer in de uitoefening van de functie is toegebracht, indien althans deze schade door de werknemer redelij- kerwijs niet voorkomen had kunnen worden. Het bedrag van de tege- moetkoming mag het bedrag van f 5 000,– per gebeurtenis niet te boven gaan, voor welk bedrag de werkgever de werknemer opvolgt in de rechten die de werknemer in dezen mocht hebben tegenover degene die de schade heeft veroorzaakt.
17
Artikel 26
Detachering
1. Een detachering kan uitsluitend worden aangegaan met instemming van de werknemer.
2. De werkgever, waarbij detachering plaatsvindt, kan slechts treden in rechten en plichten van de werkgever, waarmee de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft afgesloten, indien zulks is geregeld in de detacheringsovereenkomst.
3. Een detacheringsovereenkomst kan uitsluitend schriftelijk worden aangegaan.
4. Een afschrift van de detacheringsovereenkomst dient aan de werkne- mer te worden verstrekt.
Artikel 28
Sociaal-organisatorische regelingen
Voor de sociaal-organisatorische regelingen binnen de sector gelden de bepalingen van Uitvoeringsregeling R Sociaal-organisatorische regelin- gen.
HOOFDSTUK V
SALARIËRING EN VAKANTIETOESLAG
Artikel 29
Algemeen
1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld op de wijze als aan- gegeven in de salarisregeling.
2. Een wijziging in het salaris wordt de werknemer terstond gespecifi- ceerd en schriftelijk medegedeeld.
3. De werknemer dient uiterlijk twee dagen voor het einde van de kalendermaand over zijn salaris en uiterlijk in de tweede maand vol- gend op het ontstaan van een aanspraak op een toeslag op het sala- ris, hierover te kunnen beschikken.
4. Geen salaris is verschuldigd over de tijd, gedurende welke de werk- nemer in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat zijn werk-
18
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
zaamheden te verrichten. Dit wordt de werknemer schriftelijk en gemotiveerd medegedeeld.
5. In afwijking van het gestelde in lid 3 kan aan de werknemer met wie dat in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen, een voorschot ten bedrage van ten minste 75% van het te verwachten salaris worden uitbetaald.
Artikel 30
Salariëring tijdens arbeidsongeschiktheid
1. a. De werknemer die wegens ziekte, zwangerschap of bevalling als bedoeld in artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek geheel of gedeelte- lijk verhinderd is de bedongen arbeid te verrichten heeft voor de duur van de arbeidsongeschiktheid – zolang de arbeidsovereen- komst voortduurt – tot en met maximaal 52 weken aanspraak op doorbetaling van zijn laatstgenoten nettosalaris als bedoeld in lid 4.
b. Indien en voor zover de werknemer aanspraak heeft op een uit- kering ingevolge de Ziektewet wordt het bedrag van deze uitke- ring in mindering gebracht op de betaling als sub a bedoeld.
2. a. De werknemer die na de in lid 1 bedoelde maximale periode ver- volgens wegens arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet op de Arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet op de Arbeidson- geschiktheidsverzekering (WAO) geheel of gedeeltelijk verhin- derd is werkzaamheden te verrichten heeft voor de duur van deze arbeidsongeschiktheid – zolang de arbeidsovereenkomst voort- duurt – tot en met maximaal 26 weken aanspraak op aanvulling tot zijn laatstgenoten nettosalaris als bedoeld in lid 4 van de aan hem gedane uitkeringen ingevolge de Algemene Arbeids- ongeschiktheidswet (AAW) c.q. de Wet op de Arbeidsongeschikt- heidsverzekering (WAO) alsmede uitkeringen ingevolge de pensioenregeling van het PGGM dan wel een andere pensioen- regeling.
b. Indien de werknemer in verband met zijn gedeeltelijke arbeids- ongeschiktheid, als gevolg waarvan hij een lagere AAW- of WAO-uitkering dan van 70% geniet, voor het deel waarvoor hij arbeidsgeschikt is inkomsten uit arbeid bij dezelfde dan wel een andere werkgever of uit bedrijf verwerft, worden deze inkomsten in mindering gebracht op de sub a bedoelde aanvulling tot zijn laatstgenoten nettosalaris.
19
c. De sub a bedoelde aanvulling strekt ertoe dat de werknemer zijn nettosalaris behoudt. In verband hiermede dient op deze aanvul- ling een bedrag in mindering te worden gebracht gelijk aan die sociale verzekeringspremies welke de werknemer ten gevolge van zijn arbeidsongeschiktheid niet verschuldigd is.
3. Voor de toepassing van het in de leden 1 sub a en 2 sub a bepaalde worden perioden waarin de werknemer wegens de in die artikelleden genoemde redenen verhinderd is werkzaamheden te verrichten sa- mengesteld, indien die perioden elkaar opvolgen met een onderbre- king van minder dan 4 weken.
4. Onder laatstgenoten nettosalaris als bedoeld in de voorgaande artikel- leden wordt verstaan het salaris dat wordt afgeleid van de som van:
a. het brutomaandsalaris dat de werknemer geniet op het moment dat de arbeidsongeschiktheid ontstaat;
b. overige loonbestanddelen die als loon worden aangemerkt in de dagloonregelen in de zin van de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) en de Wet op de Arbeidson- geschiktheidsverzekering (WAO).
De hoogte van de bedoelde loonbestanddelen wordt op maandbasis gemeten over een periode van 3 maanden voorafgaande aan de maand waarin de arbeidsongeschiktheid is ingetreden.
5. Bijstelling van het in lid 4 bedoelde laatstgenoten nettosalaris vindt plaats:
a. indien het brutomaandsalaris wijziging ondergaat ten gevolge van:
– toepassing van de voor de werknemer geldende salarisregeling (als ware hij niet arbeidsongeschikt);
– aanpassing van het brutomaandsalaris aan de algemene loon- ontwikkelingen van deze CAO;
b. door fiscale wijzigingen en wijzigingen in de sociale verzekerings- en pensioenpremies, voor zover deze bij de werk- nemer zouden worden ingehouden in geval van arbeids- geschiktheid.
6. De werknemer behoudt gedurende de in lid 1 sub a en 2 sub a genoemde perioden recht op vakantietoeslag, onder aftrek van de op grond van enige bij of krachtens de wet geldende verzekering als- mede de ingevolge de pensioenregeling van het PGGM toegekende vakantietoeslag.
7. Het laatstgenoten nettosalaris als bedoeld in lid 4 wordt verminderd met:
a. het bedrag van enige geldelijke uitkering die de werknemer toe- komt op grond van enige wettelijke voorgeschreven verzekering
20
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
of krachtens enige verzekering of uit enig fonds waarin deelne- ming is bedongen bij of voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst;
b. het bedrag aan netto-inkomsten in of buiten dienstbetrekking door de werknemer genoten voor werkzaamheden die hij heeft verricht gedurende de tijd dat hij, indien hij niet arbeidsonge- schikt geweest was, de bedongen arbeid had kunnen verrichten.
8. De werknemer heeft geen recht op loondoorbetaling of aanvulling, als bedoeld in lid 1 sub a respectievelijk lid 2 sub a van dit artikel, dan wel dit recht vervalt geheel of gedeeltelijk:
a. indien de arbeidsongeschiktheid opzettelijk door de werknemer is veroorzaakt;
b. indien de arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een gebrek dat de werknemer bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst je- gens de werkgever opzettelijk heeft verzwegen dan wel waarover hij de werkgever opzettelijk onjuiste inlichtingen heeft verstrekt;
c. voor de tijd gedurende welke door toedoen van de werknemer zijn genezing belemmerd of vertraagd wordt;
d. voor de tijd gedurende welke de werknemer zonder deugdelijke reden door de Uitvoeringsinstelling sociale verzekeringen (UVI) passend geachte arbeid niet verricht;
e. indien de aanspraak van de werknemer op een uitkering inge- volge de Ziektewet, de Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) c.q. Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) dan wel de pensioenregeling van het PGGM of een andere pensioenregeling geheel of gedeeltelijk komt te vervallen, tenzij de oorzaak hiervan bij de werkgever ligt.
De werkgever dient de werknemer van het geheel of gedeeltelijk ver- vallen van het in de aanhef van dit artikellid bedoelde recht binnen een redelijke termijn schriftelijk in kennis te stellen.
9. Indien een uitkering ingevolge de Algemene Arbeidsongeschiktheids- wet (AAW) c.q. de Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) in één der gevallen bedoeld in lid 8 sub a t/m d gedeeltelijk door de uitvoeringsinstelling wordt geweigerd, wordt de aanvulling bedoeld in lid 2 sub a naar evenredigheid verminderd.
10. a. De werkgever is bevoegd het recht op loondoorbetaling of aan- vulling, als bedoeld in lid 1 sub a respectievelijk lid 2 sub a van dit artikel, op te schorten voor de tijd gedurende welke de werk- nemer de verplichting ingevolge artikel 15 van de CAO niet is nagekomen of zich niet houdt aan andere door de werkgever schriftelijk gegeven redelijke voorschriften omtrent het verstrek-
21
ken van inlichtingen die de werkgever behoeft om het hiervoor bedoelde recht vast te stellen.
b. De werkgever dient de werknemer van het overgaan tot opschor- ting van het sub a bedoelde recht binnen een redelijke termijn schriftelijk in kennis te stellen.
11. a. Ingeval de arbeidsongeschiktheid van de werknemer het gevolg is van een gebeurtenis terzake waarvan hij een vordering tot schadevergoeding wegens loonderving tegenover derden kan doen gelden, heeft de werknemer slechts recht op loondoorbetaling of aanvulling, als bedoeld in lid 1 sub a respectievelijk lid 2 sub a van dit artikel, indien hij de rechten jegens bedoelde derden tot het bedrag van deze loondoorbetaling of aanvulling op verzoek van de werkgever aan laatstgenoemde cedeert.
b. Wanneer de werkgever ter zake van de sub a bedoelde cessie een burgerrechtelijke vordering instelt, worden de kosten die uit deze rechtsvordering voortvloeien niet op de werknemer verhaald.
Artikel 32
Vakantietoeslag
1. De werknemer heeft recht op een vakantietoeslag voor iedere maand of ieder deel van de maand waarin hij salaris dan wel loondoorbetaling/aanvulling krachtens artikel 30 heeft genoten.
2. Tenzij in de volgende leden anders is bepaald, bedraagt de vakantie- toeslag per kalendermaand 8% van het bedrag dat de betrokken werknemer in die maand aan salaris of loondoorbetaling/aanvulling als bedoeld in lid 1 heeft genoten.
3. De vakantietoeslag bedraagt voor de werknemer van 18 jaar of ouder minimaal f 250,16 per maand, met dien verstande dat dit bedrag bij een onvolledig dienstverband naar evenredigheid wordt verminderd.
4. Voor de werknemer die jonger is dan 18 jaar bedraagt de vakantie- toeslag ten minste het in het derde lid genoemde bedrag verminderd met 7,5% voor elk leeftijdsjaar dat hij jonger is dan 18 jaar, met dien verstande dat het bedrag waarop hij alsdan aanspraak heeft bij een onvolledig dienstverband naar evenredigheid wordt verminderd.
5. Eveneens wordt voor de werknemer als bedoeld in lid 3 of lid 4 de vakantietoeslag als bedoeld in lid 3 of lid 4 naar evenredigheid ver- minderd over de maanden of delen daarvan, waarin de werknemer slechts zijn gedeeltelijke salaris heeft genoten, met dien verstande dat bij deze berekening wordt uitgegaan van het aantal kalender- dagen van de desbetreffende maand.
22
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
6. De vakantietoeslag wordt eenmaal per jaar berekend over het tijdvak van twaalf maanden, aanvangend met de maand juni van het voor- afgaande kalenderjaar.
De uitbetaling van de vakantietoeslag kan ten hoogste tweemaal per jaar plaatsvinden, doch uiterlijk op 31 mei van het desbetreffende jaar.
Xxxxxxx van ontslag voor het einde van die periode geschiedt de uit- betaling over die periode, gelegen tussen het einde van de laatst ver- streken periode waarover vakantietoeslag werd betaald en de datum van het ontslag.
Xxxxxxx xxx xxxxxxxxxxxxxxx na het begin van de periode waarover vakantietoeslag wordt uitbetaald geschiedt de uitbetaling over de tijd gelegen tussen de datum van indiensttreding en het einde van die periode.
HOOFDSTUK VI
WERKEN EN VERLOF
Artikel 33
Arbeidsduur en werktijden
1. De arbeidsduur bedraagt voor de werknemer met een volledig dienst- verband gemiddeld 36 uur per week, waaraan wordt vormgegeven door één of meer van de in artikel 33a omschreven modaliteiten.1)
2. a. Het houden van spreekuren en het noodzakelijk bijwonen van direct uit de werkzaamheden voortvloeiende vergaderingen, daar- onder begrepen het deelnemen aan de vergaderingen van de ondernemingsraad en de vergaderingen van door de onderne- mingsraad ingestelde commissies worden als arbeidsduur aange- merkt.
b. Door de werkgever opgedragen bijscholing als bedoeld in artikel 21 wordt eveneens als arbeidsduur beschouwd.
3. a. De werktijden van de werknemer worden – na overleg – door de
1) Noot van CAO-partijen:
,,In verband met de invoering van een gemiddeld 36-urige fulltime normwerkweek is het de werkgever niet toegestaan een arbeidsovereenkomst aan te gaan, c.q. uit te breiden, waarbij een gemiddeld 36-urige fulltime normwerkweek wordt overschreden.’’
23
werkgever vastgesteld met inachtneming van de eisen die door de normale gang van de werkzaamheden of door het optreden van bijzondere omstandigheden worden gesteld.
b. Bij de regeling van de werktijden wordt, voor wat betreft het ver- richten van werk op zondag, zoveel mogelijk rekening gehouden met de levensbeschouwelijke opvattingen van de werknemer en wordt hem op zondag en op de voor hem geldende kerkelijke feestdagen gelegenheid gegeven zijn kerk te bezoeken.
c. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing op die werkne- mers voor wie de zevende dag van de week in verband met hun godsdienstige opvattingen geldt als wekelijkse rustdag.
Artikel 33a
Modaliteiten bij de vormgeving van de 36-urige werkweek
Overzicht van modaliteiten waarmee aan de gemiddeld 36-urige werk- week vorm kan worden gegeven.
Arbeidsduur en werktijden
1. Voor wat betreft de vormgeving en invulling van de gemiddeld 36-urige werkweek gelden binnen het kader van deze CAO de in dit artikellid en lid 2 aangegeven modaliteiten.
Modaliteit 1
a. De werknemer met een volledig dienstverband die doorgaans op vaste tijden werkzaam is, verricht zijn werkzaamheden gedu- rende 40 uur per week.1)
b. De werknemer met een volledig dienstverband die op wisselende tijden werkzaam is, verricht zijn werkzaamheden gedurende 160 uur per vier weken, met dien verstande dat per week maximaal gedurende 50 uren werkzaamheden worden verricht.
Uitwerking modaliteit 1
c. 1. De door de werknemer extra gewerkte uren boven de 36 uur per week worden hem op een ander tijdstip in de vorm van blokken van 4 of 8 aaneengesloten doorbetaalde uren extra vrije tijd beschikbaar gesteld, tenzij de werkgever met in- stemming van de ondernemingsraad overeenkomstig artikel 27 WOR een andere vorm van beschikbaarstelling overeen- komt.
c. 2. Het gestelde sub c.1 is van overeenkomstige toepassing op de parttime werknemer, met dien verstande dat de extra ge-
1) Noot van CAO-partijen:
,,Met uitzondering van Stichting BJ, waarvoor een afwijkende arbeidsduur geldt, namelijk 38 uur per week.’’
24
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werkte uren ook in kleinere of grotere blokken aaneengeslo- ten doorbetaalde uren extra vrije tijd beschikbaar kunnen worden gesteld, teneinde zoveel mogelijk aan te sluiten bij de omvang van de dagelijkse arbeidsduur van de parttime werk- nemer om versnippering van vrije tijd te voorkomen.
d. De werkgever kan besluiten of en zo ja in hoeverre de doorbe- taalde uren extra vrije tijd als sub c bedoeld collectief dienen te worden opgenomen. Indien de werkgever zodanig besluit wenst te nemen, dient omtrent de wijze en de tijdstippen waarop deze doorbetaalde uren extra vrije tijd zullen worden opgenomen tij- dig overleg te worden gevoerd met de ondernemingsraad.
Een zodanig besluit van de werkgever behoeft de instemming van de ondernemingsraad overeenkomstig artikel 27 WOR.
e. Indien geen collectieve regeling als sub d bedoeld wordt getrof- fen, kan de werkgever besluiten dat de extra gewerkte uren slechts binnen bepaalde grenzen voor de individuele werknemer vrij opneembaar zijn als doorbetaalde uren extra vrije tijd. Omtrent het besluit tot vaststelling van zodanige grenzen dient tijdig overleg te worden gevoerd met de ondernemingsraad. Een zodanig besluit van de werkgever behoeft de instemming van de ondernemingsraad overeenkomstig artikel 27 WOR.
f. In alle overige gevallen dienen de tijdstippen van aanvang en einde van de sub c bedoelde blokken aaneengesloten doorbe- taalde uren extra vrije tijd door de werkgever tijdig in overleg met de individuele werknemer te worden bepaald.
2. Indien de werkgever in aanvulling op en/of in plaats van het gestelde in lid 1 wenst over te gaan tot wijziging van de werktijdenregeling, dient de werkgever met instemming van de ondernemingsraad over- eenkomstig artikel 27 WOR een werktijdenregeling vast te stellen, waarin de binnen de instelling te hanteren modaliteit(en) is (zijn) opgenomen. Hiertoe staan de werkgever binnen het kader van deze CAO de hiernavolgende modaliteiten ter beschikking.
Modaliteit 2
Een werkweek van 36 uur, verdeeld over 4 dagen waarop gedurende 9 uur werkzaamheden worden verricht.
Modaliteit 3
Werkweken met een variabele arbeidsduur, in zoverre dat per werk- week maximaal een negende deel naar boven of naar beneden kan worden afgeweken van de in de arbeidsovereenkomst vastgelegde gemiddelde omvang van het dienstverband per week, met dien ver-
25
stande dat per 31 december van het desbetreffende kalenderjaar geen urensaldo dient te resteren, tenzij tussen de werkgever en de indivi- duele werknemer hieromtrent anders wordt overeengekomen.
Modaliteit 4
De spaarvariant: het door werkgever en werknemer voor een spaar- periode van maximaal 5 jaar overeenkomen dat de door de werkne- mer extra gewerkte uren, die per werkweek niet meer mogen bedra- gen dan een negende deel van de in de arbeidsovereenkomst vastgelegde gemiddelde omvang van het dienstverband per week, worden opgespaard. Na afloop van de overeengekomen spaarperiode worden de door de werknemer in totaal extra gewerkte uren aan hem beschikbaar gesteld in de vorm van aaneengesloten doorbetaald lang- durend verlof.
Bij deze modaliteit worden de afspraken over de duur van de spaar- periode, het aantal extra te werken uren per week en de wijze van opnemen van de extra gewerkte uren in de vorm van doorbetaald langdurig verlof e.d. vastgelegd in een spaar/verlofovereenkomst1) tussen de werkgever en de individuele werknemer.
Modaliteit 5
Overige werktijdenregelingen, door de werkgever met instemming van de ondernemingsraad overeenkomstig artikel 27 WOR vast te stellen. De toepassing van een overige werktijdenregeling op de indi- viduele werknemer behoeft de instemming van die werknemer, in- dien en voor zover van de in de individuele arbeidsovereenkomst vastgelegde gemiddelde omvang van het dienstverband per week voor meer dan een negende deel naar boven of naar beneden wordt afgeweken.
3. Nadat de keuze(n) uit de in lid 2 aangegeven modaliteiten met instemming van de ondernemingsraad overeenkomstig artikel 27 WOR is (zijn) bepaald:
– stelt de werkgever vervolgens – bij keuzemogelijkheid in over- leg met de betrokken werknemer – de individueel toepasselijke modaliteit vast;
én
– bepaalt de werkgever – ingeval het een werktijdenregeling als bedoeld bij de modaliteiten 2, 3 en 5 betreft – na overleg met de betrokken werknemer de individuele regeling van werktijden.
4. a. De van toepassing zijnde werktijdenregeling blijft onverkort gel- den bij arbeidsongeschiktheid van de werknemer en in alle geval- len waarin de werknemer verlof met behoud van salaris geniet.
1) Noot van CAO-partijen:
,,Een model van een zodanige overeenkomst is als bijlage 8 opgenomen bij deze CAO (zie pagina 206 e.v.).’’
26
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. Het sub a gestelde betekent in de situatie van de modaliteiten 1 t/m 3 en 5 enerzijds dat bij arbeidsongeschiktheid van of het genieten van betaald verlof door de werknemer op de gebruike- lijke wijze volgens de geldende werktijdenregeling opbouw van extra gewerkte uren plaatsvindt, alsmede anderzijds dat bij het zich voordoen hiervan het tijdstip dat de werknemer de uit de geldende werktijdenregeling voortvloeiende doorbetaalde uren extra vrije tijd zal opnemen, de aanspraak hierop komt te verval- len.
5. Indien en voor zover het tijdstip van opnemen van de door de werk- nemer extra gewerkte uren niet voortvloeit uit de van toepassing zijnde werktijdenregeling stelt de werkgever – behoudens in de situatie van modaliteit 4 – de werknemer in de gelegenheid de extra gewerkte uren binnen het desbetreffende kalenderjaar in de vorm van doorbetaalde uren extra vrije tijd op te nemen.
Indien de werknemer van deze gelegenheid geen gebruik maakt, stelt de werkgever na ommekomst van het hiervoor bedoelde kalenderjaar vast wanneer de extra gewerkte uren in de vorm van doorbetaalde uren extra vrije tijd worden genoten.
Artikel 33b
Overgangsbepalingen bij de invoering van de gemiddeld 36-urige werkweek
1. Voor de reeds in dienst zijnde (zittende) werknemer geldt dat zijn per 30 juni 1997 feitelijk geldende omvang van het dienstverband wordt aangepast aan de doorgevoerde verdergaande arbeidsduurverkorting (gemiddeld 36-urige fulltime normwerkweek), tenzij de werknemer zelf uitdrukkelijk aan zijn werkgever ter kennis brengt dat hij in het kader van koopkrachtbehoud kiest voor handhaving van de feitelijk geldende omvang van het dienstverband per 30 juni 1997.
De werkgever stelt de werknemer tijdig en schriftelijk voor de keuze tot verdergaande arbeidsduurverkorting dan wel urenbehoud.
Indien de werknemer zijn keuze niet schriftelijk kenbaar heeft ge- maakt aan de werkgever, zal de werkgever ervan uitgaan dat de werknemer kiest voor verdergaande arbeidsduurverkorting.
2. Ten aanzien van de zittende werknemer wiens feitelijk gewerkte aan- tal arbeidsuren per week (als hiervoor onder 1 bedoeld) wordt ge- handhaafd dient de per 30 juni 1997 in de arbeidsovereenkomst ver- melde dienstverbandomvang hieraan (in technische zin) te worden
27
aangepast door middel van vermenigvuldiging hiervan met de breuk 95/100.
3. Met betrekking tot de zittende werknemer, met een in de arbeids- overeenkomst vermelde dienstverbandomvang van 38 uur of meer, die niet kiest voor toepassing in zijn situatie van de doorgevoerde verdergaande arbeidsduurverkorting (gemiddeld 36-urige fulltime normwerkweek) en wiens dienstverbandomvang daardoor na de hier- voor onder 2 bedoelde (technische) aanpassing uitgaat boven (ge- middeld) 36 uur per week geldt, dat die extra uitstijgende arbeids- duur niet meetelt voor het berekenen van vakantieverlofaanspraken.
4. Ten aanzien van de zittende werknemer die wél kiest voor toepas- sing in zijn situatie van de doorgevoerde verdergaande arbeidsduur- verkorting (gemiddeld 36-urige fulltime normweek) dient de per 30 juni 1997 in de arbeidsovereenkomst vermelde dienstverbandomvang hieraan te worden aangepast door middel van vermenigvuldiging hiervan met de breuk 90/100.
5. De arbeidstijd die op instellingsniveau eenmalig en direct vrijvalt ten gevolge van het doorvoeren van de volgende door CAO-partijen overeengekomen maatregelen:
– het in artikel 33 van de CAO opnemen van een fulltime norm- werkweek van gemiddeld 36 uur;
– het per 1 januari 1998 (neerwaarts) afronden van het aantal uren basisvakantieverlof op jaarbasis met 2,4 uur respectievelijk 2,8 uur;
wordt volledig herbezet, waarbij de werkgever over de wijze van invulling geven aan deze herbezetting verantwoording aflegt aan de ondernemingsraad of werknemersvertegenwoordiging, dan wel bij het ontbreken daarvan aan de werknemers gezamenlijk.
6. Overgangsbepaling met betrekking tot de functie van instellingshulp.
a. De arbeidsduur van de (Melkert-)instellingshulp bedraagt, ook voor de op 30 juni 1997 reeds in dienst zijnde werknemer, maxi- maal 36 uur.
b. De werknemer die op 30 juni 1997 op fulltime basis (dat wil zeg- gen 38 uur of meer) een Melkert-arbeidsplaats bekleedt, heeft in het kader van de invoering van de gemiddeld 36-urige werkweek derhalve geen recht op keuze voor urenbehoud, doch ontvangt in ruil hiervoor een extra periodiek onder behoud van de reguliere periodiekdatum.
In afwijking hierop geldt echter het volgende:
indien de Xxxxxxx-werknemer wordt gesalarieerd conform het wettelijk minimumloon (in het eerste jaar van aanstelling) wordt de extra periodiek eerst bij de eerstvolgende reguliere periodiek- datum toegekend, waardoor de Melkert-werknemer per die da- tum wordt gesalarieerd conform volgnummer 4.
28
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 34
Toepassing Arbeidstijdenwet
Voor wat betreft de toepassing van het bepaalde in de Arbeidstijdenwet (ATW) gelden bij de inrichting van de werktijden van de werknemer van 18 jaar en ouder de navolgende bepalingen:
a. Minimum rusttijden:
De in het standaard- en overlegregime identieke regeling van rusttij- den is van toepassing, dat wil zeggen:
– wekelijkse rust:
* hetzij 36 uur per periode van 7 x 24 uur;
* hetzij 60 uur per periode van 9 x 24 uur (1 x per 5 weken in te korten tot 32 uur).
– dagelijkse rust:
* 11 uur per 24 uur (1 x per periode van 7 x 24 uur in te kor- ten tot 8 uur).
b. Zondagsarbeid:
Der standaardregeling is van toepassing, dat wil zeggen op zondag wordt geen arbeid verricht, tenzij:
– het tegendeel is bedongen en uit de aard van de arbeid voort- vloeit;
– de bedrijfsomstandigheden dit noodzakelijk maken en het medezeggenschapsorgaan, of bij het ontbreken daarvan de personeelsvertegenwoordiging, of bij het ontbreken daarvan de belanghebbende werknemer, daarmee instemt.
In geval van arbeid op zondag ten minste 4 vrije zondagen per 13 weken.
c. Maximum arbeidstijden (structureel):
De overlegregeling is van toepassing, dat wil zeggen:
– arbeidstijd per dienst: 10 uur;
– arbeidstijd per week: –;
– arbeidstijd per 4 weken: gemiddeld 50 uur per week (200 uur);
– arbeidstijd per 13 weken: gemiddeld 45 uur per week (585 uur).
d. Aanvullende regels indien er sprake is van nachtdiensten (arbeid tus- sen 00.00 uur en 06.00 uur):
De standaardregeling is van toepassing, dat wil zeggen:
– minimum rust na een nachtdienst die eindigt ná 02.00 uur: 14 uur;
– minimum rust na een reeks nachtdiensten: 48 uur;
– maximum arbeidstijd per nachtdienst: 8 uur;
– maximum arbeidstijd per 13 weken: –;
– maximum aantal nachtdiensten: 10 per 4 weken en 25 per 13
29
weken (16 per 4 weken indien de nachtdiensten voor of op 02.00 uur eindigen);
– maximum aantal achtereenvolgende nachtdiensten: 5 (6 indien de nachtdiensten voor of op 02.00 uur eindigen).
e. Maximum arbeidstijden bij overwerk (incidenteel): De overlegregeling is van toepassing, dat wil zeggen:
– arbeidstijd per dienst: 12 uur;
– arbeidstijd per week: 60 uur;
– arbeidstijd per 13 weken: gemiddeld 48 uur per week (624 uur).
f. Aanvullende regels bij overwerk indien er sprake is van nachtdien- sten
De overlegregeling is van toepassing, dat wil zeggen:
– maximum arbeidstijd per nachtdienst: 10 uur;
– maximum arbeidstijd per 13 weken: gemiddeld 40 uur per week (520 uur).
g. Pauze (tijdsruimte van minimaal 1⁄4 uur):
De overlegregeling is van toepassing, dat wil zeggen:
– arbeidstijd per dienst > 5,5 uur: 0,5 uur (op te splitsen in 2 x 0,25 uur).
h. Aanwezigheidsdienst met betrekking tot de slaapdienst ex artikel 41 algemeen gedeelte in de (semi-)residentiële jeugdhulpverlening: voor de (semi-)residentiële jeugdhulpverlening geldt dat zij de vol- gende bepaling mag toepassen:
periodes van aanwezigheidsdienst: maximaal 3 keer in elke aaneen- gesloten tijdruimte van 7 maal 24 uur en 26 keer in elke periode van 13 achtereenvolgende weken;
i. Consignatie ex artikel 42 algemeen gedeelte:
– consignatie na een nachtdienst: de overlegregeling is van toepas- sing, dat wil zeggen:
de werknemer heeft een onafgebroken rusttijd van ten minste 14 uren na het verrichten van arbeid in nachtdienst indien de arbeid eindigt na 02.00 uur: deze rusttijd mag éénmaal in elke aaneen- gesloten periode van 7 x 24 uren worden bekort tot ten minste 8 uren.
Na het verrichten van werkzaamheden in het kader van nacht- dienst tijdens een feestdag als bedoeld in de Arbeidstijdenwet mag de rusttijd in ieder geval niet minder dan 12 uren bedragen. De werknemer heeft een onafgebroken rusttijd van tenminste 48 uren na een reeks van ten minste 3 en ten hoogste 7 maal ach- tereen arbeid te hebben verricht in de nachtdienst.
– maximum arbeidstijd per 24 uur: 13 uur;
– maximum arbeidstijd per week: 60 uur;
– maximum arbeidstijd per 13 weken: gemiddeld 45 uur per week (585 uur);
– maximum arbeidstijd per 13 weken indien de consignatie geheel of gedeeltelijk de periode tussen 00.00 u. en 06.00 u. omvat: gemiddeld 40 uur per week (520 uur);
– minimum arbeidstijd bij oproep in consignatie: 0,5 uur.
30
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Indien binnen een half uur na het beëindigen van de arbeid die uit een oproep voortvloeit opnieuw een oproep plaatsvindt, wordt de tussenliggende tijd als arbeidstijd aangemerkt.
Artikel 00x
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx oudere werknemer
1. De werknemer van 55 jaar en ouder met een volledig dienstverband heeft recht op een verkorting van de arbeidsduur – met behoud van salaris –, aan welke arbeidsduurverkorting wordt vorm gegeven door middel van een vierdaagse werkweek. Het op grond van dit artikel- lid toegekende aantal betaalde verlofuren per kalenderjaar mag niet minder dan 2761) uur bedragen.
2. Door de werkgever kan de in lid 1 bedoelde arbeidsduurverkorting – na overleg met de betrokken werknemer – op een andere wijze wor- den ingevuld, met inachtneming van het in lid 1 genoemde aantal betaalde verlofuren per kalenderjaar.
3. a. Voor de werknemer met een niet volledig dienstverband wordt de in de voorgaande leden bedoelde arbeidsduurverkorting vastge- steld naar rato van de omvang van het dienstverband.
b. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is, heeft aanspraak op de in de voorgaande leden bedoelde arbeidsduurverkorting in verhouding tot dat gedeelte van het jaar.
c. De arbeidsduurverkorting waarop de werknemer met inachtne- ming van het sub a en b bepaalde aanspraak heeft, wordt afge- rond op halve uren ten gunste van de werknemer.
4. a. De arbeidsduurverkorting als bedoeld in de voorgaande leden dient in het desbetreffende kalenderjaar te worden opgenomen.
b. Aan het eind van het kalenderjaar eventueel niet genoten arbeids- duurverkorting komt te vervallen.
1) Noot van CAO-partijen:
,,Voor het kalenderjaar 1997 geldt een urenaantal van 322.’’
31
Artikel 35
Verlof
1. a. De werknemer, die niet volgens wisselende dienst werkt, heeft recht op 2 dagen verlof per week, in de regel op zaterdag en zon- dag.
b. De werknemer die volgens wisselende dienst (rooster) werkt, heeft recht op ten minste 20 vrije weekenden per kalenderjaar. Onder een vrij weekend wordt verstaan een aaneengesloten vrije periode van ten minste 58 uren, liggend tussen vrijdag 14.00 uur en maandag 22.00 uur.
2. Bovendien heeft de werknemer recht op verlof met behoud van sala- ris op de navolgende dagen, voor zover deze niet op een zaterdag of zondag vallen:
Nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, 5 mei, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, eerste en tweede Kerstdag, Koninginnedag, de als zoda- nig door de rijksoverheid erkende nationale feest- en gedenkdagen.
3. Indien toepassing van het bepaalde in lid 2 niet mogelijk is omdat voor de werknemer een rooster met wisselende diensten geldt en in zijn individuele rooster feest- en gedenkdagen zijn opgenomen, wordt voor elke feest- en gedenkdag die niet op zaterdag of zondag valt, compensatie in uren aangeboden.
4. a. Reeds door de werkgever ingeroosterde verlofdagen, als bedoeld in lid 3 die door de werknemer wegens arbeidsongeschiktheid niet zijn opgenomen, komen te vervallen.
b. De in lid 3 bedoelde verlofdagen die aan het eind van het kalen- derjaar niet zijn opgenomen, komen te vervallen.
5. Aan de werknemer kan op zijn verzoek recht op verlof met behoud van salaris worden gegeven op andere voor hem van belang zijnde godsdienstige en/of levensbeschouwelijke dagen in plaats van de in lid 2 genoemde christelijke feest- of gedenkdagen.
Artikel 36
Vakantieverlof
1. Onverlet het bepaalde in artikel 7:635 van het Burgerlijk Wetboek wordt aan de werknemer over elk jaar dat de dienstbetrekking heeft geduurd vakantie met behoud van salaris verleend.
2. In afwijking van het bepaalde in artikel 7:635 van het Burgerlijk Wetboek bouwt de werknemer die gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, ook over het niet gewerkte deel, vakantie op, een en ander met een
32
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
maximum aanspraak over het tijdvak van de laatste zes maanden waarin de arbeid wegens de arbeidsongeschiktheid niet werd ver- richt.
Ter bepaling van de zes maanden worden tijdvakken samengeteld als zij elkaar met onderbreking van minder dan een maand opvolgen.
3. a. Het basisvakantieverlof van een fulltime werknemer bedraagt op jaarbasis 170 uur.
b. Het bovengenoemde vakantieverlof wordt, afhankelijk van de leeftijd die de werknemer in het desbetreffende kalenderjaar bereikt, verhoogd overeenkomstig de hiernavolgende tabel.
33
Leeftijd Verhoging
30 tot en met 39 jaar 7,2 uur
40 tot en met 44 jaar 14,4 uur
45 tot en met 49 jaar 21,6 uur
50 tot en met 54 jaar 28,8 uur
55 tot en met 59 jaar 36,0 uur
60 jaar en ouder 43,2 uur
4. De werknemer die gedurende een gedeelte van het kalenderjaar in dienst is dan wel die geen volledig dienstverband heeft, heeft naar evenredigheid aanspraak op het in lid 3 sub a respectievelijk sub b genoemde aantal uren basisvakantieverlof respectievelijk extra leeftijdsgebonden verlof, waarbij afronding plaatsvindt op hele uren ten gunste van de werknemer.
5. Indien de werknemer in het in lid 4 bedoelde geval zowel aanspraak heeft op basisvakantieverlof als op extra leeftijdsgebonden verlof, geschiedt deze afronding eerst na samenstelling van de beide onaf- geronde verlofaanspraken.
6. De vakantie dient in de regel in het betreffende kalenderjaar te wor- den opgenomen tenzij werkgever en werknemer in overleg besluiten daarvan af te wijken.
7. De tijdstippen van aanvraag en einde van de vakantie dienen door de werkgever tijdig na overleg met de werknemer te worden bepaald, met dien verstande dat ten minste 3 weken aaneengesloten geen arbeid wordt verricht.
8. In enig kalenderjaar niet genoten vakantieverlof wordt zoveel moge- lijk in een volgend kalenderjaar door de werknemer opgenomen, met dien verstande dat de werknemer in een kalenderjaar niet meer ver- lof kan opnemen dan anderhalf maal het hem volgens lid 3 toeko- mende verlof.
9. Wanneer de werknemer tijdens een vastgestelde vakantie arbeidson- geschikt is geldt het verleende vakantieverlof niet als vakantieverlof indien de werknemer deze arbeidsongeschiktheid aan de werkgever voldoende aantoont.
Artikel 37
Buitengewoon verlof
1. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de
34
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
werkgever daartegen verzetten heeft de werknemer recht op buiten- gewoon verlof met behoud van salaris – indien en voor zover de noodzaak tot werkverzuim aanwezig is – in de hierna te noemen gevallen:
a. voor de uitoefening van het kiesrecht en het voldoen aan een wet- telijke verplichting, voor zover dit niet in vrije tijd kan geschie- den en omzetting van dienst niet mogelijk is;
b. bij zijn verhuizing: 2 dagen per kalenderjaar;
c. bij zijn ondertrouw of voor het bij de notaris opmaken van een samenlevingscontract: 1 dag;
d. bij zijn huwelijk: 4 dagen;
e. tot het bijwonen van een huwelijk van bloed- en aanverwanten in de eerste en tweede graad:
1 dag, indien dit huwelijk wordt gesloten in zijn woonplaats of plaats van tewerkstelling/werkgebied en ten hoogste 2 dagen, indien dit huwelijk wordt gesloten buiten zijn woonplaats of plaats van tewerkstelling/werkgebied;
f. bij ziekte van echtgenoot, echtgenote, ouders, xxxxxxxxxxx, schoon- ouders, pleegouders, kinderen, stief-, pleeg- of aangehuwde kin- deren voor een duur ter beoordeling van de werkgever;
g. bij overlijden van bloed- of aanverwanten:
4 dagen bij het overlijden van de onder f bedoelde personen; 2 dagen bij overlijden van bloed- of aanverwanten in de tweede graad en ten hoogste één dag bij overlijden van bloed- of aanver- wanten in de derde of vierde graad;
Is de werknemer evenwel belast met de regeling van de begrafe- nis, crematie en/of nalatenschap, dan worden ten hoogste 4 dagen verleend;
x. bij bevalling van zijn echtgenote: 5 dagen;
i. bij het 25-, 30-, 40- en 50-jarige dienstjubileum: 1 dag;
j. op het 25-, 40- en 50-jarige huwelijksjubileum van de werkne- mer en het 25-, 40-, 50- en 60-jarige huwelijksjubileum van zijn ouders, stief-, pleeg- of schoonouders: 1 dag;
k. bij zijn kerkelijke bevestiging en Eerste Heilige Communie en bij andere vergelijkbare godsdienstige en levensbeschouwelijke ge- beurtenissen en bij die van zijn echtgenote, kinderen pleeg- of stiefkinderen: 1 dag;
l. voor het hier te lande verrichten van bezigheden verband hou- dende met adoptie: ten hoogste 5 dagen per kind.
2. a. Tenzij de te verrichten werkzaamheden zich naar het oordeel van de werkgever daartegen verzetten heeft de werknemer – met behoud van zijn gehele of gedeeltelijke salaris – recht op buiten-
35
gewoon verlof, voor het bijwonen van vergaderingen en zittingen van publiekrechtelijke colleges, waarin de werknemer is be- noemd of verkozen, en voor het verrichten van daaruit voort- vloeiende werkzaamheden ten behoeve van deze colleges, een en ander voor zover zulks niet in de vrije tijd kan geschieden.
b. De werkgever kan de werknemer verlof zonder behoud van sala- ris verlenen bij aanvaarding van de functie van lid van Gedepu- teerde Staten van een provincie, van wethouder van een ge- meente of van lid van een Gewestraad.
3. a. In alle andere, bijzondere gevallen kan de werkgever, wanneer hij oordeelt dat hiertoe aanleiding bestaat, buitengewoon verlof – al dan niet met behoud van salaris – verlenen voor een van geval tot geval beperkte tijdsduur.
b. Indien de periode van buitengewoon verlof onbetaald is en lan- ger duurt dan twee maanden, dient de werknemer zich na de eer- ste twee maanden van het buitengewoon verlof vrijwillig te ver- zekeren voor salarisdoorbetaling bij arbeidsongeschiktheid, waarbij de verschuldigde premies ten laste komen van de werk- nemer.
c. Wanneer naar het oordeel van de werkgever daartoe aanleiding bestaat, kan de werknemer een tegemoetkoming toekennen in de verschuldigde premies voor de onder b bedoelde voortzetting van de verzekering alsmede in de verschuldigde premies voor de voortzetting van de overige werknemersverzekeringen en de pensioenvoorziening van het PGGM.
4. De werkgever is verplicht een afwijzing van een verzoek om buiten- gewoon verlof schriftelijk en gemotiveerd aan de werknemer mede te delen.
Artikel 38
Ouderschapsverlof
1. De werknemer die als ouder in een familierechtelijke betrekking staat tot een kind of blijkens verklaringen uit het bevolkingsregister op hetzelfde adres is komen te wonen als een kind en duurzaam de verzorging en opvoeding van dat kind als eigen kind op zich heeft genomen, heeft recht op gedeeltelijk betaald verlof overeenkomstig het bepaalde in lid 4 en 5.
2. Indien de werknemer gelijktijdig met betrekking tot meer dan één kind voldoet aan de vereisten van lid 1, bestaat slechts ten aanzien van één van die kinderen recht op verlof.
3. Het verlof wordt uitsluitend verleend aan de werknemer wiens dienst- betrekking ten minste een jaar heeft geduurd.
36
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
4. a. Het maximum aantal uren van het verlof wordt bepaald door de gemiddelde arbeidsduur per week van de betreffende werknemer te vermenigvuldigen met 13.
b. Het verlof wordt per week opgenomen gedurende een aaneenge- sloten periode van maximaal 6 maanden en bedraagt ten hoogste de helft van de arbeidsduur per week.
c. Over de opgenomen verlofuren wordt 25% van het salaris door- betaald.
Deze aanspraak op doorbetaling van het salaris bestaat slechts indien van ouderschapsverlof gebruik wordt gemaakt ten be- hoeve van de zorg voor een kind dat is geboren op of na 1 juli 1993.
d. In afwijking van het gestelde onder b kan de werknemer de werk- gever verzoeken om verlof voor een langere periode dan 6 maan- den, onderscheidenlijk om meer uren verlof per week dan de helft van die arbeidsduur per week. De werkgever stemt in met het verzoek tenzij gewichtige redenen zich daartegen verzetten. De werkgever kan, na overleg met de werknemer, de spreiding van de uren over de week op grond van gewichtige redenen wij- zigen, tot 4 weken voor het tijdstip van ingang van het verlof.
5. Geen recht op verlof bestaat over de tijdvakken gelegen na de datum waarop het kind de leeftijd van 8 jaren heeft bereikt.
6. De werknemer meldt het voornemen verlof te nemen ten minste drie maanden voor het door hem gewenste tijdstip van ingang van het verlof schriftelijk aan de werkgever onder opgave van:
a. de aaneengesloten periode van het verlof;
b. het aantal uren verlof per week;
c. de spreiding van de verlofuren over de week.
De tijdstippen van ingang en einde van het verlof kunnen afhanke- lijk worden gesteld van de datum van de bevalling, van het einde van het bevallingsverlof of van de aanvang van de verzorging.
7. De werkgever is verplicht in te stemmen met een verzoek van de werknemer het verlof niet op te nemen of niet voort te zetten op grond van onvoorziene omstandigheden, tenzij gewichtige belangen van de organisatie zich hiertegen verzetten. De werkgever behoeft aan het verzoek niet met ingang van een vroeger tijdstip gevolg te geven dan één maand na het verzoek.
8. Indien de werknemer zijn verlof tussentijds afbreekt, kan hij dit niet later alsnog voortzetten. Bij het afzien van het verlof vóór de ingang
37
ervan, op grond van een onvoorziene omstandigheid als bedoeld in lid 7, blijft het recht op verlof wél behouden.
9. Bij ziekte tijdens het ouderschapsverlof vindt geen opschorting van het verlof plaats.
10. De werkgever draagt, met gebruikmaking van de uit het ouder- schapsverlof van de desbetreffende werknemer vrijkomende finan- ciële middelen, zoveel mogelijk zorg voor vervanging van de betrok- ken werknemer gedurende de verlofperiode.
HOOFDSTUK VII
TOESLAGEN EN VERGOEDINGEN
Artikel 39
Overwerk
1. Indien een werkgever het noodzakelijk oordeelt dat aan een werkne- mer werkzaamheden worden opgedragen boven de bij regeling of rooster vastgestelde werktijden, wordt de werknemer een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling B Overwerk.
2. Aan de werknemer, die jonger dan 18 jaar is, mag geen overwerk worden opgedragen.
3. Tegen zijn/haar wil mag geen overwerk worden opgedragen aan
– de werknemer die 55 jaar of ouder is
– de werkneemster die zwanger is, zulks ná het ingaan van de derde maand van de zwangerschap
– de werkneemster die haar kind borstvoeding geeft.
Artikel 40
Onregelmatige dienst
1. De werknemer werkzaam bij een werkgever als bedoeld in artikel 2 lid 1 sub c t/m f, sub k t/m l alsmede artikel 2 lid 6 CAO met wie in de arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat hij regelmatig werk- zaamheden verricht buiten de uren gelegen tussen 08.00 uur en 18.00 uur op de werkdagen van maandag tot en met vrijdag en/of op zater- dagen, zon- en feestdagen, heeft recht op een vergoeding overeen- komstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling C Toelage onregel- matige diensten.
38
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De werknemer van 55 jaar of ouder wiens inkomen, als gevolg van het buiten zijn toedoen beëindigen of verminderen van de onregel- matige dienst, een blijvende verlaging ondergaat die ten minste 3% bedraagt van het salaris inclusief de gemiddeld in de voorgaande 12 maanden genoten Onregelmatigheidstoelage, behoudt onverkort aan- spraak op zijn volledige Onregelmatigheidstoelage indien hij deze toelage direct voorafgaand aan het tijdstip van de beëindiging of de vermindering gedurende ten minste vijf jaren zonder wezenlijke onderbreking heeft genoten.
Artikel 41
Slaapdienst
De werknemer die in opdracht van de werkgever een slaapdienst ver- richt, wordt voor het verrichten van slaapdiensten een vergoeding toe- gekend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling Q Slaap- diensten.
Artikel 42
Consignatiedienst
1. Indien de werkgever het uit een oogpunt van bedrijfsvoering nood- zakelijk oordeelt dat een werknemer bereikbaar is, wordt voor de werknemer een vergoeding vastgesteld op grond van Uitvoerings- regeling D Consignatiedienst.
2. Onder consignatiedienst wordt verstaan de omstandigheid dat een werknemer – buiten de voor hem vastgestelde werktijd – in opdracht van de werkgever beschikbaar moet zijn om op oproep zo spoedig mogelijk arbeid te gaan verrichten.
3. a. Consignatiedienst als bedoeld in lid 2 kan door de werkgever slechts aan de werknemer worden opgedragen indien dit uitdruk- kelijk in de individuele arbeidsovereenkomst is opgenomen.
b. Hierbij geldt het volgende maximum: in elke periode van 28 ach- tereenvolgende dagen mag de werknemer maximaal 7 etmalen consignatiedienst worden opgedragen. Daarbij geldt, dat wanneer tijdens een consignatiedienst door betrokkene effectief arbeid moet worden verricht, deze arbeid niet meer mag bedragen dan 28 uur in een periode van 56 achtereenvolgende dagen.
39
Artikel 43
Verhuiskostenvergoeding
De werknemer die op grond van artikel 16 verplicht is te verhuizen of verplicht is de dienstwoning te verlaten dan wel, op grond van medische noodzaak – blijkend uit een vóór de verhuizing afgegeven schriftelijke verklaring van een door de werkgever aangewezen geneeskundige – ver- huist, heeft recht op een tegemoetkoming overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling E Verhuiskostenvergoeding.
Artikel 44
Tegemoetkoming woon/werkverkeer
De werknemer heeft recht op een tegemoetkoming in de reiskosten woon/werkverkeer overeenkomstig de bepalingen van Uitvoerings- regeling F Tegemoetkoming woon/werkverkeer.
Artikel 45
Reis- en verblijfkostenvergoeding dienstreizen
Aan de werknemer die in opdracht van de werkgever in het kader van zijn werkzaamheden reis- en verblijfkosten moet maken, worden deze kosten vergoed overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling G Reis- en verblijfkostenvergoeding.
Artikel 46
Tegemoetkoming premie ziektekostenverzekering
De werknemer die niet verplicht verzekerd is ingevolge de Ziekenfonds- wet, heeft, wanneer hij een redelijke ziektekostenverzekering heeft afge- sloten voor zichzelf en de eventuele leden van zijn gezin, recht op een tegemoetkoming van de werkgever in de premiekosten overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling H Tegemoetkoming premie ziektekostenvergoeding.
Artikel 48
Studiefaciliteiten
1. Aan de werknemer die een opleiding volgt kunnen studiefaciliteiten worden toegekend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoerings- orgaan J Studiefaciliteiten.
2. Met instemming van de ondernemingsraad overeenkomstig artikel 40
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
27 WOR, of bij het ontbreken van een ondernemingsraad in overleg met de werknemersvertegenwoordiging, kan een van de CAO afwij- kende studiefaciliteitenregeling worden vastgesteld.
Artikel 49
Waarneming hoger gesalarieerde functie
1. Aan de werknemer met wie is overeengekomen dat hij tijdelijk een hoger gesalarieerde functie van een andere werknemer geheel of gedeeltelijk waarneemt, anders dan bij verlof wegens vakantie, wordt een toelage toegekend tot het bedrag van het salaris dat hij zou ont- vangen wanneer hij in de nieuwe functie zou worden ingeschaald, met een minimum van twee periodieken.
2. In die gevallen dat de waarneming als bedoeld in het vorige lid geschiedt door een werknemer die niet voldoet aan het aanstellings- niveau voor de waargenomen functie, bestaat de toelage uit twee periodieken, waarbij het maximum van de eigen salarisschaal mag worden overschreden.
3. Wanneer de werkgever de waarneming als bedoeld in het eerste lid van dit artikel heeft opgedragen aan meer werknemers, wordt aan deze werknemers een toelage, als bedoeld in het eerste of tweede lid van dit artikel, toegekend voor het door de werkgever vooraf vast- gestelde percentage van de waarneming.
Artikel 50
Jubileumtoelage
1. De werknemer, die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van één of meer werkgevers, die onder de werkingssfeer van deze CAO, de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxx, de XXX Xxxxxxxxxxxx of het Rechtspositiereglement Bijzonder Jeugdwerk vallen, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 25, 30 of 40 jaar en wel bij:
25 dienstjaren: een half maandsalaris; 30 dienstjaren: 3/4 maandsalaris;
40 dienstjaren: een heel maandsalaris.
Met betrekking tot de Stichting BJ wordt mede als diensttijd aange- merkt:
– met betrekking tot ex-werknemers van de Dienst BJ: de tijd die
41
is doorgebracht onder de ambtelijke rechtspositie direct vooraf- gaande aan de indiensttreding bij de Dienst BJ (inclusief militaire dienst) en de tijd doorgebracht bij de Dienst BJ;
– met betrekking tot nieuw personeel van de Stichting BJ: de tijd die is doorgebracht onder het RPBO (als onderwijzer) voor zover die tijd direct voorafgaat aan de indiensttreding bij de Stichting BJ.
2. De werknemer, die al of niet met onderbreking in dienst is geweest van één werkgever die onder de werkingssfeer van deze CAO valt, heeft recht op een jubileumgratificatie bij het volbrengen van een diensttijd van 121⁄2 jaar.
De gratificatie bedraagt in dat geval: 1⁄4 maandsalaris.
3. Voor de toepassing van lid 1 en lid 2 wordt onder maandsalaris begrepen:
a. het salaris als bedoeld in artikel 1 sub f vermeerderd met
b. vakantietoeslag over die maand en
c. het bedrag dat in 3 maanden voorafgaande aan het jubileum gemiddeld per maand aan onregelmatigheidstoeslag is genoten;
een en ander afgerond op (een veelvoud van) 5 gulden.
Artikel 51
Kampwerk
Aan de werknemer die door de werkgever in het kader van de werk- zaamheden van de organisatie is belast met de leiding of begeleiding van kampwerk wordt een vergoeding toegekend overeenkomstig de bepalin- gen van Uitvoeringsregeling K Kampwerk.
Artikel 52
Voeding en inwoning
1. De inhoudingen op het salaris van de werknemer van wie door de werkgever voeding en/of inwoning wordt verstrekt worden bepaald overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling L Inhoudin- gen wegens voeding en inwoning.
2. In afwijking van het in lid 1 bepaalde vindt in het geval dat de werk- nemer vanwege pedagogische en/of therapeutische redenen verplicht is om tijdens werktijd met de pupillen in de groep aan de maaltijden deel te nemen voor het gebruik van deze maaltijden geen inhouding wegens voeding plaats.
42
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 53
Telefoonkosten
1. Aan de werknemer, die in opdracht van de werkgever thuis over een telefoonaansluiting dient te beschikken, wordt een vergoeding toege- kend overeenkomstig de bepalingen van lid 2.
2. a. Aan de werknemer worden de kosten van de met gebruikmaking van de privé-telefoonaansluiting gevoerde lokale en interlokale dienstgesprekken volledig vergoed.
b. Aan de werknemer kan een gehele of gedeeltelijke vergoeding worden toegekend voor de door hem voor de privé- telefoonaansluiting verschuldigde aansluitings- en abonnements- kosten.
HOOFDSTUK VIII
SCHORSING EN OP NON-ACTIEFSTELLING
Artikel 54
Schorsing
1. De werkgever kan de werknemer voor ten hoogste twee weken schorsen, indien het vermoeden bestaat, dat een dringende reden in de zin van artikel 7:677 en 7:678 BW aanwezig is om hem op staande voet te ontslaan en schorsing naar het oordeel van de werk- gever in het belang van het werk dringend gevorderd wordt. Deze termijn kan ten hoogste éénmaal met twee weken worden verlengd.
2. Het besluit tot schorsing, alsmede het besluit tot verlenging ervan, worden door de werkgever terstond aan de werknemer meegedeeld, onder vermelding van de duur van de schorsing en de redenen, die tot de schorsing c.q. de verlenging ervan aanleiding hebben gegeven. Een dergelijk besluit dient zo spoedig mogelijk daarna schriftelijk en gemotiveerd door de werkgever aan de werknemer bevestigd te wor- den.
3. Omtrent het voornemen tot schorsing zal de werkgever alvorens daartoe over te gaan de werknemer horen of doen horen, althans daartoe behoorlijk oproepen.
43
De werknemer heeft het recht zich te doen bijstaan door een raads- man.
4. Gedurende de schorsing behoudt de werknemer het recht op salaris.
5. Blijkt de schorsing ongegrond te zijn, dan zal de werknemer door de werkgever worden gerehabiliteerd hetgeen schriftelijk aan de werk- nemer zal worden meegedeeld of bevestigd.
Wanneer de werknemer zich heeft laten bijstaan door een raadsman dan komen de kosten in dit geval voor rekening van de werkgever.
6. De werknemer kan de werkgever verplichten het bepaalde in lid 5 van dit artikel ook ten aanzien van derden die door de werkgever van de schorsing op de hoogte zijn gesteld, van toepassing te verklaren.
7. Het niet rehabiliteren van de werknemer en het niet tijdig schrifte- lijk mededeling of bevestigen van zijn rehabilitatie indien het ver- moeden dat tot schorsing heeft geleid niet juist blijkt te zijn, kunnen voor de werknemer een grond voor onmiddellijke beëindiging, als bedoeld in artikel 7:679 van het BW opleveren.
Artikel 55
Op non-actiefstelling
1. De werkgever kan de werknemer voor een periode van ten hoogste twee weken op non-actief stellen, indien de voortgang van de werk- zaamheden – door welke oorzaak dan ook – ernstig wordt belem- merd.
Deze termijn kan éénmaal met dezelfde periode worden verlengd.
2. Na het verstrijken van de periode van twee respectievelijk vier weken is de werknemer gerechtigd zijn werkzaamheden te hervatten, tenzij inmiddels een ontslagvergunning is aangevraagd dan wel de burgerlijke rechter is verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden. In dat geval kan de werkgever de op non-actiefstelling telkens met een door hem te bepalen termijn verlengen.
3. Het besluit tot op non-actiefstelling alsmede het besluit tot verlen- ging ervan worden door de werkgever zo spoedig mogelijk aan de werknemer meegedeeld onder vermelding van de redenen waarom de voortgang van de werkzaamheden deze maatregel vereist.
4. Op non-actiefstelling geschiedt steeds met behoud van salaris.
5. De werkgever is gehouden gedurende de in het eerste lid bedoelde periode(n) van op non-actiefstelling die voorzieningen te treffen die
44
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
mogelijk zijn om de werkzaamheden wederom voortgang te doen vinden.
6. De op non-actiefstelling kan niet bij wijze van strafmaatregel wor- den gebruikt.
HOOFDSTUK IX
EINDE VAN HET DIENSTVERBAND
Artikel 56
Wijzen van beëindiging
1. Het dienstverband eindigt:
a. met wederzijds goedvinden op het door werkgever en werknemer overeengekomen tijdstip;
b. door het verstrijken van de termijn, waarvoor de arbeidsovereen- komst is aangegaan;
c. door opzegging door werkgever of werknemer met inachtneming van het bepaalde ten aanzien van opzegging in het tweede lid van dit artikel en met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste twee maanden, tenzij op grond van artikel 7:671 en 7:672 BW een langere opzegtermijn in acht dient te worden genomen;
d. door eenzijdige beëindiging tijdens de proeftijd als bedoeld in artikel 7:652 en 7:676 BW;
e. door ontslag op staande voet wegens dringende redenen voor werkgever of werknemer volgens de bepalingen van artikel 7:678 en 7:679 BW;
f. met de eerste dag van de maand, waarin de werknemer de leef- tijd van 65 jaar bereikt, dan wel op het tijdstip waarop van het recht op overbruggingsuitkering ingevolge de pensioenregeling van het PGGM gebruik wordt gemaakt;
x. door overlijden van de werknemer;
x. door ontbinding door de rechter op grond van artikel 7:685 of 7:686 BW vanwege gewichtige redenen dan wel vanwege wan- prestatie;
2. a. Opzegging dient schriftelijk en onder opgave van redenen te geschieden;
b. de opzegtermijn gaat in op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de opzegging.
45
Artikel 57
Wachtgeld
1. Aan de werknemer, in dienst van een werkgever als bedoeld in arti- kel 2 lid 1 sub a t/m f, sub h t/m l, lid 2, lid 3,of lid 5 t/m 10 van deze CAO, met wie een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en die wordt ontslagen vanwege vermindering of beëin- diging van de werkzaamheden, reorganisatie of fusie van de voorzie- ning, een en ander als gevolg van een door het Ministerie van VWS en/of het Ministerie van Justitie opgelegde bezuinigings- en/of saneringsmaatregel, wordt een wachtgeld toegekend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling L I Wachtgeld.
2. Aan de werknemer, in dienst van een werkgever als bedoeld in arti- kel 2 lid 1 sub g of lid 4 van deze CAO, met wie een arbeidsover- eenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en die wordt ontslagen vanwege:
– beëindiging van de subsidiëring van zijn functie door de overheid dan wel
– reorganisatie of fusie ten gevolge van de vaststelling of wijziging van plan of programma van gemeentelijke overheid op grond van de bepalingen van een Convenantfinancieringsregeling dan wel
– reorganisatie of fusie ten gevolge van de vaststelling of wijziging van het meerjarenplan van gemeentelijke overheid op grond van de bepalingen van het Besluit proefgemeenten dan wel
– verlaging van het subsidie binnen het kader van/op grond van de Tijdelijke subsidieregeling jeugdhulpverlening, wordt een wacht- geld toegekend overeenkomstig de bepalingen van de Uitvoeringsregeling L I Wachtgeld, met dien verstande dat de duur van de toekenning van het wachtgeld voor degenen die op het tijdstip waarop de dienstbetrekking eindigt jonger zijn dan 50 jaar, is beperkt tot maximaal 4 jaar.
3. a. Aan de werknemer die op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd gedurende ten minste twee jaren tewerkgesteld is geweest binnen het kader van een door het Ministerie van VWS en/of het Ministerie van Justitie als zodanig erkend expe- riment dat gedurende ten minste twee jaren in uitvoering is geweest wordt, in het geval van een beëindiging van de subsidië- ring van zijn functie door de overheid, een wachtgeld toegekend overeenkomstig de bepalingen van Uitvoeringsregeling L I Wachtgeld indien en voor zover de werkgever voor hem niet een zelfde dan wel een inwisselbare functie voorhanden heeft, een en ander met dien verstande dat de duur van de toekenning van het wachtgeld voor degenen die op het tijdstip waarop de dienstbe- trekking eindigt jonger zijn dan 50 jaar, is beperkt tot maximaal 4 jaar.
46
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
b. Het sub a bepaalde is ook van toepassing in het geval van een door een gemeente of provincie erkend experiment waarbij die gemeente of provincie in haar subsidieverordening dan wel bij erkenning van dat experiment deze wachtgeldaanspraak subsidi- abel heeft gesteld.
4. Indien lid 1 of lid 2 van dit artikel niet van toepassing is wordt aan de werknemer, in dienst van een werkgever als bedoeld in artikel 2 lid 1 t/m 3 of lid 5 t/m 10 van deze CAO, met wie een arbeidsover- eenkomst voor onbepaalde tijd is aangegaan en die wordt ontslagen vanwege vermindering of beëindiging van de werkzaamheden, van- wege reorganisatie of fusie van de voorziening dan wel vanwege onbekwaamheid c.q. ongeschiktheid die niet aan zijn schuld of toe- doen te wijten is, een wachtgeld toegekend overeenkomstig de bepa- lingen van Uitvoeringsregeling L II Wachtgeld.
5. Binnen het kader van dit artikel wordt met ontslag gelijkgesteld de ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van artikel 7:685 BW wegens de in de voorgaande leden bedoelde omstandigheden, zulks evenwel met uitzondering van de ontbinding wegens de in lid 4 bedoelde onbekwaamheid c.q. ongeschiktheid.
Artikel 59
Uitkering bij overlijden1)
1. Na het overlijden van de werknemer wordt, naast de uitbetaling van het salaris en de vakantietoeslag tot en met de dag van overlijden, een uitkering ineens toegekend, gelijk aan het salaris waarop de werknemer aanspraak zou hebben kunnen maken over de periode vanaf de eerste dag na het overlijden tot en met de laatste dag van de tweede maand volgend op die waarin het overlijden plaatsvond, aan de langstlevende echtgenoot, indien de overledene gehuwd was en niet duurzaam gescheiden van de andere echtgenoot leefde xx, indien deze echtgenoot reeds overleden is dan wel duurzaam ge- scheiden leefde van de overledene, aan de minderjarige wettige, pleeg- of natuurlijke kinderen gezamenlijk.
2. Indien er geen belanghebbenden zijn, als bedoeld in lid 1, dan wordt de uitkering toegekend aan degene voor wie de overleden werkne- mer kostwinner was.
1) Het bepaalde in artikel 7:674 van het Burgerlijk Wetboek is onverkort van toepassing.
47
3. Ontbreekt ook een belanghebbende als bedoeld in lid 2, dan kan in bijzondere gevallen de in lid 1 bedoelde uitkering worden uitbetaald aan de persoon of personen die daarvoor naar het oordeel van de werkgever uit billijkheidsoverwegingen in aanmerking komt/komen.
4. De overlijdensuitkering, bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt ver- minderd met het bedrag van de uitkering dat aan de nagelaten betrek- kingen ter zake van het overlijden van de werknemer toekomt krach- tens een wettelijk voorgeschreven arbeidsongeschiktheids- verzekering.
HOOFDSTUK XI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 61
Verkregen rechten
1. Tussen werkgever en werknemer vóór 1 maart 1979 overeengeko- men secundaire arbeidsvoorwaarden, die op het moment van inwer- kingtreding van deze CAO in voor de werknemer gunstiger zin hier- van afwijken, blijven gehandhaafd tenzij sprake is van een excessief beding.
2. Onder excessief beding wordt verstaan een tussen werkgever en werknemer overeengekomen regeling die zo sterk afwijkt van de voor werknemers onder gelijke omstandigheden geldende arbeids- voorwaarden, dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat deze regeling gehandhaafd blijft.
HOOFDSTUK XII
OVERGANGSBEPALINGEN SECTOREN WELZIJN EN STICHTING AFRA
Overgangsbepalingen met betrekking tot het per 1 april 1993 onder de werkingssfeer van de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx brengen van de Dagcen- tra voor Schoolgaande Jeugd, Jongeren Adviescentra, Kindertelefoons, Crisisopvangcentra voor Jeugdigen, alsmede de Stichting AFRA.
Artikel 64
Bij de overgang per 1 april 1993 van de Dagcentra voor Schoolgaande Jeugd, de Jongeren Adviescentra, de Kindertelefoons, de Crisis- opvangcentra voor Jeugdigen alsmede de Stichting AFRA van de CAO
48
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Welzijnswerk naar de CAO Jeugdhulpverlening is door CAO-partijen een overgangsovereenkomst overeengekomen.
Voor de werknemers die vóór 1 april 1993 in dienst zijn getreden van bovengenoemde instellingen kunnen de arbeidsvoorwaarden – op grond van de overgangsbepalingen – derhalve op onderdelen afwijken van de tekst van de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx. De overgangsbepalingen die voor de bovengenoemde werknemers (nog) relevant (kunnen) zijn, zijn opge- nomen in een Aanhangsel bij dit Besluit.
HOOFDSTUK XIII
HARMONISATIE ARBEIDSVOORWAARDEN STICHTING BJ
Artikel 65
Bij de overgang van de Stichting BJ naar de CAO Jeugdhulpverlening per 1 april 1993 is door CAO-partijen een overgangsovereenkomst over- eengekomen, die nadien fasegewijs op onderdelen is geharmoniseerd met de arbeidsvoorwaarden conform de CAO Jeugdhulpverlening.
Voor de werknemers die vóór 1 april 1993 in dienst getreden zijn van de Stichting BJ dan wel de Dienst BJ kunnen de arbeidsvoorwaarden – op grond van de overgangsbepalingen – derhalve op onderdelen afwij- ken van de tekst van de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx.
49
SALARISREGELING
HOOFDSTUK I
INSCHALINGSREGELING/ALGEMENE BEPALINGEN
Algemene bepalingen ten aanzien van deze CAO opgenomen salarisregeling
Inpassingsbepalingen Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze salarisregeling wordt verstaan onder:
1. Salarisschaal: een vaste oplopende reeks volgnummers en de daar- bij behorende salarisbedragen uit de in hoofdstuk II van deze salaris- regeling opgenomen tabellen.
2. Xxxxxxx: het voor de werknemer geldende bruto maandbedrag, beho- rend bij een volgnummer uit de op hem van toepassing zijnde sala- risschaal.
3. Volgnummer: een nummer dat voorkomt in de tabellen als opgeno- men in hoofdstuk II van deze salarisregeling en dat onderdeel uit- maakt van een reeks volgnummers waaruit een salarisschaal bestaat.
4. Periodiek: opeenvolgende bedragen in een salarisschaal.
5. Opleidingsindicatie: het bij een functie aangegeven niveau van op- leiding dat is gewenst voor een functie.
Indien de werknemer ten tijde van het aangaan van de arbeidsover- eenkomst niet beschikt over ten minste het bij de indicatie vermelde opleidingsniveau voor de functie, dient de werkgever in overleg met de werknemer de noodzaak te bezien, studiefaciliteiten te verlenen zoals bedoeld in artikel 48 algemeen gedeelte van deze CAO.
Dit overleg dient plaats te vinden bij het aangaan van de arbeidsover- eenkomst, dan wel op een bij het aangaan van de arbeidsovereen- komst door werkgever en werknemer nader overeen te komen tijd- stip.
Artikel 2
Algemene bepalingen inzake salarisvaststelling
1. Het salaris van de werknemer wordt vastgesteld volgens de bij zijn functie behorende salarisschaal, zoals opgenomen in de salaris- regeling van deze CAO.
50
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. Indien een functie niet voorkomt in de in deze CAO opgenomen salarisregeling, dient de werkgever bij de vaststelling van de voor de betrokken functie geldende salarisschaal zoveel mogelijk aan te slui- ten bij de waardering en onderlinge rangorde van wel in deze salaris- regeling genoemde functies.
3. Het salaris van de werknemer die 18 jaar of ouder is komt overeen met het bruto maandbedrag genoemd achter het voor de werknemer geldende volgnummer uit de in hoofdstuk II van deze salarisregeling opgenomen tabel van salarisbedragen per maand voor de werknemer vanaf 18 jaar.
4. Het salaris van de werknemer die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt komt overeen met het bruto maandbedrag genoemd achter het voor de werknemer geldende volgnummer uit de voor zijn leeftijd in hoofdstuk II van deze salarisregeling opgenomen tabel van salarisbedragen per maand.
5. Het salaris van de werknemer die een deeltijddienstverband heeft dan wel wiens dienstverband een gedeelte van de maand heeft geduurd wordt vastgesteld naar evenredigheid van de overeengeko- men arbeidsduur ten opzichte van een volledig dienstverband dan wel naar evenredigheid van de in de desbetreffende maand gewerkte tijd.
Artikel 3
Inschaling bij indiensttreding
1. Bij indiensttreding wordt het salaris van de werknemer in de regel vastgesteld op basis van het laagste volgnummer van de voor zijn functie geldende salarisschaal.
2. a. Indien de werknemer voorafgaand aan zijn indiensttreding eerder in dezelfde functie werkzaam is geweest bij een andere onder de werkingssfeer van deze CAO vallende werkgever, heeft de werk- nemer jegens zijn nieuwe werkgever aanspraak op ten minste het laatstgeldende volgnummer in die vorige overeenkomstige func- tie.
b. Indien en voor zover dit laatstgeldende volgnummer voor een deel tot stand is gekomen als gevolg van toepassing door de vorige werkgever van het bepaalde in artikel 8, kan de nieuwe
51
werkgever de sub a bedoelde minimumaanspraak met dat ge- deelte verminderen.
3. Bij indiensttreding kan de werkgever, indien daarvoor naar zijn oor- deel grond bestaat, in afwijking van het bepaalde in lid 1 en onver- let het bepaalde in lid 2, het salaris van de werknemer van 18 jaar of ouder op basis van een hoger volgnummer vaststellen. Daarbij mag het maximum van de voor de desbetreffende functie geldende sala- risschaal niet worden overschreden.
Artikel 4
Periodieke verhoging
1. Het salaris van de werknemer wordt jaarlijks verhoogd met één periodiek totdat het maximum van de voor zijn functie geldende salarisschaal is bereikt.
2. De in lid 1 bedoelde periodieke verhoging gaat in op de eerste dag van de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar,
dan wel
op de eerste dag van de kalendermaand waarin de werknemer:
– bij de werkgever in dienst trad; of
– de leeftijd van 18 jaar bereikte; of
– bevorderd werd naar een hogere functie bij de werkgever.
3. In de individuele arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werkne- mer wordt vermeld welke van de in het tweede lid van dit artikel genoemde mogelijkheden van toepassing is. Bij het ontbreken van deze vermelding geldt als datum van periodieke verhoging de eerste dag van de eerste maand van het nieuwe kalenderjaar.
Artikel 5
Inschaling bij overgang naar functie op gelijk salarisniveau
Indien op de werknemer bij dezelfde, dan wel een andere werkgever een andere functie van toepassing wordt, waaraan eenzelfde salarisschaal- maximum is verbonden, behoudt de werknemer op het moment van aan- vaarding van deze nieuwe functie ten minste aanspraak op het in de vorige functie laatstgeldende volgnummer.
Artikel 6
Inschaling bij overgang naar functie op hoger salarisniveau
Indien op de werknemer bij dezelfde werkgever na plaatsgevonden over- leg een andere functie van toepassing wordt, waaraan een hoger
52
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
salarisschaalmaximum is verbonden, verkrijgt de werknemer op het moment van deze functiewijziging ten minste aanspraak op het volg- nummer dat voor hem zou gelden in geval van toekenning van één func- tie, met dien verstande dat het nieuwe volgnummer niet kan worden vastgesteld beneden het laagste volgnummer van de voor zijn nieuwe functie geldende salarisschaal.
Artikel 7
Inhouden periodieke verhoging
1. a. Indien de werknemer naar het oordeel van de werkgever zijn functie onvoldoende vervult, kan de werkgever vóóraf besluiten de periodieke verhoging als bedoeld in artikel 4 niet toe te ken- nen.
b. Toepassing van het sub a bepaalde kan niet achteraf plaatsvinden, in die zin dat de werkgever besluit de reeds toegekende perio- dieke verhoging alsnog ongedaan te maken.
2. Aan het bepaalde in lid 1 kan door de werkgever niet eerder toepas- sing worden gegeven dan op basis van een met instemming van de ondernemingsraad dan wel werknemersvertegenwoordiging vastge- stelde beoordelingsregeling.
3. De werkgever kan met terugwerkende kracht toepassing van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel wederom ongedaan maken, met dien verstande dat dit dient te geschieden vóór het verstrijken van de voor de werknemer geldende datum van de eerstkomende periodieke verhoging.
4. De werkgever dient de werknemer onverwijld schriftelijk en met redenen omkleed mededeling te doen van de ingevolge dit artikel genomen maatregelen, zulks onder opgave van de daaruit voor de salariëring van de werknemer voortvloeiende gevolgen.
Artikel 8
Toekenning extra periodieken
1. a. Indien de werknemer naar het oordeel van de werkgever zijn functie zeer goed vervult, kan de werkgever jaarlijks besluiten aan de werknemer één of meer extra periodieken toe te kennen.
b. De werkgever kan aan het sub a bepaalde uitsluitend toepassing
53
geven ten aanzien van een werknemer die bij hem ten minste één jaar in dienst is.
2. Aan het bepaalde in lid 1 kan door de werkgever niet eerder toepas- sing worden gegeven dan op basis van een met instemming van de ondernemingsraad dan wel werknemersvertegenwoordiging vastge- stelde beoordelingsregeling.
3. Een besluit als in lid 1 bedoeld wordt door de werkgever schriftelijk en met redenen omkleed aan de werknemer medegedeeld, zulks onder opgave van de daaruit voor de salariëring van de werknemer voortvloeiende gevolgen.
4. Als gevolg van toepassing van het bepaalde in lid 1 kan het maxi- mum van de salarisschaal geldend voor de door de werknemer ver- vulde functie met ten hoogste twee periodieken worden overschre- den.
Artikel 9
Afwijking
Van het bepaalde in dit hoofdstuk kan slechts worden afgeweken, indien en voor zover zulks in de salarisregeling is bepaald.
Overgangsbepalingen bij wijziging salarisregeling
Artikel 10
Algemeen
1. De werkgever dient na plaatsgevonden overleg met de op 1 januari 1996 in dienst zijnde werknemer vast te stellen welke van de in deze salarisregeling opgenomen functies op de werknemer van toepassing is.
Dit overleg tussen werkgever en werknemer geschiedt op basis van een omschrijving van de door de werknemer ingevolge de geldende afspraken met de werkgever te verrichten werkzaamheden.
Bepalend voor de functievaststelling zijn die taken welke door de werknemer structureel en in overwegende mate worden verricht.
Wanneer met betrekking tot de door de werknemer te verrichten werkzaamheden voorts nog een nadere individuele taakomschrijving wordt vastgesteld, mag deze taakomschrijving niet strijdig zijn met het gestelde in de omschrijving behorend bij de van toepassing ver- klaarde functie.
2. Nadat ingevolge het hiervoor in lid 1 bepaalde is vastgesteld welke functie en salarisschaal op de werknemer van toepassing is, behoudt
54
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
de werknemer het volgnummer van de oude situatie en ontstaat voor de werknemer per eerstvolgende periodiekdatum1) aanspraak op een doorloop – op grond van de bepalingen van artikel 4 van deze salarisregeling – tot het hoogste volgnummer van de vastgestelde nieuwe salarisschaal, tenzij de werknemer op 1 januari 1996 volgens een lager volgnummer wordt gesalarieerd dan het eerste volgnummer van de salarisschaal behorende bij de van toepassing verklaarde functie; dan vindt inschaling plaats in het laagste volgnummer van de salarisschaal van de betreffende functie.
3. De werknemer:
– die op 1 januari 1996 de leeftijd van ten minste 54 jaar heeft bereikt én
– op het maximum van de huidige salarisschaal wordt gesalarieerd én
– waarvoor een functie met een hoger salarisschaalmaximum gaat gelden,
wordt zodanig ingeschaald, dat de betreffende werknemer met toe- kenning van de reguliere periodieken uiterlijk op 1 januari van het jaar waarin hij 58 jaar wordt, is ingeschaald op het maximum van de bij de nieuwe functie geldende salarisschaal, waarbij maximaal vier periodieken in aanmerking worden genomen.
4. Indien voor de werknemer als gevolg van het hiervoor in lid 1 en 2 bepaalde een lagere salarisschaal zou gaan gelden dan die welke op het tijdstip van inwerkingtreding van deze salarisregeling voor hem van toepassing is, behoudt de werknemer zijn aanspraak op de door- loop tot het hoogste volgnummer van de oude, hogere salarisschaal.
Bijzondere overgangsbepalingen
5. Overgangsbepalingen geldend voor het Orthopedagogisch Centrum
,,de Marke’’ alsmede de Stichting BJ.
a. met betrekking tot het Orthopedagogisch Centrum ,,de Marke’’: Voor de werknemer per overgangsdatum in dienst van het Ortho- pedagogisch Centrum ,,de Marke’’, geldt voorts het volgende.
1. Ten aanzien van de overgang naar de nieuwe functie zoals bedoeld in artikel 10 lid 2:
– indien het niet mogelijk is het per 1 januari 1996 geldende
1) Noot van CAO-partijen:
,,Tenzij de ingangsdatum van de salarisregeling samenvalt met de reguliere periodiek- datum; dan geldt deze datum.’’
55
salarisbedrag, waarop de per deze datum in dienst zijnde werknemer op dat moment aanspraak heeft, exact te ver- talen in een daarmede corresponderend volgnummer van de salaristabel van de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx, wordt het volgnummer genomen behorend bij het naasthogere bedrag.
Doorloop in de salarisschaal – op grond van de bepalin- gen van artikel 4 van deze salarisregeling – vindt vervol- gens plaats per eerstvolgende periodiekdatum tot het hoog- ste volgnummer van de vastgestelde nieuwe salarisschaal is bereikt.
2. Ten aanzien van het verkregen recht zoals bedoeld in artikel 10 lid 4:
– de op 1 januari 1996 in dienst zijnde werknemer behoudt zijn aanspraak op de periodieke verhoging(en) alsmede het maximumbedrag van de salarisschaal op grond van de salarisregeling zoals deze op 31 december 1995 op hem van toepassing was.
De hier bedoelde periodieke verhoging(en), alsmede het maximumbedrag van de salarisschaal worden geïndexeerd aan de algemene loonontwikkeling van de CAO Jeugd- hulpverlening.
b. met betrekking tot de Stichting BJ:
Voor de werknemer die per overgangsdatum in dienst is van de Stichting BJ én ten aanzien waarvan de salaristabel van de CAO Jeugdhulpverlening op 31 december 1995 niet van toepassing is geldt voorts het volgende.
Ten aanzien van de overgang naar de nieuwe functie zoals be- doeld in artikel 10 lid 2:
1. ten aanzien van de werknemer die vóór 1 januari 1989 in dienst is getreden (te weten de ex-werknemer van de Dienst BJ) geldt dat de salaristabel ex artikel 12 en 13 van deze salarisregeling niet van toepassing wordt, doch dat salariëring blijft plaatsvinden conform de op 31 december 1995 gehan- teerde BJ-salaristabel, die is geïndexeerd aan de algemene loonontwikkeling van de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx;
2. ten aanzien van de werknemer die ná 1 januari 1989 in dienst is getreden van de Stichting BJ én wordt gesalarieerd op grond van de Uitvoeringsregeling B, salariëring Rechtspositie- reglement Stichting Bijzonder Jeugdwerk (RPBJ), geldt dat overgang naar de salaristabel van de XXX Xxxxxxxxxxxxxxxxxx wordt bewerkstelligd door het per 1 januari 1996 voor de werknemer geldende salarisbedrag op grond van het RPBJ, te vertalen in het naastlagere salarisbedrag uit de salaristabel ex artikel 12 en 13 van de salarisregeling Jeugdhulpverlening, zulks echter met toekenning van een vaste toelage naar rato van de omvang van het dienstverband, welke toelage wordt bepaald door de laatstelijk van toepassing zijnde RPBJ-schaal,
56
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
te weten: | |
RPBJ-schaal | Bedrag vaste toelage |
Schaal 1 | 29,76 |
Schaal 2 | 29,76 |
Schaal 3 | 30,78 |
Schaal 4 | 31,81 |
Schaal 5 | 32,84 |
Schaal 6 | 33,86 |
Schaal 7 | 38,99 |
Schaal 8 | 44,12 |
Schaal 9 | 51,31 |
Schaal 10 | 63,62 |
Schaal 11 | 85,17 |
Schaal 12 | 93,38 |
De werknemer behoudt zijn aanspraak op deze vaste toelage zolang hij de desbetreffende functie bij de Stichting BJ uitoe- fent.
De toelage is geïndexeerd aan de algemene loonontwikkeling van de CAO Jeugdhulpverlening en telt mee voor de pensioen- opbouw.
3. Doorloop in de salarisschaal – op grond van de bepalingen van artikel 4 van deze salarisregeling – vindt vervolgens plaats per eerstvolgende periodiekdatum tot het hoogste volg- nummer van de vastgestelde nieuwe salarisschaal is bereikt.
4. Ten aanzien van het verkregen recht zoals bedoeld in artikel 10 lid 4 (bepaling van een functie met een lagere salarisschaal per 1 januari 1996):
– de op 1 januari 1996 in dienst zijnde werknemer behoudt zijn aanspraak op de periodieke verhoging(en) alsmede het maximumbedrag van de salarisschaal op grond van de salarisregeling zoals deze op 31 december 1995 op hem van toepassing was.
De hier bedoelde periodieke verhoging(en), alsmede het maximumbedrag van de salarisschaal worden geïndexeerd aan de algemene loonontwikkeling van de CAO Jeugd- hulpverlening.
c. Overgangsbepaling met betrekking tot VO-toelage:
Indien ten aanzien van de werknemer op de datum van inwerking- treden van de salarisregeling een VO-toelage geldt, behoort deze
57
toelage – voor zolang het dienstverband van deze functie bij de werkgever voortduurt – tot de salarisgarantie zoals bedoeld in dit artikel.
Overgang naar de salarisregeling vindt in dit geval plaats door het direct voor de overgangsdatum geldende salarisbedrag (ex- clusief VO-toelage) te vermeerderen met het bedrag van de VO-toelage en dit aldus verkregen totaalbedrag te herleiden tot het naasthogere volgnummer van de salaristabel.
6. De nieuwe functie, de eventuele nadere individuele taakomschrij- ving, de salarisschaal, het toepasselijke volgnummer, de periodiek- datum, de eventuele toepassing van lid 3, de eventuele salaris- garantieregeling ex lid 4, alsmede de eventuele toepassing van de bijzondere overgangsbepalingen ex lid 5 dienen te worden opgeno- men in (een aanhangsel bij) de individuele arbeidsovereenkomst tus- sen werkgever en werknemer.
HOOFDSTUK II
STRUCTUUR SALARISSCHALEN
Artikel 12
Salarisschalen
De salarisregeling jeugdhulpverlening kent de volgende salarisschalen: volgnummer 02 – 12
volgnummer 03 – 15
volgnummer 04 – 17
volgnummer 06 – 19
volgnummer 08 – 21
volgnummer 12 – 25
volgnummer 15 – 31
volgnummer 18 – 38
volgnummer 24 – 40
volgnummer 26 – 44
volgnummer 34 – 54
volgnummer 38 – 58
58
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Salarisbedragen in guldens per maand, geldend voor de werknemer vanaf 18 jaar
59
Volgnummer Bedrag per 01-01-97
1 | f | 2.291 | ||||||||||
2 | f | 2.347 | 0 | |||||||||
3 | f | 2.400 | 1 | 0 | ||||||||
4 | f | 2.455 | 2 | 1 | 0 | |||||||
5 | f | 2.510 | 3 | 2 | 1 | |||||||
6 | f | 2.562 | 4 | 3 | 2 | 0 | ||||||
7 | f | 2.621 | 5 | 4 | 3 | 1 | ||||||
8 | f | 2.683 | 6 | 5 | 4 | 2 | 0 | |||||
9 | f | 2.759 | 7 | 6 | 5 | 3 | 1 | |||||
10 | f | 2.845 | 8 | 7 | 6 | 4 | 2 | |||||
11 | f | 2.940 | 9 | 8 | 7 | 5 | 3 | |||||
12 | f | 3.037 | 10 | 9 | 8 | 6 | 4 | 0 | ||||
13 | f | 3.127 | 10 | 9 | 7 | 5 | 1 | |||||
14 | f | 3.226 | 11 | 10 | 8 | 6 | 2 | |||||
15 | f | 3.319 | 12 | 11 | 9 | 7 | 3 | 0 | ||||
16 | f | 3.416 | 12 | 10 | 8 | 4 | 1 | |||||
17 | f | 3.504 | 13 | 11 | 9 | 5 | 2 | |||||
18 | f | 3.601 | 12 | 10 | 6 | 3 | 0 | |||||
19 | f | 3.694 | 13 | 11 | 7 | 4 | 1 | |||||
20 | f | 3.785 | 12 | 8 | 5 | 2 | ||||||
21 | f | 3.880 | 13 | 9 | 6 | 3 | ||||||
22 | f | 3.970 | 10 | 7 | 4 | |||||||
23 | f | 4.067 | 11 | 8 | 5 | |||||||
24 | f | 4.170 | 12 | 9 | 6 | 0 | ||||||
25 | f | 4.272 | 13 | 10 | 7 | 1 | ||||||
26 | f | 4.362 | 11 | 8 | 2 | 0 | ||||||
27 | f | 4.461 | 12 | 9 | 3 | 1 | ||||||
28 | f | 4.563 | 13 | 10 | 4 | 2 | ||||||
29 | f | 4.660 | 14 | 11 | 5 | 3 | ||||||
30 | f | 4.752 | 15 | 12 | 6 | 4 | ||||||
31 | f | 4.852 | 16 | 13 | 7 | 5 | ||||||
32 | f | 4.952 | 14 | 8 | 6 |
Volgnummer | Bedrag per 01-01-97 | |||||
34 | f 5.137 | 15 | 9 | 7 | 0 | |
36 | f 5.353 | 16 | 10 | 8 | 1 | |
38 | f 5.557 | 17 | 11 | 9 | 2 | 0 |
40 | f 5.773 | 12 | 10 | 3 | 1 | |
42 | f 5.984 | 11 | 4 | 2 | ||
44 | f 6.174 | 12 | 5 | 3 | ||
46 | f 6.367 | 6 | 4 | |||
48 | f 6.558 | 7 | 5 | |||
50 | f 6.751 | 8 | 6 | |||
52 | f 6.944 | 9 | 7 | |||
54 | f 7.136 | 10 | 8 | |||
56 | f 7.328 | 9 | ||||
58 | f 7.521 | 10 | ||||
60 | f 7.712 | |||||
62 | f 7.907 | |||||
64 | f 8.146 | |||||
66 | f 8.387 | |||||
68 | f 8.629 | |||||
70 | f 8.869 | |||||
72 | f 9.111 | |||||
74 | f 9.352 | |||||
76 | f 9.608 | |||||
78 | f 9.877 | |||||
80 | f 10.146 | |||||
82 | f 10.414 |
60
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 13
I. Tabel van salarisbedragen in guldens per maand, geldend voor de werknemer vanaf 18 jaar
Volgnummer | Bedrag |
1 | f 2.291 |
2 | f 2.347 |
3 | f 2.400 |
4 | f 2.455 |
5 | f 2.510 |
6 | f 2.562 |
7 | f 2.621 |
8 | f 2.683 |
9 | f 2.759 |
10 | f 2.845 |
11 | f 2.940 |
12 | f 3.037 |
13 | f 3.127 |
14 | f 3.226 |
15 | f 3.319 |
16 | f 3.416 |
17 | f 3.504 |
18 | f 3.601 |
19 | f 3.694 |
20 | f 3.785 |
21 | f 3.880 |
22 | f 3.970 |
23 | f 4.067 |
24 | f 4.170 |
25 | f 4.272 |
26 | f 4.362 |
27 | f 4.461 |
28 | f 4.563 |
29 | f 4.660 |
30 | f 4.752 |
61
Volgnummer | Bedrag |
31 | f 4.852 |
32 | f 4.952 |
34 | f 5.137 |
36 | f 5.353 |
38 | f 5.557 |
40 | f 5.773 |
42 | f 5.984 |
44 | f 6.174 |
46 | f 6.367 |
48 | f 6.558 |
50 | f 6.751 |
52 | f 6.944 |
54 | f 7.136 |
56 | f 7.328 |
58 | f 7.521 |
60 | f 7.712 |
62 | f 7.907 |
64 | f 8.146 |
66 | f 8.387 |
68 | f 8.629 |
70 | f 8.869 |
72 | f 9.111 |
74 | f 9.352 |
76 | f 9.608 |
78 | f 9.877 |
80 | f 10.146 |
82 | f 10.414 |
II. Tabel van salarisbedragen in guldens per maand, geldend voor de werknemer jonger dan 18 jaar
Schaal | Volg- nummer | 18 jaar | 17 jaar | 16 jaar | 15 jaar |
02-12 | 2 | f 2.347 | f 1.642 | f 1.466 | f 1.291 |
03-15 | 3 | f 2.400 | f 1.679 | f 1.501 | |
04-17 | 4 | f 2.455 | f 1.718 | f 1.533 | |
06-19 | 6 | f 2.562 | f 1.793 | ||
08-21 | 8 | f 2.683 | f 1.879 | ||
12-25 | 12 | f 3.037 |
62
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
HOOFDSTUK III
FUNCTIE-OMSCHRIJVING
1. MANAGEMENTFUNCTIES
Artikel 14
Overzicht van managementfuncties
Managementsfuncties | Artikel |
Leidinggevende I | 15 |
Leidinggevende II | 16 |
Leidinggevende III | 17 |
Leidinggevende IV | 18 |
Artikel 15
Leidinggevende I
De leidinggevende I is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– is verantwoordelijk voor een efficiënte uitvoering van de hulpverle- ning door de medewerkers waaraan leiding wordt gegeven, alsmede voor het signaleren/rapporteren van knelpunten hierin;
– het leidinggeven aan en begeleiden van een of meerdere uitvoerende teams;
– het in overleg mede doen vaststellen, aanpassen en toetsen van behandel- en/of begeleidingsplannen van aanpak;
– het mede uitvoering geven aan het personeelsbeleid;
– het deelnemen aan (staf)besprekingen;
– het bij afwezigheid vervangen van een leidinggevende;
– het onderhouden van interne en externe contacten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 24-40.
63
Artikel 16
Leidinggevende II
De leidinggevende II is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– het leiding geven aan een of meerdere teams, waaronder tevens dient te worden verstaan het eventueel leiding geven aan administratie/ secretariaat, huishoudelijke dienst en/of leidinggevenden;
– het coördineren en evalueren van de werkzaamheden van de teams;
– het adviseren inzake de (ontwikkeling van) hulpverleningsmethodiek, alsmede het (doen) uitvoeren en evalueren/rapporteren terzake van het vastgestelde beleid;
– het adviseren inzake lange-termijn aangelegenheden, gericht op het team- en/of organisatiebeleid van de instelling;
– is verantwoordelijk voor het beheer van het budget van de teams en het beheer van de materiële voorzieningen;
– het deelnemen aan team- en/of beleidsoverleg;
– het bij afwezigheid vervangen van een leidinggevende;
– het onderhouden van interne en externe contacten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 26-44.
Artikel 17
Leidinggevende III
De leidinggevende III is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– het leiding geven aan een of meerdere teams, waaronder tevens dient te worden verstaan het eventueel leiding geven aan administratie/ secretariaat, huishoudelijke dienst en/of leidinggevenden;
– is verantwoordelijk voor de (inhoudelijke/methodische) planning en uitvoering van de werkzaamheden van meerdere werkeenheden;
– het adviseren inzake de (ontwikkeling van) hulpverleningsmethodiek en werkplannen, alsmede het (doen) uitvoeren en evalueren/ rapporteren terzake van het vastgestelde beleid en de werkplannen;
– is verantwoordelijk voor het beheer van het budget van meerdere werkeenheden en het beheer van de materiële voorzieningen;
– doet voorstellen met betrekking tot begroting en samenstelling van het budget van meerdere werkeenheden;
– het adviseren inzake lange-termijn aangelegenheden, gericht op on- derdelen van het organisatiebeleid, alsmede ten aanzien van het organisatiebeleid van de instelling als geheel;
64
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het vorm en mede uitvoering geven aan het personeelsbeleid;
– het deelnemen aan management- of beleidsoverleg;
– het onderhouden van interne en externe contacten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 34-54.
Artikel 18
Leidinggevende IV
De leidinggevende IV is onder verantwoordelijkheid van de (algemeen) directeur belast met leidinggevende taken op één of meerdere van de volgende beleidsgebieden: hulpverlening, vestiging, regio of sector, en verricht de hieruit voortvloeiende werkzaamheden ten aanzien van het organisatie- en/of accommodatie- en/of financieel- en/of personeels- beleid:
– het mede voorbereiden en uitvoering geven aan het organisatiebeleid, met name met betrekking tot een of meer van bovengenoemde gebie- den;
– is verantwoordelijk voor die afdelingen die onder zijn beleids- gebieden vallen;
– het evalueren, bijstellen en ontwikkelen van het interne organisatie- beleid alsmede het initiëren van beleidsrelevant onderzoek;
– het eventueel vervangen van de (algemeen) directeur bij diens afwe- zigheid;
– het behartigen van de belangen van de organisatie en het vertegen- woordigen van de organisatie naar buiten;
– het deelnemen aan het directie-overleg.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- of academisch niveau.
Salarisschaal: volgnummer 38-58.
65
Artikel 19
Salarisschalen managementfuncties
Functie Volgnummer
Leidinggevende I 20-40
Leidinggevende II 26-44
Leidinggevende III 34-54
Leidinggevende IV 38-58
2. STAFFUNCTIES
Artikel 20
Overzicht van staffuncties
Staffuncties Artikel
Algemeen stafmedewerker 21
Personeelsfunctionaris 22
Hoofd personeelszaken 23
Gedragswetenschapper 24
Psychotherapeut 25
Werkbegeleider I 26
Werkbegeleider II 27
Creatief therapeut 28
Psychologisch assistent 29
Medewerker PR en communicatie 30
Artikel 21
Algemeen stafmedewerker
De algemeen stafmedewerker is onder verantwoordelijkheid van de directeur belast met het verrichten van de navolgende werkzaamheden op het gebied van beleidsontwikkeling:
– het zelfstandig initiëren en coördineren van voorstellen tot beleids- ontwikkeling met betrekking tot de organisatie, de hulpverlening en de te hanteren methodieken;
– het (doen) uitvoeren van vastgestelde interne- en/of externe beleids- ontwikkelingstaken en -projecten met betrekking tot de genoemde taakgebieden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 24-40.
66
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 22
Personeelsfunctionaris
De personeelsfunctionaris levert onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende een bijdrage aan het formuleren en het uitvoeren van het personeelsbeleid van de organisatie en verricht (een deel van) de navol- gende werkzaamheden:
– het coördineren, evalueren en adviseren inzake de ontwikkeling van het sociaal- en personeelsbeleid van de organisatie;
– het zorgdragen voor het personeelsbeheer en de behandeling van rechtspositionele aangelegenheden;
– het adviseren met betrekking tot de personeelsplanning, de perso- neelsbegroting en het budgetbeheer;
– het adviseren en ondersteunen van de leiding(gevenden) bij de uit- voering van het personeelsbeleid (informeren, adviseren en bemid- delen);
– het onderhouden van interne en externe contacten;
– het adviseren aan management- of beleidsoverleg.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 15-31.
Artikel 23
Hoofd personeelszaken
Indien de personeelsfunctionaris tevens leiding geeft aan de medewer- kers van de afdeling personeelszaken is sprake van de functie ,,hoofd personeelszaken’’ en leidt dit tot toepassing van volgnummer 26-44.
Artikel 24
Gedragswetenschapper
De gedragswetenschapper is onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het mede op- en bijstellen van behandelplannen en het (laten) eva- lueren van de voortgang;
– het adviseren en ondersteunen van maatschappelijk werkers of peda- gogisch medewerkers, onder andere door middel van begeleiding van case- en andere besprekingen;
67
– het adviseren ten aanzien van de eventuele toepassing van thera- pieën;
– het leveren van bijdragen aan methodiekontwikkeling, innovatie en evaluatie;
– het leveren van een bijdrage aan de beleidsontwikkeling;
– het voorbereiden van en het participeren in de besluitvorming naar aanleiding van plaatsingsverzoeken (eventueel eveneens ten aanzien van de acceptatie van aspirant-pleeggezinnen);
– het verrichten van psycho-diagnostisch onderzoek.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op acade- misch niveau.
Salarisschaal: volgnummer 26-44.
Artikel 25
Psychotherapeut
De psychotherapeut is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– het stellen van indicaties voor psychotherapie;
– het zelfstandig uitvoeren van psychotherapie;
– het evalueren van psychotherapie;
– het schriftelijk rapporteren over verloop van de behandeling.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op acade- misch niveau, alsmede registratie als psychotherapeut in het desbetref- fende register.
Salarisschaal: volgnummer 34-54.
Artikel 26
Werkbegeleider I
De werkbegeleider I is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met de begeleiding van een of meerdere teams of de indi- viduele medewerkers en is belast met de deskundigheidsbevordering van de medewerkers en/of teams.
De werkbegeleider I verricht (een deel van) de navolgende werkzaam- heden:
– het zorgdragen voor en het bevorderen van een goed samenspel tus- sen de teamleden onderling en tussen de teamleden en de opgeno- men cliënten, door middel van team- (en eventueel individuele) besprekingen over de teamsamenwerking en over de persoonlijke vragen van de teamleden bij de uitvoering van hun werk;
– het mede vorm geven van ondersteuning in het kader van
68
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
deskundigheidsbevordering en het eventueel zelf daadwerkelijk lei- den van interne trainingsprogramma’s of cursussen;
– het begeleiden van de uitvoering van de methodiek;
– het begeleiden van nieuw in dienst zijnd personeel;
– het begeleiden van stagiaires en het onderhouden van de uit deze taak voortvloeiende externe opdrachten;
– het deelnemen aan het stafoverleg, het leveren van een bijdrage aan het organisatiebeleid en aan de werkontwikkeling.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 15-31.
Artikel 27
Werkbegeleider II
De werkbegeleider II is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met de werkzaamheden van de functie werkbegeleider I, doch de werkzaamheden bestaan in hoofdzaak uit het zelfstandig vorm geven van ondersteuning, in het kader van praktijkbegeleiding, aan func- tionarissen belast met inhoudelijk gespecialiseerde taken zoals onder andere bedoeld in de artikelen 35 en 39.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 24-40.
Artikel 28
Creatief therapeut
De creatief therapeut is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met (het bevorderen van) gedragsverandering en -beleving van cliënten.
De functie creatief therapeut omvat de differentiaties: spel-, drama-, handvaardigheid- en muziektherapie.
De creatief therapeut is belast met (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– het opzetten en uitvoeren van spel- of creatieve therapie in het kader van het behandelplan;
– het zorgdragen voor toegekende materialen en budget;
– het deelnemen aan interne besprekingen, waaronder cliënt- besprekingen.
69
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
Artikel 29
Psychologisch assistent
De psychologisch assistent is onder verantwoordelijkheid van de psy- chiater, gedragswetenschapper of psychotherapeut belast met (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het voorbereiden en uitvoeren van psychologische testen;
– het observeren van en rapporteren over cliënten in activiteiten- en/of spelsituaties, alsmede het uitwerken van rapporten en verslagen;
– het verzorgen van de uit de functie voortvloeiende secretariële werk- zaamheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 06-19.
Artikel 30
Medewerker PR en communicatie
De medewerker PR en communicatie is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met de interne en externe communicatie en huisstijl.
De medewerker PR en communicatie verricht (een deel van) de navol- gende werkzaamheden:
– het geven van voorlichting over materialen, doel, werkwijze en mid- delen van de organisatie;
– het in het kader van de pleegzorg voorbereiden, organiseren en uit- voeren van voorlichtings- en wervingsactiviteiten;
– het informeren van potentiële pleeggezinnen over doel en functie van de pleegzorg;
– het opstellen van programma’s van activiteiten verband houdende met werving, alsmede het zorgdragen voor de benodigde materialen en presentatie;
– het mede opstellen en evalueren van (regionale) wervingsplannen;
– het organiseren en begeleiden van pleegouderdagen (thema- behandeling, ervaringsuitwisseling et cetera);
– het onderhouden van interne en externe contacten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
70
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 31
Salarisschalen staffuncties
Functie | Volgnummer |
Algemeen stafmedewerker | 24-40 |
Personeelsfunctionaris | 15-31 |
Hoofd personeelszaken | 26-44 |
Gedragswetenschapper | 26-44 |
Psychotherapeut | 34-54 |
Werkbegeleider I | 15-31 |
Werkbegeleider II | 24-40 |
Creatief therapeut | 12-25 |
Psychologisch assistent | 06-19 |
Medewerker PR en communicatie | 12-25 |
3. HULPVERLENENDE FUNCTIES
Artikel 32
Overzicht van hulpverlenende functies
Hulpverlenende functies | Artikel | |
Maatschappelijk consulent | 33 | |
Ambulant hulpverlener | 34 | |
Gespecialiseerd ambulant hulpverlener | 35 | |
Jeugdbeschermer | 36 | |
Pedagogisch medewerker I | 37 | |
Pedagogisch medewerker II | 38 | |
Pedagogisch medewerker III | 39 | |
Activiteitenbegeleider | 40 | |
Gezinshuisouder I | 41 | |
Gezinshuisouder II | 42 | |
Consulent arbeidsbemiddeling | 43 | |
Educatiemedewerker I | 44 | |
Educatiemedewerker II | 45 | |
Werk-/leermeester | 46 | |
Verpleegkundige | 47 | |
Preventiemedewerker I | 48 | |
Preventiemedewerker II | 49 | |
71 |
Artikel 33
Maatschappelijk consulent
De maatschappelijk consulent is onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werkzaamheden op het gebied van informatie, advies en bemiddeling:
– het informeren, adviseren en zo nodig verwijzen van de cliënt (als- mede ouders/verzorgers) op het gebied van wonen, werken, vrije tijd, leren, normen/waarden en relaties;
– het ondersteuning bieden aan de cliënt bij de inrichting van het dage- lijks leven;
– het ondersteunen en bemiddelen van de cliënt in de omgang met een instelling op het gebied van hulpverlening, sociale zekerheid of dienstverlening;
– het fungeren als zaakwaarnemer in contacten met bovengenoemde instellingen;
– het leveren van bijdragen aan activiteiten op het gebied van preven- tie, signalering en voorlichting, gericht op positieverbetering van jeugdigen in probleemsituaties;
– het verzorgen van verslaglegging, registratie, administratie en corres- pondentie met betrekking tot de verleende diensten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 08-21.
Artikel 34
Ambulant hulpverlener
De ambulant hulpverlener is onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het verrichten van intake-werkzaamheden;
– het voorbereiden – waaronder het verrichten van (pleeg)gezins- onderzoek – begeleiden en evalueren van plaatsingen;
– het verrichten van onderzoek (analyseren van de hulpvraag) en het (mede) opstellen van begeleidings- en/of behandelplannen;
– het bieden van kort- en langdurende hulp en procesmatige begelei- ding aan cliënten en hun omgeving (ouders, pleegouders en ande- ren);
– het bemiddelen en interveniëren en crisissituaties;
– het uitvoeren van specifieke hulpverleningsmethodieken;
– het vervullen van een coördinerende en organiserende rol met betrek- king tot de hulpverlening;
– het zonodig regelen van psychiatrisch en psychologisch onderzoek;
72
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het zorgdragen voor interne en externe rapportage aangaande het hulpverleningsproces, de matching en advisering;
– het leveren van bijdragen aan informatie- en adviespreekuren;
– het deelnemen aan intern en extern overleg.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 15-31.
Artikel 35
Gespecialiseerd ambulant hulpverlener
De gespecialiseerd ambulant hulpverlener verricht onder verantwoorde- lijkheid van een leidinggevende (een deel van) de werkzaamheden zoals weergegeven bij de functie ambulant hulpverlener, doch de gespeciali- seerd ambulant hulpverlener is daarenboven belast met (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– verricht onderzoek en diagnostiek in meer complexe situaties;
– geeft op indicatie intensieve behandeling aan cliënten en hun omge- ving, waarbij gebruik gemaakt wordt van gespecialiseerde hulpver- leningsmethodieken, een en ander binnen een bepaalde tijdsduur;
– verricht therapeutisch interventies al dan niet in crisissituaties;
– draagt zorg voor voortgangsrapportages;
– verricht de werkzaamheden geheel zelfstandig.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 18-38.
Artikel 36
Jeugdbeschermer
De jeugdbeschermer verricht onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende (een deel van) de werkzaamheden, zoals weergegeven bij de functie ambulant hulpverlener, doch is daarenboven belast met (een deel van) de navolgende werkzaamheden in het kader van de voogdij, gezinsvoogdij en/of jeugdreclassering:
– justitiële toezichthoudende taken.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 18-38.
73
Artikel 37
Pedagogisch medewerker I
De pedagogisch medewerker I is als ondersteunend medewerker, onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende, dan wel een gezinshuis- ouder, belast met de zorginhoudelijke aspecten van het verblijf van cliënten binnen de (semi-)residentiële jeugdhulpvoorziening, echter zon- der de pedagogische verantwoordelijkheid hiervoor te dragen. In dit kader verricht de pedagogisch medewerker I (een deel) van de navol- gende werkzaamheden:
– het ondersteunen van een pedagogisch verantwoordelijke bij het begeleiden en activeren van cliënten, al dan niet in groepsverband, al dan niet in een 24-uurs-cliëntsituatie;
– het toezien op de dagelijkse gang van zaken, het treffen van maatre- gelen, in samenspraak met de direct leidinggevende en de schrifte- lijke rapportage hiervan;
– het organiseren en begeleiden van (recreatieve) activiteiten, ter be- vordering van het leef- en behandelklimaat;
– het verrichten van in het kader van de functie voorkomende huishou- delijke en administratieve werkzaamheden;
– het bijwonen van intern overleg.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op niveau KMBO/leerlingwezen.
Salarisschaal: volgnummer 04-17.
Artikel 38
Pedagogisch medewerker II
De pedagogisch medewerker II is als plaatsvervangend opvoeder/ begeleider onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met de zorginhoudelijke aspecten van het verblijf van cliënten binnen de (semi-)residentiële jeugdhulpverleningsvoorziening en verricht (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het observeren, begeleiden, stimuleren, activeren en ondersteunen van cliënten, al dan niet in groepsverband, al dan niet in een 24-uurs- cliëntsituatie;
– het leveren van bijdragen aan de vaststelling, aanpassing en toetsing van behandelplannen;
– het vervullen van mentorschappen en rapporteren van bevindingen;
– het volgen van de ontwikkeling van cliënten, het toezien op de dage- lijkse gang van zaken, het treffen van maatregelen en de schriftelijke rapportage hiervan;
– het met de ouders bespreken en tonen van mogelijkheden en onmo- gelijkheden bij de opvoeding van de kinderen;
74
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het organiseren en begeleiden van (recreatieve) activiteiten, ter be- vordering van het leef- of behandelklimaat;
– het eventueel begeleiden van werk-, leer- en ervaringsprojecten;
– het onderhouden van ouder- en schoolcontacten;
– het verrichten van in het kader van de functie voorkomende verzor- gende huishoudelijke en administratieve werkzaamheden;
– het deelnemen aan intern en extern overleg.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 08-21.
Artikel 39
Pedagogisch medewerker III
De pedagogisch medewerker II is als plaatsvervangend opvoeder/ begeleider onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met de werkzaamheden van de functie pedagogisch medewerker II en verricht daarnaast een of meerdere van de navolgende werkzaamheden:
– is belast met de zorg voor en het bevorderen van een goed samen- spel tussen de leden van het team onderling, alsmede in relatie tot de cliënten;
– het binnen de aangegeven beleidslijnen mede vaststellen, aanpassen en toetsen van plannen en programma’s, alsmede het zelfstandig vorm én richting geven aan de uitvoering van intensieve behandel- plannen;
– het deelnemen – waaronder het mede vorm én richting geven aan opzet en uitvoering – aan nieuwe, experimentele werkvormen/ projecten, alsmede het mede evalueren van de voortgang;
– het uitvoeren van specifieke hulpverleningsmethodieken.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
Artikel 40
Activiteitenbegeleider
De activiteitenbegeleider is – al dan niet in de werksoort dagopvang – onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende, belast met het ver- zorgen van de vrije-tijdsbesteding van cliënten en verricht (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
75
– het organiseren, het leiden en in stand houden van activiteiten in club-, groeps- en/of projectverband;
– het voorbereiden en geven van praktijklessen ter vervanging van school of werk;
– het opstellen van diverse (jaar)programma’s naar inhoud en beno- digde middelen;
– het opstellen van een (programma)begroting;
– het bevorderen van deelname van cliënten aan externe activiteiten;
– het adviseren en stimuleren van cliënten met betrekking tot de deel- name aan activiteiten;
– het zorgdragen voor materialen en andere benodigdheden;
– het rapporteren en bespreken van bevindingen met betrekking tot de ontwikkeling van cliënten;
– het onderhouden van interne en externe contacten ter afstemming van de werkzaamheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 08-21.
Artikel 41
Gezinshuisouder I
De gezinshuisouder I is als plaatsvervangend opvoeder/begeleider onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende, belast met de zorg- inhoudelijke aspecten van het verblijf van cliënten in een 24-uurssituatie en verricht (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het observeren, begeleiden, stimuleren, activeren en ondersteunen van cliënten, in een 24-uurssituatie;
– het volgen van de ontwikkeling van cliënten, het toezien op de dage- lijkse gang van zaken, het treffen van maatregelen en de schriftelijke rapportage hiervan;
– het leveren van bijdragen aan de vaststelling, aanpassing en toetsing van opvoedings-/behandelplannen;
– het aansturen van de in het huis werkzame functionarissen;
– het onderhouden van ouder- en schoolcontacten et cetera;
– het met de ouders bespreken en tonen van mogelijkheden en onmo- gelijkheden bij de opvoeding van de kinderen;
– het verrichten van in het kader van de functie voorkomende huishou- delijke en administratieve werkzaamheden;
– het deelnemen aan intern en extern overleg.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 08-21.
76
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 42
Gezinshuisouder II
De gezinshuisouder II is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met de werkzaamheden van de functie gezinshuisouder I en verricht daarnaast de navolgende werkzaamheden:
– het methodisch aanleren van sociale en praktische vaardigheden;
– het op systematische wijze uitvoering geven aan opvoedings- en behandelplannen onder andere door middel van het maken van gedragsbeschrijvingen per opgenomen jongere.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
Artikel 43
Consulent arbeidsbemiddeling
De consulent arbeidsbemiddeling is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het bevorderen van de mogelijkheden voor cliënten om toegang tot de arbeidsmarkt te verkrijgen en verricht (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het verwerven en onderhouden van een bestand aan werkervarings-/ arbeidsplaatsen;
– het ontwikkelen en (doen) uitvoeren van sociale vaardigheids- programma’s;
– het introduceren van arbeidsmarktvoorzieningen;
– het bemiddelen bij het verkrijgen en behouden van arbeidsplaatsen voor de cliënten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 15-31.
Artikel 44
Educatiemedewerker I
De educatiemedewerker I is onder verantwoordelijkheid van een leiding- gevende belast met de pedagogische en didactische ondersteuning van cliënten ter voorbereiding op aansluiting op regulier onderwijs, c.q. op
77
de arbeidsmarkt en verricht (een deel van) de navolgende werkzaamhe- den:
– het observeren, begeleiden, stimuleren, activeren en ondersteunen van cliënten;
– het uitvoeren van pedagogische en didactische hulpverlening/ educatie;
– het organiseren en begeleiden van (recreatieve) activiteiten, ter be- vordering van het leer-, leef- of behandelingsklimaat;
– het leveren van bijdragen aan de vaststelling, aanpassing en toetsing van behandelplannen;
– het onderhouden van oudercontacten met betrekking tot de leersitua- tie;
– het afstemmen van school- en/of werkcontacten met het hulpverleningsproces;
– het deelnemen aan intern en extern overleg.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 15-31.
Artikel 45
Educatiemedewerker II
De educatiemedewerker II is onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende belast met de werkzaamheden van de functie educatie- medewerker I, doch onderscheidt zich hiervan in de navolgende werk- zaamheden:
– het zelfstandig vorm en richting geven aan de uitvoering van inten- sieve pedagogische en didactische behandelplannen
en/of
– het coördineren van een team van educatiemedewerkers.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 18-38.
Artikel 46
Werk-/leermeester
De werk-/leermeester is onder de verantwoordelijkheid van een leiding- gevende belast met (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het verrichten van werkplaats-/onderhoudsactiviteiten;
– het dagelijks leidinggeven aan en instrueren van cliënten, zowel indi- vidueel als in groepsverband;
– het onderhouden en ontwikkelen van aanwezige kennis en (werk-)- ervaring van xxxxxxxx, mede met het oog op plaatsingsmogelijkheden
78
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
bij het lager beroepsonderwijs, gerichte vakopleiding of bij een bedrijf;
– het observeren van de mogelijkheden en ontwikkeling van cliënten, alsmede rapporteren ten aanzien van gedrag en voortgang;
– het beheren en onderhouden van werkruimtes, materialen en andere hulpmiddelen;
– het deelnemen aan diverse interne vormen van overleg, alsmede het onderhouden van interne en externe contacten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 08-21.
Artikel 47
Verpleegkundige
De verpleegkundige verricht onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende (een deel van) de navolgende taken:
– het controleren op hygiëne en het voorlichten van cliënten;
– het assisteren van de arts bij diens spreekuren;
– het verrichten van verpleegkundige handelingen;
– het adviseren inzake het verpleegkundig handelen ten behoeve van de formulering en vaststelling van het behandelplan, alsmede het uit- voeren, plannen en evalueren van het behandelplan;
– het adviseren inzake hygiëne en het omgaan met de gevolgen van behandeling, ziekte en handicap op lichamelijk, geestelijk en sociaal gebied aan cliënten en andere hulpverleners;
– het bewerkstelligen van externe (medische) hulpverlening aan cliën- ten;
– het bijhouden van de patiëntenadministratie;
– het verantwoordelijk zijn voor de medicijnvoorziening;
– het uitvoeren van bijkomende werkzaamheden.
Opleidingsindicatie: een verplichtgesteld diploma op MBO-niveau.
Salarisschaal: volgnummer 08-21.
Artikel 48
Preventiemedewerker I
De preventiemedewerker I is onder de verantwoordelijkheid van de preventiemedewerker II of een andere leidinggevende belast met (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
79
– het uitvoeren van (pedagogische) preventieprogramma’s
– het uitvoeren van groepsbijeenkomsten;
– het beheer van het documentatiecentrum, alsmede de organisatie van de uitleen van voorlichtingsmateriaal;
– het leveren van bijdragen aan de ontwikkeling van de productie van voorlichtingsmateriaal;
– het onderhouden van interne en externe contacten;
– het uitvoeren van bijkomende werkzaamheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
Artikel 49
Preventiemedewerker II
De preventiemedewerker II is onder de verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met (een deel van) de navolgende werkzaamhe- den:
– het ontwikkelen, ondersteunen en implementeren van onder andere (pedagogische) preventieprogramma’s;
– het zorgdragen voor de implementatie van methodieken;
– het zorgdragen voor methodische en inhoudelijke ondersteuning en begeleiding;
– het zorgdragen voor deskundigheidsbevordering;
– het leveren van een bijdrage aan de beleidsontwikkeling met betrek- king tot het beleidsveld van de pedagogische preventie;
– het leidinggeven aan de preventiemedewerker I;
– het leidinggeven aan het documentatiecentrum;
– het begeleiden en initiëren van onderzoek;
– het ontwikkelen en onderhouden van externe netwerken op het ge- bied van pedagogische preventie;
– het deelnemen aan intern en extern overleg.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 15-31.
80
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 50
Salarisschalen hulpverlenende functies
Functie | Volgnummer |
Maatschappelijk consulent | 08-21 |
Ambulant hulpverlener | 15-31 |
Gespecialiseerd ambulant hulpverlener | 18-38 |
Jeugdbeschermer | 18-38 |
Pedagogisch medewerker I | 04-17 |
Pedagogisch medewerker II | 08-21 |
Pedagogisch medewerker III | 12-25 |
Activiteitenbegeleider | 08-21 |
Gezinshuisouder I | 08-21 |
Gezinshuisouder II | 12-25 |
Consulent arbeidsbemiddeling | 15-31 |
Educatiemedewerker I | 15-31 |
Educatiemedewerker II | 18-38 |
Werk-/leermeester | 08-21 |
Verpleegkundige | 08-21 |
Preventiemedewerker I | 12-25 |
Preventiemedewerker II | 15-31 |
4. HUISHOUDELIJKE EN TECHNISCHE FUNCTIES
Artikel 51
Overzicht Huishoudelijke en technische functies
Huishoudelijke en technische functies | Artikel | |
Hoofd facilitaire dienst | 52 | |
Chef technische dienst/terreindienst | 53 | |
Chef civiele dienst | 54 | |
Technisch onderhoudsmedewerker I | 55 | |
Technisch onderhoudsmedewerker II | 56 | |
Chef-kok | 57 | |
Kok | 58 | |
Hulp-kok | 59 | |
Huishoudelijk medewerker I | 60 | |
Huishoudelijk medewerker II | 61 | |
81 |
Huishoudelijke en technische functies Artikel
Gastvrouw/gastheer 62
Nachtwacht/portier 63
Medewerker facilitaire dienst 64
Instellingshulp 64a
Artikel 52
Hoofd facilitaire dienst
Het hoofd facilitaire dienst is onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende belast met de leiding en coördinatie van de civiele-/interne en technische dienst en verricht (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– het leidinggeven aan of coördineren van de werkzaamheden van medewerkers van de civiele-/interne en technische dienst;
– het mede uitvoering geven aan het personeelsbeleid;
– het opstellen, uitvoeren en bewaken van de begroting onderhoud, gebouwen, installaties en roerend goed;
– het zorgdragen voor budgetbeheer en begrotingssamenstelling;
– het toezien van de adequate uitvoering van de veiligheidsaspecten;
– het deelnemen aan intern overleg;
– het onderhouden van interne en externe contacten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
Artikel 53
Chef technische dienst/terreindienst
De chef technische dienst/terreindienst is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het voorbereiden van (onder andere technische) onderhoudswerk- zaamheden;
– het praktisch leidinggeven aan de medewerkers van de dienst;
– het toezien op en het mede uitvoeren van de werkzaamheden van de dienst;
– het inkopen en beheren van materialen, grondstoffen en hulpmidde- len;
– het opstellen van ontwerp-kostenbegrotingen.
82
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 08-21.
Artikel 54
Chef civiele dienst
De chef civiele dienst is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– het plannen van de werkzaamheden van de dienst;
– het toezien op en het mede uitvoeren van de werkzaamheden van de dienst;
– het praktisch leidinggeven aan de medewerkers van de dienst;
– het inkopen en beheren van materialen, hulpmiddelen en apparatuur;
– het in overleg coördineren en (doen) uitvoeren van de verzorging bij ontvangsten, vergaderingen en bijzondere gelegenheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 06-19.
Artikel 55
Technisch onderhoudsmedewerker I
De technisch onderhoudsmedewerker I is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van de navolgende werkzaamheden op één (of meerdere) van de volgende werkgebieden: beton-, metsel-, tegel-, stucadoors- en bestratingswerk; schilder- en behangwerk; groenvoorziening:
– het uitvoeren van onderhouds-, verbouw- en nieuwbouw- werkzaamheden (gebouwen/outillages, gereedschappen en installa- ties);
– het assisteren bij overige technische werkzaamheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op niveau KMBO/leerlingwezen.
Salarisschaal: volgnummer 04-17.
83
Artikel 56
Technisch onderhoudsmedewerker II
De technisch onderhoudsmedewerker II is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van de navolgende werkzaamheden op één (of meerdere) van de volgende werkgebieden: elektrotechniek/elektriciteit, gas-, watervoorziening, loodgieters- en tim- merwerk:
– het uitvoeren van onderhouds-, verbouw- en nieuwbouw- werkzaamheden (gebouwen/outillages, gereedschappen en installa- ties);
– het assisteren bij overige technische werkzaamheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op niveau KMBO/leerlingwezen.
Salarisschaal: volgnummer 06-19.
Artikel 57
Chef-kok
De chef-kok is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende be- last met het verrichten van (een deel van) de navolgende werkzaamhe- den:
– het inkopen, opslaan en uitgeven van xxxxxxxxxxxxx;
– het plannen en opstellen van (week)menu’s;
– het bereiden van de maaltijden en de eventuele dieetvoeding;
– het zorgdragen voor de hygiëne in de keuken;
– het leidinggeven aan minimaal één kok.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 06-19.
Artikel 58
Kok
De kok is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende (bijvoor- beeld de chef-kok) belast met het verrichten van (een deel van) de navol- gende werkzaamheden:
– het inkopen, opslaan en uitgeven van xxxxxxxxxxxxx;
– het plannen en opstellen van (week)menu’s;
– het bereiden van de maaltijden en de eventuele dieetvoeding;
– het verrichten van schoonmaak- en transportwerkzaamheden;
– het leidinggeven aan minimaal één hulp-kok.
84
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 04-17.
Artikel 59
Hulp-kok
De hulp-kok is onder verantwoordelijkheid van de kok belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werkzaamheden:
– het assisteren bij de inkoop, opslag en uitgave van xxxxxxxxxxxxx;
– het mede bereiden van maaltijden;
– het verrichten van schoonmaak- en transportwerkzaamheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op niveau KMBO/leerlingwezen.
Salarisschaal: volgnummer 03-15.
Artikel 60
Huishoudelijk medewerker I
De huishoudelijk medewerker I is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van de navolgende werkzaam- heden:
– het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden.
Salarisschaal: volgnummer 02-12.
Artikel 61
Huishoudelijk medewerker II
De huishoudelijk medewerker II is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navol- gende werkzaamheden:
– het inkopen, opslaan en uitgeven van xxxxxxxxxxxxx en huishoude- lijke benodigdheden;
– het bereiden van maaltijden en zo nodig dieetvoeding;
– het verrichten van schoonmaakwerkzaamheden;
– het verzorgen van woningtextiel, was- en linnengoed.
85
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op niveau KMBO/leerlingwezen.
Salarisschaal: volgnummer 03-15.
Artikel 62
Gastvrouw/gastheer
De gastvrouw/gastheer is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– het inkopen, opslaan en uitgeven van xxxxxxxxxxxxx en huishoude- lijke benodigdheden;
– het bereiden van maaltijden en zo nodig dieetvoeding;
– het verrichten van in het kader van de functie voorkomende huishou- delijke en administratieve werkzaamheden;
– het verzorgen van en het toezichthouden op de verzorging van woningtextiel, was- en linnengoed;
– het toezicht houden op schoonmaakwerkzaamheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op niveau KMBO/leerlingwezen.
Salarisschaal: volgnummer 03-15.
Artikel 63
Nachtwacht/portier
De nachtwacht/portier is onder verantwoordelijkheid van een leidingge- vende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende werk- zaamheden:
– het toezien op de veiligheid van cliënten en van gebouwen;
– het gedurende de nacht opvangen van pupillen, het toezien op de naleving van de geldende regels en indien nodig het waarschuwen van de dienstdoende groepsleiding, politie, of anderen;
– het rapporteren over de gang van zaken;
– het verrichten van overige (klein technische, huishoudelijke en/of eenvoudige administratieve) werkzaamheden.
Salarisschaal: volgnummer 03-15.
Artikel 64
Medewerker facilitaire dienst
De medewerker facilitaire dienst is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navol- gende werkzaamheden:
86
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het verrichten van kleine onderhoudswerkzaamheden;
– het assisteren van de technisch onderhoudsmedewerker;
– werkzaamheden in het kader van winkel-/magazijnbeheer;
– werkzaamheden in het kader van sporthalbeheer;
– chauffeurswerkzaamheden;
– het assisteren bij huishoudelijke en andere werkzaamheden;
– het ontvangen en distribueren van was-, stoom- en verstelgoed;
– het wassen, drogen en strijken of mangelen van textielgoed;
– het maken, verstellen, strijken en persen van kleding, linnengoed en woningtextiel;
– het zorgdragen voor registratie.
Salarisschaal: volgnummer 03-15.
Artikel 64a
Instellingshulp
1. Werkzaamheden
De instellingshulp, die werkzaam kan zijn in de residentiële, semi- residentiële of ambulante jeugdhulpverlening, is onder verantwoor- delijkheid van het hoofd van de voorziening en onder directe dage- lijkse leiding van een andere leidinggevende functionaris belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende ondersteunende werkzaamheden van eenvoudige aard op het gebied van het huishou- den, de leefgroep, techniek, onderhoud, administratie/secretariaat, gebouwen- en materialenbeheer:
– uitvoeren van eenvoudige taken op huishoudelijk en leefgroep- ondersteunend terrein, zoals tafel dekken/afruimen, afwassen, bedden opmaken, verzorgen van wasgoed en eenvoudig verstel- werk, schoonmaken, planten verzorgen, boodschappen doen, keukenwerkzaamheden ter ondersteuning, opruimen algemene ruimten, assisteren bij vervoer, sport- en spelactiviteiten;
– het uitvoeren van eenvoudige taken op technisch en onderhouds- gebied, zoals het in- en uitschakelen van huishoudelijke appara- tuur, het verrichten van kleine reparaties of klein onderhoud, het signaleren van gebreken, tuinonderhoud en andere onder- houdswerkzaamheden;
– het verrichten van eenvoudige uiteenlopende taken op admini- stratief gebied zoals typewerkzaamheden, telefoonbeantwoording, postbezorging, opvang bezoekers, opbergwerkzaamheden;
– het verrichten van eenvoudige uiteenlopende taken ten aanzien van gebouwen- en materialenbeheer, zoals surveilleren en in- koop;
87
– het – in overleg – verrichten van overige eenvoudige uiteenlo- pende taken van diverse aard.
2. Verlof
De op de instellingshulp van toepassing zijnde schaal loopt van het wettelijk minimumloon (in het eerste jaar van aanstelling) en vervol- gens van volgnummer 3 tot en met volgnummer 10 van de salaris- tabel.
De instellingshulp heeft na één jaar te zijn gesalarieerd conform volgnummer 10 aanspraak op 55 uur doorbetaald verlof op jaarbasis. Deze verlofaanspraak wordt gewijzigd in 105 uur doorbetaald verlof op jaarbasis, nadat de instellingshulp twee jaar is gesalarieerd con- form volgnummer 10.
Het verlof strekt ertoe de mogelijkheid tot zelfontplooiing en educa- tie van de instellingshulp te bevorderen.
De werkgever bepaalt in overleg met de werknemer de opname van het verlof als hier bedoeld.
3. Voorwaarden die gelden bij de functie Instellingshulp
a. De functie van Instellingshulp kan uitsluitend vervuld worden op een arbeidsplaats die tot stand is gekomen op grond van de Rege- ling extra werkgelegenheid voor langdurig werklozen (Melkert- arbeidsplaats).
b. De functie van Instellingshulp betreft een boventallige functie.
c. De werkgever beoordeelt de werknemer die de functie van Instellingshulp vervult in ieder geval na afloop van het eerste jaar van het dienstverband, overeenkomstig het bepaalde in artikel 6a, lid 2 sub d, algemeen gedeelte van deze CAO, op diens geschikt- heid voor doorstroming naar een relevante hulpverlenende func- tie dan wel een functie op administratief/secretarieel, huishoude- lijk of technisch gebied.
d. De werkgever kan de werknemer die de functie van Instellings- hulp vervult en ten aanzien van wie een positieve uitslag van de hiervoor bij punt c bedoelde beoordeling is vastgesteld in de gelegenheid stellen een opleiding te volgen, teneinde het voor een onder punt c bedoelde functievereiste of geïndiceerde opleidingsniveau te kunnen behalen.
4. Salarisschaal
Het wettelijk minimumloon in het eerste jaar van aanstelling, vervol- gens volgnummer 3 tot en met 10.
88
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 65
Salarisschalen Huishoudelijke en technische functies
Functie | Volgnummer |
Hoofd facilitaire dienst | 12-25 |
Chef technische dienst/terreindienst | 08-21 |
Chef civiele dienst | 06-19 |
Technisch onderhoudsmedewerker I | 04-17 |
Technisch onderhoudsmedewerker II | 06-19 |
Chef-kok | 06-19 |
Kok | 04-17 |
Hulp-kok | 03-15 |
Huishoudelijk medewerker I | 02-12 |
Huishoudelijk medewerker II | 03-15 |
Gastvrouw/gastheer | 03-15 |
Nachtwacht/portier | 03-15 |
Medewerker facilitaire dienst | 03-15 |
Instellingshulp | het wettelijk minimumloon |
in het eerste jaar van aan- | |
stelling, vervolgens volg- | |
nummer 3-10 |
5. ADMINISTRATIEVE EN SECRETARIAATSFUNCTIES
Artikel 66
Overzicht van administratieve en secretariaatsfuncties
Functies Artikel
Secretariaatsmedewerker I 67
Secretariaatsmedewerker II 68
(Directie-)secretariaatsmedewerker III 69
Financieel-administratief medewerker I 70
Financieel-administratief medewerker II 71
Financieel-administratief medewerker III 72
Financieel-administratief medewerker IV 73
Medewerker automatisering I 74
Medewerker automatisering II 75
89
Artikel 67
Secretariaatsmedewerker I
De secretariaatsmedewerker I is onder verantwoordelijkheid van een lei- dinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende secretariële en ondersteunende werkzaamheden:
– het aan de hand van een duidelijk concept of voorgecodeerd/bewerkt materiaal verrichten van typewerkzaamheden (standaardbrieven, for- mulieren, overzichten en dergelijke) op schrijfmachines of tekstver- werkers, waarbij het manipuleren met tekstgedeelten beperkt blijft tot het toevoegen, afvoeren, wijzigen en herschikken van tekstdelen;
– het van basisdocumenten (bonnen, formulieren en dergelijke) over- typen of intoetsen van veelal éénregelige boekingsgegevens (in- schrijvingen, reserveringen, voorraadmutaties en dergelijke);
– het verrichten van kopieerwerkzaamheden;
– het verwerken van de post;
– het bedienen van de telefoon(centrale) en het verschaffen van
,,standaard’’-inlichtingen en dergelijke;
– het ,,opvangen’’ en doorverwijzen van bezoekers;
– het verrichten van eenvoudige archiefwerkzaamheden waaronder het opbergen/opzoeken van stukken, volgens eenvoudige ingangen of code, in dossiers en dergelijke.
Salarisschaal: volgnummer 03-15.
Artikel 68
Secretariaatsmedewerker II
De secretariaatsmedewerker II is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navol- gende secretariële werkzaamheden:
– het verrichten van typewerkzaamheden op schrijfmachines of tekst- verwerkers aan de hand van een onvolledig concept, waarin globale verwijzingen naar bij te zoeken gegevens voorkomen;
– het correctief collationeren en het eventueel grafisch vormgeven door middel van een software-programma;
– het aan de hand van aanwijzingen met betrekking tot de inhoud zelf- standig concipiëren van eenvoudige brieven (mededelingen, verzoe- ken om informatie en dergelijke);
– het op aanwijzing/in overleg indelen van agenda, het maken van afspraken;
– het gereedmaken van vergaderstukken en het bewaken van de voort- gang van afdoening van lopende zaken;
– het verrichten van eenvoudige notuleerwerkzaamheden, het maken van verslagen en/of samenvattingen;
– het informeren, rappelleren en tijdig (doen) verzamelen en verzen-
90
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
den van gegevens, inclusief het vragen om en verstrekken van inlich- tingen over de administratieve procedure, stand van zaken en inhoud van stukken;
– het verzamelen, ordenen en verwerken van cijfermatige en andere administratieve gegevens op formulieren, in kaartsystemen, over- zichten en dergelijke;
– het vormen van dossiers en dergelijke over in het algemeen gemak- kelijk te begrenzen onderwerpen/zaken, alsmede het controleren van af te leggen dossiers op hiaten in de afhandeling;
– het classeren, dit wil zeggen interpreteren van de archiefcode en het bepalen van de aard van het object/onderwerp met het oog op de codering en het bepalen van de onderlinge relatie tussen stukken;
– het bewaken van de voortgang en onderlinge afstemming van de secretariaatswerkzaamheden van de afdeling, alsmede het geven van dagelijkse leiding aan de secretariaatsmedewerker I.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 06-19.
Artikel 69
(Directie-)secretariaatsmedewerker III
De (directie-)secretariaatsmedewerker III is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende secretariële werkzaamheden:
– het fungeren als eerste aanspreekpunt van de directie ten behoeve van interne en externe relaties;
– het beheren van de agenda van de directie;
– het beoordelen van stukken op het belang van overleg/besluitvorming, het zonodig toegankelijk maken van deze stukken door middel van een samenvatting en het bepalen van de ,,routing’’;
– het voorbereiden van beleidsnotities door onder andere het ordenen en selecteren van relevant materiaal;
– het verlenen van assistentie xxxxxxx van onderzoekswerk/ informatieverzameling;
– het verrichten van secretariaatswerkzaamheden ten behoeve van de directie, waaronder het voeren van correspondentie, het concipiëren van brieven aan interne en externe instanties en het maken van (eventuele vertrouwelijke) gespreksverslagen;
– het voeren van het secretariaat van bestuurs- en/of directievergade- ringen alsmede secretariaten van commissies, werk- en overleg- groepen;
91
– het administratief en praktisch voorbereiden en afhandelen van ver- gaderingen, waaronder het verslagleggen en het bewaken van de uit- voering van genomen besluiten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
Artikel 70
Financieel-administratief medewerker I
De financieel-administratief medewerker I is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende financieel-administratieve werkzaamheden van ondersteu- nende aard:
– het verrichten van verificatiewerkzaamheden met betrekking tot de- claraties, rekeningen en facturen, beperkt naar soort en/of complexi- teit, inclusief controle op vereiste parafen en verklaringen;
– het bijhouden van de verlofregistratie van de werknemers;
– het doen van aangifte van arbeidsongeschiktheid van de werknemers bij de bedrijfsvereniging, waarbij de salariscomponenten door derden worden aangeleverd;
– het beheer van de zogenoemde kleine kas;
– het verrichten van overige eenvoudige financieel-administratieve werkzaamheden van ondersteunende aard.
Salarisschaal: volgnummer 03-15.
Artikel 71
Financieel-administratief medewerker II
De financieel-administratief medewerker II is onder verantwoordelijk- heid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende financieel-administratieve werkzaamheden:
– het verrichten van verificatiewerkzaamheden met betrekking tot de- claraties, rekeningen en facturen naar soort en/of complexiteit, inclu- sief controle op vereiste parafen, verklaringen en/of bijbehorende stukken;
– het groeperen en inboeken op crediteur en/of groepen van crediteu- ren;
– het inschrijven van uitgaande rekeningen en het afboeken van ont- vangen betalingen;
– het ten behoeve van de kredietbewaking voor een omvangrijk en gevarieerd gedeelte van de organisatie opstellen van cijferoverzichten met betrekking tot aan te gane en aangegane verplichtingen en ver- loop van uitgaven en ontvangsten;
92
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het dagelijks beheer van de kas;
– het doen van aangifte van arbeidsongeschiktheid van de werknemers bij de bedrijfsvereniging, inclusief het daarbij verstrekken van de salariscomponenten;
– het al dan niet door middel van een standaard(mutatie)formulier aan- leveren van (basis)gegevens ten behoeve van de door derden uitge- voerde salarisadministratie;
– het zorgen voor registratie van polissen van verzekeringen en derge- lijke;
– het kennisdragen van de belangrijkste bepalingen van de CAO en het geven van eenvoudige informatie hierover;
– het beschikken over basiskennis met betrekking tot de opbouw van salarissen van netto naar bruto, alsmede de voor de werkgever hier- aan verbonden totale loonkosten.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 06-19.
Artikel 72
Financieel-administratief medewerker III
De financieel-administratief medewerker III is onder verantwoordelijk- heid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende financieel-administratieve werkzaamheden:
– het verwerken van een grote verscheidenheid aan ingediende decla- raties, rekeningen, facturen in de financiële administratie;
– het ten behoeve van de leiding van de organisatie en/of budgetbewa- king periodiek opstellen van xxxxxxxxxxxxxxxxx met betrekking tot aan te gane en aangegane verplichtingen en verloop van uitgaven en ont- vangsten;
– het zelfstandig technisch voorverwerken (codering) en vervolgens aanleveren van de benodigde gegevens ten behoeve van de door der- den geautomatiseerd uitgevoerde salarisadministratie, alsmede het uitoefenen van controle op deze uitvoering en hieruit voortvloeiend zorgen voor de juiste afdrachten aan de belastingdienst, bedrijfsver- eniging en pensioenfonds;
– het beschikken over kennis met betrekking tot de inhoud van de CAO en hieruit voortvloeiend zorgen voor de opstelling van concept- arbeidsovereenkomsten en een juiste inschaling van werknemers, alsmede voor de toepassing van overige CAO-verplichtingen namens de werkgever;
– het beschikken over kennis met betrekking tot de belasting- en
93
sociale verzekeringswetgeving en in verband hiermede toezien op een juiste naleving hiervan, zowel door de werkgever als de bedrijfs- vereniging, zoals het uitoefenen van controle op de uitbetaling van ziekengelden;
– het beschikken over kennis met betrekking tot de opbouw van sala- rissen van netto naar bruto en de hieraan voor de werkgever verbon- den totale loonkosten, alsmede het in verband hiermede verstrekken van algemene en individuele toelichtingen op de salarisafrekeningen;
– het aanleveren van financiële gegevens ten behoeve van de opstel- ling van de begroting/jaarrekening.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
Artikel 73
Financieel-administratief medewerker IV
De financieel-administratief medewerker IV is onder verantwoordelijk- heid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navolgende financieel-administratieve werkzaamheden:
– het in eigen beheer uitvoeren van de salarisadministratie dan wel het dragen van eindverantwoordelijkheid met betrekking tot de door der- den feitelijk uitgevoerde salarisadministratie;
– het beschikken over uitgebreide kennis met betrekking tot de inhoud van de CAO en hieruit voortvloeiend eindverantwoordelijkheid dra- gen ten aanzien van de juiste toepassing van voor de werkgever uit de CAO voortkomende verplichtingen;
– het begeleiden van ontslagprocedures en zorgen voor een juiste financiële afwikkeling hiervan;
– het beschikken over een uitgebreide kennis op het gebied van de belasting- en sociale verzekeringswetgeving en van salaris- berekeningen en in verband hiermede dragen van eindverantwoor- delijkheid met betrekking tot een juiste gang van zaken op deze ter- reinen;
– het opstellen van (tussentijdse) cijfermatige overzichten en het naar aanleiding daarvan adviseren met betrekking tot het te voeren finan- ciële beleid;
– het maken van personeelskostenberekeningen ten behoeve van de opstelling van de begroting/jaarrekening;
– het bijhouden van de planning en voortgangscontrole ten aanzien van de onderscheiden stadia in de totstandkoming van de begroting/ jaarrekening;
– het aan de hand van de beschikbare basisinformatie in eerste aanzet opstellen van de begroting/jaarrekening, het rapporteren omtrent bevindingen met name ten aanzien van interpretatieverschillen en vervolgens na verkregen instructies afronden hiervan;
94
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
– het verstrekken van inlichtingen over en toezien op toepassing van (begrotings)voorschriften;
– het eventueel in overleg met de organisatie-onderdelen leveren van bijdragen aan de artikelsgewijze toelichting op de begroting/ jaarrekening;
– het bewaken van de voortgang en onderlinge afstemming van de financieel-administratieve werkzaamheden van de afdeling, alsmede het geven van dagelijkse leiding aan de financieel-administratieve medewerkers (I, II en/of III) en de secretariaatsmedewerkers.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 18-38.
Artikel 74
Medewerker automatisering I
De medewerker automatisering I is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navol- gende werkzaamheden op het gebied van automatisering:
– het bedrijfsklaar maken en in werking stellen van apparatuur, welke al dan niet gebruik maakt van een automatische opstartprocedure;
– het bedienen van de apparatuur en controleren van de juiste werking tijdens het verwerkingsproces;
– het zelfstandig lokaliseren en verhelpen van foutmeldingen die te maken hebben met de bediening van de apparatuur aan de hand van voorgeschreven maatregelen bij storingen, alsmede het uitvoeren van het eerstelijns onderhoud;
– het bieden van ondersteuning bij het oplossen van bedieningsfout- meldingen waar andere werknemers binnen de organisatie mee wor- den geconfronteerd;
– het, binnen de productieplanning en in afstemming op de productie van de centrale verwerkingseenheid, bepalen van de volgorde en route van de uit te voeren opdrachten, alsmede het registreren van productiegegevens en dergelijke;
– het kunnen omgaan met het gehanteerde database-programma en het kunnen toepassen van dit programma ten behoeve van de aanmaak van andere nieuwe data-bestanden;
– het verrichten vanuit de functie voortvloeiende administratieve werk- zaamheden.
95
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op MBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 06-19.
Artikel 75
Medewerker automatisering II
De medewerker automatisering II is onder verantwoordelijkheid van een leidinggevende belast met het verrichten van (een deel van) de navol- gende werkzaamheden op het gebied van automatisering:
– het zorgdragen voor een zodanig computergebruik binnen de organi- satie dat de gewenste (gegevens)verwerking c.q. informatie op een efficiënte wijze plaatsvindt c.q. beschikbaar komt, alsmede dat een efficiënt beleid kan worden gevoerd;
– het zorgdragen voor een juist en volledig beheer van het binnen de organisatie gehanteerde computersysteem;
– het kunnen overdragen van computerkennis en de toepassingsmoge- lijkheden aan andere werknemers binnen de organisatie;
– het kunnen schrijven van applicatieprogrammatuur ten behoeve van het gemakkelijker verwerken van de aangeboden gegevens;
– het kunnen lokaliseren en verhelpen van geconstateerde fouten in de gehanteerde applicatieprogrammatuur;
– het adviseren met betrekking tot door de organisatie aan te schaffen (nieuwe) hard- en software en het in dat kader volgen van de plaats- vindende ontwikkelingen op (kantoor)automatiseringsgebied;
– het verrichten van uit de functie voortvloeiende administratieve werk- zaamheden.
Opleidingsindicatie: een op de functie afgestemde opleiding op HBO- niveau.
Salarisschaal: volgnummer 12-25.
Artikel 76
Salarisschalen administratieve/secretariaatsfuncties
Functies | Volgnummer |
Secretariaatsmedewerker I | 03-15 |
Secretariaatsmedewerker II | 06-19 |
(Directie-)secretariaatsmedewerker III | 12-25 |
Financieel-administratief medewerker I | 03-15 |
Financieel-administratief medewerker II | 06-19 |
Financieel-administratief medewerker III | 12-25 |
Financieel-administratief medewerker IV | 18-38 |
Medewerker automatisering I | 06-19 |
Medewerker automatisering II | 12-25 |
96 |
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Uitvoeringsregeling B Overwerk
(ex artikel 39)
Artikel 1
1. Onder overwerk wordt verstaan:
a. Voor werknemers die volgens dienstrooster werken de tijd die zij ingevolge het dienstrooster langer dan 160 uur per 4 weken wer- ken.
b. Voor de overige werknemers de tijd gedurende welke arbeid wordt verricht boven het in artikel 33 lid 1 van het algemeen deel van deze CAO vastgestelde aantal uren.
2. Indien gedurende een consignatiedienst als bedoeld in artikel 42 lid 2 van het algemeen deel van deze CAO effectief arbeid moet wor- den verricht, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid onder overwerk verstaan:
a. voor werknemers die volgens dienstrooster werken de tijd die zij ingevolge het dienstrooster langer werken dan het in de indivi- duele arbeidsovereenkomst per week vastgestelde aantal uren vermenigvuldigd met vier in een periode van 4 weken;
b. voor de overige werknemers de tijd gedurende welke arbeid wordt verricht boven het in de individuele arbeidsovereenkomst per week vastgestelde aantal uren.
3. Voor de toepassing van deze regeling worden de slaapdiensten en consignatie-uren niet onder de overeengekomen arbeidsduur begre- pen.
4. Geen vergoeding voor overwerk wordt toegekend indien het over- werk gedurende minder dan een half uur voorafgaand aan of volgend op de normale werktijd wordt verricht.
5. Gedurende de periode dat een werknemer belast is met de leiding of begeleiding van een kamp is deze uitvoeringsregeling niet van toe- passing.
Artikel 2
Niet in aanmerking komen voor overwerkvergoeding de volgende werk- nemers:
a. directeuren, adjunct-directeuren, paviljoenshoofden, hoofdleiders, praktijkleiders, maatschappelijk werkers, voor zover het bij deze
97
laatste categorie betreft werkzaamheden, niet zijnde arbeid verricht in consignatiedienst als bedoeld in Uitvoeringsregeling D Consignatiedienst, administrateuren, andere hoofden van dienst en gespecialiseerde medewerkers in staffuncties;
b. de werknemers, die bij een volledig dienstverband, een salaris ont- vangen hoger dan een bedrag per maand dat correspondeert met volgnummer 18 van de tabel van salarisbedragen, met uitzondering van groepsleiders/mentoren/(team)begeleiders, voor wie geen salaris- grens geldt;
c. die niet op verzoek of in opdracht van de werkgever overwerk ver- richten.
Indien de onder a en b niet voor overwerkvergoeding in aanmerking komende werknemers overwerk moeten verrichten in een functie die in deze uitvoeringsregeling niet voor overwerkvergoeding is uitgesloten, wordt een vergoeding toegekend op basis van de voor deze laatste func- tie geldende regeling.
Artikel 3
De vergoeding voor het verrichten van overwerk bestaat uit:
a. verlof gelijk aan de duur van het overwerk of
b. indien het belang van de instelling zich naar het oordeel van de werkgever verzet tegen het toekennen van compensatie in vrije tijd, een financiële vergoeding per uur gelijk aan het uurloon van de werknemer, verhoogd met een toeslag van 25%.
Artikel 4
Het opnemen van de compensatie in vrije tijd kan slechts plaatsvinden in het kwartaal volgend op de periode waarin is overgewerkt, tenzij tus- sen werkgever en werknemer uitdrukkelijk anders is/wordt overeenge- komen.
Uitvoeringsregeling C Toelage onregelmatige diensten
(ex artikel 40)
Artikel 1
Recht op een toelage inconveniënte uren heeft de werknemer als bedoeld in artikel 40 CAO van wie het salaris niet meer bedraagt dan het salaris behorende bij volgnummer 44 van de tabel van salarisbedragen.
Artikel 2
1. De uren waarover een vergoeding voor slaapdiensten wordt ontvan- gen, tellen niet mee voor de berekening van het aantal inconveniënte uren.
98
Jeugdhulpverlening 1997/1998 Verbindendverklaring CAO-bepalingen
2. De uren waarover een vergoeding voor consignatiedienst wordt ont- vangen, tellen niet mee voor de berekening van het aantal inconve- niënte uren.
Artikel 3
1. De vergoeding voor inconveniënte uren bestaat uit een toelage per gewerkt uur, die wordt uitgedrukt in een percentage van het voor de werknemer geldende uurloon, waarbij echter voor de berekening als maximum geldt, het uurloon behorende bij volgnummer 21 van de tabel van salarisbedragen.
2. Het percentage van de toelage bedraagt:
– 25% voor werkzaamheden, verricht op maandag tot en met vrij- dag tussen 06.00 uur en 08.00 uur en tussen 18.00 uur en 22.00 uur;
– 30% voor werkzaamheden, verricht op zaterdag van 06.00 tot
22.00 uur;
– 45% voor werkzaamheden, verricht op maandag tot en met zater- dag tussen 00.00 uur en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur;
– 45% voor werkzaamheden, verricht op zon-, feest- en gedenkda- gen.
Artikel 4
De toelage inconveniënte uren wordt niet langer uitgekeerd dan bij de uitbetaling van het salaris over de tweede maand na de maand waarin de inconveniënte uren zijn gewerkt.
Uitvoeringsregeling D Consignatiedienst
(ex artikel 42)
Artikel 1
1. De werknemer die zich bereikbaar houdt op de wijze als bedoeld in artikel 42 ontvangt daarvoor een compensatie in vrije tijd.
2. De in het vorige lid bedoelde compensatie in vrije tijd bedraagt:
– voor elk vol etmaal op maandag t/m vrijdag één uur;
– voor elk vol etmaal op zaterdagen en zondagen, feest- en gedenk- dagen twee uren.
3. Indien naar het oordeel van de werkgever het belang van de instel-
99