REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST
BESLISSING (BRUGEL-BESLISSING-20240119-256)
betreffende de klacht, ingediend door het Steunpunt voor de Diensten Schuldbemiddeling over de invorderingskosten die door bepaalde leveranciers worden opgelegd
Opgesteld op basis van artikel 30bis, § 2, alinea 1, 1° en 18° en § 3, 1° van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
19/01/2024
Kunstlaan 00 Xxxxxx xxx Xxxx - X-0000 Xxxxxxx/Xxxxxxxxx T: 02/563.02.00 – xxxx@xxxxxx.xxxxxxxx – xxx.xxxxxx.xxxxxxxx
Inhoud
3.1 Uiteenzetting van de klacht 5
1 Juridische grondslag
Op grond van artikel 30bis, § 2, eerste alinea, 1° en 18°, en §3, 1°, van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna "elektriciteitsordonnantie") geldt het volgende:
"§ 2. XXXXXX wordt bekleed met een opdracht tot verlening van advies aan de overheid over de organisatie en de werking van de gewestelijke energiemarkt enerzijds, en met een algemene opdracht van toezicht op en controle van de toepassing van de hiermee verband houdende ordonnanties en besluiten anderzijds.
BRUGEL is belast met volgende opdrachten:
1° het geven van adviezen, studies of gemotiveerde beslissingen, en het indienen van voorstellen in de gevallen die voorzien zijn door deze ordonnantie en door de bovenbedoelde ordonnantie van 1 april 2004 of hun uitvoeringsbesluiten; […]
18° samen met andere betrokken instanties helpen waarborgen dat de maatregelen ter
bescherming van de eindafnemers doeltreffend zijn en gehandhaafd worden; […]
§ 3. Brugel oefent de volgende bevoegdheden op onpartijdige en transparante wijze uit:
1° bindende besluiten vast te stellen in verband met bedrijven actief op het gebied van elektriciteit en/of gas in geval van niet-naleving van de bepalingen van deze ordonnantie, de ordonnantie van 1 april 2004 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en hun uitvoeringsbesluiten […]"
Dit document voldoet aan deze verplichtingen.
2 Inleiding
Op 17 november 2023 heeft het Steunpunt voor de Diensten Schuldbemiddeling (hierna genoemd "SDSB") de Raad van Bestuur van Xxxxxx gevraagd zich uit te spreken over de overschrijding, door bepaalde leveranciers, van de maximale invorderingskosten die zijn vastgelegd in artikel 25sexies van de elektriciteitsordonnantie en artikel 20quater van de ordonnantie van 1april 2001 betreffende de organisatie van de gasmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, betreffende wegenisretributies inzake gas en elektriciteit en houdende wijziging van de ordonnantie van 19 juli 2001 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (hierna genoemd de "gasordonnantie"). Het SDSB zou deze overschrijdingen in een reeks gevallen en voor meerdere leveranciers hebben vastgesteld.
Naast deze algemene interpellatie heeft het SDSB bij de Geschillendienst meerdere bijzondere klachten ingediend, die in behandeling zijn.
De algemene interpellatie van het SDSB en de ingediende bijzondere klachten hebben betrekking op feiten die zich voordeden voor 1 september 2023, de datum waarop het nieuwe hoofdstuk XIX van het wetboek van economisch recht in werking trad, waarin gelijkaardige bepalingen zijn opgenomen omtrent de minnelijke invorderingsprocedure van schulden van consumenten. Aangezien de aan Brugel voorgelegde feiten dateren van voor 1 september 2023, zal de analyse van Xxxxxx gebeuren op grond van de elektriciteitsordonnantie en de gasordonnantie. Niettemin wenst BRUGEL erop te wijzen dat intern een studie loopt, in overleg met de andere regulatoren, om te bepalen wat de impact van deze nieuwe wet in de energiesector is, evenals de interactie ervan met de bepalingen van de Brusselse ordonnanties.
3 Analyse en ontwikkeling
3.1 Uiteenzetting van de klacht
Het SDSB interpelleert BRUGEL over een praktijk van bepaalde leveranciers, die het als algemeen beschouwt. Deze praktijk houdt in dat het wettelijk maximum voor de minnelijke invordering van energieschulden van consumenten wordt overschreden.
Het SDSB beroept zich op artikel 25sexies, lid 2 van de elektriciteitsordonnantie, evenals het equivalent ervan voor de gasmarkt1. Dit artikel bepaalt de maximale bedragen die aan de consument kunnen worden gevraagd in het kader van de procedure voor minnelijke invordering die op de hem van toepassing is wanneer hij zijn energieschuld niet betaalt.
Het SDSB wijst erop dat volgens dat artikel de kosten bovenop het verschuldigde bedrag voor het energieverbruik niet hoger mogen zijn dan 7,5 euro voor een herinnering, 15 euro voor een ingebrekestelling en alleszins niet hoger dan 55 euro per leveringscontract voor alle invorderings- en administratiekosten samen.
Het SDSB heeft evenwel weet van een reeks dossiers waarin bepaalde leveranciers die bedragen zouden hebben overschreden tijdens de fase van de minnelijke invordering. Het SDSB merkt op dat het moeilijk kan zijn uit te maken welke verschillende kosten in rekening worden gebracht en bijgevolg de gevallen van overschrijding van het wettelijk maximum op te sporen.
In bepaalde gevallen zetten de leveranciers de situatie recht in geval van betwisting, in andere gevallen blijven de betwiste kosten behouden. Volgens het SDSB wijst dit erop dat de leveranciers geen specifieke en automatische informaticaprocedure hebben doorgevoerd opdat de maximumbedragen zouden worden nageleefd.
Daarnaast merkt het SDSB in een aantal dossiers andere gedragingen op die ze als onrechtmatig beschouwt:
- De leveranciers rechtvaardigen hun schuldeis niet aangezien ze de informatie over de kosten niet of niet duidelijk meedelen;
- De leveranciers antwoorden niet op vragen om verduidelijking van de bemiddelaars;
- De leveranciers beweren dat het bedrag niet overschreden is terwijl dat duidelijk het geval zou zijn;
- De overschrijding gebeurt niet door de leverancier zelf maar door diens aangestelde (invorderingsbureau, deurwaarder, advocaat), die eveneens bepaalde specifieke verplichtingen zou schenden die op hem rusten.
Het SDSB gaat ervan uit dat het herhaalde voorkomen van de gevallen waarvan het kennis neemt, erop zou wijzen dat het om een veralgemeende praktijk gaat die duizenden consumenten zou kunnen treffen die deze kosten zouden betalen zonder ze te betwisten. Daarnaast merkt het SDSB op dat de betrokkenen vaak terughoudend zijn en liever geen klacht indienen omdat ze denken dat dit niets zou uithalen of dat het nadelig zou kunnen zijn voor hun toekomstige relaties met hun leverancier.
1 Artikel 20quatervan de gasordonnantie.
Meer bepaald geeft het SDSB details van acht gevallen waarvoor het een schending heeft ontdekt, hetzij persoonlijk, hetzij via verschillende OCMW's, en die BRUGEL hieronder overneemt:
• Dossier nr. 1 betreft een schuld aan Xxxxx voor elektriciteitsverbruik. In het kader van een procedure voor collectieve schuldenregeling bezorgde Xxxxx op 21 juni 2021 aan de schuldbemiddelingsdienst van het OCMW van Ukkel een schuldverklaring voor een hoofdsom van 269,15 euro, waarbij een rekeningoverzicht was gevoegd die geen details gaf over de samenstelling van het gevorderde bedrag op het vlak van hoofdsom of kosten en intresten. Op 15 juli 2022 vraagt het OCMW een kopie van de facturen die in he rekeningoverzicht vermeld zijn. Engie bezorgt op 15 september 2022 negen facturen. Het OCMW stelt vast dat deze facturen 75 euro kosten voor herinnering en ingebrekestelling aanrekenen. Daarnaast stelt het OCMW vast dat bepaalde facturen niet zijn meegedeeld, terwijl daarop niettemin 42,5 euro aan kosten wordt aangerekend. Op 26 september 2022 interpelleert het OCMW Engie en wijst het erop dat de op 15 september meegedeelde hoofdsom invorderingskosten omvat die hoger zijn dan het maximum van 55 euro dat de ordonnantie vermeldt. Het OCMW vraagt een rechtzetting. Xxxxx stuurt opnieuw een schuldverklaring voor hetzelfde totaalbedrag, maar waarvan deze keer 194,15 euro als hoofdsom en 75 euro kosten. Het OCMW herhaalt zijn vraag en ontvangt op 22 december 2022 een nieuw rekeningoverzicht, deze keer voor een bedrag 264,15 euro. Op 10 november 2023 werd een klacht ingediend bij de Geschillendienst van BRUGEL. Het SDSB merkt op dat de schuld nooit helemaal is aangezuiverd tijdens de hele periode van de betwisting, zodat men rekening moet houden met het geheel van de geëiste kosten, geraamd op 117,5 euro;
• Dossier nr. 2 betreft een schuld aan Xxxxx voor elektriciteits- en gasverbruik. In het raam van een procedure voor collectieve schuldenregeling bezorgde Xxxxx op 2 maart 2021 aan de schuldbemiddelingsdienst van het OCMW van Ukkel een schuldverklaring voor een hoofdsom van 1 929,44 euro en 67,5 euro kosten, waarbij een rekeningoverzicht was gevoegd die geen details gaf over de samenstelling van het gevorderde bedrag op het vlak van hoofdsom of kosten en intresten. Op 13 augustus 2021 vraagt het OCMW een kopie van de onbetaalde facturen die in de rekeningtoestand vermeld zijn. Op 4 januari 2022 herhaalt het OCMW zijn verzoek aan Xxxxx. Op 20 januari bezorgt Engie 11 facturen, waarvan er 4 de hoger vermelde kosten van 67,5 euro in rekening brengen, voor de periode van januari tot november 2020. Het OCMW stelt vast dat niet alle facturen zijn bezorgd en vraagt de ontbrekende op 23 februari 2022. Op 28 februari bezorgt Xxxxx het OCMW 11 andere facturen, die 75 euro bijkomende kosten aanrekenen voor de periode van mei 2018 tot december 2019. Het SDSB merkt op dat 4 posten op het rekeningoverzicht ongerechtvaardigd zouden blijven en bijkomende kosten zouden kunnen maskeren. Op 10 november 2023 werd een klacht ingediend bij de Geschillendienst van BRUGEL. Het SDSB merkt eveneens op dat de schuld op geen enkel moment helemaal is aangezuiverd;
• Dossier nr. 3 betreft een schuld aan Xxxxx voor energieverbruik (waarbij niet vermeld is welk soort energie). Op 7 december 2022 ontvangt de schuldbemiddelingsdienst van het OCMW van Ukkel in het raam van een minnelijke schuldbemiddeling van een deurwaarderskantoor een afrekening die een schuld van 1 392,41 euro vermeldt, waarvan 60,38 euro intresten. Op 19 april 2023 heeft het OCMW de overschrijding van het maximumbedrag van 55 euro betwist en aangegeven dat het Energiefonds de totale schuld voor zijn rekening zou nemen, verminderd met de 9,38 euro aan betwiste kosten. Op 26 mei 2023 bevestigde de deurwaarder de afsluiting van het dossier in de toenmalige staat, waardoor het opeisen van de betwiste kosten werd gestaakt;
• Dossier nr. 4 betreft een schuld aan Xxxxx voor gas- en elektriciteitsverbruik. In het raam van een minnelijke schuldbemiddeling heeft de schuldbemiddelingsdienst van het OCMW van Ukkel een betalingsplan onderhandeld met een deurwaarderskantoor. Op 23 februari
2023 contacteert het OCMW het kantoor om te vernemen hoe het schuldsaldo is geëvolueerd. Op 29 juni 2023 ontvangt het OCMW een afrekening met vermelding van 52,5 euro diverse kosten en 39,34 euro intresten. Daarenboven een factuur met 7,5 euro kosten die niet waren opgenomen in de afrekening van de deurwaarder; dus voor een totaal van 99,34 euro aan kosten en intresten. Op 14 juli 2023 betwist het OCMW de overschrijding van het maximumbedrag en vraagt het bij de deurwaarder een gecorrigeerde afrekening. Op dat schrijven is nooit een antwoord gekomen;
• Dossier nr. 5 betreft een schuld aan Engie voor gas- en elektriciteitsverbruik. Op 12 mei 2023 verkrijgt de houder van de schuld het statuut van beschermde klant via het OCMW van Sint-Lambrechts-Woluwe. Op 17 juli 2023 ontvangt de betrokkenen een dagvaarding om op 3 oktober 2023 te verschijnen, betekend door de deurwaarder in naam van Xxxxx. Op 8 augustus 2023 weigert de deurwaarder de zitting op te schorten en deelt hij de afrekening mee. Het OCMW merkt op dat op 17 juli blijkbaar 112,5 euro aan kosten voor herinnering en ingebrekestelling zijn aangerekend. Bovendien voegde de afrekening van de deurwaarder op 8 augustus aanmaningskosten en 254,48 euro intrest toe. Op 14 augustus 2023 betwist het OCMW de zitting en de afrekening met een e-mail en vraagt het de details van de facturen op. Op 28 augustus aanvaardt Xxxxx de gerechtelijke procedure te annuleren maar weigert het de kosten te verminderen en het bezorgde evenmin de gevraagde facturen. Er wordt opgemerkt dat in dit dossier één enkele invorderingsprocedure werd aangevat voor gas en elektriciteit. Daarnaast is de schuld op geen enkel moment helemaal aangezuiverd geweest;
• Dossier nr. 6 betreft een schuld aan MEGA voor energieverbruik. In het raam van een op 30 juni 2020 gestarte procedure voor collectieve schuldenregeling stuurt de door MEGA gemachtigde deurwaarder naar het OCMW van Ukkel een schuldverklaring, die niets anders is dan de kopie van een laatste herinnering vóór dagvaarding, die 67,71 euro aan kosten omvatte (waarvan 12,71 euro intresten) voor de periode van maart tot april 2019. Als gevolg van een misverstand betaalt de houder van de schuld zijn elektriciteitsfacturen niet tussen juli en november 2020. Het OCMW stelt bij de analyse van het dossier vast dat de deurwaarder de schuldenaar voor elk van die maanden een "strafbeding" van 50 euro aanrekent plus een bijkomende intrest, voor een totaalbedrag van ten minste 257,09 euro;
• Dossier nr. 7 betreft een schuld aan Xxxxxxx voor energieverbruik. In het raam van een minnelijke schuldbemiddeling ontving de dienst schuldbemiddeling van het OCMW van Ukkel op 18 oktober 2022 van het door Luminus gemachtigde invorderingsbureau een afrekening met vermelding van 455,43 euro kosten en 378,24 euro intresten, voor een totaal van 833,67 euro. Daarnaast was een deel van de facturen verjaard. Het OCMW nam het niet betwistbare bedrag van de schuld voor zijn rekening, d.w.z. zonder de vervallen facturen en met kosten beperkt tot 55 euro. Het dossier werd door het invorderingsbureau afgesloten;
• Dossier nr. 8 betreft een schuld aan Xxxxxxx voor energieverbruik. In het raam van een minnelijke schuldbemiddeling ontving de schuldbemiddelingsdienst van het OCMW van Schaarbeek van de door Luminus gemachtigde deurwaarder een afrekening met betrekking tot de periode van mei tot december 2017. Deze afrekening bevat ten minste 292,20 euro aan kosten, waaronder een "strafbeding" van 93,92 euro, een bijkomende intrest van 93,92 euro en diverse deurwaarderskosten ten belope van 96,62 euro.
3.2 Analyse van BRUGEL
De gemelde gevallen betreffen dus minnelijke invordering van openstaande energieschulden in het BHG vóór september 2023. De elektriciteitsordonnantie en de gasordonnantie zijn dus exclusief van toepassing.
1. Bepalingen van de ordonnantie
Tot 30 april 2022, bepalen artikel 25sexies, § 2 van de elektriciteitsordonnantie en haar equivalent ervan voor gas:
"Overeenkomstig artikel 5 van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van de schulden van de consument, mag aan de verbruiker geen andere vergoeding gevraagd worden dan de bedragen bepaald in het contract.
Op voorwaarde dat die contractueel vastgelegd zijn, mag geen enkel bedrag ander dan die hieronder aangegeven van de verbruiker geëist worden:
1° alle invorderingskosten voor onbetaalde facturen, mogen 7,50 euro voor een herinnering en 15 euro voor ingebrekestelling niet overschrijden, met dien verstande dat het totaal van de invorderings- en administratieve kosten de som van 55 euro niet mag overschrijden. De Regering kan deze forfaitaire bedragen aanpassen rekening houdend met het indexcijfer der consumptieprijzen;
2° het verschuldigde resterende saldo;
3° het bedrag van de contractuele nalatigheidsinterest.
Zodra de ontbindingsprocedure wordt ingeleid, zullen geen andere herinnerings- en ingebrekestellingskosten mogen worden geëist. De reële kosten van plaatsing en verwijdering van de vermogensbegrenzer zijn ten laste van de distributienetbeheerder."
In het raam van de wijziging van de elektriciteitsordonnantie en de gasordonnantie en onder impuls van BRUGEL om een einde te maken aan de onzekerheden als gevolg van de toepassing van het stelsel, heeft de gewestelijke wetgever dit artikel gepreciseerd. Vanaf 30 april 2022, bepalen artikel 25sexies, paragraaf 2 van de elektriciteitsordonnantie en haar equivalent ervan voor gas:
"Overeenkomstig artikel 5 van de wet van 20 december 2002 betreffende de minnelijke invordering van de schulden van de consument, mag aan de verbruiker geen andere vergoeding gevraagd worden dan de bedragen bepaald in het contract.
Op voorwaarde dat die contractueel vastgelegd zijn, mag geen enkel bedrag ander dan die hieronder aangegeven van de verbruiker geëist worden:
1° alle invorderingskosten voor onbetaalde facturen, mogen 7,50 euro voor een herinnering en 15 euro voor ingebrekestelling niet overschrijden, met dien verstande dat het totaal van de invorderings- en administratieve kosten de som van 55 euro niet mag overschrijden per leveringscontract. De Regering kan deze forfaitaire bedragen aanpassen rekening houdend met het indexcijfer der consumptieprijzen. Voor de toepassing van dit punt:
a) het maximum van 55 euro is van toepassing tijdens de minnelijke invorderingsprocedure, vanaf het moment dat de eerste aanmaning tot betaling wordt verzonden, en eindigt wanneer de schuld volledig is betaald of wanneer de zaak wordt doorverwezen naar de vrederechter;
b) onder "totale invorderings- en administratiekosten" wordt verstaan: de aanmanings- en ingebrekestellingskosten, de contractuele verwijlinteresten, de boeteclausule of de kosten van een derde die een activiteit van minnelijke invordering van schulden uitoefent;
2° het verschuldigde resterende saldo;
Zodra de ontbindingsprocedure wordt ingeleid, zullen geen andere herinnerings- en ingebrekestellingskosten mogen worden geëist."
Op basis van deze bepalingen luidt de analyse van Xxxxxx als volgt (punt 2).
2. Analyse van BRUGEL
BRUGEL2 en zijn geschillendienst3 hebben zich al meermaals duidelijk uitgesproken over de concrete toepassing van deze artikels, zowel voor als na 30 april 2022, de datum waarop de wijziging van artikel 25sexies van de elektriciteitsordonnantie en van zijn equivalent ervan voor gas in werking trad. In het raam van deze analyse beperkt BRUGEL zich dan ook tot het herhalen van zijn standpunt en de uitspraken van de Geschillendienst.
Om te beginnen dient het toepassingsgebied van deze bepalingen die de minnelijke invorderingsprocedure regelen, worden bepaald. Uit de ordonnanties volgt dat die begint bij de verzending door de leverancier van een herinnering voor een achterstallige betaling en eindigt ofwel met de volledige betaling van de verschuldigde bedragen (geen betalingsachterstand) ofwel met een aanhangigmaking bij de rechtbank.
Uit deze bepalingen volgt dus dat de invorderingskosten niet meer mogen bedragen dan 7,50 euro voor een herinnering en 15 euro voor een ingebrekestelling. Het totaal van de invorderings- en administratiekosten mag niet hoger zijn dan:
- Vóór 30 april 2022 de som van 55 euro per lopende procedure. Er is slechts één plafond als de procedure slechts betrekking heeft op één energiebron of indien zij betrekking heeft op gas en elektriciteit. Er zijn daarentegen twee plafonds als de leverancier twee aparte invorderingsprocedures start;
- Na 30 april 2022 de som van 55 euro per leveringscontract.
Dit maximum van 55 euro geldt voor de gehele duur van de procedure voor minnelijke invordering, dus vanaf de verzending van de eerste herinnering, en eindigt wanneer de zaak wordt voorgelegd aan de vrederechter (of wanneer de schuld volledig is terugbetaald).
De totale invorderingskosten omvatten de kosten van herinneringen, ingebrekestellingen, contractuele nalatigheidsintrest, boetebedingen of kosten van een derde die een activiteit van minnelijke schuldinvordering uitoefent.
Het plafond van 55 euro geldt, in een procedure, bovendien zolang er geen nieuwe invorderingsprocedure werd gestart. Alle facturen volgend op deze herinnering en waarvoor er eveneens een betalingsachterstand zou zijn, moeten bij de lopende invorderingsprocedure worden gevoegd. Indien de afnemer na de totale terugbetaling van zijn schuld bij een volgende factuur opnieuw in gebreke blijft, kan een nieuwe invorderingsprocedure worden gestart en kunnen dus
2 Advies van 4 mei 2012 betreffende de nieuwe openbare dienstverplichtingen ten laste van de leveranciers: xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx/xxxxxxxx/0000/xx/xxxxxx-00000000-000.xxx
Gids voor de interpretatie van de openbare dienstverplichtingen van de leveranciers in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bijgewerkt op 9 februari 2023: xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx/xxxxxxxxx/0000/xx/Xxxx- interpretatie-openbare-dienstverplichtingen-leveranciers.pdf
3 Beslissing R2017-059 van de Geschillendienst: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx-xxxxxxx-xxxxxxx/0000/xx/X0000- 059_d%C3%A9cision_Frais_de_recouvrement_et_administratifs.pdf
Jaarverslag 2015 van de dienst: xxxxx://xxx.xxxxxx.xxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx/xxxxxxxxx/0000/xx/xxxxxxx-00- jaarlijks-verslag-2015.pdf
invorderingskosten worden gevorderd, steeds met inachtneming van het plafond van 55 euro per leveringscontract.
Elk ander bedrag (bv. betaling van een strafbeding met een forfaitair bedrag op het factuurbedrag in geval van laattijdige betaling) is niet aanvaardbaar. Dit geldt voor de minnelijke procedure. Deze bepalingen zijn niet van toepassing wanneer wordt overgegaan tot een gerechtelijke procedure.
De leveranciers moeten dan ook de hierboven vermelde principes toepassen en elke praktijk die deze niet zou naleven, zou moeten worden beschouwd als strijdig met de elektriciteitsordonnantie en de gasordonnantie.
Met betrekking tot de andere gedragingen die het SDSB vermeldt over het gebrek aan transparantie in de administratiekosten, brengt XXXXXX in herinnering dat:
- artikel 25duodecies al.2, van de elektriciteitsordonnantie en zijn equivalent voor gas bepalen: "De leveranciers en tussenpersonen zorgen ervoor dat zij een hoog beschermingsniveau aan hun eindafnemers die op het transmissienet zijn aangesloten, garanderen, meer bepaald inzake de transparantie van de voorwaarden van de contracten, de algemene informatie en de mechanismen voor geschillenbeslechting." De leveranciers moeten dan ook proactief en op verzoek van hun klanten transparante informatie geven over de administratiekosten die hun worden aangerekend;
- artikel 25sexies §1, al. 3 van de elektriciteitsordonnantie en zijn equivalent voor gas bepalen in het geval van schuldoverdracht: "2° de overnemer blijft gebonden aan dezelfde verplichtingen als de overdrager met inbegrip van die opgelegd in deze ordonnantie en in de artikelen 591, 215° en 628, 25° van het Gerechtelijk Wetboek." De overnemer dient dan ook de beperking van de administratiekosten na te leven en een klant kan die naleving met betrekking tot zijn eigen geval opleggen.
Mocht het SDSB ervan uitgaan dat een leverancier de hoger uiteengezette principes niet heeft nageleefd, dan zou laatstgenoemde een bijzondere klacht kunnen indienen bij de Geschillendienst
4 Beroep
Tegen deze beslissing kan beroep worden aangetekend bij het Marktenhof van Brussel overeenkomstig artikel 30undecies van de elektriciteitsordonnantie binnen dertig dagen na kennisgeving van de beslissing of, voor belanghebbenden die niet in kennis werden gesteld van de beslissing, binnen dertig dagen na de bekendmaking van de beslissing.
Krachtens artikel 30decies van de elektriciteitsordonnantie kan bij BRUGEL ook een klacht ter herziening worden neergelegd tegen deze beslissing. Overeenkomstig artikel 30undecies: "In geval van een klacht ter herziening overeenkomstig artikel 30decies wordt de termijn bedoeld in artikel 29quater, § 2, van de wet van 29 april 1999 betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt geschorst tot de kennisgeving van de beslissing van Brugel over de klacht, of bij ontstentenis van een beslissing van Brugel, tot de termijn bedoeld in artikel 30decies, § 2, is verstreken."
5 Conclusies
XXXXXX vraagt de betrokken leveranciers dan ook de procedure na te leven die is vastgelegd door de artikels 25sexies van de elektriciteitsordonnantie en 20quater van de gasordonnantie, zoals verduidelijkt in deze beslissing, en de artikels 25duodecies al.2 en 25sexies, §1, al. 3 van de elektriciteitsordonnantie en het equivalent ervan voor gas.
Deze beslissing zal eveneens worden betekend aan de betrokken leveranciers.
* *
*