GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BEDRIJFSVOERINGSORGANISATIE REINIGINGSDIENST WAARDLANDEN
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING BEDRIJFSVOERINGSORGANISATIE REINIGINGSDIENST WAARDLANDEN
De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Gorinchem,, Hardinxveld- Giessendam, Molenlanden en Vijfheerenlanden, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn;
Overwegende dat
de Gemeenschappelijke Regeling Reinigingsdienst Waardlanden een samenwerkingsverband is van de gemeenten ten aanzien van uitvoeringstaken op het gebied van reiniging, inzameling en verwijdering van afval;
er sprake is van een tweetal herindelingen van gemeenten waarbij de gemeenten Giessenlanden en Molenwaard zijn samengevoegd tot de gemeente Molenlanden en de gemeenten Leerdam, Zederik en Vianen zijn samengevoegd tot de gemeente Vijfheerenlanden;
op grond van de onderscheidenlijke herindelingswetten en de Wet algemene regels herindeling (Wet Arhi) de nieuw ontstane gemeenten voor de toepassing van de regeling in de plaats treden van de opgeheven gemeenten;
de gemeente Molenlanden op 11 december 2018 heeft aangegeven als volwaardig deelnemer aangesloten wenst te blijven bij de gemeenschappelijke regeling;
de gemeente Vijfheerenlanden de intentie heeft om als volwaardig deelnemer aangesloten te blijven bij de gemeenschappelijke regeling en dat daartoe thans een besluitvormingstraject loopt;
de gemeenschappelijke regeling, rekening houdend met artikel 41, vierde lid Wet Arhi, moet worden aangepast voortvloeiend uit de bovenstaande herindelingen
BESLUITEN:
De gemeenschappelijke regeling te wijzigen als gevolg van de herindeling van gemeenten HOOFDSTUK 1 Begripsbepalingen
Artikel 1
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
a. Gemeente: de aan de regeling deelnemende gemeenten;
b. College / Colleges: een college / de colleges van burgemeester en
wethouders van de gemeenten;
c. Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-
Holland
d. Bestuur: het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie, zoals bedoeld in artikel 14a van de Wet gemeenschappelijke regelingen;
e. Bestuurslid: het door het college aangewezen bestuurslid van de bedrijfsvoeringsorganisatie;
f. Directeur: de door het bestuur benoemde directeur van de bedrijfsvoeringsorganisatie;
g. Organisatie: de bedrijfsvoeringsorganisatie Reinigingsdienst Waardlanden;
h. Ambtenaren: ambtelijk personeel aangesteld bij de bedrijfsvoeringsorganisatie;
i. Huisaansluiting: met een huisaansluiting wordt gelijkgesteld elke gebruiker van een perceel die als belastingplichtige voor de gemeentelijke afvalstoffenheffing is of kan worden aangemerkt.
HOOFDSTUK 2 De bedrijfsvoeringsorganisatie Artikel 2
1. Er is een bedrijfsvoeringsorganisatie, genaamd 'Reinigingsdienst Waardlanden ', handelend onder de naam "Reinigingsdienst Waardlanden " die is gevestigd te Gorinchem.
HOOFDSTUK 3 Belang, doelstelling, taken en bevoegdheden
Artikel 3
1. De bedrijfsvoeringsorganisatie behartigt de gemeenschappelijke en afzonderlijke uitvoeringstaken van de gemeenten op het gebied van reiniging, inzameling en verwijdering van afval. Het draagt zorg voor een zo doelmatig mogelijke uitvoering van deze taken en uitoefening van bevoegdheden op deze terreinen.
2. In het kader van haar doelstelling heeft de bedrijfsvoeringsorganisatie tot taak het inzamelen, verwijderen of het collectief doen inzamelen of doen verwijderen van huishoudelijke afvalstoffen ter voldoening van de bij of krachtens de Wet Milieubeheer aan de gemeente opgelegde verplichting. Tot deze taak behoort in ieder geval het dagelijks onderhoud en beheer van opstallen, brengstations en inzamelmiddelen en de zorg voor de verwerking van huishoudelijke afvalstoffen.
3. Het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie heeft voorts tot taak het op verzoek van een of meerdere gemeenten uitvoeren of doen uitvoeren van andere gemeentelijke uitvoeringstaken op het gebied van afvalstoffenverwijdering of reiniging, zoals bijvoorbeeld: zwerfafval, gladheidsbestrijding, graffitiverwijdering en ongediertebestrijding.
4. Het bestuur is bevoegd tot het oprichten van en deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen, indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van de belangen van de bedrijfsuitvoeringsorganisatie.
5. Een besluit, zoals bedoeld in artikel 3 lid 4, wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten een ontwerpbesluit is toezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun
xxxxxx en bedenkingen ter kennis van het bestuur te brengen.
HOOFDSTUK 4 Het bestuur
Paragraaf 1 De samenstelling van het bestuur Artikel 4
1. Het bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten dat aan de regeling deelneemt.
2. De leden van het bestuur worden door en uit de deelnemende colleges aangewezen. Ieder lid heeft een plaatsvervanger uit hetzelfde college..
3. Van elke aanwijzing tot lid of plaatsvervangend lid van het bestuur geeft het college van de betreffende gemeente binnen één week kennis aan het bestuur.
Paragraaf 2 De voorzitter en de secretaris Artikel 5
1. Het bestuur benoemt aan het begin van elke zittingsperiode van het college een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter. Bij aanvang van elke zittingsperiode kan het bestuur besluiten om een rooster van aan- en aftreden voor te leggen, zodanig dat het voorzitterschap rouleert over de deelnemende gemeenten.
2. De directeur van de bedrijfsvoeringsorganisatie is tevens secretaris van het bestuur.
HOOFDSTUK 5 De bevoegdheden van het bestuur
Paragraaf 1 De bevoegdheden van het bestuur Artikel 6
1. Het bestuur is bevoegd om een directiestatuut vast te stellen waarin regels worden gesteld omtrent de ambtelijke organisatie, werkwijze en mandatering.
2. Het bestuur kan zijn bevoegdheden, voor zover de aard ervan zich hier niet tegen verzet, bij directiestatuut verlenen aan de directeur van het de bedrijfsvoeringsorganisatie.
3. Het bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur en de controller.
4. Het bestuur is bevoegd tot het nemen van privaatrechtelijke rechtshandelingen van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
5. Het bestuur is bevoegd om namens de bedrijfsvoeringsorganisatie rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten.
6. Het bestuur is bevoegd tot het beheren van, en het houden van toezicht op, alles wat de bedrijfsvoeringsorganisatie betreft;
7. Het bestuur kan een of meer leden mandateren tot uitoefening van een of meer van zijn bevoegdheden, tenzij de aard van de bevoegdheid en/of de regeling waarop de bevoegdheid steunt zich daartegen verzet. De hierop betrekking hebbende artikelen van de Algemene wet bestuursrecht zijn van toepassing.
Paragraaf 2 De bevoegdheden van de voorzitter en de secretaris Artikel 7
1. Aan de voorzitter is de leiding van de vergaderingen van het bestuur. Bij diens afwezigheid vervangt de plaatsvervangend voorzitter de voorzitter.
2. De voorzitter en de secretaris tekenen alle stukken die van het bestuur uitgaan. Het bestuur kan het tekenen van bepaalde stukken opdragen aan de directeur van de bedrijfsvoeringsorganisatie..
3. De voorzitter vertegenwoordigt de bedrijfsvoeringsorganisatie in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aangewezen gemachtigde. Indien de voorzitter partij is, of als bestuurder is aangewezen door de gemeente die partij is, in het geding waarbij de bedrijfsvoeringsorganisatie betrokken is, wordt de bedrijfsvoeringsorganisatie door een ander, door het bestuur aan te wijzen lid van het bestuur vertegenwoordigd.
Xxxxxxxxx 0 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx, verantwoordelijkheid van de leden van het bestuur en openbaarheid
Artikel 8
1. Op verzoek van het college dat het bestuurslid heeft aangewezen dient het bestuurslid de door het college gevraagde inlichtingen te verstrekken.
2. Ieder lid van het bestuur is verplicht om, na een oproep daartoe, verantwoording af te leggen aan het college dat het bestuurslid heeft aangewezen omtrent het door hem/haar in het bestuur gevoerde beleid.
3. Artikel 16 lid 5 van de Wet gemeenschappelijke regeling is van toepassing op het gestelde onder lid 1 en lid 2.
4. Over al hetgeen de bedrijfsvoeringsorganisatie betreft dient het bestuur van de bedrijfsvoeringsorganisatie Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur desgevraagd van bericht.
HOOFDSTUK 6
Paragraaf 1 De werkwijze van de bestuursorganen Artikel 9
1. Het bestuur vergadert ten minste twee maal per jaar, Voorts vergadert het bestuur zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of tenminste drie leden zulks schriftelijk, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, verzoeken.
2. De vergadering van het bestuur wordt niet geopend voordat blijkens de presentielijst meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden, of hun plaatsvervanger, tegenwoordig is.
3. De artikelen 53, 54 en 55 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.
4. Voor een bestuurlijk besluit is een meerderheid vereist van het aantal (gewogen) stemmen, zoals bepaald in artikel 11, waarbij er tenminste 3/4 van de gemeenten vereist zijn om een meerderheid te vormen.
5. De voorzitter is bevoegd andere personen uit te nodigen aan de vergadering deel te nemen. Zij hebben daarin een adviserende stem.
6. De secretaris heeft in de vergaderingen een adviserende stem.
Artikel 10
1. Het bestuur vergadert in het openbaar. De deuren worden gesloten wanneer tenminste twee van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt;
2. In een besloten vergadering wordt niet beraadslaagd noch een besluit genomen over:
a. het vaststellen of wijzigen van de begroting;
b. het vaststellen van de rekening.
Artikel 11
1. Ter bepaling van het totaal aantal stemmen en het aantal stemmen per deelnemende gemeenten in het bestuur wordt uitgegaan van:
a. het totaal aantal huisaansluitingen van de gemeenten;
b. het aantal huisaansluitingen per gemeente.
2. De stemverhoudingen worden voor een periode van vier jaar vastgesteld. Hierbij is bepalend het aantal huisaansluitingen met als peildatum 1 januari van het jaar waarin een nieuwe zittingsperiode van de gemeenteraad begint.
3. Bij toe- of uittreding van een deelnemer wordt de stemverhouding, indien relevant, bijgesteld met als peildatum 1 januari van het jaar van toetreding.
HOOFDSTUK 8 De directeur en de controller Artikel 12
1. De directeur heeft de dagelijkse leiding over de bedrijfsvoeringsorganisatie en is
bevoegd tot het in dienst nemen, schorsen, treffen van disciplinaire maatregelen en ontslaan van werknemers op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, alsook het aanstellen, schorsen en ontslaan van ambtenaren, met uitzondering van de controller.
2. De directeur is secretaris van het bestuur.
3. De directeur kan in zijn werkzaamheden worden bijgestaan door één of meer functionarissen.
4. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op de Ondernemingsraden.
5. Bij of krachtens het directiestatuut worden op te dragen taken en bevoegdheden nader geregeld.
Artikel 13
1. Het bestuur bepaalt of de controllerfunctie intern dan wel extern wordt vervuld.
2. De controller rapporteert, onverminderd zijn verantwoordelijkheid tot rapportage aan de directeur, rechtstreeks aan het bestuur in die gevallen waarin naar het oordeel van de controller de financiële continuïteit van de onderneming in gevaar dreigt te komen dan wel de algemeen geldende beginselen van behoorlijk (financieel) beheer in ruime mate overschreden worden.
HOOFDSTUK 9 De rechtspositieregeling
Artikel 14
De rechtspositieregeling van de gemeente Gorinchem is van toepassing op het personeel in dienst van deze bedrijfsvoeringsorganisatie, met uitzondering van medewerkers met een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.
HOOFDSTUK 10 Financiële bepalingen
Paragraaf 1 Financieel beheer Artikel 15
De geldmiddelen van de bedrijfsvoeringsorganisatie worden zelfstandig beheerd.
Paragraaf 2 Boekjaar
Artikel 16
Het boekjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december.
Paragraaf 3 De begroting Artikel 17
De bedrijfsvoeringsorganisatie is gehouden aan de relevante bepalingen en voorschriften uit de Gemeentewet, de Wet gemeenschappelijke regelingen en het Besluit Begroting en Verantwoording Provincies en gemeenten.
Paragraaf 4 Gemeentelijke bijdragen Artikel 18
1. Iedere gemeente draagt jaarlijks bij in de kosten van de bedrijfsvoeringsorganisatie. Deze bijdrage wordt berekend op basis van een door het bestuur vast te stellen verdeelsleutel.
2. In de begroting is opgenomen welke gemeentelijke bijdrage elke afzonderlijke gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft.
3. De gemeenten betalen voorschotbijdragen op grond van nadere afspraken hieromtrent.
Artikel 19
1. Winsten of verliezen van de bedrijfsvoeringsorganisatie worden in beginsel jaarlijks verrekend met de algemene reserve van de bedrijfsvoeringsorganisatie.
2. In de ontwerpjaarrekening kan het bestuur gemotiveerd besluiten tot een andere bestemming van de winst of dekking van een verlies dan bepaald in lid 1 van dit artikel.
3. Het bestuur zendt vóór 15 april de ontwerpjaarrekening aan de raden van de deelnemende gemeenten en stelt daarbij raden 8 weken in de gelegenheid om een zienswijze op de jaarstukken en het voorstel tot bestemming kenbaar te maken.
4. Het bestuur stelt de jaarrekening en het jaarverslag na afloop van de termijn van zienswijzen definitief vast vóór 15 juli van het jaar volgend op het verslagjaar.
Artikel 20
Indien een niet-toegetreden gemeente gebruik wenst te maken van de diensten van de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt met deze gemeente een afzonderlijk contract afgesloten, waarbij de kosten van deze diensten bij deze gemeente in rekening worden gebracht.
.
Xxxxxxxxx 0 Controle
Artikel 21
De controle op de administratie en het beheer van de vermogenswaarden van de bedrijfsvoeringsorganisatie wordt opgedragen aan een door het bestuur aan te wijzen registeraccountant. Artikel 213 van de Gemeentewet is van toepassing.
Xxxxxxxxx 0 Xxxxxxxxxxxx
Artikel 22
De borgstelling van de gemeente met betrekking tot de voldoening van rente, aflossing en kosten van door de bedrijfsvoeringsorganisatie te sluiten vaste geldleningen alsmede van gelden die de bedrijfsvoeringsorganisatie in rekening-courant of bij wijze van geldlening zal opnemen, vind plaats naar evenredigheid van de stemverhouding zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 11.
HOOFDSTUK 11 Archief
Artikel 23
1. Het bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de bedrijfsvoeringsorganisatie overeenkomstig een door het bestuur vast te stellen regeling.
2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden.
3. Bij opheffing van de regeling worden de archiefbescheiden geplaatst in het regionaal archief of een door het bestuur aan te wijzen archiefbewaarplaats.
4. De gemeentearchivaris van Gorinchem oefent naar de voor hem gestelde regelingen inspectie uit op het beheer van de archiefbescheiden, als bedoeld in de Archiefwet.
HOOFDSTUK 12 Toetreding, uittreding, wijziging, opheffing
Artikel 24
1. Het bestuur is bevoegd tot het laten toetreden van een gemeente in de gemeenschappelijke regeling.
2. Een besluit, zoals bedoeld in artikel 24 lid 1, wordt niet genomen dan nadat de raden van de gemeenten een ontwerpbesluit is toezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun
xxxxxx en bedenkingen ter kennis van het bestuur te brengen.
Artikel 25
1. Elk college kan, met instemming van de gemeenteraad, bepalen dat de deelneming aan deze regeling wordt opgezegd ingaande twee kalenderjaren na het verstrijken van het jaar waarin het besluit tot opzegging bij aangetekend schrijven aan het bestuur is bekend gemaakt.
2. Het bestuur regelt de financiële verplichtingen alsmede de overige gevolgen van de uittreding. Gedurende de periode tussen opzegging en effectuering daarvan is de opzeggende gemeente gehouden al haar verplichtingen na te komen.
3. De uittredende gemeente vergoedt de reële kosten die het rechtstreeks gevolg zijn van het uittreden uit deze gemeenschappelijke regeling. Hieronder vallen in ieder geval de aan de uittreding gerelateerde
kosten voor afvloeiing van personeel en van kapitaallasten voor materiële vaste activa.
4. Het bestuur kan nadere regels omtrent het uittreden vaststellen. Alvorens het bestuur overgaat tot het vaststellen van deze nadere regels, dient elk college in te stemmen met de inhoud van deze nadere regels.
Artikel 26
1. Wijziging of opheffing van de regeling vindt plaats indien de colleges van ten minste drie vierde van de gemeenten daartoe, met instemming van de gemeenteraden, besluiten. Een
voorstel daartoe kan worden gedaan door het bestuur of door de colleges van ten minste drie vierde van de deelnemende gemeenten. In afwijking van artikel 9 lid 4 is voor wijziging of opheffing
nodig dat ten minste drie vierde van het aantal colleges hiermee instemt.
2. In geval van opheffing van de regeling stelt het bestuur een regeling vast met betrekking tot de gevolgen van de opheffing, daarbij rekening houdend met een minimale opheffingstermijn van 2 kalenderjaren volgend op het jaar waarin de beslissing is genomen. Deze regeling voorziet in elk geval in de verplichting van de gemeenten om alle rechten en verplichtingen van
de bedrijfsvoeringsorganisatie over de deelnemers te verdelen op een in de regeling te bepalen wijze.
HOOFDSTUK 13 Inwerkingtreding
Artikel 27
De gewijzigde Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Reinigingsdienst Waardlanden treedt in werking met terugwerkende kracht op 1 juli 2019.
HOOFDSTUK 14 Slotbepaling
Artikel 28
1. De regeling wordt aangehaald onder de titel 'Gemeenschappelijke Regeling Bedrijfsvoeringsorganisatie Reinigingsdienst Waardlanden’.
2. Xxxxxxxxxxxx xx xxxxxxxxxx xxx xx xxxxxxxx Xxxxxxxxx wordt aangewezen als gemeentebestuur belast met de verplichtingen zoals omschreven in artikel 26 Wet gemeenschappelijke regelingen.
Gorinchem,
Burgemeester en wethouders van Gorinchem,
de secretaris, de burgemeester,
Hardinxveld-Giessendam,
Burgemeester en wethouders van Hardinxveld-Giessendam, de secretaris, de burgemeester,
Molenlanden,
Burgemeester en wethouders van Molenlanden, De secretaris, de burgemeester,
Vijfheerenlanden,
Burgemeester en wethouders van Vijfheerenlanden, De secretaris, de burgemeester,