OPDRACHT VOOR WERKEN
OPDRACHT VOOR WERKEN
VEREENVOUDIGDE ONDERHANDELINGSPROCEDURE MET VOORAFGAANDE BEKENDMAKING
B E S T E K
T E C H N I S C H E C L A U S U L E S
Opdracht voor werken met als voorwerp de afbraak en de heropbouw van het sanitair gedeelte van de gemeenteschool ‘Ecole 9’
en de renovatie van het bestaand sanitair van de scholen ‘Ecole 8’ en ‘Ecole 9’, gelegen Xxxxxx Xxxxxxxxxxx 0- 0 xx Xxxx-Xxxx-Xxxxxxxxx.
Bestek speciale technieken
REFERENTIE
DIDU-GLD0004_001-CDC21.019
Aanbestedende overheid:
Gemeentebestuur van Sint-Xxxx-Molenbeek
Graaf van Vlaanderenstraat 20 - 1080 0000 XXXXXXX Departement Infrastructuur en Stedelijke ontwikkeling
Ontwerpbureau:
IGRETEC
Xxxxxxxxx Xxxxxxx, 0 - 0000 Xxxxxxxxx xxx.xxxxxxx.xxx – xxxx@xxxxxxx.xxx
T6 HVAC - sanitair 11
61 Ventilatie 21
61.1 Ventilatie - installatie 21
61.11 Systemen 21
61.11.2 Beschrijvingen - ventilatie van niet-residentiële gebouwen 22
61.11.2a Ventilatie van niet-residentiële gebouwen - installatie - algemeen overzicht 22
61.12 Testen 23
61.12.1 Luchtdichtheidstesten van luchtkanalen 23
61.12.1a Ventilatie - installatie - luchtdichtheidstesten van luchtkanalen 23
61.12.2 Luchtdebietmetingen 24
61.12.2a Ventilatie - installatie - luchtdebietmetingen 24
61.13 Brandbescherming 24
61.2 Ventilatie - productie 24
61.21 Voorzieningen - systemen 25
61.21.9 Luchtbehandelingscentrale 25
61.22 Voorzieningen - Ventilatoren 37
61.22.1 Ventilatiekasten 38
61.22.1f Ventilatiekast voor afzuiging - 100m³/h VH/st 38
61.22.1g Ventilatiekast voor afzuiging - 150m³/h VH/st 38
61.22.1h Ventilatiekast voor afzuiging - 250m³/h VH/st 38
61.22.3 Luchtbehandelingskasten 38
61.22.3x Stopknop van de ventilatoren FH st 39
61.3 Ventilatie - distributie 39
61.31 Distributie - luchtbehandelingsleidingen, dempers, regelkleppen en filters 39
61.31.2 Luchtkanalen - aluminium 41
61.31.2a Ventilatie - distributie - flexibele luchtkanalen 41
61.31.3 Luchtkanalen - gegalvaniseerd staal CCTB 01.02 42
61.31.3a Ventilatie - distributie - onbuigzame luchtbehandelingskanalen met rechthoekige doorsnede 45
61.31.3b Ventilatie - distributie - onbuigzame luchtbehandelingskanalen met ronde doorsnede 46 61.31.3b.11 Luchtbehandelingskanalen - ronde doorsnede - Diameter 160 VH m 47
61.31.3b.12 Luchtbehandelingskanalen - ronde doorsnede - Diameter 200 VH m 47
61.31.3b.13 Luchtbehandelingskanalen - ronde doorsnede - Diameter 250 VH m 47
61.31.3b.14 Luchtbehandelingskanalen - ronde doorsnede - Diameter 315 VH m 47
61.31.9 Andere 47
61.31.9a Doorboringen TP fft 47
61.32 Distributie - eindunits 47
61.32.1 Luchtpulsie-openingen (voeding/insufflatie) 48
61.32.1e Pulsie-openingen op ronde koker 49
61.32.1e.7 Roosters op ronde koker - 125m³/u VH st 50
61.32.1e.9 Roosters op ronde koker - 150m³/u VH st 50
61.32.1e.10 Roosters op ronde koker - 200m³/u VH st 50
61.32.2 Luchtretouropeningen (afvoer) CCTB 01.04 50
61.32.2f Openingen voor retourlucht op ronde koker 51
61.32.2f.2 Roosters op ronde koker - 25m³/u VH st 51
61.32.2f.3 Roosters op ronde koker - 40m³/u VH st 51
61.32.4 Inlaten voor verse lucht 51
61.32.4a Ventilatie - distributie - inlaten voor verse lucht op het dak FH st 52
61.32.5 Afvoer van vervuilde lucht 52
61.32.5a Ventilatie - distributie - afvoer van vervuilde lucht op het dak FH st 52
61.4 Ventilatie - regeling 53
61.41 Regeling 53
61.41.1 Regeling - voorzieningen 54
61.41.1a Ventilatie - regeling C1 - constant systeem 54
61.5 Ventilatie - luchtoverdrachtelementen 54
61.51 Luchtoverdrachtelementen 54
61.51.2 Luchtoverdrachtelementen gemonteerd aan de binnenzijde 55
61.51.2a Ventilatie - luchtoverdrachtelementen - overdrachtopeningen 55
61.51.2a.1 25 m³/u VH st 56
61.51.2a.2 50m³/u VH st 56
61.51.2a.3 150m³/u VH st 56
63 Warmte 56
63.1 Warme - installatie 66
63.11 Systemen 67
63.2 Warmte - productie 67
63.21 Productie op basis van gas - voorzieningen TP fft 69
63.21.1 Gasaansluitingen 69
63.21.1a Warmte - productie - gasaansluitingen 72
63.21.2 Gasleidingen 73
63.21.2a Warmte - productie - gasleidingen - staal 76
63.21.3 Gastoebehoren 79
63.21.3a Warmte - productie - gastoebehoren - gasfilters 79
63.21.3b Warmte - productie - gaskranen - afsluiters 80
63.21.3c Warmte - productie - gaskranen - afsluitkranen 81
63.21.3d Warmte - productie - elektromagnetische gaskleppen 82
63.21.3e Warmte - productie - gasalarmcentrales 83
63.3 Warmte - distributie en emissie 84
63.31 Voorzieningen - buizen en toebehoren 85
63.31.1 Xxxxxxxxx & toebehoren - buizen 87
63.31.1a Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren- buizen/staal 87
63.31.1a.4 DN20 VH m 90
63.31.1a.5 DN40 VH m 90
63.31.1c Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - buizen / kunststof VH m 90
63.31.2 Xxxxxxxxx & toebehoren - collectoren 93
63.31.2a Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - collectoren 94
63.31.2a.2 Secundaire collectoren 96
63.31.2a.2.1 Collectoren 5 ingangen FH st 96
63.31.3 Xxxxxxxxx & toebehoren - warmte-isolatie van de leidingen 96
63.31.3a Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - warmte-isolatie van de leidingen 96
63.31.3a.1 Binnenleidingen 99
63.31.3a.1.2 DN20 VH m 99
63.31.3a.1.5 DN40 VH m 99
63.31.3b Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - warmte-isolatie van de toebehoren TP fft 99
63.31.4 Xxxxxxxxx & toebehoren - brandwerende doorvoeren 101
63.31.4a Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - brandwerende doorvoeren 101
63.33 Voorzieningen - emissie-elementen 102
63.33.1 Verwarmingselementen & toebehoren - radiatoren 104
63.33.1a Warmte - distributie en emissie - Verwarmingselementen & toebehoren - paneelradiatoren 104
63.33.1c Demontage en recuperatie door het bedrijf van de bestaande gietijzeren radiatoren 106
63.34 Voorzieningen - regelingen verwarming individuele installaties 107
63.34.1 Temperatuurregelingen & toebehoren - regelingen 107
63.34.1e Warmte - distributie en emissie - regelingen van de temperaturen & toebehoren - aangesloten thermostatische koppen 107
63.35 Voorzieningen - regelingen verwarming grote systemen 109
63.35.1 Regelingen verwarming & toebehoren - grote systemen - primaire regelingen 109
63.35.2 Regelingen verwarming & toebehoren - grote systemen - secundaire regelingen 110
63.35.2a Temperatuurregeling - Toebehoren 111
63.35.2a.1 Radiatorkranen PM 111
63.35.3 Regelingen verwarming & toebehoren - grote systemen - gecentraliseerd technisch beheer 111
65 Sanitair 111
65.1 Sanitair - installatie 111
65.11 Systemen 113
65.11.1 Beschrijving 114
65.11.1a Sanitair - installatie - algemeen overzicht 114
65.2 Sanitair - productie 114
65.21 Voorzieningen - aansluitingen op het waterdistributienet 115
65.21.1 Aansluitingen op het waterdistributienet - reglementaire aansluitingselementen 115
65.21.1a Sanitair - productie - aansluitingen op het waterdistributienet - reglementaire aansluitingselementen TP fft 115
65.22 Voorzieningen - waterbehandelingen 116
65.22.1 Verzachters CCTB 01.02 116
65.22.1a Sanitair - productie - zoutverzachters VH st 116
65.22.2 Filters 118
65.22.2c Sanitair - productie - filters met automatische terugspoeling VH st 118
65.23 Apparatuur - productie van heet water 120
65.23.3 Elektrische waterverwarmer 121
65.23.3e Sanitair - productie - elektrische waterverwarmer - boiler onder uitgietbak 122
65.3 Sanitair - distributie en afvoer 123
65.31 Voorzieningen - leidingen en toebehoren 123
65.31.1 Afvoerbuizen en toebehoren 128
65.31.1b Sanitair - distributie en afvoer - afvoerbuizen en toebehoren - synthetisch materiaal / PE 133
65.31.1b.4 DN110 VH m 138
65.31.1d Sanitair - distributie en afvoer - afvoerleidingen en toebehoren - brandbescherming 138 65.31.2 Ventilatiebuizen 138
65.31.2b Sanitair - distributie en afvoer - ventilatieleidingen - synthetisch materiaal/PE 139
65.31.5 Toevoerleidingen & toebehoren 140
65.31.5a Sanitair - distributie en afvoer - toevoerleidingen & toebehoren - buizen/gegalvaniseerd staal 148
65.31.5a.1 DN15 VH m 151
65.31.5a.2 DN20 VH m 151
65.31.5c Toevoerleidingen & toebehoren - buizen/kunststof 151
65.31.5c.1 DN15 VH m 154
65.31.5e Toevoerleidingen & toebehoren - collectoren 154
65.31.5e.1 Collector 5 ingangen VH st 156
65.31.5e.2 Collector 6 ingangen VH st 156
65.31.5 g Toevoerleidingen & toebehoren - brandbeveiliging 156
65.32 Voorzieningen - toestellen en toebehoren 156
65.32.1 Toiletpotten 158
65.32.1b Wc-potten - opgehangen 160
65.32.1b.1 Wc kinderen van de kleuterschool VH st 163
65.32.1b.2 Wc volwassenen en kinderen van de basisschool VH st 163
65.32.1b.3 Wc PBM VH st 163
65.32.2 Handenwasser 163
65.32.2a Handenwassers - muurmodellen/porselein voor sanitair VH st 165
65.32.3 Wastafels 167
65.32.3a Wastafels - opgehangen modellen/porselein voor sanitair VH st 168
65.32.8 Uitgietbakken 170
65.32.8a Uitgietbakken - sanitair porselein VH st 170
65.33 Uitrustingen - kranen en kleppen 172
65.33.1 Terugslagkleppen 174
65.33. 1a Terugslagkleppen - messing 174
65.33.2 Installatiekranen 175
65.33.2a Installatiekranen - afsluitkranen/messing 176
65.33.2c Installatiekranen - afsluitkranen met aflaatkraan/messing 176
65.33.3 Wandafsluitkranen 177
65.33.3a Wandafsluitkranen - enkelvoudige stopkranen 178
65.33.3b Wandafsluitkranen - stopkranen met dienstkraan 179
65.33.5 Eengatskranen 179
65.33.5c Eengatskranen - zelfsluitend met manuele/elektronische knoppen, voor wastafels VH st 182
65.33.5e Eengatskranen - kranen voor uitgietbakken VH st 182
65.33.5f Eengatskranen met oriënteerbare uitloop voor wastafels VH st 183
65.36 Aanvullend toebehoren 185
65.36.1 Aanvullend toebehoren voor wastafels en handenwassers 185
65.36.1b Aanvullend toebehoren - spiegels wastafels/handenwassers 185
65.36.1c Aanvullend toebehoren - handdoekdragers wastafels/handenwassers 186
65.36.3 Aanvullend toebehoren voor wc’s en urinoirs 187
65.36.3a Aanvullend toebehoren - Wc-draagconstructies 187
65.36.3d Aanvullend toebehoren - wc-rolhouders 187
65.36.4 Aanvullend toebehoren voor PBM’s 188
65.36.4a Aanvullend toebehoren - muurgrepen/vast VH st 188
65.36.4b Aanvullend toebehoren - muurgrepen/opklapbaar VH st 190
65.36.4c Aanvullend toebehoren - wc-zittingverhogers voor PBM’s VH 191
65.4 Xxxxxxxxxx 000
65.41 Installatie voor recuperatie van regenwater FH st 191
65.42 Regenwatertank PM 193
66 Brandbestrijding 194
66.1 Brandbestrijding - installatie 194
66.11 Brandbestrijding 194
66.11.1 Installaties 194
66.11.1a Brandbestrijding - Installaties 194
66.3 Brandbestrijding - distributie 195
66.32 Voorzieningen - actieve elementen 195
66.32.1 Brandblussers 195
66.32.1a Brandbestrijding - distributie - poederblussers VH st 196
66.32.4 Kasten voor brandblusapparaten, brandslangen op haspel en/of hydranten 197
66.32.4a LCI - distributie - kasten voor brandblusapparaten, brandslangen op haspel en/of hydranten VH stuk 197
66.32.6 Andere brandbestrijdingsmiddelen 198
66.32.6a Brandbestrijdingsmiddelen - distributie - branddekens PM 198
66.33 Bescherming om de brandwerendheid van bouwelementen te garanderen 199
66.33.1 Bescherming om de brandwerendheid van bouwelementen te garanderen - leidingen 199
66.33.1a Brandbestrijding - distributie - alle types leidingen 199
69 Aanvullende technische bepalingen PM 200
69.1 Algemene voorwaarden PM 200
69.2 Aanvullende technische bepalingen PM 200
69.21 Akoestische voorschriften PM 200
69.22 Metalen structuren en toegangsmiddelen PM 205
69.3 Algemene regeling FH forfait 206
69.4 Bijkomende werkzaamheden PM 207
69.41 Bijkomende werkzaamheden - Algemeen PM 207
69.41.1 Bijkomende werkzaamheden - Algemeen PM 207
69.41.1a Tracé van de installaties PM 207
69.41.1b Plaatsbeschrijving PM 208
69.41.1c Continue werking van de bestaande installaties PM 208
69.41.1d Gelijktijdigheid van aannemingen PM 211
69.41.1e Vuurvergunning PM 211
69.41.1f Ruwbouw, metselwerk en afwerking TP forfait 212
69.41,1g Dragers en voetstukken PM 213
69.41.1h Metalen structuren en toegangsmiddelen PM 214
69.41.1j Behandeling en aanvoer van materiaal PM 215
69.41.1k Bescherming van de installaties PM 215
69.41.1l Briefing en opleiding van het personeel PM 216
69.41.1n Uitvoeringsplan - Technische fiches - Berekeningsnota's en as-builtdossier TP forfait 216
69.41.1o Testen en oplevering van de werkzaamheden TP forfait 228
69.41.1p Nutsleidingen PM 230
69.41.1q Demontage van bestaande installaties TP forfait 230
69.41.1r Verf en markeringen PM 230
69.41.1s Te rechtvaardigen bedrag voor onvoorziene werkzaamheden PTT 234
7 T7 Xxxxxxxxxxxxx 000
00 Xxxxxxxxxxxx (XX) 239
72.2 LS- distributie 239
72.22 Voorzieningen - binnennetwerken 240
72.22.2 Distributie LS van eerste categorie 243
72.22.2a Distributie LS van eerste categorie - hoofddistributieborden. 253
72.22.2b Distributie LS van eerste categorie - secundaire distributieborden 253
72.22.4a Bekabelings- en aansluitingsaccessoires 254
72.22.5 Buizen-leidingen 255
72.22.5a Leidingen - buizen - kabels/ondergronds 264
72.22.5b Leidingen - buizen - kabels / bovengronds 265
72.22.5c Leidingen - buizen - kabelbuizen en kabels/inbouw 267
72.22.5d Leidingen - buizen - kabelbuizen en kabels/opbouw 267
72.22.5j Leidingen - buizen - bescherming tegen brandverspreiding PM 268
72.22.5n Leidingen - buizen - testen van de leidingen PM 269
72.22.6 Trek- en verbindingsdozen 269
72.22.6a Trek- en verbindingsdozen - inbouw/metselwerk 270
72.22.6b Trek- en verbindingsdozen - inbouw/spouwmuren 270
72.22.6c Trek- en verbindingsdozen - inbouw/plafonds 271
72.22.6d Trek- en verbindingsdozen - inbouw/vloeren 271
72.22.6e Trek- en verbindingsdozen - opbouw 272
72.22.7 Bijzondere voorzieningen 272
72.22.7c Bijzondere voorzieningen - voeding van de installatie 272
72.22.7f Bijzondere uitrustingen - ontrokingsluik 273
72.22.7h Bijzondere uitrustingen - voeding noodverlichting 273
72.22.7m Bijzondere uitrustingen - aansluiting branddetectiesysteem PM 273
72.22.7n Bijzondere uitrustingen - aansluiting inbraakdetectie PM 273
72.22.7o Bijzondere uitrustingen - aansluiting toegangscontrole PM 273
72.22.9 Toebehoren en kabels 273
72.22.9a Toebehoren PM 274
72.22.9b XGB-kabels, plaatsing en aansluiting inbegrepen PM 274
72.22.9d Brandwerende modules PM 274
72.23 Uitrustingen - schakelaars en stopcontacten 275
72.23.1 Stopcontacten 278
72.23.1a Stopcontacten - 16 A tweepolig met penaarde 279
72.23.3 Schakelaars en drukknoppen 280
72.23.3a Schakelaar - enkelpolig VH stuk 281
72.24 Uitrustingen - bijzondere toebehoren 282
72.24.1 Melders 282
72.24.1b Aanwezigheidsmelders VH stuk 282
74 Verlichtingssysteem 283
74.1 Binnenverlichtingsarmaturen 283
74.11 Plafondbinnenverlichtingsarmaturen 288
74.11.1 Plafondbinnenverlichtingsarmaturen als opbouw 288
74.11.1a Plafondbinnenverlichtingsarmaturen als opbouw 289
74.11.1a.3 Type 3 - 2890 lm VH st. 289
74.11.1a.6 Type 6 - 2200 lm VH st. 290
74.11.3 Hangende plafondbinnenverlichtingsarmaturen 290
74.11.3a Hangende plafondbinnenverlichtingsarmaturen 290
74.11.3a.5 Type 5 - 3310 lm VH st. 291
74.3 Beheer van de binnen- en buitenverlichting 291
74.31 Beheer van de binnen- en buitenverlichting - schakelsystemen 293
74.31.2 Beheer van de binnen- en buitenverlichting - tijdschakeling 293
74.31.2a Beheer van de binnen- en buitenverlichting - tijdschakeling PM 293
74.31.3 Beheer van de binnen- en buitenverlichting - schakeling bij afwezigheid/aanwezigheid 293
74.31.3a Beheer van de binnen- en buitenverlichting - schakeling bij afwezigheid/aanwezigheid 293
79 Aanvullende technische bepalingen PM 293
79.1 Algemene voorwaarden PM 293
79.2 Geluidsvoorschriften PM 294
79.21 Geluidsvoorschriften PM 294
79.22 Metaalstructuren en toegangsmogelijkheden PM 299
79.3 Aanverwante werkzaamheden PM 300
79.31 Aanverwante werkzaamheden - Algemene informatie PM 300
79.31.1 Aanverwante werkzaamheden - Algemene informatie PM 300
79.31.1a Het uitzetten van de installaties PM 300
79.31.1b Plaatsbeschrijving PM 301
79.31.1c Onderhoud en werking van de installaties PM 302
79.31.1d Gelijktijdheid van de opdrachten PM 304
79.31.1e Vuurvergunning PM 305
79.31.1f Ruwbouw, metselwerk en afwerking TP forfait 305
79.31.1g Dragers en sokkels PM 307
79.31.1h Metaalstructuren en toegangsmogelijkheden PM 307
79.31.1i Laden en lossen en binnenbrengen van het materiaal PM 308
79.31.1j Schilderwerk en het aanbrengen van kentekens PM 309
79.31.1k Bescherming van de installaties PM 311
79.31.1l Het informeren en de scholing van het personeel PM 312
79.31.1n Uitvoeringsplannen - Technische fiches - Berekeningen en as-builtdossier TP fft 312
79.31.1o Testen en oplevering van de werken TP fft 312
79.31.1p Distributieleidingen PM 314
79.31.1q Het afbreken van bestaande installaties: verlichting, bekabeling enz. TP fft 314
79.31.1r Post tegen terugbetaling voor onverwachte kosten PTT 315
79.31.1s Controleverslag van een erkende instantie TP fft 315
79.31.1t Analyse van elektrische gevaren TP fft 315
T6 HVAC - sanitair Aangevuld als volgt:
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Algemene voorwaarden
GLOBALE GEGEVENS OVER DE GEBOUWEN
Onderhavig project betreft de renovatie van de school 8-9 van Sint-Xxxx-Molenbeek.
ALGEMEEN PROGRAMMA VAN DE WERKEN
Algemeen
Deze aanneming omvat
a) Het plaatsen van circulatiepompen met variabel debiet, evenals drukbegrenzers onderaan de kolom, aan het begin van de verschillende circuits;
b) Het plaatsen en aansluiten van de verwarmingselementen in de verschillende lokalen;
c) Het plaatsen van een ventilatiesysteem met dubbele stroom: ventilatoren, bekledingen, luchtgaten
…;
d) De regeling van de verwarmings- en ventilatie-installatie;
e) Het plaatsen van de verlichtingssystemen;
f) Het plaatsen van schakelborden;
Algemene opmerking
De installaties worden geschikt volgens de principes op de plannen en de schema’s, rekening houdende met de structuur van de constructies en de plaatsing van het te installeren materiaal.
Goedkeuring.
Vóór de uitvoering moet al het materiaal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de aanbestedende overheid.
BEPERKING VAN DE AANNEMING
Binnen de grenzen van dit programma staat de opdrachtnemer tegen de overeengekomen globale prijs exclusief in voor alle toebehoren, werken, instellingen, stappen, prestaties, enz. die nodig zijn om tot de voorgeschreven resultaten te komen en hij zorgt ervoor dat de installaties voldoen aan de opgelegde voorwaarden en de regels van de kunst.
Elektriciteit – normale stroom en normale stroom/noodstroom.
De elektriciteitsvoorziening verloopt via de meter geïnstalleerd door de distributiemaatschappij.
De aardaansluiting is van het type TT/TN-S/TN-C/IT en de werkspanning is driefasig 230V/eenfasig 230V/vierfasig 400V.
Vanaf deze stroomtoevoer omvat deze aanneming alle verschillende schakelborden, en alle elektrische aansluitingen van de desbetreffende toestellen, inclusief het instellen van de installaties. Onderhavige aanneming omvat ook alle desbetreffende aardkoppelingen en dit overeenkomstig de desbetreffende wettelijke reglementering met betrekking tot de doorsneden van de draden en hun aard.
Elke verplaatsing binnen een straal van 5 m van het schakelbord mag niet leiden tot een prijssupplement.
Aardgasvoorziening.
De aardgasvoorziening verloopt via de meter geïnstalleerd door de distributiemaatschappij. Onderhavige aanneming omvat het plaatsen van afsluitkranen en doppen om druktesten uit te voeren.
Stadswatervoorziening.
De watervoorziening verloopt via de meter geïnstalleerd door de distributiemaatschappij.
Vanaf deze toevoer omvat de aanneming alle hydraulische distributienetten die nodig zijn voor de installaties.
Opstanden dakbedekking
Alle dakopstanden zijn voorzien in deze aanneming, en ook de aanpassingsstukken tussen de uitsparingen, de opstanden en het materiaal geïnstalleerd door de opdrachtnemer van dit lot vallen ten laste van onderhavige aanneming.
Waterafvoer
Onderhavige aanneming omvat de aansluiting van de overlopen, ontluchting, aftappen, lozingen en afvoeren op de vloerafvoeren te installeren in het gebouw met tussenplaatsing van een zichtbare afvloeitrechter en een geurwerende sifon. Onderhavige aanneming omvat de afvoerkleppen op alle lage punten en andere afvoerpunten en twee soepele buizen die de mogelijkheid bieden om deze kleppen aan te sluiten op de afvoerbuizen en de vloerafvoeren.
Zij omvat ook het afvoernet van de condensaten van alle koude batterijen van de groepen en van de plafondcassettes.
De afvoerbuizen sluiten aan op het rioleringsnetwerk voorzien in het lot architectuur, dat op zijn beurt aansluit op de riool.
Elektriciteit – noodstroom via batterijen
Alle productie van noodstroom via batterijen, nodig voor de installaties die het voorwerp uitmaken van dit bijzonder lastenboek dient geleverd en geïnstalleerd te worden door deze aanneming.
Luchtkokers
Alle luchtleidingen en hun toebehoren maken deel uit van deze aanneming, inclusief de leidingen voor luchtaanvoer en -afvoer.
Onderhavige aanneming omvat ook alle vereiste toebehoren zoals kleppen, roosters, geluiddempers, buitenblinden, leischoepen, gaten, schuiven, schachtluiken, enz. bestemd voor de luchtleidingen.
De wijzigingen met betrekking tot de ruwbouw die voortvloeien uit een eventuele wijziging qua afmetingen of qua ontwerp van de luchtleidingen die zouden worden gevraagd door de installateur maken deel uit van onderhavige aanneming en mogen slechts gerealiseerd worden met het akkoord van de aanbestedende overheid.
Roosters voor luchtinlaat en -uitlaat en doorvoerroosters.
De externe afwerkingsroosters die nodig zijn aan de luchtinlaat en -uitlaat, met name deze voorzien aan de gevel voor de ventilatievoorzieningen, worden voorzien in onderhavige aanneming.
Onderhavige aanneming omvat de opmaak van de maattekeningen met de plaatsbepaling van de roosters op de gevels.
Zij omvat ook de levering en plaatsing van roosterwerk met draad, gemotoriseerde kleppen, roosters voor de binnenafwerking en eventuele geluiddempers.
De levering van doorvoerroosters evenals de doorboringen in de lichte wanden en het vastdraaien- bijwerken vallen ten laste van deze aanneming.
Sokkels voor machines en toestellen
De sokkels voor de wisselaars, de expansiesystemen, de koelgroepen, de reservoirs, de pompen, de schakelborden, de diverse ventilatiegroepen en andere installatietoestellen vallen ten laste van deze aanneming, inclusief de tegels en/of de trilvaste draagconstructie.
Deze aanneming moet alle nuttige informatie verschaffen die de ingenieur-adviseur stabiliteit nodig heeft voor het onderzoek van de structuur.
Voor de voorzieningen te installeren op het dak worden er contactblokken voorzien vanaf de dakstructuur. Vanaf deze contactblokken voorziet deze aanneming de metalen draagstructuur en het rooster dat vereist is om de lasten van de toestellen te dragen.
Openingen in de metalen vloeren en in de betonnen tegels en de wanden in metselwerk
Alle openingen voor de doorvoer van de leidingen en de kabelgoten worden gerealiseerd door deze aanneming.
Voor de openingen in de metalen vloeren omvat deze aanneming de uitvoering van de boringen en de sluiting van deze openingen volgens de aanwijzingen van de aanbestedende overheid, met ophoging en afwerking van de isolatie en de sluiting rond de leidingen.
Voor de openingen in de tegels en de wanden in metselwerk of in beton en de uitsparingen in de betonnen wanden omvat deze aanneming de sluiting Bb1 of 2 uur rond de leidingen, evenals de realisatie van een verhoging van 20 cm, rond de uitsparingen, te realiseren in metselwerk.
Zie ook het hoofdstuk werken bijlage van de ‘bijkomende technische clausules’.
Openingen in de gevelbekledingen en gevelpanelen en bevestigingen van de externe elementen De openingen in de gevelbekledingen en de gevelpanelen worden gerealiseerd door deze aanneming.
Hetzelfde geldt voor de bevestigingsmiddelen van de elementen die dienen bevestigd te worden op de gevelbekledingspanelen die dezelfde kleur moeten hebben als de gevelbekleding, en die perfect waterdicht moeten zijn.
Uitsnijding van verlaagd plafond in minerale vezel en in staal.
Deze aanneming omvat alle uitsnijdingen in de verlaagde plafonds voor het inbouwen van openingen, met name voor alle elementen met betrekking tot dit lot.
Akoestiek.
Al het toebehoren vereist om te voldoen aan de akoestische voorwaarden opgelegd voor dit type etablissement maakt deel uit van onderhavige aanneming.
Portieken en consoles voor het dragen van toestellen, leidingen en buizen die worden opgehangen. De portieken en consoles voor het dragen van de toestellen en leidingen vallen ten laste van onderhavige aanneming. Consoles moeten verplicht worden overgenomen op de metalen structuur en/of het metselwerk van de gebouwen.
Vooraleer wordt overgegaan tot de uitvoering moet de studie van de portieken en de dragers ter goedkeuring worden voorgelegd aan de aanbestedende overheid.
Toegangsmiddelen.
Deze aanneming omvat alle toegangsmiddelen tot de desbetreffende apparaten, zoals vaste ladders, vloeren, enz. die nodig zijn om tot bij de desbetreffende apparaten te geraken, ook al staan deze voorzieningen niet vermeld op de plannen.
Het binnenbrengen van materiaal.
Het aanvoeren van materiaal in de uit te rusten lokalen valt ten laste van onderhavige aanneming. De opdrachtnemer dient in te staan voor alle eventuele werken met betrekking tot het vereiste demonteren, opnieuw monteren, afbreken en herstellen veroorzaakt door het binnenbrengen van zijn materiaal, en hij dient ook in te staan voor eender welke behandelingskosten.
Exploitatie tijdens de werken.
Onderhavige aanneming moet de kosten omvatten met betrekking tot het verbruik tijdens de werken. Diverse werken.
Voor alle diverse werken moet worden verwezen naar het artikel ‘Diverse werken’ van het deel ‘bijkomende technische clausules’.
Verbinding met de branddetectie-installatie.
De werking van de verwarmingsketels, brandwerende kleppen, ventilatiegroepen en de productie van warm water voor sanitair gebruik vallen onder de werking van de branddetectie-installatie.
De werking zal gerealiseerd worden via een aansluiting op een aansluitblok in de buurt van de branddetectiecentrale.
De installateur zal beschikken over:
a) een contact niet gevoed door het algemeen detectienet; elk net stemt overeen met een compartiment.
b) gelijkstroom onder spanning (spanning van 24 V te bevestigen).
Via deze contacten en deze voeding voorziet onderhavige aanneming de bedieningen en de detectie, evenals het ter beschikking stellen van de signalisatiecontacten.
Het leveren, plaatsen en aansluiten van de bron voor de elektrische noodstroomvoorziening, nodig voor het bedienen van de brandwerende kleppen, valt ten laste van deze aanneming.
Regelingsinstallaties
Het installeren van regelingsvoorzieningen gebeurt door deze aanneming. De aanneming voorziet alle andere voorzieningen dan deze vermeld in deze punten, en garandeert de coördinatie voor de installatie van dit materiaal. De aanneming is een resultaatsverbintenis.
BEREKENINGSGRONDSLAGEN
Aansprakelijkheid van de opdrachtnemer
Het komt de installateur toe om het geheel van het project op te maken op basis van de principes vermeld in de inschrijvingsdocumenten, rekening houdende met de hierna vermelde berekeningsgrondslagen.
De installateur is niet alleen verantwoordelijk voor de goede werking van de apparaten en voor het geheel van de installatie, maar ook voor de berekeningen en de uitvoeringsplannen.
Alle waarden vermeld in dit bestek en in de plannen zijn minima waaronder de inschrijvers niet mogen gaan, maar die zij mogen verhogen als zij dit nodig achten voor de goede werking van de installaties.
Resultaten te behalen in de lokalen Thermisch comfort – binnenklimaat
Globaal gezien kunnen de resultaten met het oog op het thermisch comfort als volgt worden samengevat:
a) lokalen met een maximale temperatuur: 20 of 22 °c
b) lokalen met een gecontroleerde temperatuur (+/- 1°C);
c) Andere lokalen: volgens de gebruikelijke normen en reglementen.
Binnentemperaturen
a) in de verwarmde en verluchte lokalen worden tijdens de verwarmingsperiode de volgende temperaturen gehandhaafd:
a. Sportzaal 18°C;
b. Gangen, looppad 18°C;
c. Loket, kantoren: 21°C;
d. Klassen: 21°C;
e. Voorraadruimte: 16°C;
f. Sanitair: 18°C;
g. Keuken: 20°C.
Hygrometrische graad
De hygrometrische graad wordt niet gecontroleerd.
Verluchting en hygiënevoorwaarden
a) De ventilatie met aanvoer van verse lucht voor de behandelde oppervlaktes wordt berekend op basis van de bezettingsgraad, waarbij minstens 2,9 m³/u per m² wordt gerekend voor kantoren of vergaderzalen.
b) De luchtverdeling en -afvoer in de lokalen zijn ontworpen zodat de snelheid van de lucht in de lokalen met temperatuurregeling en/of verluchting onder de 0,25 m/s blijft in de bezettingszones.
c) Voor het verwarmingssysteem mag de aanvoertemperatuur niet meer bedragen dan 40°C.
d) In de gekoelde lokalen mag het temperatuurverschil tussen de aanvoertemperatuur en de binnentemperatuur niet meer bedragen dan 10°C.
Akoestische voorwaarden
De te behalen akoestische voorwaarden worden gedetailleerd in de ‘bijkomende technische clausules’.
IJzelvrij en vorstvrij maken Het ijzelvrij en/of vorstvrij houden van de waterleidingen moet gedefinieerd worden om een temperatuur te hebben van minstens + 5°C met de gebruikte warmte-isolerende diktes. Druk De verdeling van de hoeveelheden inblaaslucht en afgevoerde lucht in de te behandelen lokalen en in de aangrenzende lokalen moet zo zijn, zodat wordt voldaan aan de luchtdrukregelingsvoorwaarden gedefinieerd op de principeschema’s. De berekening moet rekening houden met de totale lengte van de dichtingen van de openslaande vleugels tussen de verschillende lokalen, met het drukverlies die ze teweegbrengen in de luchtstroom, en rekening houdende met een lekkagedebiet van 15 m3/u per meter dichting voor een drukverschil van 10 Pa voor de openslaande deuren. Het lekkagedebiet bedraagt 30 m3/u per meter dichting voor de schuifdeuren, en dit voor een identiek drukverschil van 10 Pa. De raamkozijnen worden beschouwd als perfect hermetisch (dubbel hermetisch afgesloten) en het lekkagedebiet wordt beschouwd als zijnde gelijk aan 0. Filtrering a) Het initiële drukverlies van de filter bij gebruik moet zo laag mogelijk zijn en mag de volgende waarden niet overschrijden: | |
Filterklasse (volgens normen NBN EN 779 en NBN EN 1822 | maximaal verlies van initiële belasting bij bedrijfssnelheid ΔPi [Pa] |
G1,G2 | 40 |
G3,G4 | 50 |
F5 | 80 |
F6 | 100 |
F7 | 150 |
F8,F9 | 180 |
H10 tot H14 | 250 |
U15 tot U17 | 250 |
De gekozen filter zal ook een uiteindelijk drukverlies hebben, bepalend voor het vervangen van de filter, en aanbevolen door de fabrikant, dat zo laag mogelijk moet zijn. b) Overeenkomstig de norm NBN EN 13053 moet de waarde van het drukverlies van de filter voor het debiet ontwerpvolume, in aanmerking genomen voor het selecteren van de ventilator gelijk zijn aan het gemiddelde van het initiële drukverlies (propere filter) en het uiteindelijke drukverlies (filter bedekt met stof), behalve voor bepaalde specifieke gevallen (specifieke hygiënische vereisten) waarvoor er een constant nominaal debiet moet worden gegarandeerd tot het uiteindelijke maximale drukverlies van de filter. c) De keuze van de filterklasse kan worden gebaseerd op de volgende aanwijzingen: De installatie zal in principe geen voorfilter bevatten. Deze kan echter wel worden geïnstalleerd in de volgende gevallen: |
Klasse | Specifieke toepassingen | ||
G1 of G2 | Deze klasse is slechts uitzonderlijk toegestaan (bijvoorbeeld voor ventilatie van een garage, waar de filtratie niet moet worden geduwd) als fijnere filters problemen met het verlies van belasting veroorzaken | ||
G3 of G4 | Voor ventilatorspoelen. dit type filter kan om ruimteredenen worden toegestaan | ||
F5 of F6 | Kamers waar de zuiverheid van de gepulseerde lucht niet van het allergrootste belang is, dat wil zeggen lokaal makkelijk schoon te maken en geen voorwerpen bevatten die gevoelig zijn voor stof: sporthallen in de tentoonstellingszalen, zwembaden | ||
F7 | Kamers waar een voldoende zuiverheid van de geforceerde lucht nodig is om de coatings te beschermen (tapijten, behang, ...), voorwerpen die aan de lucht worden blootgesteld (kunstvoorwerpen,…) of producten die : kantoren, conferentiezalen, bibliotheken, musea, klaslokalen en amfitheaters wiens apparatuur beschermd moet worden, laboratoria, keukens en restaurants. | ||
F8 of F9 | Kamers waar schone lucht essentieel is : computerruimten, huisdierenwinkel (dieren in incubatie) Ziekenhuis (patiëntkamers, met uitzondering van operatiekamers en andere schone of steriele kamers | ||
H10 tot H14 | Deze groep filters heeft een hoge efficiëntie tegen bacteriën, radioactief stof en aërosorook van allerlei soorten. Deze filters worden gebruikt voor gecontroleerde stofruimtes : laboratoria hebben zeer schone lucht nodig, operationele of sterilisatiekamers, schone kamers,, kerncentrales | ||
U15 tot U17 | Deze groep filters met maximale scheidingskracht is geschikt voor speciale gevallen waarin luchtzuiverheid van het grootste belang is : steriele kamers, schone kamers, kerncentrales,... | ||
• De filters van de groepen H en U en met actieve koolstof moeten altijd worden voorafgegaan door een filter van minstens klasse F7 (op verse lucht). • Als de te filteren lucht grote hoeveelheden grove partikels bevat, dan is een F5 voorfilter gerechtvaardigd. • Een filter F8 of F9 bij aanvoer zal over het algemeen worden voorafgegaan door een filter F7 op de verse lucht. d) Voor de filters van de groep F, moet de ontwikkelde oppervlakte van het filtrerende medium minstens gelijk zijn aan de volgende waarden: | |||
Filterklasse | Minimaal ontwikkeld oppervlak van het filtermedium [m² voor 1000m³/h] | ||
stofconcentratie van de buitenlucht < of = 0,1mg/m³ (Voor de meeste Belgische steden) | stofconcentratie van de buitenlucht > 0,1mg/m³ | ||
F5 | 1,45 | 2 | |
F6 | 1,65 | 2,4 | |
F7 | 1,85 | 2,8 | |
F8 en F9 met voorfilter F7 | 2,4 | 3,8 | |
Grondslagen voor de berekeningen en het bepalen van de afmetingen Berekeningsmethode a) Het warmteverlies wordt gedefinieerd volgens de norm XXX X00-000 van december 1986, rekening houdende met: o een basisbuitentemperatuur van -9°C; o de droge binnentemperaturen vermeld op de plannen; o de oriëntatie; o een werking met nachtelijke vertraging van maximum 5°C beneden de normale temperatuur. De thermische transmissiecoëfficiënten van de wanden worden gedefinieerd volgens de norm XXX X00-000 van januari 1987. b) De warmtewinst wordt berekend volgens de Amerikaanse methode CARRIER. In de berekeningsmethode CARRIER, worden de berekeningen van de druk gedefinieerd voor een |
werkingsperiode van 24 uren. De toe te passen coëfficiënten voor de berekeningen van het aantal uren zon zijn de volgende:
o voor metalen frame: 1,170
o voor gebrek aan helderheid 0,980
o voor dauwpunt: 1,013
c) De hydraulische berekeningen gebeuren volgens de Rietchel-methode.
Omstandigheden buiten
- De berekeningen van de warmtebehoeften worden gemaakt voor een minimale buitentemperatuur van -9°C, en een windsnelheid van 4 m/s (normale winden) en een blootgestelde situatie.
Er wordt voor deze buitentemperatuur rekening gehouden met een relatieve vochtigheid van 90 %.
- De berekeningen van de warmtewinst worden gemaakt voor de volgende buitenomstandigheden: o extreme omstandigheden: droge temperatuur: 30°C en 50 % RV stemmen overeen met de volgende waarden:
o enthalpie: 65 kJ/kg droge lucht (15,50 kcal/kg)
o vochtige temperatuur: 22°C.
o watergehalte: 13,4 g/kg droge lucht
o dagelijks maximum van de buitentemperatuur tijdens de maanden:
- april 25°C Mei 28°C
Juni, juli, augustus 30°C September 28,5°C Oktober 26°C
o amplitude van de dagelijkse schommeling van de buitentemperatuur: 12°C.
o windsnelheid: 4m/s
o zonlicht: heldere hemel
Luchtdebieten
Alle vermelde luchtdebieten voor de ventilatie zijn in normale m3, dit wil zeggen beschouwd bij: o temperatuur: 0°C.
o druk: 760 mm Hg (1013 m bar)
o specifiek gewicht: 1,293 kg/m3
Warmtetoevoer
a) De toevoer te wijten aan de aanwezige personen wordt berekend op basis van een specifieke bezettingsgraad van:
o 2,5 m² per persoon voor de vergaderzalen;
o 7 m2 per persoon voor aparte kantoren en consultaties;
o volgens de programmering voor de andere lokalen;
b) De interne aanvoer te wijten aan de verlichting is gebaseerd op een specifiek vermogen van 20W/m².
Berekening van de installaties
Geïnstalleerd vermogen in de centrale
a) Het nominaal warmtevermogen van de aansluitingen is gelijk aan 100 % van het vermogen van de warme batterijen en van de verwarmingselementen, vermeerderd met de verliezen en een reserve van 10 %.
Verwarmingsoppervlakte
a) De vermogens van de verwarmingsbatterijen en van de koelbatterijen worden berekend rekening houdende met het bruikbaar vermogen (verlies, winst, behandeling van de verse lucht, enz.) en het verlies (verlies aan de kokers, warmtewinst te wijten aan de ventilatoren, enz.).
b) De emissie van radiatoren wordt bepaald op basis van het bekomen verlies en van de emissie die wordt gecatalogiseerd op basis van testen overeenkomstig de vigerende normen.
Kenmerken van de vloeistoffen
a) De verwarmingsvloeistof beschikbaar aan de aansluiting is warm water met een maximale temperatuur van 80°C bij vertrek en 60°C bij terugkeer.
b) De statische verwarmingselementen worden berekend voor een inlaattemperatuur van 60°C en voor een temperatuurdaling van 20°C (stelsel 60/40°C).
c) De verwarmingsbatterijen van de toevoergroepen worden berekend voor een inlaattemperatuur van 60°C en een temperatuurdaling van 20°C (stelsel 60/40°C).
Hydraulische maatvoering
a) De hydraulische berekeningen voor de verwarmingsvloeistof worden opgemaakt overeenkomstig de volgende regels: Het ontwerp van het distributienet zal worden bestudeerd met het oog op het beperken van het vermogen van de pompen en circulatiepompen. Dat betekent het drukverlies beperken door te werken met zo kort mogelijke, rechtlijnige circuits die de vloeistof vervoeren aan een geringe snelheid. Voor de bepaling van de afmetingen zal er ook worden gelet op een goed evenwicht tussen de verschillende circuittakken.
Voor de afmetingen van de distributieleidingen zal er worden rekening gehouden met de volgende regels:
• voor de beperkte diameters (DN10-20), de snelheid van het water beperken tot 0,4 m/s omwille van akoestische redenen,
• het niet overschrijden van een maximaal drukverlies van 100 Pa/m voor de stukken met een diameter van meer dan DN 20 om het drukverlies te beperken.
• de volgende snelheden niet overschrijden:
o 1 m/s voor een diameter kleiner of gelijk aan DN100,
o 1,5 m/s voor een diameter kleiner of gelijk aan DN150,
o 2 m/s voor een diameter groter dan DN150,
Daarnaast zal de snelheid van het water worden beperkt tot 0,3 m/s in de primaire collector, om zodoende de hydraulische interferenties te vermijden tussen de secundaire circuits.
b) De hydraulische berekeningen voor het sanitair en bedrijfswater worden opgemaakt voor watersnelheden van minder dan 1,5 m/s voor de grote zones (≥ DN80) en minder dan 1 m/s voor de kleine zones.
c) De berekening van het drukverlies gebeurt volgens de methode van Xxxxxxxxx en Raiss; de berekening wordt opgemaakt op basis van een maximaal drukverlies van 100 Pa/strekkende meter. Het drukverlies dat zich situeert in de apparatuur moet zo gering mogelijk zijn. Het wordt bepaald, rekening houdende met de kenmerken en de mogelijkheden van de bestaande installatie.
d) Het glycolwatercircuit van de recuperatiebatterijen op de afvoerlucht wordt berekend voor een debiet verse lucht van 100 % en een maximale snelheid van 1,5 m/s in de leidingen.
Maatvoering luchtbehandelingstechniek
a) Voor de installaties worden de afmetingen van de luchtleidingen bepaald op basis van de berekende debieten en rekening houdende met maximale snelheden van 7 m/s. Deze maximale snelheden zullen worden bereikt in de technische lokalen en in de verticale technische kokers; op het einde van het net, voor de eindunits zal de luchtsnelheid ongeveer 4 m/s bedragen.
De snelheden voor de luchtdoorvoer in de groepen mogen niet meer bedragen dan 2,50/3,00 m/s.
b) De berekeningen gebeuren rekening houdende met de percentages toevoer verse lucht gedefinieerd in het eerder genoemde artikel ‘Verluchting en hygiënevoorwaarden’.
c) Voor de free cooling zullen de installaties worden berekend om een debiet te hebben minstens gelijk aan 6 vol/u in elk lokaal dat met deze methode wordt gekoeld. De maximale snelheid van de lucht bedraagt 10 m/s, en zal worden bereikt in de technische lokalen en de verticale technische kokers;
d) De totale druk van de ventilatoren wordt gedefinieerd door de opdrachtnemer, rekening houdende met het interne drukverlies en de beschikbare druk voor de luchtdistributienetten. De berekeningen voor het drukverlies van de luchtdistributienetten moeten door de opdrachtnemer worden opgemaakt volgens de methode Riestschel en Xxxxx, Xxxxxxx of vergelijkbaar. Tijdens de uitvoering moet er een berekeningsnota met toelichting worden opgemaakt door de opdrachtnemer, en deze moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan het studiebureau.
Maximale werkdruk
a) Circuits voor stadswater en warm water voor sanitair gebruik: De werkdruk bedraagt maximaal 10 bar (PN10).
b) Circuits voor verwarmingswater: De werkdruk bedraagt maximaal 10 bar (PN10)
BESCHRIJVING VAN DE TE REALISEREN INSTALLATIES
Brandbescherming
De installaties moeten gerealiseerd worden overeenkomstig de vigerende normen en reglementen inzake brandbescherming en met name de basisnormen voor een laag/middelhoog/hoog gebouw De volgende brandbeschermingsmaatregelen en -acties worden gerealiseerd door de installaties:
a) automatische branddetectie;
b) automatische en selectieve werking van de branddetectie op de luchtbehandelingsinstallaties;
c) behoud van de brandwerendheid van bouwelementen zoals vloeren, muren, enz. bestemd voor de doorvoer van leidingen en luchtschachten en dit door:
• de installatie van een automatische brandklep op de leidingen;
• het toepassen van afsluitingsmaatregelen (brandwerende sluiting);
• het plaatsen van vuurbestendige leidingen die door bepaalde ruimtes lopen.
d) gebruik van de verschillende luchtafvoercircuits van de luchtbehandelingsinstallaties zoals rookafvoer;
e) plaatsing van een bedieningspaneel ‘brandweer’ in de inkomhal.
De bedieningspanelen en de ‘brandweer’ krijgen alle meldingen van de bedieningen en van de brandkleppen.
Verbinding met de branddetectie
In geval van branddetectie zal het volgende programma per brandbestrijdingszone in werking worden gezet:
• uitschakelen van de afvoergroepen
• openen van de rookafvoerkanalen
Elektriciteit
De aanneming wordt aangesloten op het algemeen hoogspanningsschakelbord. Er is daarvoor een kabel voorzien.
De aanneming staat in voor de levering en plaatsing van alle schakelborden in de technische lokalen en staat in voor de specifieke aansluitingen van haar installaties vanaf de schakelborden.
Het type elektrische leidingen en hun plaatsingswijze, en het type bescherming van de omkleding en motoren worden bepaald door de aard van de lokalen en de wettelijke en/of reglementaire vereisten (ARAB, AREI, NBN 713.010 en NBN S21.202).
Alle bedienings- en signalisatieborden moeten worden uitgerust met herlaadbare batterijen die noodstroomvoorziening mogelijk maken voor de installaties, om zodoende de vrijwaring van de geheugens te garanderen.
De autonome werking moet minstens 72 uur bedragen.
De elektrische leidingen die installaties of apparaten voeden waarvan de werking onmisbaar is in geval van een ramp, worden gerealiseerd met een F3 kabel volgens de norm NBN C 30.004.
Bedieningspanelen. Bedieningspanelen geïntegreerd in de schakelborden voor de verwarming en ventilatie of externe schakelborden omvatten de gedecentraliseerde controle-/bedieningsunits. WERKINGSPRINCIPE VAN DE INSTALLATIES Algemeen De installaties hebben een automatische en/of manuele bediening vanaf de bedieningsborden voor de verwarming en ventilatie. Vanaf de inwerkingstelling verloopt de werking van het geheel automatisch. Een optimizer en een jaarlijkse programmer beheren de installaties. Alle abnormale situaties en/of alarmsituaties moeten afzonderlijk worden gemeld op de bedieningspanelen voor de verwarming en ventilatie en/of op de algemene bedieningspanelen. Installaties voor luchtbehandelingsdistributie-gemeenschappelijke voorwaarden De bedieningen ‘branddetectie’ vermeld in het artikel ‘Branddetectie-brandbescherming en rookafvoer’ hebben voorrang op de bedieningen gedefinieerd in dit artikel. Alle abnormale situaties en/of alarmsituaties moeten afzonderlijk gemeld worden op het bedieningspaneel. Bediening van de groepen a) Alle ventilatie-installaties worden beheerd via een optimizer en een jaarlijkse programmer door het schakelbord voor de verwarming en ventilatie (via de gedecentraliseerde modules). b) De sequentie voor de inwerkingstelling moet vertragingen bevatten die afzonderlijk regelbaar zijn om de inschakelstroom te beperken bij het opstarten. ‘Voorbeeldregime’ voor de werking van de groepen a) De ventilatiegroepen bediend door het optimaliseringsprogramma van het paneel voor de verwarming en de ventilatie of het schakelbord en/of het algemeen bedieningspaneel moeten kunnen worden ingesteld: • op werking bij normaal regime; • op de opstartfunctie; • op normaal stoppen; • op stoppen ‘branddetectie’; • op werking ‘brandweer’. b) De volgende tabel bevat de positionering van de verschillende in te stellen elementen in de verschillende werkingsregimes: c) | ||||
Branddetectie | Normale stop | Normaal bedrijf | Night Cooling | |
Registers - Buitenlucht - Muffe lucht | F F | F F | O O | O O |
Batterij | F | F | SR | F |
Pulsventilator | STOP | STOP | WERKT | WERKT |
Uitlaatventilator | STOP | STOP | WERKT | WERKT |
CCF | F | O | O | O |
F = Gesloten O = Open SR = Regeltechniek |
d) De keuze van het soort functioneringssysteem gebeurt door het paneel voor de verwarming en de ventilatie of het bedieningsbord en/of het algemeen bedieningspaneel; de regeltechniek die deel uitmaakt van dit lot garandeert op basis van het ontvangen bevel van het paneel voor de verwarming en de ventilatie of het bedieningsbord en/of het algemeen bedieningspaneel de positionering van de in te stellen elementen zoals hoger gedefinieerd. Dit bevel wordt aan elke groep afzonderlijk gegeven.
61 Ventilatie
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Ventilatie: gewenste luchtaanvoer en -afvoer op basis van een ontwerp en vanuit een te behandelen ruimte.
Het betreft alles wat verband houdt met de productie, de distributie, de aansluiting, de behandeling, de voorzieningen, enz … met betrekking tot ventilatie in het algemeen, in residentiële en niet- residentiële gebouwen.
61.1 Ventilatie - installatie
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
De reglementaire vereisten met betrekking tot de ventilatie van gebouwen maken deel uit van de reglementering inzake de energieprestatie van gebouwen [AGW 2014-05-15 PEB]. Voor de meeste bouwwerken, renovaties en bestemmingswijzigingen waarvoor een bouwvergunning nodig is, is het vereist om een (volledig of gedeeltelijk) ventilatiesysteem te installeren.
Voor de residentiële gebouwen verwijst de reglementering hoofdzakelijk naar de norm [NBN D 50- 001].
Voor de niet-residentiële gebouwen heeft de reglementering haar eigen vereisten.
Voor werken waarvoor geen bouwvergunning nodig is, moet men altijd proberen om de ventilatiemogelijkheden te verbeteren (bijvoorbeeld door ventilatieroosters te voorzien in het buitenschrijnwerk).
Het betreft onder andere alle voorzieningen en uitvoeringen die nodig zijn om een goede werking van de ventilatiesystemen te garanderen.
REFERENTIEDOCUMENTEN
- Uitvoering
[NBN D 50-001, Ventilatievoorzieningen in woongebouwen]
[NBN EN 12792, Ventilatie van gebouwen - Symbolen, terminologie en grafische symbolen]
[TV 192, Ventilatie van woningen. 1ste Deel: Algemene principes.]
[TV 203, Ventilatie van woningen. 2de Deel: Uitvoering en prestaties van ventilatiesystemen.]
61.11 Systemen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle bestaande systemen op de ontwerpdatum van het bestek en die voldoen aan de reglementeringen en normen die op het moment van dit ontwerp gelden voor de bouw van ventilatiesystemen voor residentiële en niet-residentiële gebouwen.
61.11.2 Beschrijvingen - ventilatie van niet-residentiële gebouwen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
De post omvat de definities vastgelegd in het artikel 61.11.1 Beschrijvingen - ventilatie van residentiële gebouwen – Ventilatie van residentiële gebouwen
De post ‘Beschrijving - Ventilatie/niet-residentiële gebouwen’ betreft de levering en de installatie van een volledig werkend ventilatiesysteem volgens de regels van de kunst, in niet-residentiële gebouwen.
- Belangrijke opmerkingen
De beschreven installaties moeten in alle opzichten voldoen aan de geldende reglementering en normen op de datum van de inwerkingstelling van de ventilatie-installatie in zijn geheel.
REFERENTIEDOCUMENTEN
- Uitvoering
[NBN EN 16798-3, Energieprestatie van gebouwen - Ventilatie van gebouwen - Deel 3: Voor utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en airconditioningsystemen (Modules M5-1, M5-4)]
61.11.2a Ventilatie van niet-residentiële gebouwen - installatie - algemeen overzicht
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle aspecten van: Ventilatieproductie in collectieve systemen
Distributie en emissie van lucht in ventilatiesystemen Luchtafvoer in ventilatiesystemen
Aansluitingen, behandelingen en luchtfiltratie Ventilatievoorzieningen: Distributie-elementen
Temperatuurinstelling en -regeling Aanvullende accessoires
Installatievoorzieningen: Aanvoer- en afvoergroepen
De lokalen die bediend worden door het ventilatiesysteem zullen worden gepreciseerd.
Het vereiste minimale nominale debiet en de stroomrichting (toevoer en/of afvoer) zullen voor elk van deze lokalen worden gespecificeerd.
Aangevuld als volgt:
De luchtdistributie en -afvoer van de lucht in de lokalen zijn ontworpen zodat de snelheid van de lucht in de lokalen met temperatuurregeling en/of verluchting onder de 0,25 m/s blijft in de gebruikte zones.
Voor het verwarmingssysteem mag de aanvoertemperatuur niet meer bedragen dan 40°C.
- Ligging
Beschrijving van het deel van het gebouw dat moet worden bediend door het ventilatiesysteem.
Aangevuld als volgt:
De ligging van de installaties wordt gepreciseerd op de ventilatieplannen.
61.12 Testen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
De testen zijn bedoeld om bepaalde prestaties van het ventilatiesysteem aan te tonen.
REFERENTIEDOCUMENTEN
- Uitvoering
[NBN EN 14134, Luchtverversing van gebouwen - Prestatiebeproeving en installatiecontrole van luchtverversingssystemen van woningen] voor residentiële gebouwen
[NBN EN 12599, Ventilatie van gebouwen - Beproevingsprocedures en meetmethoden voor de oplevering van geïnstalleerde ventilatie- en luchtbehandelingssystemen] voor niet-residentiële gebouwen.
61.12.1 Luchtdichtheidstesten van luchtkanalen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
De luchtdichtheid van de leidingen van een ventilatiesysteem moet worden gecontroleerd overeenkomstig de voorschriften van 03.41.3c Controles van de luchtdichtheid van ventilatienetten/kokers (detectie met rookontwikkelaars)
61.12.1a Ventilatie - installatie - luchtdichtheidstesten van luchtkanalen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Een luchtdichtheidstest van de luchtkanalen moet worden uitgevoerd nadat ze werden geïnstalleerd. Deze test bevat een schriftelijk verslag van de verkregen resultaten.
Aangevuld als volgt:
Tenzij anders vermeld moeten alle debieten tussen 100 % en 120 % van het nominale debiet liggen.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
- meetcode:
Inbegrepen in de installatieprijs.
- aard van de overeenkomst:
PM
61.12.2 Luchtdebietmetingen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
De luchtdebieten die door het mechanische deel van een ventilatiesysteem worden gecreëerd, moeten worden gecontroleerd overeenkomstig de voorschriften van 03.41 Opmetingen in-situ
61.12.2a Ventilatie - installatie - luchtdebietmetingen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Er moet een opmeting van de luchtdebieten gedaan worden na de ingebruikname van het ventilatiesysteem. Deze test bevat een schriftelijk verslag van de verkregen resultaten.
Tenzij anders vermeld moeten alle debieten tussen 100 % en 120 % van het nominale debiet liggen.
aangevuld als volgt:
Het verslag wordt gepresenteerd in tabelvorm met het debiet gekoppeld aan elk aanvoer-
/afvoerelement (genummerd volgens het as-builtplan). Het document wordt ondertekend door het bedrijf dat het werk heeft uitgevoerd.
De opmeting gebeurt met behulp van een gekalibreerde anemometer aangevuld met eventuele meetaccessoires (kegel, ...), door iemand die werd opgeleid om hiermee te werken.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meetcode:
Inbegrepen in de installatieprijs.
- aard van de overeenkomst:
PM
61.13 Brandbescherming
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Verwijzing naar 66.33.2 Beschermingen om de brandwerendheid te garanderen van de bouwelementen - ventilatie
Het betreft alle voorzieningen van de ventilatieleidingen die door een bouwelement lopen (vloer of muur) en die moeten voldoen aan een brandbestendigheidsvereiste
61.2 Ventilatie - productie
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alles wat verband houdt met toestellen en voorzieningen voor
- De ventilatieproductie in individuele en collectieve systemen
61.21 Voorzieningen - systemen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft de voorzieningen van de verschillende ventilatiesystemen
61.21.9 Luchtbehandelingscentrale Aangevuld als volgt:
Bijkomende werken naast het leveren van de groep en inbegrepen in deze prijs:
- Levering en plaatsing.
- Controle met het bedrijf van het drukherstel van het gebouw.
- Sokkel in beton of metalen balkje van minstens 20 cm en een trilvaste geluidsisolatie.
- Net voor de overname en afvoer van condensaten indien nodig.
- Inwerkingstelling.
- Opleiding (twee bezoeken van 1 u).
- Geluiddemper op de verse lucht die binnenkomt, de verse ingeblazen lucht, de afgevoerde vervuilde lucht en de vervuilde ingeblazen lucht.
- De garantie en het onderhoud gedurende twee jaar, inclusief voor de filters.
Algemeen
De voorwaarden van Nr. 11.22 van NBN 237 en deze van de artikels C10 tot C16 van het bestek Nr. 105 van 1990 gelden, tenzij dit hierna anders wordt vermeld.
De luchttoevoergroepen worden aangeduid als LTG, de luchtafvoergroepen worden aangeduid als LAG.
De samenstellende elementen van de verschillende groepen moeten afkomstig zijn van eenzelfde leverancier; zij moeten correct geselecteerd worden, rekening houdende met de opgelegde luchtsnelheid in de groepen, de opgelegde geluidsniveaus, de vereiste uitwisselingsoppervlakte, enz. De afmetingen van de voorgestelde installaties moeten worden gecontroleerd, zodat ze kunnen worden geplaatst op de voorziene plaatsen, en zodat er voldoende plaats overblijft om ze te kunnen onderhouden, en om ze eventueel te kunnen vervangen.
De batterijen met grote afmetingen moeten worden gesplitst in verschillende elementen, zodat ze vlot kunnen worden gedemonteerd.
De druk aan de uitgang van de ventilatoren moet worden berekend om het drukverlies tegen te gaan in de kokers, bochten, ingangen en alle toebehoren nodig voor de installatie.
Caissons en onmisbare aansluitingen, en ook eventuele geluiddempers die de mogelijkheid bieden om te voldoen aan de geluidsvoorschriften, zullen moeten worden voorzien.
Elk samenstellend blok van de centrale moet worden uitgerust met een draagconstructie van minstens 100 mm hoog. Dit frame moet dienen voor de behandeling, assemblage en watervrije ondersteuning.
De centrales die bestaan uit meerdere blokken zullen moeten geassembleerd worden in de fabriek op een gezamenlijk frame. Dit frame moet zelfdragend zijn.
Het paneelwerk met dubbele wand zal moeten gerealiseerd worden met een isolatie van glaswol met lange vezels van 50 mm dik, versterkt door een niet-geweven en gelast doek in glasvezel, classificatie op brandreactie volgens EUROKLASSE = A 1
• Binnenwand in gegalvaniseerd staal dubbelzijdig.
• Buitenwand in gegalvaniseerd staal dubbelzijdig, bekleed met een polyesterverf.
• Bederfwerende afdichtingen met reductie voor vaste panelen en bederfwerende, geprofileerde EPDM afdichtingen voor de toegangsdeuren.
De dikte van de metaalplaten zal verschillend moeten zijn voor een betere geluiddemping en zal in geen geval minder mogen bedragen dan 10/10de voor de buitenplaat en 8/10de voor de binnenplaat. De gemeten geluiddemping van het paneelwerk volgens de certificeringsprocedure EUROVENT zal minstens 32 dB(A) moeten bedragen voor de centrale frequentie van 500 Hz. Het dempingsspectrum van het paneelwerk volgens EUROVENT zal moeten worden toegevoegd aan de selecties van de centrales.
De toegang tot de te onderhouden elementen zal gebeuren via brede deuren met scharniersystemen met uitwijkende as, om zodoende de afdichting niet te beschadigen bij het sluiten, en om een bijna volledige opening te hebben van de deur om de onderhoudshandelingen te vergemakkelijken.
De deur is uitgerust met sluithandgrepen met geleidelijke sluiting, die zowel aan de binnen- als aan de buitenzijde kunnen worden bediend.
De deurklinken en scharnieren moeten in composietmateriaal zijn om elke thermische brug te vermijden.
Elk element dat deel uitmaakt van de luchtbehandelingscentrale zal minstens demonteerbaar moeten zijn via een paneel dat gemakkelijk en volledig veilig kan worden verwijderd volgens de norm EN 13053.
De wanddoorvoeringen (doorvoerhuls, drukmeting, buizen batterijen ...) moeten initieel worden voorzien door de constructeur. Geen enkele wanddoorvoer zal op de werf moeten worden uitgevoerd. De toestellen moeten 99 % afbouwbaar zijn.
De binnenzijde van de centrale moet volledig glad zijn, zonder oneffenheden, noch schroeven die uitsteken, volgens de voorschriften van de Europese norm EN 13053.
Om het drukverlies te beperken in de luchtbehandelingscentrale, zal de luchtsnelheid in het vrije deel van de caissons volgens de Europese norm EN 13053 moeten voldoen aan de volgende klassen:
• Klasse V2 (d.w.z. tussen 1,5 en 2,0 meter/seconde) voor de Pulsiegroepen.
• Klasse V2 (d.w.z. tussen 1,5 en 2,0 meter/seconde) voor de Afvoergroepen (uitgerust met filters of batterijen).
• Klasse V4 (d.w.z. tussen 2,5 en 3,0 meter/seconde) voor de Afvoergroepen (zonder filters of batterijen).
De luchtkanalen moeten worden aangesloten op de groepen door middel van geïsoleerde soepele manchetten, om zodoende alle trillingen te vermijden en het thermische verlies te beperken.
Deze manchetten moeten bestaan uit een kader in gegalvaniseerd staal, met gecoat glas, brandbestendigheidsklasse M0, dubbelzijdig. Tussen deze 2 lagen wordt een isolerende mat van glasvezel met lange vezel geplaatst, die wordt samengehouden met een bindmiddel.
De bederfwerende manchetten moeten een minimale breedte hebben van 120 mm.
De kenmerken van de caissons moeten voldoen aan de Europese norm EN 1886 en moeten voldoen aan alle klassen die hierna worden vermeld:
• mechanische stabiliteit van de bekleding: klasse 2A
• dichtheid van de bekleding: klasse B
• thermisch geleidingsvermogen: klasse T2
• factor voor de thermische brug: klasse TB2
• lekkage afwijking filter: klasse F9
Zoals voor elke voorziening die trillingen veroorzaakt, beperkt de aannemer de transmissie van de trillingen en het geluid van de luchtbehandelingscentrale overeenkomstig de ‘bijkomende technische clausules’. Elke luchtbehandelingscentrale wordt zodoende geplaatst op een trilvaste basis, die specifiek werd berekend. De kost van de berekening en de trilvaste basis zijn voorzien in de prijs voor de groep.
Samenstelling en ligging van de groepen
De plaats wordt vermeld op de inschrijvingsplannen.
De uitrusting omvat caissons en onmisbare aansluitingen, en ook geluiddempers die de mogelijkheid bieden om te voldoen aan de geluidsvoorschriften van de ‘bijkomende technische clausules’. De geluiddempers worden geleverd door de leverancier van de ventilatiegroep, behalve als ruimtebeperkingen de plaatsing in het verlengde van de groep in de weg staan. In dit geval zijn ze extern, maar de kost blijft inbegrepen in onderhavig artikel.
De voorzieningen voor de luchtbehandeling en -distributie moeten eveneens voldoen aan de voorschriften van het artikel ‘Detectie, brandbescherming en rookafvoer’.
Gemotoriseerde kleppen
Alle kleppen hebben verschillende lamellen die draaien in tegengestelde richting op kogels en die voorzien zijn van flenzen in schuimrubber of neopreen, die een goede luchtdichtheid garanderen.
In het geval de kleppen slechts uiterste posities innemen bij het openen en sluiten, of enkel de luchtstroom regelen aan de ingangen van een mengkamer, dan kunnen de lamellen parallel draaien. De lamellen moeten in roestvrij aluminium zijn of in bekleed staal.
Aan de buitenkant van de kamers en de leidingen zijn zij uitgerust met een aanwijzer, die duidelijk de positie toont waarin zij zich bevinden.
De assen van de lamellen kunnen gemonteerd worden in nylon houders, ter vervanging van de kogellagers.
Elastische lamellen (of stukken met een speciale vorm) in roestvrij staal zijn voorzien aan de kanten van het kader om de lekkages te beperken.
Naast de vermelde voorschriften voldoet hun bouw aan de voorwaarden van de artikels C14.1.6. en van het typebestek Nr. 105.
De aandacht van de inschrijvers wordt gevestigd op de voorschriften inzake brandbescherming betreffende de vervaardiging van bepaalde kleppen die moeten fungeren als rookklep.
De inschrijvers moeten bij hun offerte de technische kenmerken voegen van de voorgestelde kleppen (drukverlies in functie van de doorvoersnelheid, totaal lekkage in functie van het drukverlies).
De installateur moet aan de directie van de werken de nota’s met toelichting bezorgen betreffende de definitieve keuze van de voorgestelde dempers.
De mengkamers
De mengkamers moeten dezelfde bouw- en afwerkingskenmerken hebben als de volledige romp van de groep.
Zij bevatten gemonteerde kleppen die aan de binnenkant van hun romp worden gekoppeld.
Luchtfilter
Gemeenschappelijke voorwaarden
a) De luchtfilters moeten voldoen aan de voorschriften van de norm NBN X 44 001 en art. C16 van het typebestek Nr. 105 van het ministerie van Openbare Werken. Bij gebreke aan testen volgens de norm NBN, kunnen de luchtfilters worden getest overeenkomstig de norm A.S.H.R.A.E.52 68 Rev. Nov. 72., of de norm EUROVENT 4/5.
b) De ontwikkelde oppervlakte van het filtrerend middel moet voldoen aan par. 6 van art. C16 van het typebestek Nr. 105. De snelheid van de luchtdoorvoer in de filter mag niet meer bedragen dan 3,00 m/sec. of 3,50 m/sec. (nominale snelheid). De gebruiksduur van de filter bedraagt minstens 5.000 uur.
c) De filters moeten geschikt worden zodanig dat ze vlot kunnen onderhouden en vervangen worden. Ze worden geplaatst in een hermetische kast, met hermetische toegangsdeuren en uitgerust met afgeschermde lampen bediend via een schakelaar en met een verklikkerlicht. De filters worden geleverd met alle toebehoren, zowel voor wat betreft de filteromgeving, als voor wat de verschillende controletoestellen betreft.
d) De filtrerende materie moet van categorie A1 zijn, volgens de norm NBN S 21 203 (of M1 volgens NBN S21 201).
e) De verslagen van de testen in het labo moeten worden bezorgd aan de directie van de werken vóór de filters worden geleverd op de werf.
f) Elke filter moet uitgerust zijn met een differentiële manometer die de weerstand meldt bij de luchtdoorvoer, en met een element met een waarschuwingslampje of een mechanisch lampje dat buitensporige weerstand meldt (aangevuld met contacten en relais voor de transmissie naar het algemeen bedieningspaneel).
g) In de luchtbehandelingsgroepen zijn de filters over het algemeen van het type ‘met zakken’. De zakken worden op hun plaats gehouden met ‘vasthoudbeugels’.
h) De zakken moeten worden gemonteerd op een basis in aluminium, en moeten vlot demonteerbaar zijn met het oog op hun reiniging of vervanging, in een minimum van tijd en met zo weinig mogelijk accessoires. De filtrerende zakken zijn in een bederfwerende filtrerende materie. Omwille van de standaardisering moeten de afmetingen gerespecteerd worden, om te zorgen voor een zo ruim mogelijke onderlinge verwisselbaarheid van de filters. De standaard afmetingen en de herkomst van het materiaal worden vermeld bij de eerste inwerkingstelling. Het vervangen van de filtrerende zakken moet gebeuren langs de bovenzijde ten aanzien van de luchtstroom; er is geen enkele toegang voorzien aan de andere zijde.
i) Er moet een volledige set vervangzakken worden geleverd bij elke filtrerende kamer.
Kenmerken van de werking
Het type, de klasse en de subklasse van de te gebruiken filter in elk van de groepen worden vermeld in het bijgevoegde schema.
a) Filters G95 (EU4).
De filters zijn van het vaste type. Het initieel drukverlies mag niet meer bedragen dan 50 Pa en 200 Pa op het moment van de vervanging.
De kenmerken van de ventilatoren worden berekend op basis van een gemiddeld drukverlies van 125 Pa.
b) Filters F 50 (EU6).
De filters zijn van het vaste type. Het initieel drukverlies mag niet meer bedragen dan 50 Pa en 225 Pa op het moment van de vervanging.
De kenmerken van de ventilatoren worden berekend op basis van een gemiddeld drukverlies van 150 Pa.
c) Filters F 85 (EU7).
Het retentievermogen van atmosferisch stof moet minstens 80 % bedragen.
De filters zijn van het vaste type en met zakken. Het initieel drukverlies mag niet meer bedragen dan 100 Pa en 250 Pa op het moment van de vervanging.
De kenmerken van de ventilatoren worden berekend op basis van een drukverlies van de luchtfilters van 150 Pa.
d) Filters F 95 (EU8).
Het retentievermogen van atmosferisch stof moet minstens 90 % bedragen.
De filters zijn van het vaste type met zakken. Het initieel drukverlies mag niet meer bedragen dan 150 Pa en 300 Pa op het moment van de vervanging.
De kenmerken van de ventilatoren worden berekend op basis van een drukverlies van de luchtfilters van 300 Pa.
e) Filters U99,99 (EU 13).
Het retentievermogen van atmosferisch stof moet minstens 99,99% bedragen.
De filters zijn van het vaste type en met zakken. Het initieel drukverlies bedraagt niet meer dan 250 Pa en 500 Pa op het moment van de vervanging.
De kenmerken van de ventilatoren worden berekend op basis van een drukverlies van de luchtfilters van 450 Pa.
De filtrering op de binnenkomende lucht en op de afgevoerde lucht is steeds inbegrepen. Platenwarmtewisselaar
Dit element zal courant kunnen worden gebruikt tot een luchttemperatuur van 150 C en een differentiële druk van 1000 Pa, met een lekdebiet tussen de luchtnetten voor afgevoerde en aangevoerde lucht van minder dan 1 % van het nominaal debiet.
De warmtewisselaar moet op het circuit voor de verse lucht minstens worden beschermd door een F6 filter volgens het Europees Comité voor Normalisatie.
Aan de kant van de luchtafvoer moet een condensaatopvangbak worden gemonteerd in roestvrij staal.
Deze volledige afvoerbak (voor de afvoer van condensaten zonder retentie) wordt uitgerust met een afvoerbuis met schroefdraad om ter plaatse aan te sluiten op een sifon.
Een dubbele bypassklep met geprofileerde kleppen in tegenovergestelde positie wordt gemonteerd op de warmtewisselaar aan de zijde van de luchtinlaat of aan de zijde van de luchtafvoer. Het betreft hier 2 kleppen geplaatst voor het bypassdeel EN voor de warmtewisselaar.
De regelbare klep zal worden voorzien van assen op kogellagers en vervaardigd in gegalvaniseerd plaatstaal met een dikte van minstens 2 mm.
Het zal voorzien zijn om deze aan te sluiten op een servomotor. De aandrijving gebeurt door waterdichte tandwielen. Deze handeling moet kunnen worden uitgevoerd aan dezelfde kant van de voedingsleidingen van de batterijen.
Warmtewisselaar met warmtewiel
De aan- of afwezigheid van een warmtewisselaar met warmtewiel staat vermeld in het bestek.
Batterijen.
De batterijen worden gerealiseerd en ontworpen overeenkomstig de technische voorschriften van de artikels C10 paragraaf 3 en C12 paragraaf 5 van het typebestek 105 van 1990.
Gemeenschappelijke voorwaarden
a) De batterijen worden gerealiseerd met geribde buizen in vertind koper, ze worden getest in de fabriek bij een hydraulische druk van minstens 20 bar.
b) De caissons in kopergoed zijn gerealiseerd in elementen metaalplaat versterkt met profielen of door ombuiging, vervolgens worden ze volbad gegalvaniseerd of gemetalliseerd met een zinkspray, naar rato van 900 gr/m2.
c) Bevestigingen met 'Parkerschroeven' zijn niet toegestaan.
d) Geen enkel element van de batterijen mag een lengte hebben van meer dan 1,5 m, met het oog op een vlotte demontage en een eventuele latere vervanging.
e) De batterijen moeten gemakkelijk kunnen worden uitgehaald, de rails worden ontworpen met dubbel roestvrij profiel om de wrijvingscoëfficiënt te beperken.
f) Om de batterijen vlot te kunnen demonteren moet er voldoende ruimte voorzien zijn om een vlotte toegankelijkheid mogelijk te maken. Die demontage moet vlot kunnen gebeuren zonder dat het nodig is om leidingen of ander toebehoren te verwijderen (de lengte van het batterij-element is compatibel met de beschikbare vrije ruimte).
g) Het drukverlies bij de luchtdoorvoer in elk van de batterijen wordt weergegeven in het overzicht van de kenmerken; dit overzicht vermeldt ook de aard van de vloeistof die door de batterij loopt.
h) Om de gelaagdheid van de temperaturen van de lucht die de batterijen verlaat tot een minimum te beperken, moeten zij worden opgebouwd met verschillende schermen die worden doorlopen
i) achtereenvolgens door het water, afwisselend van hoog naar laag en van laag naar hoog, of van links naar rechts en van rechts naar links. Voor de verwarmingsbatterijen wordt het ingangsscherm van het water geplaatst aan de zijde van de luchtingang als er gevaar voor vorst kan zijn, en aan de zijde van de luchtuitgang indien dit gevaar niet bestaat. Voor de koelbatterijen wordt het ingangsscherm van het water geplaatst aan de zijde van de luchtuitgang.
j) Alle batterijen zullen worden getest volgens de norm EN 1216.
Om de thermische bruggen te beperken tussen collectoren en panelen en om de luchtdichtheid te garanderen, zullen de hydraulische verbindingen ter hoogte van de wanddoorvoer worden geïsoleerd met een rubberen flens, overeenkomstig het voorschrift van de norm EN 13053.
k) Ruimte tussen rib van minstens 2 mm voor de warme batterijen en 2,5 mm voor de koude batterijen.
l) Voor de koude batterijen: coating op rib en condensaatbak in roestvrij staal.
Voorverwarmingsbatterijen
Elke batterij die rechtstreeks in contact komt met de lucht waarvan de temperatuur 0 C kan zijn of minder, is uitgerust met een antivriesthermostaat met lang capillair die rechtstreeks wordt geplaatst tegen
de ribben (zijde onderaan) en die reageert op de temperatuur van het koudste punt van het capillair. Vanuit elektrisch standpunt werkt deze thermostaat als omkeerschakelaar met bruuske onderbreking.
Deze
thermostaat heeft een ingestelde waarde van + 5 C.
De antivriesthermostaat moet kunnen worden gedemonteerd uit de caisson van de batterij; hij moet worden gemonteerd op een uittrekbaar frame.
De voorverwarmingsbatterijen van de pulsiegroepen en de verwarmingsbatterijen voor de groepen die slechts één batterij hebben, moeten werken bij een constant debiet en een variabele watertemperatuur om een frequente werking te vermijden van de antivriesveiligheid door temperaturen van minder dan 0 C maar die geen 10 C halen.
Zij worden daarom elk uitgerust met een circulatiepomp geplaatst op de wateruitgang aan de batterij, een modulerende gemotoriseerde driewegklep geïnstalleerd als mengelement, afsluitkranen en regelkranen, een filter en toebehoren zoals thermometers en aflaat- en ontluchtingskranen.
Verwarmingsbatterij.
De verwarmingsbatterijen of de ‘afwerkers’ van de pulsiegroepen moeten worden uitgerust met een modulerende gemotoriseerde tweewegklep geïnstalleerd als verdeelelement, afsluitkranen en regelkranen, en toebehoren zoals thermometers en aflaat- en ontluchtingskranen.
Koelbatterijen.
De koelbatterijen moeten uitgerust zijn met een bak om het condenswater op te vangen.
Deze bak wordt vervaardigd in een gegalvaniseerde metaalplaat met een roestvrije binnenbekleding en een waterdichte buitenbekleding, om condensatie aan de buitenkant van de bak te vermijden.
Condensaties moeten naar de riolering worden afgevoerd door het invoegen van een voldoende hoge luchtonderbreker, rekening houdende met de druk die de lucht kan bereiken op de plaats waar de koelbatterij zich bevindt.
Er wordt ook een druppelafscheider voorzien, ofwel in een aluminium plaat ofwel in plastic van categorie A2 volgens NBN S21.203. De afscheider moet worden gemonteerd op een uittrekbaar frame.
De koelbatterijen van de pulsiegroepen moeten worden uitgerust met een gemotoriseerde tweewegklep, afsluitkranen en regelkranen en toebehoren zoals thermometers en aflaat- en ontluchtingskranen.
Ventilatoren
De ventilatoren voldoen aan de technische voorschriften van hoofdstuk C13 van het typebestek Nr. 105 van 1990, aangevuld door de volgende voorschriften:
Centrifugale ventilatoren
Volgens de aanduidingen op het schema zijn bepaalde ventilatoren van het centrifugale type met vast debiet, en andere ventilatoren met variabel debiet.
a) De motor-ventilatorgroepen worden onder een behuizing geplaatst. Alle centrifugale ventilatoren zijn van het geruisloze type, statisch en dynamisch gebalanceerd, volgens V.D.I. Ze zijn dubbel aanzuigend met achterovergebogen schoepen. De motoren zijn met stalen rails bevestigd aan het frame. De wijze van opbouw van dit geheel moet bij de inschrijving worden beschreven in een bijlage.
b) De lagers zijn zelfuitlijnend en glad, met gemakkelijk afneembare smeerring of uitgerust met rollagers. Niettemin kunnen de lagers kogellagers zijn, op voorwaarde dat wordt voldaan aan de akoestische voorwaarden van het artikel ‘Akoestische voorschriften’. Zelfsmerende lagers zijn niet toegestaan. Alle maatregelen moeten worden genomen om olie- of vetvlekken te vermijden.
c) De motor-ventilatorgroep wordt gemonteerd op een gemeenschappelijk frame, vervaardigd met profielen. Het geheel rust op trilvaste dragers, waarvan de afmetingen zorgvuldig worden bepaald, om rekening te houden met de omstandigheden bij het functioneren. De aansluiting van de ventilator op de toestellen of op de luchtleidingen gebeurt door de tussenplaatsing van een elastische manchet aan de terugvoer en de plaatsing van een tweede manchet aan het zuigelement, in het geval van een enkelaanzuigende ventilator.
d) Alle centrifugale ventilatoren zijn met n-aantal V-riemen, waarbij de werking wordt gegarandeerd door (n l) riemen. Voor elke transmissie wordt er een bescherming gegarandeerd. Voor elke groep wordt er een reserveset voorzien. Als deze post niet voorkomt in de meetstaat, dan moet hij worden beschouwd als inbegrepen in het bedrag van de post ‘ventilator’ of van de groep met de ventilator. De katrollen (ventilatoren en motoren) zijn gegroefde katrollen met afneembare doppen van het type SERAX of gelijkaardig.
e) De elektrische motoren zijn van het asynchrone type met kooi, bescherming IP 54, klasse F, 1.500 tr/min. maximum bij synchroniciteit, geruisloze werking. De lagers van de motoren mogen kogellagers zijn, op voorwaarde dat wordt voldaan aan de akoestische voorwaarden. De aandrijfmotoren van de ventilatoren met voorovergebogen schoepen moeten een nominaal vermogen hebben dat overeenkomt met 120 % van het opgenomen vermogen aan de overeenkomstige ventilatoras.
f) De rotatiesnelheid van de ventilatoren mag niet meer bedragen dan 3000tr/min.
g) De kenmerken van de ventilatoren moeten worden bepaald volgens de procedures voorgeschreven door het document BVW 508 van de Belgische Vereniging voor Werktuigkundigen. De karakteristieke curves van de voorgestelde ventilatoren die op deze manier worden bepaald, en die de debieten aangeven, de manometrische hoogte, het opgenomen vermogen en het rendement, moeten samen met de inschrijving worden ingediend, en het gekozen werkpunt moet er duidelijk op vermeld staan, en men dient er hierbij op te letten dat men niet aan de gebruikslimieten zit.
Axiale ventilatoren.
Ventilatoren van het ‘axiale’ type bestaan hoofdzakelijk uit:
a) een metalen romp;
b) een basis voor de toevoer en afvoer van lucht, aan te sluiten op metalen luchtleidingen, met tussenplaatsing van soepele manchetten;
c) een schroefturbine gemonteerd aan het einde van de aandrijfmotor, en statisch en dynamisch gebalanceerd;
d) een asynchrone motor, met rotor in kortsluiting, bescherming IP54, klasse F, rotatiesnelheid bij synchroniciteit maximum 1.000 tr/min., van het type om te monteren op de horizontale as, gekoeld zodanig dat de limiettemperatuur van de wikkelingen niet wordt bereikt, ook niet bij 30 C buiten;
e) het binnenelement van de steun van de motor en van de beschermingskap;
f) de beschermingskap, monocoque, die de motor beschermt en die de verdeling garandeert van de afgevoerde lucht; de kap moet worden uitgerust met een deurtje dat toegang geeft tot de motor;
g) een klemmenblok aan de buitenzijde van de kap, die de elektrische aansluiting van de motor mogelijk maakt;
h) beschermend traliewerk, voor assemblage aan de motorzijde en aan de zijde van de schroef.
De basis en de kap moeten worden beschermd tegen roestvorming, hetzij door galvanisatie, hetzij door een vervaardiging in aluminium; de verschillende uitvoeringswijzen kunnen worden voorgesteld en toegelicht in een bijlage bij de inschrijving. Alle andere delen worden beschermd met verf.
De axiale motor-ventilatorgehelen zijn bevestigd aan de structuur, onafhankelijk van de luchtleidingen. De ophangelementen van de gehelen moeten uitgerust zijn met trilvaste elementen. De motor is van het type met 1 of 2 versnellingen, naargelang het geval.
Geluiddempers
De aannemer moet geluiddempers voorzien in functie van de kenmerken van het materiaal dat zij voorzien, om te voldoen aan de geluidsvoorschriften van het artikel ‘Bijkomende technische voorschriften’. Deze geluiddempers, minstens 4 qua aantal (een voor elke luchtingang/-uitgang van de groep), worden gemaakt in de vorm van metalen caissons met absorberende oppervlakken en/of trilholtes.
Ze worden voorzien door de fabrikant van de ventilatiegroep, tenzij indien ruimtebeperkingen de plaatsing van de geluiddempers in het rechtstreekse verlengde van de luchtingangen/-uitgangen verhinderen. In alle gevallen moet de kost van de geluiddempers geïntegreerd worden in deze post. De gebruikte materialen zijn niet brandbaar, bederfwerend en reukloos en bestand tegen de temperaturen en de vochtigheid waaraan ze tijdens de werking zullen worden blootgesteld. Zij behoren tot categorie A1 overeenkomstig de norm NBN S 21 203.
Ander toebehoren
Panelen, klapdeuren en toegangsluiken.
De aanneming omvat alle toebehoren nodig om toegang te verlenen tot het materiaal waarvan ze afhankelijk zijn en om de mogelijkheid te bieden om leidingen, geluiddempers en absorberende bekleding schoon te maken, enz., en overal waar er regelmatige controle vereist is; de toegang verloopt via deuren, panelen, enz.
Het demonteren van de panelen moet vlot kunnen gebeuren en de bevestigingselementen moeten waterdicht zijn. Het sluiten van de deuren moet gebeuren via één handgreep die via nauwkeurig verdeelde punten een gelijkmatige vastzetting van de afdichting garandeert (sluiting type brandkluis). De afdichtingen moeten in synthetisch rubber zijn met stikstofcellen.
Mechanische weerstand
Deze elementen zijn bedoeld om, ofwel in een deel van een luchtbehandelingsgroep, ofwel in een stuk luchtleiding, een drukverlies te creëren om de luchtstroom in evenwicht te brengen of te uniformeren.
Ze bestaan bijvoorbeeld uit een opeenvolging van geperforeerde metaalplaten; ze zijn ontworpen zodat ze noch geluid noch trillingen genereren.
Mondstukken voor meting
Mondstukken of leidingen met een sluitingselement moeten systematisch voorzien worden voor statische drukmetingen, al dan niet permanent aangesloten op een differentiële manometer, bovenaan en onderaan de batterijen, filters en mechanische weerstanden.
Antivriesschuif.
De antivriesthermostaat wordt gemonteerd op een schuif die wordt ontworpen om de totaliteit te bedekken van de zone van de voorverwarmingsbatterij.
Dit deel heeft een minimale breedte van 300 mm en is uitgerust met een rooster dat zijdelings uittrekbaar is voor het monteren van een of meerdere antivriesthermostaten.
Er wordt een toegangsdeur met scharnieren van minstens 300 mm breed voorzien.
noodstop
Er zal een stopknop geïnstalleerd worden om de ventilatoren te kunnen stoppen in geval van gevaar.
Technische fiche in te dienen bij de werfdirectie vóór uitvoering, in de zin van de voorafgaande keuring opgenomen in de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten:
Centrale in zijn geheel:
• merk en type van de centrale
Filtrering:
• type voorgestelde filters
• toegestane nominale snelheid voor de filtreringscaisson en voor het filtreringsmiddel in m/s
• netto filtrerend oppervlak voorgesteld per groep
• drukverlies bij luchtdoorvoer (in Pa en in mm WK):
o voor de propere filter in functie van de snelheid
o voor de bevuilde filter en voor de toegestane snelheid, in functie van de selectie van de groep
Batterijen:
• de snelheid
• het aantal schermen
• het drukverlies bij luchtdoorvoer
• het drukverlies bij waterdoorvoer
• aard van de bestanddelen.
Ventilatoren
a) Voor elke pulsie- of afvoergroep:
• het merk en het type van de ventilator
• het debiet, de statische druk en de totale druk
• de efficiëntie van de ventilator
• het opgenomen vermogen op de ventilatoras
• het vermogen van de motor
• de rotatiesnelheid van de ventilator en van de motor
• het geluidsniveau.
b) De kenmerkende curves van de voorgestelde ventilatoren vermelden de debieten, de manometrische hoogte, het verbruikte vermogen, de efficiëntie en het gekozen werkingspunt. De debieten worden vermeld in m3/u, bij 0 en 760 mm Hg.
Berekeningsnota’s moeten samen worden ingediend met de technische fiche
Het komt de aannemer toe om de totale druk van elke ventilator te berekenen, rekening houdende met het circuit waarop deze werkt, dus met inachtneming van de drukverliezen van de verschillende toestellen die door hen worden voorgesteld en van de luchtleidingsnetten. De berekeningsnota is een Excel-bestand volgens het uitvoeringsplan, waarop elk element dat drukverlies genereert, wordt vermeld. Elke lijn van het Excel-bestand vermeldt ofwel:
- een element dat een drukverlies genereert: een brandklep, een schuif, een VAV, een CAV, een ventilatierooster, een geluiddemper, …
In dit geval wordt het drukverlies overgenomen van de technische fiche van het element in kwestie. Het Excelbestand vermeldt het paginanummer van de technische fiche van het element dat het drukverlies genereert op het gegeven debiet (Dit vereist dat de technische fiches van deze elementen voorafgaandelijk werden goedgekeurd door de directie van de werken).
- een technisch kokerelement: rechte lengte, bocht, T-stuk, …
In dit geval wordt het drukverlies berekend met behulp van een formule in Excel en tabellen die in het Excelbestand worden gekopieerd.
De berekeningsnota’s worden voor elke uitvoering ingediend bij de directie van de werken.
Het ontbreken van de technische fiche impliceert de weigering van de voorafgaande technische oplevering.
Ter herinnering, de wetgeving inzake overheidsopdrachten kent de aanbesteder een termijn van 30 dagen toe om zijn beslissing tot goedkeuring of weigering mee te delen.
Een ontbrekende berekeningsnota impliceert dat de aannemer de volledige verantwoordelijkheid neemt, en zich blootstelt aan de risico’s van demontage in geval van onvoldoende debiet of van buitensporig verbruik van de ventilatiegroepen.
Bijkomend werk
De aannemer houdt in deze post rekening met alle akoestische studies en voorzorgsmaatregelen die nodig zijn om de geluidsniveaus voorgeschreven in de ‘aanvullende technische clausules’ te halen. Het betreft alle bronnen van geluid, of het nu het luchtgeluid is afkomstig van de ventilatiegroep, van de luchtstroom in de kokers, het regenereren van geluiden in de regelelementen, … of contactgeluiden afkomstig van de trillingen van de ventilatoren.
61.21.9f Plafondgroep 925 m³/u FH st
Gecontroleerde mechanische ventilatie-eenheid met hoog rendement warmterecuperatie. Het betreft een eenheid waarvan de zelfdragende structuur in gegalvaniseerd staal is. Het buitenste deel van de behuizing is gerealiseerd in gelakt staal (RAL7016), wat zorgt voor een zichtbare montage van de groep. De panelen hebben dubbele wanden van 30 mm met een thermische en akoestische isolatie in rotswol (60 kg/m³). De buitenkant is in voorgelakt staal type thermonetvorming met silicone, de binnenkant is in gegalvaniseerd staal, milieubeschermingsklasse C4. Het bevat een aluminium tegenstroomwisselaar, een condensaatinzamelbak in roestvrij staal en ventilatoren met schoepen achteraan met gelijkstroommotor en regeling. De eenheden zijn uitgerust met filters met zakken klasse ePM1=70 % voor de verse lucht en ePM10=50 % voor de retourlucht. De eenheid wordt gebruiksklaar geleverd, volledig voorbekabeld. Een afstandsbediening is inbegrepen, hiermee kan het toestel bediend worden zonder het te openen. Het volstaat om de spanning (buiten het toestel) en de afstandsbediening te verbinden en de werking van het toestel in te stellen. Het toestel bevat standaard een modulerende bypass (100 %), en regeling. Deze is uitgerust om de geïnstalleerde opties te ontvangen en ze te sturen naargelang uw wensen. De deuren zijn voorzien van rails. Classificatie volgens EN1886: Mechanische weerstandsklasse van de bekleding: D1 Klasse warmtedoorgangscoëfficiënt U: T3 Klasse thermische brugfactor Kb: TB2 Dichtheidsklasse van de bekleding (verse lucht en retourlucht): L2 Klasse lekkages afwijking van de filters (verse lucht en retourlucht): F9 Voeding: Ventilatoren + Regeling Spanning: 1 x 230 V Sterkte: 5,3 A max. Elektrische beveiliging: D6A - 10kA - AC3 Ventilatoren De eenheden zijn uitgerust met ventilatoren met elektronische schakelmotor die een nauwkeurige controle mogelijk maakt van het werkpunt en een extreem hoog rendement haalt (tussen 60 en 85 %). De motor is een gelijkstroommotor met permanente magneten, maar hij werkt op wisselstroom. Hij wordt bevestigd aan een elektronische module die de rotor schakelt en de werking ervan controleert. Lekstroom <= 3,5 mA volgens EN 60990. Classificatie dynamisch balanceren ventilatoren: klasse G6.3 volgens ISO1940. De turbine van de ventilator is in composietmateriaal. | |||
Pulsie | Afvoer | ||
Luchtdebiet: | 925 m³/u | 925 m³/u | |
Intern drukverlies: | 154 Pa | 146 Pa |
Extern drukverlies: | 200 Pa | 200 Pa | |||||||||
Nog beschikbaar drukverlies: | 436 Pa | 381 Pa | |||||||||
Rotatiesnelheid: | 2217 rpm | 2271 rpm | |||||||||
Spanning: | 230 V | 230 V | |||||||||
Sterkte: | 0,86 A | 0,93 A | |||||||||
Vermogen: | 197 W | 215 W | |||||||||
Selectie op x % van het max. van de eenheid | 44,8 % | 47,6 % | |||||||||
Energie-efficiëntie schone filters (SFPv): 1,60 kW/(m³/s) Geluidsniveau Detail van geluidniveaus (ISO3743 & ISO5136) | |||||||||||
Geluidsvermogensniveaus Lw | 63 Hz | 125 Hz | 250 Hz | 500 Hz | 1 kHz | 2 kHz | 4 kHz | 8 kHz | Tot | ||
nieuwe luchtinlaat (in koker) | 60,3 | 58,3 | 64,6 | 58,4 | 52,4 | 45,9 | 44,3 | 38,0 | dB | 60,0 | dBA |
nieuwe luchtuitlaat (in koker) | 52,8 | 52,7 | 56,8 | 50,7 | 50,4 | 48,2 | 40,0 | 34,9 | dB | 55,3 | dBA |
Verouderde luchtinlaat (in koker) | 53,9 | 53,6 | 56,7 | 48,8 | 48,8 | 44,7 | 35,1 | 35,1 | dB | 54,6 | dBA |
Verouderde luchtuitlaat (in koker) | 61,6 | 61,3 | 69,4 | 62,7 | 62,7 | 60,1 | 53,8 | 51,0 | dB | 67,7 | dBA |
Uitgestraalde caisson | 67,1 | 63,1 | 68,2 | 48,9 | 48,9 | 40,3 | 35,1 | 32,0 | dB | 61,0 | dBA |
Geluidsdrukniveau Lp | |||||||||||
A-gewogen totale geluidsdruk van de free-field box (d=3m) (RF-600000000/DF-1/z-20,40).(dB re. 20 μPa) | 37,4 | dBA | |||||||||
Regeling De groepen worden standaard volledig voorbekabeld geleverd met een algemene schakelaar en een geïntegreerde en volledige regeling van de eenheid. (Gedecentraliseerde regeling). Deze omvat alle vereiste componenten en is volledig aangesloten op de temperatuursondes, de ventilatoren, de algemene schakelaar, de stuurcilinder van de modulerende bypass (100 %), evenals op de opties van voorverwarmen, naverwarmen. Het systeem is klaar om de gekozen opties te ontvangen. Men moet enkel de eenheid aandrijven en het systeem configureren. De regeling zorgt voor alles: • Regelen en sturen van de ventilatoren bij constante debietmodus. • Automatisch sturen van de modulerende bypass voor de free cooling •Antivriesbescherming van de lucht-luchtwisselaar door debietmodulatie, elektrische voorverwarming of modulerende bypass. •Openen/sluiten van de gemotoriseerde kleppen. •De uurregeling beheren. •Beheren van de verschillende alarmen (brand, druk, onderhoud, defect). Weergeven en configureren van alle systeemparameters via RC, GRC, GTB of webpagina’s. •De communicatie in MODBUS, BACnet of KNX. Het weergeven en configureren van alle systeemparameters gebeurt via een afstandsbediening met touchfunctie. Een afstandsbediening kan 4 tot 6 toestellen bedienen. Het bedrijf bepaalt het aantal benodigde afstandsbedieningen met touchfunctie voor alle eenheden. De afstandsbedieningen worden in gesloten glazen kastjes geplaatst. Alles is inbegrepen in de prijs van de post. Recuperator - WK |
De wisselaar is van het type lucht/lucht met tegendruk en hoog rendement. Hij is vervaardigd in aluminium bestand tegen zeewater, voor een temperatuur tot 80°C. De uitgevoerde dichtheidstesten volgens DIN1946 tonen een lekkagepercentage van 0.017 % bij 400 Pa verschil tussen de 2 luchtstromen. De wisselaar voldoet aan de norm EN 308. Atmosferische druk: 1013 mbar Eurovent certificering | |||
Verse lucht | Vervuilde lucht | ||
Luchtdebiet: | 925 m³/u | 925 m³/u | |
Luchtsnelheid in de REC: | 1,48 m/s | 1,41 m/s | |
Temperatuur van de luchtinlaat: | -10,0 °C | 22,0 °C | |
Relatieve vochtigheid aan de ingang: | 90% | 50% | |
Absolute vochtigheid aan de ingang: | 1,6 g/kg | 8,2 g/kg | |
Drukverlies in de REC: | 93 Pa | 125 Pa | |
Pulsie | Afvoer | ||
Temperatuur van de luchtuitlaat: | 18,7 °C | 2,9 °C | |
Relatieve vochtigheid aan de uitgang: | 11,9 % | 95,9 % | |
Absolute vochtigheid aan de uitgang: | 1,6 g/kg | 4,5 g/kg | |
Teruggewonnen vermogen natte bol: | 8,9 kW | ||
Rendement wisselaar natte bol: | 89,8 % | ||
Rendement wisselaar droge bol: | 82,4 % | ||
Condensaten De condensaten gegenereerd door de warmtewisselaar worden standaard afgevoerd door de zwaartekracht. Als dit type afvoer niet mogelijk is, dan moet er in de post een condensaatpomp worden voorzien. Deze wordt in de fabriek gemonteerd in de condensaatbak. Zij wordt uitgerust met een schakelaar en een alarm gebaseerd op het waterniveau. De afvoer van condensaten moet worden voorzien door de inschrijver en is inbegrepen in deze post. Antivries Er zijn verschillende strategieën voor antivriesbescherming beschikbaar voor de eenheden met tegenstroomwisselaar: - Reductie van het pulsiedebiet (standaard strategie in alle eenheden). - Modulering van de bypass, enkel voor de eenheden uitgerust met een modulerende bypass. In de huidige staat van de selectie zal de eenheid werken in antivriesomstandigheden. Deze omstandigheden van debietmodulering mogen niet in aanmerking worden genomen in de berekening, omdat het gebruikte model voor de berekening van de warmtewisselaar dit niet toelaat. Dit heeft echter geen impact op de berekening van de naverwarming. |
Filter - G/F De eenheden worden geleverd met zakfilters van klasse ePM10=50 % aan de afvoer voor vervuilde lucht, en van klasse ePM1=70 % aan de inlaat voor verse lucht. De filters zullen de wisselaar beschermen en garanderen een optimale kwaliteit van de lucht aan de binnenzijde. De filters worden gemonteerd op een rail en ze zijn vlot toegankelijk via de toegangsdeuren die op de rails worden gemonteerd. De toegangsdeuren zijn schuifdeuren. | ||
Pulsie | ||
Luchtsnelheid: | 1,21 m/s | |
Initieel drukverlies: | 62 Pa | |
Uiteindelijk drukverlies: | 138 Pa | |
Afvoer | ||
Luchtsnelheid: | 1,21 m/s | |
Initieel drukverlies: | 21 Pa | |
Uiteindelijk drukverlies: | 98 Pa | |
Bijzondere kenmerken Het geheel moet in overeenstemming zijn met het reglement NO 1253/2014 (ERP2018-Lot6) De beschikbare druk aan de uitgang van de groep moet worden berekend door de inschrijver. De berekeningsnota van het drukverlies van het net moet ter goedkeuring worden overgemaakt aan de directie van de werken, evenals de akoestische berekeningsnota van het luchtbehandelingsnet. METINGSWIJZE - meeteenheid: st - meetcode: Volgens de afmetingen in de constructie - aard van de overeenkomst: FH |
61.22 Voorzieningen - Ventilatoren
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Ventilator: turbomachine die mechanische energie ontvangt en gebruikt, met behulp van een of meerdere wielen met schoepen, om zodoende te zorgen voor een continue luchtstroom.
Ventilatiekast: box met een ventilator en perforaties.
Luchtbehandelingskast: geassembleerd in de fabriek, geplaatst in een box, bestaat uit zones met een of meerdere ventilatoren en andere voorzieningen die nodig zijn om een of meerdere van de volgende functies te realiseren: circuleren, filtreren, opwarmen, koelen, recupereren van warmte, bevochtigen, ontvochtigen en lucht mengen.
61.22.1 Ventilatiekasten
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
De ventilatiekasten is een eenheid die bestaat uit een ventilator, luchtinlaat-en uitlaat openingen en is bedoeld om de lucht te laten circuleren in een ventilatie-instalatie.
MATERIALEN
De afmetingen van tubulures zullen compatibel zijn met die van de ventilatiekanalen die zijn aangesloten op de ventilatiekast.
Aangevuld als volgt :
Het is een aan de muur gemonteerde mechanische extractor voor extractie in sanitaire voorzieningen (zie plannen).
De toevoer van nieuwe lucht wordt verzorgd door de openingen die hiervoor in de deuren (PM archi) zijn aangebracht.
Spiraalvormige muurventilatoren
Plaat - motorsteun voor gegalvaniseerde stalen platen beschermd door beige epoxy-polyester lak. 5-blads propeller in aluminium (modellen 200 tot 350) en staalplaat (model 400) beschermd door zwarte polyester lak.
Alle modellen zijn uitgerust met een vacuüm beschermrooster.
Eenfasige motor 230V-50Hz, variabele spanning met geïntegreerde thermische beveiliging, inductie met startcondensator, IP 44, klasse B, met levenslang gesmeerde kogellagers.
Wordt geleverd met een voedingskabel van 50 cm.
Aanpassingen en boren voor de installatie van het element dat in dit item is opgenomen.
UITVOERING/VERWERKING
De ventilatiekast moet zo centraal mogelijk worden geïnstalleerd ten opzichte van de verschillende ventilatieopeningen en zo dicht mogelijk bij de luchtuitlaat in de wand of het dak.
De entilatiekast wordt op zolder, in een technische ruimte of in een vals plafond (sanitaires) geïnstalleerd om geluidshinder te voorkomen.
De ventilatiekast wordt bevestigd door middel van apparaten (stille blokken, antitrillingskussens,... ) om de overdracht van trillingen te beperken.
De ventilatiekast moet gemakkelijk toegankelijk blijven voor onderhoudsdoeleinden.
61.22.1f Ventilatiekast voor afzuiging - 100m³/h VH/st
61.22.1g Ventilatiekast voor afzuiging - 150m³/h VH/st
61.22.1h Ventilatiekast voor afzuiging - 250m³/h VH/st
61.22.3 Luchtbehandelingskasten
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
De luchtbehandelingskast is een geheel met een of meerdere ventilatoren, een systeem met een warmtewisselaar, openingen voor contacten en luchtafvoer, filters, een eventuele bypass, bedoeld om de lucht te laten circuleren en te behandelen in een ventilatie-installatie.
UITVOERING/VERWERKING
De luchtbehandelingskasten worden bij voorkeur geplaatst in een technisch lokaal of in een dakconstructie en ze moeten vlot toegankelijk zijn voor onderhoudshandelingen.
In het geval van een montage in een dakconstructie moet het inspectieluik groot genoeg zijn voor de doorgang van één persoon, en moet het luik toegankelijk blijven.
61.22.3x Stopknop van de ventilatoren FH st
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Aangevuld als volgt:
Er zal een stopknop geïnstalleerd worden per verdieping en deze zal alle ventilatoren buiten werking kunnen stellen in geval van gevaar. De definitieve plaats van elk van deze elementen zal gepreciseerd worden voor de uitvoering.
METINGSWIJZE
- meeteenheid:
st
- meetcode:
Volgens de afmetingen in de constructie
- aard van de overeenkomst: VH
61.3 Ventilatie - distributie
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alles wat verband houdt met de luchtkanalen, inclusief hun toebehoren (bochten, aftakkingen, transformatiecomponenten ...) en hun bevestigingen.
Dit omvat ook de luchtbehandelingsaansluiting aan de eindstukken, aan de ventilatiekasten, aan de luchtbehandelingskasten, aan de geluiddempers en andere componenten van het ventilatiesysteem.
De elementen voor het uitbalanceren van het drukverlies (met uitzondering van deze rechtstreeks geïntegreerd in de openingen) zijn eveneens inbegrepen in deze post.
61.31 Distributie - luchtbehandelingsleidingen, dempers, regelkleppen en filters
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Deze post omvat alles wat verband houdt met de luchtkanalen, inclusief hun toebehoren (bochten, aftakkingen, transformatiecomponenten ...) en hun bevestigingen. Dit omvat ook de luchtbehandelingsaansluiting aan de eindstukken, aan de ventilatiekasten, aan de luchtbehandelingskasten, aan de geluiddempers en andere componenten van het ventilatiesysteem. De elementen voor het uitbalanceren van het drukverlies (met uitzondering van deze rechtstreeks geïntegreerd in de openingen) zijn eveneens inbegrepen in deze post.
De leidingen moeten overeenstemmen met de trajecten en de afmetingen vermeld op de plannen.
Indien er geen specifieke voorschriften zijn, dan moeten de buizen rond zijn, in gegalvaniseerd staal, spiraalvormig bevestigd en overeenkomstig de norm [NBN EN 1506].
Als het gebruik van flexibele buizen is toegestaan, dan moet dit zoveel mogelijk worden beperkt.
De buizen voor luchtpulsie geïnstalleerd buiten het beschermde volume, die voorverwarmde of gekoelde lucht vervoeren, moeten geïsoleerd zijn.
De buizen voor luchtafvoer geïnstalleerd buiten het beschermde volume, die geleid worden naar een systeem voor warmteterugwinning, moeten geïsoleerd zijn.
De verbindingen tussen de verschillende elementen van de luchtkanalen zullen moeten voorzien worden van dichtingen vooraf vervaardigd in de fabriek, om een goede luchtdichtheid te garanderen.
De verbinding tussen de onbuigbare buizen en de ventilatiekast of de luchtbehandelingskast moet verplicht gebeuren met behulp van een trillingsdempende manchet.
Voor de collectieve systemen
De installatie van het net moet de normale onderhoudshandelingen van dit net toelaten.
De buizen zullen worden bevestigd met behulp van geïsoleerde beugels en zullen worden aangesloten met verbindingsstukken die vanuit de fabriek worden geleverd.
De luchtafvoerelementen zullen worden verbonden met de ventilatiekanalen via een flexibele geluidsbuis waarvan de diameter wordt opgenomen in de plannen voor de inschrijving, of wordt berekend door de aannemer in functie van het gespecificeerde debiet op het plan. Deze berekening respecteert zowel de maximale snelheid als de geluidsspecificaties van de bijkomende technische clausules.
Express aftakkingselementen zullen worden verboden omwille van redenen die verband houden met de luchtbehandeling en het geluid.
Bij de doorvoering van tegels moet de verbinding beton-buis voorzien worden van een dichting, zodat de trillingen in de structuren en de emissie van geluidsgolven worden gedempt.
Onderaan de kolom moet een reinigingsbuffer worden voorzien die verwijderbaar en toegankelijk is via een controleluik. Indien de afstand opening-kolom gering is, dan kan de reiniging gebeuren via de opening.
UITVOERING/VERWERKING
In de luchtkanalen zal de luchtsnelheid worden beperkt tot de volgende waarden:
- Residentiële gebouwen:
-- Initieel gedeelte (indien het niet door gebruikte zones loopt): Aanbevolen: 4 m/s - Maximaal: 6 m/s
-- Gedeelte dat niet door gebruikte zones loopt: Aanbevolen: 3 m/s - Maximaal: 4 m/s
-- Eindstuk: Aanbevolen: 1,5 m/s - Maximaal: 2 m/s
- Niet-residentiële gebouwen (kantoren, scholen, ...):
-- Initieel gedeelte (indien het niet door gebruikte zones loopt): Maximaal: 5 m/s
-- Gedeelte dat niet door gebruikte zones loopt: Maximaal: 4 m/s
-- Eindgedeelte (dat wordt aangesloten op een ventilatieopening): Maximaal: 2 m/s
De inschrijvingsplannen zijn gebaseerd op deze hypothesen. Voor de realisatie van de uitvoeringsplannen zal de aannemer zich baseren op dezelfde hypothesen.
REFERENTIEDOCUMENTEN
- Uitvoering
[NBN EN 12097, Luchtverversing van gebouwen - Luchtkanalen - Eisen voor onderdelen van luchtkanalen die onderhoud aan het luchtkanaal mogelijk maken]
[NBN EN 12236, Verluchting van gebouwen - Ophanging en ondersteuningen voor luchtleidingen - Eisen voor sterkte]
61.31.2 Luchtkanalen - aluminium
61.31.2a Ventilatie - distributie - flexibele luchtkanalen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Buizen die manueel kunnen worden gecomprimeerd of gedecomprimeerd in de lengte en die kunnen worden geplooid zonder permanent hun sectie te beschadigen.
Aangevuld als volgt:
Deze buizen kunnen worden aangesloten op de pulsie- en luchtafvoerelementen. Ze bieden de mogelijkheid om de geluiden in de kokers te beperken.
De flexibele buizen moeten dubbelzijdig zijn en moeten voldoen aan de voorwaarden die hierna worden vermeld:
a) absoluut dicht zijn rekening houdende met de luchtdruk die ze overbrengen;
b) hun ronde vorm perfect behouden in de bochten of andere veranderingen van richting;
c) aan de twee uiteinden uitgerust zijn met een glad uiteinde van minstens 7 cm lang, om hun vastzetting met adequate beugels mogelijk te maken;
d) de verbindingen moeten volledig luchtdicht worden gemaakt.
e) brandwerend: B-s1, d0
f) Binnenbuis met micro-perforaties bestaande uit 1 laag aluminium en 2 lagen polyester
g) Buitenbekleding bestaande uit 3 lagen aluminium
h) isolatie: roze glasvezel met een thermische bestendigheid van 0,65K.m²/W en een dikte van 25 mm
i) bevat geen pvc
Minimale akoestische prestaties over 1 meter: diam 80: 8 dB (250Hz) en 40 dB (2000Hz)
diam 100: 15 dB (250Hz) en 30 dB (2000Hz)
diam 125: 15 dB (250Hz) en 30 dB (2000Hz)
diam 160: 10 dB (250Hz) en 20 dB (2000Hz)
diam 200: 10 dB (250Hz) en 20 dB (2000Hz)
diam 250: 10 dB (250Hz) en 15 dB (2000Hz)
diam 315: 10 dB (250Hz) en 10 dB (2000Hz)
Het betreft minimale akoestische prestaties. In functie van zijn berekening om de vereiste akoestische prestaties te halen (zie bijkomende technische clausules), kiest de aannemer flexibele buizen met indien nodig betere akoestische prestaties.
UITVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
De doorsnede van de buizen mag op geen enkel punt van hun traject worden beperkt.
Het compressiepercentage van de buizen (lengteverschil tussen de buis die volledig is uitgerekt en de buis zoals die is geïnstalleerd, gedeeld door de lengte van de volledig uitgerekte buis) mag niet meer bedragen dan 15 %.
Aangevuld als volgt:
De flexibele buizen die worden geleverd op de werf moeten op maat zijn, zowel wat de lengte betreft als wat hun diameter betreft. Hun lengte mag niet meer bedragen dan 1,5 m. Het is strikt verboden om flexibele buizen te assembleren om langere stukken te bekomen.
De flexibele buizen die na de plaatsing eventueel gescheurd of beschadigd zijn, moeten worden vervangen, er wordt geen enkele herstelling toegestaan.
Deze flexibele buizen moeten dezelfde dichtheidstest ondergaan als deze opgelegd voor de andere buizen.
De aannemer houdt in zijn berekeningen rekening met de akoestische prestaties van de buis, om de geluidsniveaus te halen die worden vereist in de bijkomende technische clausules.
METINGSWIJZE
- meetcode:
Inbegrepen in de prijs van de luchtopeningen.
- aard van de overeenkomst:
PM
61.31.3 Luchtkanalen - gegalvaniseerd staal CCTB 01.02 Aangevuld als volgt:
Alle luchtkanalen voldoen aan de technische voorschriften van het artikel C14 van het bestek 105 van 1990.
Materialen waaruit de buizen bestaan.
Over het algemeen zijn alle metalen buizen vervaardigd in gegalvaniseerd plaatstaal (Sendzimir- proces of gelijkwaardig), eventueel geverfd aan de buitenzijde na voltooiing van de buiselementen, en vooraleer ze worden geassembleerd, volgens de voorschriften van het bestek Nr. 104 index 07.1/8.22.1.B.
De luchtleidingen die kunnen worden aangesloten op eindunits en op bepaalde luchtverdelers of luchtafvoeropeningen mogen worden vervaardigd met flexibele buizen bestaande uit materialen in textielvezel of metaal, naargelang het geval.
Voorwaarden die gelden voor alle buizen
De voorwaarden gestipuleerd hierna herhalen en preciseren deze van artikel C14 van het bestek 105 van 1990.
a) De buizen mogen in geen geval hun perfecte dichtheid verliezen noch vervormen of trillen tijdens de werking van de groepen.
b) De binnenwanden van de leidingen zijn glad, behalve eventueel op die plaatsen waar er elementen zijn voorzien om de geluidsverspreiding tegen te gaan, of bij buizen die zichtbaar worden geplaatst en waarvan het assemblageframe aan de binnenzijde zit.
c) De bevestigings- en ophangsystemen van de buizen zijn gemaakt zodat ze eventueel vlot kunnen worden gedemonteerd; de bevestigings- en ophangsystemen laten een regeling van de positie van de buizen toe in twee richtingen. De onderlinge afstand tussen de dragers wordt door de constructeur vermeld in zijn testrapport (zie punt 2.3.6. art. C14 van het bestek 105 van 1990). Elastische dichtingen worden geplaatst tussen de bevestiging en de buizen en elk deel van het gebouw.
d) Alle bruuske bochten moeten worden voorzien van afbuigelementen met meerdere lamellen, en met een straal en een tussenruimte die worden gekozen OM DE DRUKVERLIESCOËFFICIËNT VAN 0,3 NIET TE OVERSCHRIJDEN.
e) De aftakkingen die meerdere openingen voeden, moeten worden voorzien van een klep of een ander element voor de initiële debietregeling, met een referentiepunt dat de mogelijkheid biedt om de daadwerkelijke positie te kennen van de klep of het element.
f) De buizen zijn voorzien van ondoorlatende deuren of luiken met een ondoorlatend deksel die hun reiniging mogelijk maken.
g) Aan de overgang van de uitzettingsvoegen van het gebouw moeten alle buizen worden voorzien van elastische manchetten die bestand zijn tegen de mogelijke maximale druk aan de binnenkant van de buis; de manchetten voldoen aan de norm NBN S 21 203, categorie A1.
h) Na elke ventilatorgroep en in de buurt van elke hoofdaftakking voorziet de installateur op een stuk buizen een voldoende aantal perforaties met een diameter van 25 mm en op voldoende afstand voor een geldige meting met de pitotbuis. Deze perforaties worden gerealiseerd op een trajectdeel zonder turbulentie. Deze perforaties moeten worden afgesloten met een afsluitdop.
i) De inschrijvers die het nodig of nuttig achten om bepaalde locaties, afmetingen of vormen van de buizen te wijzigen, moeten bij hun uitvoeringsplan een nota voegen waarin de gevraagde wijzigingen worden toegelicht en de redenen hiervoor worden vermeld. Zij moeten zich vooraf bij de directie van de werken vergewissen van de mogelijkheid om deze te realiseren; indien zij geen dergelijke nota hebben toegevoegd, dan worden zij geacht een goede werking te garanderen van hun installaties met het net vermeld op de plannen, en zich bijgevolg te verbinden om op hun kosten alle wijzigingen te doen die nodig zouden blijken.
j) Een staal van alle types buizen met alle voorgeschreven bijzonderheden zal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de directie van de werken vóór de vervaardiging en plaatsing.
k) De opdrachtnemer zal aan de directie van de werken de testrapporten bezorgen van punt 2.3.6. art. C14 par. 2 van het bestek 105 van 1990. Indien deze rapporten niet worden geleverd, (in het bijzonder voor de buizen die hoge druk transporteren), dan behoudt de directie van de werken zich het recht voor om in een atelier of in een laboratorium op kosten van de opdrachtnemer al deze testen te laten uitvoeren.
l) De opdrachtnemer moet vóór de uitvoering en binnen een termijn die gezamenlijk werd vastgelegd op het ogenblik van zijn aanstelling, ter plaatse een definitief traject vastleggen in overleg met de directie van de werken, en dit overeenkomstig de trajecten vastgelegd op de uitvoeringsplannen die hij heeft opgemaakt en die worden goedgekeurd door de directie van de werken.
m) Op alle plaatsen waar kleine dieren zoals vogels, ratten, muizen zouden kunnen binnendringen in de buizen en de kamers, moet er een rooster worden geplaatst in koperdraad of in aluminium van minstens 1 mm diameter, met mazen van 1 cm aan de zijkant.
n) De wijzigingen van richting van de luchtstroom van meer dan 45 moeten worden gerealiseerd met bochten voorzien van lamellen voor meerdere richtingen.
o) Geen enkele buis mag rechtstreeks op de grond worden geplaatst.
p) In de technische lokalen en zones moeten de horizontale buizen die zouden worden geplaatst bij de grond en die de verkeerswegen dwarsen worden beschermd met een metalen vloerbekleding ondersteund onafhankelijk van de buis en toegankelijk door middel van metalen treden.
q) De luchtkanalen die zichtbaar worden geplaatst, moeten worden geverfd. De kleur van de zichtbare elementen (RAL-kleur) wordt gekozen door de directie van de werken.
Soepele manchetten
De manchetten geplaatst tussen de ventilatoren of groepen en buizen, of op andere plaatsen zijn van klasse A1, volgens de norm NBN S 21 203.
Hun lengten mogen enkel meer bedragen dan 25 cm mits het akkoord van de werfdirectie.
Regelings-, modulerings- en afsluitingselementen
Definities
In onderhavig bestek worden de gemotoriseerde regelelementen, al dan niet modulerend, aangeduid met de term ‘dempers’, de manuele regelelementen worden aangeduid met de term ‘kleppen’, de elementen voor vaste, gedeeltelijke afsluiting zijn ‘mechanische weerstanden’, en de afsluitelementen in geval van brand zijn 'brandkleppen’.
Dempers
De dempers zijn vervaardigd in aluminium en voldoen aan artikel C 14.1.6 van het typebestek 105; daarnaast:
• de luiken zijn voorzien van assen aan beide uiteinden;
• een positie-indicator aan de buitenzijde van het frame laat toe om de positie van de demper te bepalen;
• het frame draagt een regelbare ondersteunende console voor de bedieningsmotor.
De gemotoriseerde dempers geplaatst op de distributiecircuits zijn van het ‘ondoorlatende’ type, overeenkomstig DIN 1946.
Kleppen
De regelkleppen voldoen aan dezelfde voorwaarden als de dempers.
De regelkleppen die niet meer toegankelijk zijn na de montage van alle buizen worden vooraf ingesteld en vastgezet door de aannemer tijdens de montage. De locatie en de respectieve positie van de kleppen dienen bepaald te worden door een berekening met toelichting die voor onderzoek moet worden voorgelegd aan de directie van de werken, wiens eventueel akkoord echter niets afdoet aan de aansprakelijkheid van de opdrachtnemer, voor wat betreft het behalen van de voorziene debieten.
Buizen in onbrandbaar materiaal.
Deze buizen worden gebruikt in verschillende trajectdelen van het net die een brandweerstand moeten hebben van BW 2 u, zij omhullen de metalen buizen.
De buizen dienen te worden voorzien in materialen die een brandweerstand bieden van BW 2 u, uitgetest volgens de norm NBN 713-020.
Deze buizen worden onderling geassembleerd door middel van verbindingsstukken of kokers, afgesloten met behulp van een niet-brandbaar materiaal (categorie M0).
De uitvoering dient strikt te verlopen volgens de vereisten van de leverancier van deze buizen.
In het geval delen buizen die hierboven worden vermeld niet zouden voldoen aan de voorwaarden inzake brandwerendheid, zal worden gebruik gemaakt van een bescherming met panelen in een brandwerende materie.
Deze bijkomende bescherming is eveneens inbegrepen in de prijs.
Als variant wordt de keuze van de aard van de materialen en de bouwwijze en het ophangsysteem en/of draagsysteem van deze buizen, evenals de bevestiging aan de doorvoer van de wanden met BW 2 u overgelaten aan de inschrijvers; zij vermelden in een ondertekende nota die bij hun inschrijving wordt gevoegd de oplossing(en) die zij voorstellen te gebruiken.
Het hangsysteem en/of de dragers moeten eveneens een brandwerendheid BW 2 u hebben; de metalen onderdelen worden daarom omgeven met niet-brandbare materialen (categorie M0).
De installateur moet fotokopies voorleggen van de volledige verslagen van de testen die zouden zijn uitgevoerd op deze buizen om hun brandwerendheid te garanderen overeenkomstig de norm NBN 713-020.
In het geval deze testen niet zouden zijn gerealiseerd, dan behoudt de directie van de werken zich de mogelijkheid voor om de testen te laten uitvoeren bij een laboratorium van haar keuze, de kost van deze testen blijft echter ten laste van onderhavige aanneming.
Deze buizen, inclusief hun hangsystemen zijn klasse L 120 volgens de Duitse norm DIN 4102. De materialen gebruikt voor de bouw van deze buizen zijn asbestvrij.
Zichtbare buizen.
Hun constructie, afwerking en montage moeten heel verzorgd zijn zodat ze als esthetische aanvaardbare elementen kunnen worden beschouwd.
De platen zijn perfect glad en er zijn aan de binnenzijde voldoende verstevigingen aangebracht om vervormingen aan de wanden van de buizen te voorkomen.
Het verbinden van twee buisdelen gebeurt met behulp van frames aan de binnenzijde, of met heel verzorgde rails aan de buitenzijde.
Er wordt in het bijzonder gevraagd om verschillen in afmetingen tussen twee opeenvolgende buizen te vermijden.
De ophangsystemen worden bevestigd aan de binnenzijde van de buis, zodat er geen enkel deel dat uitsteekt zichtbaar zou zijn.
Zichtbare bevestigingsmiddelen zoals schroeven, klinknagels, enz. zijn niet toegestaan.
61.31.3a Ventilatie - distributie - onbuigzame luchtbehandelingskanalen met rechthoekige doorsnede
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
De afmetingen van de buizen moeten voldoen aan de afmetingen aanbevolen in de norm [NBN EN 1505]
Aangevuld als volgt:
UITVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
Dichtheid
Klasse B - hogedrukbuizen en lagedrukbuizen die voldoen aan de drie criteria van par. 1. art. C14 van het bestek 105 van 1990.
Assemblage
De hierna gedefinieerde assemblagespecificaties zijn van toepassing, mits aan de hierboven gedefinieerde afdichtingscriteria is voldaan.
a) De assemblage van de randen van de geplooide platen gebeurt met een dubbele bevestiging, de aanhaaldruk moet voldoende zijn om de dichtheid te garanderen.
b) De onderlinge assemblages van de stukken stalen buizen gebeuren met frames en rails zodat alles demonteerbaar blijft. Ze worden gerealiseerd door er een afdichting tussen te plaatsen. Na plaatsing van de rails wordt er een kleefstrook geplaatst op de dichting en worden er bouten voorzien in de hoeken.
c) Vóór het plaatsen van deze stroken wordt het plaatwerk gereinigd en ontvet om een perfecte hechting te bekomen.
d) De stroken hebben een minimale breedte van 7,5 cm, de kleefstrook moet zijn hechting behouden bij temperaturen van - 10 tot + 60 C. De buizen waarvan één afmeting minstens een meter overschrijdt, moeten worden geassembleerd met behulp van gegalvaniseerde metalen profielframes; de assemblages worden gedaan met behulp van cadmium bouten met tussenplaatsing van een doorlopende afdichting.
METINGSWIJZE
- meeteenheid:
m
er wordt als volgt afgeweken:
m²
- meetcode:
Alle speciale onderdelen (bochten, T, …) worden verrekend voor een lopende meter, alle diameters door elkaar.
- aard van de overeenkomst:
VH
61.31.3b Ventilatie - distributie - onbuigzame luchtbehandelingskanalen met ronde doorsnede
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Buizen in spiraalvormig bevestigde gegalvaniseerde staalplaat
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
De afmetingen van de buizen moeten voldoen aan de afmetingen aanbevolen in de norm [NBN EN 1506], met name:
Nominale diameter: 63, 80, 100, 125, 160, 200, 250, 315, 400, 500, 630, 800, 1000 of 1250 mm
De toebehoren zijn voorzien van dichtingen gemonteerd in de fabriek.
Aangevuld als volgt:
Ze zijn vervaardigd van plaatwerk van dezelfde kwaliteit als eerder beschreven voor de buizen met rechthoekige doorsnede.
De ronde buizen zijn van het spiraalvormige type met dubbele bevestiging. Ze zijn vervaardigd van plaatwerk van dezelfde kwaliteit als eerder beschreven voor de buizen met rechthoekige doorsnede. Er moet worden voldaan aan de volgende minimale diktes:
· 4/10 mm voor diameters van minder dan of gelijk aan 63 mm
· 5/10 mm voor diameters tussen 63 en 200 mm
· 6/10 mm voor diameters tussen 250 en 315 mm
· 8/10 mm voor diameters tussen 315 en 800 mm
· 10/10 mm voor diameters van meer dan 800 mm. Het betreft binnendiameters.
De onderlinge assemblage van de delen gebeurt door middel van een manchet aan de binnenzijde die zonder speling past in de uiteinden van de buizen.
De afdichting wordt gerealiseerd door middel van een voegpasta of bij voorkeur door middel van een krimpdichting, of een dichting in neopreen.
Voor diameters van meer dan 315 mm zijn assemblages met beugels vereist. Deze beugels zijn voldoende breed en dik om een perfecte vastzetting te garanderen, zonder vervorming, van een dichting van 4 mm dik vóór compressie, en dit op alle punten van de omtrek. Deze dichtingen worden geïntegreerd bij elke assemblage.
De binnenzijde van de buizen mag geen enkel deel in reliëf vertonen.
METINGSWIJZE
- meeteenheid:
m
- meetcode:
Alle speciale onderdelen (bochten, T, …) worden verrekend voor een lopende meter, alle diameters door elkaar.
- aard van de overeenkomst:
VH | ||
61.31.3b.11 | Luchtbehandelingskanalen - ronde doorsnede - Diameter 160 | VH m |
61.31.3b.12 | Luchtbehandelingskanalen - ronde doorsnede - Diameter 200 | VH m |
61.31.3b.13 | Luchtbehandelingskanalen - ronde doorsnede - Diameter 250 | VH m |
61.31.3b.14 | Luchtbehandelingskanalen - ronde doorsnede - Diameter 315 | VH m |
61.31.9 | Andere | |
61.31.9a | Doorboringen TP fft | |
aangevuld als volgt: BESCHRIJVING Alle doorboringen in het metselwerk, vliezen, gevelbekleding, wanden, tegels … zijn inbegrepen in deze post. Boringen tot een diameter van 150 mm zijn inbegrepen. Ze moeten worden gerealiseerd met behulp van een diamantboor en ze moeten vooraf worden goedgekeurd door de algemene aanneming in functie van de stabiliteitsvereisten. Deze laatste taak mag niet worden gedelegeerd aan de projectauteur. De openingen met de grootste afmetingen worden behandeld in de hoofdstukken 21.9 en 22.9 Om de algemene aannemer de mogelijkheid te bieden om de openingen met grote afmetingen te voorzien, moeten de uitvoeringsplannen voor HVAC en sanitair vooraf zijn bezorgd aan de werfdirectie en worden goedgekeurd in de zin van de voorafgaande technische oplevering van de regelgeving inzake openbare aanbestedingen. De openingen in de wanden die worden beschouwd als grens voor een brandcompartiment moeten zo worden gerealiseerd, zodat er een minimale afstand is (functie van het type mof/brandklep/BW - systeem voor wanddoorvoer voor kabelbaan, …) op de omtrek van de koker, om een correcte brandwerende afdichting te kunnen voorzien. De aandacht van de onderneming wordt gevestigd op het feit dat bepaalde fabrikanten van brandwerend materiaal een vide eisen rond het brandbeschermingselement dat kan gaan tot 10 cm. De aannemer houdt hiermee rekening voor het realiseren van de openingen. METINGSWIJZE TP/fft |
61.32 Distributie - eindunits
Aangevuld als volgt:
a) De openingen worden aangeduid door hun nominaal debiet.
b) De openingen worden gerealiseerd in plastic, in plaatstaal geëmailleerd in de oven of in geanodiseerd aluminium, keuzes en kleuren dienen voorgelegd te worden aan de werfdirectie (volgens het RAL-gamma). Ze hebben een model dat verhindert dat er vreemde elementen worden ingevoerd.
c) In alle gevallen zijn zij op een perfect dichte manier aangepast aan of aangesloten op de buizen.
d) De openingen zijn voorzien van een element dat de mogelijkheid biedt om ze vlot te demonteren, door middel van clips of verborgen schroeven, voor onderhoud en reiniging. Zichtbare demontage-elementen zijn niet toegestaan.
De pulsie- en luchtafvoeropeningen zijn eveneens uitgerust met een element voor de initiële regeling van het debiet.
e) De openingen worden door de aannemer geselecteerd om de debieten vermeld op de plannen te kunnen behandelen met respect voor de snelheden en akoestische voorwaarden vermeld in onderhavig bestek, en om kortsluiting te vermijden tussen pulsie- en afvoeropeningen.
f) De opdrachtnemer legt ter onderzoek aan de directie van de werken de selectie-overzichten voor met daarin de merken, types en nominale afmetingen van de voorgestelde openingen, het bereik en de overeenkomstige luchtval, evenals de geluidsniveaus; samen met deze overzichten worden gedetailleerde catalogi bezorgd van de leverancier(s) die het bereik, de luchtval en de geluidsniveaus aantonen.
g) De kleur van de zichtbare elementen (RAL-kleur) wordt gekozen door de directie van de werken.
h) Alle kosten voor de plaatsing, uitvoering van de omkaderingen, verankering, enz. moeten inbegrepen zijn in de offerte.
i) Naast de werkings- en afmetingsvereisten, moet het voorgestelde materiaal eveneens esthetisch mooi zijn (eenvoudige en functionele vormen); het moet stevig vervaardigd zijn en een minimaal onderhoud vergen.
De veiligheids- en hygiënecriteria zijn bepalend voor de te maken keuze. De afwerking van de oppervlakken moet vrij zijn van gaatjes, krassen, splinters en andere beschadigingen.
Indien de esthetische normen dit vereisen, dan moeten de pulsie-, afvoer- en retouropeningen in één lokaal er hetzelfde uitzien.
j) De roosters moeten kunnen worden gedemonteerd vanuit het behandelde lokaal.
k) Er wordt voor de debietregeling een efficiënt systeem voorzien dat vlot toegankelijk is vanuit het lokaal, zowel voor de pulsie-openingen als voor de retouropeningen.
l) De openingen moeten een afdichtingsdekkend kader bevatten dat kan worden verwijderd zonder het verlaagd plafond, de deklaag of de muurbekleding te beschadigen; alle maatregelen moeten worden genomen om eender welk lek te vermijden tussen het kader en de wand waarop de opening is bevestigd.
m) Alle kosten voor de plaatsing, de doorboringen en de openingen, en de uitvoering van de omkaderingen voor de bevestiging in het beton, het metselwerk, de wandpanelen, de verankeringen, enz. moeten inbegrepen zijn in de offerte.
61.32.1 Luchtpulsie-openingen (voeding/insufflatie)
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Deze post omvat de luchtvoedingsopeningen (bestemd voor de mechanische ventilatie), inclusief hun montagetoebehoren op de luchtbehandelingskanalen.
UITVOERING/VERWERKING
De voedingsopeningen worden zo geselecteerd en gepositioneerd dat gebrekkig comfort wordt vermeden, te wijten aan eventuele luchtstromen. Zij worden daarom over het algemeen bovenaan de muren of in de plafonds geïnstalleerd.
De voedingsopeningen worden geselecteerd en gepositioneerd zodat het vuil van de omliggende wanden wordt beperkt. Ze worden daarom over het algemeen geïnstalleerd op minstens 20 cm
afstand van deze wanden en/of voorzien van een element dat de stroom naar deze wanden verhindert.
De voedingsopeningen worden gepositioneerd zodat het mogelijk is om hun debiet, hun eventuele regeling en hun onderhoud te meten.
De voedingsopeningen worden geselecteerd om het drukverlies dat ze genereren te beperken.
De voedingsopeningen kunnen fungeren als luchtdebietregelaars. Indien dat niet het geval is, dan moet een aanvullend regelelement worden voorzien; zie (61.4 Ventilatie - regeling) zie ook (61.31.6 Luchtdebietregelingen)
De openingen met automatische bediening reageren onafhankelijk zonder enige vorm van bekabeling of centrale bediening.
61.32.1e Pulsie-openingen op ronde koker Aangevuld als volgt:
Overeenkomstig artikel C15 van het typebestek nr. 105 van 1990.
Beschrijving
De roosters worden uitgevoerd in geëxtrudeerd aluminium, afgewerkt met acrylverf, gehard in de oven, in een kleur volgens de keuze van de architect.
De roosters zijn van het type met dubbele horizontale en verticale buiging; elk blad kan afzonderlijk worden geregeld. Er zal een afdichting aanwezig zijn op het kader.
De roosters zijn voorzien om te worden gemonteerd op gegalvaniseerde kokers.
De post omvat eveneens een luchtdebietregelingsklep die met clips moet worden bevestigd aan de achterzijde van de rooster.
De roosters zijn voorzien om te worden gemonteerd op gegalvaniseerde ronde kokers.
Specificaties
Berekeningsnota betreffende het comfort
Voor de meest kritieke verdeelgroepen zal de aannemer bij zijn technische fiche een berekeningsnota voegen die aantoont dat de luchtsnelheid op de gebruikers steeds minder bedraagt dan 0,2 m/s, op een hoogte van 180 cm. De afstanden tussen de openingen worden vermeld op de plannen.
Regeling en debietmeting
Zodra de ventilatiegroep die de opening voedt in werking werd gesteld en het luchtbehandelingsnet gebalanceerd is, meet de aannemer het debiet met een anemometer. Hij bezorgt aan de ontwerper een document dat het debiet aantoont voor elke opening. Het gevraagde debiet is een minimum dat moet worden gerespecteerd. Het debiet mag maximum 10 % meer bedragen dan het gevraagde minimale debiet.
Metingswijze
VH/st
61.32.1e.7 | Roosters op ronde koker - 125m³/u | VH st |
61.32.1e.9 | Roosters op ronde koker - 150m³/u | VH st |
61.32.1e.10 | Roosters op ronde koker - 200m³/u | VH st |
61.32.2 | Luchtretouropeningen (afvoer) CCTB | 01.04 |
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Deze post omvat de luchtafvoeropeningen (bestemd voor de mechanische ventilatie), inclusief hun montagetoebehoren op de luchtbehandelingskanalen.
Als er geen aanvullende voorschriften zijn, dan zal het debietbereik van de afvoeropeningen met automatische bediening in de residentiële gebouwen worden bepaald op basis van het volgende overzicht, in functie van het desbetreffend lokaal:
Vochtige lokalen | Debiet | Type opening |
Badkamer keuken | 15-75 m³/u | Automatische bediening in functie van de vochtigheid en/of aanwezigheid van een maximaal debiet van 75 m³/u |
Washok | 10-50 m³/u | Automatische bediening in functie van de vochtigheid, van een maximaal debiet van 50 m³/u |
Toilet | 5-25 m³/u | Automatische bediening, voorzien van een vertragingsinrichting, in functie van de aanwezigheid van een maximaal debiet van 25 m³/u |
UITVOERING/VERWERKING
De afvoeropeningen zullen worden geselecteerd en gepositioneerd om gebrekkig comfort te vermijden, te wijten aan eventuele luchtstromen. Zij zullen daarom over het algemeen worden geïnstalleerd bovenaan de muren of in de plafonds.
De afvoeropeningen zullen worden geselecteerd en gepositioneerd met het oog op de beperking van het vuil van de omliggende wanden. Ze zullen daarom over het algemeen worden geïnstalleerd op minstens 20 cm afstand van deze wanden en/of voorzien van een element dat de stroom naar deze wanden verhindert.
De afvoeropeningen zullen worden gepositioneerd zodat het mogelijk is om hun debiet, hun eventuele regeling en hun onderhoud te meten.
De afvoeropeningen zullen worden geselecteerd om het drukverlies dat ze genereren te beperken.
De afvoeropeningen kunnen fungeren als luchtdebietregelaars. Indien dat niet het geval is, dan moet een aanvullend regelelement worden voorzien; zie (61.4 Ventilatie - regeling) zie ook (61.31.6 Luchtdebietregelingen)
De openingen met automatische bediening reageren onafhankelijk zonder enige vorm van bekabeling of centrale bediening.
61.32.2f Openingen voor retourlucht op ronde koker Aangevuld als volgt:
Overeenkomstig artikel C15 van het typebestek nr. 105 van 1990.
Beschrijving
De roosters worden uitgevoerd in geëxtrudeerd aluminium, afgewerkt met acrylverf, gehard in de oven, in een kleur volgens de keuze van de architect.
De roosters zijn van het type met dubbele horizontale en verticale buiging; elk blad kan afzonderlijk worden geregeld. Er zal een afdichting aanwezig zijn op het kader.
De roosters zijn voorzien om te worden gemonteerd op gegalvaniseerde kokers.
De post omvat eveneens een luchtdebietregelingsklep die met clips moet worden bevestigd aan de achterzijde van de rooster.
De roosters zijn voorzien om te worden gemonteerd op gegalvaniseerde ronde kokers.
Specificaties
berekeningsnota betreffende het comfort
Voor de meest kritieke verdeelgroepen zal de aannemer bij zijn technische fiche een berekeningsnota voegen die aantoont dat de luchtsnelheid op de gebruikers steeds minder bedraagt dan 0,2 m/s, op een hoogte van 180 cm. De afstanden tussen de openingen worden vermeld op de plannen.
Regeling en debietmeting
Zodra de ventilatiegroep die de opening voedt in werking werd gesteld en het luchtbehandelingsnet gebalanceerd is, meet de aannemer het debiet met een anemometer. Hij bezorgt aan de ontwerper een document dat het debiet aantoont voor elke opening. Het gevraagde debiet is een minimum dat moet worden gerespecteerd. Het debiet mag maximum 10 % meer bedragen dan het gevraagde minimale debiet.
Metingswijze VH/st | ||
61.32.2f.2 | Roosters op ronde koker - 25m³/u | VH st |
61.32.2f.3 61.32.4 | Roosters op ronde koker - 40m³/u Inlaten voor verse lucht | VH st |
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Deze post omvat de inlaten voor verse lucht (bestemd voor de mechanische ventilatie), inclusief hun montagetoebehoren op de luchtbehandelingskanalen en hun montagetoebehoren op de bekleding van het gebouw.
UITVOERING/VERWERKING
De verse lucht moet van buitenaf worden aangevoerd, of zelfs vanuit een niet verwarmde aangrenzende ruimte met een daarvoor voorziene luchtingang. De luchtinlaat moet voldoende ver verwijderd zijn van elke bron van vervuilde lucht (luchtafvoer, schoorsteen, enz.).
61.32.4a Ventilatie - distributie - inlaten voor verse lucht op het dak FH st
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft de roosters en openingen voor verse lucht, geplaatst op het dak.
Aangevuld als volgt:
De ventilatiegroepen die verband houden met de inlaat van verse lucht op het dak zijn de volgende:
- Plafondgroep 775 m³/u
- Plafondgroep 2275m³/u
- Plafondgroep 925m³/u
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
Materiaal: kunststof/geanodiseerd aluminium/gelakt aluminium/gelakt staal/roestvrij staal
Aansluitingsdiameter: zie plannen
Te preciseren door de architect of het studiebureau
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
st
- meetcode:
Volgens het type.
- aard van de overeenkomst:
FH
61.32.5 Afvoer van vervuilde lucht
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Deze post omvat de luchtafvoeropeningen, inclusief deze bestemd voor de mechanische ventilatie, inclusief hun montagetoebehoren op de luchtbehandelingskanalen en hun montagetoebehoren op de bekleding van het gebouw.
UITVOERING/VERWERKING
De vervuilde lucht moet naar buiten worden afgevoerd (dus niet naar het dak of bijvoorbeeld een verluchte vide).
61.32.5a Ventilatie - distributie - afvoer van vervuilde lucht op het dak FH st
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft roosters en openingen voor de afvoer van vervuilde lucht afkomstig van de binnenzijde van gebouwen en geplaatst op het dak.
Aangevuld als volgt:
De ventilatiegroepen die verband houden met de afvoer van verse lucht op het dak zijn de volgende:
- Plafondgroep 775 m³/u
- Plafondgroep 2275m³/u
- Plafondgroep 925m³/u
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
Materiaal: kunststof/geanodiseerd aluminium/gelakt aluminium/gelakt staal/roestvrij staal
Aansluitingsdiameter: zie plannen
Te preciseren door de architect of het studiebureau
METINGSWIJZE
- meeteenheid:
st
- meetcode:
Volgens de afmetingen
- aard van de overeenkomst:
FH
61.4 Ventilatie - regeling
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Deze post omvat de systemen en de toebehoren die de mogelijkheid bieden om de luchtdebieten te regelen in de tijd en/of in de ruimte (met uitzondering van de onafhankelijke systemen die rechtstreeks worden geïntegreerd in de openingen met automatische bediening).
61.41 Regeling
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Deze post omvat de systemen en de toebehoren die de mogelijkheid bieden om de luchtdebieten te regelen in de tijd en/of in de ruimte (met uitzondering van de onafhankelijke systemen die rechtstreeks worden geïntegreerd in de openingen met automatische bediening).
MATERIALEN
De regeling kan deel uitmaken van de verschillende volgende types:
- INT – C1 Het systeem werkt constant.
- INT – C2 Xxxxxxx xxxxxxxx. Het systeem werkt via een manuele omschakelaar.
- INT – C3 Tijdelijke regeling. Het systeem werkt volgens een bepaald tijdelijk programma.
- INT – C4 Regeling volgens de bezettingsgraad. Het systeem werkt in functie van de aanwezigheid van personen (lichtschakelaar, infrarooddetectoren, enz.).
- INT – C5 Regeling op verzoek (aantal personen). Het systeem werkt in functie van het aantal personen in de ruimte.
- INT – C6 Regeling op verzoek (gasdetectoren). Het systeem wordt gecontroleerd door detectoren die de interne luchtparameters meten of andere aangepaste criteria die moeten worden gespecificeerd (detectoren voor CO2, CO, gemengde gassen en vluchtige organische stoffen).
61.41.1 Regeling - voorzieningen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft de levering, de installatie (inclusief de luchtbehandelingsaansluiting en de elektrische aansluiting) en de inwerkingstelling van de voorzieningen om de ventilatiesystemen te regelen.
HULP
Het is mogelijk om bepaalde soorten regelingen te combineren. Voor een enkelvoudige mechanische afvoer zou men bijvoorbeeld kunnen hebben: INT-C4 voor de toiletten en INT-C6 voor de andere lokalen.
De kenmerken (inclusief de regeling) van de regelbare afvoeropeningen zijn opgenomen in het element 61.32.3a Ventilatie - distributie - Regelbare afvoeropeningen.
De kenmerken (inclusief de regeling) van de regelbare voedingsopeningen zijn opgenomen in het element 61.51.1a Ventilatie - middelen voor luchtoverdracht - regelbare voedingsopeningen.
De onafhankelijke regelingssystemen die rechtstreeks geïntegreerd zijn in de openingen met automatische bediening zijn opgenomen in het element 61.32 Distributie - eindeenheden.
61.41.1a Ventilatie - regeling C1 - constant systeem
Aangevuld als volgt:
Beschrijving
De beschrijving en de prijs van de regeling zijn inbegrepen in de prijs van de ventilatiegroepen, beschreven in post 61.21.9. (Geïntegreerde/gedecentraliseerde regeling).
Metingswijze
PM (inbegrepen in 61.21.9)
61.5 Ventilatie - luchtoverdrachtelementen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft luchtopeningen ontworpen om de luchtdoorvoer mogelijk te maken van een ruimte/een lokaal naar een ander(e).
Deze kunnen worden gecombineerd met het principe van de natuurlijke verluchting en/of de gecontroleerde mechanische ventilatie.
61.51 Luchtoverdrachtelementen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft elementen ontworpen om de doorvoer van buitenlucht mogelijk te maken in de bekleding van het gebouw met een minimale indringing van regen, sneeuw, vreemde voorwerpen, enz.
Het betreft elementen ontworpen om de luchtdoorvoer mogelijk te maken tussen twee binnenruimtes.
61.51.2 Luchtoverdrachtelementen gemonteerd aan de binnenzijde
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft luchtoverdrachtelementen gemonteerd aan de binnenzijde
REFERENTIEDOCUMENTEN
- Uitvoering
[NBN D 50-001, Ventilatievoorzieningen in woongebouwen] voor residentiële gebouwen [NBN EN 16798-3, Energieprestatie van gebouwen - Ventilatie van gebouwen - Deel 3: Voor
utiliteitsgebouwen - Prestatie-eisen voor ventilatie- en airconditioningsystemen (Modules M5-1, M5-4)] voor niet-residentiële gebouwen
61.51.2a Ventilatie - luchtoverdrachtelementen - overdrachtopeningen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Een overdrachtopening is een opening of een permanente spleet die de vrije doorgang van lucht mogelijk maakt van één binnenruimte naar een andere binnenruimte, zonder een sluitingselement. De overdrachtopening wordt enkel gerealiseerd in binnenwanden of in of rond binnendeuren.
Een overdrachtopening is zowel een voedingsopening voor een lokaal of ruimte, als een afvoeropening voor het lokaal of de aangrenzende ruimte.
- Ligging
Details van de lokalen die hiervan moeten worden voorzien en het nominaal debiet dat moet worden nageleefd: zie plannen.
Plaatsing in de deuren.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
Nominaal debiet bij 2 Pa: volgens [NBN D 50-001] (m³/u) Geluidsisolatie in open positie (Dn,w): 40 dB METINGSWIJZE
- meeteenheid:
st
- meetcode:
Volgens het type.
- aard van de overeenkomst:
VH
61.51.2a.1 25 m³/uVH st
61.51.2a.2 50m³/u VH st
61.51.2a.3 150m³/u VH st
63 Warmte
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alles wat verband houdt met de productie, de distributie, de aansluiting, de behandeling, de voorzieningen, … met betrekking tot warmte in het algemeen, in de verwarmingsinstallaties.
Aangevuld als volgt:
Algemeen programma van de werken
Algemeen
Deze aanneming omvat
a) Het plaatsen van verschillende circuits voor de distributie van de verwarmingsvloeistof, aan te sluiten op de bestaande verwarmingsketel;
b) Het plaatsen van alle elementen die nodig zijn voor een goede werking van de installatie;
c) Het plaatsen en aansluiten van de verwarmingselementen in de verschillende lokalen;
d) De regeling van de verwarmingsinstallaties;
Algemene opmerking
De installaties worden geschikt volgens de principes op de plannen en de schema’s, rekening houdende met de structuur van de constructies en de plaatsing van het te installeren materiaal.
Officiële goedkeuring.
Vóór de uitvoering moet al het materiaal ter goedkeuring worden voorgelegd aan de aanbestedende overheid.
Beperking van de aanneming
Binnen de grenzen van dit programma staat de opdrachtnemer tegen de overeengekomen globale prijs exclusief in voor alle toebehoren, werken, instellingen, stappen, prestaties, enz. die nodig zijn om tot de voorgeschreven resultaten te komen en hij zorgt ervoor dat de installaties voldoen aan de opgelegde voorwaarden en de regels van de kunst.
Elektriciteit – normale stroom en normale stroom/noodstroom.
De bedrijfsspanning die ter beschikking wordt gesteld van de aanneming op het schakelbord in de stookplaats:
De bedrijfsspanning 3x230V
Het schema van de aarding is van het type TT.
Vanaf deze elektrische leiding omvat deze aanneming alle verschillende schakelborden, evenals alle elektrische aansluitingen van de desbetreffende toestellen, inclusief het instellen van de installaties. Onderhavige aanneming omvat ook alle desbetreffende aardkoppelingen en dit overeenkomstig de desbetreffende wettelijke reglementering met betrekking tot de doorsneden van de draden en hun aard.
Elke verplaatsing binnen een straal van 5 m van het schakelbord mag niet leiden tot een prijssupplement.
Stadswatervoorziening.
Een toevoer voor stadswater wordt ter beschikking gesteld in de stookplaats.
Vanaf deze toevoer omvat de aanneming alle hydraulische distributienetten die nodig zijn voor de installaties.
Opstanden dakbedekking
Alle dakopstanden zijn voorzien in deze aanneming, en ook de aanpassingsstukken tussen de uitsparingen, de opstanden en het materiaal geïnstalleerd door de opdrachtnemer van dit lot vallen ten laste van onderhavige aanneming.
Waterafvoer
Onderhavige aanneming omvat de aansluiting van de overlopen, ontluchting, aftappen, lozingen en afvoeren op de vloerafvoeren te installeren in het gebouw met tussenplaatsing van een zichtbare afvloeitrechter en een geurwerende sifon. Onderhavige aanneming omvat de afvoerkleppen op alle lage punten en andere afvoerpunten en twee soepele buizen die de mogelijkheid bieden om deze kleppen aan te sluiten op de afvoerbuizen en de vloerafvoeren.
Zij omvat ook het afvoernet van de condensaten van alle koude batterijen van de groepen en van de plafondcassettes.
Elektriciteit – noodstroom via batterijen
Alle productie van noodstroom via batterijen, nodig voor de installaties die het voorwerp uitmaken van dit bijzonder lastenboek dient geleverd en geïnstalleerd te worden door deze aanneming.
Luchtkokers
Alle luchtleidingen en hun toebehoren maken deel uit van deze aanneming, inclusief de leidingen voor luchtaanvoer en -afvoer.
Onderhavige aanneming omvat ook alle vereiste toebehoren zoals kleppen, roosters, geluiddempers, buitenblinden, leischoepen, gaten, schuiven, schachtluiken, enz. bestemd voor de luchtleidingen.
De wijzigingen met betrekking tot de ruwbouw die voortvloeien uit een eventuele wijziging qua afmetingen of qua ontwerp van de luchtleidingen die zouden worden gevraagd door de installateur maken deel uit van onderhavige aanneming en mogen slechts gerealiseerd worden met het akkoord van de aanbestedende overheid.
Roosters voor luchtinlaat en -uitlaat en doorvoerroosters.
De externe afwerkingsroosters die nodig zijn aan de luchtinlaat en -uitlaat, met name deze voorzien aan de gevel voor de ventilatievoorzieningen, worden voorzien in onderhavige aanneming.
Onderhavige aanneming omvat de opmaak van de maattekeningen met de plaatsbepaling van de roosters op de gevels.
Zij omvat ook de levering en plaatsing van roosterwerk met draad, gemotoriseerde kleppen, roosters voor de binnenafwerking en eventuele geluiddempers.
De levering van doorvoerroosters evenals de doorboringen in de lichte wanden en het vastdraaien- bijwerken vallen ten laste van deze aanneming.
Sokkels voor machines en toestellen
De sokkels voor de wisselaars, de expansiesystemen, de koelgroepen, de reservoirs, de pompen, de schakelborden, de diverse ventilatiegroepen en andere installatietoestellen vallen ten laste van deze aanneming, inclusief de tegels en/of de trilvaste draagconstructie.
Deze aanneming moet alle nuttige informatie verschaffen die de ingenieur-adviseur stabiliteit nodig heeft voor het onderzoek van de structuur.
Voor de voorzieningen te installeren op het dak worden er contactblokken voorzien vanaf de dakstructuur. Vanaf deze contactblokken voorziet deze aanneming de metalen draagstructuur en het rooster dat vereist is om de lasten van de toestellen te dragen.
Openingen in de metalen vloeren en in de betonnen tegels en de wanden in metselwerk
Alle openingen voor de doorvoer van de leidingen en de kabelgoten worden gerealiseerd door deze aanneming.
Voor de openingen in de metalen vloeren omvat deze aanneming de uitvoering van de boringen en de sluiting van deze openingen volgens de aanwijzingen van de aanbestedende overheid, met ophoging en afwerking van de isolatie en de sluiting rond de leidingen.
Voor de openingen in de tegels en de wanden in metselwerk of in beton en de uitsparingen in de
betonnen wanden omvat deze aanneming de sluiting Bb1 of 2 uur rond de leidingen, evenals de realisatie van een verhoging van 20 cm, rond de uitsparingen, te realiseren in metselwerk.
Zie ook het hoofdstuk werken bijlage van de ‘gemeenschappelijke clausules voor alle delen’.
Openingen in de gevelbekledingen en gevelpanelen en bevestigingen van de externe elementen De openingen in de gevelbekledingen en de gevelpanelen worden gerealiseerd door deze aanneming.
Hetzelfde geldt voor de bevestigingsmiddelen van de elementen die dienen bevestigd te worden op de gevelbekledingspanelen die dezelfde kleur moeten hebben als de gevelbekleding, en die perfect waterdicht moeten zijn.
Uitsnijding van verlaagd plafond in minerale vezel en in staal.
Deze aanneming omvat alle uitsnijdingen in de verlaagde plafonds voor het inbouwen van openingen, met name voor alle elementen met betrekking tot dit lot.
Akoestiek.
Al het toebehoren vereist om te voldoen aan de akoestische voorwaarden opgelegd voor dit type etablissement maakt deel uit van onderhavige aanneming.
Portieken en consoles voor het dragen van toestellen, leidingen en buizen die worden opgehangen. De portieken en consoles voor het dragen van de toestellen en leidingen vallen ten laste van onderhavige aanneming. Consoles moeten verplicht worden overgenomen op de metalen structuur en/of het metselwerk van de gebouwen.
Vooraleer wordt overgegaan tot de uitvoering moet de studie van de portieken en de dragers ter goedkeuring worden voorgelegd aan de aanbestedende overheid.
Toegangsmiddelen.
Deze aanneming omvat alle toegangsmiddelen tot de desbetreffende apparaten, zoals vaste ladders, vloeren, enz. die nodig zijn om tot bij de desbetreffende apparaten te geraken, ook al staan deze voorzieningen niet vermeld op de plannen.
Het binnenbrengen van materiaal.
Het aanvoeren van materiaal in de uit te rusten lokalen valt ten laste van onderhavige aanneming. De opdrachtnemer dient in te staan voor alle eventuele werken met betrekking tot het vereiste demonteren, opnieuw monteren, afbreken en herstellen veroorzaakt door het binnenbrengen van zijn materiaal, en hij dient ook in te staan voor eender welke behandelingskosten.
Exploitatie tijdens de werken.
Onderhavige aanneming moet de kosten omvatten met betrekking tot het verbruik tijdens de werken.
Diverse werken.
Voor alle diverse werken moet worden verwezen naar het artikel ‘Diverse werken’ van het deel ‘gemeenschappelijke clausules voor alle delen’.
Verbinding met de branddetectie-installatie.
De werking van de verwarmingsketels, brandwerende kleppen, ventilatiegroepen en de productie van warm water voor sanitair gebruik vallen onder de werking van de branddetectie-installatie.
De werking zal gerealiseerd worden via een aansluiting op een aansluitblok in de buurt van de branddetectiecentrale.
De installateur zal beschikken over:
a) een contact niet gevoed door algemeen detectienet; elk net stemt overeen met een compartiment.
b) gelijkstroom onder spanning (spanning van 24 V te bevestigen).
Via deze contacten en deze voeding voorziet onderhavige aanneming de bedieningen en de detectie, evenals het ter beschikking stellen van de signalisatiecontacten.
Het leveren, plaatsen en aansluiten van de bron voor de elektrische noodstroomvoorziening, nodig voor het bedienen van de brandwerende kleppen, valt ten laste van deze aanneming.
Regelingsinstallaties
Het installeren van regelingsvoorzieningen opgenomen in punt A.12 gebeurt door deze aanneming.
De aanneming voorziet alle andere voorzieningen dan deze vermeld in deze punten, en garandeert de coördinatie voor de installatie van dit materiaal. De aanneming is een resultaatsverbintenis.
Berekeningsgrondslagen
Aansprakelijkheid van de opdrachtnemer
Het komt de installateur toe om het geheel van het project op te maken op basis van de principes vermeld in de inschrijvingsdocumenten, rekening houdende met de hierna vermelde berekeningsgrondslagen.
De installateur is niet alleen verantwoordelijk voor de goede werking van de apparaten en voor het geheel van de installatie, maar ook voor de berekeningen en de uitvoeringsplannen.
Alle waarden vermeld in dit bestek en in de plannen zijn minima waaronder de inschrijvers niet mogen gaan, maar die zij mogen verhogen als zij dit nodig achten voor de goede werking van de installaties.
Resultaten te behalen in de lokalen
Thermisch comfort – binnenklimaat
Globaal gezien kunnen de resultaten met het oog op het thermisch comfort als volgt worden samengevat:
a) lokalen met een maximale temperatuur: 20 of 22 °c
b) lokalen met een gecontroleerde temperatuur (+/- 1°C);
c) Andere lokalen: volgens de gebruikelijke normen en reglementen.
Binnentemperaturen
in de verwarmde en verluchte lokalen worden tijdens de verwarmingsperiode de volgende temperaturen gehandhaafd:
a. Leslokalen, eetzaal 20°C;
b. Eetzaal: 20°C;
c. Kantoren 20°C;
d. Gangen, looppad 16°C;
e. Crèche: 22°C;
f. Sportzaal: 18/20°C;
g. Polyvalente zaal: 18/20°C;
h. Sanitair: 16°C;
i. Vestiaires: 20°C.
Hygrometrische graad
De hygrometrische graad wordt niet gecontroleerd.
Verluchting en hygiënevoorwaarden
a) De ventilatie met aanvoer van verse lucht voor de behandelde oppervlaktes wordt berekend op basis van het gebruik, waarbij minstens 2,9 m³/u per m² wordt gerekend voor kantoren of vergaderzalen.
b) De luchtverdeling en -afvoer in de lokalen zijn ontworpen zodat de snelheid van de lucht in de lokalen met temperatuurregeling en/of verluchting onder de 0,25 m/s blijft in de zones waar mensen aanwezig zijn.
c) Voor het verwarmingssysteem mag de aanvoertemperatuur niet meer bedragen dan 40°C.
d) In de gekoelde lokalen mag het temperatuurverschil tussen de aanvoertemperatuur en de binnentemperatuur niet meer bedragen dan 10°C.
Akoestische voorwaarden
De te behalen akoestische voorwaarden worden gedetailleerd in het akoestisch lastenboek.
IJzelvrij en vorstvrij maken
Het ijzelvrij en/of vorstvrij houden van de waterleidingen moet gedefinieerd worden om een temperatuur te hebben van minstens + 5°C met de gebruikte warmte-isolerende diktes.
Druk
De verdeling van de hoeveelheden inblaaslucht en afgevoerde lucht in de te behandelen lokalen en
in de aangrenzende lokalen moet zo zodanig zijn dat wordt voldaan aan de luchtdrukregelingsvoorwaarden gedefinieerd op de principeschema’s. De berekening moet rekening houden met de totale lengte van de dichtingen van de openslaande vleugels tussen de verschillende lokalen, met het drukverlies die ze teweegbrengen in de luchtstroom, en rekening houdende met een lekkagedebiet van 15 m3/u per meter dichting voor een drukverschil van 10 Pa voor de openslaande deuren. Het lekkagedebiet bedraagt 30 m3/u per meter dichting voor de schuifdeuren, en dit voor een identiek drukverschil van 10 Pa. De raamkozijnen worden beschouwd als perfect hermetisch (dubbel hermetisch afgesloten) en het lekkagedebiet wordt beschouwd als zijnde gelijk aan 0. Filtrering a) Het initiële drukverlies van de filter bij gebruik moet zo laag mogelijk zijn en mag de volgende waarden niet overschrijden. Filterklasse (volgens de normen NBN EN Maximaal initieel drukverlies bij een 779 en NBN EN 1822) gebruiksdebiet Pi [Pa] G1, G2 40 G3, G4 50 F5 80 F6 100 F7 150 F8, F9 180 H10 tot H14 250 U15 tot U17 250 De gekozen filter zal ook een uiteindelijk drukverlies hebben, bepalend voor het vervangen van de filter, en aanbevolen door de fabrikant, dat zo laag mogelijk moet zijn. b) Overeenkomstig de norm NBN EN 13053 moet de waarde van het drukverlies van de filter voor het debiet ontwerpvolume, in aanmerking genomen voor het selecteren van de ventilator gelijk zijn aan het gemiddelde van het initiële drukverlies (propere filter) en het uiteindelijke drukverlies (filter bedekt met stof), behalve voor bepaalde specifieke gevallen (specifieke hygiënische vereisten) waarvoor er een constant nominaal debiet moet worden gegarandeerd tot het uiteindelijke maximale drukverlies van de filter. c) De keuze van de filterklasse kan worden gebaseerd op de volgende aanwijzingen: | |||
Klasse | Soorten toepassingen | ||
G1 of G2 | Deze klasse zal slechts uitzonderlijk worden toegestaan, bijvoorbeeld voor de aërothermen van een garage, waarbij de filtratie niet al te diepgaand moet zijn, als fijnere filters problemen qua drukverlies teweegbrengen |
G3 of G4 | Voor de ventilatorconvectoren kan men dit type filters toestaan, omwille van redenen die verband houden met de buitenafmetingen | |||
F5 of F6 | Lokalen waar de zuiverheid van de inblaaslucht niet van primordiaal belang is, dit wil zeggen lokalen die gemakkelijk te reinigen zijn en die geen voorwerpen bevatten die gevoelig zijn aan stof: tentoonstellingszalen, sportzalen, zwembaden. | |||
F7 | Lokalen waar een voldoende zuiverheid van de inblaaslucht nodig is om de bekleding te beschermen (tapijt, behangpapier, ...), voorwerpen die worden blootgesteld aan lucht (kunstvoorwerpen, ...) of producten die werden vervaardigd: kantoren, conferentiezalen, bibliotheken, musea, leslokalen en amfitheaters waarvan het materiaal moet worden beschermd, laboratoria, keukens en restaurants. | |||
F8 of F9 | Lokalen waar de zuiverheid van de lucht heel belangrijk is: computerzalen, dierenwinkels (dieren tijdens incubatie), ziekenhuizen (lokalen die onderdak bieden aan patiënten, met uitsluiting van operatiezalen en andere ‘propere’ of steriele lokalen). | |||
H10 tot H14 | Deze groep filters is heel efficiënt voor bacteriën, radioactief stof en rook en aerosols van eender welke aard. Deze filters worden gebruikt voor zalen met gecontroleerde stofontwikkeling: laboratoria die zeer zuivere lucht vereisen, operatie- of sterilisatiezalen, witte ruimtes, kerncentrales. | |||
U15 tot U17 | Deze filtergroep met maximaal scheidingsvermogen is geschikt voor specifieke gevallen waarbij de zuiverheid van de lucht heel belangrijk is: steriele zalen, witte ruimtes, kerncentrales, ... | |||
De installatie zal in principe geen voorfilter bevatten. Deze kan echter wel worden geïnstalleerd in de volgende gevallen: • De filters van de groepen H en U en met actieve koolstof moeten altijd worden voorafgegaan door een filter van minstens klasse F7 (op verse lucht). • Als de te filteren lucht grote hoeveelheden grove partikels bevat, dan is een F5 voorfilter gerechtvaardigd. • Een filter F8 of F9 bij pulsie zal over het algemeen worden voorafgegaan door een filter F7 op de verse lucht. d) Voor de filters van de groep F, moet de ontwikkelde oppervlakte van het filtrerende medium minstens gelijk zijn aan de volgende waarden: | ||||
Filterklasse | Minimale ontwikkelde oppervlakte van het filtrerende medium [m² voor 1000 m³/u] | |||
Concentratie stof van de buitenlucht < of = 0,1 mg/m³ (geval van de meeste Belgische steden) | Concentratie stof van buitenlucht > 0,1 mg/m³ | |||
F5 | 1,45 | 2 |
F6 | 1,65 | 2,4 | ||
F7 | 1,85 | 2,8 | ||
F8 en F9 met voorfilter F7 | 2,4 | 3,8 | ||
Grondslagen voor de berekeningen en het bepalen van de afmetingen Berekeningsmethode a) Het warmteverlies wordt gedefinieerd volgens de norm XXX X00-000 van december 1986, rekening houdende met: • een basisbuitentemperatuur van -9°C; • de droge binnentemperaturen vermeld op de plannen; • de oriëntatie; • een werking met nachtelijke vertraging van maximum 5°C beneden de normale temperatuur. De thermische transmissiecoëfficiënten van de wanden worden gedefinieerd volgens de norm XXX X00-000 van januari 1987. b) De warmtewinst wordt berekend volgens de Amerikaanse methode CARRIER. In de berekeningsmethode CARRIER, worden de berekeningen van de druk gedefinieerd voor een werkingsperiode van 24 uren. De toe te passen coëfficiënten voor de berekeningen van het aantal uren zon zijn de volgende: • voor metalen frame: 1,170 • voor gebrek van helderheid 0,980 • voor dauwpunt: 1,013 c) De hydraulische berekeningen gebeuren volgens de Rietchel-methode. Omstandigheden buiten - De berekeningen van de warmtebehoeften worden gemaakt voor een minimale buitentemperatuur van -9°C, en een windsnelheid van 4 m/s. (normale winden) en een blootgestelde situatie. Er wordt voor deze buitentemperatuur rekening gehouden met een relatieve vochtigheid van 90 %. - De berekeningen van de warmtewinst worden gemaakt voor de volgende buitenomstandigheden: • extreme omstandigheden: droge temperatuur: 30°C en 50 % RV stemmen overeen met de volgende waarden: o enthalpie: 65 kJ/kg droge lucht (15,50 kcal/kg) o vochtige temperatuur: 22°C. o watergehalte: 13,4 g/kg droge lucht o dagelijks maximum van de buitentemperatuur tijdens de maanden: - april 25°C ‑ Mei 28°C ‑ Juni, juli, augustus 30°C ‑ September 28,5°C ‑ Oktober 26°C • amplitude van de dagelijkse schommeling van de buitentemperatuur: 12°C • windsnelheid: 4m/s • zonlicht: heldere hemel Luchtdebieten Alle vermelde luchtdebieten voor de ventilatie zijn in normale m3, dit wil zeggen beschouwd bij: • temperatuur: 0°C • druk: 760 mm Hg (1013 m bar) |
• specifiek gewicht: 1,293 kg/m3
Warmtetoevoer
a) De toevoer te wijten aan de aanwezige personen wordt berekend op basis van een specifieke bezetting van:
• 2,5 m² per persoon voor de vergaderzalen;
• 7 m² per persoon voor aparte kantoren en consultaties;
• volgens de programmering voor de andere lokalen;
b) De interne aanvoer te wijten aan de verlichting is gebaseerd op een specifiek vermogen van 20W/m².
Berekening van de installaties
Geïnstalleerd vermogen in de centrale
a) Het nominaal warmtevermogen van de aansluitingen is gelijk aan 100 % van het vermogen van de warme batterijen en van de verwarmingselementen, vermeerderd met de verliezen en een reserve van 10 %.
Verwarmingsoppervlakte
a) De vermogens van de verwarmingsbatterijen en van de koelbatterijen worden berekend rekening houdende met het bruikbaar vermogen (verlies, winst, behandeling van de verse lucht, enz.) en het verlies (verlies aan de kokers, warmtewinst te wijten aan de ventilatoren, enz.).
b) De emissie van radiatoren wordt bepaald op basis van het bekomen verlies en van de emissie die wordt gecatalogiseerd op basis van testen overeenkomstig de vigerende normen.
Kenmerken van de vloeistoffen
a) De verwarmingsvloeistof beschikbaar aan de aansluiting is warm water met een maximale temperatuur van 80°C bij vertrek en 60°C bij terugkeer.
b) De statische verwarmingselementen worden berekend voor een inlaattemperatuur van 80°C en voor een temperatuurdaling van 20°C (stelsel 80/60°C).
Hydraulische maatvoering
a) De hydraulische berekeningen voor de verwarmingsvloeistof worden opgemaakt overeenkomstig de volgende regels: Het ontwerp van het distributienet zal worden bestudeerd met het oog op het beperken van het vermogen van de pompen en circulatiepompen. Dat betekent het drukverlies beperken door te werken met zo kort mogelijke, rechtlijnige circuits die de vloeistof vervoeren aan een geringe snelheid. Voor de bepaling van de afmetingen zal er ook worden gelet op een goed evenwicht tussen de verschillende circuittakken.
Voor de afmetingen van de distributieleidingen zal er worden rekening gehouden met de volgende regels:
• voor de beperkte diameters (DN10-20), de snelheid van het water beperken tot 0,4 m/s omwille van akoestische redenen,
• het niet overschrijden van een maximaal drukverlies van 100 Pa/m voor de stukken met een diameter van meer dan DN 20 om het drukverlies te beperken.
• de volgende snelheden niet overschrijden:
• 1 m/s voor een diameter kleiner of gelijk aan DN100,
• 1,5 m/s voor een diameter kleiner of gelijk aan DN150,
• 2 m/s voor een diameter groter dan DN150,
Daarnaast zal de snelheid van het water worden beperkt tot 0,3 m/s in de primaire collector, om zodoende de hydraulische interferenties te vermijden tussen de secundaire circuits.
b) De hydraulische berekeningen voor het sanitair en industrieel water worden opgemaakt voor watersnelheden van minder dan 1,5 m/s voor de grote zones (≥ DN80) en minder dan 1 m/s voor de kleine zones.
c) De berekening van het drukverlies gebeurt volgens de methode van Xxxxxxxxx en Raiss; de berekening wordt opgemaakt op basis van een maximaal drukverlies van 100 Pa/strekkende meter. Het drukverlies dat zich situeert in de apparatuur moet zo gering mogelijk zijn. Het wordt bepaald rekening houdende met de kenmerken en de mogelijkheden van de bestaande installatie.
d) Het glycolwatercircuit van de recuperatiebatterijen op de afvoerlucht wordt berekend voor een debiet verse lucht van 100 % en een maximale snelheid van 1,5 m/s in de leidingen.
Maatvoering luchtbehandelingstechniek
a) Voor de installaties worden de afmetingen van de luchtleidingen bepaald op basis van de berekende debieten en rekening houdende met maximale snelheden van 7 m/s. Deze maximale snelheden zullen worden bereikt in de technische lokalen en in de verticale technische kokers; op het einde van het net, voor de eindunits zal de luchtsnelheid ongeveer 4 m/s bedragen.
De snelheden voor de luchtdoorvoer in de groepen mogen niet meer bedragen dan 2,50/3,00
m/s.
b) De berekeningen gebeuren rekening houdende met de percentages toevoer verse lucht gedefinieerd in het artikel ‘Verluchting en hygiënevoorwaarden’.
c) Voor de free cooling zullen de installaties worden berekend om een debiet te hebben van minstens gelijk aan 6 vol/u in elk lokaal dat met deze methode wordt gekoeld. De maximale snelheid van de lucht bedraagt 10 m/s, en zal worden bereikt in de technische lokalen en de verticale technische kokers;
d) De totale druk van de ventilatoren wordt gedefinieerd door de opdrachtnemer, rekening houdende met het interne drukverlies en de beschikbare druk voor de luchtdistributienetten. De berekeningen voor het drukverlies van de luchtdistributienetten moeten door de opdrachtnemer worden opgemaakt volgens de methode Riestschel en Xxxxx, Xxxxxxx of vergelijkbaar. Tijdens de uitvoering moet er een berekeningsnota met toelichting worden opgemaakt door de opdrachtnemer, en deze moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan het studiebureau.
Maximale werkdruk
a) Circuits voor stadswater en warm water voor sanitair gebruik: De werkdruk bedraagt maximaal 10 bar (PN10).
b) Circuits voor verwarmingswater: De werkdruk bedraagt maximaal 10 bar (PN10)
Beschrijving en werkingsprincipe van de installaties
Beschrijving van de te realiseren installaties
Productie en distributie van verwarmingsvloeistof
De warmteproductie wordt gerealiseerd met twee vloergascondensatieketels. De primaire distributie voor warm water gebeurt volgens het regime 60/40° C.
Het warm water wordt in circulatie gebracht met circulatiepompen.
De ketel is van het type met automatische brander gecontroleerd door een ventilatiesysteem, voorzien voor het gebruik van aardgas.
Het geheel ketel-brander is uitgerust met alle vereiste veiligheden, overeenkomstig de reglementen, normen en codes voor goed gebruik, die gelden op het ogenblik van de inbedrijfstelling van de installaties.
De centrale wordt aangevuld met het expansiesysteem en de elektrische en regelingsvoorzieningen. Het vullen van de installatie gebeurt met stadswater.
De ketel werkt volgens een tijdsleuf en een buitentemperatuursonde (glijdende temperatuur), met een afwijkingsknop, voor de uren buiten de gedefinieerde tijdsleuven. Er zal een werking van het type ‘cascade’ worden voorzien, met afwisselende ketel in werking.
Regelingen van de verwarmingselementen
De afzonderlijke regeling van de radiatoren gebeurt met thermostatische kranen.
Regeling van de installaties
Het regelingssysteem zal van het type DDC (Direct Digital Control) zijn, of zal gebeuren met automaten. Het zal evolutief zijn, het zal gebruik maken van de microprocessor als basiselement en het zal functies realiseren op basis van software.
De functies die moeten worden gerealiseerd door het automatisch regelingssysteem zullen de normale werking moeten garanderen en de lokale entiteiten optimaliseren.
De functies die worden gevraagd aan het regelingssysteem zullen worden uitgevoerd op 3 verschillende wijzen:
a) automatisch op basis van software;
b) manueel, in afwijking van de software, op basis van de hulpelementen van het regelingssysteem;
c) manueel als software ontbreekt op basis van schakelborden.
Elk gedecentraliseerd beslissingsorgaan zal een microprocessor en geheugens bevatten.
De manuele bedieningen via schakelaars moeten prioritair zijn zonder dat er echter mag worden afgeweken van de basisveiligheidsnormen.
De gedecentraliseerde beslissingselementen zijn voorzien om onderling te worden verbonden en met de centrale beheerpost voorzien als verplichte variante, een verbinding die de overdracht garandeert van digitale informatie.
Brandbescherming en rookafvoer
De installaties moeten worden gerealiseerd overeenkomstig de vigerende normen en reglementen inzake brandbescherming voor ‘middelhoge’ gebouwen, met name: NBN S 21 201 en S 21 202 en het koninklijk besluit van 19 december 1997 en zijn bijlagen - publicatie van het BS van 30 december 1997 - Brandpreventie in gebouwen.
Algemene organisatie
De volgende brandbeschermingsmaatregelen en -acties worden gerealiseerd door de installaties:
a) automatische branddetectie;
b) automatische en selectieve werking van de branddetectie op de luchtbehandelingsinstallaties;
c) behoud van de brandwerendheid van bouwelementen zoals vloeren, muren, enz. bestemd voor de doorvoer van leidingen en luchtschachten en dit door:
• de installatie van een automatische brandklep op de leidingen;
• het toepassen van afsluitingsmaatregelen (brandwerende sluiting);
• plaatsen van vuurbestendige leidingen die door bepaalde ruimtes lopen.
d) gebruik van de verschillende luchtafvoercircuits van de luchtbehandelingsinstallaties zoals rookafvoer;
e) plaatsing van een bedieningspaneel ‘brandweer’ in de inkomhal.
De bedieningspanelen en de ‘brandweer’ krijgen alle meldingen van de bedieningen en van de brandkleppen.
Verbinding met de branddetectie
In geval van branddetectie zal het volgende programma per brandbestrijdingszone in werking worden gezet:
• uitschakelen van de afvoergroepen
• openen van de rookafvoerkanalen
Elektriciteit
De aanneming wordt aangesloten op het algemeen hoogspanningsschakelbord. Er is daarvoor een kabel voorzien.
Het bedrijf staat in voor de levering en plaatsing van alle schakelborden in de technische lokalen en het staat in voor de specifieke aansluitingen van zijn installaties vanaf de schakelborden.
Het type elektrische leidingen en hun plaatsingswijze, en het type bescherming van de omkleding en motoren worden bepaald door de aard van de lokalen en de wettelijke en/of reglementaire vereisten (ARAB, AREI, NBN 713.010 en NBN S21.202).
Alle bedienings- en signalisatieborden moeten worden uitgerust met herlaadbare batterijen die noodstroomvoorziening mogelijk maken voor de installaties, om zodoende de vrijwaring van de geheugens te garanderen.
De autonome werking moet minstens 72 uur bedragen.
De elektrische leidingen die installaties of apparaten voeden waarvan de werking onmisbaar is in geval van een ramp, worden gerealiseerd met een F3 kabel volgens de norm NBN C 30.004.
Bedieningspanelen.
Bedieningspanelen geïntegreerd in de schakelborden voor de verwarming en ventilatie omvatten de gedecentraliseerde controle-/bedieningsunits.
Werkingsprincipe van de installaties
Algemeen
De installaties hebben een automatische en/of manuele bediening vanaf de bedieningsborden voor de verwarming en ventilatie. Vanaf de inwerkingstelling verloopt de werking van het geheel automatisch. Een optimizer en een jaarlijkse programmer beheren de installaties.
Alle abnormale situaties en/of alarmsituaties moeten afzonderlijk gemeld worden op de bedieningspanelen voor de verwarming en ventilatie en/of op de panelen voor de algemene
verwarming.
Installaties voor luchtbehandelingsdistributie-gemeenschappelijke voorwaarden
Algemeen
De bedieningen ‘branddetectie’ vermeld in het artikel ‘Branddetectie-brandbescherming en rookafvoer’ hebben voorrang op de bedieningen gedefinieerd in dit artikel.
Alle abnormale situaties en/of alarmsituaties moeten afzonderlijk gemeld worden op het bedieningspaneel.
Bediening van de groepen
a) Alle ventilatie-installaties worden beheerd via optimizer en jaarlijkse programmer door het schakelbord voor de verwarming en ventilatie (via de gedecentraliseerde modules).
b) De sequentie voor de inwerkingstelling moet vertragingen bevatten die afzonderlijk regelbaar zijn om de inschakelstroom te beperken bij het opstarten.
‘Voorbeeldregime’ voor de werking van de groepen
a) De ventilatiegroepen bediend door het optimaliseringsprogramma van het paneel voor de verwarming en de ventilatie of het schakelbord en/of van het algemeen bedieningspaneel moeten kunnen worden ingesteld:
• · op werking bij normaal regime;
• · op de opstartfunctie;
• · op normaal stoppen;
• · op stoppen ‘branddetectie’;
• · op werking ‘brandweer’.
b) De volgende tabel bevat de positionering van de verschillende in te stellen elementen in de verschillende werkingsregimes:
Branddetectie | Normaal stoppen | Opstart | Normale werking | |
Afvoerventilator. | UIT | UIT | AAN | AAN |
F = Gesloten
O = Open
SR = Regeltechniek
c) De keuze van het soort functioneringssysteem gebeurt door het paneel voor de verwarming en de ventilatie of het bedieningsbord en/of het algemeen bedieningspaneel; de regeltechniek die deel uitmaakt van dit lot garandeert op basis van het ontvangen bevel van het paneel voor de verwarming en de ventilatie of het bedieningsbord en/of het algemeen bedieningspaneel de positionering van de in te stellen elementen zoals hoger gedefinieerd. Dit bevel wordt aan elke groep afzonderlijk gegeven.
63.1 Warme - installatie
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft onder andere alle voorzieningen en uitvoeringen die nodig zijn om de goede werking van de nieuwe of gerenoveerde installaties voor warmteproductie te garanderen.
- Belangrijke opmerkingen
In het kader van het beheer van een duurzaam en verantwoord milieu, moet men letten op een goede verwijdering van het afval dat wordt gegenereerd door deze werken, of het nu gaat om nieuwe constructies of lichte of zware renovaties.
‘De verwijdering en het beheer van afval uit afbraak-, renovatie- of bouwwerken maken deel uit van een of meer specifieke posten toegelicht in deel 0 paragraaf 07 –Afval: preventie, selectief sorteren op de werf, opslag, vervoer en verwerking van afval’
De aandacht van architecten, studiebureaus, opdrachtgevers en ondernemers wordt bovendien gevestigd op de problematiek van de afvoer van het water uit de verwarmingsinstallaties en de verwijdering ervan als de installatie wordt geledigd; en dit specifiek in het geval van renovatie: vervanging van de ketel(s) of zelfs vervanging van een deel of van de volledige installatie.
Dit water wordt gezien de samenstelling ervan beschouwd als van het industriële type, en het moet daarom voorwerp uitmaken van een milieuvergunning.
Gezien het ontbreken van specifieke reglementering op 05/08/2013, en rekening houdende met de kleine hoeveelheden die soms worden afgevoerd en aangezien dit water niet afkomstig is van een etablissement dat ander industrieel water afvoert, zullen de architect, het studiebureau en/of de opdrachtgever letten op deze problematiek en zullen zij indien nodig geval per geval aanraden om dit water te recupereren en te laten verwijderen door een bedrijf dat gespecialiseerd en erkend is om vloeibaar afval te verwijderen:
‘De verwijdering en het beheer van afval uit afbraak-, renovatie- of bouwwerken maken deel uit van een of meer specifieke posten toegelicht in deel 0 paragraaf 07 –Afval: preventie, selectief sorteren op de werf, opslag, vervoer en verwerking van afval’
63.11 Systemen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle bestaande systemen op de ontwerpdatum van het bestek en die voldoen aan de reglementeringen en normen die op het moment van dit ontwerp gelden voor de bouw van verwarmingsinstallaties.
Aangevuld als volgt:
Bestaande systemen:
Vloerketels Remeha.
Distributiecircuit ‘naar de paviljoenen’ waarop de distributie voor warm water komt voor de nieuwbouw van de kleuterschool.
Circuit in afwachting van nieuwe bouwconstructies
Andere bestaande circuits met aansluitingen voor de school
63.2 Warmte - productie
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft toestellen voor warmteproductie op basis van:
• gas
• mazout (stookolie)
• hout (of het nu gaat om houtblokken, houtsnippers (platen), houtpellets, houtspaanders, zaagsel, enz …)
• gewassen
• een stedelijk verwarmingsnet
• elektriciteit
• warmtepompen
• zon
• steenkool
Aangevuld als volgt:
Pro memorie: bestaande installatie.
Bestaande voorzieningen die worden behouden tijdens de renovatie:
- Vloerketels Remeha
- Bestaande distributiecircuits
Wat er wordt gewijzigd tijdens de renovatie:
- Distributiecircuit ‘naar paviljoenen’ dat in verbinding zal staan met de nieuwbouw voor de kleuterschool
Wat wordt toegevoegd:
- Circuit in afwachting van de twee andere nieuwe bouwconstructies
- Belangrijke opmerkingen
Energieprestatie
De residentiële gebouwen evenals de kantoorgebouwen en dienstgebouwen en gebouwen bestemd voor het onderwijs, nieuwe gebouwen of gebouwen die het voorwerp uitmaken van een wederopbouw of van uitbreidingswerken waarvoor een vergunning is vereist, vallen onder de reglementering Energieprestatie (EPB - zie § 00.5 Terminologie).
De projectontwerper en/of EPB-verantwoordelijke moet daarom hun energieprestatieniveau berekenen. Hij moet daarom beschikken over het rendement van de toestellen voor warmteproductie. Er zal daarvoor worden verwezen naar overzicht 10 van §10.2.3.2 van het [AGW 2014-05-15 PEB] (EPB-besluit).
Dat betekent dat de aannemer voor de ketels de volgende gegevens moet kunnen verschaffen:
Warmwatercondensatieketel | -η30%: rendement bij gedeeltelijke belasting voor een belasting van 30 % - θreturn,design: retourtemperatuur ontwerp van het warmte-emissiesysteem (in °C) |
Warmwaterketel niet met condensatie | - η30%: rendement bij gedeeltelijke belasting voor een belasting van 30 % |
Voor de warmtekrachtkoppeling op de site zal worden verwezen naar overzicht 16 van Bijlage II van hetzelfde [AGW 2014-05-15 PEB] (EPB-besluit).
Voor de elektrische weerstandsverwarming is het productierendement gelijk aan 1.
Voor wat betreft de verwarmingssystemen met elektrische warmtepomp, wordt het productierendement gelijkgesteld met de gemiddelde seizoensprestatiefactor (SPF = fθ fΔθ fpumps f HU . COPtest).
COPtestis de prestatiecoëfficiënt van de warmtepomp volgens de norm [NBN EN 14511-1], [NBN EN 14511-2], [NBN EN 14511-3] en [NBN EN 14511-4]. Dit moet ook worden bezorgd aan de projectontwerper en/of aan de EPB-verantwoordelijke om het energieprestatieniveau van het gebouw te berekenen.
63.21 Productie op basis van gas - voorzieningen TP fft
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle voorzieningen voor de warmteproductie bestemd om de verwarmingsinstallaties te voeden en de installaties voor de productie van warm sanitair water op basis van gas.
Deze post omvat de levering en plaatsing van alle materialen met het oog op de realisatie van een binneninstallatie in werking, overeenkomstig de norm [NBN D 51-003], dit wil zeggen het leveren van alle onderdelen, de montage en de bevestiging, evenals de testen en de aansluiting op de tellers.
Overeenkomstig de algemene en/of specifieke voorwaarden in dit bestek, moeten de eenheidsprijzen inbegrepen in deze post altijd, hetzij volgens de opsplitsing in de samenvattende meetstaat, hetzij in hun totaliteit de volgende elementen bevatten:
· de toestellen voor warmteproductie
· de specifieke expansiesystemen voor deze toestellen
· de specifieke pompen en circulatiepompen voor deze toestellen
· het kraanwerk
· de aftapkleppen
· de externe bescherming
· de aansluitingen (de aansluiting door het distributiebedrijf en de gasteller zullen ten lasten van de opdrachtgever zijn).
· De detectie van gaslekken en de toebehoren worden behandeld in de artikels 63.31.3een 63.31.3d: Centrales gasalarm en elektromagnetische klep gasonderbreking
· alle bijkomende werkzaamheden, leveringen en prestaties die niet specifiek worden beschreven, maar die nodig zijn voor de goede werking van de installaties
Aangevuld als volgt:
De huidige gasteller zal moeten worden verplaatst. Als gevolg hiervan bevat deze post de volledige aanpassing (leidingen inclusief alle toebehoren) om de gasvoeding van het gebouw te garanderen. De gasaansluiting verloopt ondergronds, loodrecht op de stookplaats.
63.21.1 Gasaansluitingen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle werken die onmisbaar zijn om de aansluiting op het gasdistributienet te realiseren, overeenkomstig de vereisten van de distributiemaatschappij, zoals het afsluiten van de sleuven, de doorboringen, het plaatsen van de tellers, de equipotentiaalverbindingen, enz. die niet zijn inbegrepen in de aansluitingsfactuur.
De post ‘gasaansluiting’ omvat de levering en plaatsing van alle materialen met het oog op de realisatie van een binneninstallatie in werking, overeenkomstig de norm [NBN D 51-003], dit wil zeggen het leveren van alle onderdelen, de montage en de bevestiging, evenals de testen en de aansluiting op de tellers. Overeenkomstig de algemene en/of specifieke voorwaarden in dit bestek, moeten de eenheidsprijzen inbegrepen in deze post altijd, hetzij volgens de ventilatie in de samenvattende meetstaat, hetzij in hun totaliteit de volgende elementen bevatten:
de aftapkleppen
de externe bescherming
de aansluitingen (de aansluiting door het distributiebedrijf en de gasteller zullen ten lasten van de opdrachtgever zijn).
Opgelet: de kosten inherent aan het aansluiten en aan de inwerkingstelling gefactureerd door de distributiemaatschappij zullen ten laste van de opdrachtgever zijn.
MATERIALEN
Alle materialen die worden gebruikt, zullen moeten voldoen aan de norm [NBN D 51-003], aan de voorschriften van de gasdistributiemaatschappij en aan de vigerende normen.
UITVOERING/VERWERKING
schikking - gastellers
De plaatsing van de gasteller zal moeten voldoen aan de norm [NBN D 51-003] en aan de voorschriften van de gasdistributiemaatschappij.
Het leidingnet zal worden aangesloten op de gastoevoer. Het zal niet mogen worden ingebouwd, het moet altijd toegankelijk blijven voor het personeel van de verdeler. De installateur zal de binneninstallatie laten eindigen op maximum 1 meter afstand van de gasteller, met behulp van een buis met adequate buitendraad.
De aansluiting zal niet mogen worden beïnvloed door een schadelijke, externe belasting en zal ook niet in contact mogen worden gebracht met een metaal of een product dat schade zou kunnen berokkenen. Als de verdeler van mening is dat er bijkomende veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen omwille van de aanwezigheid van specifieke risico’s of omwille van kenmerken van de omgeving, dan zal de aannemer deze laten uitvoeren op zijn kosten.
gasteller binnen het gebouw
Voor het plaatsen van gastellers binnen het gebouw moeten de volgende maatregelen in aanmerking worden genomen:
de muurdoorvoer voor de gasleiding mag niet fungeren als doorvoer voor andere leidingen. Alle andere leidingen moeten zich op een afstand van minstens 20 cm bevinden. Deze doorvoer zal water- en gasdicht worden gemaakt.
het deel van de dienstleiding in het gebouw moet zo kort mogelijk zijn;
het binnendeel van de dienstleiding in staal zal op een gelijkwaardige manier worden beschermd als het deel dat aan de buitenzijde wordt geplaatst;
het binnendeel van de dienstleiding moet kunnen worden bevestigd op een verticale muur, minstens op de hoogte van de plint en zichtbaar over de volledige hoogte, zodat de controle, het onderhoud of vervangingen kunnen gebeuren zonder de vloer of de muren te beschadigen;
als de tellers voor gas en elektriciteit worden geplaatst in dezelfde uitsparing en ze niet worden gescheiden door een gasdichte wand, dan zal de gasteller worden geplaatst in het bovenste deel van de uitsparing.
de gasleiding moet worden aangesloten op de equipotentiaalverbinding, in de buurt van de gasteller, maar naast de binneninstallatie;
de minimale afstand tussen de gasteller en elk toestel dat warmte produceert zal 1,5 m bedragen.
gasteller buiten het gebouw
Uitzonderlijk zal de teller kunnen worden geplaatst in een speciale kast, als de afstand ten aanzien van de straat te groot is. De kast zal dan worden geplaatst op privéterrein, zo dicht mogelijk bij de hoofdleiding en de richtlijn.
CONTROLES
Conformiteitsattest
De installateur zal een attest moeten bezorgen dat moet worden overgemaakt aan de netbeheerder voor aardgasdistributie voor het in werking stellen van de gasteller overeenkomstig art. 48 van het [KB 1971-06-28]. Alle eventuele wijzigingen om ervoor te zorgen dat de installatie hieraan voldoet, zijn ten laste van de installateur.
Voorafgaande test onder luchtdruk
Alvorens de aansluiting van een installatie te vragen en eventuele bekledingen of verfbehandelingen aan te brengen, zal de installateur de installatie (inclusief de intermediaire gastellers) moeten onderwerpen aan een dichtheidstest overeenkomstig § 4.7. van de norm [NBN D 51-003]. De binneninstallatie zal hiervoor worden blootgesteld aan een luchtdruk van 100 mbar gedurende de tijd die nodig is om alle aansluitingen, soldeernaden, kranen, enz. te besmeren met een schuimend product (zeep). De test zal geslaagd zijn als er geen enkele gasbel wordt gevormd. De controle van de installatie zal moeten gebeuren door een erkende controle-instantie; hetzelfde geldt voor de installaties met een vermogen van meer dan of gelijk aan 70 kW. Het attest van deze controle zal worden bezorgd aan de opdrachtgever op het moment dat de werken worden opgeleverd. Alle kosten die verband houden met de controle zullen ten laste vallen van de aannemer.
Inwerkingstelling van de gasteller
De installatie zal pas in werking mogen worden gezet indien is voldaan aan alle voorschriften van de verdeler. Bij het in werking stellen van de gasteller moet het distributiebedrijf zich ervan vergewissen dat de binneninstallatie gasdicht is voor de distributiedruk. De duur van de observatietijd zal 10 minuten bedragen en er zal geen enkel verlies zijn toegestaan. In principe zal de eerste dichtheidstest gratis zijn; elke bijkomende test zal ten laste zijn van de installateur.
Aftapping
Vóór de inwerkingstelling zal de installatie worden afgetapt. Deze aftapping zal ofwel gebeuren via een flexibele buis die loopt tot buiten het gebouw, ofwel via de brander van een toestel dat gemakkelijk toegankelijk is; in dit laatste geval zal er een vlam voor de brander worden gehouden terwijl het lokaal voldoende wordt verlucht. De brander moet voldoende lang branden opdat de installatie volledig zou afgetapt zijn (gevaar voor luchtzakken).
As-builtplannen
Vóór de voorlopige oplevering van de werken zal de aannemer aan de directie van de werken een tekening bezorgen van het leidingnet zoals het werd uitgevoerd, met vermelding van alle diameters, kranen en het type van de leidingen.
REFERENTIEDOCUMENTEN
- Materiaal
REFERENTIENORMEN
[NBN EN 1775, Gasvoorziening - Gasleidingen in gebouwen - Maximale werkdruk kleiner of gelijk aan 5 bar - Functionele aanbevelingen]
[NBN EN 12007-1, Gasvoorzieningssystemen - Leidingen voor maximale druk tot en met 16 bar - Deel 1: Algemene functionele eisen]
[NBN EN 12007-2, Gasvoorzieningssystemen - Leidingen voor maximale bedrijfsdruk tot en met 16 bar - Deel 2: Specifieke functionele aanbevelingen voor polyethyleen (MOP tot en met 10 bar)]
[NBN EN 12007-3, Gasvoorzieningssystemen - Leidingen voor maximale bedrijfsdruk tot en met 16 bar - Deel 3: Specifieke functionele aanbevelingen voor staal]
[NBN EN 12007-4, Gasvoorzieningssystemen - Leidingen voor maximale bedrijfsdruk tot en met 16 bar - Deel 4: Specifieke functionele eisen voor renovatie]
[NBN EN 1594, Gasvoorzieningssystemen - Leidingsystemen voor maximale bedrijfsdruk groter dan 16 bar - Functionele eisen]
[NBN EN 12068, Kathodische bescherming - Uitwendige organische bekleding voor de bescherming tegen corrosie van in de bodem of in het water gelegde stalen buisleidingen die samen met de kathodische bescherming worden gebruikt - Wikkelbanden en krimpbare materialen]
[NBN EN 12279, Gasvoorzieningssystemen - Gasdrukregelinstallaties in dienstleidingen - Functionele eisen]
[NBN EN 969, Nodulair gietijzeren buizen, hulpstukken, toebehoren en hun verbindingen voor gasleidingen - Eisen en beproevingsmethoden]
[NBN EN 13090, Middelen voor het opnieuw afdichten van draadverbindingen van gasleidingen in gebouwen]
[NBN EN 331, Met de hand bediende kogelkranen en plugkranen met gesloten bodem voor gasinstallaties in gebouwen]
[NBN EN 88-1+A1, Drukregelaars en bijbehorende veiligheidsvoorzieningen voor gastoestellen - Deel 1: Drukregelaars voor inlaatdrukken tot en met 50 kPa]
[NBN EN 1555-1, Kunststofleidingsystemen voor de verdeling van gasvormige brandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 1: Algemeen]
[NBN EN 1555-2, Kunststofleidingsystemen voor de verdeling van gasbrandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 2: Buizen]
[NBN EN 1555-3+ X0, Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx voor de verdeling van gasvormige brandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 3: Hulpstukken]
[NBN EN 1555-4, Kunststofleidingsystemen voor de verdeling van gasvormige brandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 4: Afsluiters]
[NBN EN 1555-5, Kunststofleidingsystemen voor de verdeling van gasvormige brandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 5: Geschiktheid voor de toepassing van het systeem]
- Uitvoering
REFERENTIENORMEN OF GELIJKWAARDIGE EUROPESE NORMEN
[NBN D 51-003, Binnenleidingen voor aardgas en plaatsing van de verbruikstoestellen - Algemene bepalingen]
[NBN EN 12327, Gasvoorzieningssystemen - Drukbeproeving, procedures voor het in bedrijf en buiten bedrijf stellen - Functionele eisen]
Daarnaast moeten de installaties en hun aansluitingen op het gasdistributienet voldoen aan de algemene voorwaarden voor levering en aansluiting van het distributiebedrijf, aangevuld met de eventuele voorschriften van het lokale brandweerkorps. Alvorens te starten met de installatie neemt de aannemer hierover contact op met de distributeur, om te controleren hoe de verbinding met het distributienet moet worden gerealiseerd.
63.21.1a Warmte - productie - gasaansluitingen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
De aansluiting zal gerealiseerd worden vanaf de gasteller door middel van leidingen in staal, in koper of in polyethyleen met een hoge dichtheid, inclusief het kraanwerk en alle toebehoren.
SPECIFIEKE CONTROLES
De controle van de installatie zal moeten gebeuren door een erkende controle-instantie; hetzelfde geldt voor de installaties met een vermogen van meer dan of gelijk aan 70 kW. Het attest van deze controle zal worden bezorgd aan de opdrachtgever op het moment dat de werken worden opgeleverd. Alle kosten die verband houden met de controle zullen ten laste vallen van de aannemer.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
st
- meetcode:
(installatie) of volgens de lijst met onderdelen
- aard van de overeenkomst:
FH
63.21.2 Gasleidingen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle soorten leidingen bestemd om toestellen te voeden voor warmteproductie in de verwarmingsinstallaties van residentiële, publieke, collectieve en tertiaire gebouwen.
Zullen inbegrepen zijn in de eenheidsprijs: buizen en toebehoren, muurdoorboringen en vloeren en hun eventuele herstellingen, koppelstukken, mechanische en roestwerende beschermingen, uitsparingen en alle herstellingen, onderzoek, dichtheidstesten en as-builtplannen van het leidingnet.
MATERIALEN
Toegestaan voor binneninstallaties (na de teller):
buizen in staal overeenkomstig de norm [NBN EN 10255+A1] of de norm [NBN EN ISO 3183] (waaronder buizen in gegalvaniseerd staal die voldoen aan de vermelde normen).
buizen in koper overeenkomstig de norm [NBN EN 1057+A1] met een minimale nominale dikte van de wanden van 1 mm.
buizen in PE overeenkomstig de norm [NBN D 51-004], maar enkel voor de ondergrondse delen van de installatie.
Alle ingebouwde buizen zullen worden beschermd (in de fabriek of ter plaatse) door een bekleding in kunststof. Koperen buizen zullen steeds in de fabriek worden bekleed met een beschermingslaag.
Buizen in gegalvaniseerd staal mogen niet worden gesoldeerd.
Alle buizen die werden beschadigd tijdens het transport of tijdens het plaatsen, zullen moeten worden vervangen.
MINIMALE voorschriften voor de debieten en zones
Opgelet: Te controleren en/of aan te passen in functie van de lengtes van de leidingen en het drukverlies voor de toebehoren.
GASLEIDINGEN 5/4": voor hoofdleidingen en generatoren tot 70 kW. GASLEIDINGEN 4/4": voor hoofdleidingen en generatoren tot 45 kW.
GASLEIDINGEN 3/4": voor waterverwarmers en generatoren tot 24 kW. GASLEIDINGEN 1/2": voor waterverwarmers tot 10,46 kW, ovens en fornuizen
In elk geval zal de maatvoering van de buizen moeten voldoen aan de norm [NBN D 51-003] en [NBN D 51-004]
UITVOERING/VERWERKING
De buizen zullen worden geplaatst overeenkomstig § 4.4 van de norm [NBN D 51-003].
Studie
De studie zal
• (ofwel)inbegrepen zijn in het aanbestedingsdossier.
• (ofwel) worden geleverd door de aannemer en ter goedkeuring worden voorgelegd aan de ontwerper. De plannen zullen worden bezorgd in 3 exemplaren.
Verbindingen
De aansluitingen zullen worden gerealiseerd met behulp van moffen en draadverbindingsstukken. Men zal een voldoende aantal wartelkoppelingen voorzien zodat de installatie kan worden gedemonteerd in stukken. De verbindingen of de toebehoren mogen zich in geen geval ter hoogte van de muurdoorvoeren bevinden.
Alvorens de nieuwe binneninstallatie te vullen met gas, moet de installateur alle leidingen reinigen (zand, vijlsel, roest, enz.).
bevestigingen
De buizen zullen stevig moeten worden bevestigd om verplaatsingen, permanente spanning of latere vervormingen te vermijden; men moet altijd een bevestiging voorzien ter hoogte van de afsluitkranen, de veranderingen van richting en de aansluitingen.
TRACÉ VAN DE BUIZEN - doorvoeren
De buizen zullen worden geplaatst in rechtlijnige tracés en zullen worden ondersteund, zodat de uitzetting van de buizen wordt gegarandeerd en hun buiging wordt vermeden.
Het is verboden om gasleidingen te plaatsen in de lokalen of in de bouwelementen waarin er zich een gaszak zou kunnen vormen omwille van hun ontoegankelijkheid of een onvoldoende ventilatie.
Loodrecht op de doorvoeren in de muren en vloeren zullen de buizen worden beschermd met adequate moffen. De ruimte tussen de mof en de buis zal worden gevuld met een adequaat middel. Alle doorvoeren worden geboord met een diamantboor.
Alle buizen die een bouwelement (vloer of muur) doorboren en die moeten voldoen aan een brandbestendigheidsvereiste zullen zo moeten worden geplaatst zodat de brandwerendheid van dit doorboorde bouwelement niet wijzigt: zie 66.33.1 Beschermingen om de brandwerendheid van de bouwelementen - leidingen te garanderen
Ondersteuning voor adviseurs: [SWL GSI/T1/C] van de passieve preventie.
Na het plaatsen en het beschermen van de buizen, zullen de uitsparingen worden bijgewerkt met metselmortel of, voor de wanden die moeten voldoen aan een brandwerendheidvereiste, door middel van een vastzettingsmiddel dat de brandwerendheid van dit doorboorde bouwelement niet wijzigt (zie
66.33.1 Beschermingen om de brandwerendheid van de bouwelementen - leidingen te garanderen). Het inbouwen van buizen in muren en wanden moet gebeuren zonder hun stabiliteit in gevaar te brengen.
Buizen en hun bevestigingen moeten voldoende worden beschermd tegen vervuiling.
ingebouwde buizen
Naast het naleven van de toepassingsnormen moet er ook bijzondere aandacht worden besteed aan de volgende bepalingen:
Het is verboden om buizen te plaatsen in deklagen, sleuven van muren, afvoerbuizen van verbrandingsproducten, in niet geventileerde holtes, in geulen en inspectieputten van riolen, in ventilatie- of luchtbehandelingsbuizen, in lift- en afvoerbakken (afval, linnen), in holle bouwelementen (holle stenen, holle betonelementen).
Om buizen in te bouwen in betonnen vloeren moeten de buizen worden geplaatst in de bekisting zonder verbinding noch lasnaad, en zij moeten efficiënt worden beschermd tegen corrosie alvorens het beton te gieten. Het is verboden om de buizen te plaatsen in de deklagen.
Om buizen in te bouwen in de muur, moet er op mechanische wijze een ondiepe uitsparing worden gemaakt. De uitsparingen in de gemetselde muren moeten worden uitgefreesd volgens de correcte afmetingen. Na het plaatsen van de buis zal de vide opnieuw worden gevuld met mortel, samenstelling van de mortel: 1000 l grof zand, 300 kg cement P400; of alle andere materialen compatibel met de gegroefde wand.
REFERENTIEDOCUMENTEN
- Materiaal
REFERENTIENORMEN OF GELIJKWAARDIGE EUROPESE NORMEN
Aardgasleidingen zullen moeten voldoen aan de algemene bepalingen van [NBN D 51-003, Binnenleidingen voor aardgas en plaatsing van de verbruikstoestellen - Algemene bepalingen].
De gasleidingen moeten respectievelijk aan de volgende normen voldoen:
[NBN EN 10255+A1, Buizen van ongelegeerd staal geschikt voor lassen en draadsnijden - Technische leveringsvoorwaarden]
[NBN 744, Stalen buizen voor water- of gasleidingen en voor riolen] (voor staal) of
[NBN EN ISO 3183, Aardolie- en aardgasindustrieën - Stalen buizen voor transportleidingsystemen (ISO 3183:2012)]
[NBN EN 10226-1, Afdichtende pijpschroefdraad - Deel 1: Conische buitendraad en cilindrische binnendraad - Afmetingen, toleranties en aanduiding] en
[NBN EN 10226-2, Afdichtende pijpschroefdraad - Deel 2: Conische buitendraad en conische binnendraad - Afmetingen, toleranties en aanduiding]
[NBN EN 1057+A1, Koper en koperlegeringen - Naadloze ronde koperen buizen voor gas- en waterleidingen in sanitaire en verwarmingstoepassingen]
[NBN EN 1555-1, Kunststofleidingsystemen voor de verdeling van gasvormige brandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 1: Algemeen]
[NBN EN 1555-2, Kunststofleidingsystemen voor de verdeling van gasbrandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 2: Buizen]
[NBN EN 1555-3+ X0, Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx voor de verdeling van gasvormige brandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 3: Hulpstukken]
[NBN EN 1555-4, Kunststofleidingsystemen voor de verdeling van gasvormige brandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 4: Afsluiters]
[NBN EN 1555-5, Kunststofleidingsystemen voor de verdeling van gasvormige brandstoffen - Polyethyleen (PE) - Deel 5: Geschiktheid voor de toepassing van het systeem]
[NBN EN 50102, Beschermingsgraden van omhulsels van elektrisch materiaal tegen uitwendige mechanische stoten (IK-codering)]
[NBN EN ISO 14726-1, Schepen en maritieme technologie - Identificatiekleuren voor de inhoud van pijpleidingsystemen - Deel 1: Hoofdkleuren en -media (ISO 14726-1:1999)]
63.21.2a Warmte - productie - gasleidingen - staal
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft stalen distributiebuizen aan de verschillende toestellen van de binneninstallatie vanaf de meter.
- Ligging
De gasleiding zal van de meter naar de verschillende toestellen gaan.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
Stalen buizen zonder lasnaden moeten voldoen aan de voorschriften van de norm [NBN EN 10255+A1] of de norm [NBN EN ISO 3183]. De verbindingen zullen een versterkte rand hebben en moeten voldoen aan de norm [ISO 49]. De gesoldeerde verbindingsstukken zullen een voldoende mechanische sterkte hebben om bestand te zijn tegen de spanningen waaraan ze zullen worden onderworpen. Opgelet: buizen in gegalvaniseerd staal mogen niet worden gesoldeerd.
De gasleidingen zullen worden vervaardigd met naadloze gegalvaniseerde stalen buizen, van de halfzware serie, geassembleerd met schroefdraad in gegalvaniseerd smeedbaar gietijzer, met een versterkte rand; de materialen zullen moeten voldoen aan de normen [NBN EN 10255+A1] en [NBN 744];
Specificaties
Type: gelakt donkerblauw/ gegalvaniseerd
Nominale diameters: 10/15/20/25/32/40/50/65/80/100/125/ *** mm / volgens het voorgeschreven debiet
UITVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
De buizen zullen loodrecht worden gezaagd aan de as van de buis of ze zullen worden gesneden met een buissnijder om een rechte en nauwkeurige afsnijding te bekomen.
De buizen met een diameter van minder dan of gelijk aan DN 40 zullen worden geassembleerd met schroefdraad, door gebruik te maken van een geschikte pasta en speciale afdichtingsproducten, met uitzondering van vezelhennep. De assemblages met behulp van lange cilindrische schroefdraad en verbindingen met cilindrische schroefdraad zijn verboden. De buizen met een diameter gelijk aan DN 50 of meer zullen steeds worden gesoldeerd met acetyleen. Voor de assemblages door middel van soldering moeten de veranderingen van richting verplicht gerealiseerd worden met behulp van gesoldeerde verbindingen.
Opgelet: Assemblages door middel van soldering zullen verplicht zijn in het geval van verzonken buizen, met uitzondering van de plaatsen waar het soldeerwerk een brand zou kunnen veroorzaken.
De buizen zullen worden geplaatst volgens een systeem
• dat (ofwel)zichtbaar is.
De buizen zullen worden bevestigd met behulp van beugels in gegalvaniseerd staal, aan de binnenkant bekleed met een samendrukbaar materiaal. De bouten van de beugels zullen in laiton zijn of in vercadmiumd staal. De verticale buizen zullen niet kunnen glijden in hun dragers. De maximale afstand tussen de dragers zal horizontaal 1,50 m en, verticaal 2.000 m bedragen. Indien verschillende buizen parallel worden geplaatst, zullen de dragers worden gehergroepeerd en worden gealigneerd.
• (ofwel)ingebouwd,
in de muren en vloeren (opgelet: het is verboden om buizen te plaatsen in de deklaag). De ingebouwde buizen zullen worden beschermd door ze te omhullen met een laag zelfklevende pvc/een bekleding bestaande uit gepolymeriseerde producten of bitumen. De omhulde buizen zullen perfect bestand zijn tegen corrosie van chemische of elektrolytische aard. Voor het inbouwen van de buizen in de betonnen vloertegels vóór het gieten van het beton, zullen de buizen zonder soldeernaad of verbinding worden geplaatst in de bekisting en zullen ze efficiënt worden beschermd tegen corrosie. Vóór het inbouwen van de buizen in de muren, moet er op mechanische wijze een ondiepe uitsparing worden gemaakt. De uitsparingen in de gemetselde muren moeten worden uitgefreesd en moeten een correcte doorsnede hebben.
Na het plaatsen van de buis zal de ruimte worden gevuld met mortel. Samenstelling van de mortel: 1000 l grof zand, 300 kg cement P400.
- Aanvullende uitvoeringsvoorschriften
Deze voorschriften hebben enkel betrekking op de zichtbare plaatsingssystemen.
De beugels zullen worden bevestigd met behulp van schroeven en pennen of op rails in U-vorm in gegalvaniseerd staal bevestigd met minstens twee schroeven en pennen.
In de toegankelijke sanitaire vides/*** mogen er ophangstroken in kunststof met pennen en bevestigingsringen worden gebruikt.
Alle buizen die een bouwelement (vloer of muur) doorboren en die moeten voldoen aan een brandbestendigheidsvereiste zullen zo moeten worden geplaatst zodat de brandwerendheid van dit doorboorde bouwelement niet wijzigt: zie 66.33.1 Beschermingen om de brandwerendheid van de bouwelementen - leidingen te garanderen
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
• (ofwel standaard)1. m
• (ofwel)2. fft
- meetcode:
• (ofwel standaard)
1. volgens de diameter (DN 10/15/20/25/32/40/50/65/80/100/125/ *** mm). De buizen zullen worden gemeten in de as
• (ofwel)2. Per type woning
- aard van de overeenkomst:
• (ofwel standaard)1. FH
• (ofwel)2. TP
63.21.2c Warmte - productie - gasleidingen - PLT
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft buizen in buigbaar geringd roestvrij staal bestemd voor de aardgasvoeding en de aansluiting van verwarmingsinstallaties en installaties voor de productie van warm water voor sanitair gebruik.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
De buizen moeten voldoen aan de Europese norm NBN-EN 15266en NBN-EN 1775, de norm BS7838 is een pluspunt.
Tijdens de productie zullen de gegolfde buizen niet opnieuw worden gehard om een voldoende sterkte te behouden.
De buizen moeten goed bestand zijn tegen breken.
De buizen zullen worden vervaardigd uit roestvrij staal type 304 L overeenkomstig de Amerikaanse norm AISI of de Europese norm EN 1.4306
De buizen zullen kunnen handmatig worden geplooid en samengedrukt tot een diameter van DN 50 Warm bewerken zal in geen enkel geval nodig zijn voor het plaatsen van de buizen.
De buizen zullen kunnen worden gebruikt in huishoudelijke, industriële en commerciële installaties. De markering van de meetstaat zal worden aangeduid op de beschermingskoker van de buizen.
Alle homologaties zullen worden gemarkeerd op de beschermingskoker van de buizen. De beschermingskoker van de buizen zal geel zijn en in polyethyleen.
De beschermingskoker zal bestand zijn tegen ozon en uv-stralen.
De beschermingskoker zal brandvertragers en rookdichtheidsvertragers bevatten.
De beschermingskoker zal een minimale dikte hebben van 0,25 mm tot DN28 en minstens 0,30 mm van DN32 tot DN50.
De verbindingen zullen geen enkele gespecialiseerde tool vereisen om te kunnen worden gerealiseerd.
De interne doorvoer van de buizen mag niet worden beperkt om nutteloos drukverlies te vermijden.
De verbindingen zullen worden ontworpen om bestand te zijn tegen een maximale druk van 8 bar tot DN32 en 2 bar voor de DN40 en DN50.
De verbindingen zullen enkel zelfdichtend zijn door het contact van metaal tegen metaal, zonder het gebruik van bijkomende vlakke afdichtingen of afdichtingsringen.
De onbuigbaarheid van de PLT-buis is voldoende om horizontaal te kunnen worden geplaatst op een afstand tussen de dragers van:
1 m voor de DN12 en DN15
1,5 m voor de XX00, XX00 en DN32 2 m voor de DN40 en DN50
- Bijkomende voorschriften
De plaatsing en de inwerkingstelling zullen moeten voldoen aan de Belgische norm NBN D51 003/A1voor het plaatsen en het gebruik van de PLT-buis.
UITVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
Het snijden van de buizen zal worden gerealiseerd met adequate buissnijders met stelwieltje voor het roestvrij staal en deze moeten voldoende diep zijn om te vermijden dat de golven van de PLT-buis tijdens het snijden worden vervormd.
Na het bevestigen van de verbinding zullen de zichtbare delen van de buizen worden bedekt met een gele specifieke autovulkaniserende strook in silicone, tot de helft van de moer in een lichtjes en niet- corrosief milieu, en over de volledige verbinding in een gemiddeld tot sterk corrosief milieu.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
(ofwel standaard)
1. st. (ofwel)
2. stm (ofwel)
3. forfaitair
- meetcode:
(ofwel standaard)
1. Netto gemeten lengtes op de buizen, inclusief de toebehoren. (ofwel)
2. eventueel in functie van de nominale diameter (DN***/***/***mm) (ofwel)
3. volgens de prijslijst/***
- aard van de overeenkomst:
(ofwel standaard)
1. FH (ofwel)
2. VH (ofwel)
3. TP
63.21.3 Gastoebehoren
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Dit betreft het leveren en monteren van alle gastoebehoren nodig voor het aansluiten van de toestellen die de mogelijkheid bieden om een deel van de installatie te isoleren, om de onzuiverheden aanwezig in het gas te filteren, enz. en om verschillende veiligheidstoestellen te plaatsen en aan te sluiten.
63.21.3a Warmte - productie - gastoebehoren - gasfilters
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Dit betreft filters om fijne stofdeeltjes tegen te houden die in het gas zweven.
- Ligging
Te voorzien ter hoogte van de gasmeter.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
Volgens het [typebestek 105]/80 C05. De filters zullen worden vervaardigd in kunststof of in metaalgaas om partikels van 3 micron tegen te houden; zij zullen vlot kunnen worden verwijderd, vervangen en onderhouden.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
(ofwel standaard)
1. st
(ofwel)
2. -
- meetcode:
(ofwel standaard)
1. naargelang het type en de diameter.
(ofwel)
2. Inbegrepen in de prijs van de ketel/van de installatie.
- aard van de overeenkomst:
(ofwel standaard)
1 . FH
(ofwel)
2. PM
63.21.3b Warmte - productie - gaskranen - afsluiters
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Dit betreft het kraanwerk dat op verschillende plaatsen van het leidingnet wordt geplaatst en ook op de plaatsen die door het studiebureau of de architect als noodzakelijk worden beschouwd.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
Wat de gaskranen betreft:
Het kraanwerk zal moeten voldoen aan de vereisten van het lokale distributiebedrijf en aan de voorschriften van de normen [NBN D 51-003] en [NBN EN 331].
Kenmerken van de kranen:
ze zullen worden uitgerust met correcte gasdraad;
ze zullen afgedicht zijn van hun omgeving, ongeacht hun positie (open of gesloten); in gesloten positie mogen ze geen gas laten doorstromen in de stroomafwaartse buis;
de gebruikte materialen zullen moeten bestand zijn tegen de mechanische, thermische en chemische omstandigheden waaraan ze worden blootgesteld tijdens een normaal gebruik;
als ze aan de binnenzijde worden geplaatst, moeten ze bestand zijn tegen hoge temperaturen;
de kranen moeten gemakkelijk te bedienen zijn (kwartslag) en ze moeten worden gebouwd zodat men gemakkelijk kan zien of ze zich in een open of een gesloten positie bevinden.
De afsluitkranen zullen van het type zijn met een kogelklep met integrale doorvoer.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
(ofwel standaard)
1. st
(ofwel)
2. -
- meetcode:
(ofwel standaard)
1. naargelang het type en de diameter.
(ofwel)
2. Inbegrepen in de prijs van de ketel/van de installatie.
- aard van de overeenkomst:
(ofwel standaard)
1 . FH
(ofwel)
2. PM
63.21.3c Warmte - productie - gaskranen - afsluitkranen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft kranen geplaatst stroomopwaarts van elk te voeden toestel.
- Ligging
Alle toevoerbuizen die worden aangesloten op de toestellen zullen worden uitgerust met een afsluitkraan op maximaal 20 cm van de aansluiting. Deze kranen zullen gemakkelijk toegankelijk en bedienbaar zijn.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
De afsluitkranen met losse moer moeten in overeenstemming zijn met het type bepaald in de norm [NBN D 51-003].
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
(ofwel standaard)
1. st
(ofwel)
2. -
- meetcode:
(ofwel standaard)
1. naargelang het type en de diameter.
(ofwel)
2. Inbegrepen in de prijs van de ketel/van de installatie.
- aard van de overeenkomst:
(ofwel standaard)
1 . FH
(ofwel)
2. PM
63.21.3d Warmte - productie - elektromagnetische gaskleppen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft een elektromagnetische gasklep met veiligheid bij defect (sluiting ZONDER spanning) geplaatst en aangesloten op de uitgang van de gasmeter, en die zal worden gekoppeld aan een alarmcentrale en een centrale voor de detectie van gaslekken (cfr. artikel 63.21.3e Warmte - productie - gasalarmcentrales)
- Ligging
Plaatsing en aansluiting op de gasleidingen voor de voeding van te voeden toestellen rechtstreeks stroomafwaarts en zo dicht mogelijk bij de gasmeter.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
Het klephuis dat in contact komt met het gas bestaat uit gegoten aluminium.
Maximale druk in werking | 360 mbar |
Voedingsspanning | 230 V of 24 V |
Omgevingstemperatuur | -15 tot +60 °C |
Max. oppervlaktetemperatuur | 85 °C |
Beschermingsgraad | Minimum IP 54 |
Sluittijd | < 1 sec. |
Openingstijd | < 1 sec. |
De klep zal worden uitgerust met minstens 2 afgesloten correcte contacten.
De diameter van de afsluiter zal worden bepaald door de aannemer die een berekeningsnota ter goedkeuring zal voorleggen vóór elke inwerkingstelling.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
- per stuk (st.)
- meetcode:
Eventueel naargelang het type, …
- aard van de overeenkomst:
- Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
63.21.3e Warmte - productie - gasalarmcentrales
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft een detectie- en alarmsysteem in geval van gaslekken, bestaande uit een analysecentrale en sensoren.
Een of meerdere sirenes en een alarmsysteem zullen hieraan kunnen worden gekoppeld.
- Ligging
De gaslekdetectiecentrale zal worden geplaatst buiten de stookplaats in de onmiddellijke buurt van de ingangsdeur van de stookplaats; de sensoren zullen worden geplaatst in het gasmeterlokaal en/of in de stookruimte.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
De installatie bestaat uit 1 of meerdere sensoren (in het meterlokaal en/of in de stookplaats) en een centrale; de installatie zal ook kunnen worden gekoppeld aan een of meerdere sirenes die elk zullen worden geplaatst op de plaatsen beschreven en/of opgelegd door het studiebureau of de architect.
Elke detector geeft aan de centrale permanent de gasconcentratie in de atmosfeer door. In geval van een lek zal de centrale de gastoevoerafsluiter kunnen sluiten, de elektrische voeding onderbreken of een sirene in werking zetten vooraleer de onderste explosiegrens wordt bereikt.
De centrale heeft 3 regelbare alarmniveaus. Zij zullen standaard op de volgende manier worden geconfigureerd, 1ste niveau: 20 % onderste explosiegrens, 2de niveau: 40 % onderste explosiegrens, 3de niveau: vertraging van 10 seconden op het 2de niveau. Het overschrijden van een niveau zal een potentiaalvrij contact doen omklappen en zal de gewenste besturing in werking stellen. Er zal een ‘standaard’ contact in werking treden als er een probleem op de centrale of op de detector wordt ontdekt.
Aan de voorzijde kan de gasconcentratie vlot worden afgelezen op een display. Voor elke detector moet er minstens een groene led zijn voor de inschakeling, een gele voor een foutmelding en 3 rode die melden dat er een of meerdere alarmniveaus werden overschreden.
Daarnaast zullen er verschillende toetsen zijn aan de binnenzijde van de centrale die de mogelijkheid zullen bieden om bepaalde parameters te configureren, zoals het instellen van de alarmniveaus, relais die werken als positieve of negatieve veiligheid, alarmen om automatisch of manueel te resetten. Deze wijzigingen zullen worden beschermd met een paswoord.
Een lader geïntegreerd in de centrale zal de mogelijkheid bieden om de reservebatterijen aan te sluiten (optioneel).
Type sensor Katalytische cel (Pellistor)
Uitgangssignaal in mV op 3 draden (brug van Wheatstone)
Het gevoelige element van de detector bestaat uit twee draden in platina elektrisch verwarmd tot ongeveer 400 °C.
Een van beide is bekleed met een actieve katalytische laag die sterk opwarmt in aanwezigheid van een brandbaar gas.
Deze temperatuurstijging veroorzaakt een toename van de weerstand van de draad die gemeten wordt in de centrale.
De andere passieve draad fungeert als thermische compensatie. De responstijd van de sensoren bedraagt minder dan 5 sec.
Sirene: voeding 230 v of 24 v; beschermingsgraad IP 65; 90 tot 110 dB
Specificaties (gegevens aan te vullen door de ontwerper)
• Centrale: *** (P) Sensoren/detectoren
*** (P) Sirenes
UITVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
Het plaatsen van de centrale, van de sensoren en van de sirenes, en hun verschillende elektrische aansluitingen moeten worden voorzien in een afzonderlijke post van de samenvattende meetstaat of bij de post elektriciteit (7 T7 Elektriciteit)
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
- per stuk (st.)
- meetcode:
Eventueel naargelang het type, …
- aard van de overeenkomst:
- Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
63.3 Warmte - distributie en emissie
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Dit betreft de levering, de plaatsing en de aansluiting met het oog op de installatie van een gebruiksklaar distributienet voor warm water, alsook toestellen voor warmte-emissie, inclusief alle toebehoren (bochten, T’s, aansluitingen, verbindingen, beugels, collectoren, …) en de vereiste druktesten, met uitzondering van het kraanwerk.
Dit betreft buizen, pompen en circulatiepompen, kraanwerk, expansie- en veiligheidssystemen, aftapping-, afvoer- en behandelingssystemen, opslagbalonnen, instellingen, bescherming, enz … en alle aanverwante toebehoren voor de warmtedistributie en -emissie.
Dit omvat minstens:
- De leidingen
- De pompen en circulatiepompen
- Kraanwerk
• Afsluitkraan
• Regelkraan
• Mengkraan
• Aftap- en ontluchtingskraan
- De expansie- en veiligheidssystemen
- De toestellen voor warmte-emissie
- De systemen voor temperatuurinstelling en -regeling
- Alle toebehoren nodig voor de warmtedistributie en -emissie
- ……
63.31 Voorzieningen - buizen en toebehoren
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Dit betreft de levering, de plaatsing en de aansluiting met het oog op de installatie van een gebruiksklaar distributienet voor warm water, inclusief alle toebehoren (bochten, T’s, aansluitingen, verbindingen, beugels, collectoren, …) en de vereiste druktesten, met uitzondering van het kraanwerk.
MATERIALEN
Alle elementen, buizen en aansluitingen maken deel uit van één systeem om na hun installatie een geheel te vormen. Ze zullen allemaal worden geleverd door dezelfde fabrikant en/of van compatibele merken, volgens de aanbevelingen van de fabrikant van de buizen.
Alle buizen zullen over de volledige lengte worden gemarkeerd (merk/materiaal, norm, diameter, dikte van de wanden, productiedatum, …)
De keuze van de materialen impliceert dat de aannemer volledig verantwoordelijk is voor het tracé en de bevestigingen, voor wat betreft de vervormingen die zich zouden kunnen voordoen in de leidingen, ingevolge de temperatuurschommelingen.
Het combineren van stalen en koperen buizen moet worden vermeden. De koperen buizen mogen zich enkel stroomafwaarts bevinden van de stalen buizen.
De buizen in kunststof zullen worden uitgerust met een zuurstofdiffusiescherm.
UITVOERING/VERWERKING
tracé van de buizen
Het tracé van de buizen zal worden aangeduid op de plannen, maar het zou lichtjes kunnen wijzigen tijdens de werken. Voor zover deze wijzigingen geen aanzienlijke bijkomende lengtes impliceren, zullen ze worden uitgevoerd zonder enig supplement.
In het geval van een afzonderlijke prijsopgave voor de verwarming zal de aannemer van de centrale verwarming erop toezien dat de kruisingen, de doorvoeren en andere problemen vakkundig worden aangepakt, in overleg met de verantwoordelijken van de posten voor de uitvoering van de ruwbouw, de sanitaire en elektrische installaties, de afwerking, …
Er moet ook worden rekening gehouden met de uitzettingsmogelijkheden van de buizen. De lokale spanningen (onder andere loodrecht op de zettingsvoegen, …) zullen worden geabsorbeerd door doorgangsmoffen.
De treksterkte van de gerealiseerde verbindingen zal minstens gelijk zijn aan deze van de buizen.
De buizen voorzien in de deklagen zullen onder druk worden geplaatst door ze aan te sluiten op het watervoedingsnet (3 tot 4 bar). Als er een grote concentratie van leidingen in de deklaag is, dan zal men een licht wapeningsnet inbedden in de deklaag.
Daar waar nodig zal men tijdens het plaatsen van de buizen en de beugels voldoende plaats voorzien voor de plaatsing van thermische isolatie.
Behalve de roestvrije materialen en de materialen in kunststof zullen alle buizen en hun toebehoren worden voorzien van twee lagen corrosiebescherming (in een andere kleur). De prijs moet zijn inbegrepen in deze van de buizen.
Voor de inwerkingstelling zal de hele installatie grondig worden gereinigd.
Uitsparingen - doorvoeren
Het aantal doorboringen, afbijtwerken en het maken van uitsparingen moet tot een minimum worden beperkt. De vereiste openingen in de muren en de vloeren zullen in de mate van het mogelijke worden voorzien tijdens de ruwbouwwerken.
De zaag- en boorwerken voor het maken van openingen, uitsparingen en doorboringen moeten met de nodige voorzichtigheid worden uitgevoerd, om onnodige beschadigingen aan de aangrenzende bouwelementen te vermijden. Daarom mag er enkel trilvast materiaal worden gebruikt (om te zagen, frezen, snijden, boren, …).
De doorboringen in de betonnen tegels moeten altijd worden uitgevoerd met een gekoelde diamantboor, en er moet worden op gelet dat de wapening van het beton niet wordt beschadigd of blootgelegd.
De uitsparingen in de gemetselde muren moeten een correcte doorsnede hebben, zonder dat hun stabiliteit in gevaar wordt gebracht. Het is verboden om horizontale buizen te plaatsen in muren met een dikte van minder dan 9 cm en in de uithollingen van samengestelde wanden.
Alle doorboringen moeten worden voorzien zodat de zetting van de muren of de vloertegels in geen geval de buizen kan belasten. Voor de doorvoeren van de muren en de vloeren zullen de buizen daarom worden geplaatst in beschermingskokers/doorvoermoffen, zodat ze vrij kunnen bewegen. In functie van de voorziene afwerking voor het oppervlak zullen de kokers ongeveer 1 cm uitsteken aan de muren en de afgewerkte plafonds, en ongeveer 2 cm boven de afgewerkte vloeren.
Na het plaatsen van de leidingen, moeten de uitsparingen en de doorboringen worden gedicht, rekening houdende met de voorziene afwerking voor het oppervlak van de desbetreffende muur, en de eventuele vereisten inzake brandveiligheid.
Alle buizen die een bouwelement (vloer of muur) doorboren en die moeten voldoen aan een brandwerendheidsvereiste zullen zo moeten worden geplaatst zodat de brandwerendheid van dit doorboorde bouwelement niet wijzigt: zie 63.31.4a Warmte - distributie en emissie - buizen & toebehoren - brandwerende doorvoeren of 66.32.2 Brandkranen
Akoestische voorzorgsmaatregelen
Het resultaat van een goede akoestische isolatie van contactgeluiden en/of luchtgeluiden hangt voornamelijk af van de uitvoering. Elk rechtstreeks contact tussen bevestigingselementen en buizen (metaal op metaal) en tussen buizen en muren of vloeren moet worden vermeden, om elke hinder te voorkomen die wordt veroorzaakt door wrijving van de buizen in de beugel of tegen het gebouw, als gevolg van hun uitzetting of krimping. Om de transmissie van geluiden in het gebouw te voorkomen, moet de installateur, onder andere, de volgende maatregelen nemen:
- de ruimte tussen de kokers en de buizen opvullen met een adequaat isolatiemateriaal;
- aan de binnenkant van de bevestigingsbeugels een laag gecomprimeerde isolatie voorzien.
Het trilvaste isolatiemateriaal moet zelfdovend en bederfwerend zijn.
63.31.1 Xxxxxxxxx & toebehoren - buizen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle soorten leidingen in staal, koper en kunststof bestemd om de verwarmingssystemen te voeden en de installaties voor de productie van warm sanitair water, inclusief hun toebehoren.
63.31.1a Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren- buizen/staal
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle soorten stalen buizen bestemd om de verwarmingssystemen te voeden en de installaties voor de productie van warm sanitair water, inclusief hun toebehoren.
- Ligging
- tussen de verwarmingsketel en de collector
- tussen de collector en de radiatoren (zichtbaar systeem) volgens het tracé vermeld op de plannen
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
De leidingen in gegalvaniseerd staal (zinklaag van minstens 400 gr/m²) zullen geschikt zijn voor verwarmingsinstallaties (<110°C) met een maximale werkdruk van 10 bar.[NBN EN 10220]
Tot DN 40: [NBN EN 10255+A1], Buizen van ongelegeerd staal geschikt voor lassen en draadsnijden
Stalen buizen met schroefdraad –- halfzware serie | ||||
Nominale diameter DN | Gebruikelijke aanduiding van de schroefdraad | Buitendiam eter (mm) | Dikte van de wanden (mm) | Gewicht (kg/m) |
10 | 3/8 | 17,20 | 2,35 | 0,852 |
15 | 1/2 | 21,30 | 2,65 | 1,220 |
20 | 3/4 | 26,90 | 2,65 | 1,580 |
25 | 1 | 33,70 | 3,25 | 2,440 |
32 | 5/4 | 42,40 | 3,25 | 3,140 |
40 | 6/4 | 48,30 | 3,25 | 3,610 |
– Technische leveringsvoorwaarden
Vanaf DN 50: [NBN EN 10255+A1], buizen van ongelegeerd staal geschikt voor lassen en draadsnijden - Technische leveringsvoorwaarden.
Stalen buizen zonder schroefdraad – normale serie | |||
Nominale diameter DN | Buitendiam eter (mm) | Dikte van de wanden (mm) | Gewicht (kg/m) |
50 | 60,3 | 2,9 | 4,11 |
65 | 76,1 | 2,9 | 5,24 |
80 | 88,9 | 3,2 | 6,76 |
100 | 114,3 | 3,6 | 9,83 |
125 | 139,7 | 4,0 | 13,4 |
150 | 168,3 | 4,5 | 18,2 |
UIVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
Alle buizen zullen hellend naar de verwarmingsketel of naar een aftapkraan worden geplaatst, zodat het net volledig kan worden afgetapt. Alle hoge punten zullen worden voorzien van een aftapkraan (via de radiator en/of een gemakkelijk te onderhouden automatische aftapkraan).
De buizen zullen worden gesneden met een buissnijder en zorgvuldig worden ontbraamd. Ze zullen perfect op één lijn worden geplaatst, en elke richtingverandering of aansluiting moet perfect haaks worden gerealiseerd, met passende verbindingsstukken.
Geen enkele assemblage mag zich op een plaats bevinden die nadien ontoegankelijk zal zijn, zoals in vloeren, muren, …
Verbindingen en dichtingen zullen overeenkomstig de norm [NBN 237] worden uitgevoerd door middel van assemblages:
met schroefdraad of gesoldeerd tot een maximale diameter DN 40. Voor de schroefdraadverbindingen zal men stukken smeedbaar gietijzer gebruiken, een aangepaste pasta en speciale dichtingsproducten met uitzondering van natuurlijke hennepvezels. Verbindingen en moffen met lange cilindrische schroefdraad zijn verboden.
gesoldeerd voor buizen waarvan de diameter gelijk of groter is dan DN 50. Voor de richtingveranderingen in gesoldeerde assemblages is het gebruik van lasbare verbindingen verplicht. Het soldeerwerk moet de vernietiging of onderbreking van het zink voorkomen.
Opgelet: Gesoldeerde assemblages zullen altijd verplicht zijn in het geval van ingebouwde buizen, met uitzondering van die plaatsen waar het soldeerwerk brandrisico’s impliceert.
De buizen die zichtbaar worden geplaatst, zullen worden bevestigd op een wijze waarbij trillingen en geluiden worden vermeden, door het gebruik van adequate beugels met schroeven en pluggen of bevestigd op U-vormige rails in gegalvaniseerd staal, met twee schroeven en pluggen. In de mate van het mogelijke zullen ze worden gegroepeerd in kokers of zullen ze in schalen worden geplaatst.
Maximale ruimte tussen dragers of ophangsystemen:
Buitendiameters | Horizontale tussenruimte | Verticale tussenruimte |
DN 10/15 | max. 100 cm | max. 150 cm |
DN 20/25/32/40 | max. 200 cm | max. 200 cm |
DN 50/65/80/100 | max. 300 cm | max. 300 cm |
Voor de doorvoer van muren en vloeren zal men kokers gebruiken om de vrije uitzetting van buizen mogelijk te maken. Deze reiken tot 1 cm boven de afgewerkte vloer; hun afwerking wordt waterdicht gemaakt.
Voor het tracé van de buizen zal moeten worden rekening gehouden met hun uitzetting. Daar waar nodig moet er worden voorzien in uitzettingscompensatoren. De nodige berekeningen en een gedetailleerd uitvoeringsschema zullen ter goedkeuring worden voorgelegd aan de ontwerper.
De buizen die ingebouwd zijn in muren en vloeren zullen worden beschermd met een pvc-mantel en/of zullen vooraf worden omhuld met een zelfklevende corrosiebeschermende strook in pvc, waarbij elke wikkeling de vorige met minstens 20 mm overlapt, overeenkomstig de norm [NBN EN 12068]. De omhulde buizen moeten volledig beschermd zijn tegen corrosie van chemische en elektrolytische aard.
- Aanvullende uitvoeringsvoorschriften
Isolatie van buizen: om warmteverlies aan de buizen te voorkomen, moeten alle ingebouwde en zichtbare buizen in niet verwarmde lokalen thermisch worden geïsoleerd met behulp van zelfdovende en dampbestendige isolatie.
Alle buizen die een bouwelement (vloer of muur) doorboren en die moeten voldoen aan een brandwerendheidsvereiste zullen zo moeten worden geplaatst zodat de brandwerendheid van dit doorboorde bouwelement niet wijzigt: zie 66.32.2 Brandkranen
Aangevuld als volgt:
Aard van de leidingen
De leidingen worden vervaardigd met gesoldeerde stalen buizen overeenkomstig de norm:
• NBN A 25.104 normale serie voor diameters gelijk aan en groter dan DN 50;
• NBN A 25.103 middenreeks voor diameters kleiner dan DN 50.
Assemblagewijze
a) Voor diameters gelijk aan of groter dan DN 50, zullen de buizen worden geassembleerd door middel van soldeerwerk;
b) voor diameters van DN 15 tot en met DN 40, kunnen de assemblages worden uitgevoerd met behulp van toebehoren met schroefdraad in smeedbaar gietijzer;
c) als DN 10 buizen worden gebruikt, dan gebeurt de assemblage met behulp van toebehoren met schroefdraad in smeedbaar gietijzer;
d) het verbinden van de toestellen gebeurt met beugels of schroefkoppeling.
Specifieke voorschriften met betrekking tot de plaatsing en de bevestiging
De steunen van de buizen mogen niet door de isolatie komen en moeten de buizen dus ondersteunen via de isolatie, die op deze plaats voldoende bestand moet zijn tegen samendrukking, en die ook moet worden beschermd met een metalen scherm.
Bijkomende voorschriften met betrekking tot de plaatsing, de bevestiging en de uitzetting van buizen
a) De steunen, geleiders en verankeringen zijn in dergelijk aantal aanwezig en zodanig geschikt, zodat de uitzettingswijze voorzien in de berekeningsnota daadwerkelijk wordt gerealiseerd, en zodat het knikken van rechte lengten, het verschijnen van buig- of draaispanningen op de toestellen, het kraanwerk en de axiale compensatoren, en het verschijnen van abnormale buigingen worden vermeden.
b) Als de uitzetting ervoor zorgt dat een niet-verticale buis verticaal beweegt, dan moeten zijn steunen veren hebben die een daadwerkelijke ondersteuning van de buizen garanderen bij elke temperatuur van deze.
c) De geleidingselementen mogen in geen geval wrijving ondergaan, het betreft enkel een rolsysteem; ze zijn dus rolgeleiders als de buis zich in één richting beweegt en kogelgeleiders als er een verplaatsing mogelijk is in meerdere richtingen van eenzelfde vlak; de afmetingen van de rollen en kogels worden zo gekozen, zodat de rolweerstand verwaarloosbaar is ten opzichte van de spanning ingevolge de uitzetting. De rollen en de kogels moeten rollen op metalen platen. De materialen moeten zodanig worden gekozen, zodat het vrij functioneren van de geleidingselementen niet kan worden belemmerd door oxidatie.
d) De steunen en geleiders moeten zodanig zijn ontworpen, zodat de bewegingen van de buizen de warmte-isolatie niet kunnen beschadigen en het warmteverlies als gevolg van hun aanwezigheid tot een minimum wordt beperkt; deze laatste voorwaarde geldt ook voor verankeringen.
e) De compensatoren zijn van het gelede axiale type met beschermende buis met flenzen met gegolfde buis in staal met chroom-molybdeen of ander roestvrij staal, maar andere types kunnen als variant worden voorgesteld.
De opdrachtnemer geeft, vóór de uitvoering, voor de verschillende voorgestelde compensatoren:
• • het merk en het type;
• · het aantal golvingen en de compressieslag voorzien door golving voor de axiale compensatoren;
• · de buitendiameter van de balgen;
• · de aard, de samenstelling, de maximale belasting, de rekgrens en de grens bij verlenging van het metaal waaruit deze balgen bestaan en de thermische behandelingen die ze ondergingen;
• · de weerstand van de axiale compensatoren tegen compressie voor de voorziene slag;
• · de weerstand van de gelede compensatoren tegen hoekvervorming voor de voorziene slag;
• · referenties van vergelijkbare installaties waar de voorgestelde compensatoren werden gebruikt.
De opdrachtnemer zal aan de aanbestedende overheid een nota voorleggen met een toelichting van de keuze voor de voorziene compensatoren voor de uitvoeringsplannen, evenals een berekeningsnota met de spanningen van de buizen te wijten aan de uitzettingen, zowel in de zelfuitzetbare delen als in de delen met compensatoren.
f) De voorschriften van deel A (‘Mechanica in het algemeen’) van het typebestek N 400 zijn van toepassing.
Drukproeven van de leidingnetten
Na het monteren worden alle netten getest bij de volgende koude hydraulische drukniveaus, gemeten op de grond; de druk wordt gedurende 24 uren aangehouden.
• Verwarmingswater:
9 bar
• Warm en koud stadswater 15 bar
Tijdens de persluchttesten of de stikstoftesten worden de dichtingen ingesmeerd met zeepwater om lekken op te sporen.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
m
- meetcode:
Eventueel in functie van de nominale diameter (DN 10/15/20/25/32/40 mm) en de plaatsingswijze (ingebouwd of geïntegreerd).
Netto lengte van de buizen. De toebehoren zullen niet gemeten worden en zullen inbegrepen zijn in de eenheidsprijs.
- aard van de overeenkomst:
VH
63.31.1a.4 DN20 VH m
63.31.1a.5 DN40 VH m
63.31.1c Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - buizen / kunststof VH m
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft alle soorten leidingen in kunststof bestemd om de verwarmingssystemen te voeden en de installaties voor de productie van warm sanitair water, inclusief hun toebehoren.
- Ligging
Overeenkomstig de vermeldingen op de plannen en in de meetstaat.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
Het betreft de sanitaire voedingsbuizen in kunststof voor de distributie van het water van de centrale verwarming in combinatie met de distributiecollectoren (volgens het artikel 65.31.5c Voedingsleidingen & toebehoren - buizen / kunststof). Het systeem voor de buizen en verbindingen moet respectievelijk voldoen aan de normen en bepalingen van:
[TV 207] |
[NBN EN 12293] [NBN EN 12295] |
[NBN EN 802] |
De buizen zullen over de volledige lengte worden gemarkeerd (fabrikant, conformiteitslabel, buitendiameter, dikte van de wanden, type/norm/samenstelling, scherm verdeler, productiedatum, …). De buizen en verbindingsstukken zullen deel uitmaken van een en hetzelfde systeem (assemblages, bochten, moffen, collectoren, …) en zullen worden geleverd door dezelfde fabrikant. Op de datum van de aanbesteding zal het systeem beschikken over een geldige technische erkenning, toegekend door de BUtgb of een gelijkwaardig certificaat volgens de Europese normen. De systemen zonder technische erkenning zullen enkel mogen worden aanvaard als de gelijkwaardigheid werd aangetoond op alle vlakken, op basis van een technisch dossier. Varianten zijn uitgesloten. Dit dossier moet ter goedkeuring worden voorgelegd aan de opdrachtgever.
Overeenkomstig het lastenboek zal men gebruikmaken van
• (ofwel)PEX buizen (VPE) in netvormig PE met zuurstof diffusiescherm en kokers in HDPE. De kokers beschermen de buizen in VPE tegen uv-stralen en tegen de agressieve invloed van de deklaag, en ze zorgen ervoor dat de buizen thermisch kunnen uitzetten. De buis zal op regelmatige afstanden worden bevestigd (om de 1,5 m) om te vermijden dat de buis gaat bewegen tijdens het plaatsen van de deklaag. Als de buis in VPE beschadigd is, dan moet deze kunnen worden vervangen tijdens de installatie, en dan moet de buis er worden uitgehaald op het moment dat de nieuwe buis wordt geïnstalleerd. De ontwerper behoudt zich het recht voor om een demonstratie te laten doen van de vervanging door de installateur op eender welk element, zonder dat er een supplement wordt aangerekend. In functie van de gebruikstemperatuur zal men gebruikmaken van:
• (ofwel)buizen in PEX-alu-PEX. Plastic buis met drievoudige samenstelling bestaande uit een binnenbuis in PEX, een volledige en homogene hechtlaag, een laag gesoldeerd aluminium van 0,4 mm die een stikstofdiffusiescherm vormt, een volledige en homogene hechtlaag en een buitenbuis in PEX. Galvanische koppelingen tussen aluminium en andere metalen moeten worden vermeden door gebruik te maken van adequate verbindingsstukken, overeenkomstig het ATG-attest.
• (ofwel)buizen in PP (Polypropyleen). Ze zullen worden voorzien van een stikstof- antidiffusiescherm (insert in aluminium). Tijdens de opslag en de behandeling moet de temperatuur altijd meer bedragen dan 5°C. De buizen mogen niet gebogen zijn, elke verandering van richting zal moeten gebeuren met behulp van verbindingsstukken. De gesoldeerde assemblages zullen moeten worden uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van de fabrikant.
Specificaties
Werkdruk: 10bar
Toebehoren: bochten, moffen, T-stukken, …
Beugels of steunelementen: beugels met koppeling/beugels-buizen/halve schalen(plaatsing op het plafond).
UITVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
De uitvoering, de plaatsing en de regeling van de elementen zal strikt moeten gebeuren volgens de ATG technische goedkeuringsvoorschriften en deze van de fabrikant. Alle verbindingen, assemblages, adapters, kraanwerk, …, evenals het materiaal voorgeschreven door de leverancier zullen verplicht moeten worden gebruikt.
Buizen in kunststof zullen in principe worden ingebouwd. Als ze zichtbaar moeten worden geplaatst, zullen ze worden uitgerust met adequate kokers, met warmte-isolatie, bevestigd met passende beugels. In de mate van het mogelijke zullen ze worden gegroepeerd in kokers voor leidingen of zullen ze op schalen worden geplaatst.
Alle leidingen tussen de collector en de radiatoren zullen verplicht uit één stuk moeten bestaan. Spanningen aan de verbindingsstukken moeten worden vermeden met behulp van een soepel tracé, waarbij wordt rekening gehouden met de minimale buigingsstralen opgegeven door de leverancier, en waarbij absoluut moet worden vermeden dat de buizen te strak in de koker zitten.
Tijdens de uitvoering zal moeten worden rekening gehouden met de uitzetting van het materiaal. Alle muur- en vloerdoorvoeren, ongeacht het type synthetische buis, zullen moeten worden uitgevoerd met een koker waarin de buis vrij kan bewegen. De diameter van deze koker moet voldoende groot zijn zodat de synthetische buis voldoende speling heeft en ontoelaatbare spanningen kunnen worden vermeden.
Voor buizen in kunststof zal de minimale buigingsstraal voorgeschreven door de fabrikant moeten worden gerespecteerd. Opdat de buizen verticaal boven de grond zouden komen, zullen ze langs hun externe buiging worden ondersteund door bochten in kunststof met een vloerplaat om geluiden veroorzaakt door de uitzetting te vermijden.
- Aanvullende uitvoeringsvoorschriften
Als de leverancier van het systeem dit voorschrijft, zal er een inhibitor worden toegevoegd aan het verwarmingswater.
Alle buizen die een bouwelement (vloer of muur) doorboren en die moeten voldoen aan een brandwerendheidsvereiste zullen zo moeten worden geplaatst zodat de brandwerendheid van dit doorboorde bouwelement niet wijzigt: zie 66.32.2 Brandkranen
Aangevuld als volgt:
Dit betreft de aansluiting van alle radiatoren vanaf de verschillende collectoren. Deze buizen zijn dus wel degelijk in halfharde kunststof.
SPECIFIEKE CONTROLES
testen
Na het plaatsen van de deklaag moet er verplicht een druktest en een dichtheidstest worden gedaan volgens de norm [NBN ENV 12108]. De test zal worden gedaan op het ogenblik dat het systeem voldoende mechanische weerstand vertoont (verharding van de lijm, koeling van het soldeersel, …) en bij een constante omgevingstemperatuur. De buizen zullen pas mogen worden ingebed na de dichtheidstesten en na goedkeuring van de opdrachtgever.
Beschrijving van de test
Na de ontluchting wordt de installatie onder een waterdruk gebracht gelijk aan anderhalve keer de nominale druk. De testdruk zal de nominale druk niet mogen overschrijden met meer dan 5 bar (15 bar bij PN10, 21 bar bij PN 16). Na 10 en 20 minuten wordt de druk opnieuw op niveau gebracht. De druk zal worden gemeten na 30 en 60 minuten. Als de druk met minder dan 0,6 bar is gedaald, dan wordt aangenomen dat het systeem geen opmerkelijke lek vertoont en de test kan worden voortgezet
zonder pompen. Als de druk na een periode van 2 uur is gedaald met 0,2 bar, dan wordt het systeem beschouwd als niet-waterdicht en dan moet het lek worden opgespoord en hersteld.
waarborgen
De aannemer en de leverancier zullen hoofdelijk een schriftelijke waarborg geven van tien jaar op het systeem, vanaf de datum van de voorlopige oplevering. Deze waarborg zal alle mogelijke schade dekken aan alle leidingen, aan alle verbindingsassemblages en aan de verbindingen tussen de collectoren en de radiatoren, evenals de schade die hierdoor wordt gegenereerd in de andere delen van het gebouw.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
m
- meetcode:
Netto lengte van de buizen. De toebehoren zullen niet gemeten worden en zullen inbegrepen zijn in de eenheidsprijs.
- aard van de overeenkomst:
VH
63.31.2 Xxxxxxxxx & toebehoren - collectoren
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Dit betreft de collectoren voor de warmtedistributie van de verschillende circuits en lussen, en hun toebehoren.
MATERIALEN
• De collectoren zullen geschikt zijn voor en zullen worden op punt gesteld voor de installatie waarin ze moeten functioneren en voor de bestanddelen van die installatie. Zij zullen bestand zijn tegen een temperatuur van 110°C en een werkdruk van 6 bar.
• De assemblages dienen te gebeuren met adequate verbindingsstukken, volgens de voorschriften van de technische studie en/of van de fabrikant. De doorvoerdelen voor de hoofdleiding en de lussen zullen worden aangepast aan de delen van de leidingen waarop ze moeten worden aangesloten (binnendraad DN 20/25/32).
• Het aantal verbindingen per collector zal vakkundig worden aangepast aan het aantal lussen (of radiatoren voor de systemen met minibuis), met bijkomende aansluiting voor de vulkranen en de aftapkranen. De ruimte tussen twee buizen zal ongeveer 50 mm bedragen.
• Elke collector zal worden uitgerust met een ontluchter (3/8"), een hoofdafsluitkraan (met kogel) die de mogelijkheid biedt om de collector volledig af te sluiten. De kranen zullen worden aangepast aan het leidingsysteem dat wordt gebruikt voor de lussen. De geïntegreerde regel- en bedieningskleppen moeten worden uitgerust met één geheugenschroef per circuit.
Specificaties
• Materiaal:
- Staal voor de algemene stookplaatscollectoren en substation voor de hoofdcircuits
- Heetgeperst laiton voor de collectoren xxx xxxxxx, volgens de norm [NBN EN 1254-1]
• Diameter van de hoofdleidingen: te bepalen
• Diameter van de lusverbindingen: te bepalen
• Aantal verbindingen (lussen + 1): te bepalen
Op adequate plaatsen, opgelegd of voor te stellen aan de opdrachtgever en het studiebureau, zullen de collectoren voor de lussen worden geplaatst in een universele distributiekast te bevestigen op de muur, met:
- een universele kast in kunststof met deurtje met sluiting;
- een hoekverbinding in messing;
- een bevestigingsbeugel in gegalvaniseerd staal; dit element maakt integraal deel uit van de overeenkomst (te voorzien - kost te verdelen over de volledige installatie);
- desgevallend moet er in deze post een brandwerende bescherming worden voorzien die compatibel is met de wand waarin deze wordt ingebouwd
UITVOERING/VERWERKING
Specifieke uitvoering:
• In de stookplaats en het (de) substation(s) zal men een algemene collector voorzien, van waaruit de verschillende circuits vertrekken en een algemene collector waar alle circuits eindigen.
• De collectoren zullen worden geplaatst op een toegankelijke plaats. In de niet-technische lokalen zullen ze worden geplaatst in een kast in gegalvaniseerd en gelakt staal of in kunststof.
• Op alle lussen zal men een kogel- of regelkraan installeren om elke lus afzonderlijk te kunnen regelen of isoleren.
• Alle buizen in kunststof tussen de radiatoren en de collectoren zullen in één stuk worden geplaatst, verbindingsstukken zullen niet zijn toegestaan.
CONTROLES
De uitvoering moet zuurstofdicht zijn en moet gedurende minstens 25 jaar bestand zijn tegen een werkdruk van 10 bar voor een watertemperatuur van 80°C. In geval van een defect mag er geen enkele beschadiging of kwaliteitsvermindering optreden, voor een temperatuur van 110°C en een druk van 6 bar, gedurende 8000 uur.
63.31.2a Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - collectoren
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft de collectoren voor de warmtedistributie die zich in de hoofdstookplaats bevinden, in het substation voor de distributie van de verschillende circuits voor verwarming en voor de productie van warm water voor sanitair gebruik, evenals al hun toebehoren.
Het betreft ook de distributiecollectoren van verwarmingslussen, hun kraanwerk, hun eventuele kasten en al hun toebehoren.
MATERIALEN
- Algemene kenmerken
De collectoren zullen geschikt zijn voor en zullen worden op punt gesteld voor de installatie waarin ze moeten functioneren en voor de bestanddelen van die installatie. Zij zullen bestand zijn tegen een temperatuur van 110°C en een werkdruk van 6 bar.
De assemblages dienen te gebeuren met adequate verbindingsstukken, volgens de voorschriften van de technische studie en/of van de fabrikant. De doorvoerdelen voor de hoofdleiding en de lussen zullen worden aangepast aan de delen van de leidingen waarop ze moeten worden aangesloten (binnendraad DN 20/25/32).
Het aantal verbindingen per collector zal vakkundig worden aangepast aan het aantal lussen (of radiatoren voor de systemen met minibuis), met bijkomende aansluiting voor de vulkranen en de aftapkranen. De ruimte tussen twee buizen zal ongeveer 50 mm bedragen.
Elke collector zal worden uitgerust met een ontluchter (3/8"), een hoofdafsluitkraan (met kogel) die de mogelijkheid biedt om de collector volledig af te sluiten. De kranen zullen worden aangepast aan het leidingsysteem dat wordt gebruikt voor de lussen. De geïntegreerde regel- en bedieningskleppen moeten worden uitgerust met één geheugenschroef per circuit.
Specificaties
Materiaal:
• in staal voor de hoofdcollectoren in de stookplaats en in het substation
• warmgeperste messing/getrokken messing, volgens de norm [NBN EN 1254-1] voor de collectoren xxx xxxxxx
Diameter van de hoofdleidingen: DN *** Diameter van de lusverbindingen: DN *** Aantal verbindingen (lussen + 1): *** Bevestigingsbeugels: ***
- Bijkomende voorschriften
In de niet-technische lokalen zullen de collectoren worden geplaatst in een universele distributiekast die moet worden ingebouwd in de muur, met:
- een kast in te bouwen in de muur, in kunststof, met deksel / deurtje met sluiting, te plaatsen in de dikte van de muur, zonder de dichtingen en de akoestische of thermische isolatie te beschadigen;
- een hoekverbinding in messing;
- een bevestigingsbeugel in gegalvaniseerd staal.
- desgevallend moet er in deze post een brandwerende bescherming worden voorzien die compatibel is met de wand waar de kast wordt ingebouwd
UITVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
In de stookplaats zal men een algemene collector voorzien, van waaruit de verschillende circuits vertrekken en een algemene collector waar alle circuits eindigen.
De collectoren zullen worden geplaatst op een toegankelijke plaats. In de niet-technische lokalen zullen ze worden geplaatst in een kast in gegalvaniseerd en gelakt staal of in kunststof.
Op alle lussen zal men een kogel- of regelkraan installeren om elke lus afzonderlijk te kunnen regelen of isoleren.
Alle buizen in kunststof tussen de radiatoren en de collectoren zullen in één stuk worden geplaatst, verbindingsstukken zullen niet zijn toegestaan.
SPECIFIEKE CONTROLES
De uitvoering moet zuurstofdicht zijn en moet gedurende minstens 25 jaar bestand zijn tegen een werkdruk van 10 bar voor een watertemperatuur van 80°C. In geval van een defect mag er geen enkele beschadiging of kwaliteitsvermindering optreden, voor een temperatuur van 110°C en een druk van 6 bar, gedurende 8000 uur.
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
• (ofwel standaard)0.xx.
• (ofwel)2. ff
• (ofwel)3. -
- meetcode:
• (ofwel standaard)1. per collector (aanvoer en afvoer)
• (ofwel)
2. per installatie
(ofwel)3. Inbegrepen in de installatieprijs
- aard van de overeenkomst:
• (ofwel standaard)1. FH
• (ofwel)2. TP
• (ofwel)3. PM
63.31.2a.2 Secundaire collectoren
63.31.2a.2.1 Collectoren 5 ingangen FH st
63.31.3 Xxxxxxxxx & toebehoren - warmte-isolatie van de leidingen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Het betreft de warmte-isolatie van alle leidingen en hun eventuele toebehoren.
63.31.3a Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - warmte-isolatie van de leidingen
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Alle leidingen, zowel deze die zichtbaar zijn geplaatst als deze die zijn ingebouwd en die zich in niet- verwarmde lokalen bevinden, moeten verplicht voorzien zijn van een warmte-isolatie.
- Ligging
Alle zichtbaar geplaatste verwarmingsleidingen in niet-verwarmde lokalen. Alle ingebouwde verwarmingsleidingen in de deklagen of in de muren.
MATERIALEN
Aangevuld als volgt:
Warm water waarvan de temperatuur niet meer bedraagt dan 110°C.
a) Moeten worden voorzien van een warmte-isolatie: alle leidingen, inclusief assemblagetoebehoren in verlaagde plafonds en technische lokalen.
b) Voor de zichtbaar geplaatste leidingen in alle andere lokalen wordt er geen warmte-isolatie voorzien.
c) In de veronderstelling dat er glaswol wordt gebruikt (lambda-coëfficiënt = 0,035 m² K/W), moeten de volgende minimale diktes worden gebruikt (in afwijking van het typebestek 105).
d) Voor elk ander materiaal dat wordt gebruikt, moet de overeenkomstige dikte worden aangepast om de hierboven vermelde thermische bestendigheid te garanderen.
Koud water
a) Alle leidingen voor koud water, inclusief de assemblagetoebehoren moeten worden uitgerust met een warmte-isolatie.
b) De buizen voor service water in plastic moeten niet zijn uitgerust met een warmte-isolatie;
c) In de veronderstelling dat er soepel synthetisch rubber wordt gebruikt met een structuur met gesloten cellen en een gladde buitenwand (lambda-coëfficiënt = 0,035 m²K/W), bedraagt de minimale dikte van de warmte-isolatie 13 mm.
pijpdiameter | thermische weerstand | Isolatiedikte voor λ = 0.035W/mK (glaswol) |
mm | m²K/W | mm |
< of = 22 | 0,57 | 20 |
]22 ; 35] | 0,86 | 30 |
]36 ;100] | ]1,03;2,86] | ]40;100] |
>100 | > of = 2,86 | > of = 100 |
d) In de veronderstelling dat er mineraalvezel of schuimglas wordt gebruikt (lambda-coëfficiënt = 0,045 m²K/W), bedraagt de minimale dikte van de warmte-isolatie 35 mm.
Afwerking van de warmte-isolatie van de leidingen
Voor alle leidingen die zich in het technisch lokaal en in de verlaagde plafonds bevinden, wordt de warmte-isolatie afgewerkt met een moeilijk ontvlambare laag (categorie M1 of A1):
De afwerking van de warmte-isolatie is ook vereist als mechanisch beschermingselement, en moet dus worden uitgevoerd zoals hoger gedefinieerd, zelfs als de warmte-isolatie bijvoorbeeld van soepel synthetisch rubber is.
De afwerking van de warmte-isolatie van de collectoren moet gebeuren met een laag harde pvc die moeilijk ontvlambaar is (categorie M1 of A1).
- Algemene kenmerken
De warmte-isolatie van de leidingen zal chemisch neutraal zijn, niet toxisch, zal geen corrosieve elementen bevatten en zal bestand zijn tegen temperaturen van -15°C tot 90°C. De binnendiameter van de isolatie zal aangepast zijn aan de buitendiameter van de leidingen, zodat deze perfect omhuld zijn.
De dikte van de isolatie zal moeten voldoen aan
- tabellen 11 en 12 van het [typebestek 105] voor de thermische isolatie.
- tabellen 19 en 20 van het [typebestek 105] voor isolatie tegen condensatie.
De dikte van de isolatie zal minstens 20 mm moeten bedragen tot DN 32 en minstens 30 mm vanaf DN 40. Voor de diameters vanaf DN 40 zullen alle toebehoren (kranen, verbindingen, …) ook worden geïsoleerd. Op verzoek zal de aannemer een technische nota voorleggen waaruit blijkt dat de dikte van de isolatie voldoet aan de tabellen van het [typebestek 105].
Men zal kunnen gebruik maken van harde schalen in minerale wol (steenwol met een dichtheid tussen 100 en 150 kg/m³ of glaswol met een dichtheid tussen 35 en 80 kg/m³), met concentrische wikkelingen, gekoppeld aan synthetische en geharde harsen, waterafstotend, niet-hygroscopisch, niet-capillair en met stabiele vorm. De minerale wol zal worden bekleed met een laagje aluminium (20 m), gewapend met een gaas en mechanisch bevestigd, sluiting met zelfklevende overlapping of tape. Systeem dat beschikt over een BUtgb-erkenning.
Zie ook de norm [NBN EN ISO 8497]
Specificaties
Thermisch geleidingsvermogen: <0,04 / *** W/mK (bij 40°C)
- Bijkomende voorschriften
Overeenkomstig bijlage 5/1 van het [KB 1994-07-07] zal de thermische isolatie van de buizen in de technische lokalen, de parkings, de technische kokers en de gemeenschappelijke keukens, een brandbestendigheidsklasse CL-s3, d2 hebben volgens de norm [NBN EN 13501-1+A1] of voor buizen met een diameter > 300 mm: C-s3, d2 volgens de norm [NBN EN 13501-1+A1].
UITVOERING/VERWERKING
- Algemene voorschriften
Alle vereiste maatregelen zullen worden genomen zodat de isolatie niet vochtig kan worden. Op het moment van de plaatsing moeten zowel de isolatie als de leidingen perfect droog zijn. De richtlijnen van de fabrikant zullen nauwgezet moeten worden nageleefd. Het plaatsen van de isolatie zal pas mogen gebeuren eens de leidingen en toestellen werden geschilderd en/of bekleed met beschermingsstroken, en na het uitvoeren van circulatie- en dichtheidstesten op de buizen. Er moet voor elke leiding afzonderlijk een warmte-isolatie worden voorzien. De installateur zal de leidingen daarom met voldoende tussenafstand moeten plaatsen, zodat de warmte-isolatie op een vakkundige en verzorgde manier kan worden voorzien. De isolatie zal aaneensluitend moeten worden geplaatst rond leidingen en zal niet mogen worden onderbroken aan de bochten, bevestigingen of dragers van de leidingen. De bochten en aansluitingen zullen worden gerealiseerd met behulp van voorgevormde stukken of segmenten die op maat werden gesneden. De dichtingen zullen naar onderen zijn gericht en zullen netjes gelijmd zijn.
- Aanvullende uitvoeringsvoorschriften
De uiteinden van de warmte-isolatie van de leidingen zullen zorgvuldig afgewerkt zijn (bijvoorbeeld met behulp van speciale moffen in minerale wol).
Op plaatsen waar de isolatie beschadigingen kan oplopen, zal er een bescherming worden voorzien met harde schalen (pvc/aluminium) of met een gewapend membraan.
Tenzij de isolatie op zich een dampscherm vormt, zal men tijdens het aanbrengen van de bescherming van de isolatie een dampscherm plaatsen tussen de isolatie en de bescherming. Alle dichtingen tussen de dampschermelementen en tussen deze en de leidingen aan de uiteinden van de isolatie zullen perfect gesloten zijn en gelijmd met een zelfklevende strook aluminium van minstens 50 mm breed.
Aangevuld als volgt:
Voor alle leidingen die zich in het technisch lokaal bevinden, wordt de warmte-isolatie afgewerkt met een laag pvc die moeilijk ontvlambaar is (categorie M1 of A1):
De afwerking van de warmte-isolatie is ook vereist als mechanisch beschermingselement, en moet dus worden uitgevoerd zoals hoger gedefinieerd, zelfs als de warmte-isolatie bijvoorbeeld van soepel synthetisch rubber is.
De afwerking van de warmte-isolatie van de collectoren moet worden gerealiseerd met een aluminium plaat met een dikte van minstens 1 mm.
Nota voor de ontwerper
Ingevolge de bepalingen van art. 41 § 8.1.1.2 van het [typebestek 105], is de bijkomende bescherming van de isolatie niet noodzakelijk als deze wordt gerealiseerd in soepel synthetisch rubber of in PE-schuim met gesloten celvormige structuur en met een gladde externe wand.
AANVULLENDE REFERENTIEDOCUMENTEN
- Uitvoering
[NBN D 30-041, Centrale verwarming, ventilatie en luchtbehandeling - Gemeenschappelijke eisen voor alle systemen - Thermische isolatie]
METINGSWIJZE
Overeenkomstig de specifieke vermeldingen in het bestek en/of de samenvattende opmeting, moet de meting als volgt gebeuren.
- meeteenheid:
m
- meetcode:
Netto te isoleren lengte, volgens de diameter van de buizen.
- aard van de overeenkomst:
VH
63.31.3a.1 Binnenleidingen
63.31.3a.1.2 DN20 VH m
63.31.3a.1.5 DN40 VH m
63.31.3b Warmte - distributie en emissie - leidingen & toebehoren - warmte-isolatie van de toebehoren TP fft
Aangevuld als volgt:
BESCHRIJVING
- Definitie/Omvat
Alle toebehoren, zowel deze die zichtbaar zijn geplaatst als deze die zijn ingebouwd en die zich in niet-verwarmde lokalen bevinden, inclusief de stookplaats, moeten verplicht voorzien zijn van een warmte-isolatie.
- Ligging
Alle zichtbaar geplaatste verwarmingstoebehoren in niet-verwarmde lokalen. Alle ingebouwde verwarmingstoebehoren in de deklagen of in de muren.
MATERIALEN