Shell Nederland Pensioenfonds Stichting
Shell Nederland Pensioenfonds Stichting
Reglement I - 1 januari 2021
Je pensioen bij Shell
SNPS Reglement I per 1 januari 2021
12.1 Arbeidsongeschiktheidspensioen 23
12.2 Aftrek op het Arbeidsgeschiktheidspensioen 25
12.3 Premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid 25
14 OUDERSCHAPSVERLOF EN ONBETAALD VERLOF 27
15 SAMENWONEN XXXXXX DAN OP BASIS VAN EEN HUWELIJK OF EEN WETTELIJK GEREGISTREERD PARTNERSCHAP 27
15.2 Bij aanmelding te overleggen documenten 27
15.3 Voorwaarden voor toekennen van partnerpensioen als bedoeld in de artikelen
11.2 en 11.3 of bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 16.2 28
15.4 Aanvangsdatum gemeenschappelijke huishouding 28
15.5 Alternatief voor de in artikel 15.2 genoemde documenten 28
15.6 Beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding 28
16.1 Verevening van ouderdomspensioen 29
16.2 Bijzonder partnerpensioen 30
18 INKOMENDE WAARDEOVERDRACHT 32
19 UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT 33
20 FLEXIBILISERINGSMOGELIJKHEDEN 33
20.1 Overzicht flexibiliseringsmogelijkheden 33
20.5 Vast stijgend of vast dalend Collectief variabel pensioen 36
20.6 Beperking bij flexibiliseringsmogelijkheden 36
21 FISCALE MAXIMERING PENSIOENAANSPRAKEN 36
22 TOETSING FISCAAL MAXIMUM 36
24.1 Verplichtingingen van Aanspraak- en Pensioengerechtigden 37
24.2 Verstrekken van informatie door het Pensioenfonds 37
25 VERBOD TOT AFKOOP, VERVREEMDING, PRIJSGEVING OF HET BEZWAREN VAN PENSIOEN 39
27 UITBETALING VAN PENSIOENEN 40
27.1 Vaststelling in euro’s 40
27.3 Afkoop kleine pensioenen en vervallen heel kleine pensioenen 40
28.2 Geen uitkering bij misdrijf 41
28.3 Toepasselijk recht en geschillenbeslechting 41
28.4 Wijziging pensioenovereenkomst 42
28.5 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten door het Pensioenfonds 42
29 WERKINGSSFEER, INWERKINGTREDING, OVERGANGSBEPALING EN WIJZIGING 43
BIJLAGE 1 – FONDSSPECIFIEKE GRONDSLAGEN COLLECTIEF VARIABEL PENSIOEN 45
BIJLAGE 2 - UITKERINGSVOORWAARDEN VERZEKERAAR 46
BIJLAGE CLAUSULEBLAD TERRORISMEDEKKING 48
1 DEFINITIES
1.1 Algemeen
De in de Statuten van Shell Nederland Pensioenfonds Stichting gedefinieerde begrippen hebben ook voor de toepassing van dit Reglement de daar gedefinieerde betekenis, tenzij in dit Reglement uitdrukkelijk anders is bepaald. Begrippen staan in dit Reglement met een hoofdletter.
In de tekst van dit Reglement wordt geen onderscheid gemaakt naar geslacht; waar “hij” staat of wordt bedoeld, wordt tevens “zij” bedoeld en omgekeerd.
1.2 Specifiek
In dit Reglement wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde
Degene die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen.
AOW
Algemene Ouderdomswet.
Arbeidsongeschiktheid
De situatie dat een Deelnemer volledig en duurzaam dan wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA met inachtneming van een wachttijd van 104 weken.
Beleggingsinstelling
Beleggingsmaatschappij of beleggingsfonds, beide zoals bedoeld in artikel 1:1 van de WFT.
Bestuur
Het Bestuur van het Pensioenfonds.
Bijzondere Partner
De Partner van een Deelnemer of Gewezen Deelnemer aan wie in het kader van een Scheiding, een aanspraak op bijzonder partnerpensioen is toegekend op grond van artikel 16.2.
Collectieve toedelingskring
De groep van Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden in de Collectieve beleggingsmix die het resultaat collectief deelt door middel van een collectief toedelingsmechanisme zoals bedoeld in artikel 63a lid 2 Pensioenwet.
Collectief variabel ouderdomspensioen
Het ouderdomspensioen vanaf Pensioendatum waarvan de hoogte door het Pensioenfonds jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld op basis van het in de Collectieve toedelingskring behaalde resultaat.
Collectief variabel pensioen
De uitkering van Collectief variabel ouderdomspensioen en/of de uitkering van Collectief variabel partnerpensioen op grond van artikel 10a lid 2 Pensioenwet.
Collectieve beleggingsmix
De door het Bestuur voor de Collectieve toedelingskring vastgestelde (administratieve) portefeuille, bestaande uit beleggingen in Beleggingsinstellingen, waarbij er tevens sprake kan zijn van een (beperkte) allocatie naar liquide middelen.
Collectief variabel partnerpensioen
Het partnerpensioen na overlijden van de Gepensioneerde waarvan de hoogte door het Pensioenfonds jaarlijks opnieuw wordt vastgesteld op basis van het in de Collectieve toedelingskring behaalde resultaat.
Deelnemer
De Werknemer of gewezen Werknemer die op grond van artikel 2 is toegetreden tot het Pensioenfonds en ten behoeve van wie pensioenaanspraken op grond van dit Reglement worden verworven.
Deeltijdpercentage
De procentuele verhouding tussen het aantal uren dat de Deeltijdwerknemer op grond van zijn dienstverband werkt en het voor de desbetreffende functie standaard aantal uren.
Deeltijdwerknemer
De Werknemer met een dienstverband op grond waarvan een lager aantal uren wordt gewerkt dan het voor de desbetreffende functie standaard aantal uren.
Franchise
Het deel van het salaris waarover geen pensioenaanspraken worden verworven in verband met uitkeringen krachtens de AOW. Dit deel wordt jaarlijks op 1 januari vastgesteld en bedraagt 10/7e van het bruto-ouderdomspensioen, inclusief de vakantie- uitkering, waar een gehuwde zelfstandig recht op heeft ingevolge de AOW.
Gepensioneerde
Degene die recht heeft op een ingegaan Collectief variabel ouderdomspensioen dat is aangekocht bij het Pensioenfonds.
Gewezen Deelnemer
De persoon ten behoeve van wie geen pensioenaanspraken meer worden opgebouwd op grond van dit Reglement en aan wie premievrije pensioenaanspraken zijn toegekend die nog niet zijn ingegaan.
Jaarsalaris
Het door de Werkgever aan het Pensioenfonds opgegeven jaarsalaris op voltijdbasis.
Kind
- het kind tot wie de Deelnemer als ouder in familierechtelijke betrekking staat in de zin van het Burgerlijk Wetboek;
- het kind dat door de Deelnemer op grond van een onderhoudsplicht in de zin van het Burgerlijk Wetboek onderhouden wordt;
- andere kinderen die naar het oordeel van het Pensioenfonds door de Deelnemer als eigen kinderen worden onderhouden.
Life cycle portefeuille(s)
De door het Bestuur vastgestelde (administratieve) portefeuilles, bestaande uit beleggingen in Beleggingsinstellingen, waarbij er tevens sprake kan zijn van een (beperkte) allocatie naar liquide middelen.
Life cycle profiel(en)
De door het Bestuur vastgestelde profielen Offensief, Neutraal en Defensief op basis waarvan de beschikbare premie als bedoeld in artikel 4 wordt belegd in de Life cycle portefeuilles.
Partner
De met de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde:
1. vóór de Pensioendatum gehuwde partner, of
2. vóór de Pensioendatum wettelijk geregistreerde partner, of
3. samenlevende ongehuwde en niet wettelijk geregistreerde partner met wie de ongehuwde en niet wettelijk geregistreerde Xxxxxxxxx, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert, mits:
- geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat, en
- de gemeenschappelijke huishouding is aangevangen vóór de Pensioendatum.
Voor de toepassing van dit Reglement wordt slechts één door het Bestuur te bepalen persoon als Partner aangemerkt.
Partnerrelatie
Huwelijk, wettelijk geregistreerd partnerschap of gemeenschappelijke huishouding onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 15.
Pensioenbasissalaris
Het Jaarsalaris vermeerderd met de uitkeringen ineens in april en december, beide ter grootte van één maandsalaris (voor zover op de betrokken Deelnemer van toepassing), maar exclusief (een) Pensionabele Toeslag(en). De Werkgever vermeldt bij de opgave vanaf welke datum het Pensioenbasissalaris van kracht is. Salarisverhogingen tijdens de voorgaande 12 maanden voor overlijdensrisico’s worden tot een maximum van 25% op jaarbasis in ogenschouw genomen.
Pensioendatum
De laatste dag van de maand waarin de Deelnemer of Gewezen Deelnemer de Pensioengerechtigde Leeftijd bereikt.
Pensioenfonds
Shell Nederland Pensioenfonds Stichting (SNPS).
Pensioengerechtigde
Degene die op grond van dit Reglement een ingegaan (Collectief variabel) pensioen ontvangt van het Pensioenfonds.
Pensioengerechtigde Leeftijd
De leeftijd als bedoeld in artikel 6.
Pensioengevend Salaris I
Het Pensioenbasissalaris vermeerderd met eventuele Pensionabele Toeslagen.
Pensioengrondslag I
Het Pensioengevend Salaris I tot een maximum van € 99.286,- (niveau 2021) verminderd met de Franchise. Het maximumbedrag als bedoeld in de voorgaande zin wordt jaarlijks in dezelfde mate geïndexeerd als het bij ministeriële regeling herziene bedrag conform de methodiek beschreven in artikel 18ga van de Wet LB.
Pensioenjaren
De op volle maanden afgeronde periode van aaneengesloten deelnemerschap aan de pensioenregeling zoals vervat in dit Reglement, waarbij vijftien dagen of meer, voor de afronding, als een maand worden gerekend en minder dan vijftien dagen worden verwaarloosd.
Onder Pensioenjaren wordt in dit Reglement tevens verstaan jaren verkregen uit een inkomende waardeoverdracht van pensioenaanspraken uit een andere
pensioenregeling naar de pensioenregeling van het Pensioenfonds als bedoeld in artikel 18, alsmede jaren verkregen uit een interne waardeoverdracht van (collectieve variabele) pensioenaanspraken tegenover het Pensioenfonds uit eerdere perioden van deelnemerschap bij het Pensioenfonds.
Pensionabele Toeslag
Een toeslag met een structureel karakter die door de Werkgever als pensionabel is aangemerkt en is opgegeven aan het Pensioenfonds en die is uitgedrukt in een percentage van het Pensioenbasissalaris. De Werkgever geeft aan vanaf welke datum de Pensionabele Toeslag van kracht is, eventuele wijzigingen in de hoogte van de Pensionabele Toeslag en de datum waarop de Pensionabele Toeslag eindigt.
Reglement
Reglement I.
Scheiding
Beëindiging van het huwelijk door echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het wettelijk geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting in een huwelijk dan wel beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in artikel 15.6 anders dan door dood, vermissing of omzetting in een huwelijk of wettelijk geregistreerd partnerschap.
Statuten
De statuten van het Pensioenfonds.
Toegelaten pensioenuitvoerder
Een wettelijk toegelaten pensioenuitvoerder in de zin van artikel 1 van de Pensioenwet, anders dan het Pensioenfonds, waar de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer die niet kiest voor een Collectief variabel pensioen op de Pensioendatum een Vaste uitkering aankoopt.
Toekenningsdatum
De dag waarop het deelnemerschap eindigt conform artikel 2.3.
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
Een vastgestelde pensioenuitkering op grond van artikel 10a lid 1 Pensioenwet.
Vermogensbeheerder
De door het Bestuur aangestelde vermogensbeheerder als bedoeld in de WFT, die gelden op de pensioenbeleggingsrekeningen belegt.
Verzekeraar
Een verzekeraar die op grond van de WFT gekwalificeerd is tot het sluiten van verzekeringen van pensioen in of naar Nederland, waarbij het Pensioenfonds haar pensioenverplichtingen geheel of gedeeltelijk heeft verzekerd.
Werkgever
Een toegetreden maatschappij.
Werknemer
De persoon die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor een Werkgever.
Wet LB
Wet op de loonbelasting 1964.
WFT
Wet op het financieel toezicht.
WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
WIA maximum jaarloon
Het naar een jaarbedrag herrekende maximum dagloon voor de berekening van de WIA- uitkering.
2 DEELNEMERSCHAP
2.1 Voorwaarden voor deelnemerschap
Als Deelnemer treden toe tot het Pensioenfonds de Werknemers die behoren tot een toegelaten categorie. Shell Nederland bepaalt welke toegelaten categorieën er zijn. De Werkgever bepaalt vervolgens welke van zijn Werknemers behoren tot een toegelaten categorie.
2.2 Aanvang deelnemerschap
Het deelnemerschap vangt aan op de dag waarop de Werknemer is gaan behoren tot een toegelaten categorie.
2.3 Einde deelnemerschap
2.3.1 Het deelnemerschap eindigt bij overlijden van de Deelnemer of de dag dat de Deelnemer niet meer behoort tot een toegelaten categorie, maar in ieder geval op de Pensioendatum.
2.3.2 In afwijking van het voorafgaande lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband, zolang de persoon recht heeft op premievrije
voortzetting van de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 12.3.
2.3.3 Bij gedeeltelijke uitdiensttreding wegens gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid geldt het bepaalde in artikel 2.3.2 naar evenredigheid voor het deel van de Arbeidsongeschiktheid. Voor het deel dat de dienstbetrekking voortduurt, gelden de bepalingen omtrent deeltijdwerken van artikel 7 van dit Reglement.
3 OVERZICHT VAN PENSIOENAANSPRAKEN
3.1 Met inachtneming van de bepalingen van dit Reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op een pensioenkapitaal waarmee de Deelnemer, dan wel Gewezen Deelnemer op de Pensioendatum naar keuze een Collectief variabel pensioen bij het Pensioenfonds dan wel een Vaste uitkering bij een Toegelaten pensioenuitvoerder aankoopt.
Per 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd heeft de Deelnemer dan wel Gewezen Deelnemer reeds de mogelijkheid om met het opgebouwde
pensioenkapitaal geleidelijk tot de Pensioendatum aanspraken op een Collectief variabel pensioen bij het Pensioenfonds in te kopen.
3.2 Met inachtneming van de bepalingen van dit Reglement geeft het deelnemerschap verder aanspraak op:
a. een partnerpensioen op risicobasis dat ingaat bij overlijden van de Deelnemer tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de Partner van de Deelnemer;
b. een tijdelijk partnerpensioen op risicobasis dat ingaat bij overlijden van de Deelnemer tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de Partner van de Deelnemer;
c. een wezenpensioen op risicobasis dat ingaat bij overlijden van de Deelnemer tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de Kinderen van de Deelnemer;
d. een arbeidsongeschiktheidspensioen op risicobasis bij Arbeidsongeschiktheid die is ontstaan tijdens het deelnemerschap, ten behoeve van de Deelnemer;
e. premievrijstelling bij Arbeidsongeschiktheid, ten behoeve van de Deelnemer.
3.3 Het deel van dit Reglement dat betrekking heeft op de in artikel 3.1 genoemde pensioenaanspraak betreft de uitvoering van een premieovereenkomst in de zin van artikel 1 Pensioenwet.
3.4 Het deel van dit Reglement dat betrekking heeft op de in artikel 3.2 genoemde pensioenaanspraken betreft de uitvoering van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 1 Pensioenwet.
3.5 De verplichtingen als genoemd in artikel 3.2 zijn volledig verzekerd bij één of meer Verzekeraar(s). Ten aanzien van deze aanspraken gelden de verzekeringsvoorwaarden van de Verzekeraar(s) en de daarin opgenomen beperkingen. Deze uitkerings- voorwaarden zijn opgenomen in Bijlage 2 bij dit Reglement, en kunnen van tijd tot tijd wijzigen.
3.6 Het Pensioenfonds biedt vanaf Pensioendatum geen Vaste uitkering aan.
4 BESCHIKBARE PREMIE
4.1 Bij aanvang van het deelnemerschap en vervolgens iedere maand komt voor de Deelnemer een premie beschikbaar over Pensioengrondslag I. De hoogte van de premie is afhankelijk van de leeftijd van de Deelnemer op de eerste dag van de maand waarin de premie beschikbaar komt en wordt uitgedrukt in een percentage van Pensioengrondslag I vermenigvuldigd met het voor de Deelnemer geldende Deeltijdpercentage en vervolgens gedeeld door 12.
4.2 De hoogte van de premie wordt vastgesteld op basis van de onderstaande tabel:
Vanaf leeftijd | Tot en met leeftijd | Percentage van Pensioengrondslag I |
18 | 22 | 10,1 |
23 | 27 | 11,6 |
28 | 32 | 13,3 |
33 | 37 | 15,2 |
38 | 42 | 17,4 |
43 | 47 | 19,9 |
48 | 52 | 22,8 |
53 | 57 | 26,2 |
58 | 62 | 30,3 |
63 | 67 | 35,3 |
5 FINANCIERING
5.1 Premie Deelnemer
5.1.1 De Deelnemer is gedurende zijn deelnemerschap een maandelijkse premie verschuldigd. Deze premie is onderdeel van de totale beschikbare premie als bedoeld in artikel 4.
5.1.2 Als de datum van indiensttreding niet op de eerste dag van een kalendermaand valt wordt de premie die de Deelnemer verschuldigd is over de periode eindigend op de laatste dag van de eerste kalendermaand waarin de werknemer in dienst is getreden, op een prorata basis vastgesteld.
5.1.3 De premie die de Deelnemer is verschuldigd bedraagt 2% van de Pensioengrondslag I vermenigvuldigd met het voor de Deelnemer geldende Deeltijdpercentage en vervolgens gedeeld door 12.
5.2 Premie Werkgever
5.2.1 De beschikbare premie als bedoeld in artikel 4, de premies voor risicodekkingen als bedoeld in de artikelen 11.2, 11.3, 11.4, 12.1 en 12.3, alsmede eenmalige en periodieke extra premies en/of opslagen die de Werkgever op grond van de
uitvoeringsovereenkomst aan het Pensioenfonds verschuldigd is, worden, behoudens de premie die de Deelnemer verschuldigd is op grond van artikel 5.1, door de Werkgever gedragen.
5.3 Betalingsvoorbehoud
5.3.1 De Werkgever is in het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden bevoegd om, met toestemming van Shell Nederland, bij schriftelijke kennisgeving aan het Bestuur met betrekking tot één of meer groepen van Deelnemers in zijn dienst de premiebetaling voor toekomstige dienst, voorzover deze betrekking heeft op de werkgeverspremie, te beëindigen. In dat geval eindigt deze verplichting met betrekking tot die Deelnemers op de door de Werkgever daarbij aan te geven dag. De Werkgever die van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, blijft evenwel verplicht tot het betalen van premie voor de aan
die dag voorafgegane dienst. De betrokken Deelnemers worden zo spoedig mogelijk door het Pensioenfonds in kennis gesteld van de gevolgen die de beëindiging van de premiebetaling voor de toekomstige dienst voor hen heeft, indien de Werkgever van deze bevoegdheid gebruik maakt.
5.4 Premiebetaling
5.4.1 De beschikbare premie als bedoeld in artikel 4, inclusief de premie die de Deelnemer verschuldigd is en die maandelijks door de Werkgever bij de Deelnemer wordt ingehouden, wordt maandelijks door de Werkgever aan het Pensioenfonds afgedragen en door het Pensioenfonds bijgeschreven op de pensioenbeleggingsrekening van de Deelnemer.
5.4.2 Mutaties op de beschikbare premie door wijzigingen of correcties worden door het Pensioenfonds niet met terugwerkende kracht verwerkt. Dergelijke wijzigingen of correcties worden verwerkt vanaf het moment dat de daarmee samenhangende aangepaste beschikbare premie(s) door de Werkgever aan het Pensioenfonds is (zijn) afgedragen.
6 PENSIOENGERECHTIGDE LEEFTIJD
De Pensioengerechtigde Leeftijd is 68 jaar, of zoveel lager of hoger, als met inachtneming van de artikelen 20.2 en 20.3 wordt bepaald.
7 DEELTIJD WERKEN
Voor de Deelnemer die Deeltijdwerknemer is geldt het volgende:
7.1 Voor de vaststelling van de Pensioengrondslag I en de Pensioengrondslag II wordt het Pensioenbasissalaris genomen dat voor het bij de desbetreffende functie horende standaard aantal uren geldt.
Pensioengrondslag II betreft hierbij het Pensioenbasissalaris zoals dat geldt op de Toekenningsdatum tot een maximum van € 99.286,- (niveau 2021) verminderd met de Franchise die geldt op de Toekenningsdatum. Het maximumbedrag als bedoeld in de voorgaande zin wordt jaarlijks in dezelfde mate geïndexeerd als het bij ministeriële regeling herziene bedrag conform de methodiek beschreven in artikel 18ga van de Wet LB. Als gedurende het deelnemerschap sprake is geweest van (een) Pensionabele Toeslag(en), wordt dit salaris verhoogd met een proportionele toeslag, uitgedrukt in procenten, die het resultaat is van de volgende formule:
(TPP/TAP) x PTP
waarin
TPP = het totale aantal Pensioenjaren met een Pensionabele Toeslag TAP = het totale aantal Pensioenjaren
PTP = de van toepassing zijnde Pensionabele Toeslag uitgedrukt in een percentage van het Pensioenbasissalaris
In het geval er gedurende het deelnemerschap sprake is geweest van meerdere Pensionabele Toeslagen dan zal er een gewogen gemiddelde PTP worden berekend.
7.2 Als bij de berekening van een pensioen Pensioenjaren in aanmerking worden genomen, wordt het aantal Pensioenjaren bepaald naar rato van het op hem van toepassing zijnde Deeltijdpercentage.
7.3 Als bij de berekening van een pensioen toekomstige Pensioenjaren in aanmerking worden genomen, dan geldt voor die periode het laatste van toepassing zijnde Deeltijdpercentage, tenzij in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat het Deeltijdpercentage op een later tijdstip zal worden gewijzigd. In dat geval zal vanaf dat tijdstip worden uitgegaan van het gewijzigde Deeltijdpercentage.
7.4 Voor de bepaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen, als bedoeld in artikel 12, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen berekend op basis van volledige werktijd vermenigvuldigd met het laatste van toepassing zijnde Deeltijdpercentage, tenzij in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat het Deeltijdpercentage op een later tijdstip zal worden gewijzigd. In dat geval zal vanaf dat tijdstip worden uitgegaan van het gewijzigde Deeltijdpercentage.
8 LIFE CYCLE PORTEFEUILLES
8.1 Beleggingen worden conform het door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer gekozen Life cycle profiel en de daarbij behorende Life cycle portefeuilles belegd in onderliggende Beleggingsinstellingen. Beleggingen geschieden op naam van het Pensioenfonds, maar voor rekening en risico van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer.
8.2 Als de Deelnemer geen beleggingskeuze heeft gemaakt, worden de bedragen die ten behoeve van de Deelnemer op diens pensioenbeleggingsrekening worden bijgeboekt conform het Life cycle profiel Neutraal belegd.
8.3 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer kan maandelijks binnen de door het Bestuur van tijd tot tijd vastgestelde mogelijkheden beleggingskeuzes maken. Hiertoe dient de Deelnemer of Gewezen deelnemer een risicoprofiel in te vullen in het deelnemersportaal. Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer of Gewezen Xxxxxxxxx vervolgens over het bij het gekozen risicoprofiel behorende Life cycle profiel. De Deelnemer of Gewezen Deelnemer beslist vervolgens zelf of wordt belegd in het bij het gekozen risicoprofiel behorende Life cycle profiel.
8.4 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer heeft maandelijks de mogelijkheid om te beleggen conform een ander Life cycle profiel. De gemaakte keuze voor een Life cycle profiel geldt ook voor het reeds aanwezige saldo op de pensioenbeleggingsrekening.
8.5 De bedragen die ten behoeve van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer worden belegd, worden zo spoedig mogelijk belegd met inachtneming van de benodigde administratieve verwerkingstijd.
8.6 De waarde van de beleggingen op de pensioenbeleggingsrekening is op ieder moment, waaronder begrepen alle momenten van aanwending van het pensioenbeleggingssaldo overeenkomstig dit Reglement, gelijk aan de tegenwaarde in euro van die beleggingen op basis van de laatst vastgestelde, in de pensioenadministratie van het Pensioenfonds opgenomen waarde (Net Asset Value).
8.7 Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer of Gewezen Deelnemer jaarlijks over het gekozen Life cycle profiel en attendeert hem daarbij op de mogelijkheid om zijn risicoprofiel opnieuw vast te stellen.
8.8 De kosten die gemoeid zijn met de beleggingen in de in dit Reglement bedoelde Life cycle portefeuilles en de onderliggende Beleggingsinstellingen, zijn voor rekening van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer en worden verdisconteerd in de waarde van de beleggingen.
8.9 In afwijking van het bepaalde in artikel 8.8 kan de Werkgever besluiten (tijdelijk) bepaalde kosten die gemoeid zijn met de beleggingen in de in dit Reglement bedoelde Life cycle portefeuilles en de onderliggende Beleggingsinstellingen, niet zijnde kosten die zien op het afdekken van beleggingsrisico’s, te dragen, mits toegestaan binnen de fiscale kaders die voor de in dit Reglement opgenomen pensioenregeling gelden bij en krachtens hoofdstuk IIB Wet LB. Als dit zich voordoet, zal de Werkgever hierover afspraken maken met het Pensioenfonds.
8.10 Het Bestuur kan te allen tijde een wijziging aanbrengen in:
- de Life cycle profielen;
- de Life cycle portefeuilles;
- de onderliggende Beleggingsinstellingen;
- de keuze van de Vermogensbeheerder(s).
Eventueel hiermee gemoeide kosten zullen worden verdisconteerd in de waarde van de beleggingen.
8.11 Bij de samenstelling van de Life cycle portefeuilles van Deelnemers en Gewezen Deelnemers die per 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd een voorlopige keuze maken om niet toe te treden tot de Collectieve toedelingskring, zoals bedoeld in artikel 8a, houdt het Bestuur er rekening mee dat op de Pensioendatum naar verwachting een Vaste uitkering bij een Toegelaten pensioenuitvoerder wordt aangekocht.
8a VOORLOPIGE EN DEFINITIEVE KEUZE AANWENDING PENSIOENKAPITAAL
8a.1 Voorlopige keuze aanwending pensioenkapitaal volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd
8a.1.1 Het Pensioenfonds verzoekt de Deelnemer of Gewezen Deelnemer om per 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd expliciet een voorlopige keuze te maken tussen:
a. deelname in de Collectieve toedelingskring, waardoor met het opgebouwde pensioenkapitaal geleidelijk aanspraken op Collectief variabel pensioen worden ingekocht, om op de Pensioendatum naar verwachting een Collectief variabel pensioen bij het Pensioenfonds aan te kopen; dan wel
b. het opgebouwde en nog op te bouwen pensioenkapitaal te blijven beleggen in een Life cycle profiel, om op de Pensioendatum naar verwachting een Vaste uitkering bij een Toegelaten pensioenuitvoerder aan te kopen.
8a.1.2 Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer of Gewezen Deelnemer tijdig:
a. over de gevolgen en de risico’s van deelname in de Collectieve toedelingskring;
b. over de hoogte en het verwachte verloop van de aanspraken op Collectief variabel pensioen gebaseerd op een verwacht, een pessimistisch en een optimistisch scenario;
c. dat het Pensioenfonds op de Pensioendatum geen Vaste uitkering aanbiedt;
d. over de mogelijkheid tot overdracht naar een Toegelaten pensioenuitvoerder op de Pensioendatum om daar een Vaste uitkering aan te kopen;
e. over de consequenties van het niet, of niet tijdig, kiezen uit één van de keuzemogelijkheden zoals genoemd in artikel 8a.1.1.
8a.1.3 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer geeft uiterlijk één maand vóór 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd schriftelijk via het daarvoor beschikbare formulier aan het Pensioenfonds de keuze door zoals genoemd in artikel 8a.1.1. De Deelnemer of Gewezen Deelnemer ontvangt van het Pensioenfonds een schriftelijke bevestiging van zijn keuze. Een combinatie van beide opties genoemd in artikel 8a.1.1 is niet mogelijk.
8a.1.4 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer die niet, of niet tijdig, schriftelijk zijn keuze als bedoeld in het vorige lid aan het Pensioenfonds doorgeeft, treedt per 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd toe tot de Collectieve toedelingskring. De desbetreffende Deelnemer of Gewezen Deelnemer wordt hierover schriftelijk geïnformeerd door het Pensioenfonds.
8a.1.5 Na afloop van de in artikel 8a.1.3 genoemde termijn is tussentijdse aanpassing van, dan wel terugkomen op, de eerder gemaakte keuze door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer tot de Pensioendatum niet meer mogelijk. Het niet, of niet tijdig, schriftelijk
doorgeven van een keuze zoals genoemd in artikel 8a.1.4 wordt onder dit Reglement ook als keuze beschouwd.
8a.1.6 Voor Werknemers die na 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd Xxxxxxxxx worden in het Pensioenfonds zal de keuze zoals genoemd in artikel 8a.1.1 per 1 januari volgend op de datum van indiensttreding dienen te worden gemaakt. De overige bepalingen van artikel 8a.1 zijn voor deze Deelnemers van overeenkomstige toepassing.
8a.1.7 Wanneer een Deelnemer of Gewezen Deelnemer voor het bereiken van de 58-jarige leeftijd zijn pensioenkapitaal volledig aanwendt voor de inkoop van pensioen, dan kan de Deelnemer of Gewezen Deelnemer er voor kiezen om bij het bereiken van de
Pensioendatum de op dat moment aanwezige beleggingen in de Life cycle portefeuille in één keer aan te wenden voor inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen, of om een Vaste uitkering bij een Toegelaten pensioenuitvoerder aan te kopen. Een en ander met inachtneming van dit pensioenreglement.
8a.2 Definitieve keuze aanwending pensioenkapitaal op de Pensioendatum
8a.2.1 Het Pensioenfonds verzoekt de Deelnemer of Gewezen Deelnemer op de Pensioendatum een expliciete definitieve keuze te maken tussen:
1. een Collectief variabel pensioen te ontvangen van het Pensioenfonds; of
2. een Vaste uitkering aan te kopen bij een door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer geselecteerde Toegelaten pensioenuitvoerder.
8a.2.2 Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer of Gewezen Deelnemer voorafgaand aan de Pensioendatum tijdig:
a. over de gevolgen en de risico’s van Collectief variabel pensioen;
b. over de hoogte en het verwachte verloop van het Collectief variabel pensioen gebaseerd op een verwacht, een pessimistisch en een optimistisch scenario;
c. dat het Pensioenfonds op de Pensioendatum geen Vaste uitkering aanbiedt;
d. over de mogelijkheid tot overdracht naar een Toegelaten pensioenuitvoerder op de Pensioendatum om daar een Vaste uitkering aan te kopen;
e. over de consequenties van het niet, of niet tijdig, kiezen uit één van de keuzemogelijkheden zoals genoemd in artikel 8a.2.1.
8a.2.3 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer geeft uiterlijk twee maanden voorafgaand aan de Pensioendatum schriftelijk via het daarvoor beschikbare formulier aan het Pensioenfonds de keuze door zoals genoemd in artikel 8a.2.1. De Deelnemer of Gewezen Deelnemer ontvangt van het Pensioenfonds een schriftelijke bevestiging van zijn keuze. Een combinatie van beide opties genoemd in artikel 8a.2.1 is niet mogelijk.
8a.2.4 Voor de Deelnemer of Gewezen Deelnemer die niet, of niet tijdig, schriftelijk zijn keuze als bedoeld in artikel 8a.2.1 aan het Pensioenfonds doorgeeft, wordt op de Pensioendatum een Collectief variabel pensioen bij het Pensioenfonds aangekocht op de wijze zoals beschreven in artikel 9.1. De desbetreffende Deelnemer of Gewezen Deelnemer wordt hierover schriftelijk geïnformeerd door het Pensioenfonds.
Onder niet, of niet tijdig, schriftelijk doorgeven van de keuze wordt mede verstaan het niet, of niet tijdig, doorgeven van een geselecteerde Toegelaten pensioenuitvoerder waar op de Pensioendatum een Vaste uitkering wordt aangekocht.
8a.2.5 De keuze die de Deelnemer of Gewezen Deelnemer overeenkomstig artikel 8a.2.3 aan het Pensioenfonds heeft doorgegeven dan wel de keuze die de Deelnemer of Gewezen Deelnemer ingevolge artikel 8a.2.4 wordt geacht te hebben gemaakt, is onherroepelijk.
9 AANKOOP VAN PENSIOEN OP DE PENSIOENDATUM
9.1 Aankoop van Collectief variabel pensioen bij het Pensioenfonds
9.1.1 Voor de Deelnemer of Gewezen Deelnemer die heeft gekozen voor een Collectief variabel pensioen, wordt op de Pensioendatum een Collectief variabel ouderdomspensioen en
een Collectief variabel partnerpensioen in een verhouding van 100:70 aangekocht. Bij deze verhouding is geen rekening gehouden met eventuele toepassing door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer van flexibilisering zoals mogelijk volgens artikel 20 van dit Reglement.
9.1.2 Het bepaalde in het vorige lid is niet van toepassing als de Deelnemer of Gewezen Deelnemer op de Pensioendatum geen Partner heeft. In dat geval wordt voor de betrokken Deelnemer of Gewezen Deelnemer op de Pensioendatum automatisch (alleen) een Collectief variabel ouderdomspensioen bij het Pensioenfonds aangekocht.
9.1.3 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer met een Partner op de Pensioendatum kan afzien van de aankoop van Collectief variabel partnerpensioen met schriftelijke instemming van de desbetreffende Partner. Hij dient dit uiterlijk twee maanden voorafgaand aan
de Pensioendatum schriftelijk via een hiertoe bestemd formulier aan het Pensioenfonds door te geven. In dat geval wordt voor de Deelnemer of Gewezen Deelnemer op de Pensioendatum (alleen) een Collectief variabel ouderdomspensioen bij het Pensioenfonds ingekocht.
9.1.4 De hoogte van het Collectief variabel pensioen op de Pensioendatum voor Deelnemers of Gewezen Deelnemers die tot de Pensioendatum zijn blijven deelnemen in een Life cycle profiel, wordt bepaald door de rentestand (de door De Nederlandsche Bank periodiek gepubliceerde actuele risicovrije rentetermijnstructuur), de reglementaire keuzes die
de Deelnemer of Gewezen deelnemer maakt en de fondsspecifieke grondslagen zoals opgenomen in Bijlage 1, direct voorafgaand aan de Pensioendatum waarop het volledige saldo van de pensioenbeleggingsrekening wordt aangewend voor aankoop van Collectief variabel pensioen.
9.1.5 Bij de verhouding 100:70 tussen Collectief variabel ouderdomspensioen en Collectief variabel partnerpensioen als genoemd in artikel 9.1.1 wordt de som van (het) de eventuele bijzonder(e) partnerpensioen(en) van (een) Bijzondere Partner(s) inbegrepen in het Collectief variabel partnerpensioen.
9.1.6 Het Collectief variabel ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de Pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
9.1.7 Het Collectief variabel partnerpensioen, voorzover dit op de Pensioendatum is aangekocht, gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
9.2 Aankoop Vaste uitkering bij een Toegelaten pensioenuitvoerder
9.2.1 De pensioenbeleggingsrekening dan wel de aanspraken op Collectief variabel pensioen van een Deelnemer of Gewezen Deelnemer die op Pensioendatum niet kiest voor een Collectief variabel pensioen bij het Pensioenfonds, wordt geliquideerd respectievelijk omgezet in een pensioenkapitaal, en het saldo wordt vervolgens bij een door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer geselecteerde Toegelaten pensioenuitvoerder aangewend voor aankoop van een Vaste uitkering. Aanwending geschiedt met inachtneming van de op dat moment geldende tarieven en voorwaarden van de Toegelaten pensioenuitvoerder waar de Vaste uitkering wordt aangekocht.
9.2.2 Bij de omzetting in een pensioenkapitaal van vóór de Pensioendatum reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen voor Deelnemers of Gewezen Deelnemers die op de Pensioendatum een Vaste uitkering aankopen bij een Toegelaten pensioenuitvoerder, worden alle nog niet verdeelde winsten en verliezen in de Collectieve toedelingskring verrekend.
9.2.3 Overdracht op de Pensioendatum naar een ander pensioenfonds voor aankoop van een Vaste uitkering is slechts mogelijk indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer reeds pensioenaanspraken heeft bij het ontvangende pensioenfonds.
9a COLLECTIEF VARIABEL PENSIOEN
9a.1 Inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen
9a.1.1 Voor de Deelnemer of Gewezen Deelnemer die een voorlopige keuze heeft gemaakt voor toetreding tot de Collectieve toedelingskring, worden voor de eerste maal per 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd en vervolgens jaarlijks aanspraken
op Collectief variabel pensioen in de Collectieve beleggingsmix bij het Pensioenfonds ingekocht. Bij het bereiken van de Pensioendatum worden de op dat moment nog aanwezige beleggingen in de Life cycle portefeuille in één keer aangewend voor inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen.
De inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen tot de Pensioendatum vindt plaats in de volgende verhouding:
Leeftijd op 31 december van een jaar | Deel van de beleggingen in de Life cycle portefeuille dat in het daaropvolgende jaar wordt overgedragen naar de Collectieve beleggingsmix |
58 | 1/10 |
59 | 1/9 |
60 | 1/8 |
61 | 1/7 |
62 | 1/6 |
63 | 1/5 |
64 | 1/4 |
65 | 1/3 |
66 | 1/2 |
67 | 1/1 |
68 (Pensioendatum) | 1/1 |
9a.1.2 De hoogte van de jaarlijks in te kopen aanspraken op Collectief variabel pensioen wordt bepaald door;
- de rentestand (de door De Nederlandsche Bank periodiek gepubliceerde actuele risicovrije rentetermijnstructuur) op het moment dat de inkoop daadwerkelijk plaatsvindt;
- de reglementaire keuzes die de Deelnemer of Gewezen deelnemer maakt; en
- fondsspecifieke grondslagen zoals opgenomen in Bijlage 1 van dit Reglement. De bijlage wordt jaarlijks door het Bestuur herzien op de dan geldende grondslagen.
9a.1.3 Bij de jaarlijkse inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen wordt uitgegaan van een Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar.
9a.1.4 Voor Werknemers die na 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd Deelnemer worden in het Pensioenfonds en een voorlopige keuze maken voor deelname in de Collectieve toedelingskring, vindt de inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen geleidelijk pro rata tot aan de Pensioendatum plaats.
Inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen uit additioneel kapitaal op de pensioenbeleggingsrekening ten gevolge van een eventuele inkomende waardeoverdracht zoals bedoeld in artikel 18 na 58-jarige leeftijd, vindt plaats volgens de tabel als genoemd in artikel 9.a.1, waarbij het eerste percentage van inkoop wordt bepaald alsof de betreffende Werknemer al vanaf 58-jarige leeftijd Xxxxxxxxx is geweest.
9a.1.5 Het bepaalde in de artikelen 8.8, 8.9 en 8.10 ten aanzien van de Life cycle portefeuilles is van overeenkomstige toepassing op de Collectieve beleggingsmix. Het Bestuur kan te allen tijde wijzigingen aanbrengen in de Collectieve beleggingsmix.
9a.2 Waardeontwikkeling van het Collectief variabel pensioen
9a.2.1 Aanspraken op dan wel uitkeringen van Collectief variabel pensioen worden jaarlijks aangepast aan de som van in het afgelopen jaar in de Collectieve toedelingskring behaalde resultaat met betrekking tot:
- het beleggingsrendement van de Collectieve beleggingsmix;
- het effect van de wijziging van de marktrente op de verplichtingen;
- het sterfteresultaat van de Collectieve toedelingskring (micro langlevenrisico); en
- de ontwikkeling van de levensverwachting van de Collectieve toedelingskring (macro langleven risico).
9a.2.2 De som van het over het afgelopen jaar behaalde resultaat als genoemd in artikel 9a.2.1 wordt ingaande 1 juli van het daaropvolgende jaar toegepast op de aanspraken op dan wel uitkeringen van Collectief variabel pensioen per 31 december van het afgelopen jaar, waarbij een geleidelijke verdeling plaatsvindt van het resultaat gedurende de vijf daarop volgende jaren.
9a.2.3 De geleidelijke verdeling van het resultaat over een bepaald jaar vindt plaats naar rato van de aanspraak op dan wel uitkering van Collectief variabel pensioen in dat jaar binnen de Collectieve toedelingskring.
9a.2.4 Administratiekosten met betrekking tot het Collectief variabel pensioen worden jaarlijks in mindering gebracht op het in de Collectieve toedelingskring behaalde resultaat. Tot 1 april 2022 wordt deze vermindering gelimiteerd tot een maximum van 0,1% van de
beleggingen in de Collectieve beleggingsmix. Eventuele hogere administratiekosten in enig jaar komen tot 1 april 2022 voor rekening van de Werkgever. Tijdig voor deze datum neemt de Werkgever een besluit over voortzetting, beëindiging dan wel het anderszins inrichten van deze kostenverdeling.
9a.2.5 Het Pensioenfonds informeert Deelnemers, Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden in de Collectieve toedelingskring jaarlijks over de hoogte en de ontwikkeling van de aanspraken op dan wel uitkeringen van Collectief variabel pensioen.
10 BEËINDIGING DEELNEMERSCHAP VÓÓR DE PENSIOENDATUM
10.1 Bij beëindiging van het deelnemerschap, anders dan door overlijden of het bereiken van de Pensioendatum, blijft het saldo op de pensioenbeleggingsrekening dan wel de op
dat moment reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen, belegd met inachtneming van dit Reglement.
10.2 Bij beëindiging van het deelnemerschap wordt, onverminderd het bepaalde in artikel 10.1, voor een Gewezen Deelnemer die een Partnerrelatie heeft, jaarlijks een risicopremie onttrokken voor een partnerpensioen op de voorwaarden zoals opgenomen in artikel 11.5.
10.3 De Gewezen Deelnemer kan met schriftelijke instemming van de Partner er voor kiezen dat het bepaalde in artikel 10.2 niet wordt toegepast. Hij dient dit kenbaar te maken aan het Pensioenfonds met een door het Pensioenfonds ter beschikking gesteld formulier. Maakt
de Gewezen Deelnemer dit niet kenbaar aan het Pensioenfonds, dan wordt artikel 10.2 toegepast ook na beëindiging van het deelnemerschap.
10.4 Het ingevolge artikel 10.2 te verwerven partnerpensioen dient meer te bedragen dan de wettelijke grens voor afkoop van kleine pensioenen. Als niet aan deze voorwaarde wordt voldaan, wordt artikel 10.2 niet toegepast.
11 OVERLIJDEN VAN DE DEELNEMER OF GEWEZEN DEELNEMER VÓÓR HET BEREIKEN VAN DE PENSIOENDATUM
11.1 Verdeling kaptitaal bij overlijden van de Deelnemer of Gewezen Xxxxxxxxx
11.1.1 Bij overlijden van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer vervalt het op dat moment aanwezige saldo op de pensioenbeleggingsrekening aan het Pensioenfonds. Dit saldo wordt op een door het Bestuur te bepalen datum verdeeld over alle niet vervallen beleggingsrekeningen van Aanspraakgerechtigden. Verdeling vindt plaats naar rato van het saldo op de pensioenbeleggingsrekening van een Aanspraakgerechtigde
ten opzichte van de som van de saldo’s op alle pensioenbeleggingsrekeningen van Aanspraakgerechtigden.
11.1.2 Bij overlijden van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer die vanaf 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd deelneemt in de Collectieve toedelingskring vervalt het kapitaal gerelateerd aan de voor de betrokken Deelnemer of Gewezen Deelnemer ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen aan de Collectieve toedelingskring.
11.2 Partnerpensioen op risicobasis bij overlijden van de Deelnemer
11.2.1 Voor ieder Pensioenjaar wordt een aanspraak op een jaarlijks partnerpensioen toegekend ter grootte van 1,16% van de laatstelijk vastgestelde Pensioengrondslag II zoals beschreven in artikel 7.1, in de veronderstelling dat de Deelnemer tot de reguliere Pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatstelijk vastgestelde Pensioengrondslag I en arbeidsduur.
11.2.2 Er bestaat uitsluitend recht op partnerpensioen bij overlijden tijdens deelnemerschap of voor zover en zolang de verzekering van partnerpensioen premievrij wordt voortgezet gedurende Arbeidsongeschiktheid of werkloosheid.
11.2.3 Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt.
11.2.4 Het partnerpensioen wordt na ingang jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2%.
11.2.5 De dekking van het partnerpensioen als bedoeld in dit artikel, tezamen met het tijdelijk partnerpensioen als bedoeld in artikel 11.3 bedraagt ten hoogste € 200.000 per jaar.
11.3 Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis bij overlijden van xx Xxxxxxxxx
11.3.1 Voor ieder Pensioenjaar wordt een aanspraak op een jaarlijks tijdelijk partnerpensioen toegekend ter grootte van 1,6% van de laatstelijk vastgestelde 100 procent schaalpositie van salarisgroep 15 van het voorafgaande kalenderjaar, zoals die wordt gebruikt in het beloningssysteem van Shell Nederland, in de veronderstelling dat de Deelnemer tot de reguliere Pensioendatum zou hebben deelgenomen op basis van de laatstelijk vastgestelde arbeidsduur.
11.3.2 Er bestaat uitsluitend recht op tijdelijk partnerpensioen bij overlijden tijdens het deelnemerschap of voor zover en zolang de verzekering van tijdelijk partnerpensioen premievrij wordt voortgezet gedurende Arbeidsongeschiktheid.
11.3.3 Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt, doch uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner de 68-jarige leeftijd bereikt.
11.3.4 Het tijdelijk partnerpensioen wordt na ingang jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2%.
11.4 Wezenpensioen op risicobasis bij overlijden van de Deelnemer
11.4.1 Het wezenpensioen bedraagt 14% van het partnerpensioen en het tijdelijk partnerpensioen dat ingaat bij overlijden van de Xxxxxxxxx.
11.4.2 Er bestaat uitsluitend recht op wezenpensioen bij overlijden van de Deelnemer tijdens het deelnemerschap of voor zover en zolang de verzekering van wezenpensioen premievrij wordt voortgezet gedurende Arbeidsongeschiktheid.
11.4.3 Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd:
- tot en met de maand waarin het Kind de 18-jarige leeftijd bereikt; of
- indien het Kind 18 jaar of ouder is, zijn tijd grotendeels aan studie besteedt en ten laste van de Deelnemer zou zijn gekomen als die niet was overleden, tot en met xxxxxxxx van het studiejaar waarin het Kind de studie beëindigt, maar uiterlijk tot en met xxxxxxxx volgend op de datum waarop het Kind de 24-jarige leeftijd bereikt; of
- tot en met de maand waarin het Kind is overleden.
11.4.4 Voor een Kind dat volle wees is wordt het wezenpensioen verdubbeld. Dit gebeurt bij de toekenning van het wezenpensioen of met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin het Kind een volle wees is geworden. Een Kind is een volle wees
als er op het moment van toekenning van het wezenpensioen geen andere persoon is die het onderhoudt, dan wel wordt volle wees op het moment dat na de toekenning van het wezenpensioen die andere persoon overlijdt.
11.4.5 Het wezenpensioen wordt na ingang jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2%.
11.4.6 De dekking van het wezenpensioen als bedoeld in dit artikel, bedraagt ten hoogste
€ 30.000 per jaar.
11.5 Partnerpensioen bij overlijden van de Gewezen Deelnemer
Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer gaat het partnerpensioen als bedoeld in artikel 10.2, indien en voor zover dit partnerpensioen is ingekocht, in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Gewezen Deelnemer vóór de reguliere Pensioendatum overlijdt en wordt uitgekeerd tot de laatste dag van de maand waarin de Partner overlijdt. De hoogte van het partnerpensioen wordt bepaald conform artikel 11.2.1, met dien verstande dat alleen Pensioenjaren gedurende het deelnemerschap in aanmerking worden genomen. Het partnerpensioen als bedoeld in dit artikel wordt na ingang niet verhoogd; het bepaalde in artikel 11.2.4 is niet van toepassing.
12 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
12.1 Arbeidsongeschiktheidspensioen
12.1.1 Recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen heeft een Deelnemer voor wie sprake is van Arbeidsongeschiktheid, mits die niet het gevolg is van ziekte die bestond op het moment van aanvang van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 2.2.
12.1.2 De mate van Arbeidsongeschiktheid voor Deelnemers werkzaam in Nederland wordt vastgesteld door het UWV. De mate van Arbeidsongeschiktheid voor Deelnemers werkzaam buiten Nederland wordt vastgesteld door een onafhankelijke arts en een onafhankelijke arbeidsdeskundige op basis van de voorschriften en richtlijnen die bij of krachtens de WIA zijn gesteld. In geval van deeltijdwerken is artikel 7.4 van toepassing.
12.1.3 Een Deelnemer die aanspraak maakt op een arbeidsongeschiktheidspensioen is verplicht:
a. zich te onderwerpen aan een gezondheidskundig onderzoek indien zo’n onderzoek door het Pensioenfonds wenselijk wordt geacht om vast te stellen of de Deelnemer voldoet aan de voorwaarden van Arbeidsongeschiktheid, en
b. het Pensioenfonds en in zijn opdracht handelende personen alle medewerking te verlenen, ter verkrijging van de, naar het oordeel van het Pensioenfonds, voor het vaststellen van de Arbeidsongeschiktheid benodigde gegevens. Dezelfde verplichtingen gelden telkens wanneer het Pensioenfonds een (periodiek)
gezondheidskundig onderzoek of het verkrijgen van gegevens nodig heeft om vast te stellen of een Deelnemer die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt nog steeds aan de voorwaarden van Arbeidsongeschiktheid voldoet.
12.1.4 Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer arbeidsongeschikt is geworden, maar niet eerder dan de dag waarop de betrokkene bij de Werkgever met (gedeeltelijk) ontslag is gegaan, en wordt uitgekeerd tot de laatste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt, dan wel tot en met de laatste dag van de maand van de eerdere beëindiging van de Arbeidsongeschiktheid ingeval het arbeidsongeschiktheidspercentage onder de 35% daalt, of in geval van eerder overlijden van de Deelnemer, tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer is overleden.
12.1.5 Als de Deelnemer op enig moment niet langer voldoet aan de voorwaarden van Arbeidsongeschiktheid eindigt het recht op het arbeidsongeschiktheidspensioen. Op dat moment eindigt het deelnemerschap en wordt aan de Gewezen Deelnemer een premievrije aanspraak conform artikel 10 toegekend. Als deze Gewezen Deelnemer vervolgens
vóór de laatste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt opnieuw arbeidsongeschikt wordt en dit een gevolg is van een ziekte die bestond op het moment dat het deelnemerschap eindigde, kan het arbeidsongeschiktheidspensioen weer herleven. Het Pensioenfonds kan daarbij het tijdstip van de ingang bepalen en nadere voorwaarden en regels stellen.
12.1.6 Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt voor een Deelnemer die werkzaam is in Nederland onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van zijn ziekte in de zin van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, 75 procent van het Pensioengevend Salaris I. Op dit arbeidsongeschiktheidspensioen wordt de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van de WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop de Deelnemer recht heeft, in mindering gebracht, voor zover dit niet leidt tot een negatief arbeidsongeschiktheidspensioen. Geen rekening wordt gehouden met een vrijwillige afstand van een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, tenzij het Pensioenfonds anders beslist.
12.1.7 Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt voor een Deelnemer die werkzaam is buiten Nederland onmiddellijk voorafgaand aan de aanvang van zijn ziekte in de zin van artikel 7:629 van het Burgerlijk Wetboek, 75 procent van het Pensioengevend Salaris I. In geval van deeltijdwerken is artikel 7.4 van toepassing.
12.1.8 Indien sprake is van gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen vermenigvuldigd met een uitkeringspercentage corresponderend met de mate van de vastgestelde Arbeidsongeschiktheid aan de hand van de volgende tabel:
Mate van Arbeidsongeschiktheid | Uitkeringspercentage arbeidsongeschiktheidspensioen |
80% of meer | 100% |
65% tot 80% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% |
45% tot 55% | 50% |
35% tot 45% | 40% |
tot 35% | 0% |
12.1.9 Bij verhoging of verlaging van de mate van Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer wordt door het Pensioenfonds op basis van de tabel in artikel 12.1.8 een verhoogd respectievelijk verlaagd uitkeringspercentage voor het arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld. Een verhoging respectievelijk verlaging van het uitkeringspercentage vindt plaats ongeacht of de Deelnemer meer of minder arbeidsinkomen geniet dan op basis van de vastgestelde resterende verdiencapaciteit verwacht mag worden. De verhoging respectievelijk verlaging van het uitkeringspercentage gaat in op de eerste dag van
de maand volgend op die waarin de mate van Arbeidsongeschiktheid is verhoogd of verlaagd.
12.1.10 In afwijking van het bepaalde onder artikel 12.1.9, leidt een verhoging van de mate van Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer die geen Werknemer meer is bij de Werkgever niet tot een verhoogd uitkeringspercentage voor het arbeidsongeschiktheidspensioen, tenzij deze verhoging direct een gevolg is van de ziekte op grond waarvan het arbeidsongeschiktheidspensioen is vastgesteld.
12.1.11 Als een Deelnemer, naar het oordeel van het Pensioenfonds, in verband met zijn Arbeidsongeschiktheid in aanmerking zou kunnen komen voor een uitkering op grond van de WIA of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, dan is de Deelnemer verplicht zo’n uitkering onverwijld aan te vragen en alle overige maatregelen te nemen, die voor het verkrijgen daarvan noodzakelijk zijn en het Pensioenfonds
te informeren zodra hij de uitkering ontvangt. Indien de Deelnemer hier geen, of onvoldoende, medewerking aan verleent,kan het Bestuur besluiten om geen, dan wel een verlaagd, arbeidsongeschiktheidspensioen toe te kennen.
12.1.12 Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt na ingang jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2%.
12.1.13 Recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen heeft een Gewezen Deelnemer voor wie
geen uitgaande waardeoverdracht als bedoeld in artikel 19 heeft plaatsgevonden en voor wie binnen 104 weken na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband een WIA-uitkering of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan, mits die het gevolg is van een ziekte die bestond op het moment van eindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 2.3. Het bepaalde in de artikelen 12.1.2 tot en met 12.1.12 is van overeenkomstige toepassing.
12.1.14 De dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in dit artikel, bedraagt ten hoogste € 300.000 per jaar.
12.2 Aftrek op het arbeidsgeschiktheidspensioen
12.2.1 Als de (Gewezen) Deelnemer gedurende zijn Arbeidsongeschiktheid inkomen uit tegenwoordige of vroegere arbeid en/of een uitkering op grond van de WIA of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering ontvangt, wordt dit inkomen c.q. deze uitkering op het arbeidsongeschiktheidspensioen in mindering gebracht voor zover dit inkomen c.q. deze uitkering tezamen met het arbeidsongeschiktheidspensioen het Pensioengevend Salaris I overtreft. De (Gewezen) Deelnemer is verplicht het Pensioenfonds van dit inkomen op de hoogte te stellen. Geen rekening wordt gehouden met een vrijwillige afstand van een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, tenzij het Pensioenfonds anders beslist. De wettelijke transitievergoeding of een uitkering op basis
van de Landelijke Overtolligheidsregeling zoals die op het moment van toekenning geldt, blijft voor de toepassing van dit lid buiten beschouwing.
12.2.2 Het Pensioenfonds kan besluiten de aftrek als bedoeld in artikel 12.2.1 geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing te laten.
12.3 Premievrije voortzetting bij Arbeidsongeschiktheid
12.3.1 Een Deelnemer die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12.1, heeft gedurende de periode van Arbeidsongeschiktheid recht op voortzetting van de opbouw van het pensioenbeleggingssaldo overeenkomstig de leeftijdsafhankelijke premiestaffel als bedoeld in artikel 4.
12.3.2 De voortzetting van de opbouw van het pensioenbeleggingssaldo gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer arbeidsongeschikt is geworden, maar niet eerder dan de dag waarop de betrokkene bij de Werkgever (gedeeltelijk) met ontslag is gegaan. De voortzetting van de pensioenopbouw eindigt op de laatste dag van de maand waarin de 68-jarige leeftijd wordt bereikt, dan wel op de laatste dag
van de maand van de eerdere beëindiging van de Arbeidsongeschiktheid ingeval het arbeidsongeschiktheidspercentage onder de 35% daalt, of in geval van eerder overlijden van de Deelnemer, tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer is overleden.
12.3.3 Voortzetting van de opbouw van het pensioenbeleggingssaldo vindt plaats naar evenredigheid van de mate van Arbeidsongeschiktheid. Het percentage van de voortgezette opbouw van het pensioenbeleggingssaldo is gelijk aan het vastgestelde uitkeringspercentage arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12.1.8.
12.3.4 Bij verhoging of verlaging van de mate van Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer wordt door het Pensioenfonds op basis van de tabel in artikel 12.1.8 een verhoogd respectievelijk verlaagd percentage voortgezette opbouw van het pensioenbeleggingssaldo vastgesteld. De verhoging respectievelijk verlaging van het percentage voortgezette opbouw vindt plaats ongeacht of de Deelnemer meer of minder arbeidsinkomen geniet dan op basis van de vastgestelde resterende verdiencapaciteit verwacht mag worden.
12.3.5 In afwijking van het bepaalde onder artikel 12.3.4, leidt een verhoging van de mate van Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer die geen Werknemer meer is bij de Werkgever niet tot een verhoogd percentage voortgezette opbouw van het pensioenbeleggingssaldo, tenzij deze verhoging direct voortvloeit uit de ziekte op grond waarvan het arbeidsongeschiktheidspensioen is vastgesteld.
12.3.6 Voor de voortzetting van de opbouw van het pensioenbeleggingssaldo als bedoeld in dit artikel is de Deelnemer geen eigen bijdrage verschuldigd.
12.3.7 Voortzetting van de opbouw van het pensioenbeleggingssaldo als bedoeld in dit artikel vindt plaats op basis van de laatstelijk vóór aanvang van de ziekte vastgestelde Pensioengrondslag I. Voor Deelnemers waarbij vóór of op 31 december 2014 sprake is van Arbeidsongeschiktheid, geldt de per 1 januari 2015 gewijzigde definitie van Pensioengrondslag I.
12.3.8 Zolang de Deelnemer recht heeft op premievrije voortzetting, worden zijn verzekeringen voor partnerpensioen op risicobasis, tijdelijk partnerpensioen op risicobasis en wezenpensioen op risicobasis naar rato voortgezet. Artikelen 11.2, 11.3 en 11.4 zijn van overeenkomstige toepassing.
12.3.9 Zolang de Deelnemer recht heeft op premievrije voortzetting, wordt het laatstelijk vóór aanvang van de ziekte vastgestelde Pensioengevend Salaris I jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2%.
12.3.10 Recht op premievrije voortzetting van het pensioenbeleggingssaldo heeft een Gewezen Deelnemer voor wie geen uitgaande waardeoverdracht als bedoeld in artikel 19 heeft plaatsgevonden en voor wie binnen 104 weken na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband een WIA-uitkering of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan, mits die het gevolg is van een ziekte die bestond op het moment van eindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel
2.3. Het bepaalde in de artikelen 12.3.2 tot en met 12.3.9 is van overeenkomstige toepassing.
12.3.11 Bij voortzetting van de opbouw van het pensioenbeleggingssaldo bij Arbeidsongeschiktheid van een Deeltijdwerknemer wordt uitgegaan van het Deeltijdpercentage zoals dat gold direct voorafgaand aan de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
13 WERKLOOSHEID
Gedurende de periode waarin de Gewezen Deelnemer aansluitend op het eindigen van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet of recht heeft op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland, houdt de Gewezen Deelnemer recht op partnerpensioen op risicobasis. Het partnerpensioen wordt overeenkomstig artikel
11.2 vastgesteld. Bij de bepaling van de hoogte van het partnerpensioen wordt rekening gehouden met een eventueel verkregen partnerpensioen op grond van artikel 10.2.
14 OUDERSCHAPSVERLOF EN ONBETAALD VERLOF
14.1 Tijdens een periode van ouderschapsverlof of onbetaald verlof wordt het deelnemerschap voortgezet, maar komt er geen premie zoals bedoeld in artikel 4 beschikbaar, tenzij
de Werkgever met toestemming van het Pensioenfonds anders bepaalt. Wel geldt er gedurende zo’n periode een risicodekking voor het partnerpensioen, het tijdelijk partnerpensioen, het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze risicodekkingen worden gerelateerd aan de datum en het Deeltijdpercentage direct voorafgaand aan de datum van ingang van het verlof. Voor de in dit lid genoemde risicodekkingen is de Deelnemer geen premie verschuldigd.
14.2 In geval van een periode van gedeeltelijk ouderschapsverlof is het in artikel 14.1 beschrevene van overeenkomstige toepassing op dat gedeeltelijke verlof.
15 SAMENWONEN XXXXXX DAN OP BASIS VAN EEN HUWELIJK OF EEN WETTELIJK GEREGISTREERD PARTNERSCHAP
15.1 Aanmelding Partner
Om in aanmerking te komen voor partnerpensioen moet een ongehuwde Deelnemer of Gewezen Deelnemer een Partner als bedoeld in artikel 1.2, definitie Partner, onder 3, aanmelden. De aanmelding dient te gebeuren vóór de Pensioendatum middels het daarvoor bestemde formulier.
15.2 Bij aanmelding te overleggen documenten
De Deelnemer en Gewezen Deelnemer dient het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding aan te tonen. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.5 dienen daartoe bij de aanmelding de volgende documenten overlegd te worden:
a. een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van een notarieel verleden akte van een samenlevingsovereenkomst; en
b. indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer buiten Nederland woont, een uittreksel uit het bevolkingsregister, of een daaraan gelijkwaardig register zulks ter beoordeling aan het Pensioenfonds, waaruit blijkt dat de Deelnemer of Gewezen Deelnemer en de Partner beiden op hetzelfde adres wonen en niet gehuwd zijn en geen wettelijk geregistreerd partnerschap zijn aangegaan.
Na de aanmelding zal het Pensioenfonds de Deelnemer of Gewezen Deelnemer schriftelijk mededelen of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding in de zin van dit artikel. Pas wanneer het Pensioenfonds heeft verklaard dat sprake is van een gemeenschappelijke huishouding is de aanmelding definitief.
15.3 Voorwaarden voor toekennen van partnerpensioen als bedoeld in de artikelen 11.2 en
11.3 of bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 16.2
In geval van overlijden van een Deelnemer of Gewezen Deelnemer dan wel beëindiging van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in dit Reglement gelden de volgende voorwaarden voor het toekennen van een partnerpensioen respectievelijk bijzonder partnerpensioen:
a. de Partner dient definitief te zijn aangemeld; en
b. de Partner moet ten genoegen van het Pensioenfonds aantonen dat sprake was van een gemeenschappelijke huishouding op de datum van het overlijden van de
Deelnemer of Gewezen Deelnemer respectievelijk tot de datum van beëindiging van die gemeenschappelijke huishouding; en
c. de gemeenschappelijke huishouding moet op de datum van het overlijden respectievelijk tot de datum van beëindiging van die gemeenschappelijke huishouding ten minste zes maanden hebben bestaan.
Het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding wordt in beginsel geacht aanwezig te zijn indien op de datum van overlijden respectievelijk tot de datum van beëindiging van die gemeenschappelijke huishouding de notariële akte als bedoeld in artikel 15.2 nog steeds geldig was en de betrokkenen nog steeds op één adres woonden en ongehuwd waren en geen wettelijk geregistreerd partnerschap waren aangegaan.
15.4 Aanvangsdatum gemeenschappelijke huishouding
Als aanvangsdatum van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in dit Reglement geldt de datum van het verlijden van de in artikel 15.2 bedoelde notariële akte, tenzij, ter beoordeling van het Pensioenfonds, voldoende wordt aangetoond dat het voeren van de gemeenschappelijke huishouding eerder is aangevangen. In dat geval geldt die datum.
15.5 Alternatief voor de in artikel 15.2 genoemde documenten
Het aantonen van het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding zal, indien dit door omstandigheden, zoals het niet in Nederland woonachtig zijn, niet kan geschieden middels de in artikel 15.2 genoemde documenten, geschieden door middel van, naar het oordeel van het Pensioenfonds, gelijkwaardige documenten.
15.6 Beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding
In geval van beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding anders dan door overlijden van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer of omzetting in een huwelijk of wettelijk geregistreerd partnerschap, heeft de Partner recht op een bijzonder
partnerpensioen als beschreven in artikel 16.2. De Deelnemer of Gewezen Deelnemer meldt de beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding zo spoedig mogelijk na beëindiging schriftelijk aan het Pensioenfonds.
16 SCHEIDING
16.1 Verevening van ouderdomspensioen
16.1.1 In geval van Scheiding (waaronder voor het doel van dit artikel 16.1 als uitzondering op de definitie in artikel 1.2 wordt verstaan echtscheiding, scheiding van tafel en bed,
dan wel beëindiging van het wettelijk geregistreerd partnerschap anders dan door dood, vermissing of omzetting in een huwelijk) heeft de desbetreffende (gewezen) Partner van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding een recht op uitbetaling van een deel van het (Collectief variabel) ouderdomspensioen, mits de Deelnemer of Gewezen Deelnemer of de desbetreffende (gewezen) Partner binnen twee jaar na het tijdstip van Xxxxxxxxx hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het Pensioenfonds.
16.1.2 Onverminderd de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, gaat de uitbetaling van het in artikel 16.1.1 bedoelde recht in op de Pensioendatum maar niet eerder dan een maand na de datum waarop het Pensioenfonds het formulier als bedoeld in artikel 16.1.1 tijdig heeft ontvangen. Het recht op uitbetaling eindigt op het tijdstip waarop het recht op (Collectief variabel) ouderdomspensioen eindigt of met het einde van de maand waarin de (gewezen) Partner overlijdt.
16.1.3 Het in artikel 16.1.1 bepaalde vindt geen toepassing indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer en de (gewezen) Partner bij huwelijkse voorwaarden of in de voorwaarden van het geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding, de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten.
16.1.4 In afwijking van artikel 16.1.1 vindt de in dat artikel bedoelde pensioenverevening niet plaats indien het desbetreffende recht op uitbetaling op het tijdstip van de Scheiding het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat.
16.1.5 Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding of beëindiging van het wettelijk geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing of door omzetting van het wettelijk geregistreerd partnerschap in een huwelijk, de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of in de voorwaarden van het geregistreerde partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de Scheiding overeenkomen dat het in artikel 16.1.1 bedoelde recht op uitbetaling samen met het in artikel 16.2 van dit Reglement beschreven recht op een (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen wordt omgezet in een eigen recht op (Collectief variabel) pensioen van de gewezen Partner. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden:
- er wordt een pensioenbeleggingssaldo bijgeschreven op een pensioenbeleggingsrekening voor de gewezen Partner, dat, op de datum waarop de gewezen Partner de reguliere Pensioendatum bereikt als hij Deelnemer zou zijn, wordt aangewend voor (Collectief variabel) ouderdomspensioen op het leven en ten behoeve van de gewezen Partner, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 9.1 en 9.2 en het overigens daartoe bepaalde in dit Reglement. De bij het pensioenbeleggingssaldo dat toekomt aan de gewezen Partner behorende
beleggingen worden omgezet in beleggingen conform het Life cycle profiel Neutraal. De gewezen Partner kan geen beleggingskeuzes maken.
- Bij overlijden van de gewezen Partner vóór aanwending van het pensioenbeleggingssaldo vervalt het pensioenbeleggingssaldo aan het Pensioenfonds. Dit saldo wordt op een door het Bestuur te bepalen datum verdeeld over alle niet vervallen beleggingsrekeningen van Aanspraakgerechtigden.
Verdeling vindt plaats naar rato van het saldo op de pensioenbeleggingsrekening van een Aanspraakgerechtigde ten opzichte van de som van de saldo’s op alle pensioenbeleggingsrekeningen van Aanspraakgerechtigden.
- Bij overlijden van de gewezen Partner die vanaf 1 januari volgend op het bereiken van de 58-jarige leeftijd deelneemt in de Collectieve toedelingskring vervalt het kapitaal gerelateerd aan de voor de betrokken gewezen Partner ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen aan de Collectieve toedelingskring.
- het Pensioenfonds kan ten aanzien van de conversie nadere voorwaarden stellen.
16.1.6 De uitbetaling aan de vereveningsgerechtigde Partner geschiedt onder de in dit reglement vastgelegde voorwaarden.
16.1.7 Het Pensioenfonds zal de gewezen Partner schriftelijk mededeling doen van de aanspraak waarop de verevening zal worden gebaseerd. De Deelnemer of Gewezen Deelnemer ontvangt daarvan een afschrift.
16.2 Bijzonder partnerpensioen
16.2.1 In geval van Xxxxxxxxx wordt aan de gewezen Partner van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer een aanspraak op een (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen bij overlijden van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer op of na de Pensioendatum (derhalve als Gepensioneerde) toegekend wanneer daartoe een recht is ontstaan op basis van dit Reglement.
16.2.2 Het (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de in artikel 16.2.1 bedoelde Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Bijzondere Partner.
16.2.3 In geval van Scheiding van een Deelnemer wordt ter vaststelling van het (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen op de scheidingsdatum het pensioenbeleggingssaldo, en eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen, fictief aangewend voor verwerving van (Collectief variabel) ouderdomspensioen en (Collectief variabel) partnerpensioen ingaande bij het overlijden van de in artikel 16.2.1 bedoelde Gepensioneerde in een verhouding 100:70. De verhouding wordt vastgesteld met inbegrip van eerdere aanspraken op (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen die in mindering komen op het totale partnerpensioen ter vaststelling van het (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen dat wordt toegekend op de scheidingsdatum.
Het deel van het pensioenbeleggingssaldo, en het deel van de eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen, dat bestemd is voor inkoop van het aldus vastgestelde (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen wordt separaat geadministreerd en wordt op dezelfde wijze belegd als de rest van het pensioenbeleggingssaldo en het andere deel van de eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen.
Op de Pensioendatum van de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer wordt dit deel van het pensioenbeleggingssaldo, en het deel van de eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen, aangewend voor inkoop van een (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de Bijzondere Partner, tezamen met de aanwending van het overige pensioenbeleggingssaldo en het andere deel van de eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen van de Deelnemer en Gewezen Deelnemer.
In geval van overlijden van de Bijzondere Partner voordat het pensioenbeleggingssaldo wordt aangewend voor inkoop van (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen, wordt dat saldo bijgeschreven bij het pensioenbeleggingssaldo van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer.
In geval van overlijden van de Bijzondere Partner voor de Pensioendatum van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer vallen eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen bestemd voor inkoop van Collectief variabel bijzonder partnerpensioen terug in de aanspraken van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer.
16.2.4 In geval van Scheiding van een Gewezen Deelnemer is het bepaalde in artikel 16.2.3 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat als het bepaalde in artikel
10.2 is toegepast de gewezen Partner ook recht behoudt op het in dat artikel genoemde (Collectief variabel) partnerpensioen.
16.2.5 Indien de Gewezen Deelnemer het saldo op de pensioenbeleggingsrekening, en eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen, met inachtneming van dit Reglement heeft laten overdragen naar een andere pensioenuitvoerder, wordt het separaat geadministreerde pensioenbeleggingssaldo, en het deel van de eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen, dat bestemd is voor inkoop van (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen geadministreerd op een pensioenbeleggingsrekening voor de Bijzondere Partner.
De bij het pensioenbeleggingssaldo dat toekomt aan de Bijzondere Partner behorende beleggingen worden omgezet in beleggingen in het Life cycle profiel Neutraal. De Bijzondere Partner kan de verantwoordelijkheid over de beleggingen niet overnemen.
Voor de Bijzondere Partner zijn de bepalingen van artikel 8a van dit Reglement van overeenkomstige toepassing.
Bij overlijden van de Bijzondere Partner vóór aanwending van het pensioenbeleggingssaldo vervalt het pensioenbeleggingssaldo aan het Pensioenfonds.
In geval van overlijden van de Bijzondere Partner vóór de Pensioendatum vallen eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen bestemd voor inkoop van Collectief variabel bijzonder partnerpensioen terug in de Collectieve toedelingskring.
Op de reguliere Pensioendatum van de Gewezen Deelnemer die gold op het moment van uitgaande waardeoverdracht, wordt het saldo op de pensioenbeleggingsrekening, en eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen, voor de Bijzondere Partner met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.1 aangewend voor een (Collectief variabel) partnerpensioen op het leven en ten behoeve van de Bijzondere Partner dat ingaat op de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de Gewezen Xxxxxxxxx.
16.2.6 Het bepaalde in artikel 16.2.1 vindt geen toepassing indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer en de gewezen Partner bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie
of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de Scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien het Pensioenfonds zich schriftelijk bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken.
16.2.7 Partijen dienen het Pensioenfonds in kennis te stellen van de Scheiding door middel van een uittreksel uit het register van de burgerlijke stand indien de scheiding buiten Nederland heeft plaatsgevonden.
16.2.8 Het Pensioenfonds verstrekt de Bijzondere Partner een opgave van de toegekende aanspraak en overige voor de Bijzondere Partner specifiek in het kader van de scheiding relevante informatie. Tevens verstrekt het Pensioenfonds nadien jaarlijks een opgave van de toegekende aanspraak.
17 INDEXATIE
Een Deelnemer of Gewezen Deelnemer heeft geen recht op indexatie (toeslagen in de zin van artikel 1 Pensioenwet).
Op de pensioenrechten voor Pensioengerechtigden zoals genoemd in artikel 11.2, 11.3,
11.4 en 12.1 wordt jaarlijks een indexatie verleend van 2%.
Eventuele indexatie van de pensioenrechten van Deelnemers of Gewezen Deelnemers die op Pensioendatum kiezen om een Vaste uitkering aan te kopen bij een Toegelaten pensioenuitvoerder is afhankelijk van de tarieven en voorwaarden bij deze Toegelaten pensioenuitvoerder.
Een eventueel positief resultaat van aanspraken op dan wel uitkeringen van Collectief variabel pensioen in de Collectieve toedelingskring zoals bedoeld in artikel 9a.2 wordt niet beschouwd als indexatie.
18 INKOMENDE WAARDEOVERDRACHT
18.1 Indien een Deelnemer voorafgaand aan zijn deelnemerschap premievrije pensioenaanspraken heeft verworven bij een pensioenuitvoerder van een vorige werkgever zal het Pensioenfonds meewerken aan een waardeoverdracht van deze pensioenaanspraken, mits de Deelnemer een verzoek tot waardeoverdracht heeft ingediend en het Pensioenfonds de waarde van de bedoelde premievrije aanspraken ontvangt. De ontvangen waarde zal worden omgezet in additionele pensioenaanspraken in dit Reglement. Zo’n waardeoverdracht vindt plaats overeenkomstig de wettelijke bepalingen over waardeoverdracht.
18.2 De waarde die het Pensioenfonds ontvangt op grond van een waardeoverdracht wordt apart geadministreerd. Deze waarde blijft bij het bepalen van de maximale pensioenen volgens artikel 21 buiten beschouwing.
18.3 Uitsluitend voor de vaststelling van het partnerpensioen, tijdelijk partnerpensioen en wezenpensioen ingaande bij overlijden tijdens het deelnemerschap, worden aan de Deelnemer extra Pensioenjaren toegekend. Die Pensioenjaren worden vastgesteld
op basis van door het Bestuur vastgestelde rekenregels voor waardeoverdracht, in de veronderstelling dat de overdrachtswaarde wordt gebruikt voor verwerving van
fiscaal maximaal toegestaan (tijdelijk) partnerpensioen ingaande bij overlijden en een ouderdomspensioen ter grootte van 10/7e van dat partnerpensioen. De Deelnemer heeft geen aanspraak op die pensioenen. Die pensioenen dienen uitsluitend als rekengrootheid voor de vaststelling van de extra Pensioenjaren. Het aantal extra Pensioenjaren voor tijdelijk partnerpensioen is gemaximeerd tot de leeftijd bij aanvang deelnemerschap minus vijfentwintig jaar.
18.4 Het Pensioenfonds accepteert een automatische waardeoverdracht op grond van de Pensioenwet vanuit een andere pensioenuitvoerder van een pensioen onder de wettelijke afkoopgrens als gevolg van beëindiging van het deelnemerschap bij een andere pensioenuitvoerder. De overdrachtswaarde wordt alsdan aangewend ten behoeve van het pensioenkapitaal krachtens dit Reglement. Een en ander geschiedt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet.
19 UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT
Het Pensioenfonds zal met inachtneming van het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde omtrent waardeoverdracht, meewerken aan uitgaande waardeoverdracht ten behoeve van het verwerven van pensioenaanspraken in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever van de Gewezen Deelnemer.
Het Pensioenfonds heeft het recht om na beëindiging van het deelnemerschap de overdrachtswaarde van het pensioenkapitaal van een Gewezen Deelnemer over te dragen indien op basis van het verworven kapitaal op ouderdomspensioen de uitkering van
het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 Pensioenwet bepaalde bedrag. De waardeoverdracht dient ertoe te strekken dat het de Gewezen Deelnemer mogelijk wordt gemaakt om pensioenaanspraken te verwerven bij de ontvangende pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever of de beroepspensioenregeling. Een en ander geschiedt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet.
Eventueel reeds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen worden bij uitgaande waardeoverdracht omgezet in een pensioenkapitaal waarbij alle nog niet verdeelde winsten en verliezen worden verrekend per de overdrachtsdatum.
20 FLEXIBILISERINGSMOGELIJKHEDEN
20.1 Overzicht flexibiliseringsmogelijkheden
20.1.1 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer in de Collectieve toedelingskring heeft op de Pensioendatum het recht om zijn aanspraken op Collectief variabel ouderdomspensioen op een andere wijze dan de standaard wijze aan te wenden door:
a. het Collectief variabel ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk op een eerdere of latere datum te laten ingaan;
b. het Collectief variabel pensioen jaarlijks met een vast percentage te laten stijgen of jaarlijks met een vast percentage te laten dalen;
mits de pensioenregeling na de alternatieve aanwending een pensioenregeling blijft in de zin van de Wet LB en wordt voldaan aan de eisen gesteld bij en krachtens de Pensioenwet en zoals opgenomen in dit artikel.
20.1.2. Voor Deelnemers of Gewezen Deelnemers die op Pensioendatum kiezen om een Vaste uitkering aan te kopen bij een Toegelaten pensioenuitvoerder, geschiedt flexibilisering, indien en voor zover relevant, met inachtneming van de tarieven en voorwaarden van de Toegelaten pensioenuitvoerder waar de Vaste uitkering wordt aangekocht.
20.2 Eerder met pensioen
20.2.1 De Deelnemer, of Gewezen Deelnemer die ten minste zes maanden Gewezen Deelnemer is, heeft het recht om eenmalig een lagere Pensioengerechtigde Leeftijd te kiezen dan de Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar als vermeld in artikel 6, met dien verstande dat de gekozen Pensioengerechtigde Leeftijd niet mag liggen vóór de leeftijd van 55 jaar.
Indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer van dit recht gebruik wil maken, dient de Deelnemer of Gewezen Deelnemer dit uiterlijk zes maanden, maar niet eerder dan twaalf maanden vóór de door hem beoogde Pensioengerechtigde Leeftijd schriftelijk aan het Pensioenfonds mee te delen door middel van het daartoe bestemde formulier. Het formulier dient mede ondertekend te zijn door de Partner van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer.
Voor een Deelnemer geldt de op grond van dit artikel 20.2 gekozen Pensioengerechtigde Leeftijd onder de voorwaarde dat hij niet overlijdt vóór het bereiken van deze gekozen Pensioengerechtigde Leeftijd en onder de voorwaarde dat aan de Deelnemer vóór het bereiken van die Pensioengerechtigde Leeftijd niet een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12 is toegekend.
20.2.2 Bij vervroeging door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer in de Collectieve toedelingskring wordt het volledige op dat moment nog aanwezig saldo van de pensioenbeleggingsrekening aangewend voor de aankoop van Collectief variabel pensioen bij het Pensioenfonds. Hierbij vindt tegelijkertijd actuariële herrekening plaats van de reeds bij het Pensioenfonds ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen.
20.2.3 Conform het bepaalde bij en krachtens de Wet LB kan vervroeging van de Pensioengerechtigde Leeftijd eerder dan 5 jaar voorafgaand aan het bereiken van de voor de Deelnemer of Gewezen Deelnemer geldende AOW-leeftijd alleen plaatsvinden, indien en voor zover de Deelnemer of Gewezen Deelnemer schriftelijk aan het Pensioenfonds verklaart dat een arbeidsovereenkomst of het verrichten van betaalde werkzaamheden als ondernemer wordt beëindigd.
20.3 Later met pensioen
20.3.1 De Deelnemer en de Werkgever kunnen in onderling overleg afspreken de Pensioengerechtigde Leeftijd van de Werknemer te verhogen. Ook de Gewezen Xxxxxxxxx heeft het recht om zijn Pensioengerechtigde Leeftijd te verhogen. De Pensioengerechtigde Leeftijd op grond van dit artikel kan niet hoger zijn dan 70 jaar. Een verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd wordt pas van kracht op het moment dat de oorspronkelijke Pensioengerechtigde Leeftijd is bereikt. Voor de risicodekking van een partnerpensioen dan wel wezenpensioen vindt in geval van verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd geen onttrekking plaats aan het pensioenkapitaal van de Deelnemer ter financiering van de risicodekkingen.
20.3.2 Bij een verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd van de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer blijft de hoogte van de beschikbare premie gelijk aan die gold op de oorspronkelijke Pensioengerechtigde Leeftijd. Voor Deelnemers in de Collectieve toedelingskring wordt het na de verhoging van de Pensioengerechtigde
Leeftijd opgebouwde kapitaal op de pensioenbeleggingsrekening jaarlijks volledig aangewend voor inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen. Bij het bereiken van de Pensioendatum wordt het op dat moment nog aanwezige kapitaal op de pensioenbeleggingsrekening in één keer aangewend voor inkoop van aanspraken op Collectief variabel pensioen. Het bepaalde in artikel 9a.1.2 is van overeenkomstige toepassing.
20.3.3 Het Pensioenfonds dient ten minste twee maanden vóór de ingang van de verhoogde Pensioengerechtigde Leeftijd van de afspraak als bedoeld in artikel 20.3.1, onder overlegging van een kopie van de bedoelde afspraak, door de Werknemer in kennis te worden gesteld.
20.3.4 Bij een verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd door de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer die deelneemt in de Collectieve toedelingskring vindt actuariële herrekening plaats van de op de reguliere Pensioendatum volledig ingekochte aanspraken op Collectief variabel pensioen.
20.4 Deeltijdpensioen
20.4.1 De (Gewezen) Deelnemer en de werkgever kunnen in onderling overleg afspreken dat de (Gewezen) Deelnemer met deeltijdpensioen gaat met een gelijktijdige overeenkomstige vermindering van de arbeidsduur, met ingang van de eerste dag van een maand die
ligt binnen de periode van de 55-jarige leeftijd van de (Gewezen) Deelnemer tot de Pensioengerechtigde Leeftijd. Door dit deeltijdpensioen verandert de Pensioengerechtigde Leeftijd niet.
20.4.2 De (Gewezen) Xxxxxxxxx en de werkgever kunnen in onderling overleg afspreken de Pensioengerechtigde Leeftijd van de (Gewezen) Deelnemer te verhogen, met toekenning van een direct ingaand deeltijdpensioen en een gelijktijdige overeenkomstige vermindering van de arbeidsduur. De Pensioengerechtigde Leeftijd op grond van dit artikel kan niet hoger zijn dan 70 jaar. Een verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd wordt pas van kracht op het moment dat de oorspronkelijke Pensioengerechtigde Leeftijd is bereikt.
20.4.3 Het Pensioenfonds dient ten minste zes maanden vóór de ingang van het deeltijdpensioen van een Deelnemer door de Werkgever van de afspraak als bedoeld in de artikelen
20.4.1 en 20.4.2, onder overlegging van een kopie van de bedoelde afspraak, in kennis te worden gesteld. Het Pensioenfonds dient ten minste zes maanden vóór de ingang van het deeltijdpensioen van een Gewezen Deelnemer daarvan door de Gewezen Deelnemer in kennis te worden gesteld. In geval van een deeltijdpensioen als bedoeld in artikel
20.4.1 dient deze kennisgeving vergezeld te zijn van de schriftelijke toestemming van de Partner.
20.4.4 Ten aanzien van de resterende arbeidsduur is de Deelnemer Deeltijdwerknemer en zijn de bepalingen van artikel 7 (Deeltijd werken) onverkort van toepassing.
20.4.5 Een ingegaan deeltijdpensioen kan niet worden gewijzigd in geval van latere wijziging van de arbeidsduur. Indien deze wijziging bestaat uit een verdere vermindering van de arbeidsduur kan, met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, maximaal nog één keer een nieuw deeltijdpensioen worden toegekend gerelateerd aan deze verdere vermindering.
20.5 Vast stijgend of vast dalend Collectief variabel pensioen
20.5.1 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer in de Collectieve toedelingskring kan op Pensioendatum kiezen voor een vast stijgende of vast dalende uitkering van het Collectief variabel pensioen.
20.5.2 Het percentage van de vaste stijging of vaste daling wordt door het Bestuur bij of krachtens de bepalingen in de Pensioenwet vastgesteld en is opgenomen in Bijlage 1 van dit Reglement.
20.5.3 De vaste stijging of vaste daling wordt jaarlijks met ingang van 1 juli (voor het eerst per 1 juli 2018) in de uitkering van het Collectief variabel pensioen verwerkt.
20.6 Beperking bij flexibiliseringsmogelijkheden
De in artikel 20 beschreven flexibiliseringsmogelijkheden kunnen niet meer worden uitgeoefend indien en voor zover die uitoefening tot gevolg heeft dat een reeds toegekend bijzonder partnerpensioen niet meer in mindering kan worden gebracht op het
partnerpensioen en/of een toegekend recht op uitbetaling van een vereveningsgerechtigde als bedoeld in artikel 16.1 niet meer in mindering kan worden gebracht op het ouderdomspensioen.
20.7 Omzettingsgrondslagen
Omzetting conform dit artikel voor Deelnemers of Gewezen Deelnemers die op Pensioendatum een Vaste uitkering aankopen bij een Toegelaten pensioenuitvoerder, vindt plaats op basis van het deel van het saldo op de pensioenbeleggingsrekening dat volgens artikel 9 beschikbaar komt en de tarieven en voorwaarden die de Toegelaten pensioenuitvoerder hanteert waar dat deel van het saldo wordt aangewend.
21 FISCALE MAXIMERING PENSIOENAANSPRAKEN
De pensioenaanspraken uit dit Reglement gaan niet uit boven de fiscale grenzen die voor de in dit Reglement opgenomen pensioenregeling gelden bij en krachtens hoofdstuk IIB Wet LB.
22 TOETSING FISCAAL MAXIMUM
22.1 Op een aantal momenten toetst het Pensioenfonds of het ouderdoms- en partnerpensioen dat uit het pensioenbeleggingssaldo kan worden aangekocht binnen de in artikel 21 bedoelde fiscale grenzen blijven.
22.2 De momenten bedoeld in artikel 22.1 zijn in ieder geval:
- beëindiging van de deelneming in verband met ontslag, gevolgd door waardeoverdracht;
- pensioendatum.
Het Pensioenfonds kan op andere momenten toetsen als dat bij en krachtens het bepaalde in hoofdstuk IIB Wet LB vereist is.
22.3. De Deelnemer of Gewezen Deelnemer kan geen recht doen gelden op het deel van het saldo op de pensioenbeleggingsrekening dat niet benodigd is om de maximale
pensioenen volgens artikel 21 aan te kopen. Als uit de fiscale toetsing als bedoeld in dit artikel 22 blijkt dat het saldo op de pensioenbeleggingsrekening uitgaat boven hetgeen benodigd is om de maximale pensioenen volgens artikel 21 aan te kopen, zal het deel van het pensioenbeleggingssaldo dat deze overschrijding veroorzaakt onherroepelijk vervallen aan het Pensioenfonds.
22.4 Het Bestuur is bevoegd om ten aanzien van de fiscale toetsing als bedoeld in dit artikel 22 nadere regels te stellen.
23 GLIJCLAUSULE
Ingeval een of meer bepalingen in dit Reglement volgens het oordeel van de Belastingdienst niet voldoen aan de fiscale wet- en andere regelgeving ten aanzien van een fiscaal zuivere pensioenregeling, is het Bestuur bevoegd deze bepaling(en) – eventueel met terugwerkende kracht – zodanig aan te passen dat na die aanpassing sprake is van een fiscaal zuivere pensioenregeling.
De onderhavige pensioenregeling wordt ingevoerd onder de ontbindende voorwaarde dat de regeling een pensioenregeling is als bedoeld in de artikelen 18 tot en met 18ga van de Wet LB. Indien onherroepelijk komt vast te staan dat de pensioenregeling niet voldoet aan de genoemde bepalingen, wordt de regeling onverwijld en met terugwerkende kracht tot het tijdstip van ingang van de pensioenregeling zodanig aangepast dat wordt voldaan aan het bepaalde in de artikelen 18 tot en met 18ga van de Wet LB.
24 INFORMATIEVERSTREKKING
24.1 Verplichtingingen van Aanspraak- en Pensioengerechtigden
24.1.1 Een ieder die recht heeft op of aanspraak maakt op enige uitkering van het Pensioenfonds is verplicht aan het Pensioenfonds alle gegevens en bescheiden te verstrekken die naar het oordeel van het Pensioenfonds nodig zijn voor een juiste uitvoering van de Statuten en dit Reglement.
24.1.2 Indien een Aanspraak- of Pensioengerechtigde onjuiste informatie heeft verstrekt of informatie achterwege heeft gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, stelt het Pensioenfonds de aanspraak of het recht op pensioen nader vast op grond van de juiste dan wel – bij het ontbreken van de juiste gegevens – naar beste weten door het Pensioenfonds te bepalen gegevens. Het teveel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend.
24.1.3 Geen uitkering of slechts gedeeltelijke uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het Pensioenfonds niet aan het gestelde in artikel 24.1.1 is voldaan.
24.2 Verstrekken van informatie door het Pensioenfonds
24.2.1 Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer binnen drie maanden na aanvang van het deelnemerschap over de kenmerken van de pensioenregeling, waaronder de mogelijkheid te kiezen voor een variabele uitkering, de uitvoering van de pensioenregeling en over persoonlijke omstandigheden die een actie van de Deelnemer kunnen vergen. De Deelnemer
wordt daarbij tevens gewezen op de website van het Pensioenfonds en het deelnemersportaal en de mogelijkheid om het pensioenregister (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx) te raadplegen.
24.2.2 Het Pensioenfonds verstrekt de Deelnemer jaarlijks een overzicht van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, van de waardeaangroei die benodigd is voor het vaststellen van een eventuele lijfrentepremieaftrek en informatie over de indexatie. Tot slot wordt de overige op grond van de Pensioenwet verplichte informatie jaarlijks aan de Deelnemers verstrekt.
Het Pensioenfonds verstrekt de Gewezen Deelnemer jaarlijks een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, waarbij deze gegevens voorzover het
ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario met de waarschuwing
dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen. Tevens wordt informatie verstrekt over indexatie en informeert het Pensioenfonds de Gewezen Deelnemer binnen drie maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het Pensioenfonds. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds bij het einde van het Deelnemerschap informatie over zijn recht op waardeoverdracht, een eventuele afkoopmogelijkheid, de gevolgen voor het
partner- en wezenpensioen, de gevolgen van Arbeidsongeschiktheid en informatie over omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van het Pensioenfonds. Tot slot wordt de overige op grond van de Pensioenwet verplichte informatie jaarlijks aan de Gewezen Deelnemers verstrekt.
24.2.3 Het Pensioenfonds verstrekt de Bijzondere Partner bij Scheiding en vervolgens jaarlijks een overzicht van de opgebouwde aanspraak op (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen en informatie over de indexatie. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds bij Scheiding informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
24.2.4 Het Pensioenfonds verstrekt een Pensioengerechtigde, indien van toepassing, voorafgaand aan of bij ingang van het pensioen en vervolgens jaarlijks een overzicht van zijn pensioenrechten en informatie over de indexatie. Daarnaast verstrekt het Pensioenfonds voorafgaand aan of bij ingang van het pensioen informatie die voor de Pensioengerechtigde van belang is, specifiek in het kader van de pensioeningang en informatie over een eventuele afkoopmogelijkheid.
24.2.5 Het Pensioenfonds verstrekt een Deelnemer, Gewezen Deelnemer, Pensioengerechtigde of Bijzondere Partner binnen drie maanden na wijziging van voor hen relevante onderdelen van dit Reglement informatie over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het Pensioenfonds.
24.2.6 Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer of Gewezen Deelnemer in het jaar voorafgaand aan de Pensioendatum over de mogelijkheid om op de Pensioendatum een deel van het saldo van de pensioenbeleggingsrekening aan te wenden voor een partnerpensioen ter hoogte van 70% van het ouderdomspensioen.
24.2.7 Het Pensioenfonds verstrekt de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, de Bijzondere Partner en de Pensioengerechtigde op verzoek:
a een opgave van zijn opgebouwde (collectieve variabele) pensioenaanspraken, reglementair te bereiken (collectieve variabele) pensioenaanspraken of collectief variabel pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
b de voor hem relevante informatie over beleggingen;
c. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van het ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
d. andere informatie die op grond van de Pensioenwet op verzoek moet worden verstrekt.
24.2.8 Het Pensioenfonds stelt op zijn website de informatie beschikbaar zoals opgenomen in artikel 46a Pensioenwet, waaronder begrepen informatie over de pensioenregeling, informatie over uitvoeringskosten, het bestuursverslag en de jaarrekening.
24.2.9 Het Pensioenfonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn of worden gesteld. Het Pensioenfonds kan er voor kiezen informatie elektronisch te verstrekken. Het
Pensioenfonds informeert de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, de Bijzondere Partner of de Pensioengerechtigde schriftelijk over het voornemen tot elektronische verstrekking. Indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, de Bijzondere Partner of de Pensioengerechtigde bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking, verstrekt het Pensioenfonds de informatie schriftelijk.
25 VERBOD TOT AFKOOP, VERVREEMDING, PRIJSGEVING OF HET BEZWAREN VAN PENSIOEN
Aanspraken of rechten ingevolge dit Reglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
26 RUIL- EN AFKOOPVOETEN
De actuariële berekeningen, benodigd voor de uitvoering van dit Reglement, worden gebaseerd op de periodiek door het Pensioenfonds met inachtneming van de wettelijk vereiste collectieve actuariële neutraliteit, vastgestelde ruil- en afkoopvoeten, die voor mannen en vrouwen gelijk zijn.
De afkoopwaarde van pensioenaanspraken die premievrij zijn gemaakt vóórdat door een Deelnemer of Gewezen Deelnemer wordt toegetreden tot de Collectieve toedelingskring, is gelijk aan de waarde van de beleggingen op de pensioenbeleggingsrekening op het moment van afkoop.
De consequenties van uitruil van ouderdoms- en partnerpensioen in het CVP zijn voor Deelnemers of Gewezen Deelnemers zichtbaar op het deelnemersportaal van SNPS.
Desgewenst kan een Deelnemer of Gewezen Deelnemer ten aanzien van ingekochte CVP-aanspraken de actuele afkoop- of uitruilfactoren van een bepaalde maand bij het Pensioenfonds opvragen.
De ruilfactoren voor een eventueel aan te kopen Vaste uitkering dienen door de betreffende Deelnemer of Gewezen Deelnemer opgevraagd te worden bij de geselecteerde Toegelaten pensioenuitvoerder.
27 UITBETALING VAN PENSIOENEN
27.1 Vaststelling in euro’s
Alle pensioenen krachtens dit Reglement zijn uitgedrukt in euro’s. Bedragen in een andere munteenheid worden ter berekening van de pensioenen omgerekend in euro’s op basis van door het Pensioenfonds te bepalen koersen.
27.2 Pensioenbetalingen
27.2.1 De uitbetaling van pensioenen vindt plaats aan de rechthebbende of aan diens wettelijke vertegenwoordiger. Ten aanzien van een wezenpensioen kan het Pensioenfonds bepalen dat betaling zal geschieden aan de werkelijke verzorger.
27.2.2 Uitbetaling van een (Collectief variabel) pensioen vindt alleen plaats als dit schriftelijk bij het Pensioenfonds is aangevraagd.
27.2.3 Ingegane (Collectief variabele) pensioenen zijn betaalbaar in een lidstaat van de Europese Unie en worden maandelijks aan het einde van de maand voldaan. Bij betaling buiten Nederland zal het Pensioenfonds transactiekosten op de pensioenbetaling in mindering brengen. Ingegane pensioenen worden niet gesplitst uitbetaald, tenzij de wet anders bepaalt.
27.3 Afkoop kleine pensioenen en vervallen heel kleine pensioenen
27.3.1 Het Pensioenfonds zal een recht op (Collectief variabel) partnerpensioen en eventuele andere pensioenrechten ten behoeve van de nabestaanden van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde afkopen, indien de uitkering van het (Collectief variabel) partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag.
27.3.2 Het Pensioenfonds zal een aanspraak op (Collectief variabel) bijzonder partnerpensioen afkopen, indien de uitkering van het (Collectief variabel) partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag.
27.3.3 Afkoop van klein (Collectief variabel) ouderdoms-, partner- of bijzonder partnerpensioen als bedoeld in dit artikel geschiedt conform het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde en op basis van de omzettingsfactoren.
27.3.4 Het Pensioenfonds heeft het recht om op de Pensioendatum de aanspraak op ouderdomspensioen en eventueel bijbehorende pensioenrechten ten behoeve van de nabestaanden van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag en de gepensioneerde instemt met de afkoop.
27.3.5 Het Pensioenfonds heeft het recht om pensioenaanspraken van een Gewezen Deelnemer af te kopen, indien:
a. op basis van de tot het tijdstip van beëindiging van de deelneming opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de Pensioengerechtigde Leeftijd, getoetst per 1 januari van dat jaar, minder zal bedragen dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag;
b. de Gewezen Deelnemer instemt met de afkoop; en
c. de deelneming is geëindigd vanaf 1 januari 2018 en het Pensioenfonds na beëindiging van de deelneming ten minste vijf maal tevergeefs heeft gepoogd de overdrachtswaarde van de pensioenaanspraken van de Gewezen Deelnemer over te dragen als bedoeld in artikel 70a van de Pensioenwet en na de beëindiging van de deelneming of, indien de deelneming is geëindigd tussen 1 januari 2018 en 1 januari 2019, na 1 januari 2019, ten minste vijf jaar is verstreken.
27.3.6 In afwijking van het bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet vervallen de pensioenaanspraken van een Deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op
ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum niet meer zal bedragen dan het bedrag zoals beschreven in artikel 55 van de Pensioenwet. Het voorgaande is niet van toepassing indien de Deelnemer verhuist naar een andere lidstaat en hij het Pensioenfonds bij beëindiging van het deelnemerschap heeft geïnformeerd.
28 SLOTBEPALINGEN
28.1 Bijzondere gevallen
28.1.1 Het Pensioenfonds is bevoegd van de bepalingen van dit Reglement af te wijken indien in een individueel geval of voor één of meer groepen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers en/of Pensioengerechtigden een strikte toepassing van dit Reglement naar het oordeel van het Pensioenfonds tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de aanspraken of rechten van de betrokkene(n) door deze afwijking geen vermindering ondergaan. Het in de vorige volzin bepaalde geldt op voorwaarde dat de afwijkende regeling niet in strijd is met enige wettelijke bepaling en dat de afwijkende regeling schriftelijk wordt vastgelegd.
28.1.2 In alle gevallen waarin dit Reglement niet voorziet, beslist het Bestuur.
28.2 Geen uitkering bij misdrijf
Er bestaat geen recht op een al dan niet Collectief variabel (bijzonder) partnerpensioen of een wezenpensioen indien de ingang van dat pensioen een gevolg is van enig misdrijf, dat heeft geleid tot een veroordeling van begunstigde als dader of medeplichtige.
28.3 Toepasselijk recht en geschillenbeslechting
Alle rechtsbetrekkingen terzake van dit Reglement bestaande tussen het Pensioenfonds, een Werkgever en/of een Deelnemer of Gewezen Deelnemer, alsmede overige personen die recht hebben of aanspraak maken op enige uitkering van het Pensioenfonds, zijn onderworpen aan Nederlands Recht.
Alle geschillen die daaruit voortvloeien of die daarmee verband houden zullen, met inachtneming van het bepaalde in de door het Pensioenfonds vastgestelde
Klachtenprocedure, worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te ‘s-Gravenhage.
28.4 Wijziging pensioenovereenkomst
De Werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de Werknemer wijzigen indien er sprake is van een zodanig zwaarwegend belang van de Werkgever dat het belang van de Werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
De Werkgever kan van dit voorbehoud onder meer, doch niet uitsluitend, gebruik maken:
a. indien de bedrijfsresultaten dit noodzakelijk maken op basis van een verklaring van een registeraccountant;
b. als nieuwe wettelijke pensioenvoorzieningen worden ingevoerd die geacht kunnen worden in de plaats van de in dit Reglement vastgelegde pensioenregeling te treden;
c. indien er van overheidswege dwingende voorschriften van kracht worden die van invloed zijn op de inhoud van de in dit Reglement vastgelegde pensioenregeling;
d. in geval van wijzigingen in de sociale verzekeringswetgeving die van invloed zijn op de in dit Reglement vastgelegde pensioenregeling;
e. indien de in dit Reglement vastgelegde pensioenregeling niet langer een (fiscaal zuivere) pensioenregeling in de zin van de Wet LB zou worden zonder aanpassing van die pensioenregeling.
28.5 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten door het Pensioenfonds
28.5.1 Het Bestuur kan, na overleg met de waarmerkend actuaris en bij wijziging van dit Reglement, de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen in een situatie als bedoeld in artikel 134 lid 1 van de Pensioenwet. Het Bestuur informeert de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en de Werkgevers onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De hiervoor bedoelde vermindering kan op zijn vroegst drie maanden nadat de Pensioengerechtigden zijn geïnformeerd en een maand nadat de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, de Werkgevers en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
28.5.2 Het bepaalde in het vorige lid heeft geen betrekking op een eventueel negatief resultaat van aanspraken op dan wel uitkeringen van Collectief variabel pensioen in de Collectieve toedelingskring, als bedoeld in artikel 9a.2.
28.6 Aansprakelijkheid
28.6.1 Aanspraken onder dit Reglement bestaan uitsluitend jegens het Pensioenfonds en niet jegens de Werkgever.
28.6.2 Door de tijdige en correcte verstrekking van de voor de uitvoering van dit Reglement benodigde informatie en de tijdige en volledige afdracht van de verschuldigde premies aan het Pensioenfonds is de Werkgever volledig gekweten van zijn verplichtingen uit hoofde van de pensioenregeling.
28.6.3 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer die op Pensioendatum kiest om een Vaste uitkering aan te kopen bij een Toegelaten pensioenuitvoerder, heeft na liquidatie van de pensioenbeleggingsrekening en aanwending van het saldo als bedoeld in artikel 9.2 geen aanspraken of rechten meer jegens het Pensioenfonds. De Deelnemer of Gewezen Deelnemer zal het Pensioenfonds dienaangaande vrijwaren.
28.6.4 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer die vóór het bereiken van de Pensioendatum gebruik maakt van het recht op uitgaande waardeoverdracht als bedoeld in artikel 19, heeft na deze waardeoverdracht geen aanspraken of rechten meer jegens
het Pensioenfonds. De Deelnemer of Gewezen Deelnemer zal het Pensioenfonds dienaangaande vrijwaren.
28.6.5 Indien het Pensioenfonds om enigerlei reden de pensioenen niet uitkeert, kunnen de Aanspraak- en/of Pensioengerechtigden ten aanzien van de niet door het Pensioenfonds uitgekeerde bedragen generlei aanspraak jegens de Werkgever doen gelden.
28.6.6 Bij de toepassing en interpretatie van dit Reglement dient de administratie van het Pensioenfonds als bewijs, tenzij het tegendeel wordt bewezen.
29 WERKINGSSFEER, INWERKINGTREDING, OVERGANGSBEPALING EN WIJZIGING
29.1 Werkingssfeer
De bepalingen uit dit Reglement zijn van toepassing op Werknemers die vanaf 1 juli 2013 als Deelnemer tot het Pensioenfonds toetreden.
29.2 Inwerkingtreding
Dit Reglement is in werking getreden op 1 juli 2013 onder de naam “Reglement I”, en is laatstelijk gewijzigd per 14 september 2021 en treedt met terugwerkende kracht per 1 januari 2021 in werking. De bepalingen in het Reglement met betrekking tot het Collectief variabel pensioen, de Collectieve beleggingsmix en de Collectief variabele toedelingskring zijn in werking getreden per 1 april 2017.
29.3 Overgangsbepalingen
29.3.1 Voor Deelnemers en Gewezen Deelnemers die op 31 december 2016 reeds 57 jaar of ouder waren, en die een voorlopige keuze hebben gemaakt voor deelname in de Collectieve toedelingskring, vindt de inkoop van aanspraken op Collectief variabel ouderdomspensioen pro rata geleidelijk tot aan de Pensioendatum plaats. De overige bepalingen van artikel 8a.1 zijn voor deze Deelnemers en Gewezen Deelnemers van overeenkomstige toepassing.
29.3.2 Per 1 januari 2018 zijn de aanspraken van Deelnemers en Gewezen Deelnemers op Collectief variabel pensioen waarvoor op basis van dit Reglement tot en met 31 december 2017 een Pensioengerechtigde Leeftijd van 67 jaar gold, collectief actuarieel neutraal omgezet in aanspraken op Collectief variabel pensioen met een Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar.
29.3.3 Reeds vóór 1 januari 2018 ingekochte dekking voor partnerpensioen bij uitdiensttreding, als bedoeld in artikel 10.2, is op basis van de resterende waarde op 31 december 2017 omgezet naar een dekking partnerpensioen tot 68 jaar.
29.3.4 Reeds vóór 1 januari 2018 ingegaan tijdelijk partnerpensioen wordt, in tegenstelling tot het in artikel 11.3.3 bepaalde, uitgekeerd uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin de Partner de 67-jarige leeftijd bereikt.
29.3.5 Reeds vóór 1 januari 2018 ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen dan wel premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid wordt, in tegenstelling tot het in artikel 12.1.4 dan wel 12.3.2 bepaalde, uitgekeerd uiterlijk tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt.
29.4 Wijziging
Dit Reglement kan worden gewijzigd conform het bepaalde in de Statuten.
BIJLAGE 1 – FONDSSPECIFIEKE GRONDSLAGEN COLLECTIEF VARIABEL PENSIOEN
De grondslagen die worden gehanteerd voor het bepalen van de inkooptarieven voor het Collectief variabel pensioen zijn opgenomen in onderstaande tabel.
Grondslagsoort | Omschrijving |
Overlevingstafel | Prognosetafel AG 2020 |
Ervaringssterfte | Ervaringssterfte Shell 2018 |
Rente | DNB rentetermijnstructuur per 31 december van het jaar voorafgaand aan de inkoop |
Leeftijdsverschil man - vrouw | De man wordt verondersteld 3 jaar ouder te zijn dan zijn vrouwelijke partner |
Verhouding tussen mannelijk en vrouwelijke deelnemers | 95% (man) : 5% (vrouw) |
Percentage daling bij keuze voor een dalende uitkering | 1% |
Percentage stijging bij keuze voor een stijgende uitkering | 1% |
De grondslagen zijn vastgesteld per 1 januari 2021 en kunnen middels een bestuurbesluit op ieder moment worden aangepast.
BIJLAGE 2 - UITKERINGSVOORWAARDEN VERZEKERAAR
Uitsluitingen in geval van overlijden
De verzekeraar keert niet uit als de deelnemer overlijdt door een van de oorzaken hieronder. Het maakt niet uit of dat een indirect of direct gevolg is. Het gaat om deze oorzaken:
a. door een misdrijf begaan door een begunstigde, waarvoor deze begunstigde strafrechtelijk is veroordeeld;
b. door zelfdoding of de gevolgen van een poging tot zelfdoding, binnen 1 jaar na start van deze herverzekering, behalve als deelname verplicht is. Dan keert de herverzekeraar wel uit bij overlijden door zelfdoding of de gevolgen van een poging tot zelfdoding;
c. tijdens of als gevolg van het deelnemen aan een niet-Nederlandse gewapende dienst;
d. tijdens of als gevolg van oorlogshandelingen, waarbij de deelnemer actief betrokken is;
e. als gevolg van oorlogshandelingen in een gebied buiten Nederland, waar de deelnemer op dat moment is. Deze uitsluiting geldt als dat gebied al in staat van oorlog was op het moment dat de deelnemer dit gebied bewust binnenging;
f. als gevolg van oorlogshandelingen in een gebied buiten Nederland, waar de deelnemer op dat moment is. Toen de deelnemer het gebied bewust binnenging, was er nog geen oorlog. Maar op het moment dat er oorlog uitbrak negeerde de deelnemer de instructies van de Nederlandse of plaatselijke overheid. Hij verliet het gebied niet op tijd, terwijl hij daar wel de kans voor had;
g. atoomkernreacties, onverschillig hoe deze zijn ontstaan;
h. door molest. Onder molest wordt verstaan:
1. een gewapend conflict, dat wil zeggen elk geval waarin staten of andere georganiseerde partijen elkaar, of althans de een de ander, gebruikmakend van militaire machtsmiddelen bestrijden. Onder gewapend conflict wordt mede verstaan het gewapende optreden van een Vredesmacht der Verenigde Naties;
2. burgeroorlog, dat wil zeggen een min of meer georganiseerde gewelddadige strijd tussen inwoners van eenzelfde staat waarbij een belangrijk deel van de inwoners van die staat betrokken is;
3. opstand, dat wil zeggen georganiseerd gewelddadig verzet binnen een staat, gericht tegen het openbaar gezag;
4. binnenlandse onlusten, dat wil zeggen min of meer georganiseerde gewelddadige handelingen, op verschillende plaatsen zich voordoend binnen een staat;
5. oproer, dat wil zeggen een min of meer georganiseerde plaatselijke gewelddadige beweging gericht tegen het openbaar gezag;
6. muiterij, dat wil zeggen een min of meer georganiseerde gewelddadige beweging van leden van enige gewapende macht gericht tegen het gezag waaronder zij gesteld zijn.
Uitsluitingen in geval van arbeidsongeschiktheid
De verzekeraar keert niet uit als de arbeidsongeschiktheid ontstaat of verergert door een van de oorzaken hieronder. Het maakt niet uit of dat een indirect of direct gevolg is. Het gaat om deze oorzaken:
x. xxxxx of (on)bewuste roekeloosheid van de deelnemer. Met opzet wordt ook poging tot zelfdoding bedoeld;
b. tijdens of als gevolg van het deelnemen aan een niet-Nederlandse gewapende dienst;
c. atoomkernreacties, onverschillig hoe deze zijn ontstaan;
d. door molest. Onder molest wordt verstaan:
1. een gewapend conflict, dat wil zeggen elk geval waarin staten of andere georganiseerde partijen elkaar, of althans de een de ander, gebruik makend van militaire machtsmiddelen bestrijden. Onder gewapend conflict wordt mede verstaan het gewapende optreden van een Vredesmacht der Verenigde Naties;
2. burgeroorlog, dat wil zeggen een min of meer georganiseerde gewelddadige strijd tussen inwoners van eenzelfde staat waarbij een belangrijk deel van de inwoners van die staat betrokken is;
3. opstand, dat wil zeggen georganiseerd gewelddadig verzet binnen een staat, gericht tegen het openbaar gezag;
4. binnenlandse onlusten, dat wil zeggen min of meer georganiseerde gewelddadige handelingen, op verschillende plaatsen zich voordoend binnen een staat;
5. oproer, dat wil zeggen een min of meer georganiseerde plaatselijke gewelddadige beweging, gericht tegen het openbaar gezag;
6. muiterij, dat wil zeggen een min of meer georganiseerde gewelddadige beweging van leden van enige gewapende macht gericht tegen het gezag waaronder zij gesteld zijn.
BIJLAGE CLAUSULEBLAD TERRORISMEDEKKING
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit clausuleblad en de daarop berustende bepalingen wordt – voor zover niet anders blijkt - verstaan onder:
1.1 Terrorisme
Gewelddadige handelingen en/of gedragingen - begaan buiten het kader van een van de zes in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht genoemde vormen van molest - in de vorm van een aanslag of een reeks van in tijd en oogmerk met elkaar samenhangende aanslagen als gevolg waarvan letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood tengevolge hebbend, en/of schade aan zaken ontstaat dan wel anderszins economische belangen worden aangetast, waarbij aannemelijk is dat deze aanslag of reeks - al dan niet in enig organisatorisch verband
- is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken.
1.2 Kwaadwillige besmetting
Het - buiten het kader van een van de zes in artikel 3:38 van de Wet op het financieel toezicht genoemde vormen van molest - (doen) verspreiden van ziektekiemen en/of stoffen die als gevolg van hun (in)directe fysische, biologische, radioactieve of chemische inwerking letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood tengevolge hebbend, bij mensen of dieren kunnen veroorzaken en/of schade aan zaken kunnen toebrengen dan wel anderszins economische belangen kunnen aantasten, waarbij aannemelijk is dat het (doen) verspreiden - al dan niet in enig organisatorisch verband - is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/ of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken.
1.3 Preventieve maatregelen
Van overheidswege en/of door verzekerden en/of derden getroffen maatregelen om het onmiddellijk dreigend gevaar van terrorisme en/of kwaadwillige besmetting af te wenden of - indien dit gevaar zich heeft verwezenlijkt - de gevolgen daarvan te beperken.
1.4 Nederlandse Herverzekeringmaatschappij voor Terrorismeschaden N.V. (NHT)
Een door het Verbond van Verzekeraars opgerichte herverzekeringsmaatschappij, waarbij uitkeringsverplichtingen uit hoofde van verzekeringsovereenkomsten, die voor in Nederland toegelaten verzekeraars direct of indirect kunnen voortvloeien uit de verwezenlijking van de in artikel 1.1, 1.2 en 1.3 omschreven risico’s, in herverzekering kunnen worden ondergebracht.
1.5 Verzekeringsovereenkomsten
a. Overeenkomsten van schadeverzekering voor zover zij overeenkomstig het bepaalde in artikel 1:1 onder “staat waar het risico is gelegen” van de Wet op het financieel toezicht betrekking hebben op in Nederland gelegen risico’s.
b. Overeenkomsten van levensverzekering voor zover gesloten met een verzekeringnemer met gewone verblijfplaats in Nederland, of, indien verzekeringnemer een rechtspersoon is, met de in Nederland gevestigde vestiging van de rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft.
c. Overeenkomsten van natura-uitvaartverzekering voor zover gesloten met een verzekeringnemer met een gewone verblijfplaats in Nederland, of, indien verzekeringnemer een rechtspersoon is, met de in Nederland gevestigde vestiging van de rechtspersoon waarop de verzekering betrekking heeft.
1.6 In Nederland toegelaten verzekeraars
Levens-, natura-uitvaart- en schadeverzekeraars die op grond van de Wet op het financieel toezicht bevoegd zijn om in Nederland het verzekeringsbedrijf uit te oefenen.
Artikel 2 Begrenzing van de dekking voor het terrorismerisico
2.1 Indien en voor zover, met inachtneming van de in artikel 1.1, 1.2 en 1.3 gegeven omschrijvingen, en binnen de grenzen van de geldende polisvoorwaarden, dekking bestaat voor gevolgen van een gebeurtenis die (direct of indirect) verband houdt met:
- terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen;
- handelingen of gedragingen ter voorbereiding van terrorisme, kwaadwillige besmetting of preventieve maatregelen,
hierna gezamenlijk aan te duiden als ‘het terrorismerisico’, geldt dat de uitkeringsplicht van de verzekeraar xxxxxxx van iedere bij haar ingediende aanspraak op schadevergoeding en/of uitkering, is beperkt tot het bedrag van de uitkering die de verzekeraar xxxxxxx van die aanspraak ontvangt onder de herverzekering voor het terrorismerisico bij de NHT, in het geval van een verzekering met vermogensopbouw vermeerderd met het bedrag van
de uit hoofde van de betrokken verzekering reeds gerealiseerde vermogensopbouw. Bij levensverzekeringen wordt het bedrag van de gerealiseerde vermogensopbouw gesteld op de krachtens de Wet op het financieel toezicht aan te houden premiereserve ten aanzien van de betrokken verzekering.
2.2 De NHT biedt herverzekeringsdekking voor de hiervoor genoemde aanspraken tot maximaal 1 miljard euro per kalenderjaar. Vorengenoemd bedrag kan van jaar tot jaar worden aangepast en geldt voor alle bij de NHT aangesloten verzekeraars tezamen. Van een eventuele aanpassing zal mededeling worden gedaan in drie landelijk verschijnende dagbladen.
2.3 In afwijking van het in de voorgaande leden van dit artikel bepaalde, geldt voor verzekeringen die betrekking hebben op:
- schade aan onroerende zaken en/of de inhoud daarvan;
- gevolgschade van schade aan onroerende zaken en/of de inhoud daarvan,
dat per verzekeringnemer per verzekerde locatie per jaar maximaal 75 miljoen euro onder deze overeenkomst zal worden uitgekeerd, voor alle deelnemende verzekeraars zoals bedoeld in artikel 1 tezamen, ongeacht het aantal afgegeven polissen.
Voor de toepassing van dit artikellid wordt onder verzekerde locatie verstaan: alle op het risicoadres aanwezige door verzekeringnemer verzekerde objecten, alsmede alle buiten het risicoadres gelegen door verzekeringnemer verzekerde objecten waarvan het gebruik en/of de bestemming in relatie staat tot de bedrijfsactiviteiten op het risicoadres. Als zodanig zullen in ieder geval worden aangemerkt alle door verzekeringnemer verzekerde objecten die op minder dan 50 meter afstand van elkaar gelegen zijn en waarvan er tenminste een op het risicoadres is gelegen.
Voor de toepassing van dit artikellid geldt voor rechtspersonen en vennootschappen die zijn verbonden in een groep, zoals bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek, dat alle groepsmaatschappijen tezamen worden aangemerkt als een verzekeringnemer, ongeacht door welke tot de groep behorende groepsmaatschappij(en) de polis(sen) is (zijn) afgesloten.
Artikel 3 Uitkeringsprotocol NHT
3.1 Op de herverzekering van de verzekeraar bij de NHT is van toepassing het Protocol afwikkeling claims (hierna te noemen het Protocol). Op grond van de in dit Protocol vastgestelde bepalingen is de NHT onder meer gerechtigd de uitkering van de schadevergoeding of het verzekerde bedrag uit te stellen tot het moment waarop zij kan bepalen of en in hoeverre zij over voldoende financiële middelen beschikt om alle vorderingen waarvoor zij als herverzekeraar dekking biedt, voor het geheel te voldoen. Voor zover de NHT niet over voldoende financiële middelen blijkt te beschikken, is zij gerechtigd overeenkomstig bedoelde bepalingen een gedeeltelijke uitkering aan de verzekeraar te doen.
3.2 De NHT is, met in achtneming van het gestelde in bepaling 7 van het Protocol afwikkeling claims, bevoegd om te beslissen of een gebeurtenis in verband waarmee aanspraak op uitkering wordt gedaan, als een gevolg van de verwezenlijking van het terrorismerisico moet worden aangemerkt. Een daartoe strekkend en overeenkomstig voornoemde bepaling genomen besluit van de NHT, is bindend jegens verzekeraar, verzekeringnemer, verzekerden en tot uitkering gerechtigden.
3.3 Eerst nadat de NHT aan de verzekeraar heeft medegedeeld welk bedrag, al dan niet bij wijze van voorschot, terzake van een vordering tot uitkering aan haar zal worden uitgekeerd, kan de verzekerde of de tot uitkering gerechtigde op de in artikel 3.1 bedoelde uitkering terzake tegenover de verzekeraar aanspraak maken.
3.4 De herverzekeringsdekking bij de NHT is ingevolge bepaling 16 van het Protocol slechts van kracht voor aanspraken op schadevergoeding en/of uitkering die worden gemeld binnen twee jaar nadat de NHT van een bepaalde gebeurtenis of omstandigheid heeft vastgesteld dat deze als een verwezenlijking van het terrorismerisico in de zin van dit Clausuleblad wordt beschouwd.
Dit Clausuleblad is gedeponeerd op 23 november 2007 onder nummer 27178761 bij de Kamer van Koophandel Amsterdam.