SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Kenmerk: 04/23
Arbitraal xxxxxx in de zaak van:
A.
wonende te Z., eiser,
gemachtigde: mr. J.E. Xxxxxx tegen
de stichting B. -ziekenhuis
gevestigd te Y, verweerster,
gemachtigde: mr. J.D. Loorbach
1. De verdere procesgang
Partijen worden hierna ook aangeduid als “eiser” en “de stichting”.
1.1 Eiser heeft bij brief van 9 december 2004 de onderhavige procedure aanhangig gemaakt bij het Scheidsgerecht. Bij memorie van eis van 1 februari 2005 heeft eiser het Scheidsgerecht verzocht te bepalen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. dat de toelating van xxxxx in het ziekenhuis van de stichting in stand dient te blijven en partij- en ter bevestiging daarvan binnen acht dagen na dagtekening van de arbitrale uitspraak die- nen over te gaan tot ondertekening van een toelatingsovereenkomst op basis van het als pro- ductie I in het geding gebrachte model;
2. dat eiser binnen acht dagen na dagtekening van de arbitrale uitspraak wordt hersteld in zijn positie van gemandateerd vakgroepvertegenwoordiger kaakchirurgie;
3. dat de stichting eiser – zowel in zijn kwaliteit van vakgroepvertegenwoordiger als pro se – op gepaste wijze zal betrekken in haar plannen en overleg (intern en extern) terzake van het aan- trekken van nieuwe kaakchirurgen voor haar ziekenhuis;
4. dat de stichting, eveneens binnen acht dagen na dagtekening van de arbitrale uitspraak, bin- nen haar organisatie een schriftelijk bericht zal verspreiden met de volgende inhoud c.q. strekking:
Ter vermijding c.q. beëindiging van geruchtvorming delen wij u mede, dat de relatie tussen de kaakchirurg A. en B.-ziekenhuis wordt bestendigd en dat er dus geen sprake van is dat hij B.-ziekenhuis zal verlaten. Wij vertrouwen op voortzetting van een succesvolle samenwer- king.*”
*Althans een door het Scheidsgerecht in goede justitie vast te stellen tekst;
5. een en ander op verbeurte van een in goede justitie te bepalen dwangsom voor iedere dag dat de stichting in gebreke mocht blijven aan de tegen haar uit te spreken veroordeling te vol- doen, en met verwijzing van de stichting in de kosten van het arbitrale geding, waaronder een vergoeding voor de door eiser gemaakte kosten van rechtsbijstand, welke kosten van rechts- bijstand tot op heden zijn te begroten op € 14.000,-- (incl. BTW)
1.2 De stichting heeft bij memorie van antwoord van 22 maart 2005 geconcludeerd dat het Scheids- gerecht eiser in zijn vorderingen niet ontvankelijk zal verklaren, althans deze vorderingen onge- grond zal verklaren met veroordeling van eiser in de kosten van de procedure.
1.3 Bij brief van 22 maart 2005 heeft de stichting de toelatingsovereenkomst met eiser opgezegd te- gen 1 september 2005. Op verzoek van partijen wordt deze opzegging gevoegd behandeld met de reeds bij brief van 9 december 2004 aanhangig gemaakte procedure tussen partijen. De memorie van eis van 1 februari 2005 dient tevens als verweer tegen de opzegging te worden beschouwd. Xxxxx kan zich met het opzeggingsbesluit niet verenigen en heeft bij brief van 3 mei 2005 aan het Scheidsgerecht (primair) verzocht voor recht te verklaren dat het opzeggingsbesluit nietig is dan wel zonder rechtsgevolg dient te blijven.
1.4 Eiser heeft nog enkele producties overgelegd.
1.5 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 29 juni 2005. Daarbij waren aanwezig eiser en zijn echtgenote, bijgestaan door zijn gemachtigde. Tevens verschenen als in- formant aan de zijde van xxxxx X., voormalig zorggroepmanager bij de stichting, D., inter- nist/nefroloog bij de stichting, en E., dermatoloog bij de stichting, voormalig medisch manager van de zorggroep waarin xxxxx werkzaam is en voormalig vice-voorzitter van de medische staf. Voor de stichting waren aanwezig F., lid van het College van Bestuur van de stichting, G., voor- zitter medische staf, en H., divisiemanager, bijgestaan door de gemachtigde van de stichting. Par- tijen hebben de standpunten nader toegelicht aan de hand van pleitnota’s.
2. Nadere beoordeling van het geschil
2.1 Eiser, geboren op 5 april 1961, is in september 1999 als kaakchirurg toegelaten door de stichting. Hij is in een solistische praktijk werkzaam op de locatie J. van het ziekenhuis. Tussen partijen is geen schriftelijke overeenkomst gesloten.
2.2 De Raad/het College van Bestuur van de stichting heeft in april 2004 aan eiser het voornemen bekend gemaakt om de toelating van xxxxx op te zeggen. De overwegingen van dit besluit zijn neergelegd in een schriftelijk stuk d.d. 22 dan wel 27 april 2004. Op 22 juni 2004 heeft een hoor- zitting plaatsgevonden. Xxxxx is daar verschenen met zijn raadsman. Van de zijde van de stich- ting waren aanwezig de voorzitter van de Raad van Bestuur, de secretaris van het stafbestuur, die tevens deel uitmaakt van het College van Bestuur, en de divisiemanager die verantwoordelijk is voor de afdeling waarin eiser werkzaam is, bijgestaan door de raadsman van de stichting. Een schriftelijk verslag van deze bijeenkomst is niet overgelegd. De raadsman van eiser heeft verweer
gevoerd tegen de voorgenomen opzegging. Dit verweer is op schrift gesteld en behoort tot de stukken van dit geding.
2.3 De Raad/het College van Bestuur heeft op 22 maart 2005 definitief besloten de toelatingsover- eenkomst tussen haar en eiser op te zeggen tegen 1 september 2005. De gronden zijn vermeld in het schriftelijk besluit dat tot de processtukken behoort.
2.4 De stichting heeft – zakelijk weergegeven – de volgende gronden aangevoerd. Het standpunt van eiser wordt per grond vermeld.
2.5 De stichting heeft ernstige twijfels over de kwaliteit van praktijkvoering en de patiëntenbejege- ning door eiser gelet op enkele klachten die tegen hem zijn ingediend. De stichting acht verder eiser onbetrouwbaar, nu eiser twee klachten niet (tijdig) volgens de regels aan haar heeft gemeld. Xxxxx heeft erop gewezen dat in al die jaren slechts vier klachten tegen hem zijn ingediend, waar- van twee uit 2001 gedeeltelijk gegrond zijn verklaard. Hij was niet op de hoogte van regels die melding van een klacht aan het College van Bestuur voorschrijven. Overigens is het college op de hoogte gebracht door eisers verzekeraar.
2.6 Eiser heeft de hand gelicht met in het ziekenhuis geldende waarneemvoorschriften, aldus de stichting. Eiser benadrukt geen regels met betrekking tot de waarneming te hebben geschonden. Overigens wijst hij erop dat de door hem benaderde waarnemer een gerespecteerd kaakchirurg is die op waarneemlijsten van de NMBT vermeld staat.
2.7 Eiser heeft rekeningen van het ziekenhuis onbetaald gelaten over een periode van drie jaar tot een bedrag van circa € 100.000,--. Xxxxx voert aan dat hij diverse malen heeft getracht omtrent deze betalingsachterstand in overleg te treden met de bevoegde persoon, doch dat deze nimmer rea- geerde. Inmiddels heeft eiser de gehele achterstand voldaan.
2.8 De stichting stelt vrij concrete aanwijzingen te hebben dat (tand)artsen niet naar eiser verwijzen vanwege zijn matige functioneren. Xxxxx geeft aan dat er geen enkel bewijs is dat hij matig zou functioneren. Voor zover er sprake is van een geringe terugloop in de verwijzing, zijn hier vele mogelijke oorzaken voor aan te wijzen, zoals de komst van meerdere kaakchirurgen in de regio.
2.9 Eiser functioneert slechts in beperkte mate in de interne gremia. Xxxxx heeft deze stelling van de stichting gemotiveerd bestreden.
2.10 Eiser heeft, aldus de stichting, zijn eigen praktijk slecht georganiseerd waardoor grote wachttij- den ontstaan. Eiser ontkent dat zijn praktijk niet goed georganiseerd is.
2.11 Het lukt de stichting niet de vacature van een derde kaakchirurg te vervullen zolang eiser bij de stichting werkzaam is. Xxxxx geeft aan dat van deze stelling geen enkel bewijs is aangedragen. Hij wijst erop dat de stichting overigens geheel buiten hem om een beleidsplan voor de afdeling kaakchirurgie heeft opgesteld en kaakchirurgen van buiten de stichting heeft benaderd om onder meer zijn plaats in te vullen.
2.12 De stichting verwijt eiser op geen enkele wijze samen te werken met de tweede kaakchirurg, I., toegelaten op de andere locatie van de stichting. Xxxxx heeft een verklaring overgelegd van X., waarin deze aangeeft dat hij geen behoefte heeft aan maatschapvorming daar hij pal voor zijn pensioen zit.
2.13 De stichting stelt genoemde bezwaren bij herhaling vergeefs aan eiser te hebben voorgehouden. De stichting verwacht geen enkele verbetering in het functioneren van eiser. Het stafbestuur heeft het opzeggingsbesluit geaccordeerd. Xxxxx ontkent dat er functioneringsgesprekken met hem zijn gevoerd en dat de bezwaren zoals nu naar voren gebracht op enig moment met hem zijn bespro- ken. Hij heeft geen enkele gelegenheid gehad vóór het voornemen tot opzegging zich waar nodig te verbeteren. Xxxxx zet verder kritische kanttekeningen bij het besluit van het stafbestuur. Hij wijst op de onevenredig lange duur van besluitvorming door de stichting. Xxxxx concludeert dat er geen gewichtige redenen zijn die een opzegging van de toelatingsovereenkomst rechtvaardigen.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
Tussen partijen staat vast dat tussen partijen mondeling in elk geval in zoverre overeenstemming is bereikt over de inhoud van de toelatingsovereenkomst dat de bepalingen van de model- standaardovereenkomst, waarin de bevoegdheid van het Scheidsgerecht is opgenomen, van toe- passing zijn. Deze bevoegdheid wordt door beide partijen erkend en blijkt uit de over en weer gewisselde processtukken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 De opzegging van de toelating door de stichting berust niet op een zorgvuldige procedure en kan reeds daarom niet in stand blijven. De stichting heeft na de hoorzitting van juni 2004 een veel te lange periode laten verlopen voordat zij tot haar besluit is gekomen. Zij heeft eiser al die tijd in onzekerheid gelaten over haar bedoelingen. De stichting heeft gesteld dat zij deze periode nodig had voor nader onderzoek. Zij heeft dit echter niet aannemelijk gemaakt. De stichting heeft ook niet aannemelijk gemaakt dat zij eiser over de uitkomsten van haar onderzoek voldoende heeft ingelicht. Zij heeft na deze lange periode en na dit onderzoek eiser ook niet de gelegenheid ge- geven daarop te reageren. Uit het schriftelijk besluit tot definitieve opzegging blijkt niet, althans niet op toereikende wijze, in hoeverre de stichting met de door eiser aangevoerde bewaren tegen het besluit rekening heeft gehouden. Kortom, de door de stichting gevolgde procedure heeft te lang geduurd, de noodzaak van langdurig nader onderzoek is niet aangetoond en het beginsel van hoor en wederhoor is ernstig geschonden.
4.2 Daarnaast heeft de stichting naar het oordeel van het Scheidsgerecht in volstrekt onvoldoende mate aannemelijk gemaakt dat zij eiser met betrekking tot de verwijten die zij hem thans maakt, voldoende heeft ingelicht en hem ook de gelegenheid heeft geboden zijn functioneren te verbete- ren. Eiser is – voorzover het Scheidsgerecht kan vaststellen – nimmer gewaarschuwd dat hem de toelating zou worden opgezegd en hij is ook nimmer formeel in gebreke gesteld. Xxxxx behoefde met een opzegging in 2004 geen rekening te houden. Vanaf april 2004 hebben zich geen andere
dan de toen vermelde feiten voorgedaan die alsnog tot opzegging van de toelating aanleiding zouden kunnen geven.
4.3 De door de stichting aan haar besluit ten grondslag gelegde redenen kunnen, voorzover zij al zijn komen vast te staan, ten slotte ook niet als voldoende zwaarwegend worden beschouwd. Daartoe overweegt het Scheidsgerecht nog als volgt.
4.4 Uit de vier door de stichting vermelde klachten, die slechts ten dele gegrond zijn verklaard, kan niet de conclusie worden getrokken, zoals de stichting doet, dat eiser meer dan gemiddeld tekort- schiet in kwalitatieve zin of in “klanttevredenheid”. Daarvoor is dit aantal klachten, die betrek- king hebben op een periode van enkele jaren, te gering. De klachten zijn bovendien niet van re- cente datum. Ten slotte ontbreekt met betrekking tot het functioneren van eiser een behoorlijk gemotiveerd en deskundig oordeel van onpartijdige deskundigen.
4.5 Met betrekking tot de waarneming van diens praktijk verwijt de stichting eiser dat de door hem aangetrokken waarnemer te oud was. Xxxxx heeft vervolgens een andere waarnemer aangetrok- ken. Niet in te zien valt waarom eiser hier een verwijt treft dat thans grond voor de opzegging zou kunnen zijn. De stichting heeft niet aangetoond dat eiser enige procedureregel heeft ge- schonden.
4.6 Eiser heeft erkend dat hij geen betalingsachterstand had mogen laten ontstaan. Dit verzuim is in- middels al lang hersteld.
4.7 De stichting heeft haar stelling dat het vertrouwen in eiser binnen het verwijzingsgebied sterk is teruggelopen volstrekt ontoereikend gemotiveerd. Dit verwijt houdt reeds daarom geen stand.
4.8 Op zichzelf zijn er aanwijzingen dat de samenwerking met eiser binnen het ziekenhuis niet opti- maal is. De stichting heeft echter geenszins aannemelijk gemaakt dat zij zich voldoende heeft in- gespannen om de bestaande problemen op te lossen, zo min als zij heeft aangetoond dat deze problemen geheel voor rekening van eiser komen. De gestelde problemen zijn bovendien ook niet zo ernstig dat zij reden kunnen zijn voor opzegging van de toelatingsovereenkomst. Het feit dat de stichting een beleidsplan heeft ontworpen voor kaakchirurgie zonder eiser daarin te be- trekken, duidt erop dat aan de zijde van de stichting met de rechten en belangen van eiser niet voldoende rekening is gehouden. Xxxxx heeft zich bereid getoond waar mogelijk zijn functioneren te verbeteren, ook wat betreft de samenwerking binnen het ziekenhuis. De stichting heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze verbetering niet meer mogelijk zou zijn en ook niet dat geen ver- trouwen meer in eiser gesteld kan worden.
4.9 Uit het vorenstaande volgt dat de opzegging van de toelatingsovereenkomst met xxxxx niet in stand kan blijven.
4.10 Tussen partijen behoort – zoals gebruikelijk is – een schriftelijke toelatingsovereenkomst geslo- ten te worden op de bij de stichting ook voor andere medische specialisten geldende condities. Een veroordeling daartoe is niet noodzakelijk en ook niet mogelijk, omdat partijen het over de inhoud van de overeenkomst zelf eens moeten worden. Dat eiser is toegelaten staat vast, zodat
daarover geen verschil van mening kan bestaan. Het spreekt ook vanzelf dat de stichting eiser als een toegelaten medisch specialist behoorlijk moet informeren en in haar besluitvorming betrek- ken, waarbij het Scheidsgerecht aanneemt dat eiser van zijn kant alle medewerking zal verlenen die van hem als toegelaten medisch specialist in een ziekenhuis mag worden verwacht.
4.11 Eiser heeft onvoldoende gesteld om de stichting te kunnen laten veroordelen hem te herstellen in zijn functie van vakgroepvertegenwoordiger, zo dit al op de weg van het Scheidsgerecht zou lig- gen. De daarop gerichte vorderingen zijn niet toewijsbaar.
4.12 Eiser heeft er voldoende belang bij dat de stichting binnen het ziekenhuis op genoegzame wijze bekend maakt dat de opzegging van de toelatingsovereenkomst met eiser zonder gevolgen blijft. De door eiser voorgestelde tekst acht het Scheidsgerecht niet bruikbaar. Als partijen het niet over een andere tekst eens worden, moet de mededeling luiden: “ Bij vonnis van 12 juli 2005 heeft het Scheidsgerecht Gezondheidszorg geoordeeld dat de opzegging door het College van Bestuur van de toelatingsovereenkomst met de kaakchirurg A. niet in stand kan blijven. De heer X. blijft dus ook vanaf 1 september 2005 werkzaam in het B.-ziekenhuis, locatie J..”
Een dwangsom wordt niet nodig geacht, omdat de stichting bereid is gebleken dit vonnis vrijwil- lig na te komen.
4.13 De stichting zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij worden verwezen in de kosten in voege als hierna in het dictum is vermeld.
5. Beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het volgende arbitrale vonnis:
5.1 bepaalt dat de opzegging van de toelatingsovereenkomst tussen de stichting en eiser nietig is en zonder gevolgen blijft;
5.2 veroordeelt de stichting, tenzij partijen in andere zin overeenkomen, binnen twee weken na het vonnis in haar ziekenhuis de mededeling te doen als hiervoor in rov. 4.12. is vermeld;
5.3 De kosten van het Scheidsgerecht, bepaald op € 5.142,98, komen voor rekening van de stichting en zullen worden verhaald op het door eiser gestorte voorschot, zodat de stichting aan eiser dient te voldoen € 5.142,98.
5.4 De stichting wordt veroordeeld met een bedrag van € 7.500,-- bij te dragen in de kosten van rechtsbijstand van eiser. Voor het overige draagt ieder van partijen de eigen kosten.
Aldus vastgesteld te Utrecht op 12 juli 2005 door xx. X. Xxxxxxxxxxx, voorzitter, xx. X. Xxxxxxx Spruyt en drs. J.J.A.H. Xxxxx Xxxxxxxx, leden, met bijstand van mr. X.X.X. xx Xxxxx als griffier.