Uitvoeringsreglement
Stichting Molenaarspensioenfonds
Uitvoeringsreglement
Dit uitvoeringsreglement is een uitgave van Stichting Molenaarspensioenfonds
administrateur
Appel Pensioenuitvoering B.V. Laan van oversteen 20
2289 CX Rijswijk
datum
30 januari 2024
Inhoud
Definities
1 Inleidende bepalingen 5
Artikel 1 | Toepasselijkheid van dit reglement | 5 |
Artikel 2 | De verplichte pensioenregeling | 5 |
Artikel 3 | De aanvullende pensioenregeling | 5 |
2 Premie 6
Artikel 4 | Vaststelling van de premie voor de pensioenregeling | 6 |
Artikel 5 | Verschuldigdheid van de premie | 6 |
Artikel 6 | Betaling van de premie | 7 |
Artikel 7 | Overschrijding betalingstermijn | 7 |
3 Niet nakomen premiebetalingsverplichtingen 8
Artikel 8 | Melding premieachterstand | 8 |
Artikel 9 | Uitoefening rechtsmiddelen ter incasso | 8 |
Artikel 10 | Informeren van deelnemers over betalingsachterstand | 8 |
4 Wijziging pensioenovereenkomst en pensioenreglement 9
Artikel 11 Wijziging pensioenovereenkomst en pensioenreglement 9
5 Informatieplicht werkgever 10
Artikel 12 Informatieplicht van de werkgever 10
Artikel 13 Niet nakomen informatieplicht door de werkgever 10
6 Informatieplicht fonds 12
Artikel 14 Informatieverstrekking door het fonds 12
7 Toeslagverlening 13
Artikel 15 Ambitieniveau van de toeslagverlening 13
Artikel 16 Inhaaltoeslagverlening 13
8 Vermogenstekorten en vermogensoverschotten 15
Artikel 17 Herstelplannen 15
Artikel 18 Sturingsmiddelen 15
Artikel 19 Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten 15
9 Premiekorting en terugstorting 16
Artikel 20 Premiekorting 16
Artikel 21 Terugstorting 16
10 Vrijwillige voortzetting 17
Artikel 22 Voorwaarden voor vrijwillige voortzetting 17
11 Vrijstelling werkgever 18
Artikel 23 | Voorwaarden voor vrijstelling | 18 |
Artikel 24 | Reden voor vrijstelling | 18 |
Artikel 25 | Procedure inzake verzoek tot vrijstelling | 18 |
12 Gemoedsbezwaarde werkgevers 19
Artikel 26 Aanvraag van vrijstelling 19
Artikel 27 Vervangende spaarbijdrage 19
Artikel 28 Vrijstelling geldt voor vijf jaar 19
Artikel 29 Beëindiging vrijstelling 19
13 Inwerkingtreding 20
Artikel 30 Inwerkingtreding 20
Definities
Voor dit reglement zijn de definities van toepassing zoals omschreven in de statuten en het pensioenreglement voor de verplichte pensioenregeling van het fonds, met uitzondering van de hieronder gedefinieerde begrippen.
CAO-partijen:
De werkgeversvereniging en de werknemersverenigingen die partij zijn bij de CAO Graanbe- en Verwerkende bedrijven, zijnde:
- Nederlandse Vereniging Diervoederindustrie (NEVEDI);
- Federatie Nederlandse Vakbeweging;
- CNV Vakmensen (CNV);
- De Unie.
deelnemer:
deelnemer zoals omschreven in het “pensioenreglement per 1 januari 2015” van het fonds.
fonds:
Stichting Molenaarspensioenfonds.
pensioenovereenkomst:
Hetgeen tussen CAO-partijen is overeengekomen met betrekking tot pensioen zoals kan blijken uit bijvoorbeeld een CAO, een protocol, of het pensioenreglement inzake de verplichte deelneming in het fonds.
uitvoeringsovereenkomst:
De uitvoeringsovereenkomst waarmee de vrijwillige aansluiting van een werkgever bij de verplichtgestelde pensioenregeling van het fonds wordt gerealiseerd.
werkgever:
De onderneming die werknemers in dienst heeft die onder de verplichtstelling van het fonds vallen en niet is vrijgesteld van deelneming aan het fonds, danwel de onderneming die op vrijwillige basis bij het fonds is aangesloten waarbij is overeengekomen dat het uitvoeringsreglement van toepassing is.
1 Inleidende bepalingen
Artikel 1 Toepasselijkheid van dit reglement
Dit uitvoeringsreglement is van toepassing op de werkgever. Het gestelde in dit uitvoeringsreglement is van toepassing, tenzij in het pensioenreglement of in de statuten anders is bepaald.
Artikel 2 De verplichte pensioenregeling
1. De verplichte pensioenregeling van het fonds is vastgelegd in het pensioenreglement.
2. De verplichte pensioenregeling van het fonds heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van artikel 10 van de Pensioenwet. Voor de jaarverslaglegging van de werkgevers wordt de verplichte pensioenregeling geclassificeerd als een Defined Contribution-regeling, omdat de werkgever is aangesloten bij een bedrijfstakpensioenfonds en geen verplichting heeft tot het betalen van aanvullende bijdragen.
Artikel 3 De aanvullende pensioenregeling
1 Het fonds biedt werkgevers de mogelijkheid om naast de verplichte pensioenregeling van het fonds collectieve aanvullende pensioenregelingen bij het fonds onder te brengen. Deze regelingen, en de van toepassing zijnde voorwaarden en verplichtingen, zijn nader omschreven in de hoofdstukken 16 en 17 van het pensioenreglement en bijbehorende uitvoeringsovereenkomsten. Dit uitvoeringsreglement is op de collectieve aanvullende pensioenregelingen alleen van toepassing voorzover het in de betreffende uitvoeringsovereenkomst expliciet van toepassing is verklaard.
2. De door het fonds aangeboden collectieve aanvullende pensioenregeling betreft pensioenopbouw boven het maximumsalaris.
2 Premie
Artikel 4 Vaststelling van de premie voor de pensioenregeling
1. Dit artikel heeft betrekking op de premie voor de verplichtgestelde pensioenregeling van het fonds.
2. De verschuldigde premie is een doorsneepremie uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag van de deelnemer Het percentage van de pensioengrondslag is voor alle deelnemers aan de verplichtgestelde pensioenregeling gelijk. De premie bevat tevens een afzonderlijke vergoeding voor de uitvoeringskosten van het fonds. De betreffende vergoeding voor uitvoeringskosten van het fonds wordt afzonderlijk vermeld op de xxxxxxxxxx.Xx premie voor de verplicht gestelde pensioenregeling is vermeld in het pensioenreglement.
3. De premie die door de werkgever verschuldigd is wordt vastgesteld in overleg tussen het fonds en CAO-partijen door het bestuur van het fonds. Daarbij wordt het bepaalde in dit artikel in acht genomen. Bij de vaststelling van de premie neemt het bestuur de in artikel 105 van de Pensioenwet voorgeschreven evenwichtige belangenafweging in acht. Indien als gevolg van deze belangenafweging de premie op basis van de door CAO-partijen overeengekomen pensioenregeling hoger vastgesteld moet worden dan het door CAO-partijen overeengekomen premiebudget, treedt het fonds tijdig in overleg met CAO-partijen inzake aanpassing van de pensioenpremie en/of de pensioenregeling . Bij ontstentenis van een besluit van CAO-partijen tot aanpassing van het door hen overeengekomen premiebudget en/of inhoud van de de pensioenregeling stelt het fonds, als ultimum remedium, de pensioenopbouw en/of de premie vast en stelt CAO-partijen hiervan zo spoedig mogelijk op de hoogte Nu het fonds door het nemen van één of beide maatregelen de rol van de CAO-partijen vervult, zal het fonds hier zeer terughoudend in zijn en de betreffende maatregelen alleen toepassen als laatste maatregel. Indien CAO-partijen zich niet met het door het bestuur genomen besluit kunnenverenigen kunnen zij de met het fonds gesloten overeenkomst tot uitvoering van de pensioenregeling opzeggen.
4. De premie, inclusief de afzonderdelijke vergoeding voor uitvoeringskosten, wordt niet lager vastgesteld dan de gedempte kostendekkende premie. De gedempte kostendekkende premie wordt door het fonds vastgesteld op de manier als omschreven in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds. De vaststelling van de gedempte kostendekkende premie vindt vanaf 2016 plaats aan de hand van de methode waarbij de kostendekkende premie gedempt wordt op basis van verwacht rendement waarbij rekening wordt gehouden met verwachte prijsstijgingen. De hoogte van het verwacht rendement wordt in het laatste kwartaal van 2015 vastgesteld en staat vervolgens vast voor een periode van 5 jaar tot 1 januari 2021. Hierbij wordt rekening gehouden met de voorwaarden voor demping van de premie zoals vastgelegd in de Pensioenwet en overige regelgeving.
5. Een wijziging van de premie en afzonderlijke vergoeding voor uitvoeringskosten wordt doorgevoerd met ingang van de eerste januari van een kalenderjaar. Indien de kostendekkende premie hoger dreigt te worden dan de geldende vastgestelde premie, treedt het fonds tijdig in overleg met CAO-partijen.
6. Als de premie hoger is vastgesteld dan de kostendekkende premie, kan het fonds het surplus benutten voor extra buffervorming.
Artikel 5 Verschuldigdheid van de premie
1. De verschuldigde premie voor een deelnemer aan de verplichte pensioenregeling wordt berekend aan de hand van het loon van de werknemer zoals vastgesteld in het pensioenreglement. In het pensioenreglement is ook opgenomen wat de premiebijdrage van de werknemer aan de betreffende regeling is.
2. De premie voor de deelnemers, inclusief de afzonderlijke vergoeding voor uitvoeringskosten, is door de werkgever verschuldigd aan het fonds, tenzij er sprake is van vrijwillige voortzetting of premievrije deelneming in verband met arbeidsongeschiktheid als bedoeld in het pensioenreglement. De werkgever houdt de premiebijdrage van de deelnemer in op het loon van de deelnemer.
3. De werkgever is verplicht om op verzoek van het fonds een accountantsverklaring bij de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de verschuldigde premie voor een deelnemer aan de pensioenregeling, mee te sturen. Indien de werkgever dit verzuimt, zal op kosten van de werkgever een accountantscontrole worden uitgevoerd.
Artikel 6 Betaling van de premie
1. Het fonds stelt na afloop van elke loonperiode de door de werkgever verschuldigde premie vast. De premie wordt vastgesteld aan de hand van door de werkgever per loonperiode aan te leveren uniforme pensioenaangifte of aan de hand van de online aangifte via het portaal van de gegevens betreffende de werknemers die in de periode in dienst zijn (geweest). Het fonds deelt het te betalen bedrag van de premie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.
2. Het fonds stuurt de werkgever maandelijks een nota van de verschuldigde premie. De premie dient binnen twee weken na factuurdatum te zijn voldaan.
Artikel 7 Overschrijding betalingstermijn
Bij niet tijdige betaling van de verschuldigde premie of het van hem te vorderen voorschot is de werkgever door het enkele verloop van de termijn in verzuim. Het fonds is dan bevoegd te vorderen:
- de verschuldigde premie zoals bij de werkgever in rekening is gebracht; alsmede
- de verschuldigde afzonderlijke vergoeding voor uitvoeringskosten en, indien van toepassing, de omzetbelasting; alsmede
- rente over de verschuldigde premie vanaf de dag volgende op de dag dat de premie betaald had moeten zijn waarbij de rente wordt berekend naar het percentage van de wettelijke rente als bedoeld in de artikelen 6:119a en 6:120, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, dat geldt op de datum waarop de rente door het fonds wordt gevorderd; alsmede
- vergoeding van de buitengerechtelijke invorderingskosten zoals bedoeld in artikel 6:96, lid 2 sub c van het Burgerlijk Wetboek, onverminderd de overige kosten van vervolging verschuldigd volgens de wet, waarbij de buitengerechtelijke invorderingskosten worden gesteld op 15% van het verschuldigde bedrag, met een minimum van € 50,=;
- vergoeding van de kosten van het vergaren en verstrekken van de door het fonds benodigde gegevens voor de vaststelling van de in te vorderen bijdrage of het gevorderde voorschot.
3 Niet nakomen premiebetalingsverplichtingen
Artikel 8 Melding premieachterstand
1. Het fonds informeert elk kwartaal schriftelijk het verantwoordingsorgaan wanneer sprake is van een premieachterstand ter grootte van 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de bij of krachtens artikel 131 Pensioenwet geldende eisen inzake het minimaal vereist eigen vermogen.
2. Gedurende de in het eerste lid bedoelde situatie informeert het fonds tevens elk kwartaal de ondernemingsraad van alle werkgevers die nog premie aan het fonds verschuldigd zijn.
Artikel 9 Uitoefening rechtsmiddelen ter incasso
Indien de werkgever in gebreke blijft wat betreft het voldoen van de premie maakt het fonds gebruik van de rechtsmiddelen die het ter beschikking heeft. Dat houdt onder meer in
- dat zonodig een dwangbevel zal worden uitgebracht;
- dat beslag kan worden gelegd op goederen van de werkgever;
- dat uiteindelijk faillissement van de werkgever kan worden aangevraagd; en
- dat bestuurders van de werkgever hoofdelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld.
Artikel 10 Informeren van deelnemers over betalingsachterstand
Het fonds is bevoegd de deelnemers die in dienst zijn bij een werkgever te informeren over een eventuele betalingsachterstand van de werkgever. Het fonds gaat daar niet toe over dan nadat een dwangbevel is uitgebracht en niet succesvol is gebleken.
4 Wijziging pensioenovereenkomst en pensioenreglement
Artikel 11 Wijziging pensioenovereenkomst en pensioenreglement
1. Het fonds stelt het pensioenreglement voor de verplichtgestelde pensioenregelingen vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en dit uitvoeringsreglement.
2. Het fonds adviseert CAO-partijen over aan te brengen wijzigingen in de pensioenovereenkomst indien het fonds overeenkomstige wijziging van de pensioenreglementen wenselijk vindt.
3. XXX-partijen informeren het fonds zo spoedig mogelijk over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. De wijziging van de pensioenovereenkomst wordt in hoofdlijnen aangegeven. Het fonds toetst de wijziging van de pensioenovereenkomst aan de door het fonds en CAO-partijen overeengekomen uitgangspunten als vastgelegd in de opdrachtaanvaarding en aan de aan het fonds opgelegde wettelijke verplichting tot evenwichtige belangenafweging. Bij een positieve uitkomst van deze toets past het fonds binnen drie maanden na wijziging van de pensioenovereenkomst het pensioenreglement aan en heeft daarbij de bevoegdheid om de details van de wijziging uit te werken.
4. Het fonds is bevoegd, en daartoe door CAO-partijen gemachtigd, het pensioenreglement te wijzigen zonder voorafgaande afstemming met CAO-partijen indien de wijzigingen worden genoodzaakt door wetgeving of worden opgedragen door de toezichthouders en de deelnemers en de werkgevers niet benadeeld worden door de wijziging.
5. Na elke wijziging van het pensioenreglement legt het fonds het reglement voor aan CAO-partijen om zeker te stellen dat het pensioenreglement overeenstemt met de pensioenovereenkomst. Na positieve constatering daarvan door CAO-partijen is de tekst van het pensioenreglement bepalend voor de inhoud van de pensioenovereenkomst.
5 Informatieplicht werkgever
Artikel 12 Informatieplicht van de werkgever
1. De werkgever is verplicht om alle werknemers bij het fonds aan te melden. Daarbij dient de werkgever ervoor zorg te dragen dat het fonds de beschikking krijgt over alle door het bestuur nodig geoordeelde gegevens. Deze gegevens dienen in uniform formaat elektronisch via Pensioenaangifte te worden aangeleverd op de wijze die door het fonds wordt verlangd.
2. De werkgever is verplicht aan een door het fonds aan te wijzen persoon inzage te verlenen in de administratie van de werkgever met betrekking tot de zakelijke gegevens en bescheiden, waarvan de inzage door het fonds nodig wordt geoordeeld voor een goede uitvoering van de pensioenregelingen.
3. De werkgever dient ervoor te zorgen dat alle vereiste gegevens volledig, juist en tijdig worden verstrekt.
4. Er is sprake van tijdige verstrekking indien de hierna omschreven omstandigheden binnen een maand, nadat deze zich hebben voorgedaan, bij de pensioenuitvoerder zijn gemeld:
- indiensttreding of het bereiken van de deelnamegerechtigde leeftijd van werknemers, die als deelnemer in een pensioenregeling opgenomen moeten worden, onder opgave van de benodigde personele gegevens;
- uitdiensttreding van werknemers die deelnemer in het fonds zijn;
- wijzigingen in de persoonlijke gegevens van deelnemers zoals salarismutaties, verandering van deeltijdpercentage, verandering van de mate van arbeidsongeschiktheid, het opnemen van onbetaald verlof, overlijden, (deeltijd)pensionering en vervroegen of uitstellen van de pensioendatum.
5. De bij indiensttreding van een werknemer aan het fonds te verstrekken personele gegevens betreffen in ieder geval:
- de naam van de deelnemer;
- adres van de deelnemer;
- geboortedatum van de deelnemer;
- het burgerservicenummer van de deelnemer;
- de salarisgegevens van de deelnemer;
- datum van indiensttreding van de deelnemer; alsmede
- overige gegevens waar het fonds om verzoekt voorzover deze gegevens nodig zijn om de juiste pensioenaanspraken van een deelnemer te kunnen vaststellen.
6. De kosten die werkgever maakt voor het vergaren en aanleveren van de door het fonds benodigde gegevens op de door het fonds voorgeschreven wijze komen voor rekening van de werkgever zelf.
7. Het fonds verwerkt de door de werkgever verstrekte persoonsgegevens conform de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG). De wijze van verwerking en de daarbij gehanteerde uitgangspunten zijn vastgelegd in het privacybeleid van het fonds.
Artikel 13 Niet nakomen informatieplicht door de werkgever
1. Bij het niet voldoen aan het bepaalde in artikel 12 is het fonds bevoegd de nodige gegevens naar beste weten vast te stellen en te hanteren bij het vaststellen van de voorschotnota en de definitieve afrekening. De werkgever is aan deze vaststelling gebonden.
2. Het fonds is bevoegd in deze situatie een nader door het bestuur vast te stellen boete op te leggen.
3. De werkgever is aansprakelijk voor schade die het fonds lijdt als gevolg van het aanleveren of het niet aanleveren van onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie door de werkgever. Daarbij wordt tevens als schade aangemerkt de uitkeringen die het fonds onvoorzien moet doen aan personen met betrekking tot wie de werkgever onvolledige, onjuiste of niet tijdige informatie heeft aangeleverd. Het fonds doet alleen een beroep op deze bepaling voorzover het feit dat het fonds de verplichting tot het doen van een uitkering niet kon voorzien een gevolg is van het feit dat de werkgever onvoldoende, onjuiste of niet tijdige informatie heeft aangeleverd.
6 Informatieplicht fonds
Artikel 14 Informatieverstrekking door het fonds
Het fonds draagt er voor zorg dat de deelnemers in dienst van de werkgever worden geïnformeerd conform de eisen in de Pensioenwet. Deelnemers ontvangen van het fonds tijdig informatie over de pensioenregelingen van het fonds en over wijzigingen in deze pensioenregelingen.
7 Toeslagverlening
Artikel 15 Ambitieniveau van de toeslagverlening
1. Tot 1 januari 2016 is er geen ambitie om toeslag te verlenen op de pensioenaanspraken en pensioenrechten. Het bestuur besluit jaarlijks of een toeslag kan worden verleend, rekening houdend met de financiële positie van het fonds.
2. Vanaf 1 januari 2016 kan op de pensioenaanspraken en pensioenrechten jaarlijks toeslag worden verleend van maximaal de in lid 3 genoemde ambitie. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken en pensioenrechten worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit het vermogen van het fonds gefinancierd.
3. De ambitie van de toeslagverlening is een toeslag te verlenen op de pensioenaanspraken en pensioenrechten van maximaal de stijging van het CBS-consumentenprijsindexcijfer, alle bestedingen afgeleid. Als referteperiode voor de vaststelling van de toeslag wordt uitgegaan van de periode aanvangende 1 oktober van het afgelopen jaar tot 1 oktober van het jaar daarvoor. Met ingang van de referteperiode van 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023 wordt rekening gehouden met de nieuwe CBS-methode voor het meten en verwerken van energieprijzen in de CPI. Het bestuur heeft daarbij besloten de nieuwe methode met terugwerkende kracht (ook) toe te passen over de periode 1 oktober 2022 tot 1 oktober 2023 en over de periode 1 oktober 2021 tot 1 oktober 2022.
4. Het toeslagbeleid is gebaseerd op toekomstbestendige toeslagverlening. Hierbij wordt rekening gehouden met de wettelijke voorschriften voor toekomstbestendige toeslag.
a) indien de beleidsdekkingsgraad ultimo oktober van het kalenderjaar van het fonds minder bedraagt dan 110% wordt er geen toeslag verleend;
b) indien de beleidsdekkingsgraad ultimo oktober van het kalenderjaar van het fonds meer bedraagt dan 110%, maar minder bedraagt dan de dekkingsgraad waarbij volledige toekomstbestendige toeslagverlening mogelijk is, wordt er gedeeltelijk toeslag verleend;
c) indien de beleidsdekkingsgraad ultimo oktober van het kalenderjaar van het fonds meer bedraagt dan de dekkingsgraad waarbij volledige toekomstbestendige toeslagverlening mogelijk is, wordt er volledige toeslag verleend.
5. Toeslagverlening vindt altijd plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten met inbegrip van eerder verleende toeslagen.
6. Nadat een toeslag is verleend maakt de toeslag deel uit van de pensioenaanspraak of het pensioenrecht.
Artikel 16 Inhaaltoeslagverlening
1. Indien de beleidsdekkingsgraad ultimo oktober hoger is dan de dekkingsgraad waarbij volledige toekomstbestendige toeslagverlening mogelijk is, kan inhaaltoeslag plaatsvinden dan wel kunnen verminderingen als bedoeld in artikel 19 ongedaan gemaakt worden per 1 januari van het volgend jaar.
2. Het eigen vermogen boven de dekkingsgraad waarbij volledige toekomstbestendige toeslagverlening mogelijk is, is voor 1/5e deel beschikbaar voor het inhalen van niet verleende toeslag vanaf 1 januari 2016 dan wel het goedmaken van in het verleden doorgevoerde verminderingen als bedoeld in artikel 19.
8 Vermogenstekorten en vermogensoverschotten
Artikel 17 Herstelplannen
Wanneer de beleidsdekkingsgraad van het fonds komt te liggen onder de wettelijke eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen, meldt het fonds dit terstond aan de toezichthouder. In deze situatie dient het fonds binnen drie maanden, of zoveel eerder als de toezichthouder bepaalt, ter instemming bij de toezichthouder een concreet en haalbaar herstelplan in, tenzij het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad op dat moment weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. In het herstelplan werkt het fonds uit hoe het uiterlijk binnen tien jaar zal voldoen aan het vereist eigen xxxxxxxx0.
Artikel 18 Sturingsmiddelen
Het fonds hanteert als financiële sturingsmiddelen het beleggingsbeleid, het toeslagbeleid en het premiebeleid. Tevens kan het fonds CAO-partijen adviseren de pensioenovereenkomst aan te passen waar het de opbouw van toekomstige aanspraken betreft en kan het fonds als laatste middel de pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen.
Artikel 19 Vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Het fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de wettelijke eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgevers onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 17.
Indien het fonds genoodzaakt is om de pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen vanwege het niet voldoen aan de in de artikelen 131 en 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het (minimaal) vereist eigen vermogen, worden deze verminderingen in beginsel uitgesmeerd over een periode van 10 jaar, waarbij 1/10 van het verschil tussen de in het herstelplan geprognosticeerde beleidsdekkingsgraad (per einde herstelplan) en het vereist eigen vermogen wordt verminderd. Indien het fonds genoodzaakt is om de pensioenaanspraken en pensioenrechten te verminderen vanwege het feit dat de beleidsdekkingsgraad gedurende een aaneengesloten periode van vijf jaar na ingang van een herstelplan niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist vermogen en de feitelijke dekkingsgraad zich op dat moment ook bevindt onder het minimaal vereist vermogen, worden deze verminderingen per direct toegepast. Deze onvoorwaardelijke korting wordt in beginsel gespreid over een periode van vijf jaar.
2. Het fonds informeert de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgevers schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering kan op zijn vroegst een maand nadat de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, werkgevers en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
1 In 2015 en 2016 kan de termijn op 12 respectievelijk 11 jaar worden vastgesteld.
9 Premiekorting en terugstorting
Artikel 20 Premiekorting
Het fonds kan uitsluitend korting verlenen op de kostendekkende premie of de gedempte kostendekkende premie van het fonds indien:
a. gezien de beleidsdekkingsgraad ten aanzien van de pensioenverplichtingen wordt voldaan aan de wettelijke voorschriften betreffende toereikende technische voorzieningen (artikel 126 Pensioenwet), het vereist eigen vermogen (artikel 132 Pensioenwet) en de dekking door waarden (artikel 133 Pensioenwet);
b. de voorwaardelijke toeslagen zowel met betrekking tot de voorgaande tien jaar zijn verleend als ook in de toekomst kunnen worden verleend; en
c. de eventuele vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten in de voorgaande tien jaar gecompenseerd is.
Artikel 21 Terugstorting
Het fonds maakt geen gebruik van de wettelijke mogelijkheden tot terugstorting.
10 Vrijwillige voortzetting
Artikel 22 Voorwaarden voor vrijwillige voortzetting
Vrijwillige voortzetting van de pensioenregeling door de deelnemer na beëindiging van het dienstverband is mogelijk voor zover en onder de voorwaarden waarin het van toepassing zijnde pensioenreglement hierin voorziet.
11 Vrijstelling werkgever
Artikel 23 Voorwaarden voor vrijstelling
Een werkgever kan voor zijn werknemers, of voor een deel van zijn werknemers, bij het fonds een verzoek indienen om vrijstelling van de verplichte deelneming in het fonds. Bij het beslissen omtrent het verzoek is het fonds gebonden aan het Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000. Het fonds kan aan het verlenen van een vrijstelling voorschriften verbinden. Het fonds is bevoegd bij een verzoek tot vrijstelling - naast de vergoeding voor het verzekeringstechnisch nadeel – behandelingskosten in rekening te brengen.
Artikel 24 Reden voor vrijstelling
Reden voor het verkrijgen van vrijstelling kan zijn:
- vrijstelling in verband met een eigen, tijdige, pensioenvoorziening (artikel 2 Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
- vrijstelling in verband met concernvorming (artikel 3, Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
- vrijstelling in verband met eigen cao (artikel 4, Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000);
- vrijstelling in verband met onvoldoende beleggingsrendement (artikel 5, Vrijstellings- en boetebesluit Wet Bpf 2000); of
- vrijstelling om andere redenen.
Artikel 25 Procedure inzake verzoek tot vrijstelling
Een verzoek tot vrijstelling dient schriftelijk en met redenen omkleed bij het fonds te worden ingediend. Daarbij dient te worden aangegeven wat de aanleiding voor de verzochte vrijstelling is. Bij het behandelen van het verzoek en het nemen van een besluit naar aanleiding van het verzoek handelt het fonds conform de voorschriften van de Algemene wet bestuursrecht.
12 Gemoedsbezwaarde werkgevers
Artikel 26 Aanvraag van vrijstelling
De werkgever die gemoedsbezwaren heeft tegen elke vorm van verzekering, kan vrijstelling verkrijgen van premiebetaling aan het fonds. De werkgever dient zijn gemoedsbezwaren aan het bestuur aannemelijk te maken. Dit gebeurt door invulling en ondertekening van een hiervoor door het fonds opgestelde modelverklaring. Het fonds kan aan de vrijstelling voorwaarden verbinden.
Artikel 27 Vervangende spaarbijdrage
De vrijgestelde werkgever is een spaarbijdrage aan het fonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de premie die bij de werkgever in rekening zou zijn gebracht als er geen vrijstelling was verleend. Het werknemersdeel in de spaarbijdrage wordt d oor de werkgever ingehouden op het salaris van zijn werknemers.
Artikel 28 Vrijstelling geldt voor vijf jaar
De aan een werkgever verleende vrijstelling wegens gemoedsbezwaren vervalt na een periode van 5 jaar. Hierna kan een nieuwe vrijstelling worden verleend.
Artikel 29 Beëindiging vrijstelling
De aan een werkgever verleende vrijstelling wordt in de volgende situaties beëindigd:
- op verzoek van de vrijgestelde werkgever;
- als naar oordeel van het bestuur de gemoedsbezwaren niet meer aanwezig zijn; of
- als de door het fonds gestelde voorwaarden niet door de vrijgestelde werkgever worden nageleefd.
Na beëindiging van de vrijstelling wordt voor de werknemers van de vrijgestelde werkgever alsnog de pensioenregeling volledig van kracht. De voor en door hem betaalde spaarbijdragen worden dan als betaalde premies beschouwd.
13 Inwerkingtreding
Artikel 30 Inwerkingtreding
Dit reglement treedt in werking op 1 januari 2008 en is laatstelijk gewijzigd per 30 januari 2024.
X. Xxxxxxxxx, werkgeversvoorzitter X. Xxxxxxxxx, werknemersvoorzitter