Oprichtingsstatuten
Oprichtingsstatuten
Artikel 1 Naam
De Stichting draagt de naam: Leerzaam
Artikel 2 Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
a. Regiogemeenten: de gemeenten Drechterland, Enkhuizen, Hoorn, Koggenland, Medemblik, Opmeer en Stede Broec;
b. Gemeenteraden: de gemeenteraden van de in lid a genoemde gemeenten;
c. Colleges van B&W: de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten genoemd onder a;
d. Het externe toezichthoudend orgaan: de gemeenteraden van de in lid a genoemde gemeenten, zijnde de gemeenten die de stichting hebben ingesteld.
e. Bestuur: het bevoegd gezag van de rechtspersoon, de stichting Openbaar Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs West-Friesland. Het bestuur bestaat uit een uitvoerend deel en een (intern) toezichthoudend deel;
f. Algemeen bestuur: het deel van het bestuur dat het interne toezicht voor zijn rekening neemt;
g. Dagelijks bestuur: het deel van het bestuur dat verantwoordelijk is voor de tenuitvoerlegging van de bestuurstaken;
h. GMR: gemeenschappelijke medezeggenschapsraad;
i. Scholen: SBO de Piramide, school voor SO ZML De Eenhoorn, school voor VSO ZML De Stormvogel en het Centrum voor Passend Onderwijs ZO;
j. Wet: de Wet op het primair onderwijs;
k. Bestuurscommissie: de commissie ingesteld bij verordening door het Algemeen Bestuur van het Samenwerkingsverband voor het Openbaar Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs in West-Friesland.
l. Voedingsgebied van de school: het gebied waar de bij de school ingeschreven leerlingen wonen.
Artikel 3 Zetel, tijdsduur en instelling
1. De Stichting is gevestigd in de gemeente Hoorn.
2. De Stichting is opgericht voor onbepaalde tijd.
3. De stichting is de rechtsopvolger van het Samenwerkingsverband voor het Openbaar Speciaal en Voortgezet Speciaal Onderwijs in West-Friesland.
4. De stichting is ingesteld door de in artikel 2, lid a genoemde gemeenten (de regiogemeenten).
Artikel 4 Taken en bevoegdheden
a. Het goedkeuren van de begroting. Overeenkomstig artikel 48 lid 6d van de wet dienen de gemeenteraden van de regiogemeenten de begroting goed te keuren.
b. Het instemmen met de jaarrekening. Overeenkomstig artikel 48 lid 6d van de wet dienen de gemeenteraden van de regiogemeenten in te stemmen met de jaarrekening.
c. Het benoemen van de bestuursleden van de stichting. Overeenkomstig artikel 48 lid 6b van de wet benoemen de gemeenteraden van de regiogemeenten de bestuursleden van de stichting.
d. De opheffing van een openbare school. Overeenkomstig artikel 48 lid 5 van de wet besluiten de gemeenteraden van de regiogemeenten over de opheffing van een openbare school die in stand wordt gehouden door de stichting.
e. Het wijzigen van de statuten van de stichting. Overeenkomstig artikel 48 lid 7 van de wet kunnen de statuten slechts gewijzigd worden na instemming van de gemeenteraden van de regiogemeenten
f. Het aanvragen van faillissement of van surseance van betaling. Het besluit daartoe wordt pas genomen na goedkeuring door de gemeenteraden van de regiogemeenten met in achtneming van het gestelde in artikel 48 lid 10 en 11 van de wet
g. Het ontbinden van de stichting. Het besluit daartoe wordt pas genomen na goedkeuring door de gemeenteraden van de regiogemeenten met in achtneming van het gestelde in artikel 48 lid 11 van de wet.
h. Het voorstel tot juridische fusie of juridische splitsing. Het besluit daartoe wordt pas genomen na goedkeuring door de gemeenteraden van de regiogemeenten met in achtneming van het gestelde in artikel 48 lid 6h van de wet.
i. Het vereffenen van het batig saldo na opheffing: de gemeenteraden van de regiogemeenten bepalen wie de vereffening verricht met inachtneming van het gestelde in artikel 28 lid 1 van deze statuten.
Daarenboven is het bestuur van de Stichting volgens artikel 48 lid 8 van de wet verplicht aan de gemeenteraden van de regiogemeenten verslag uit te brengen over de werkzaamheden waarbij in ieder geval aandacht wordt geschonken aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.
De gemeenteraden van de regiogemeenten zijn overeenkomstig artikel 48 lid 11 van de wet in geval van ernstige taakverwaarlozing door het bestuur of functioneren in strijd met de wet bevoegd zelf te voorzien in het bestuur van de stichting en zo nodig de stichting te ontbinden.
Artikel 5 Doel en middelen
1. Het doel van de stichting is het zonder winstoogmerk in stand houden van de onder haar bevoegd gezag geplaatste openbare scholen. Om haar doel te bereiken kan de stichting gebruik maken van alle rechtmatige middelen die daaraan dienstbaar zijn.
2. Het openbaar onderwijs dat wordt verzorgd door de door de stichting in stand gehouden openbare scholen vindt plaats overeenkomstig artikel 46 van de wet. Het draagt bij aan de ontwikkeling van de leerlingen met aandacht voor de kernwaarden van het openbaar onderwijs, zijnde: ieder kind is welkom, iedereen is benoembaar, aandacht voor normen en waarden die leven in de Nederlandse samenleving, met onderkenning van de betekenis van de verscheidenheid hiervan, aandacht voor democratische waarden en normen binnen de samenleving met aandacht voor burgerschap en levensbeschouwelijke en godsdienstige waarden en respectvolle omgang ten aanzien van de verscheidenheid binnen de samenleving.
Artikel 6 Vermogen
Het tot verwezenlijking van het doel van de stichting bestemde vermogen wordt gevormd door:
a. Rijks bekostiging;
b. vergoedingen voor de door de stichting verleende diensten;
c. subsidies, giften en donaties;
d. hetgeen verkregen wordt door erfstellingen of legaten, met dien verstande dat erfstellingen slechts kunnen worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving;
e. hetgeen op andere rechtmatige wijze verkregen wordt.
Artikel 7 Organisatie van de Stichting
1. De Stichting kent een bestuur dat bestaat uit een algemeen bestuur, als intern toezichthouder en een dagelijks bestuur dat verantwoordelijk is voor de ten uitvoerlegging van de bestuurstaken.
2. Het algemeen bestuur kan al dan niet uit zijn midden commissies instellen, die onder verantwoordelijkheid van het algemeen bestuur belast kunnen worden met aangelegenheden die tot de bevoegdheid van het algemeen bestuur behoren. Een commissie is verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.
Artikel 8 Het bestuur
1. Het bestuur bestaat uit minimaal zes en maximaal acht leden (natuurlijke personen), die bij voorkeur woonachtig zijn in het voedingsgebied van de scholen. Het bestuur bepaalt - met inachtneming van de eerste volzin van dit lid - uit hoeveel leden het bestuur bestaat.
2. Het (externe) toezichthoudend orgaan benoemt op voordracht van het bestuur, de oudergeleding van de GMR en de personeelsgeleding van de GMR de bestuursleden. Het toezichthoudend orgaan benoemt:
a. Een derde van de leden op bindende voordracht van de oudergeleding van de GMR overeenkomstig artikel 48 lid 4b van de wet;
b. Eén lid op voordracht van de personeelsgeleding van de GMR;
c. De resterende leden op voordracht van het bestuur.
3. Het bestuur stelt met in achtneming van gestelde in artikel 17a lid 2 van de wet bij reglement een procedure vast voor de voordracht als bedoeld in het voorgaande lid en zendt dit reglement ter kennisgeving aan het toezichthoudend orgaan.
4. Het bestuur kiest uit de bestuursleden, die geen deel uitmaken van het dagelijks bestuur, voor een periode van vier jaar een voorzitter en diens plaatsvervanger. De voorzitter van het bestuur is tevens voorzitter van het algemeen bestuur. Hetzelfde geldt voor diens plaatsvervanger.
5. De leden van het bestuur onderschrijven de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.
6. Het lidmaatschap van het bestuur is onverenigbaar met het lidmaatschap van de (gemeenschappelijke)medezeggenschapsraad van een van de scholen en het lidmaatschap van de colleges van B&W of van de gemeenteraden.
7. Personen in dienst van de stichting kunnen geen lid zijn van het bestuur.
8. Op het gestelde in het voorgaande lid is één uitzondering mogelijk: de algemeen directeur kan door de toezichthouder benoemd worden tot lid van het bestuur. Dat gebeurt op voordracht van het bestuur met inachtneming van het gestelde in lid 2 van dit artikel. De voordracht komt tot stand op grond van een 2/3 meerderheid van de uitgebrachte stemmen van in functie zijnde bestuursleden. Xxxxxx stemmen en ongeldige stemmen gelden als niet-uitgebrachte stemmen. Het voorgaande geldt met inachtneming van het gestelde in artikel 18 (Quorum). Na benoeming als bestuurslid wordt de algemeen directeur door het bestuur benoemd tot lid van het Dagelijks Bestuur.
9. Een lid van het bestuur mag niet:
a. als advocaat, procureur, gemachtigde of adviseur in geschillen werkzaam zijn ten behoeve van de Stichting dan wel ten behoeve van de wederpartij van de Stichting of van een andere bij het geschil betrokken partij;
b. als gemachtigde of als adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van collectieve arbeidsovereenkomsten met de Stichting of in die hoedanigheid deelnemen aan het Decentraal Georganiseerd Overleg;
c. als gemachtigde of als adviseur werkzaam zijn ten behoeve van derden tot het aangaan van overeenkomsten met de Stichting als bedoeld in onderdeel d;
d. rechtstreeks of middellijk een overeenkomst aangaan betreffende:
i. het aannemen van werk ten behoeve van de Stichting;
ii. het buiten dienstbetrekking tegen beloning verrichten van werkzaamheden ten behoeve van de Stichting;
iii. het leveren van roerende zaken anders dan om niet aan de Stichting
iv. het verhuren van roerende zaken aan de Stichting
v. het verwerven van betwiste vorderingen ten laste van de Stichting;
vi. het van de Stichting onderhands verwerven van onroerende zaken of beperkte rechten waaraan deze zijn onderworpen;
vii. het onderhands huren of pachten van de Stichting.
Onverminderd het bepaalde in dit lid waken de leden van het bestuur in algemene zin tegen verstrengeling van hun persoonlijke of zakelijke belangen met de belangen van de Stichting.
10. Een lid van het bestuur neemt niet deel aan vergaderingen van en besluitvorming binnen het bestuur (dagelijks of algemeen bestuur) indien zijn persoonlijke of zakelijke belangen strijdig zijn met de belangen van de stichting.
11. Iedere natuurlijke persoon die als lid tot het bestuur wenst toe te treden, dient een verklaring omtrent het gedrag te overleggen alvorens betrokkene, mede afhankelijk van de inhoud van de betreffende verklaring, tot lid van het bestuur kan worden benoemd.
12. Van het verhandelde in de vergaderingen van het bestuur worden notulen gehouden door de daartoe door de voorzitter aangewezen persoon. De notulen worden vastgesteld in dezelfde of in de eerstvolgende vergadering en door de voorzitter van de vergadering ondertekend.
Artikel 9 Dagelijks bestuur
1. Het bestuur kiest uit zijn midden één of meer leden voor het dagelijks bestuur met een maximum van 3 leden. Daarbij wordt gebruik gemaakt van door het bestuur vastgestelde profielen voor de leden van het dagelijks bestuur.
2. Het bestuur bepaalt uit hoeveel leden het dagelijks bestuur bestaat met inachtneming van het gestelde in lid 1 van dit artikel en met in achtneming van het gestelde in artikel 8 lid 1 en artikel 12 lid 4.
3. In het geval het dagelijks bestuur uit meer dan één lid bestaat, wijst het bestuur een van de leden aan als voorzitter van het dagelijks bestuur. Indien het dagelijks bestuur slechts uit een persoon bestaat, is deze persoon automatisch voorzitter.
4. Onverminderd het gestelde in lid 3 stelt het dagelijks bestuur, indien het dagelijks bestuur uit meer dan één lid bestaat, een onderlinge taakverdeling op die ter goedkeuring wordt voorgelegd aan het algemeen bestuur.
5. Bij de samenstelling van het dagelijks bestuur wordt, onverminderd het in de volgende leden bepaalde, gelet op diverse facetten die de aandacht van het dagelijks bestuur vragen waarbij het dagelijks bestuur in ieder geval wordt samengesteld op basis van algemene bestuurlijke kwaliteiten, affiniteit met de doelstelling van de stichting en met een spreiding van deskundigheden en achtergronden. De aandachtspunten met betrekking tot de van het dagelijks bestuur gevraagde deskundigheid en achtergrond worden in algemene zin vastgesteld door het bestuur in een profielschets. Het algemeen bestuur kan - indien overgegaan moet worden tot de vervulling van een vacature - besluiten tot een aanvulling dan wel een nadere detaillering van de vereiste kwaliteiten en eigenschappen voor de betreffende zetel in het dagelijks bestuur.
6. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde worden geschorst door het algemeen bestuur. Indien de algemeen directeur lid is van het dagelijks bestuur en indien het de algemeen directeur betreft gebeurt dit met inachtneming van het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO- PO). De schorsing van een lid van het dagelijks bestuur vervalt, indien het algemeen bestuur niet binnen drie maanden na de datum van ingang van de schorsing besluit tot opheffing of handhaving van de schorsing. Een schorsing kan voor ten hoogste drie maanden worden verlengd, ingaande op de datum waarop het besluit tot
verlenging van de schorsing werd genomen. Het betrokken lid wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering van het algemeen bestuur waarin schorsing of verlenging daarvan aan de orde is te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman.
7. Het algemeen bestuur is te allen tijde bevoegd een lid van het dagelijks bestuur te ontslaan. Indien de algemeen directeur lid is van het dagelijks bestuur en het de algemeen directeur betreft, gebeurt dit met inachtneming van het bepaalde in de collectieve arbeidsovereenkomst voor het primair onderwijs (CAO-PO). Het betrokken lid van het dagelijks bestuur wordt in de gelegenheid gesteld zich ten overstaan van het algemeen bestuur te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman.
8. In afwijking van het gestelde in artikel 21 (Stemmen) vindt schorsing en ontslag van een lid van het dagelijks bestuur plaats bij besluit van het algemeen bestuur op grond van een 2/3 meerderheid van de uitgebrachte stemmen door in functie zijnde leden van het algemeen bestuur. Xxxxxx stemmen en ongeldige stemmen gelden als niet- uitgebrachte stemmen.
9. Een lid van het dagelijks bestuur defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn vrijwillig aftreden (bedanken);
c. door zijn ontslag door het toezichthoudend orgaan;
d. door zijn ontslag door de rechtbank;
e. door zijn ontslag verleend door het algemeen bestuur;
f. Het eindigen van de periode waarvoor een lid is benoemd (met in achtneming van het gestelde in artikel 13 van deze statuten).
10. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Een niet voltallig dagelijks bestuur behoudt zijn bevoegdheden. Bij ontstentenis of belet van alle leden van het dagelijks bestuur wordt het dagelijks bestuur waargenomen door één persoon die daartoe door het algemeen bestuur is of wordt aangewezen. Gaat het algemeen bestuur niet binnen twee weken tot een zodanige aanwijzing over dan wordt het dagelijks bestuur waargenomen door de persoon die daartoe door de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waar de stichting statutair is gevestigd, op verzoek van één of meer belanghebbende(n) is of wordt aangewezen.
11. Het algemeen bestuur is belast met het vaststellen van de onkostenvergoedingen van de leden van het dagelijks bestuur. Daarbij wordt de regeling onkostenvergoeding van de gemeente Hoorn gevolgd. Indien de algemeen directeur lid is van het dagelijks bestuur geldt voor dit bestuurslid de vigerende CAO. Jaarlijks wordt in de jaarrekening verantwoord welke bedragen op grond van genoemde regeling zijn uitgegeven.
Artikel 10 Dagelijks bestuur; taken en bevoegdheden
1. Het dagelijks bestuur is belast met het besturen van de stichting. Bij de vervulling van zijn taak richt het dagelijks bestuur zich naar het belang van de stichting, het belang van de scholen die door de stichting in stand worden gehouden en het belang van de samenleving.
2. Het dagelijks bestuur heeft al die taken en bevoegdheden die niet bij of krachtens deze statuten aan anderen zijn toegekend.
3. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks, in overleg met het algemeen bestuur, een ontwerpbegroting op. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting ter goedkeuring naar het algemeen bestuur. Na de voorafgaande goedkeuring door het algemeen bestuur wordt de ontwerpbegroting vervolgens voor 1 december voorafgaand aan het begrotingsjaar ter goedkeuring naar het toezichthoudend orgaan gestuurd. Het dagelijks bestuur stelt deze vervolgens vast. Het dagelijks bestuur zendt binnen twee weken na vaststelling van de begroting een afschrift daarvan aan het toezichthoudend orgaan.
4. Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks de ontwerpjaarrekening over het voorgaande jaar op. Het dagelijks bestuur zendt deze ter goedkeuring naar het algemeen bestuur. De jaarrekening gaat vergezeld van een verslag van een register accountant, dat behalve de verklaring bij de rekening bevindingen bevat over de vraag of de administratie en het beheer voldoen aan eisen van rechtmatigheid en doelmatigheid. Na deze voorafgaande goedkeuring door het algemeen bestuur wordt de ontwerpjaarrekening voor 1 juli ter goedkeuring naar het toezichthoudend orgaan gestuurd. Het dagelijks bestuur stelt de goedgekeurde jaarrekening vervolgens vast. Het dagelijks bestuur zendt binnen twee weken na vaststelling van de jaarrekening een afschrift daarvan aan het toezichthoudend orgaan.
5. Het dagelijks bestuur stelt in overleg met het algemeen bestuur een strategisch beleidsplan op voor de organisatie als geheel en de scholen in het bijzonder en stelt dit jaarlijks bij, daarbij rekening houdend met de belangen van hen die bij die scholen zijn betrokken en rekening houdend met de eisen die de samenleving aan onderwijs stelt. Het strategisch beleidsplan en de jaarlijkse bijstelling daarvan behoeft de goedkeuring van het algemeen bestuur. Het dagelijks bestuur stelt het beleidsplan vervolgens vast.
6. Het dagelijks bestuur stelt een jaarverslag op en legt daarin ten behoeve van het algemeen bestuur verantwoording af over de mate waarin de vastgestelde missie en de doelstellingen beschreven in het strategisch beleidsplan worden gehaald. Het jaarverslag voldoet daarnaast aan de eisen gesteld in artikel 17c lid e, 48 lid 8 en artikel 171 lid 1 van de wet en dient ook om het bestuur verslag uit te laten brengen aan het toezichthoudend orgaan overeenkomstig artikel 4 van deze statuten.
7. Voorts heeft het dagelijks bestuur voorafgaande goedkeuring van het algemeen bestuur nodig voor het nemen van besluiten met betrekking tot:
a. Besluiten met betrekking tot het verrichten van alle rechtshandelingen, daaronder met name ook begrepen het besluiten tot het aangaan van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van registergoederen, en tot het aangaan van overeenkomsten waarbij de stichting zich als borg of hoofdelijk schuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een ander verbindt.
b. het aangaan van financiële verplichtingen en samenwerkingsovereenkomsten welke niet binnen de begroting zijn opgenomen en waarvan het belang meer bedraagt dan een door het bestuur vastgesteld en aan het dagelijks bestuur meegedeeld bedrag;
c. de beëindiging van de dienstbetrekking, vast en tijdelijk, van een aanmerkelijk aantal werknemers tegelijkertijd of binnen een kort tijdbestek;
d. benoeming, schorsing en ontslag van schooldirecteuren;
e. benoeming, schorsing en ontslag van de algemeen directeur indien deze geen lid is van het dagelijks bestuur. Indien de algemeen directeur lid is van het dagelijks bestuur geldt voor schorsing en ontslag het gestelde in artikel 9 lid 6, 7 en 8
f. ingrijpende wijziging van de arbeidsomstandigheden van een aanmerkelijk aantal werknemers in dienst van de stichting;
g. een aanvraag tot faillissement of van surséance van betaling (met in achtneming van het gestelde in artikel 4)
h. opheffing of afsplitsing van (een deel van) door de stichting in stand gehouden scholen; (met in achtneming van het gestelde in artikel 4)
i. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking met een andere rechtspersoon indien deze samenwerking of verbreking van ingrijpende betekenis is voor de stichting of de in stand te houden scholen;
j. het verkrijgen, wijzigen of beëindigen van een deelneming of zeggenschap in een andere rechtspersoon en het oprichten van een andere rechtspersoon, alsmede de vaststelling en wijziging van diens statuten voor zover het dagelijks bestuur daartoe is bevoegd.
k. het voorstel tot juridische fusie of juridische splitsing (met in achtneming van het gestelde in artikel 4);
l. De onderlinge taakverdeling tussen de leden van het dagelijks bestuur.
m. De aanwijzing van de registeraccountant
8. Het algemeen bestuur kan een besluit van het dagelijks bestuur schorsen. In dat geval trekt het dagelijks bestuur het betreffende besluit in en legt het dagelijks bestuur binnen een maand na intrekking een nieuw besluit ter goedkeuring voor aan het algemeen bestuur.
Verder kan het algemeen bestuur het dagelijks bestuur verzoeken een voorstel aan het algemeen bestuur in te trekken en een nieuw voorstel ter goedkeuring aan het algemeen bestuur voor te leggen.
9. In afwijking van het gestelde in artikel 21 (Stemmen in het algemeen bestuur) is voor een besluit van het algemeen bestuur een 2/3 meerderheid van de door de leden van het algemeen bestuur uitgebrachte stemmen nodig (blanco en ongeldige stemmen zijn geen uitgebrachte stemmen) indien wordt besloten over het in lid 7 van dit artikel genoemde onder de punten g, h, i, j, k. en het in lid 8 van dit artikel genoemde besluit van het AB om een besluit van het dagelijks bestuur te schorsen.
Artikel 11 Dagelijks bestuur; werkwijze bij meer dan één lid
1. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft ieder lid van het dagelijks bestuur één stem. Alle besluiten van het dagelijks bestuur worden genomen met meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Xxxxxx en ongeldige stemmen zijn geen uitgebrachte stemmen.
2. In het geval de stemmen staken brengt het dagelijks bestuur het algemeen bestuur hiervan onverwijld schriftelijk op de hoogte. Binnen drie weken na ontvangst van deze schriftelijke mededeling overlegt de voorzitter van het bestuur met het dagelijks bestuur over het voorgenomen besluit. Na dit overleg neemt het dagelijks bestuur alsnog een besluit. Indien dan alsnog de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter van het bestuur.
3. Het dagelijks bestuur kan met inachtneming van het gestelde in lid 1 van dit artikel ook op een andere wijze dan in een vergadering besluiten nemen, mits alle leden van het dagelijks bestuur in de gelegenheid worden gesteld hun stem uit te brengen en geen van hen zich tegen deze wijze van besluitvorming verzet. Van elk buiten vergadering genomen besluit wordt mededeling gedaan in de eerstvolgende vergadering, welke mededeling in de notulen van die vergadering wordt vermeld.
Artikel 12 Algemeen bestuur
1. Het algemeen bestuur oefent toezicht uit op de tenuitvoerlegging van de taken en uitoefening van bevoegdheden door het dagelijks bestuur krachtens artikel 17c van de wet (inhoud intern toezicht).
2. Conform de code voor goed bestuur als bedoeld in artikel 171 van de wet heeft het algemeen bestuur een klankbordfunctie naar het dagelijks bestuur.
3. Bij de vervulling van zijn taak richt het algemeen bestuur zich naar het belang van de stichting, het belang van de scholen die door de stichting in stand worden gehouden en het belang van de samenleving.
4. Het algemeen bestuur bestaat uit ten minste vijf en ten hoogste zeven natuurlijke personen. Het bestuur bepaalt met in achtneming van het voorgaande en met inachtneming van artikel 8 lid 1 en 9 lid 1 uit hoeveel leden het algemeen bestuur bestaat.
5. De voorzitter van het algemeen bestuur is dezelfde als de voorzitter van het bestuur. Hetzelfde geldt voor zijn plaatsvervanger.
6. Het algemeen bestuur is belast met het vaststellen van de onkostenvergoedingen van de leden van het algemeen bestuur. Daarbij wordt de regeling onkostenvergoeding van de gemeente Hoorn gevolgd. Jaarlijks wordt in de jaarrekening verantwoord welke bedragen op grond van deze regeling zijn uitgegeven.
7. Het dagelijks bestuur verschaft het algemeen bestuur tijdig de voor de uitoefening van diens taken en bevoegdheden noodzakelijke gegevens en voorts aan ieder lid van het algemeen bestuur alle inlichtingen betreffende de aangelegenheden van de stichting die deze mocht verlangen. Het algemeen bestuur is bevoegd inzage te nemen en te doen nemen van alle boeken, bescheiden, overige gegevensdragers en correspondentie van de stichting; het/de door het algemeen bestuur aangewezen lid/leden heeft te allen tijde toegang tot alle bij de stichting in gebruik zijnde ruimten en terreinen.
8. Het algemeen bestuur kan zich voor rekening van de stichting in de uitoefening van zijn taak doen bijstaan door één of meer deskundigen.
9. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde worden geschorst door het algemeen bestuur. De schorsing van een lid van het algemeen bestuur vervalt, indien het algemeen bestuur niet binnen drie maanden na de datum van ingang van de schorsing besluit tot opheffing of handhaving van de schorsing. Een schorsing kan voor ten hoogste drie maanden worden verlengd, ingaande op de datum waarop het besluit tot verlenging van de schorsing werd genomen. Het betrokken lid wordt in de gelegenheid gesteld zich in een vergadering van het algemeen bestuur waarin schorsing of verlenging daarvan aan de orde is te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman.
10. Het algemeen bestuur is te allen tijde bevoegd een lid van het algemeen bestuur te ontslaan. Het betrokken lid van het algemeen bestuur wordt in de gelegenheid gesteld zich ten overstaan van het algemeen bestuur te verantwoorden. Daarbij kan hij zich doen bijstaan door een raadsman.
11. In afwijking van het gestelde in artikel 21 (Stemmen) vindt schorsing en ontslag van een lid van het algemeen bestuur plaats bij besluit van het algemeen bestuur op grond van een 2/3 meerderheid van de uitgebrachte stemmen door in functie zijnde leden van het algemeen bestuur. Xxxxxx stemmen en ongeldige stemmen gelden als niet-uitgebrachte stemmen.
12. Een lid van het algemeen bestuur defungeert:
a. door zijn overlijden;
b. door zijn vrijwillig aftreden (bedanken);
c. door het verstrijken van de termijn vermeld in het rooster van aftreden;
d. door zijn ontslag verleend door het toezichthoudend orgaan;
e. door zijn ontslag verleend door het algemeen bestuur;
f. Het eindigen van de periode waarvoor een lid is benoemd (met in achtneming van het gestelde in artikel 13 van deze statuten).
13. In vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien. Een niet voltallige algemeen bestuur houdt zijn bevoegdheden. Bij ontstentenis of belet van alle leden van het algemeen bestuur of van het enige (overgebleven) lid worden de taken en bevoegdheden van het algemeen bestuur waargenomen door de perso(o)n(en) die daartoe door het toezichthoudend orgaan is of wordt aangewezen. Het toezichthoudend orgaan dient zo spoedig mogelijk nadat deze situatie is ontstaan hiervan schriftelijk op de hoogte te worden gesteld. De wijze waarop het toezichthoudend orgaan op de hoogte wordt gesteld dient bij reglement te worden vastgesteld. Gaat het toezichthoudend orgaan niet binnen twee weken nadat zij van de gemelde situatie op de hoogte is gesteld tot een zodanige aanwijzing over dan wordt het algemeen bestuur waargenomen door de persoon die daartoe door de voorzieningenrechter van de rechtbank van het arrondissement waar de stichting statutair is gevestigd, op verzoek van één of meer belanghebbende(n) is of wordt aangewezen.
Artikel 13 Zittingsperiode dagelijks bestuur en algemeen bestuur
1. De leden van het bestuur (algemeen bestuur en het dagelijks bestuur) worden voor vier jaar benoemd. Deze leden kunnen na afloop van hun zittingsperiode terstond, maar ten hoogste eenmaal worden herbenoemd met in achtneming van het gestelde in artikel 8 lid 2. Een derde zittingstermijn is alleen mogelijk mits het bestuur met algemene stemmen hiervoor besluit. Het betreft uitgebrachte stemmen. Xxxxxx en ongeldige stemmen zijn geen uitgebrachte stemmen.
2. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk voorzien (zie artikel 8.2). Een lid van het bestuur dat tussentijds is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
3. Het gestelde in lid 1 en 2 is niet van toepassing als de algemeen directeur lid is van het dagelijks bestuur. In dat geval geldt de benoeming in het dagelijks bestuur voor de periode van diens aanstelling als algemeen directeur.
Artikel 14 Bestuursreglement
1. Het bestuur stelt een bestuursreglement vast, waarin nader wordt bepaald welke taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de wet en deze statuten aan het bevoegd gezag van de scholen zijn toegekend, worden overdragen aan het dagelijks bestuur en het algemeen bestuur
2. Het bestuursreglement bevat richtlijnen voor de uitoefening van de aan het dagelijks bestuur overgedragen taken en bevoegdheden en het toezicht dat het algemeen bestuur op het dagelijks bestuur uitoefent.
3. Het bestuursreglement bevat regels voor het verstrekken van informatie door het dagelijks bestuur aan het algemeen bestuur.
Artikel 15 Managementstatuut
1. Het dagelijks bestuur stelt een managementstatuut op dat door het bestuur wordt vastgesteld.
2. In het managementstatuut wordt bepaald welke taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur worden gemandateerd aan de algemeen directeur.
3. In aanvulling op het gestelde in lid 2 wordt in het managementstatuut ook vastgelegd welke taken en bevoegdheden van de algemeen directeur worden gemandateerd aan de directeuren van de scholen.
4. Indien de algemeen directeur deel uit maakt van het dagelijks bestuur is lid 2 niet van toepassing, maar zijn artikel 9 lid 4 en artikel 10 lid 6l van toepassing
5. Het mandaat bedoelt in de leden 2 en 3 van dit artikel vindt plaats op grond van artikel 30a van de wet.
Artikel 16 Vertegenwoordiging
1. Het bestuur vertegenwoordigt de Stichting in en buiten rechte.
2. Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid wordt opgedragen door het bestuur aan het dagelijks bestuur.
3. Het dagelijks bestuur kan anderen die werkzaam zijn bij de Stichting de bevoegdheid geven om de Stichting in en buiten rechte te vertegenwoordigen. Dit is vastgelegd in het managementstatuut.
Artikel 17 Vergaderfrequentie
1. Het bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als door de voorzitter nodig wordt geoordeeld. Onverminderd het voorgaande zijn elk lid van het dagelijks bestuur, alsmede twee of meer leden van het algemeen bestuur, bevoegd een vergadering van het bestuur bijeen te roepen.
2. De voorzitter van het bestuur draagt er zorg voor dat de oproepingen, spoedeisende gevallen uitgezonderd, ten minste 10 dagen voor de dag der vergadering aan de leden worden toegezonden.
3. Tegelijkertijd met de oproeping maakt de voorzitter van het bestuur openbaar dat een vergadering plaatsvindt. Daarbij geeft hij aan op welke plaats de agenda en de bijbehorende stukken ter inzage liggen.
4. Ieder lid van het bestuur kan ter vergadering voorstellen een onderwerp aan de agenda toe te voegen. Het bestuur beslist of, en zo ja in hoeverre, aan dit voorstel gevolg wordt gegeven.
Artikel 18 Quorum bestuur
1. Tenzij de statuten anders bepalen worden besluiten door het bestuur alleen genomen indien ten minste de helft van het aantal zittende leden van het bestuur aanwezig is.
2. In geval besluitvorming overeenkomstig het eerste lid geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter van het bestuur binnen 14 dagen een nieuwe vergadering.
3. Indien onvoldoende quorum aanwezig is en op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden over de onderwerpen die voor de eerste vergadering aan de orde waren gesteld, ongeacht het aantal leden dat aanwezig is.
Artikel 19 Quorum algemeen bestuur en dagelijks bestuur
1. Besluiten worden door het algemeen bestuur alleen genomen indien ten minste de helft van het aantal zittende leden van het algemeen bestuur aanwezig is.
2. In geval besluitvorming overeenkomstig het eerste lid geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter (of zijn waarnemer) van het algemeen bestuur binnen 14 dagen een nieuwe vergadering.
3. Indien onvoldoende quorum aanwezig is en op grond van het bepaalde in het tweede lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden van het algemeen bestuur over de onderwerpen die in de eerste vergadering aan de orde waren gesteld en waarover op grond van het bepaalde in lid 1 geen besluit kon worden genomen, ongeacht het aantal leden van het algemeen bestuur dat aanwezig is.
4. Besluiten worden door het dagelijks bestuur alleen genomen indien alle zittende leden van het dagelijks bestuur aanwezig zijn.
5. In geval besluitvorming overeenkomstig lid 4 geen doorgang kan vinden, belegt de voorzitter (of zijn waarnemer) van het dagelijks bestuur binnen 7 dagen een nieuwe vergadering.
6. Indien onvoldoende quorum aanwezig is en op grond van het bepaalde in het vijfde lid een nieuwe vergadering is belegd, beraadslagen en besluiten de aanwezige leden van het dagelijks bestuur over de onderwerpen die in de eerste vergadering aan de orde waren gesteld en waarover op grond van het bepaalde in lid 4 geen besluit kon worden genomen, ongeacht het aantal leden van het dagelijks bestuur dat aanwezig is.
Artikel 20 Stemmen in het bestuur
1. De leden van het bestuur stemmen zonder last.
2. Tenzij de statuten anders bepalen, worden alle besluiten van het bestuur genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Een blanco of ongeldig uitgebrachte stem geldt als een niet uitgebrachte stem.
3. Over personen wordt schriftelijk gestemd, over zaken mondeling.
4. Indien de stemmen staken bij een stemming, niet een benoeming betreffende, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
5. Xxxxx bij stemming over personen, een benoeming betreffende, de vereiste meerderheid niet verkregen, dan vindt op een door de voorzitter te bepalen tijdstip herstemming plaats tussen de personen die de meeste stemmen op zich verenigd hebben. Indien bij deze stemming de stemmen opnieuw staken, telt de stem van de voorzitter twee maal.
Artikel 21 Stemmen in het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur
1. De leden van het algemeen bestuur stemmen zonder last.
2. Tenzij de statuten anders bepalen, worden alle besluiten te nemen door het algemeen bestuur genomen bij meerderheid van de uitgebrachte stemmen. Een blanco of ongeldig uitgebrachte stem geldt als een niet uitgebrachte stem.
3. In he algemeen bestuur wordt over personen schriftelijk gestemd, over zaken xxxxxxxxx.
4. Indien de stemmen staken bij een stemming in het algemeen bestuur, niet een benoeming betreffende, wordt het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld, waarin de beraadslagingen kunnen worden heropend. Indien bij herstemming de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.
5. Wordt in het algemeen bestuur bij stemming over personen, een benoeming betreffende, de vereiste meerderheid niet verkregen, dan vindt op een door de voorzitter te bepalen tijdstip herstemming plaats tussen de personen die de meeste stemmen op zich verenigd hebben. Indien bij deze stemming de stemmen opnieuw staken, telt de stem van de voorzitter twee maal.
6. Voor de reglementering van het stemmen in het dagelijks bestuur wordt verwezen naar artikel 11 van deze statuten.
Artikel 22 Openbaarheid van vergaderingen
1. De vergaderingen van het bestuur zijn openbaar
2. De vergaderingen worden besloten gehouden, wanneer ten minste twee aanwezige bestuursleden hierom vragen of wanneer de voorzitter dit nodig acht. Het bestuur beslist vervolgens op grond van de aard van de aan de orde zijnde aangelegenheid of met gesloten deuren zal worden vergaderd. Het vergaderen achter gesloten deuren kan uitsluitend geschieden indien het belang van de openbaarheid niet opweegt tegen:
a. het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
b. de economische of financiële belangen van de Stichting;
c. het belang van voorkoming van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheden betrokken natuurlijke personen, rechtspersonen dan wel derden.
3. Van een besloten vergadering wordt een afzonderlijk verslag opgemaakt dat niet openbaar wordt gemaakt, tenzij het bestuur anders beslist.
Artikel 23 Geheimhouding van stukken
1. Het bestuur kan omtrent het in de vergadering behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan hem zijn of worden voorgelegd, geheimhouding opleggen.
2. De ingevolge het voorgaande lid opgelegde geheimhouding wordt zowel door degenen die bij de behandeling tegenwoordig waren, alsmede door degenen die op andere wijze van het behandelde en van de stukken kennis nemen, in acht genomen, totdat het bestuur de geheimhouding opheft.
3. De voorzitter kan omtrent de inhoud van stukken in het voorgaande lid voorlopige geheimhouding opleggen. De verplichting tot voorlopige geheimhouding vervalt, indien zij niet in de eerstvolgende vergadering door het algemeen bestuur wordt bekrachtigd.
Artikel 24 Huishoudelijk reglement
1. Alle zaken betreffende de interne aangelegenheden van de Stichting worden geregeld bij huishoudelijk reglement. Het huishoudelijk reglement mag geen bepalingen bevatten in strijd met deze statuten en het bestuursreglement.
2. Het huishoudelijk reglement wordt vastgesteld door het bestuur.
Artikel 25 Verantwoording
1. Het bestuur brengt jaarlijks aan het toezichthoudend orgaan verslag uit omtrent zijn werkzaamheden. Het bestuur besteedt daarbij in ieder geval aandacht aan de wezenskenmerken van het openbaar onderwijs.
2. Het verslag wordt openbaar gemaakt.
Artikel 26 Archief
1. Het bestuur draagt met inachtneming van de Archiefwet 1995 zorg voor de archiefbescheiden.
Artikel 27 Statutenwijziging en ontbinding
1. Het bestuur kan in een speciaal daartoe belegde vergadering, waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd dienen te zijn, met een tweederde meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen besluiten tot wijziging van de statuten van de Stichting. Het bestuur behoeft voor iedere wijziging van de statuten de goedkeuring van het toezichthoudend orgaan.
2. Het bestuur kan in een speciaal daartoe belegde vergadering, waarin alle leden aanwezig of vertegenwoordigd dienen te zijn, met een tweederde meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen besluiten tot ontbinding van de Stichting, maar niet gedurende de eerste vijf jaar na de datum van oprichting. Het bestuur kan niet tot ontbinding overgaan dan na goedkeuring van het toezichthoudend orgaan.
Artikel 28 Vereffening
1. Bij ontbinding van de Stichting is het bestuur met de vereffening belast, tenzij het toezichthoudend orgaan anders besluit.
2. Gedurende de vereffening blijven deze statuten van kracht voor zover dat met de vereffening verenigbaar is. De vereffenaars leggen rekening en verantwoording af aan het toezichthoudend orgaan.
3. De vereffenaars doen aan de registers waar de Stichting is ingeschreven opgaaf van hun optreden als zodanig en van de gegevens over zichzelf die van een bestuurder worden verlangd.
4. Het batig saldo na vereffening wordt besteed overeenkomstig de doelstelling van de Stichting, of zal ten goede komen aan een ander algemeen nut beogende instelling met een doelstelling die zoveel mogelijk beantwoordt aan de doelstellingen van de Stichting, een en ander als door de vereffenaars te bepalen, voor zover hierin niet reeds bij het besluit tot ontbinding is voorzien.
Artikel 29 Overgangs- en Slotbepalingen
1. De bij de akte van oprichting van de stichting zittende leden van de bestuurscommissie worden allen benoemd als lid van het bestuur van de Stichting met in achtneming van het rooster van aftreden van de Bestuurscommissie.
2. De in lid 1 bedoelde bestuursleden worden bij de akte van oprichting benoemd
3. In alle gevallen waarin de bepalingen van deze statuten in strijd blijken te zijn met de wet, prevaleert de wet.
4. In alle gevallen de Stichting betreffende waarin deze statuten niet voorzien, beslist het bestuur
5. Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat een exemplaar van deze statuten op de school ter inzage ligt op een voor een ieder toegankelijke plaats.