OGOS-500-TRL
Opdrachtgeversoverleg Staalconserveren
Eisen thermisch gespoten deklagen (Thermal Sprayed Metallic coatings) Eisendeel
OGOS-500-TRL
Opdrachtgever : OGOS, Opdrachtgeversoverleg
Staalconservering Samenwerkingsverband tussen:
ProRail Rijkswaterstaat Tata Steel Vlaamse Overheid Gasunie
Gemeente Rotterdam Ministerie van Defensie Provincie Zuid-Holland
Datum : 11-1-2016
Vastgesteld : OGOS
Versie : 2.0
Inhoudsopgave
1 Inleiding 3
2 Uitgangspunten 3
3 Definities 3
4 Eisen aan thermisch gespoten deklagen 3
4.1 Eisen aan de selectie van een type thermisch gespoten deklaag 4
4.2 Eisen aan de constructie 4
4.3 Eisen bij applicatie 4
4.4 Eisen aan thermisch gespoten deklaag 5
4.5 Eisen aan metalliseerbedrijf en metalliseerder 6
5 Eisen verflagen op thermisch gespoten deklagen 6
5.1 Eisen selectie van een verfsysteem op een thermisch gespoten deklaag 7
5.2 Eisen applicatie 7
5.3 Eisen applicatiebedrijf en applicateur 7
6 Normen en richtlijnen 8
Bijlage 1 Eisen aan een nieuw type toe te passen thermisch gespoten deklaag 10 Bijlage 2 Eisen aan verflagen op een thermisch gespoten deklaag 12
1 Inleiding
Deze technische richtlijn omschrijft de eisen waaraan moet worden voldaan voor:
• thermisch gespoten deklagen;
• de metalliseerbedrijven en de metalliseerders;
• verfsystemen aangebracht op thermisch gespoten deklagen. In hoofdstuk 2 zijn de uitgangspunten weergegeven.
Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de definities.
Hoofdstuk 4 omschrijft de eisen aan de thermisch gespoten deklagen, metalliseerbedrijven en de metalliseerders.
Hoofdstuk 5 omschrijft de eisen aan verflagen op thermisch gespoten deklagen.
2 Uitgangspunten
In dit document worden de onderstaande uitgangspunten gehanteerd.
• Het metalliseren met, Aluminium, AlMg 5 en Zink/Aluminium 85/15, bedoeld voor de corrosiebescherming van staalconstructies.
• Voor de normverwijzing is gebruik gemaakt van geldende ISO-normen, waar dat niet mogelijk is, is gebruik gemaakt van andere normen.
3 Definities
• Metalliseerbedrijf: Bedrijf dat de thermisch gespoten deklaag aanbrengt.
• Metalliseerder: Persoon die de thermisch gespoten deklaag aanbrengt.
• Sealer/mistcoat: Organische verflaag met een lage viscositeit die goed indringt in de poriën van de thermisch gespoten deklaag.
4 Eisen aan thermisch gespoten deklagen
Bij de eisen aan thermisch gespoten deklagen wordt het onderstaande onderscheid gemaakt:
• Eisen aan de selectie van een nieuw type thermisch gespoten deklaag opgesplitst in:
o laboratoriumeisen
o praktijkervaring/referenties
• Eisen aan de constructie opgesplitst in:
o bereikbaarheid
o afronding randen
• Eisen aan de applicatie opgesplitst in:
o type thermisch gespoten deklaag;
o oppervlaktereinheid
o oppervlakteruwheid
o aanbrengmethode
o omgevingsconditie
• Eisen aan de thermisch gespoten deklaag opgesplitst in:
o de laagdikte
o de hechting
o eisen aan het metalliseerbedrijf en de metalliseerder Deze eisen zijn in de onderstaande paragrafen nader uitgewerkt.
4.1 Eisen aan de selectie van een type thermisch gespoten deklaag
Bij de selectie van een thermisch gespoten deklaag moet aan de eisen zoals vermeld in de Bijlage 1 worden voldaan.
De eisen hebben betrekking op het aantonen van de goede corrosiewering en hechting. Het onderzoek ten behoeve van de selectie van een nieuw type thermisch gespoten deklaag kan eenmalig plaats vinden.
Tevens kunnen opdrachtgevers aan de selectie van thermische gespoten deklagen aanvullende eisen stellen, zoals opgenomen in:
- ProRail document SPC00240
- PSIBouw SCON-2008-683-TCE “Eisen, testmethoden, nu en in de toekomst, deelrapport 2, voorlopige systeemeisen”, versie 1.0, datum 30-10-2008
- Vlaamse Overheid document Hoofdstuk 33-Conserveringswerken Versie 26-07-2012 (wijzigingsblad 01 januari 2014), document Hoofdstuk 26- Staal en staalconstructies versie 26-7-2012 (wijzigingsblad 16 juli 2014)
4.2 Eisen aan de constructie Bereikbaarheid
De constructie moet overal bereikbaar zijn met een gangbaar metalliseerpistool.
Afronding randen
De afrondingsstraal van alle randen moet minimaal:
- 2 mm bedragen voor zink/aluminium deklagen
- 3 mm bedragen voor aluminium deklagen. Enkel het breken van randen is niet toegestaan.
4.3 Eisen bij applicatie
Type thermisch gespoten deklaag
De volgende uitgangsmaterialen zijn toegestaan bij het aanbrengen van thermisch gespoten deklagen .
• Al 99,0 of zuiverder
• AlMg5
• Zn/Al 85/15
Indien een ander type legering wordt toegepast moet vooraf worden voldaan aan de eisen genoemd in bijlage 1.
Oppervlaktereinheid
Het staaloppervlak moet op het moment van aanbrengen van de thermisch gespoten deklaag een reinheid van ten minste Xx 0 hebben volgens ISO 8501-1.
Oppervlakteruwheid
De ruwheid van het staaloppervlak (Rz) is volgens ISO 4288:
- aluminiumtype deklagen = 80 - 120 µm
- zinkaluminium deklagen = 50 - 70 µm.
Er moet worden gestraald met scherpkantig grit. Ruwheidsmeting uitvoeren conform ISO 8503-4 en ISO 8503-5.
Aanbrengmethode
De volgende methoden zijn toegestaan voor het aanbrengen van de thermisch gespoten deklagen:
• autogeen vlamspuiten;
• elektrisch draadspuiten.
Het is niet toegestaan om op een door middel van vlamspuiten aangebrachte thermisch gespoten deklaag een thermisch gespoten deklaag door middel van elektrisch draadspuiten aan te brengen.
Omgevingscondities
De staaltemperatuur moet vanaf het stralen totdat de thermisch gespoten deklaag is aangebracht minimaal 3ºC boven het dauwpunt liggen en de relatieve vochtigheid mag niet hoger zijn dan 85%.
4.4 Eisen aan thermisch gespoten deklaag Laagdikte
In onderstaande tabel zijn de voorgeschreven laagdikten opgenomen.
Metalliseer- laag | Met sealer/ mistcoat of aanvullende conservering | Klimaatklasse | Minimale gemiddelde laagdikte in µm | Absoluut minimum in µm |
Aluminium- typen | Nee | C2-C4 en C5I | 300 | 250 |
C5 M en immersie in zoet water | 350 | 300 | ||
Immersie in zout water | 400 | 350 | ||
Ja | C2-C4 en C5I | 200 | 180 | |
C5 M en immersie in zoet water | 250 | 225 | ||
Immersie in zout water | 400 Sealer/mistcoat kan wel, mits niet als “gesloten laag” aangebracht. Conservering is sterk af te raden | 350 | ||
ZnAl | Nee | C2-C4 en C5I | 250 | 200 |
C5 M en immersie in zoet water | 300 | 250 | ||
Immersie in zout water | Niet toepassen | |||
Ja | C2-C4 en C5I | 150 | 125 | |
C5 M en immersie in zoet water | 200 | 175 | ||
Immersie in zout water | 300 | 250 |
Laagdiktemeting
De laagdiktemetingen moeten worden uitgevoerd conform ISO 19840, waarbij het minimum aantal metingen in afwijking van de ISO 19840 bedraagt:
• 10 metingen per m² voor gevarieerde constructiedelen.
• 5 metingen per m² voor continue vlakken groter dan 20 m².
• 2 metingen per m² voor continue vlakken groter dan 200 m².
• 5 metingen per strekkende meter per voor-, achter- en/of binnenzijde van smalle constructies en/of profielen zoals hoekstaal, leuningregels en staanders, verstijvingen, leidingwerk, goten enzovoort.
Een laagdiktemeting bestaat uit het gemiddelde van tenminste drie laagdiktemetingen binnen een onderlinge afstand van 0,1m.
Hechting
De hechting van de thermisch gespoten deklaag, bepaald met behulp van een PAT hydraulische hechtingsmeter, moet minimaal 5 MPa bedragen bij een destructieve bepaling volgens ISO 16276-1 en minimaal 6 MPa te bedragen bij een niet destructieve bepaling volgens ISO 16276-1.
4.5 Eisen aan metalliseerbedrijf en metalliseerder Eisen aan het metalliseerbedrijf
Er moet aantoonbaar gewerkt worden volgens ISO 14922-2 en/of ANSI/AWS C2.18-93.
Tevens moet het bedrijf minimaal 3 jaar ervaring met het metalliseren van objecten hebben. Ook dient er minimaal 1 object met een oppervlak van minstens 50% van het te metalliseren oppervlak te zijn uitgevoerd, materiaal en methode dienen hetzelfde zijn als de selectie voor het project.
Eisen aan de metalliseerder
De metalliseerder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn volgens ISO 14918 en/of ANSI/AWS C2.16, waarbij de theoretische kennis en het praktijkexamen van de metalliseerder door een onafhankelijke instantie is getoetst. Deze onafhankelijke instantie moet zijn goedgekeurd door de opdrachtgever. Na toetsing van de metalliseerder kan deze instantie een certificaat verstrekken.
5 Eisen verflagen op thermisch gespoten deklagen
Bij de eisen aan verflagen op een thermisch gespoten ondergrond wordt het onderstaande onderscheid gemaakt:
• Eisen aan de selectie van verfsystemen op een thermisch gespoten deklaag:
o laboratoriumeisen;
o praktijkervaring/referenties.
• Eisen aan de applicatie opgesplitst in:
o oppervlaktereinheid;
o aanbrengmethode;
o omgevingscondities;
o laagdikte eisen.
• Eisen aan bedrijven die de verflagen aanbrengen opgesplitst in:
o eisen aan het applicatiebedrijf;
o vakbekwaamheidseisen applicateur.
Deze eisen zijn in de onderstaande paragrafen nader uitgewerkt.
5.1 Eisen selectie van een verfsysteem op een thermisch gespoten deklaag
Ten behoeve van de selectie van een verfsysteem op een thermisch gespoten deklaag moet voldaan worden aan de eisen zoals vermeld in de Bijlage 2.
De sealer/mistcoat dienst penetrant van aard te zijn.
5.2 Eisen applicatie
De applicatie van het verfsysteem moet voldoen aan ISO 12944, tevens gelden voor zover niet opgenomen de onderstaande eisen.
Oppervlaktereinheid
Op het moment van aanbrengen mogen op het oppervlak geen verontreinigingen aanwezig zijn.
Aanbrengmethode
Het aanbrengen van de sealer/mistcoat moet zo spoedig mogelijk geschieden na het metalliseren.
Omgevingsconditie
De staaltemperatuur moet tijdens het aanbrengen minimaal 3ºC boven het dauwpunt liggen en de relatieve vochtigheid mag niet hoger zijn dan 85%.
Laagdikte eisen
Voor de laagdikte van het verfsysteem gelden de nominale laagdikten van het geschikte verfsysteem volgens bijlage 2. Voor de laagdikte toleranties zijn de bepalingen in de ISO 12944 van toepassing.
5.3 Eisen applicatiebedrijf en applicateur Eisen aan het applicatiebedrijf
Het bedrijf moet minimaal 3 jaar ervaring hebben met het aanbrengen van verflagen op een
thermisch gespoten deklaag. Er moet minimaal 1 object met een oppervlaktegrootte van minimaal 50% van het te behandelen oppervlak zijn uitgevoerd.
Vakbekwaamheidseisen applicateur
In deze richtlijn worden geen specifieke eisen gesteld aan de vakbekwaamheid van de applicateur. Eventuele eisen hieraan zijn opgenomen in de overige delen van het contract.
6 Normen en richtlijnen
De onderstaande normen zijn in de tekst vermeld.
• ISO 2409: “Ruitjesproef”, 2013.
• ISO 4288: “Oppervlaktegesteldheid - Profielmethode - Regels en procedures voor de beoordeling van de oppervlaktextuur”, 1996.
• ISO 4624: “Lostrekproef voor de bepaling van de hechting”, 2002.
• ISO 4628: “Beoordeling van de kwaliteitsafbraak van verflagen - Aanduiding van de intensiteit, hoeveelheid en omvang van algemeen voorkomende gebreken - Deel 2: Beoordeling van de mate van blaarvorming”, 2003.
• ISO 4628-3: “Beoordeling van de kwaliteitsafbraak van verflagen - Aanduiding van de intensiteit, hoeveelheid en omvang van algemeen voorkomende gebreken - Deel 3: Beoordeling van de mate van roestvorming”, 2003.
• ISO 4628-4: “Beoordeling van de kwaliteitsafbraak van verflagen - Aanduiding van de intensiteit, hoeveelheid en omvang van algemeen voorkomende gebreken - Deel 4: Beoordeling van de mate van barstvorming”, 2003.
• ISO 4628-5: “Beoordeling van de kwaliteitsafbraak van verflagen - Aanduiding van de intensiteit, hoeveelheid en omvang van algemeen voorkomende gebreken - Deel 5: Aanduiding van de mate van afbladderen”, 2003.
• ISO 6270-1: “Bepaling van de bestandheid tegen vocht - Deel 1: continue-condensatie”, 1998.
• ISO 8501-1: “Voorbehandeling van staal voor het aanbrengen van verven en aanverwante producten - Visuele beoordeling van oppervlaktereinheid:Deel 1: Voorbehandeling voor roest van niet-bekleed staal en van staal na verwijdering van voorgaande deklagen”, 2007.
• ISO 8503-4 : “ Voorbereiding van oppervlakken van staal voor het aanbrengen van verf en aanverwante produkten - Eigenschappen van gestraalde oppervlak van staal - Deel 4: Methode voor de kalibratie van vergelijkingsmonsters voor de ISO-ruwheid en voor de bepaling van de ruwheid - Methode met taster”, 2012
• ISO 8503-5 : “Voorbereiding van oppervlakken van staal voor het aanbrengen van verf en aanverwante producten - Eigenschappen van gestraalde oppervlak van staal - Deel 5: Replica bandmethode voor de bepaling van het oppervlakteprofiel”, 2003
• ISO 9001: “Kwaliteitsmanagementsystemen – Eisen” , September 2008.
• ISO 11997-1: “Bepaling van de weerstand tegen cyclische corrosie-omstandigheden - Deel 1: Nat (zoutnevel)/droog/vochtig”, 2005.
• ISO 11341:” Verven en vernissen-Kunstmatige verwering en blootstelling aan kunstmatige straling- blootstelling aan gefilterde xenonboogstraling”, 2004
• ISO 12944: “Verven en vernissen- Bescherming van staalconstructies tegen corrosie door middel van verfsystemen”
• ISO 14918: “Thermisch spuiten – Het kwalificeren van thermische spuiters”, 1998.
• ISO 14922-2: “Thermisch spuiten - Kwaliteitseisen voor thermisch gespoten onderdelen - Deel 2: Uitgebreide kwaliteitseisen”, 1999
• ISO 16276-1: “Bescherming van staalconstructies tegen corrosie door middel van verfsystemen - Beoordeling van, en acceptatiecriteria voor, de adhesie/cohesie (breuksterkte) van een droge laag - Deel 1: Lostrekbeproeving”, 2007
• ISO 16276-2: “Bescherming van staalconstructies tegen corrosie door middel van verfsystemen - Beoordeling van, en acceptatiecriteria voor, de adhesie/cohesie (breuksterkte) van een droge laag - Deel 2: Ruitjesproef en enkele kruissnedeproef, 2007”
• ISO 19840: “Verven en vernissen - Corrosiebescherming van staalconstructies door beschermende verfsystemen - Meetmethode en aanvaardingscriteria voor de droge laagdikte op ruwe oppervlakken”, 2012
• ISO 20340: “Verven en vernissen - Corrosiebescherming van staalconstructies door beschermende verfsystemen - Meetmethode en aanvaardingscriteria voor de droge laagdikte op ruwe oppervlakken”, 2012
• ISO 20340: “Prestatie-eisen voor beschermende verfsystemen voor buitengaatse en gerelateerde constructies”, 2009.
• EN 45013: Algemene criteria voor certificatie-instellingen die certificatie van personen uitvoeren, 1991
• AWS C2.16/C2.16M:2002: “Guide for Thermal-Spray Operator Qualification”, 2002.
• AWS C2.18-93: “Guide for the Protection of Steel with Thermal Sprayed Coatings of Aluminum and Zinc and Their Alloys and Composites”, 1993.
• ProRail document SPC00240
• PSIBouw SCON-2008-683-TCE “Eisen, testmethoden, nu en in de toekomst, deelrapport 2, voorlopige systeemeisen”, versie 1.0, datum 30-10-2008”,
Vlaamse Overheid document Hoofdstuk 33-Conserveringswerken Versie 26-07-2012 (wijzigingsblad 01 januari 2014), document Hoofdstuk 26- Staal en staalconstructies Versie 26-7-2012 (wijzigingsblad 16 juli 2014)
Bijlage 1
Eisen aan een nieuw type toe te passen thermisch gespoten deklaag
De geschiktheid van een thermisch gespoten deklaag met een legeringssamenstelling anders dan genoemd in paragraaf 4.3 moet voor toepassing worden aangetoond conform het onderstaande beschreven laboratoriumonderzoek en praktijkervaring.
Laboratoriumonderzoek moet uitgevoerd zijn door een onafhankelijk laboratorium.
Laboratoriumonderzoek
De voorbehandeling, applicatiemethode en de metalliseerlegering moeten identiek zijn aan hetgeen op het object wordt toegepast.
Omschrijving eisen bij laboratoriumonderzoeken
Na het aanbrengen van het te onderzoeken systeem wordt op de proefpanelen een kruiskras aangebracht tot op de stalen ondergrond.
In de hieronder genoemde eisen wordt met "bij beschadiging" bedoeld rond de vooraf
aangebrachte kruiskras en met "in het vlak", het onbeschadigde oppervlak.
Met het aangeboden systeem dient bij de onderstaande proeven voldaan te worden aan de daarbij genoemde eisen.
• Snelverweringtest conform ISO 20340 (4200 uur) Op proefpanelen (vlak en U-profiel):
bij beschadiging: bij kras van 2 mm breed, blaren + ondermijning: geen
bij kras van 0,5 mm breed, blaren + ondermijning: geen in het vlak: blaarvorming: S 0 volgens ISO 4628-2
roestvorming Ri 0 volgens ISO 4628-3
barstvorming S 0 volgens ISO 4628-4
onthechting S 0 volgens ISO 4628-5
hechting: ≥5 MPa volgens ISO 4624
• Corrosiewisseltest volgens ISO 11997-1 (2006) Cycle B (15 cycli)
bij beschadiging: bij kras van 2 mm breed, blaren + ondermijning: geen bij kras van 0,5 mm breed, blaren + ondermijning: geen
in het vlak: blaarvorming: S 0 volgens ISO 4628-2
roestvorming Ri 0 volgens ISO 4628-3
barstvorming S 0 volgens ISO 4628-4
onthechting S 0 volgens ISO 4628-5
hechting: ≥5 MPa volgens ISO 4624
• Waterdamptest volgens ISO 6270 (3 maanden)
bij beschadiging: bij kras van 2 mm breed, blaren + ondermijning: geen bij kras van 0,5 mm breed, blaren + ondermijning: geen
in het vlak: blaarvorming: S 0 volgens ISO 4628-2
roestvorming Ri 0 volgens ISO 4628-3
barstvorming S 0 volgens ISO 4628-4
onthechting S 0 volgens ISO 4628-5
hechting: ≥5 MPa volgens ISO 4624
Omschrijving eisen praktijkervaring
Algemeen
Het voorgestelde systeem is in de praktijk minimaal 3 jaar aantoonbaar toegepast op een vergelijkbare constructie of proefvlak waarbij de ondergrond en omstandigheden vergelijkbaar moeten zijn moet het object. Dit wordt aangetoond met een recent inspectierapport van het referentie-object van een onafhankelijk inspectiebureau. Beoordeling van de praktijkervaring van het verfsysteem op een object moet plaats vinden conform de onderstaande eisen.
Omschrijving eisen praktijkervaring van referentieobject of proefvlak
Bij een bestaand, minimaal 5 jaar oud, referentieobject of proefvlak dient de toegepaste producten en de opbouw van het aangebrachte producten te worden aangetoond. Dit kan bijvoorbeeld door kwaliteitsdocumenten van het applicatiebedrijf en/of met rapportages welke tijdens de conservering van het betreffende object door een onafhankelijk onderzoeksbureau zijn opgesteld. Het systeem moet wat betreft opbouw en laagdikte overeenkomen met het systeem waarmee met goed gevolg de laboratoriumbeproeving is uitgevoerd.
Tot en met het 5de jaar zijn de eisen:
• geen roestvorming op onbeschadigd oppervlak,
• roestvorming, ondermijning of blaarvorming vanuit mechanische beschadigingen max. 1 mm,
• geen blaarvorming op onbeschadigd oppervlak,
• geen barst- en/of scheurvorming,
• hechting minimaal 6 MPa volgens ISO 16276-1
Bij objecten ouder dan 5 jaar worden de eisen afhankelijk van de ouderdom en de omgevingsklasse waarin het object zich bevindt aangepast.
• Hechting dient tot 25 jaar na de applicatie onveranderd goed te zijn.
• Er mag tot 30 jaar na de applicatie geen roest- blaar-, barst- en/of scheurvorming op onbeschadigd oppervlak zijn opgetreden.
• Roestvorming, ondermijning of blaarvorming vanuit mechanische beschadigingen:
o na 10 jaar maximaal 1 mm
o na 15 jaar maximaal 1 mm
o na 20 jaar maximaal 2 mm
o na 25 jaar maximaal 3 mm
o na 30 jaar maximaal 5 mm
Incidentele uitvoeringgebreken zullen niet worden meegewogen. Als er meerdere uitvoeringgebreken worden geconstateerd wordt er vanuit gegaan dat de applicatie- eigenschappen van het systeem onvoldoende zijn en daarmee het systeem ongeschikt is.
Bijlage 2
Eisen aan verflagen op een thermisch gespoten deklaag
De geschiktheid van een sealer/mistcoat of verfsysteem op een thermisch gespoten deklaag moet voor toepassing worden aangetoond conform het onderstaande beschreven laboratoriumonderzoek en praktijktoets.
Dit onderzoek moet per type thermisch gespoten deklaag en per leverancier worden uitgevoerd. Laboratoriumonderzoek moet uitgevoerd zijn door een onafhankelijk laboratorium.
De eisen hebben betrekking op het aantonen van de goede hechting en barrièrewerking. De eisen zijn hieronder weergegeven.
Laboratoriumonderzoek
Het systeem moet voor dit onderzoek worden aangebracht op de thermisch gespoten deklaag waarop het verfsysteem dient te worden aangebracht. De voorbehandeling moet identiek zijn aan de voorbehandelingsmethode die op de objecten wordt toegepast.
Omschrijving eisen verflagen op een thermisch gespoten deklaag bij laboratoriumonderzoeken
Na het aanbrengen van het te onderzoeken systeem wordt op de proefpanelen een kruiskras aangebracht tot op de thermisch gespoten deklaag.
In de hieronder genoemde eisen wordt met "bij beschadiging" bedoeld rond de vooraf
aangebrachte kruiskras en met "in het vlak", het onbeschadigde oppervlak.
Met het aangeboden systeem dient bij de onderstaande proeven voldaan te worden aan de daarbij genoemde eisen.
• Corrosiewisseltest volgens ISO 11997-1 (2006) Cycle B (15 cycli)
bij beschadiging: bij kras van 2 mm breed, blaren + ondermijning: geen bij kras van 0,5 mm breed, blaren + ondermijning: geen
in het vlak: blaarvorming: S 0 volgens ISO 4628-2
roestvorming Ri 0 volgens ISO 4628-3
barstvorming S 0 volgens ISO 4628-4
onthechting S 0 volgens ISO 4628-5
hechting: klasse 0 of 1 volgens ISO 2409 en ISO 16276-2
• Waterdamptest volgens ISO 6270 (3 maanden)
bij beschadiging: bij kras van 2 mm breed, blaren + ondermijning: geen bij kras van 0,5 mm breed, blaren + ondermijning: geen
in het vlak: blaarvorming: ≤S2 ≤ D2 volgens ISO 4628-2 roestvorming Ri 0 volgens ISO 4628-3
barstvorming S 0 volgens ISO 4628-4
onthechting S 0 volgens ISO 4628-5
hechting: klasse 0 of 1 volgens ISO 2409 Of ISO 16276-2
• Snelverweringstest m.b.v. een Weather-Ometer volgens ISO 11341 (2004) Cycle A (2000 uur)
in het vlak: blaarvorming: S0 volgens ISO 4628-2 roestvorming Ri 0 volgens ISO 4628-3 barstvorming S0 volgens ISO 4628-4 onthechting S 0 volgens ISO 4628-5
verkleuring afhankelijk van type dekverf en kleur glans minimaal 30% van de uitgangsglans
Omschrijving eisen praktijkervaring
Het voorgestelde systeem is in de praktijk minimaal 3 jaar aantoonbaar toegepast op een vergelijkbare constructie of proefvlak waarbij de ondergrond en omstandigheden vergelijkbaar moeten zijn met het object. Dit wordt aangetoond met een recent inspectierapport van het referentie-object van een onafhankelijk inspectiebureau. Beoordeling van de praktijkervaring van het verfsysteem op een object moet plaatsvinden conform de onderstaande eisen.
Omschrijving eisen praktijkervaring van referentieobject of proefvlak
Bij een bestaand, minimaal 3 jaar oud, referentieobject of proefvlak dient de aanbieder van het systeem de toegepaste producten en de opbouw van het aangebrachte producten aan te tonen. Dit kan bijvoorbeeld d.m.v. kwaliteitsdocumenten van het applicatiebedrijf en/of met rapportages welke tijdens de conservering van het betreffende object door een onafhankelijk onderzoeksbureau zijn opgesteld. Het systeem moet wat betreft opbouw en laagdikte overeenkomen met het systeem waarmee met goed gevolg de laboratoriumbeproeving is uitgevoerd.
Tot en met het derde jaar zijn de eisen:
• geen corrosievorming van de thermisch gespoten deklaag op onbeschadigd oppervlak,
• corrosie van de thermisch gespoten deklaag, ondermijning of blaarvorming vanuit mechanische beschadigingen maximaal 2 mm,
• geen blaarvorming op onbeschadigd oppervlak,
• geen barst- en/of scheurvorming,
• hechting minimaal klasse 0 of 1 volgens ISO 16276-2
Bij objecten ouder dan 3 jaar worden de eisen afhankelijk van de ouderdom en de omgevingsklasse waarin het object zich bevindt aangepast.
• Hechting dient tot 20 jaar na de applicatie onveranderd goed te zijn.
• Er mag tot 10 jaar na de applicatie geen corrosie, blaar-, barst- en/of scheurvorming op onbeschadigd oppervlak op zijn opgetreden.
• Corrosie, ondermijning of blaarvorming vanuit mechanische beschadigingen:
o na 10 jaar maximaal 1 mm
o na 15 jaar maximaal 4 mm
o na 20 jaar maximaal 6 mm
o na 25 jaar maximaal 10 mm
o na 30 jaar maximaal 15 mm.
Gebreken door incidentele uitvoeringsgebreken zullen niet worden meegewogen. Als er meerdere uitvoeringsgebreken worden geconstateerd wordt er vanuit gegaan dat de applicatie-eigenschappen van het systeem onvoldoende zijn en daarmee het systeem ongeschikt is.