TITEL VIII. — Duur van de beheersovereenkomst - Sancties
TITEL VIII. — Duur van de beheersovereenkomst - Sancties
Art. 44. Deze beheersovereenkomst wordt afgesloten tot 31 decem- ber 2019.
Als bij het verstrijken van deze beheersovereenkomst geen nieuwe beheersovereenkomst in werking is getreden, wordt deze beheers- overeenkomst van rechtswege verlengd tot de inwerkingtreding van een nieuwe beheersovereenkomst.
Art. 45. In geval van gebrekkige uitvoering of niet-uitvoering in hoofde van de Vennootschap van een van de verplichtingen die haar worden opgelegd ter uitvoering van deze overeenkomst en van de wet houdende oprichting ervan, die wordt vastgesteld door een verslag van de regeringscommissarissen, kan de regering, na de raad van bestuur van de Vennootschap in gebreke te hebben gesteld en na een termijn van één maand toegekend aan de Vennootschap om haar in staat te stellen haar verplichtingen na te komen, de in artikel 33 vermelde toelage verminderen met een bedrag dat niet hoger mag liggen dan 10 % van de toelage. Voordat die sanctie wordt toegepast, hoort de voogdijminister de voorzitter van de raad van bestuur en de directeur- generaal.
Onderhavig artikel is van toepassing, onverminderd de bepalingen van de artikelen 50 en 55 van de gecoördineerde wetten van 17 juli 1991 op de Rijkscomptabiliteit.
TITEL IX. — Slotbepalingen
Art. 46. Wanneer zich een onverwacht evenement voordoet dat gelijk kan worden gesteld aan een geval van overmacht of ingeval de Vennootschap nieuwe lasten worden opgelegd, als gevolg van evene- menten extern aan de activiteiten of de wil van beide partijen, plegen de federale regering en de Vennootschap overleg over de aanpassing of de wijziging van deze overeenkomst door middel van een bijakte l. De eventuele aanpassingen of wijzigingen moeten door de raad van bestuur worden goedgekeurd.
Aldus opgemaakt te Brussel, in twee exemplaren.
Voor de Belgische Staat:
X. XXXXXXXX Vice-eersteminister
en minister van Buitenlandse Zaken en Europese Zaken,
belast met Beliris en de Federale Culturele Instellingen
Voor de NV van publiek recht met sociale doeleinden Paleis voor Schone Kunsten:
Voor de Voorzitter van de raad van bestuur, afwezig :
X. XXXXX Ondervoorzitter van de raad van bestuur
X. XXXXXXXX Directeur-generaal
TITRE VIII. — Durée du contrat de gestion - Sanctions
Art. 44. Le présent contrat de gestion est conclu jusqu’xx 00 xxxxxxxx 0000.
Xx cas oùà l’échéance du présent contrat de gestion, aucun nouveau contrat de gestion n’est entré en vigueur, le présent contrat est prolongé de plein droit jusqu’à l’entrée en vigueur d’un nouveau contrat de gestion.
Art. 45. En cas de mauvaise exécution dans le chef de la Société d’une des obligations imposées en application du présent contrat et de la loi portant sa création, dûment constatée par un rapport des Commissaires du Gouvernement, le gouvernement peut, après mise en demeure du conseil d’administration de la Société et après l’écoulement d’un délai d’un mois accordéà la Société pour lui permettre de remplir ses obligations, diminuer la subvention mentionnée à l’article 33, d’un montant qui ne pourra excéder 10 % de la subvention. Avant d’appliquer cette sanction, le ministre de tutelle entend le président du conseil d’administration et le directeur général.
Le présent article est applicable sans préjudice des articles 50 et 55 des lois coordonnées du 17 juillet 1991 sur la comptabilité de l’Etat.
TITRE IX. — Dispositions flnales
Art. 46. Lors de la survenance d’un événement imprévisible assimi- lable à un cas de force majeure ou en cas de charges nouvelles imposées à la Société, résultant d’événements extérieurs à l’action ou à la volonté des deux parties, une concertation s’engagera entre le Gouvernement fédéral et la Société sur l’aménagement ou la modification du présent contrat par voie d’avenant. Ces aménagements et ces modifications éventuels devront être approuvés par le conseil d’administration.
Ainsi établi à Bruxelles en deux exemplaires.
Pour l’Etat belge :
X. XXXXXXXX Vice-Premier Ministre
et Ministre des Affaires étrangères et européennes,
chargé de Beliris et des Institutions culturelles fédérales
Pour la SA de droit public à finalité sociale Palais des Beaux-Arts :
Pour le Président du conseil d’administration, absent :
X. XXXXX
Vice-président du conseil d’administration
X. XXXXXXXX Directeur général
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER
[2016/203067]
16 OKTOBER 2015. — Samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest tot wijziging van het samenwerkings- akkoord van 2 september 2013 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstede- lijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactivi- teiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgas- emissierechten binnen de Gemeenschap
Gelet op Verordening (EU) nr. 421/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgas- emissierechten binnen de Gemeenschap, met het oog op de tenuitvoer- legging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die op emissies van de internationale luchtvaart wereldwijd één markt gebaseerde maatregel toepast;
Gelet op artikel 39 van de Grondwet;
Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, artikel 6, § 1, II, 1o en artikel 92bis, § 1, § 5 en § 6, ingevoegd bij de bijzondere wet van 8 augustus 1988 en gewijzigd bij de bijzondere wet van 16 juli 1993;
SERVICE PUBLIC FEDERAL CHANCELLERIE DU PREMIER MINISTRE
[2016/203067]
16 OCTOBRE 2015. — Accord de coopération entre l’État fédéral, la Xxxxxx xxxxxxxx, xx Xxxxxx xxxxxxxx xx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx- Capitale portant modifiant l’accord de coopération du 2 septem- bre 2013 entre l’État fédéral, la Xxxxxx xxxxxxxx, xx Xxxxxx xxxxxxxx xx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx relatif à l’intégration des activités aériennes dans le système communautaire d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre conformément à la directive 2008/101/CE du Parlement européen et du Conseil du 19 novembre 2008 modifiant la directive 2003/87/CE afin d’intégrer les activités aériennes dans le système communautaire d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre
Considérant le règlement (UE) no 421/2014 du Parlement européen et du Conseil du 16 avril 2014 modifiant la directive 2003/87/CE établissant un système d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre dans la Communauté, en vue de la mise en œuvre, d’ici 2020, d’une convention internationale portant application d’un mécanisme de marché mondial aux émissions de l’aviation internationale;
Vu l’article 39 de la Constitution;
Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réforme des institutions, l’article 6, § 1er, II, 1o et l’article 92bis, § 1er, § 5 et § 0, xxxxxxx xxx xx xxx xxxxxxxx xx 0 xxxx 0000 xx xxxxxxxx xxx xx xxx spéciale du 16 juillet 1993;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 14 november 2002 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opstellen, het uitvoe- ren en het opvolgen van een Nationaal Klimaatplan, alsook het rapporteren, in het kader van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake Klimaatverandering en het Protocol van Kyoto;
Gelet op het samenwerkingsakkoord van 18 juni 2008 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende de organisatie en het administratief beheer van het gestandaardiseerd en genormaliseerd registersysteem van België overeenkomstig Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad en Beschikking 280/2004/EG van het Europees Parlement en de Raad;
Gelet op de beslissing van het Overlegcomité van 1 april 2015;
De Federale Staat, vertegenwoordigd door de Federale Regering, in de persoon van de Eerste Minister, de Minister van Mobiliteit en de Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling;
Het Vlaamse Gewest, vertegenwoordigd door de Vlaamse Regering, in de persoon van haar Minister-President, de Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw en de Vlaamse Minister van Mobili- teit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn;
Het Waalse Gewest, vertegenwoordigd door de Waalse Regering, in de persoon van haar Minister-President, de Waalse Minister van de Plaatselijke Besturen, Stedenbeleid, Huisvesting en Energie en van de Waalse Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit en vervoer, Luchthavens en Dierenwelzijn;
Het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, vertegenwoordigd door de Regering van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, in de persoon van haar Minister-President en van de Brusselse Minister, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie;
Kwamen het volgende overeen :
Artikel 1. Aan artikel 1 van het samenwerkingsakkoord van 2 september 2013 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opnemen van luchtvaartactiviteiten in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap overeenkomstig Richtlijn 2008/101/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 november 2008 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde ook luchtvaartactiviteiten op te nemen in de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt:
″Dit samenwerkingsakkoord beoogt tevens de omzetting van veror- dening nr. 421/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met het oog op de tenuitvoerlegging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die op emissies van de internationale luchtvaart wereldwijd één markt gebaseerde maatregel toepast.″.
Art. 2. Aan artikel 2 van hetzelfde samenwerkingsakkoord worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1o punt 18o wordt aangevuld als volgt :
″In het geval dat er aan meerdere luchthavens evenveel luchtvaart- activiteiten worden toegeschreven, is de luchthavenbeheerder de publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon die verantwoordelijk is voor de luchthaven, waarvoor de CO2-emissies van de aan haar toegeschreven luchtvaartactiviteiten het grootste zijn.″;
2o een punt 21o wordt toegevoegd, dat luidt als volgt :
« 21o verordening nr. 421/2014: verordening nr. 421/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap, met het oog op de tenuitvoerlegging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die op emissies van de internationale luchtvaart wereldwijd één markt gebaseerde maatregel toepast.″.
Art. 3. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt een hoofdstuk X/1 ingevoegd, die luidt als volgt :
« HOOFDSTUK X/1. - Afwijkingen die gelden vooruitlopend op de tenuitvoerlegging tegen 2020 van een internationale overeenkomst die wereldwijd één marktgebaseerde maatregel toepast ».
Vu la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux Institutions bruxelloises, l’article 42;
Vu l’accord de coopération du 14 novembre 2002, entre l’Xxxx xxxxxxx, xx Xxxxxx xxxxxxxx, xx Xxxxxx xxxxxxxx xx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx- Capitale, relatif à l’établissement, l’exécution et le suivi d’un Plan national Climat, ainsi que l’établissement de rapports, dans le cadre de la Convention-cadre des Nations Unies sur les Changements climati- ques et du Protocole de Kyoto;
Vu l’accord de coopération du 18 juin 2008 entre l’Etat fédéral, la Xxxxxx xxxxxxxx, xx Xxxxxx xxxxxxxx xx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx relatif à l’organisation et à la gestion administrative du système de registre normalisé et sécurisé de la Belgique conformément à la Directive 2003/87/CE du Parlement européen et du Conseil et de la Décision no 280/2004/CE du Parlement européen et du Conseil;
Vu la décision du Comité de concertation du 1 avril 2015;
L’Etat fédéral, représenté par le Gouvernement fédéral, en la personne du Premier Ministre, de la Ministre de la Mobilité et de la Ministre de l’Energie, de l’Environnement et du Développement durable;
La Région flamande, représentée par le Gouvernement flamand, en la personne de son Ministre-président, de la Ministre flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’Agriculture et du Ministre flamande de la Mobilité, des travaux public, de la Périphérie flamande de Bruxelles, du Tourisme et du Bien-Etre des Animaux;
La Région wallonne, représentée par le Gouvernement wallon, en la personne de son Ministre-président, du Ministre wallon des Pouvoirs locaux, de la Ville, du Logement et de l’Energie et du Ministre wallon de l’environnement, de l’Aménagement du Territoire, de la Mobilité et des Transports, des Aéroports et du Bien-être animal;
Xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx, xxxxxxxxxxx xxx xx Xxxxxxxxxxxx xx xx Xxxxxx de Bruxelles-Capitale, en la personne de son Xxxxxxxx- xxxxxxxxx, xx xx xx Xxxxxxxx xxxxxxxxxxx xxxxxxx xx Xxxxxxxx, xx xx Xxxxxxx de Vie, de l’Environnement et de l’Energie;
Ont convenu ce qui suit :
Article 1er. A l’article 1 de l’accord de coopération du 2 septem- bre 0000 xxxxxx xxxxx x’Xxxx fédéral, la Xxxxxx xxxxxxxx, xx Xxxxxx xxxxxxxx xx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx relatif à l’intégration des activités aériennes dans le système communautaire d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre conformément à la directive 2008/101/CE du Parlement européen et du Conseil du 19 novem- bre 2008 modifiant la directive 2003/87/CE afin d’intégrer les activités aériennes dans le système communautaire d’échange de quotas d’émis- sion de gaz à effet de serre il est ajouté deuxième alinéa, rédigé comme suit:
« Le présent accord de coopération a aussi pour objet de mettre en œuvre le règlement (UE) no 421/2014 du Parlement européen et du Conseil du 16 avril 2014 modifiant la directive 2003/87/CE établissant un système d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre dans la Communauté, en vue de la mise en œuvre, d’ici 2020, d’une convention internationale portant application d’un mécanisme de marché mondial aux émissions de l’aviation internationale. ».
Art. 2. A l’article 2 du même accord de coopération sont apportées les modifications suivantes :
1o point 00x xxx xxxxxxxx comme suit :
« Dans le cas où autant d’activités aériennes sont attribuées à plusieurs aérodromes, le gestionnaire d’aérodrome est la personne publique ou privée responsable de l’aérodrome pour lequel les émissions de CO2 des activités aériennes qui lui sont attribuées sont les plus grandes. »
2o un point 21o est ajouté, rédigé comme suit :
« 21o règlement no 421/2014: le règlement (UE) no 421/2014 du Parlement européen et du Conseil du 16 avril 2014 modifiant la directive 2003/87/CE établissant un système d’échange de quotas d’émission de gaz à effet de serre dans la Communauté, en vue de la mise en œuvre, d’ici 2020, d’une convention internationale portant application d’un mécanisme de marché mondial aux émissions de l’aviation internationale. ».
Art. 3. Dans le même accord de coopération, il est inséré un chapitre X/1, rédigé comme suit :
« CHAPITRE X/1. — Dérogations applicables par anticipation de la mise en œuvre, d’ici 2020, d’une convention internationale sur l’appli- cation d’un mécanisme de marché mondial ».
Art. 4. In hetzelfde samenwerkingsakkoord wordt in hoofdstuk X/1, ingevoegd bij artikel 3, een artikel 20/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
« Art. 20/1. § 1. In afwijking van de artikelen 6, 14, 15, 17 en 20, beschouwen de bevoegde autoriteit en de Nationale Klimaatcommissie de in deze artikelen vastgestelde verplichtingen als vervuld en ondernemen zij geen actie tegen vliegtuigexploitanten voor wat betreft :
1o alle emissies van vluchten naar of van luchthavens gelegen in landen buiten de Europese Economische Ruimte (EER) in elk kalender- jaar met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016;
2o alle emissies van vluchten tussen een luchthaven gelegen in een ultraperifeer gebied in de zin van artikel 349 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en een luchthaven gelegen in een ander gebied van de Europese Economische Ruimte (EER) in elk kalenderjaar met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016;
3o de inlevering van emissierechten voor geverifieerde emissies voor 2013 van vluchten tussen luchthavens gelegen in landen van de Europese Economische Ruimte (EER), die uiterlijk op 30 april 2015 in plaats van uiterlijk op 30 april 2014 plaatsvindt, en geverifieerde emissies voor 2013 van die vluchten, die uiterlijk op 31 maart 2015 in plaats van uiterlijk op 31 maart 2014 worden gerapporteerd.
Voor de toepassing van de artikelen 14 en 17 worden de geverifieerde emissies van vluchten andere dan deze vermeld in het eerste lid, 1o en 2o, beschouwd als geverifieerde emissies van de vliegtuigexploitant.
§ 2. In afwijking van artikel 7, § 1, en artikel 10, § 2, worden aan vliegtuigexploitanten voor wie de tijdelijke afwijkingen, vermeld in paragraaf 1, 1o en 2o gelden, een aantal kosteloze emissierechten toegewezen die zijn verminderd in verhouding tot de vermindering van de verplichting om emissierechten in te leveren, vermeld in paragraaf 2, 1o en 2o.
In afwijking van artikel 11 worden emissierechten die niet zijn toegewezen ten gevolge van de toepassing van het eerste lid geannu- leerd.
Wat de activiteiten in de kalenderjaren met ingang van 1 januari 2013 tot en met 31 december 2016 betreft, berekent elke bevoegde autoriteit uiterlijk op 15 augustus 2014 voor elke aan hem toegewezen vliegtuig- exploitant het aantal kosteloze toegewezen emissierechten overeenkom- stig het eerste lid, en bezorgt de toewijzingstabel aan de Nationale Klimaatcommissie. De Nationale Klimaatcommissie aggregeert de toewijzingstabellen van de bevoegde autoriteiten die aan haar worden bezorgd, en geeft opdracht aan de registeradministrateur om de geaggregeerde toewijzingstabel te publiceren op de website van het nationaal broeikasgasregister ten laatste op 31 augustus 2014.
§ 3. In afwijking van artikel 6 zijn vliegtuigexploitanten niet verplicht om emissiemonitoringplannen in te dienen die de maatregelen beschrij- ven om emissies te bewaken en te rapporteren met betrekking tot vluchten waarvoor de tijdelijke afwijkingen, vermeld in xxxxxxxxx 0, 0x xx 0x, xxxxxx.
§ 4. In afwijking van artikel 14, paragraaf 1 en 2, worden de emissies van een vliegtuigexploitant met totale jaarlijkse emissies van minder dan 25.000 ton CO2 beschouwd als geverifieerde emissies als deze werden vastgesteld met gebruikmaking van het instrument voor kleine emittenten dat door verordening (EU) nr. 606/2010 van de Commissie is goedgekeurd en door Eurocontrol werd voorzien van gegevens uit zijn ETS-ondersteuningsfaciliteit.″
Art.5. In artikel 8, paragraaf 1, punt 2o, wordt tussen de woorden
« voor wie de tonkilometergegevens een » en de woorden « jaarlijkse stijging vertonen » het woord « gemiddelde » ingevoegd.
Opgemaakt te Brussel, op 16 oktober 2015, in zoveel exemplaren als er contracterende partijen zijn,
Voor de Federale Staat, De Eerste Minister,
X. XXXXXX
De Minister van Mobiliteit,
J. GALANT
De federale Minister van Energie, Leefmilieu en Duurzame Ontwikkeling,
M-C. MARGHEM
Voor het Vlaamse Gewest,
De Minister-President van de Vlaamse Regering,
X. XXXXXXXXX
De Vlaamse Minister van Omgeving, Natuur en Landbouw,
J. SCHAUVLIEGHE
Art. 4. Dans le même accord de coopération, il est inséré au chapitre X/1, inséré par l’article 3, un article 20/1, rédigé comme suit :
« Art. 20/1. § 1. Par dérogation aux articles 6, 14, 15, 17 et 20, l’autorité compétente et la Commission nationale climat considèrent que les exigences énoncées dans les dispositions visées sont satisfaites et ne prennent aucune mesure à l’encontre des exploitants d’aéronefs en ce qui concerne :
1o toutes les émissions des vols à destination et en provenance d’aérodromes situés dans des pays en dehors de l’Espace économique européen (EEE) pour chaque année civile du 1er janvier 2013 au 31 décembre 2016;
2o toutes les émissions de vols reliant un aérodrome situé dans une région ultrapériphérique au sens de l’article 349 du traité sur le fonctionnement de l’Union européenne et un aérodrome situé dans une autre région de l’Espace économique européen (EEE) pour chaque année civile du 1er janvier 2013 au 31 décembre 2016;
3o la restitution des quotas, correspondant à des émissions vérifiées de 2013 dues à des vols entre des aérodromes situés dans des pays de l’Espace économique européen (EEE), ayant xxxx xx xxxx xxxx xx 00 xxxxx 0000 xx xxxx xx 00 xxxxx 0000, xxx xxxxxxxxx vérifiées de 2013 pour ces vols étant déclarées au plus tard le 31 mars 2015 au xxxx xx 00 xxxx 0000.
Xxx fins des articles 14 et 17, les émissions vérifiées dues à des vols autres que les émissions visées au premier alinéa, 1o et 2o, sont considérées comme les émissions vérifiées de l’exploitant d’aéronef.
§ 2. Par dérogation à l’article 7, paragraphe 1 et à l’article 10, paragraphe 2, un exploitant d’aéronef qui bénéficie des dérogations prévues xx xxxxxxxxxx 0xx, 0x xx 0x, xxxxxx, à titre gratuit, un nombre de quotas réduit en proportion de la réduction de l’obligation de restitution prévue au paragraphe 1er, 1o en 2o.
Par dérogation à l’article 11, les quotas non alloués, en conséquence de l’application de l’alinéa 1er, sont supprimés.
En ce qui concerne l’activité xx xxxxx xxx xxxxxx xxxxxx xx 0xx xxx- xxxx 0000 xx 31 décembre 2016, chaque autorité compétente calcule le nombre des quotas alloués à titre gratuit à chacun d’exploitant d’aéronef qui lui sont attribués conformément l’alinéa 1er au plus tard le 15 août 2014, et fait parvenir le tableau d’allocation à la Commission Nationale Climat. La Commission nationale Climat agrège les tableaux d’allocation des autorités compétentes qui lui sont parvenus, et donne mission à l’administrateur du registre de publier ces tableaux d’alloca- tion agrégés sur le site web du registre national des émissions de gaz à effet de serre au plus tard le 31 août 2014.
§ 3. Par dérogation à l’article 6, les exploitants d’aéronefs ne sont pas tenus de présenter des plans de surveillance comportant des mesures de suivi et de déclaration des émissions pour les vols faisant l’objet des dérogations prévues au paragraphe 1er, 1o et 2o.
§ 4. Par dérogation à l’article 14, paragraphes 1er et 2, lorsque les émissions annuelles totales d’un exploitant d’aéronef sont inférieures à
25.000 tonnes de CO2, ses émissions sont considérées comme des émissions vérifiées si elles sont déterminées à l’aide de l’outil pour petits émetteurs approuvé xx xxxxx xx xxxxxxxxx (XX) xx 000/0000 xx xx Xxxxxxxxxx xx xxx xxxxxx Xxxxxxxxxxx enregistre des données prove- nant de son dispositif d’aide pour le SEQE. ».
Art.5. A l’article 8, paragraphe 1er, point 2o, le mot « moyenne » est inséré entre les mots « une augmentation annuelle » et les mots
« supérieure à 18 % ».
Etabli à Bruxelles, le 16 octobre 2015, en autant d’exemplaires qu’il y a de parties contractantes,
Pour l’Etat fédéral, Le Premier Ministre,
X. XXXXXX
La Ministre de la Mobilité,
J. GALANT
La Ministre de l’Energie,
de l’Environnement et du Développement durable,
M-C. MARGHEM
Pour la Région flamande,
Xx Xxxxxxxx-Xxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxxxx xxxxxxx,
X. XXXXXXXXX
Xx Xxxxxxxx flamande de l’Environnement, de la Nature et de l’ Agriculture,
J. SCHAUVLIEGHE
De Vlaamse Minister van Mobiliteit, Openbare Werken, Vlaamse Rand, Toerisme en Dierenwelzijn,
X.XXXXX
Voor het Waalse Gewest,
De Minister-President van de Waalse Regering,
P. MAGNETTE
De Waalse Minister van de Plaatselijke Besturen, Stedenbeleid, Huisvesting en Energie,
X. XXXXXX
De Waalse Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit en Vervoer, Luchthavens en Dierenwelzijn,
C. DI XXXXXXX
Voor het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest,
De Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering,
X. XXXXXXXX
De Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met Huisvesting, Levenskwaliteit, Leefmilieu en Energie
X. XXXXXXXX
Le Ministre flamande de la Mobilité, des Travaux publics, de la Périphérie flamande de Bruxelles, du Tourisme et du Bien-Etre des Animaux,
X.XXXXX
Pour la Région wallonne,
Xx Xxxxxxxx-Xxxxxxxxx xx Xxxxxxxxxxxx xxxxxx,
X. XXXXXXXX
Xx Xxxxxxxx wallon des Pouvoirs locaux, de la Ville, du Logement et de l’Energie,
X. XXXXXX
Le Ministre wallon de l’Environnement, de l’Aménagement du terri- toire, de la Mobilité et des Transports, des Aéroports et du Bien-être animal,
X. XX XXXXXXX
Xxxx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx,
Xx Xxxxxxxx-Xxxxxxxxx du Gouvernement de la Région de Bruxelles-Capitale,
X. XXXXXXXX
Xx Xxxxxxxx xx Xxxxxxxxxxxx xx xx Xxxxxx xx Xxxxxxxxx-Xxxxxxxx, chargée du Logement, de la Qualité de Vie, de l’Environnement et de l’Energie,
X. XXXXXXXX
*
FEDERALE OVERHEIDSDIENST BUITENLANDSE ZAKEN, BUITENLANDSE HANDEL
EN ONTWIKKELINGSSAMENWERKING
[C − 2016/15081]
27 MEI 2016. — Besluit van de Voorzitter van het Directiecomité behoudende de wijziging van het huishoudelijk reglement van het Directiecomité van 16 mei 2003
De Voorzitter van het Directiecomité,
Gelet op het koninklijk besluit van 7 november 2000 houdende oprichting en samenstelling van de organen die gemeenschappelijk zijn aan iedere federale overheidsdienst, artikel 4, 2de lid;
Gelet op het huishoudelijk reglement van het Directiecomité van 16 mei 2003;
Gelet op de goedkeuring door het Directiecomité, gegeven op 27 mei 2016,
Besluit :
Artikel 1. Artikel 16, tweede lid, a), § 1 van het huishoudelijk reglement van het Directiecomité van 16 mei 2003, gewijzigd bij het besluit van de Voorzitter van het Directiecomité van 28 december 2009, wordt vervangen als volgt :
« § 1. Het Comité onderzoekt de ontvankelijkheid van de kandida- turen.
Het Comité legt de eventuele weging vast van de generieke en technische criteria waarop het zich baseert om zijn beslissing te rechtvaardigen, alvorens over te gaan tot een vergelijking van de titels en verdiensten van de kandidaten. »
Art. 2. Artikel 16, tweede lid, a), § 3 van hetzelfde huishoudelijk reglement, gewijzigd bij het besluit van de Voorzitter van het Directie- comité van 28 december 2009, wordt vervangen als volgt :
« § 3. Na deze vergelijking wordt er gestemd.
De stemming geschiedt door aan elke kandidaat een score per geëvalueerd criterium of groep van criteria toe te kennen.
In afwijking van het 1ste lid gebeurt deze stemming niet geheim (bv. bij handopsteking of mondeling).
Het totale aantal behaalde punten per geëvalueerd criterium bepaalt de rangschikking, met dien verstande dat de ambtenaar met het hoogste totaal op de eerste plaats wordt gerangschikt en dat de rangschikking van de overige kandidaten op dezelfde manier gebeurt. »
D. ACHTEN
SERVICE PUBLIC FEDERAL AFFAIRES ETRANGERES, COMMERCE EXTERIEUR
ET COOPERATION AU DEVELOPPEMENT
[C − 2016/15081]
27 MAI 2016. — Arrêté du Président du Comité de direction modifiant le règlement d’ordre intérieur du Comité de direction du 16 mai 2003
Le Président du Comité de direction,
Vu l’arrêté royal du 7 novembre 2000 portant création et composition des organes communs à chaque service public fédéral, l’article 4, alinéa 2;
Vu le règlement d’ordre intérieur du Comité de direction du 16 mai 2003;
Vu l’approbation du Xxxxxx xx xxxxxxxxx, xxxxxx xx 00 xxx 0000,
Xxxxxx :
Article 1er. L’article 16, alinéa 2, a), § 1er du règlement d’ordre intérieur du Comité de direction du 16 mai 2003, modifié par l’arrêté du Président du Comité de direction du 28 décembre 2009, est remplacé par ce qui suit :
« § 1er. Le Comité examine la recevabilité des candidatures.
Le Comité fixe, par fonction, la pondération éventuelle des critères génériques et techniques sur lesquels il est appelé à fonder sa proposition, avant de procéder à la comparaison des titres et mérites des candidats. »
Art. 2. L’article 16, alinéa 2, a), § 3 du même règlement d’ordre intérieur, modifié par l’arrêté du Président du Comité de direction du 28 décembre 2009, est remplacé par ce qui suit :
« § 3. A l’issue de cette comparaison, il est procédé à un vote.
Le vote s’exprime par l’attribution à chaque candidat d’une cote par critère ou groupe de critères évalué.
Par dérogation à l’alinéa 1er, ce vote n’est pas secret (par ex. à main levée ou oral).
Le total des cotes obtenues par critère évalué détermine le classement des candidats, étant entendu que le candidat ayant obtenu le total le plus élevé est classéà la première place et que le classement des autres candidats est établi en conséquence. »
D. ACHTEN