Inhoud
Inhoud
1 Werk en uitkering 5
1.1 Inkomen algemeen 6
1.2 Werk 6
1.3 Uitkeringen 7
1.3.1 Participatiewet, bijstandsuitkering 8
1.3.2 IOAW, inkomensvoorziening ouderen werkloos / arbeidsongeschikt 9
1.3.3 IOW, inkomensvoorziening ouderen na WW 9
1.3.4 IOAZ, inkomensvoorziening oudere zelfstandigen 9
1.3.5 Bbz, Bijstand voor zelfstandigen 10
1.3.6 Werkloosheidswet (WW) 10
1.3.7 Ziektewetuitkering (ZW) 11
1.3.8 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) 11
1.3.9 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) 12
1.3.10 Toeslagenwet: aanvulling op UWV-uitkering 13
1.4 Pensioenen 13
1.4.1 Algemene Ouderdomswet (AOW) 13
1.4.2 Tijdelijke overbruggingsuitkering AOW 14
1.4.3 Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) 14
1.4.4 Aanvullende bedrijfspensioenen 14
1.4.5 Algemene nabestaandenwet (Anw) 15
2 Financiële voorzieningen 16
2.1 Gemeentelijke voorzieningen 17
2.1.1 Collectieve zorgverzekering 17
2.1.2 Bijzondere bijstand 17
2.1.3 Individuele inkomenstoeslag 18
2.1.4 U-pas 18
2.1.5 Woonkostentoeslag 19
2.1.6 Kwijtschelding lokale belastingen (BghU) 19
2.1.7 Regeling Tegemoetkoming zorgkosten 20
2.1.8 Gratis reizen voor 66-plussers en kinderen tot 12 jaar 20
2.2 Kinderbijslag 21
2.3 Voedselbank 22
2.4 Fondsen 22
3 Belastingen en toeslagen (Awir) 23
3.1 Belastingen 24
3.1.1 Belastingbegrippen en DigiD 24
3.1.2 Inkomstenbelasting 25
3.1.3 Invordering van belastingen 28
3.1.4 Ondernemer en belastingen 29
3.2 Toeslagen (Awir) 30
3.2.1 Huurtoeslag 33
3.2.2 Zorgtoeslag 34
3.2.3 Kinderopvangtoeslag 35
3.2.4 Kindgebonden budget 35
4 Schulden en vaste lasten 37
4.1 Schulden 38
4.1.1 Rekeningen betalen of betwisten 38
4.1.2 Kosten van schulden 38
4.1.3 Beslag 39
4.1.4 Verrekening 41
4.1.5 Schuldeisers met een bijzondere positie 42
4.1.6 Betalingsregeling Rijk 42
4.1.7 Wanbetalersregeling 42
4.1.8 Schuldhulpverlening 43
4.1.9 Schuldhulpverlening in de gemeente Utrecht 45
4.1.10 Bewind, curatele en mentorschap 46
4.2 Vaste lasten, verzekeringen en detentie 47
4.2.1 Vaste lasten 47
4.2.2 Verzekeringen 48
4.2.3 Detentie 49
5 Zorg 51
5.1 Het Nederlandse zorgstelsel 52
5.2 Zorgverzekeringswet (Zvw) 52
5.3 Wet langdurige zorg (Wlz) 53
5.4 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 54
5.5 Jeugdwet 55
5.6 De zorg betalen 56
5.7 Zorg voor ongedocumenteerden 56
5.8 Vervoersvoorzieningen 56
6 Wonen 59
6.1 Huurwoning 60
6.1.1 Verschillende soorten huurwoningen 60
6.1.2 Huurovereenkomst 60
6.1.3 Huurprijs 60
6.1.4 Onderhoud woning 61
6.1.5 Onderhuur 62
6.1.6 Samenwonen 62
6.1.7 Medehuur 62
6.1.8 Einde huurovereenkomst 63
6.2 Huurwoning zoeken in regio Utrecht 64
6.2.1 Vrije sector woning / particuliere huurwoning 64
6.2.2 Sociale huurwoning regio Utrecht 65
6.3 Opvang in de gemeente Utrecht 66
6.3.1 Dak- of thuisloos 66
6.3.2 24-uurs opvang 67
6.3.3 Begeleid en beschermd wonen 68
6.3.4 Huiselijk geweld 69
6.3.5 Stichting de Tussenvoorziening 70
7 Energie 72
7.1 Tijdelijk Noodfonds Energie 73
7.2 Initiatieven van de gemeente 73
7.3 Afsluiting van energie 73
7.4 Huisuitzettingen 74
8 Bijlagen 75
Checklist Inkomen en Voorzieningen 2024 76
Uitkeringsbedragen en minimumloon per 1 januari 2024 78
Colofon 82
1. Werk en uitkering
1.1 Inkomen algemeen
Voor verschillende soorten inkomen gelden verschillende regels. Op sommige soorten inkomen (zoals loon uit werk en uitkeringen) worden loonbelasting en premie volksverzekering ingehouden, op andere soorten niet. Xxxx hierover meer in 3.1.1. Belastingbegrippen en DigiD.
Bij iedere betaling die is gewijzigd ten opzichte van de vorige, bestaat recht op een betaalspecificatie. Hierin staat minimaal hoe het inkomen is opgebouwd, wat erop is ingehouden en welke reserveringen zijn opgebouwd (bijvoorbeeld vakantiegeld of 13e maand).
Werknemers en uitkeringsgerechtigden hebben naast de specificatie per betaling ook recht op een jaaropgave waarin het inkomen, de loonbelasting, de arbeids- en heffingskorting over het hele jaar vermeld staan.
1.2 Werk
De belangrijkste rechten en plichten rond werk en loon zijn terug te vinden in de arbeidsovereenkomst, een eventuele cao en de Wet (titel 10 van Burgerlijk Wetboek 7 en de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag). Praktische informatie over arbeidsrecht is te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx. Werknemers met arbeidsrechtelijke vragen die niet terechtkunnen bij een vakbond of rechtsbijstandverzekering kunnen voor advies aankloppen bij de sociaal raadslieden in een buurtteam of bij het Juridisch Loket.
Wie is werknemer?
Werknemers hebben enkele belangrijke rechten, zoals het recht op minimumloon en ontslagbescherming maar niet iedereen met betaald werk is werknemer. Er zijn 3 vormen van werk tegen betaling: de arbeidsovereenkomst, de overeenkomst van opdracht en de overeenkomst tot aanneming van werk. Alleen met een arbeidsovereenkomst gelden de beschermende regels voor werknemers. Voor mensen die werken onder een overeenkomst van opdracht of aanneming van werk wordt geen loonheffing ingehouden, geldt geen minimumloon, geen loon bij ziekte en geen ontslagbescherming.
Volgens de wet is er een arbeidsovereenkomst als aan de volgende 4 eisen is voldaan:
1. de werknemer verbindt zich het werk persoonlijk te verrichten,
2. in dienst van de werkgever die gezag heeft over de werknemer,
3. tegen loon,
4. gedurende enige tijd.
Het gaat om de daadwerkelijke situatie. Ook zonder schriftelijke afspraken kan er een arbeidsovereenkomst zijn. Als op papier een overeenkomst van opdracht is afgesloten, kan toch sprake zijn van een arbeidsovereenkomst als in de praktijk aan bovenstaande eisen is voldaan. Aangezien een werkgever vrijwel altijd zeggenschap heeft over de inhoud van de werkzaamheden en de manier, tijd en plaats waarop deze verricht moeten worden, is zelden sprake van een overeenkomst van opdracht. Toch zijn er voorbeelden denkbaar waarin geen sprake is van een arbeidsovereenkomst:
• Een krantenjongen die zich mag laten vervangen, doet het werk niet persoonlijk (1) en is dus geen werknemer maar werkt onder een overeenkomst van opdracht.
• Een meubelmaker die zelf bepaalt waar, wanneer en hoe hij werkt, staat niet onder gezag van een werkgever (2) en is dus geen werknemer maar werkt onder een overeenkomst tot aanneming van werk.
• Een stagiair met een vergoeding die uitsluitend is bedoeld om kosten te dekken, is geen werknemer want er is geen sprake van loon (3). Overigens is een stagiair ook bij een hogere vergoeding vaak geen werknemer omdat de nadruk ligt op leren en het werk beperkte economische waarde vertegenwoordigt.
• Een uitzendkracht is niet in dienst van het bedrijf waar hij werkt maar van het uitzendbureau.
Als niet duidelijk is of het een arbeidsovereenkomst betreft, kan het ‘wettelijk rechtsvermoeden’ uitkomst bieden: als iemand gedurende 3 maanden wekelijks tegen beloning heeft gewerkt, voor minimaal 20 uur per maand, mag worden aangenomen dat er sprake is van een arbeidsovereenkomst. Dan is het aan de werkgever om het tegendeel aan te tonen, bijvoorbeeld door de gezagsverhouding ter discussie te stellen.
Particulieren die minder dan 4 dagen per week huishoudelijk werk doen bij een andere particulier, zoals schoonmaakwerk of oppassen kunnen ook werknemer zijn maar hebben minder rechten. De overheid wil met
deze Regeling dienstverlening aan huis de administratieve lasten verkleinen van particulieren die hulp of zorg nodig hebben. Voor de dienstverleners geldt het volgende:
• slechts 6 weken loon bij ziekte, in plaats van 2 jaar,
• voor ontslag is geen ontslagvergunning van UWV of ontbinding door een rechter vereist,
• niet verplicht verzekerd voor ZW en WW. Hier staat tegenover dat ook geen premie wordt ingehouden op het loon. Vrijwillige verzekering voor ZW of WW is mogelijk, maar duur,
• uitkering bij zwangerschaps- en bevallingsverlof is niet gebaseerd op eigen loon maar op minimumloon,
• geen inhouding van loonheffing en bijdrage Zvw op het inkomen. De werknemer moet het inkomen zelf opgeven bij de Belastingdienst en reserveren voor de belasting die na de aanslag verschuldigd is.
Xxxx meer over deze regeling op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: dienstverlening aan huis).
Loon
Loon is de tegenprestatie voor werk. Loon wordt doorgaans per week, per 4 weken of per maand betaald. De hoogte van het loon bepalen werkgever en werknemer onderling binnen de grenzen van de wet en een eventuele cao. De Wet minimumloon stelt een ondergrens die 2 keer per jaar, op 1 januari en 1 juli, wordt geïndexeerd. De wet voorziet in een minimum uurloon en een vakantietoeslag van 8%. Voor werknemers jonger dan 21 jaar gelden lagere normen: het minimum jeugdloon.
De hoogte van het minimumloon is te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: minimumloon) en in het overzicht Uitkeringsbedragen en minimumloon in de bijlage.
De Wet minimumloon geldt voor iedereen die in Nederland onder een arbeidsovereenkomst werkt. Als een collectieve arbeidsovereenkomst (cao) of bedrijfsreglement van toepassing is bestaat vaak recht op een hoger loon afhankelijk van functie en ervaring. De Wet minimumloon houdt hiermee geen rekening en biedt dus geen recht op een periodieke verhoging buiten de jaarlijkse inflatiecorrectie.
Een cao is van toepassing als deze van toepassing is verklaard in de arbeidsovereenkomst of als deze door de minister algemeen verbindend is verklaard en de werknemer onder de werkingssfeer valt. Het is niet altijd makkelijk om na te gaan of een cao van toepassing is. Als de arbeidsovereenkomst of loonstrook geen duidelijkheid bieden, bekijk dan het overzicht op xxx.xxx.xx, Cao & Sector.
Loon bij ziekte
Werknemers hebben bij ziekte in beginsel 2 jaar recht op doorbetaling van 70% van het loon. Meestal is bij overeenkomst of cao een hoger percentage afgesproken. Tijdens het eerste jaar moet minstens het minimumloon voor de contracturen worden doorbetaald.
Werknemers met een contract voor bepaalde tijd dat afloopt tijdens ziekte, hebben recht op een ziektewetuitkering van UWV. De inleenovereenkomst van uitzendkrachten eindigt doorgaans bij ziekmelding, waardoor zij geen loon bij ziekte krijgen maar een ziektewetuitkering van UWV. Om aanspraak te maken op deze uitkering moet de uitzendorganisatie de zieke uitzendkracht ziek uit dienst melden. Dit gebeurt niet altijd, dus doen uitzendkrachten er goed aan dit bij UWV te controleren en zich zo nodig zelf ziek uit dienst te melden.
1.3 Uitkeringen
Mensen zonder inkomen, of met een laag inkomen uit werk of uitkering, kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op een uitkering die hun inkomen aanvult tot het voor hen geldende sociaal minimum, de bijstandsnorm.
De hoogte van de bijstandsnorm hangt af van de woonsituatie en de leeftijd. Voor zelfstandig wonenden wordt onderscheid gemaakt tussen alleenstaanden, gehuwden/samenwonenden en kostendelers. Daarnaast zijn er verschillende normen voor de volgende leeftijdsgroepen:
• 18 tot 21 jaar,
• 21 tot AOW-leeftijd,
• AOW-leeftijd en ouder.
Het sociaal minimum is afgeleid van het wettelijk minimumloon, dat jaarlijks op 1 januari en 1 juli wordt bijgesteld. De bedragen staan in het overzicht Uitkeringsbedragen en minimumloon in de bijlage bij deze U wijzer.
De bijstandsuitkering is de enige uitkering die werkt met netto bedragen. De bruto jaarbedragen staan op de jaaropgaaf, deze worden gebruikt bij de belastingaangifte en het aanvragen van regelingen en toeslagen.
Jongeren van 18 tot 21 jaar met een bijstandsuitkering kunnen in aanmerking komen voor jongerentoeslag. Deze valt onder de bijzondere bijstand.
Voor mensen die niet zelfstandig wonen maar in een instelling of verzorgingshuis verblijven, bestaat de zogeheten zak- en kleedgeldnorm. Deze staat in artikel 23 van de Participatiewet.
Kostendelersnorm
Als iemand medebewoners heeft van 27 jaar of ouder die niet studeren, wordt hij geacht de kosten voor wonen te kunnen delen. Daarom is per 1 januari 2015 de kostendelersnorm ingevoerd. Deze wordt toegepast in de Participatiewet, de Anw, de AIO en de Toeslagenwet (UWV). Kijk voor informatie over de kostendelersnorm op de website van de gemeente Utrecht: xxx.xxxxxxx.xx (zoek op: hoogte bijstandsuitkering of kostendelersnorm).
1.3.1 Participatiewet, bijstandsuitkering
De Participatiewet is in de plaats gekomen van meerdere oudere wetten rondom bijstand en sociale werkvoorziening, waaronder de Wet werk en bijstand. De Participatiewet regelt de uitkeringen voor mensen die geen of niet voldoende inkomsten hebben en de activering van mensen met een arbeidsbeperking. Een bijstandsuitkering is het laatste vangnet van het sociale zekerheidsstelsel. Dat houdt in dat het inkomen wordt aangevuld als de eigen middelen en andere voorzieningen niet voldoende zijn om in de noodzakelijke kosten van het bestaan te voorzien. Als een andere uitkering of betaald werk mogelijk is, is er sprake van een voorliggende voorziening. De bijstandsaanvraag wordt dan afgewezen. De gemeente vult het inkomen maximaal aan tot het voor de aanvrager geldende sociaal minimum.
Voorwaarden
Aan het ontvangen van een bijstandsuitkering zijn een paar voorwaarden verbonden. De belangrijkste voorwaarden zijn de informatieplicht en de activeringsplicht. Wie een uitkering ontvangt, is verplicht iedere wijziging in gezinssituatie, inkomen en vermogen door te geven aan Werk en Inkomen (WenI). Daarnaast is het de bedoeling dat mensen met een uitkering zo snel mogelijk in staat zijn weer in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Zij hebben een sollicitatieplicht en zijn verplicht mee te werken aan een re-integratietraject. Gebeurt dit niet, of niet op tijd, dan kan de afdeling WenI een maatregel opleggen. Dit houdt in dat de uitkering voor een bepaalde periode met een bepaald percentage wordt gekort. Wie denkt niet in staat te zijn om aan de sollicitatieverplichting te voldoen, kan bij XxxX een ontheffing voor een jaar aanvragen. Of dit wordt toegekend, hangt af van de uitslag van de keuring en eventuele bijzondere omstandigheden. Verder geldt een vermogenstoets. In artikel 34 van de Participatiewet staat welk vermogen wordt vrijgelaten. De aanvraagdatum van de uitkering geldt bij toekenning als de ingangsdatum. De uitkering kan niet met terugwerkende kracht worden aangevraagd.
Taaleis
Bijstandsgerechtigden moeten de Nederlandse taal voldoende beheersen als zij bijstand krijgen. Een betere taalbeheersing moet helpen om betaald werk te vinden. Bijstandsgerechtigden moeten basiskennis hebben van de Nederlandse taal op referentieniveau 1F. Dat betekent dat iemand een makkelijk gesprek kan voeren en simpele teksten kan lezen en schrijven.
Wanneer voldoet iemand aan de taaleis?
• Wanneer hij 8 jaar Nederlandstalig onderwijs heeft gevolgd, of
• het inburgeringsexamen heeft behaald, of
• een ander document heeft waaruit blijkt dat hij de Nederlandse taal beheerst.
Als iemand niet voldoet aan de taaleis en niet voldoende moeite doet om Nederlands te leren, mag de gemeente de bijstandsuitkering verlagen. Het gaat om een inspanningsverplichting van de bijstandsgerechtigde: door inspanning te tonen de taal beter te leren, wordt een verlaging van de bijstand voorkomen.
Eigen huis en bijstand
De overwaarde van een eigen huis mag niet meer zijn dan € 63.900. De overwaarde is de WOZ-waarde min het openstaande hypotheekbedrag. Als de overwaarde van het eigen huis hoger is dan deze norm kan de eigenaar die
in dat huis woont toch in aanmerking komen voor een bijstandsuitkering. De uitkering wordt dan als lening verstrekt. De gemeente vestigt na een half jaar een krediethypotheek met de woning als onderpand. De € 63.900. wordt vrijgelaten. De eigenaar kan in het huis blijven wonen zolang hij wil. Pas bij verkoop van het huis moet hij de krediethypotheek aflossen. Een tweede (vakantie)huis in Nederland of in het buitenland valt niet onder deze regeling en geldt als vermogen.
Op de website van de gemeente Utrecht staan informatieve filmpjes over de aanvraagprocedure en de rechten en verplichtingen die gelden als iemand een uitkering heeft.
1.3.2 IOAW, inkomensvoorziening ouderen werkloos / arbeidsongeschikt
De IOAW is bedoeld voor oudere werkloze en/of arbeidsongeschikte werknemers (geboren vóór 1 januari 1965) die geen recht meer hebben op een WW-uitkering. Zij hoeven geen beroep te doen op de bijstand. De IOAW- uitkering vult aan tot het bijstandsniveau als het inkomen van de aanvrager en de partner niet voldoende is. In de IOAW wordt, in tegenstelling tot de bijstand, geen rekening gehouden met het vermogen van de aanvrager en de eventuele partner. Wel wordt rekening gehouden met het inkomen van een partner.
De voorwaarden zijn:
• op of na het 50ste jaar werkloos geworden, nog niet AOW-gerechtigd en langer dan 3 maanden een WW-uitkering ontvangen, of
• na het 50ste jaar recht gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering die gestopt is omdat iemand bij herkeuring minder dan 35% arbeidsongeschikt was, of
• gedeeltelijk arbeidsongeschikt (minder dan 80%), op 28 december 2005 al een IOAW-uitkering en geen recht op Toeslagenwet (UWV).
1.3.3 IOW, inkomensvoorziening ouderen na WW
De Wet inkomensvoorziening oudere werklozen (IOW) is een tijdelijke regeling (tot 2027) voor een uitkering op bijstandsniveau. Een oudere werkloze kan na afloop van de WW-uitkering of de loongerelateerde WGA-uitkering mogelijk een beroep doen op de IOW.
Net zoals in de IOAW geldt geen vermogenstoets. Het grootste voordeel ten opzichte van de IOAW is dat het inkomen van een partner niet meetelt en dat een partner niet hoeft te solliciteren.
De voorwaarden voor de IOW na WW zijn:
• 60 jaar en 4 maanden of ouder op het moment van werkloos worden,
• einddatum van WW-uitkering bereikt,
• WW-uitkering gestart na 30 september 2006 en voor 1 januari 2024,
• langer dan 3 maanden een WW-uitkering ontvangen.
De voorwaarden voor de IOW na WGA zijn:
• 60 jaar of ouder toen WGA begon,
• maximale duur van loongerelateerde WGA bereikt,
• WGA gestart na 31 december 2007 en voor 1 januari 2020.
1.3.4 IOAZ, inkomensvoorziening oudere zelfstandigen
De IOAZ is gericht op zelfstandigen van 55 jaar tot de AOW-leeftijd, die de uitoefening van hun bedrijf hebben gestopt omdat het bedrijf niet meer rendabel was nadat ze 55 jaar zijn geworden. Anders dan bij de IOAW is er bij de IOAZ een vermogenstoets. Een IOAZ-uitkering moet worden aangevraagd bij de gemeente vóórdat de onderneming wordt gestopt.
De voorwaarden zijn:
• 55 jaar of ouder maar AOW-leeftijd nog niet bereikt,
• ten minste 10 jaar als zelfstandige gewerkt (of 3 jaar en daarvoor 7 jaar in loondienst),
• 1225 uur of meer in het eigen bedrijf gewerkt (dat is gemiddeld 24 uur per week),
• de inkomsten (winst) uit het bedrijf waren de laatste 3 jaar minder dan gemiddeld
€ 28.957 bruto per jaar; ook eventuele andere inkomsten dan winst uit bedrijf tellen mee,
• voor de toekomst wordt een inkomen verwacht van minder dan € 33.212 bruto per jaar.
1.3.5 Bbz, bijstand voor zelfstandigen
Voor zelfstandige ondernemers met tijdelijke financiële problemen of net startende ondernemers die nog niet van hun bedrijf kunnen rondkomen, is onder strakke voorwaarden recht op bijstand. Dat kan een uitkering of bedrijfskapitaal zijn via de Bbz: Besluit bijstandverlening zelfstandigen. De voorwaarden zijn verschillend voor startende ondernemers, gevestigde ondernemers, stoppende ondernemers en voor oudere ondernemers (geboren voor 1 januari 1960). Stoppende ondernemers van 55 jaar of ouder kunnen mogelijk een beroep doen op de IOAZ. Ook is er financiële ondersteuning mogelijk voor bijstandsgerechtigden die een eigen bedrijf willen starten. Zelfstandigen die een aanvraag willen doen in het kader van Bbz kunnen op de website van de gemeente een checklist invullen om hun mogelijkheden te zien. Aan de hand daarvan kunnen zij zich aanmelden voor een voorlichtingsbijeenkomst over Bbz. Kijk voor alle voorwaarden op xxx.xxxxxxx.xx, zoek op: bijstand zelfstandigen.
1.3.6 Werkloosheidswet (WW)
Iedere werknemer die in loondienst is bij een Nederlandse werkgever is verzekerd voor de WW. De WW wordt uitgevoerd door UWV.
Recht op een WW-uitkering
Het moet gaan om een verlies van minimaal 5 uur per week. Bij een baan van gemiddeld minder dan 10 uur per week is sprake van werkloosheid bij verlies van minimaal de helft van de uren. In de laatste 36 weken moet er 26 weken gewerkt zijn (dus 6 maanden in de afgelopen 9 maanden).
Hoogte, duur en opbouw van de WW
Nadat iemand een WW-uitkering heeft aangevraagd, stelt UWV vast hoe hoog de uitkering zal zijn. De basis daarvoor is het dagloon. Hiervoor wordt gekeken naar het sociale verzekeringsloon (sv-loon) dat iemand verdiende in de 12 maanden voorafgaand aan de werkloosheid, ook als dit loon bij verschillende werkgevers is verdiend of als het is verdiend in verschillende dienstverbanden bij dezelfde werkgever. Als er recht is op WW, is dat minimaal voor 3 maanden. Dat is de basisuitkering. Wie 4 van de laatste 5 jaar heeft gewerkt kan langer recht hebben op WW.
Op xxx.xxx.xx staat een rekenhulp om de duur en de hoogte van de WW te berekenen (zoek op: werkloos). De duur van het recht op WW is afhankelijk van het arbeidsverleden. De hoogte van de uitkering hangt af van het laatstverdiende loon. Er is een sollicitatieplicht en de uitkering kan worden gekort wanneer iemand niet voldoende solliciteert. Maandelijks moet op een formulier worden ingevuld óf er in de afgelopen periode inkomsten uit werk waren, hoe hoog die inkomsten waren en welke sollicitatieactiviteiten zijn verricht. Vervolgens krijgt iemand een uitkeringsspecificatie waarop onder meer de bruto en netto uitkering voor de komende periode staan.
Een WW-uitkering duurt maximaal 2 jaar. Werknemers bouwen in de eerste 10 jaar van hun loopbaan per gewerkt jaar één maand WW-recht op, daarna per gewerkt jaar een halve maand. WW-rechten die opgebouwd zijn voor 1 januari 2016 blijven tellen voor één maand.
In verschillende cao’s zijn inmiddels afspraken gemaakt om de WW-duur aan te vullen tot 38 maanden. Bij ontslag is er ook recht op een ontslag- of transitievergoeding: de hoogte is afhankelijk van het salaris en de duur van het dienstverband.
Inkomensverrekening
In de WW worden inkomsten als volgt verrekend: van elke verdiende bruto euro mag iemand 30% zelf houden. Hierdoor loont het altijd om vanuit de WW aan het werk te gaan.
Passende arbeid
Na een half jaar WW-uitkering wordt alle arbeid als passend gezien. Dit betekent dat het niveau of salaris van een baan geen belemmering meer mag zijn om die baan te accepteren of daarop te solliciteren.
Betaling
De WW-uitkering wordt per maand uitbetaald, en pas na afloop van een maand. Eerst moet iemand doorgeven hoeveel hij in een maand heeft verdiend, of dat er géén inkomsten waren. Daarna wordt de hoogte van de WW- uitkering vastgesteld en betaalt UWV de uitkering.
1.3.7 Ziektewetuitkering (ZW)
Als iemand ziek uit dienst gaat en minder dan 2 jaar ziek is of als flexwerker/uitzendkracht ziek wordt, kan hij een ziektewetuitkering aanvragen. De ziektewetuitkering is voor mensen die werkten op het moment dat ze ziek werden, maar die geen werkgever meer hebben die het loon doorbetaalt. Zieke werknemers met een dienstverband hebben dus meestal geen recht op ZW maar moeten (zo nodig) loondoorbetaling van hun werkgever vorderen (zie ook 1.2 Loon bij ziekte).
Hoogte
De ziektewetuitkering is 70% van het dagloon en wordt iedere week uitbetaald. Werknemers die ziek zijn als gevolg van orgaandonatie of zwangerschap/bevalling hebben recht op 100% van het dagloon. Het dagloon wordt berekend door het sociale verzekeringsloon (sv-loon) in het jaar voorafgaand aan de ziekte te delen door 261 (dagen). Het sv-loon is het loon waarover belasting en premie verschuldigd is. Vaak staat dit als zodanig vermeld op de loonstrook. Op de site van UWV staat een rekenhulp om het dagloon te berekenen: xxx.xxx.xx. Zoek op: ziek zonder werkgever. Een ziektewetuitkering wordt inclusief vakantiegeld betaald.
Duur
Tijdens het eerste ziektejaar bestaat recht op ZW zolang de oude functie als gevolg van arbeidsongeschiktheid niet volledig en ongewijzigd kan worden uitgevoerd. Vanaf het tweede ziektejaar wordt ook de geschiktheid voor ander werk onderzocht. Als met een andere functie meer dan 65% van het oude loon kan worden verdiend, stopt de ziektewetuitkering.
Of de functies op dat moment ook echt beschikbaar zijn, is niet relevant. Als de ziektewetuitkering eindigt doordat de persoon in kwestie niet meer (voldoende) arbeidsongeschikt is, komt hij mogelijk in aanmerking voor WW. Na 2 jaar ziekte eindigt de ziektewetuitkering. Bij een arbeidsongeschiktheid hoger dan 35% bestaat mogelijk recht op WIA.
1.3.8 Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA)
De WAO is op 1 januari 2006 vervangen door de WIA. Wie voor 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden, valt nog onder de WAO. De WAO loopt door zolang iemand arbeidsongeschikt is. Ook bij een gedeeltelijke WAO blijft de WAO gedurende de eerste 5 jaar dat iemand (gedeeltelijk) gaat werken, van toepassing. Wie op of na 1 januari 2004 arbeidsongeschikt is geworden, valt onder de WIA.
Op het moment dat iemand door ziekte (gedeeltelijk) niet meer kan werken, kan hij in aanmerking komen voor een WIA-uitkering. Dat kan pas als iemand bijna 2 jaar ziek is.
In deze periode is het loon door de werkgever doorbetaald of was er recht op een ziektewetuitkering. Na 2 jaar (104 weken) ziekte betaalt de werkgever het loon niet meer door of stopt de ziektewetuitkering. Daarom is het belangrijk om op tijd een WIA-uitkering aan te vragen, dat wil zeggen vanaf de 89ste ziekteweek tot uiterlijk de 93ste week van de ziekte.
UWV bepaalt aan de hand van een arbeidsongeschiktheidskeuring of iemand in aanmerking komt voor een WIA- uitkering. De keuring bestaat uit 2 onderzoeken: één door een verzekeringsarts en één door een arbeidsdeskundige. De verzekeringsarts kijkt naar de medische situatie. Als hij vaststelt dat iemand helemaal niet meer kan werken, is een onderzoek door de arbeidsdeskundige niet meer nodig.
De arbeidsdeskundige kijkt naar het werk dat iemand nog zou kunnen doen en wat hij daarmee zou kunnen verdienen. Al het werk dat algemeen geaccepteerd is, komt in aanmerking. Er wordt rekening gehouden met (werk)ervaring of opleidingsniveau. Als iemand volledig of gedeeltelijk kan werken wordt verwacht dat hij actief op zoek gaat naar werk. Op basis van de conclusies van de verzekeringsarts en de arbeidsdeskundige wordt bepaald of iemand in aanmerking komt voor een (gedeeltelijke) WIA-uitkering.
IVA of WGA, volledig en/of gedeeltelijk arbeidsongeschikt
De WIA bestaat uit 2 regelingen, namelijk IVA (Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten) en WGA (Werkhervattingsregeling Gedeeltelijk Arbeidsgeschikten). Bij de beoordeling van het recht op een WIA-uitkering wordt geen rekening gehouden met vermogen. Ook wordt niet gekeken naar de inkomsten van een partner.
Inkomsten uit werk hebben wel invloed op de uitkering. Meer informatie op xxx.xxx.xx (zoek op: particulieren > ziek).
IVA
Er is recht op een IVA-uitkering bij volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid (80 tot 100%). De hoogte van de IVA-uitkering hangt samen met het laatst verdiende loon. Op basis van het jaarloon voorafgaand aan de ziekte berekent UWV het WIA-maandloon. De uitkering is 75% van dit maandloon. Zolang iemand volledig arbeidsongeschikt blijft, krijgt hij een IVA- uitkering.
WGA
Er is recht op een WGA-uitkering bij gedeeltelijke of tijdelijke arbeidsongeschiktheid. Uitgangspunt is dat de werknemer zoveel mogelijk blijft werken. De eigen inkomsten worden aangevuld met een loongerelateerde uitkering, een loonaanvullende uitkering of een vervolguitkering. Bij minder dan 35% arbeidsongeschiktheid bestaat geen recht op WGA.
Loongerelateerde uitkering
De loongerelateerde uitkering (LGU) duurt minimaal 3 en maximaal 24 maanden. In de brief met de beslissing staat hoelang de uitkering duurt. Dat hangt onder andere af van het aantal gewerkte jaren voorafgaand aan het moment van ziek worden. Dat is het arbeidsverleden. Op MijnUWV is te zien wat iemands arbeidsverleden is volgens UWV. Ongeveer 3 maanden voordat de loongerelateerde uitkering afloopt, stuurt UWV een brief. Daarin staat of iemand een andere WGA-uitkering krijgt: een loonaanvullende uitkering óf een vervolguitkering.
Loonaanvullende uitkering
Het verschilt per situatie hoelang de loonaanvullende uitkering duurt.
• Iemand verdient minder dan de helft van wat hij volgens de arbeidsdeskundige kan verdienen. De loonaanvullende uitkering wordt dan omgezet in een vervolguitkering en het inkomen kan dan sterk omlaag gaan.
• Iemand verdient weer meer dan 65% van het oude loon. De uitkering stopt na 1 jaar.
• Iemand kan volgens de arbeidsdeskundige weer meer dan 65% van het oude loon verdienen, maar verdient dit loon niet. De uitkering stopt dan na 2 maanden.
• Gaat het veel slechter met iemands gezondheid? En is het zeer waarschijnlijk dat hij daardoor nooit meer dan 20% van het oude loon kan verdienen? Dan krijgt hij mogelijk een IVA-uitkering.
• Als er niets verandert in de situatie, krijgt iemand de uitkering tot aan de AOW-leeftijd.
Vervolguitkering
Het verschilt per situatie hoelang de vervolguitkering duurt.
• Iemand gaat de helft of meer verdienen van wat hij volgens de arbeidsdeskundige kan verdienen. De vervolguitkering wordt omgezet in de hogere loonaanvullingsuitkering.
• Iemand verdient meer dan 65% van het oude loon. De vervolguitkering stopt dan na 1 jaar.
• Iemand kan volgens de arbeidsdeskundige weer meer dan 65% of meer van het oude loon verdienen. Dan stopt de vervolguitkering na 2 maanden.
• Gaat het veel slechter met iemands gezondheid? En is het zeer waarschijnlijk dat hij daardoor nooit meer dan 20% van het oude loon kan verdienen? Dan krijgt hij mogelijk een IVA-uitkering.
• Als er niets verandert in de situatie, dan krijgt iemand de uitkering tot aan de AOW-leeftijd.
1.3.9 Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong)
De Wajong is een uitkering voor jongeren die voor hun 18e of tijdens hun studie arbeidsongeschikt zijn geworden. Iemand wordt gezien als arbeidsongeschikt wanneer hij door ziekte of beperking niet in staat is hetzelfde te verdienen als een gezond persoon van dezelfde leeftijd. Een Wajong-uitkering is vanaf 2015 alleen nog toegekend aan mensen die helemaal niet (meer) kunnen werken. Voorheen werd deze uitkering ook toegekend wanneer iemand slechts gedeeltelijk niet kon werken.
Bij de Wajong zijn 3 situaties te onderscheiden:
• oude Wajong, aangevraagd voor 2010,
• nieuwe Wajong 2010, aangevraagd tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2015,
• Wajong 2015, aangevraagd vanaf 1 januari 2015.
De huidige Wajong 2015 is bedoeld voor mensen die al vanaf jonge leeftijd een ziekte of beperking hebben en daardoor nu en in de toekomst niet kunnen werken. Iemand die om deze reden arbeidsbeperkt is en een Wajong-
uitkering wil aanvragen, kan bij UWV een beoordeling arbeidsvermogen aanvragen. Als UWV beoordeelt dat er geen arbeidsvermogen is, is er mogelijk recht op een Wajong-uitkering. Iemand die misschien in de toekomst wel weer kan werken, kan een bijstandsuitkering aanvragen bij de gemeente.
In de Wajong zijn in 2010 al enkele wijzigingen doorgevoerd. Daardoor is er een onderscheid ontstaan in oude Wajong (voor 2010 ingegaan) en nieuwe Wajong (vanaf 2010). Mensen die een nieuwe Wajong ontvangen, zijn al gekeurd. UWV weet van deze groep wie volledig arbeidsongeschikt is en wie gedeeltelijk of tijdelijk. De groep met oude Wajong is tussen 2015 en 2018 opnieuw gekeurd. Personen met een oude Wajong die volledig en blijvend arbeidsongeschikt zijn, houden een uitkering ter hoogte van 75% van het minimumloon. Als UWV oordeelde dat iemand nu of later wel voor een deel kan werken, werd de uitkering vanaf 2018 verlaagd naar 70% van het minimumloon. UWV moet dan hulp bieden om aan het werk te komen. Wajongers van wie de uitkering per 1 januari 2018 is verlaagd naar 70% van het minimumloon en daardoor onder het sociaal minimum komen, kunnen een toeslag uit de Toeslagenwet aanvragen bij UWV.
1.3.10 Toeslagenwet: aanvulling op UWV-uitkering
Als iemand een uitkering van UWV ontvangt die lager is dan het sociaal minimum, kan er recht zijn op een aanvulling met een toeslag uit de Toeslagenwet. Het sociaal minimum is wettelijk vastgesteld. Het is het bedrag dat iemand (samen met een eventuele partner) minimaal nodig heeft om van te leven. De toeslag vult het inkomen dus aan tot het sociaal minimum. UWV kijkt daarbij naar de leefsituatie. Als iemand gehuwd is of daarmee gelijkgesteld, telt UWV ook het inkomen van de partner mee. Dat kan inkomen zijn uit betaald werk, een uitkering, pensioen of bijvoorbeeld studiefinanciering.
Een toeslag vult maximaal aan tot het dagloon. Als het dagloon lager is dan het sociaal minimum, kan dus recht op toeslag bestaan tot aan het dagloon en daarnaast aanvullende bijstand tot aan de bijstandsnorm.
Kostendelersnorm
Sinds 1 juli 2016 geldt voor de Toeslagenwet de kostendelersnorm. De toeslag voor alleenstaanden van 27 jaar en ouder die een woning delen met een of meer medebewoner(s) is vanaf die datum in stappen verlaagd. Sommige medebewoners tellen niet mee voor de kostendelersnorm, bijvoorbeeld bewoners jonger dan 27 jaar, bepaalde studenten en bewoners die een huurcontract hebben bij dezelfde verhuurder. Ouders (met recht op een toeslag) met inwonende kinderen, krijgen door de kostendelersnorm te maken met een inkomensdaling zodra een niet studerend inwonend kind 27 jaar wordt.
Kijk voor meer informatie over een toeslag uit de Toeslagenwet op xxx.xxx.xx (zoek op: toeslag uwv).
1.4 Pensioenen
1.4.1 Algemene Ouderdomswet (AOW)
De AOW is een basispensioen van de overheid. De hoogte is afgeleid van het minimumloon. Het AOW-pensioen gaat in op de dag na het bereiken van de AOW-leeftijd. Iemand hoeft op dat moment niet in Nederland te wonen. In 2024 is de AOW-leeftijd 67 jaar. De AOW-leeftijd wordt stapsgewijs verhoogd op basis van de (stijgende) levensverwachting.
De AOW is een opbouwverzekering. Iedereen die rechtmatig in Nederland woont of werkt, bouwt automatisch AOW op. Nationaliteit doet niet ter zake. De uiteindelijke AOW hangt af van het aantal jaren dat er AOW is opgebouwd. Als iemand 50 jaar in Nederland heeft gewoond op de dag dat hij de AOW-leeftijd bereikt, krijgt hij een volledig AOW-pensioen. Elk jaar buiten Nederland levert een korting op van 2% op de AOW. De AOW kent verschillende normen, afhankelijk van de leefvorm. Een volledig AOW-pensioen voor een alleenstaande is 70% van het sociaal minimum. Gehuwden en samenwonenden krijgen samen 100% (ieder 50%).
De SVB stuurt ongeveer 4 maanden voor de AOW-leeftijd een brief om de AOW aan te vragen. Eerder aanvragen is niet mogelijk. Als iemand een Berichtenbox heeft in MijnOverheid, dan komt de brief digitaal in de Berichtenbox.
Als iemand gehuwd is of samenwoont en één van beide partners krijgt AOW, terwijl de andere partner geen inkomen heeft, dan kan het zijn dat het totale gezinsinkomen lager uitkomt dan het sociaal minimum. Mogelijk is er dan recht op aanvullende bijstand (AIO). Tot april 2015 kende de AOW een partnertoeslag. Die werd betaald
aan de AOW-gerechtigde partner als de jongere partner geen of weinig inkomsten had. Sinds april 2015 kan deze partnertoeslag niet meer worden aangevraagd, maar de lopende partnertoeslagen worden doorbetaald.
De SVB spreekt van samenwonen als een AOW-gerechtigde samen met iemand van 18 jaar of ouder meer dan de helft van de tijd in een woning verblijft én daarbij de kosten van het huishouden deelt óf voor elkaar zorgt. Bij delen van de kosten van het huishouden gaat het bijvoorbeeld om woonkosten, kosten van levensonderhoud en overige uitgaven. Het moet gaan om meer dan af en toe iets bijdragen. Voor elkaar zorgen betekent bijvoorbeeld het huishouden doen, boodschappen doen, koken of verzorgen bij ziekte. Ook deze zorg moet meer dan af en toe zijn. De SVB noemt degene met wie wordt samengewoond de ‘partner’.
Dat kan een echtgenoot of echtgenote zijn, maar ook een vriend of vriendin, broer of zus, of zelfs een kleinkind.
1.4.2 Tijdelijke overbruggingsuitkering AOW
Als iemand door de verhoging van de AOW-leeftijd tijdelijk minder of zelfs geen inkomen heeft, bijvoorbeeld een VUT-uitkering die stopt, lager wordt of overgaat in een ouderdomspensioen vóórdat het AOW-pensioen ingaat, dan compenseert de tijdelijke overbruggingsregeling het inkomensverlies.
Er gelden een aantal voorwaarden, waaronder:
• geboren na 30 september 1950,
• na 1 januari 2013 maar voor 1 juli 2015 een uitkering hebben gekregen uit een gelimiteerd aantal regelingen,
• voldoen aan de inkomens- en vermogensgrens.
Kijk voor alle voorwaarden op xxx.xxx.xx. Op de site wordt, door het beantwoorden van enkele vragen, duidelijk of iemand een overbruggingsuitkering kan krijgen. Aanvragen kan tot de dag waarop de AOW-leeftijd wordt bereikt en met terugwerkende kracht van een jaar. In bijzondere gevallen kan de Sociale Verzekeringsbank beslissen om een langere terugwerkende kracht toe te kennen.
1.4.3 Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO)
Als iemand een onvolledig AOW-pensioen heeft en verder weinig of geen inkomsten, dan is er misschien recht op een AIO-uitkering. De AIO-uitkering vult het inkomen aan tot het sociaal minimum. De AIO-aanvulling is geen pensioen maar een vorm van bijstand (Participatiewet). Inkomen wordt verrekend en er geldt dezelfde vermogenstoets als bij de bijstand. Ook de kostendelersnorm is van toepassing op de AIO. Dat betekent dat de AIO-aanvulling lager wordt als er naast de partner meer mensen van 27 jaar of ouder in hetzelfde huis wonen. De AIO wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Bij de aanvraag voor AOW onderzoekt de SVB of iemand in aanmerking komt voor een AIO.
1.4.4 Aanvullende bedrijfspensioenen
De meeste werknemers hebben naast de AOW recht op een aanvullend pensioen dat via de werkgever wordt opgebouwd. Voor dat pensioen wordt premie betaald aan een pensioenfonds of verzekeraar. Een aanvullende pensioenregeling maakt deel uit van de arbeidsovereenkomst tussen werkgever en werknemer. Daarom kan het aanvullend pensioen worden beschouwd als uitgesteld loon. Zelfstandigen (zzp-ers) moeten zelf hun aanvullend pensioen regelen.
Als iemand via een uitzendbureau werkt en 21 jaar of ouder is, bouwt hij bedrijfspensioen op als hij minstens 26 weken bij één werkgever heeft gewerkt. Op de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx is te vinden waar en hoeveel pensioen en AOW er is opgebouwd. Ook is te zien wat nabestaanden krijgen. Op de website staat ook een lijst met adressen van alle pensioenfondsen. Er is een DigiD nodig om in te loggen. Iemand moet aanvullende pensioenen zelf aanvragen bij het pensioenfonds of de verzekeraar. Het is aan te raden om dit op tijd te doen, dat wil zeggen 3 maanden voordat het pensioen moet ingaan.
Per 1 januari 2019 zijn de regels voor kleine en heel kleine pensioenen veranderd. Een pensioen van minder dan € 2 bruto per jaar wordt niet meer uitbetaald. Een pensioen tussen € 2 en € 592,51 bruto (bedrag 2024) per jaar kan in beginsel niet meer worden afgekocht (behalve als iemand met pensioen gaat). Het kleine pensioen mag door de pensioenuitvoerder automatisch worden overgedragen naar de pensioenuitvoerder van een volgende werkgever. Als iemand binnen vijf jaar na uitdiensttreding nog geen nieuwe pensioenuitvoerder heeft, dan mag het pensioen alsnog worden afgekocht. Vraag zo nodig om meer informatie bij de pensioenverzekeraar.
1.4.5 Algemene nabestaandenwet (Anw)
De Anw wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank. Op grond van de Anw hebben nabestaanden recht op een uitkering als zij aan de volgende voorwaarden voldoen:
• de overleden partner woonde of werkte in Nederland,
• de nabestaande heeft de AOW-leeftijd nog niet bereikt, en
• zorgt voor een kind dat jonger is dan 18 jaar, of
• is meer dan 45% arbeidsongeschikt.
Nabestaanden zijn volgens de Xxx niet alleen weduwen en weduwnaars die gehuwd waren maar ook de man of vrouw met wie de overledene een geregistreerd partnerschap had of ongehuwd samenwoonde. De hoogte van de nabestaandenuitkering hangt af van andere inkomsten die de nabestaande heeft. Het maximale normbedrag van de Anw is 70% van het sociaal minimum.
Voor kinderen tot 16 jaar die geen ouders meer hebben, kent de Xxx een wezenuitkering. Deze uitkering kan soms doorlopen tot de 18e of 21ste verjaardag. Hiervoor moet het kind voldoen aan bepaalde voorwaarden. Welke dit precies zijn, hangt af van de geboortedatum.
De kostendelersnorm is van toepassing op de Anw. Als er sprake is van kostendelers in een huishouden, dan is de hoogte van de Anw maximaal 50% van het sociaal minimum.
2. Financiële voorzieningen
2.1 Gemeentelijke voorzieningen
De gemeente Utrecht heeft verschillende regelingen voor mensen met een laag inkomen. Om van deze regelingen gebruik te kunnen maken, mag het inkomen in het algemeen niet hoger zijn dan 100% van de bijstandsnorm. Voor enkele regelingen is die grens 110% en voor de collectieve zorgverzekering en de U-pas 125%. Voor de tegemoetkoming zorgkosten ligt de grens nog hoger en geldt een verzamelinkomen tot maximaal € 35.000 per huishouden.
Een overzicht van de bijstandsnormen is te vinden in het overzicht Uitkeringsbedragen en minimumloon in de bijlage.
Er zijn meer gemeentelijke voorzieningen dan in deze gids worden vermeld. Kijk voor een overzicht van alle extra’s bij een laag inkomen op xxx.xxxxxxx.xx/xxxx-xx-xxxxxxx. In de bijlage van deze U wijzer staat ook een verkorte Checklist inkomen en voorzieningen.
2.1.1 Collectieve zorgverzekering
De gemeente Utrecht heeft een collectieve zorgverzekering voor inwoners met een laag inkomen: de U-polis. Een laag inkomen is in dit geval een inkomen van maximaal 125% van de bijstandsnorm. De gemeente werkt samen met zorgverzekeraar Zorg en Zekerheid. Om deel te nemen aan deze collectieve zorgverzekering is het bezit van een U-pas vereist.
De U-polis bestaat uit een basisverzekering en een verplichte aanvullende verzekering. Zorg en Zekerheid geeft korting op de premie en ook de gemeente Utrecht betaalt mee. Er zijn twee pakketten:
• Utrecht Standaard: voor wie geen hoge zorgkosten verwacht, maar wel goed verzekerd wil zijn. Utrecht
Standaard kost € 168,70 per maand.
• Utrecht Top: voor wie hoge zorgkosten heeft. De eigen bijdrage Wmo/Wlz wordt vergoed tot maximaal € 370 per persoon per jaar en ook de maximum eigen bijdrage van € 250 voor bepaalde geneesmiddelen. Utrecht Top kost € 193,85 per maand.
Het eigen risico van € 385 is niet (meer) meeverzekerd. De verzekerde kan het gespreid betalen via automatische incasso of acceptgiro. Als het eigen risico niet (helemaal) wordt verbruikt, wordt het te veel betaalde bedrag in april 2025 automatisch teruggestort op de bankrekening.
2.1.2 Bijzondere bijstand
Bijzondere bijstand is een financiële bijdrage voor bijzondere omstandigheden. Het moet gaan om noodzakelijke kosten die niet te voorkomen zijn, en niet of heel moeilijk op te brengen zijn. Enkele voorbeelden zijn: verhuiskosten bij een noodgedwongen verhuizing, babyuitzet, eigen bijdrage bij gesubsidieerde rechtsbijstand, bepaalde legeskosten, hoge stookkosten of aanpassing van de woning om medische reden, medische kosten, enz. De gemeente beoordeelt of iemand recht heeft op de bijdrage en stelt de hoogte van de bijdrage vast aan de hand van een draagkrachtberekening. Bijzondere bijstand wordt alleen verstrekt als iemand een laag inkomen heeft en geen of weinig vermogen.
De gemeente wil dat iedereen gebruikmaakt van de voorliggende voorzieningen. Een voorliggende voorziening betekent dat er een andere instantie of regeling is om de onkosten vergoed te krijgen. Zo worden medische kosten in beginsel niet vergoed omdat er in Utrecht een goede collectieve ziektekostenverzekering is. Het recht op bijzondere bijstand staat in de wet. De gemeente heeft daarnaast eigen beleid voor het verstrekken van bijzondere bijstand (Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Utrecht). Een aanvraag bijzondere bijstand voor bijzondere omstandigheden is dus altijd mogelijk.
De volgende zaken zijn van belang bij een aanvraag bijzondere bijstand:
• Er geldt een vermogensgrens, wie daarboven zit kan geen bijzondere bijstand krijgen. In 2024 wordt €
15.150 vrijgelaten voor gehuwden, samenwonenden en alleenstaande ouders en € 7.575 voor alleenstaanden. Bij vermogen in een eigen huis (overwaarde) geldt een extra vrijlating van maximaal € 63.900. De gemeente kan ook bepaalde materiële en immateriële schadevergoedingen buiten beschouwing laten.
• De gemeente berekent de draagkracht op basis van inkomen en uitgaven. Afhankelijk van de draagkracht krijgt iemand de kosten volledig, gedeeltelijk of niet vergoed. De gemeente kan ook besluiten een lening te verstrekken voor de bijzondere uitgaven.
• Bijzondere bijstand moet worden aangevraagd voordat de kosten worden gemaakt. Als kosten al
gemaakt zijn en de rekening is betaald, wordt in het algemeen geen bijzondere bijstand verstrekt. Het is daarom aan te raden een aanvraag bijzondere bijstand te doen met een prijsopgave of onbetaalde nota.
• Originele rekeningen en betaalbewijzen moeten worden bewaard. De gemeente kan deze ook na lange tijd nog opvragen.
Aanvraag
De aanvraag van bijzondere bijstand gebeurt met DigiD via de website van de gemeente Utrecht. Als het niet lukt om het aanvraagformulier digitaal in te vullen is hulp, advies of een afspraak bij de gemeente mogelijk. Een DigiD is aan te raden, maar ook zonder DigiD kan de aanvrager bij de gemeente terecht. Het contactnummer is 14 030. Meer informatie over bijzondere bijstand en de aanvraag is te vinden op xxx.xxxxxxx.xx (zoek op: bijzondere bijstand).
2.1.3 Individuele inkomenstoeslag
Mensen die 3 jaar of langer leven van een laag inkomen, kunnen recht hebben op de individuele inkomenstoeslag. Een laag inkomen betekent maximaal 110% van de bijstandsnorm, voor ouders met kind(eren) van 12 tot 18 jaar maximaal 125% van de bijstandsnorm. De individuele inkomenstoeslag is een extra uitkering die 1 keer per 12 maanden wordt uitbetaald. De gemeente richt zich daarbij speciaal op die groepen huishoudens die het geld het hardst nodig hebben.
alleenstaande | € 276 |
alleenstaande ouder met kind(eren) jonger dan 12 jaar | € 63 |
alleenstaande ouder met ten minste één kind van 12 tot 18 jaar | € 749 |
gehuwden/samenwonenden zonder kinderen of met kind(eren) jonger dan 12 jaar | € 704 |
gehuwden/samenwonenden met ten minste één kind van 12 tot 18 jaar en een jaarinkomen in 2023 tot € 32.139 | € 997 |
gehuwden/samenwonenden met ten minste één kind van 12 tot 18 jaar en een jaarinkomen in 2023 tussen € 32.139 en € 37.423 | € 500 |
Voorwaarden voor de toeslag:
• 3 jaar of langer een laag inkomen (zie voor de inkomensgrenzen: xxx.xxxxxxx.xx (zoek op: individuele inkomenstoeslag),
• geen uitzicht op een beter inkomen,
• weinig of geen vermogen,
• 21 jaar of ouder, maar jonger dan de AOW-leeftijd (geldt in geval van partners voor beiden),
• aanvrager is geen student.
Mensen die in 2023 de individuele inkomenstoeslag hebben ontvangen, krijgen in 2024 een brief van de gemeente over het aanvragen van de toeslag in 2024. De brief komt ongeveer een jaar na de toeslag van 2023. Wie de toeslag in 2023 niet heeft ontvangen kan via het digitale loket van de gemeente met DigiD een aanvraag indienen. Voor hulp of advies bij de aanvraag kunnen mensen bellen met Werk en Inkomen: 14 030.
2.1.4 U-pas
De U-pas is een gratis pas voor mensen met een laag inkomen. De U-pas geeft korting op recreatieve, sportieve, culturele, sociale en educatieve activiteiten in Utrecht. Daarnaast is het bezit van de U-pas een voorwaarde voor de collectieve zorgverzekering van de gemeente en voor sommige andere voorzieningen. Het actuele U- pasaanbod en de hoogte van het budget staan op xxx.x-xxx.xx. Daar kan de pas ook worden aangevraagd. Het U-pasjaar loopt van 1 juli tot 1 juli. Mensen die al een U-pas hebben en een uitkering ontvangen van Werk en Inkomen krijgen de nieuwe U-pas automatisch thuisgestuurd vóór 1 juli. Ook gepensioneerde U-pashouders krijgen hun nieuwe U-pas vóór 1 juli. Kinderen tot 18 jaar krijgen een U-pas op basis van het inkomen van hun ouders. Jongeren van 18 jaar of ouder vragen de pas zelf aan. Personen van 18 jaar en ouder krijgen een tegoed van € 120 op hun pas.
De U-pas is bedoeld voor inwoners met een inkomen tot 125% van de bijstandsnorm. Bij de aanvraag moet dan ook een kopie worden meegestuurd van de meest recente jaaropgave.
De inkomensgrenzen, dat wil zeggen het maximum bruto jaarinkomen van de alleenstaande, alleenstaande ouder of het meerpersoonshuishouden, zijn te vinden op xxx.x-xxx.xx.
Als het bruto-inkomen is gedaald ten opzichte van het peiljaar (2022 voor 2023/2024; 2023 voor 2024/2025), zijn de 3 maanden direct voorafgaand aan de aanvraagdatum bepalend. Er kan dan toch recht op een U-pas zijn.
U-pas Gezinstegoed
Voor kinderen is er het U-pas Gezinstegoed. Elke leeftijdsgroep heeft een eigen budget.
• 0 tot en met 3 jaar € 150
• 4 tot en met 11 jaar € 275
• 12 tot en met 17 jaar € 385
Kinderen tot en met 17 jaar hebben een eigen budget dat zij voor verschillende doelen kunnen gebruiken. Naast sport-, cultuur- en schoolactiviteiten zijn dat een fiets, computer, laptop of tablet. Ieder kind krijgt een eigen U- pas, maar het beschikbare tegoed kan worden besteed aan alle kinderen in het gezin. De tegoeden mogen bij elkaar worden opgeteld. Voor kinderen met een geldige U-pas zijn er sinds 1 juli 2021 geen regels meer voor het kopen van een fiets, computer, laptop of tablet en het betalen van schoolkosten met het tegoed. Er zijn dus geen beperkingen meer in hoe vaak iets mag worden aangeschaft, op welke leeftijd of voor welk bedrag. De fiets, computer, laptop en tablet kunnen alleen worden aangeschaft bij een winkel uit het U-pasaanbod.
Per 1 juli 2022 mag ook een reparatie of onderhoud aan een fiets van kinderen tot en met 17 jaar worden betaald met het gezinstegoed. Daarnaast mogen bepaalde accessoires voor een fiets worden aangeschaft die nodig zijn voor de veiligheid van de kinderfiets. Hieronder vallen: een extra slot, een verlichtingssetje, een fietsbel, snelbinders, een fietspomp, een fietshelm, een telefoonhouder en een bandenreparatiesetje.
Let op: de aanschaf van fietskleding, fietstassen en fietskratjes valt hier niet onder.
Verder mag per 1 juli 2022 ook een reparatie of onderhoud aan de computer, tablet of laptop van kinderen tot en met 17 jaar worden betaald met het gezinstegoed. Daarnaast mogen bepaalde accessoires, randapparatuur en programma’s die nodig zijn voor het goed functioneren van de computer worden betaald van het gezinstegoed. Hieronder vallen: een muis(mat), een oplader, een headset, een beeldscherm, een toetsenbord, een printer, een laptoptas en een screenprotector. Ook mogen een uitbreiding van het geheugen en de installatie van programma’s of apps worden betaald met het gezinstegoed.
Let op: de aanschaf van ‘game’-accessoires zoals een controller valt hier niet onder.
2.1.5 Woonkostentoeslag
Woonkostentoeslag is een bijdrage in de woonkosten. De toeslag wordt verstrekt als het inkomen plotseling en buiten eigen schuld is gedaald, waardoor de woonkosten in verhouding tot het inkomen te hoog zijn geworden. Woonkostentoeslag wordt maximaal 12 maanden betaald.
Huurders kunnen woonkostentoeslag krijgen als zij geen recht hebben op huurtoeslag, of niet de volledige huurtoeslag krijgen, doordat het inkomen voorheen hoger was. Voorwaarde is dat de huur hoger is dan de maximale huurgrens (€ 879,66 en voor huurders tot 23 jaar € 454,47). De huurder die woonkostentoeslag ontvangt, is verplicht om te zoeken naar een goedkopere woning, zodat de woonlasten in overeenstemming komen met het inkomen.
Huiseigenaren kunnen woonkostentoeslag krijgen als zij door een onverwachte inkomensdaling de hypotheek niet meer kunnen betalen. Woonkostentoeslag moet worden aangevraagd bij de gemeente. Het is een vorm van bijzondere bijstand, te vinden in het digitale loket op xxx.xxxxxxx.xx.
2.1.6 Kwijtschelding lokale belastingen (BghU)
Gemeentelijke belastingen zijn (voor zover hier van belang) de afvalstoffenheffing, rioolheffing, hondenbelasting en de onroerendezaakbelasting huurdersdeel (voor woningeigenaren).
Aanslag lokale belastingen
BghU stuurt alle huishoudens jaarlijks een aanslag gemeentebelastingen en waterschapsheffingen. Als iemand de aanslag niet in één of twee keer kan betalen, is het mogelijk om de aanslag in 10 termijnen te betalen. Is rond de vervaldatum van de betaaltermijn nog niet betaald, dan volgt een herinnering. Daar zijn nog geen extra kosten aan verbonden. De herinnering komt altijd per post, ook als iemand zich heeft aangemeld voor MijnOverheid.
Wanneer kwijtschelding
Als er onvoldoende inkomen is om de aanslag te betalen kunnen mensen kwijtschelding vragen. Onvoldoende inkomen is een minimuminkomen of een inkomen iets daarboven met naar verhouding hoge maandelijkse lasten zoals huur. Het kwijtscheldingsverzoek wordt beoordeeld aan de hand van de inkomens- en vermogenssituatie op het moment van de aanvraag. Heeft iemand al betaald terwijl hij op grond van zijn financiële situatie eigenlijk kwijtschelding had kunnen krijgen, dan kan binnen 3 maanden na de laatste betaling nog een kwijtscheldingsverzoek worden ingediend. Om te bepalen of iemand kwijtschelding kan krijgen, vraagt XxxX gegevens over inkomen, banksaldo, autobezit of een eigen huis, en schulden bij de Belastingdienst. Er wordt alleen gekeken naar het netto besteedbaar inkomen dat overblijft na aftrek van huur en zorgpremie. Er gelden vastgestelde normbedragen: boven de norm betekent geen kwijtschelding, onder de norm wel. Elk verzoek tot kwijtschelding wordt individueel beoordeeld aan de hand van de persoonlijke en financiële situatie. Bij de kwijtscheldingsregeling geldt de kostendelersnorm. Als meerdere volwassenen een woning delen maakt dat de kans op kwijtschelding klein. Inwonende meerderjarige kinderen vanaf 27 jaar tellen mee als kostendeler, behalve als zij student zijn.
Aanvraag kwijtschelding
Een kwijtscheldingsformulier op naam kan worden aangevraagd met DigiD via het digitale loket van BghU of het formulier kan worden gedownload op de website van de BghU. Ook kan het formulier telefonisch worden opgevraagd door te bellen naar 088 064 02 00. Houd daarvoor het burgerservicenummer en de aanslag bij de hand.
Automatische kwijtscheldingstoets
Als het inkomen bekend is bij de gemeente en het inkomen onder de kwijtscheldingsnorm ligt, is er elk jaar een automatische kwijtscheldingstoets. Wie zelf een kwijtscheldingsformulier invult, kan daarop toestemming geven om voortaan automatisch getoetst te worden. Na de toetsing komt er een toekenning, een verzoek om extra informatie of een afwijzing. Na een afwijzing is het mogelijk om alsnog zelf kwijtschelding te vragen als men meent dat de afwijzing niet klopt.
2.1.7 Regeling Tegemoetkoming zorgkosten
Inwoners van Utrecht die van januari tot en met december meer dan € 200 niet vergoede zorgkosten hebben door ouderdom, een chronische ziekte of een beperking, kunnen recht hebben op de Tegemoetkoming zorgkosten. Bij die zorgkosten telt het eigen risico niet mee!
Het bruto inkomen van aanvrager en partner samen mag niet hoger zijn dan € 35.000. De aanvraag is per
persoon, niet per huishouden en de tegemoetkoming is € 200.
Voor 2023 is nog een aanvraag mogelijk tot en met 31 maart 2024. Voor zorgkosten die in 2024 worden gemaakt, kunnen mensen een aanvraag indienen tot en met 31 maart 2025.
N.B. De Tegemoetkoming zorgkosten is geen belemmering voor de aftrek van zorgkosten bij de aangifte inkomstenbelasting. Mensen die zorgkosten hebben, kunnen van beide regelingen gebruikmaken.
2.1.8 Gratis reizen voor 66-plussers en kinderen tot 12 jaar
De provincie Utrecht is in 2023 een proef gestart met een gratis ov-abonnement voor inwoners van 66 jaar of ouder met een laag inkomen. Dit abonnement loopt ook nog door in 2024. Met dit abonnement kunnen 66- plussers in de provincie Utrecht gratis gebruikmaken van bus, tram, buurtbus en flexdiensten van U-OV en Syntus Utrecht. Als een inwoner 66 jaar of ouder is en niet meer te besteden heeft dan € 22.200 (bij alleenstaanden) of €
30.200 (bij samenwonenden) per jaar, kan de inwoner gebruikmaken van dit aanbod. Het gratis ov-abonnement wordt geladen op de persoonlijke ov-chipkaart en loopt tot 31 december 2024. Het gratis ov-abonnement is tot 1 september 2024 aan te vragen op de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. In 2024 kunnen ook kinderen tot 12 jaar in de provincie Utrecht gratis met de bus en tram reizen. Voorwaarde is wel dat er een volwassene met het kind meereist. Voor kinderen vanaf 12 jaar en volwassenen is de prijs van een bus- of tramkaartje hetzelfde als vorig jaar. Of kinderen ook na 2024 gratis met de bus en de tram kunnen reizen is nog niet bekend.
2.2 Kinderbijslag
Kinderbijslag is een bijdrage in de kosten voor de opvoeding en verzorging van kinderen tot 18 jaar. Kinderbijslag is er voor biologische en geadopteerde kinderen, pleegkinderen en stiefkinderen. Algemene regel is dat iedereen die in Nederland woont hiervoor verzekerd is. Maar er zijn uitzonderingen. Iemand die in Nederland woont kan toch níet verzekerd zijn en iemand die buiten Nederland woont kan in enkele situaties wél verzekerd zijn. Op xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx staan de uitzonderingen op de algemene regel.
Als de ouders in Nederland wonen, stuurt de Sociale Verzekeringsbank (SVB) 2 tot 4 weken na aangifte van de geboorte in Nederland een bericht aan de ouders over de kinderbijslag. Vanaf dat moment kunnen de ouders de kinderbijslag digitaal aanvragen op Mijn SVB. Ouders die vanuit het buitenland in Nederland komen wonen, moeten zich eerst inschrijven in de gemeente waar zij gaan wonen voordat zij kinderbijslag kunnen aanvragen. Vanaf de geboorte van een tweede kind past de SVB de kinderbijslag automatisch aan nadat de ouders aangifte hebben gedaan van de geboorte.
X.X. Xxxxxx moeten hun kind binnen 4 maanden na de geboorte aanmelden bij de zorgverzekeraar.
Kinderbijslag wordt per kwartaal, achteraf uitbetaald. De hoogte van het bedrag hangt af van:
• het aantal kinderen,
• de leeftijd van de kinderen,
• of de kinderen thuis wonen.
Kinderbijslag wordt niet gezien als inkomen. Het bedrag heeft dus geen invloed op uitkeringen, is niet belast en er mag geen beslag op worden gelegd.
Voor kinderen die thuis wonen wordt aangenomen dat de ouders kosten van voeding, school, kleding, sport, enzovoort betalen. Maar als kinderen niet thuis wonen, moeten de ouders kunnen aantonen dat zij deze kosten voor hun rekening nemen.
Afhankelijk van de onderhoudskosten is dubbele kinderbijslag mogelijk.
Sinds 2020 mag een kind van 16 of 17 jaar onbeperkt bijverdienen. Studiefinanciering en inkomsten uit werk hebben voor deze leeftijdsgroep geen gevolgen meer voor de kinderbijslag.
Dubbele kinderbijslag bij intensieve zorg
Woont een kind dat intensieve zorg nodig heeft thuis, dan is onder voorwaarden dubbele kinderbijslag mogelijk. Het kind moet 3 jaar of ouder zijn en jonger dan 18 jaar. Het Centrum indicatiestelling zorg (CIZ) moet een advies afgeven over de noodzaak van intensieve zorg.
Extra kinderbijslag bij intensieve zorg
Als een alleenstaande ouder in aanmerking komt voor dubbele kinderbijslag krijgt hij nog een extra
tegemoetkoming van de SVB. Ook de partner van een ouderpaar die een jaarinkomen heeft tot ongeveer € 5.500 krijgt de extra tegemoetkoming. De tegemoetkoming is een vastgesteld bedrag van ruim € 2.600 per huishouden, ongeacht het aantal kinderen dat intensieve zorg nodig heeft. Wie aan de voorwaarden voor de extra kinderbijslag voldoet, krijgt een brief met uitleg over de aanvraag. Wie geen brief ontvangt maar denkt wel in aanmerking te komen, kan zelf online een aanvraag doen vóór 1 december 2024 (voor de extra kinderbijslag over 2023, uitbetaald in 20243).
Wijzigingen doorgeven
Een verandering in de leefsituatie kan gevolgen hebben voor de kinderbijslag en moet binnen 4 weken aan de SVB worden doorgeven. Denk bijvoorbeeld aan een verandering in de onderhoudskosten voor een kind, een kind dat verandert van opleiding of een verhuizing van een of meer gezinsleden. De wijziging kan digitaal worden doorgegeven of door een wijzigingsformulier te downloaden en dat op te sturen naar de SVB.
Als partners uit elkaar gaan
Als partners uit elkaar gaan, krijgt de ouder bij wie het kind woont de kinderbijslag. Bij co-ouderschap, dat wil zeggen het kind woont de helft van de tijd bij elk van de ouders, kan de SVB de kinderbijslag tussen de ouders verdelen. Kijk voor meer informatie over kinderbijslag op xxx.xxx.xx/xxxxxxxxxxxxx of bel 030 264 90 20.
2.3 Voedselbank
De Voedselbank verstrekt noodhulp in de vorm van gratis voedselpakketten. De Voedselbank Utrecht is er voor inwoners die op of rond het sociaal minimum leven en in financiële nood verkeren. Er zijn 9 uitgiftepunten in de stad. Op de website is te lezen wanneer iemand gratis voedselpakketten kan krijgen. Mensen kunnen zich aanmelden bij een uitgiftepunt in hun buurt. Ook het buurtteam kan informatie verstrekken over de mogelijkheden van de Voedselbank.
Via de coördinator van het uitgiftepunt is het mogelijk de Voedselbank Cultuurpas te krijgen voor gratis museum- en theaterbezoek. Meer informatie over de Voedselbank in Utrecht: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
2.4 Fondsen
Er kunnen kosten zijn door bijzondere omstandigheden waarvoor geen financiële oplossing is. Een beroep op een landelijk of plaatselijk (liefdadigheids)fonds kan dan uitkomst bieden. Er zijn in Nederland fondsen voor allerlei doelen. Een fondsaanvraag loopt meestal via een maatschappelijke organisatie, hulpverlener of school. Een hulpverlener die bekend is met de situatie levert gegevens over de noodsituatie waarin de persoon of het gezin verkeert. De maatschappelijke organisatie ziet toe op de besteding van het geld. In het algemeen wordt het bedrag ook gestort op het bankrekeningnummer van de organisatie.
In de bijlage van deze U wijzer staat een fondsenoverzicht en een stroomdiagram voor een fondsaanvraag.
3 Belastingen en toeslagen (Awir)
3.1 Belastingen
Via het Kennisnetwerk belastingen en toeslagen op ondersteunt en informeert de Belastingdienst burgers die anderen helpen met hun belastingen en toeslagen. Door middel van online cursussen kan iedereen zijn kennis over belastingen en toeslagen vergroten. Het Kennisnetwerk heeft een online forum waar vragen gesteld kunnen worden en waar mensen ervaringen en tips kunnen uitwisselen. Inloggen op het forum gebeurt met DigiD.
Kijk voor de Wet inkomstenbelasting 2001, de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001, het Besluit tegemoetkoming specifieke zorgkosten en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) op xxxxx://xxxxxx.xxxxxxxx.xx.
Bij de sociaal raadslieden in de buurtteams kunnen mensen terecht met vragen en problemen over belastingen en toeslagen. De sociaal raadslieden zijn officieel toeslagenservicepunt, wat inhoudt dat zij directe toegang hebben tot de afdeling Toeslagen van de Belastingdienst. Zie voor de adressen van de sociaal raadslieden xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
3.1.1 Belastingbegrippen en DigiD
Uitleg bij enkele begrippen rond loon en inkomen die soms tot onduidelijkheid leiden:
• Bruto inkomen. Op het bruto bedrag moeten belasting en premies nog worden ingehouden. Voor de berekening van belastingen en toeslagen gaat het altijd over de bruto inkomensbedragen. Alleen bij het vaststellen van de draagkracht voor een betalingsregeling of de beslagvrije voet worden netto inkomensgegevens gevraagd.
• Belastbaar inkomen. Het inkomen in box 1, box 2 en box 3 waarover de belasting wordt berekend, d.w.z. alle inkomsten uit de boxen bij elkaar opgeteld minus de aftrekposten. De meeste mensen hebben alleen te maken met belastbaar inkomen in box 1 (inkomen uit werk en woning) en soms met box 3 (inkomen uit vermogen).
• Verzamelinkomen. Dit is hetzelfde als belastbaar inkomen: het totaalbedrag van de inkomsten en aftrekposten in box 1, box 2 en box 3.
• Toetsingsinkomen. Dit is hetzelfde als belastbaar inkomen en verzamelinkomen. De naam toetsingsinkomen wordt gebruikt voor de toeslagen.
• Belastbaar (jaar)loon of fiscaal loon. Dit is het bedrag op de jaaropgave of het cumulatieve bedrag (alle maanden bij elkaar opgeteld) op de laatste loonstrook van het jaar. Als iemand geen belastingaangifte doet is dit bedrag het toetsingsinkomen voor inkomensafhankelijke regelingen zoals de toeslagen.
• Negatief loon. Als ten onrechte ontvangen loon of uitkering in een later jaar dan waarin het is ontvangen, wordt terugbetaald - stel in 2023, dan kan dat bedrag bij de aangifte van inkomsten in de belastingaangifte over 2023 als negatief loon worden ingevuld. Het negatief loon krijgt in de aangifte een minteken (-/-) vóór het bedrag en vormt zo een aftrekpost.
• Loonbelasting. Wordt samen met de premie volksverzekeringen ingehouden op het loon (door de werkgever) en de uitkering (door de uitkeringsinstantie). Loonbelasting is een voorheffing op de inkomstenbelasting.
• Inkomstenbelasting. Wordt samen met de premie volksverzekeringen geheven over het gehele inkomen, onder meer inkomen waarop nog geen loonbelasting is ingehouden (zoals alimentatie, winst uit onderneming, inkomsten uit overige werkzaamheden) en over inkomsten uit vermogen.
DigiD
Met een DigiD kunnen mensen inloggen op Mijn Belastingdienst. DigiD bestaat uit een gebruikersnaam en een wachtwoord dat de gebruiker zelf kiest en zorgvuldig bewaart: DigiD is strikt persoonlijk en moet dus nooit uit handen worden gegeven. DigiD is niet verplicht, maar de meeste instellingen vragen bij het inloggen in een Mijn- omgeving een DigiD met sms-controle.
Kijk op xxx.xxxxx.xx voor informatie, aanvraag van een inlogcode of een machtiging voor hulp bij de digitale aangifte. Binnen 3 werkdagen na de aanvraag wordt per post in een blanco envelop de code bezorgd om DigiD te activeren. Dat moet binnen 20 dagen, anders vervallen de gekozen gebruikersnaam en het wachtwoord en moet de aanvraag opnieuw worden gedaan. Een DigiD-code waarmee 3 jaar lang niet is ingelogd, vervalt. Er is dan een nieuwe aanvraag nodig.
De Belastingdienst stuurt een deel van de berichten digitaal, een deel per post en een deel via beide wegen. Digitale berichten van de Belastingdienst komen in de Berichtenbox: een digitale persoonlijke brievenbus op MijnOverheid. Ook hiervoor is DigiD nodig (zie xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx, zoek op digitale post). De Belastingdienst
biedt hulp bij digitale post via de BelastingTelefoon: 0800 0543. Houd bij het bellen het burgerservicenummer bij de hand.
Er wordt gewerkt aan een verandering: belastingplichtigen kunnen op termijn kiezen of zij digitale of papieren post van de Belastingdienst willen ontvangen.
3.1.2 Inkomstenbelasting Aangifte doen
Wie verplicht is aangifte te doen, krijgt een aangiftebrief van de Belastingdienst. Als het niet lukt om aangifte te doen vóór de datum die in de (digitale) brief staat, is uitstel mogelijk. Vraag uitstel altijd aan vóór de uiterste aangiftedatum - via Mijn Belastingdienst met DigiD of via de BelastingTelefoon (0800 0543) met het burgerservicenummer.
Iemand kan ook verplicht zijn op eigen initiatief aangifte te doen, namelijk als hij € 52 of meer moet bijbetalen. Dat doet zich vaak voor bij 2 of meer gelijktijdige banen of bij inkomsten uit verschillende bronnen.
Soms is het niet verplicht maar wel verstandig om aangifte te doen omdat een belastingteruggave mogelijk is. Vrijwillig aangifte inkomstenbelasting doen kan tot 5 jaar terug; tot 31 december 2024 is dus nog aangifte mogelijk over belastingjaar 2019.
In de aangifteperiode in het voorjaar is op verschillende plaatsen hulp beschikbaar bij het invullen van de aangifte. Informeer ernaar bij de Belastingdienst, een buurtteam of de bibliotheek.
De meeste mensen doen hun belastingaangifte digitaal. In het digitale aangifteprogramma is een aantal gegevens al vooraf ingevuld. Berekeningen gaan automatisch. Voor mensen die niet digitaal aangifte willen of kunnen doen, blijft een aangifteformulier beschikbaar. Bel daarvoor naar de BelastingTelefoon (0800 0543) en houd het burgerservicenummer bij de hand.
Voor wie is vrijwillig aangifte doen zinvol?
• Iedereen die niet alle maanden van het jaar inkomen had, zoals starters in hun eerste baan, mensen met een tijdelijke baan, immigranten enzovoort. De heffingskorting wordt niet volledig benut als iemand minder dan 12 maanden in het kalenderjaar inkomen heeft. Aangifte doen leidt dan in het algemeen tot een teruggaaf.
• Iedereen met meerdere kleine baantjes, uitkeringen of pensioenen. Ook dan is niet altijd de volledige heffingskorting benut. Het omgekeerde gebeurt overigens ook: teveel heffingskorting benut die later moet worden terugbetaald. Belastingplichtigen met meerdere inkomsten ontvangen vaak een aangiftebrief van de Belastingdienst.
• Jongeren met bijverdiensten of kleine baantjes. De ingehouden loonheffing kan vrijwel altijd worden terug ontvangen.
• Werkende ouders (alleenstaand of minstverdienende ouder van een ouderpaar) met een kind dat op 1 januari jonger is dan 12 jaar en een inkomen uit werk dat hoger is dan € 6.073 (€ 5.548 in 2023). Het kind moet minstens 6 maanden ingeschreven staan op het adres van de ouder.
• Iedereen die aftrekposten heeft die leiden tot belastingteruggave, bijvoorbeeld bepaalde kosten voor de eigen woning, giften of niet-vergoede ziektekosten.
Fiscale partners
Fiscale partners mogen in de aangifte bepaalde inkomsten en aftrekposten onderling op een zo gunstig mogelijke manier verdelen. Bovendien kan de fiscale partner die weinig of geen inkomen heeft recht hebben op uitbetaling van de algemene heffingskorting (zie hierna). Op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op fiscale partner) kunnen partners hun recht op heffingskortingen bekijken. Over het jaar van (echt)scheiding kunnen ex-partners ervoor kiezen nog als fiscale partners aangifte te doen. Dat kan gunstig zijn. Advies inwinnen is aan te raden. Kijk voor aanvullende informatie op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: scheiden of uit elkaar gaan).
Heffingskortingen
Een heffingskorting is een korting op de belasting die iemand moet betalen. De meeste heffingskortingen worden verrekend bij de uitbetaling van loon of uitkering. Enkele heffingskortingen kunnen via een voorlopige teruggaaf worden uitbetaald of worden na afloop van het jaar bij de aanslag inkomstenbelasting uitbetaald of verrekend.
Iemand kan nooit méér heffingskorting krijgen dan de belasting die hij verschuldigd is. Xxxxxx of geen belasting betalen houdt dus in dat iemand niet de volledige heffingskorting kan benutten. Denk bijvoorbeeld aan een alleenstaande ouder met een baantje, kinderalimentatie en aanvullende bijstand. Kinderalimentatie is niet belast,
slechts op een deel van het inkomen wordt dus belasting ingehouden. Het belastbaar inkomen is hier lager dan de toepasselijke bijstandsnorm. De heffingskorting kan dus niet volledig worden benut.
Let op! Voor de bijstand gelden heffingskortingen als geld waarover iemand kan beschikken (behalve de jonggehandicaptenkorting voor personen van 27 jaar en ouder). Dat wil zeggen dat de gemeente de heffingskorting die iemand via een voorlopige teruggaaf krijgt, aftrekt van de bijstand. De gemeente hoeft dan minder uitkering te betalen en draagt dus ook minder loonheffing af. Als achteraf blijkt dat over het jaar waarin de bijstandsuitkering is ontvangen een (deel van de) heffingskorting moet worden terugbetaald, komt dat voor rekening van de gemeente. Achteraf is het jaarinkomen door de terugbetaling immers lager dan het geldende minimum.
Als een bijstandontvanger na de belastingaangifte een teruggaaf krijgt vanwege niet benutte heffingskorting, moet hij die teruggaaf melden bij Werk en Inkomen.
Het aantal heffingskortingen is de afgelopen jaren verminderd en enkele heffingskortingen zijn inkomensafhankelijk geworden. Op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: heffingskorting) staan per kalenderjaar overzichten van de hoogte van de heffingskortingen.
Voorlopige aanslag in verband met heffingskortingen
Een voorlopige aanslag kan een voorlopige teruggaaf (vt) betekenen of een voorlopig te betalen bedrag. De vt met betrekking tot heffingskortingen wordt gebruikt om de heffingskorting eerder te ontvangen. De teruggaaf maakt zo deel uit van het besteedbaar maandinkomen. Het gaat om de algemene heffingskorting, arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting van niet of weinig verdienende fiscale partners.
Heffingskorting fiscale partner
Iedereen die belasting betaalt, heeft recht op de algemene heffingskorting. Een fiscale partner die geen of weinig inkomen heeft en dus geen of weinig belasting betaalt kan toch de algemene heffingskorting krijgen. Dat is het geval als beide partners in het belastingjaar meer dan 6 maanden fiscale partners zijn én de (meest) verdienende partner voldoende belasting betaalt om zijn eigen heffingskorting en die van zijn partner te verzilveren. Deze mogelijkheid wordt afgebouwd voor partners die geboren zijn na 1962. Sinds 2020 zijn ook de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting voor partners zonder of met een klein inkomen afgebouwd. In 2023 is de uitbetaling helemaal geëindigd.
Inkomensafhankelijke combinatiekorting
De inkomensafhankelijke combinatiekorting is bedoeld voor ouders die werken en in het kalenderjaar een inwonend kind hebben dat op 1 januari jonger was dan 12 jaar. Het kind moet in het kalenderjaar minstens 6 maanden ingeschreven zijn op het woonadres van de ouder in de Basisregistratie Personen (BRP). Alleenstaande ouders en minstverdienende ouders van tweeverdieners kunnen de combinatiekorting krijgen als hun arbeidsinkomen hoger is dan € 6.073 (€ 5.548 in 2023). De hoogte van de korting hangt af van de hoogte van het arbeidsinkomen. Let op als de ouder aanvullende bijstand krijgt op het inkomen uit werk. Als belastingaangifte leidt tot een teruggave door de combinatiekorting, moet de ouder dat melden bij WenI.
De Belastingdienst kent een speciale regeling voor co-ouders. Co-ouders zijn ex-partners die hebben afgesproken om de dagelijkse opvang en opvoeding van hun kind(eren) ongeveer gelijk te verdelen.
De co-ouderschapsregeling is de afgelopen jaren meerdere keren veranderd door beslissingen van de Hoge Raad en door wetswijzigingen. Als de aanslag op 30 september 2022 nog niet onherroepelijk vaststond, geldt voor de beoordeling van co-ouderschap het volgende:
Iemand is co-ouder als het kind in een herhalend ritme in een periode van 6 maanden minimaal 78 dagen bij die ouder woont. Hiervoor kunnen ook dagdelen bij elkaar worden opgeteld. Deze periode van 6 maanden hoeft niet aaneengesloten zijn.
Is er een definitieve aanslag met een datum vóór 30 september 2022? Dan moet worden gekeken in de aangifte over dat jaar welke voorwaarden voor het co-ouderschap gelden.
Aftrek van zorgkosten
Bepaalde kosten die iemand moet maken door ziekte, ouderdom of beperking zijn aftrekbaar bij de aangifte inkomstenbelasting. Aftrek van zorgkosten kan leiden tot een teruggave. Doordat een aftrekpost het belastbaar inkomen verlaagt, kan het ook een gunstig effect hebben op inkomensafhankelijke regelingen zoals de toeslagen. Bij de aftrek van zorgkosten gaat het om kosten van de belastingplichtige zelf en kosten van:
• fiscale partner en/of kind tot 27 jaar, voor zover het kind de kosten niet zelf kan betalen,
• een persoon van 27 jaar of ouder die een ernstige beperking heeft en tot het huishouden behoort, voor zover die persoon de kosten niet zelf kan betalen,
• een ouder, broer of zus die zorgafhankelijk is, tot het huishouden behoort en de kosten niet zelf kan betalen.
De laatste jaren is het aantal ziektekosten dat aftrekbaar is sterk verminderd, maar de aftrek kan nog steeds lonen. Het gaat om kosten boven het eigen risico in de zorgverzekering. Als iemand kosten heeft gemaakt doordat hij of zij geen zorgverzekering heeft afgesloten, zijn de kosten die onder de basisverzekering vallen niet aftrekbaar. Maar kosten die onder de aanvullende verzekering vallen en niet volledig vergoed worden, zijn wel aftrekbaar.
Aftrekbare kosten zijn:
• genees- en heelkundige hulp
• voorgeschreven medicijnen
• hulpmiddelen zoals steunzolen
• vervoer zoals reiskosten naar een arts of ziekenhuis
• een dieet op voorschrift van arts of diëtist
• extra gezinshulp
• extra uitgaven kleding en beddengoed
• reiskosten ziekenbezoek
Alleen kosten die in het belastingjaar zijn betaald komen voor aftrek in aanmerking. Bonnetjes en betaalbewijzen moeten worden bewaard, de Belastingdienst kan er (veel) later nog om vragen. Als de kosten kunnen worden vergoed door de (aanvullende) zorgverzekering of de bijzondere bijstand is er geen recht op aftrek.
N.B. Belastingaftrek en Tegemoetkoming zorgkosten van de gemeente kunnen wel naast elkaar worden benut.
Drempelbedrag
Voor de aftrek van zorgkosten geldt een drempelbedrag. Bij een (gezamenlijk) drempelinkomen tot ruim € 38.000 mogen bepaalde zorgkosten nog met een percentage worden verhoogd. Door die verhoging wordt de drempel makkelijker gehaald. Er kan dus aftrek van zorgkosten zijn terwijl die zorgkosten feitelijk onder het drempelbedrag blijven. Kijk voor informatie op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx bij Aftrek zorgkosten, Overzicht aftrekbare zorgkosten 2023 en Hoe berekent u uw aftrek zorgkosten.
Tegemoetkoming specifieke zorgkosten
Wie een laag inkomen heeft, betaalt vaak te weinig belasting om geld terug te kunnen krijgen door de aftrek van zorgkosten. De aftrek levert dan minder of niets op. Hiervoor is een regeling getroffen: de Tegemoetkoming specifieke zorgkosten (Tsz). Ook als iemand feitelijk geen of te weinig belasting betaalt, krijgt hij door deze regeling een deel van de betaalde zorgkosten terug. Voorwaarde om de tegemoetkoming te krijgen is aangifte doen en de gemaakte zorgkosten invullen. De Belastingdienst berekent de tegemoetkoming dan automatisch en betaalt het bedrag uit. De teruggaaf moet meer dan € 15 zijn. Een lager bedrag wordt niet uitbetaald.
Kosten weekend/vakantieverblijf voor iemand die in een zorginstelling woont
Een andere aftrekpost is die van verblijfskosten in het weekend of tijdens vakantie voor een kind, broer of zus, die 21 jaar of ouder is en vanwege een ernstige beperking in een zorginstelling woont. De kosten zijn aftrekbaar vanaf de dag dat de verzorgde persoon 21 jaar wordt. De ouder, broer of zus van deze persoon mag voor het tijdelijk verblijf in zijn huishouden een vast bedrag per dag aftrekken voor de kosten van verzorging. Ook een mentor of curator heeft recht op de aftrek. Het gaat om de volgende vaste bedragen:
• Voor halen en brengen met de auto € 0,23 per kilometer. Het gaat om de afstand van huis naar de verzorgingsinstelling en terug, dus 4 maal de enkele reisafstand,
• Voor extra kosten door het verblijf € 12 per dag, ook de dagen xxx xxxxx en brengen.
Vrijwilligersvergoeding en belasting
Voor vrijwilligerswerk (ook naast een uitkering) geldt in 2024 een vrijlating van maximaal € 210 per maand tot
maximaal € 2.100 per jaar (respectievelijk € 190 en € 1.900 in 2023).
De vrijwilligersvergoeding is onbelast als die voldoet aan de voorwaarden van de Belastingdienst:
• Het vrijwilligerswerk is bij een organisatie die niet onder de vennootschapsbelasting valt, bij een sportvereniging, een sportstichting of een ANBI,
• De vrijwilliger is niet in dienst bij de organisatie en doet de werkzaamheden ook niet voor zijn beroep,
• De vergoeding die de vrijwilliger krijgt is zo laag dat deze niet in verhouding staat tot de omvang en het tijdsbeslag van het werk: dat wil zeggen maximaal € 5,50 per uur met een maximum van € 210 per maand en € 2.100 per jaar.
Komt de vrijwilligersvergoeding boven de toegestane maximumbedragen per uur, maand of jaar, dan is de vergoeding belast voor de loon- en inkomstenbelasting. Het bedrag valt in de belastingaangifte onder Inkomsten uit overig werk. Als alleen de kosten die de vrijwilliger maakt worden vergoed, hoeft deze vergoeding niet te worden aangegeven. Ook niet als de vergoeding hoger is dan de genoemde maximum bedragen.
Doordat de vrijgestelde vrijwilligersvergoeding belastingvrij is, heeft deze géén nadelige gevolgen voor inkomensafhankelijke regelingen zoals toeslagen en kindgebonden budget.
Bij kwijtschelding van gemeentelijke heffingen (BghU) werkt het als volgt. De vrijwilligersvergoeding telt níet mee bij het netto besteedbaar inkomen dat de draagkracht bepaalt. Het bedrag telt wél mee voor de vermogensvaststelling. Als door de vrijwilligersvergoeding de grens voor het vrij te laten vermogen wordt overschreden, is kwijtschelding dus niet mogelijk.
Als een kwijtscheldingsverzoek is afgewezen omdat de vrijwilligersvergoeding wél is meegeteld bij het netto besteedbaar inkomen, is het aan te raden om contact op te nemen met de BghU en - voor de zekerheid - de beroepstermijn in de gaten te houden (10 dagen na dagtekening).
3.1.3 Invordering van belastingen
De regels voor de invordering van belasting zijn met name geregeld in de Invorderingswet 1990 en de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. In de Leidraad Invordering 2008 staat de praktische uitvoering van het beleid. Voor hulp bij problemen rondom de invordering van belastingen kunnen mensen terecht bij de sociaal raadslieden in het buurtteam.
Een belastingaanslag niet (op tijd) kunnen betalen
Het is belangrijk om direct uitstel van betaling te vragen, dat wil zeggen vóór de uiterste betaaldatum, als betaling van een (deel van de) belastingaanslag niet op tijd lukt. Uitstel is bijvoorbeeld mogelijk bij betalingsproblemen, als een belastingteruggaaf wordt verwacht waarmee de aanslag kan worden verrekend of als een bezwaarschrift tegen de hoogte van de aanslag is ingediend. Als iemand een teruggaaf verwacht kan hij de Belastingdienst per brief vragen om de aanslag te verrekenen met die teruggaaf. De Belastingdienst kan ook op eigen initiatief verrekenen. Daarbij wordt rekening gehouden met de beslagvrije voet.
Kort uitstel van betaling
Kan iemand nu niet betalen, maar enige tijd later wel? Als de belastingschuld maximaal
€ 20.000 bedraagt is kort uitstel een oplossing. De Belastingdienst geeft op verzoek, ongeacht de reden, 4
maanden uitstel van betaling. Bel daarvoor de BelastingTelefoon (0800 0543).
Betalingsregeling voor 12 maanden
Een aanslag moet in beginsel binnen 12 maanden na dagtekening van de aanslag zijn betaald. Alleen als er zeer bijzondere omstandigheden zijn, is een langere betaalperiode mogelijk. De Belastingdienst berekent met de inkomensgegevens de hoogte van het af te lossen bedrag.
Gebruik het formulier Verzoek betalingsregeling of kwijtschelding voor particulieren op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: verzoek betalingsregeling of kwijtschelding voor particulieren). De Belastingdienst stopt de invordering na ontvangst van het verzoek en neemt binnen 8 weken een beslissing.
Voor een naheffingsaanslag voor de motorrijtuigenbelasting is zowel een betalingsregeling mogelijk als kort uitstel (4 maanden). Let op: voor een rekening van de motorrijtuigenbelasting is geen betalingsregeling mogelijk en ook geen uitstel van betaling.
Kwijtschelding belastingaanslag
Wie de aanslag niet (helemaal) kan betalen, ook niet in termijnen, kan misschien kwijtschelding krijgen. De aanslag hoeft dan niet betaald te worden. Is de aanslag of een deel ervan al betaald terwijl daar eigenlijk geen
financiële ruimte voor was, dan kan binnen 3 maanden na de laatste betaling nog om kwijtschelding worden gevraagd.
Gedeeltelijke kwijtschelding van de belastingaanslag is mogelijk als de draagkracht te groot is voor volledige kwijtschelding maar te klein om de hele aanslag te betalen. Er moet dan een jaar lang naar draagkracht worden betaald, de restschuld wordt daarna kwijtgescholden.
De Belastingdienst kan voorwaarden stellen aan het kwijtschelden van de belastingaanslag. Kijk voor meer informatie over kwijtschelding op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: kwijtschelding van belasting voor particulieren en ondernemers).
Kwijtschelding is niet mogelijk als de belastingaanslag het gevolg is van een verkeerd ingevulde loonbelastingverklaring, een onjuist verzoek om een voorlopige teruggaaf, of van een onjuiste voorlopige aanslag die bij de definitieve aanslag is gecorrigeerd. Maar als iemand aannemelijk kan maken dat hem niets te verwijten valt, is kwijtschelding wel mogelijk.
Betaalcapaciteit
De Belastingdienst beoordeelt een verzoek om een betalingsregeling en een verzoek om kwijtschelding op dezelfde manier. Aan de hand van vastgestelde normbedragen wordt berekend of iemand de belasting echt niet kan betalen. Kwijtschelding wordt niet verleend als er vermogen is, zoals geld op bank- en spaarrekening, overwaarde van een eigen woning of een bepaalde dagwaarde van een auto. Als er geen vermogen is, onderzoekt de Belastingdienst de betaalcapaciteit: het besteedbaar inkomen op jaarbasis. Kijk op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: poefberekening betalingscapaciteit particulieren bij kwijtschelding).
Beslagvrije voet
Heeft de Belastingdienst een loon- of overheidsvordering gedaan, of verrekent hij een schuld? Controleer dan op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx of de juiste gegevens en bedragen zijn gebruikt voor de berekening van de beslagvrije voet. Als dat niet het geval is en de beslagvrije voet hoger moet zijn om meer geld voor levensonderhoud over te houden, geef dan de juiste gegevens door met het formulier Verzoek herberekening van de beslagvrije voet op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Zie voor meer informatie over beslag en de beslagvrije voet de paragrafen 4.1.3 en 4.1.4 van deze U wijzer.
Overheidsvordering
De overheidsvordering is een middel waarmee de Belastingdienst beslag kan leggen op een bankrekening. De Belastingdienst mag dit doen als er een dwangbevel is betekend voor een belasting- of toeslagschuld. Het gaat om openstaande bedragen tot € 1.000. Per belastingaanslag (of beschikking van Toeslagen) mag de Belastingdienst
2 keer per maand op maximaal € 500 beslag leggen. Er wordt niet in één keer € 500 afgeschreven maar 3 keer €
166. Kredietruimte (roodstand) kan worden benut en bijschrijvingen binnen een week na het beslag kunnen ook worden ingehouden. Voor een en dezelfde belastingaanslag kan de Belastingdienst maximaal 3 maanden achter elkaar invorderen. Rijksbelastingen, gemeentelijke belastingen en waterschapslasten kunnen allemaal via de overheidsvordering worden geïnd.
De Belastingdienst moet bij de overheidsvordering rekening houden met de beslagvrije voet. Vul op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx het formulier Verzoek herberekening van de beslagvrije voet in. Als blijkt dat door de overheidsvordering te weinig geld overblijft voor levensonderhoud en vaste lasten, past de Belastingdienst de beslagvrije voet toe.
Bezwaar tegen de belastingaanslag
Wie het niet eens is met een definitieve belastingaanslag kan online of schriftelijk bezwaar maken. Misschien is bezwaar maken niet de beste oplossing. Daarom is het verstandig eerst op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx de bezwaarcheck in te vullen en de informatie te lezen onder bezwaar, beroep en klacht. Blijven er twijfels over al dan niet bezwaar maken, maak dan op tijd een afspraak bij de sociaal raadslieden in het buurtteam.
3.1.4 Ondernemer en belastingen Inkomstenbelasting
Een zzp’er, freelancer of mkb’er moet zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel. Daarna is hij niet automatisch ondernemer voor de inkomstenbelasting: daarvoor moet hij aan een aantal voorwaarden voldoen. De Belastingdienst beoordeelt aan de hand van feiten en omstandigheden of iemand ondernemer is voor de inkomstenbelasting. Het gaat dan onder meer over deelname aan het economisch verkeer, winst maken,
zelfstandigheid, opdrachtgevers enzovoort. De OndernemersCheck op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx is een handig hulpmiddel om te weten of iemand ondernemer is voor de inkomstenbelasting. Als dat zo is, kan de ondernemer mogelijk gebruikmaken van de aftrekposten voor ondernemers.
Als iemand geen ondernemer is voor de inkomstenbelasting en zijn inkomsten niet uit een (verkapt) dienstverband komen, vallen de verdiensten voor de aangifte inkomstenbelasting onder ‘resultaat overige werkzaamheden’ (ook wel inkomsten uit overig werk). De kosten die iemand maakt om het werk te kunnen doen, komen in aftrek op de inkomsten. Daarom moet er van inkomsten uit overig werk ook een administratie worden bijgehouden.
Iemand met inkomsten uit overig werk heeft niet de fiscale voordelen van het ondernemerschap. Kijk voor uitgebreide informatie op xxxxxxxxxxxxxxxx.xxx.xx en xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx.
Btw (omzetbelasting)
Als iemand geen ondernemer is voor de inkomstenbelasting, kan hij toch ondernemer zijn voor de btw. Na aanmelding van een bedrijf of zelfstandige bij de Kamer van Koophandel stuurt de Belastingdienst een brief waarin staat of er ondernemerschap is voor de btw en zo ja, hoe en wanneer btw-aangifte moet worden gedaan. Voor kleine ondernemers is er de kleineondernemersregeling (KOR): een vrijstelling voor de btw. Sinds 2020 kan een ondernemer kiezen voor de KOR als hij in Nederland is gevestigd en niet meer dan € 20.000 omzet in een kalenderjaar heeft. De keuze geldt voor 3 jaar. Als de omzet in een jaar boven € 20.000 komt, moet de ondernemer zich direct afmelden voor de KOR. KOR-ondernemers berekenen geen btw (meer) aan hun klanten en dragen dus ook geen btw af. Op facturen wordt geen btw meer vermeld. In het algemeen hoeft de KOR- ondernemer geen btw-aangifte meer te doen. Kijk voor uitgebreide informatie op xxxxxxxxxxxxxxxx.xxx.xx en xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx.
3.2 Toeslagen (Awir)
In de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) staan algemene regels voor het aanvragen, wijzigen, toekennen van voorschotten en het definitief toekennen van toeslagen op het gebied van wonen, kinderen en zorg. Ook staat in de wet wat toeslagbegrippen als partner, medebewoner, kind, toetsingsinkomen en draagkracht betekenen. Kijk voor uitgebreide informatie over de toeslagen op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx. Ook is belangrijke informatie te vinden op xxx.xxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx.
Voor hulp bij problemen met de toeslagen kunnen mensen terecht bij de sociaal raadslieden in het buurtteam. De sociaal raadslieden zijn officieel toeslagenservicepunt, wat inhoudt dat zij directe toegang hebben tot de Belastingdienst/Toeslagen.
Toeslag aanvragen
Aanvragen en wijzigen van toeslagen kan met DigiD via Mijn Toeslagen op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: inloggen op Mijn toeslagen). Op deze persoonlijke webpagina staan alle berekeningen van de toeslagen. De berekeningen komen ook in de Berichtenbox op MijnOverheid. Toeslagen over het voorafgaande jaar kunnen nog tot en met 1 september in het lopende jaar worden aangevraagd (behalve de kinderopvangtoeslag). Als de aanvrager, toeslagpartner of de medebewoner (in het geval van huurtoeslag) uitstel heeft gekregen voor de aangifte inkomstenbelasting is een aanvraag zelfs mogelijk tot de datum waarop dat uitstel afloopt.
Bij de toeslag-aanvraag moeten alle betrokken personen aanwezig zijn om te ondertekenen met hun DigiD, tenzij de aanvrager gemachtigd is door de toeslagpartner en/of medebewoner(s). De machtiging kan gewoon door middel van een briefje. Een toeslag-aanvraag is overigens ook mogelijk via de Belastingtelefoon. Nodig bij de aanvraag, ook van eventuele partner en medebewoners, zijn:
• DigiD,
• laatste (voorlopige) aanslag inkomstenbelasting of, wanneer geen aangifte is gedaan de jaaropgaven of loonstroken van elke werkgever/uitkeringsinstantie,
• gegevens over vermogen,
• huurcontract, overzicht servicekosten, betaalbewijzen huur, brief over huurverhoging,
• rekening of offerte kinderopvanginstelling.
Voorkom terugbetalen van toeslagen
De toeslagen zijn een onmisbaar onderdeel van het inkomen. Daarom is het pijnlijk als het misgaat met de toeslagen. Soms durven mensen geen aanvraag te doen uit angst toeslagen te moeten terugbetalen. Veel voorkomende oorzaken van terugbetalen zijn:
• een te laag geschat inkomen,
• wijzigingen in inkomen of huishouding die niet (op tijd) zijn doorgegeven,
• een partner of medebewoner die niet (meer) rechtmatig in Nederland verblijft,
• een onjuiste inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP).
Eén veelvoorkomende oorzaak van het terugbetalen van toeslag komt vanaf 2021 niet meer voor. Twee personen die geen toeslagpartners zijn en op één adres wonen, worden vanaf 2021 pas toeslagpartners vanaf de maand nádat hun situatie veranderd is, bijvoorbeeld omdat zij een samenlevingscontract zijn aangegaan of een kind hebben gekregen.
De Belastingdienst probeert terugbetalingen ook te voorkomen door zelf contact te leggen met (groepen) burgers. Denk aan afstudeerders, mensen die de AOW-leeftijd bereiken, mensen die meer of minder gaan verdienen enzovoort.
Het risico van terugbetalen wordt een stuk kleiner met de tips die hierna volgen.
Het toetsingsinkomen schatten
De Belastingdienst betaalt de toeslag uit als voorschot, gebaseerd op het geschatte bruto jaarinkomen. Het zogeheten toetsingsinkomen. Het toetsingsinkomen is hetzelfde als het belastbaar inkomen of verzamelinkomen (zie paragraaf 3.1.1 Belastingbegrippen en DigiD). Pas achteraf, in het volgende kalenderjaar, wordt het toetsingsinkomen definitief vastgesteld. Een goede schatting van het bruto inkomen in het toeslagjaar is dus heel belangrijk maar niet altijd eenvoudig. De volgende tips bieden meer zekerheid dat het goed zit met de toeslagen:
• Bereken het jaarinkomen met de rekenhulp toetsingsinkomen op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: toetsingsinkomen). Als niet duidelijk is of een partner ook toeslagpartner is, bepaal dat dan eerst via de rekenhulp Heb ik een toeslagpartner?
• Maak op dezelfde site een proefberekening voor het recht op toeslagen.
• Geef een hoger geschat inkomen op voor een lagere toeslag. Als later bij de definitieve toekenning recht op een hogere toeslag blijkt, wordt die alsnog uitbetaald.
• Check, zeker bij onregelmatige inkomsten, regelmatig het toetsingsinkomen en het recht op toeslagen met de rekenhulp. Pas het geschatte inkomen zo nodig aan.
• Reserveer, als het huishoudbudget dat toelaat, een deel van de toeslag op een spaarrekening. Houd er wel rekening mee dat spaargeld het recht op minimaregelingen en kwijtschelding in de weg kan staan.
• Vraag, als het huishoudbudget dat toelaat, toeslagen achteraf aan als het jaarinkomen definitief is. Toeslagen (behalve kinderopvangtoeslag) over 2024 kunnen nog tot en met 1 september 2025 worden aangevraagd, en zelfs langer als er uitstel is voor de aangifte inkomstenbelasting.
Wijzigingen doorgeven
Een wijziging in omstandigheden die invloed heeft op de hoogte van de toeslag moet binnen 4 weken worden doorgegeven, schriftelijk of digitaal. Eén toeslag wijzigen is voldoende, andere toeslagen worden automatisch aangepast. De volgende wijzigingen hebben vrijwel altijd invloed op de hoogte van de toeslag:
• Twee personen die geen toeslagpartners zijn, wonen op één adres en worden toeslagpartners. Dat kunnen ook inwonende (groot)ouders of (stief- en klein)kinderen zijn als zij allebei op 1 januari van het kalenderjaar 27 jaar of ouder zijn. Kijk voor meer informatie xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: toeslagpartner).
• Xxxxxxxx of uit elkaar gaan van de toeslagpartners, gekoppeld aan het niet langer op één adres wonen. Kijk op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: scheiden of uit elkaar gaan).
• De samenstelling van het huishouden verandert door gezinshereniging of doordat een nagereisde partner zich bij een statushouder voegt.
• Het geschatte toetsingsinkomen of het geschat vermogen wordt hoger.
• Bij huurtoeslag: de huurprijs verandert, een huurcontract wordt beëindigd of aangegaan, er is een andere verhuurder.
• Bij zorgtoeslag: beëindiging of opschorting van de zorgverzekering tijdens detentie. Tijdens detentie is het ministerie van Justitie en Veiligheid verantwoordelijk voor medische zorg en is er geen recht op toeslag. Er hoeft ook geen zorgpremie te worden betaald. De gedetineerde moet zelf zijn zorgverzekering informeren en toeslag stopzetten. Een achtergebleven partner kan voor zichzelf 50% van de zorgtoeslag aanvragen.
• Bij kinderopvangtoeslag: het aantal opvanguren verandert, soort en uurtarief van de opvang veranderen, verandering van kinderopvangcentrum of gastouderbureau, verandering van geschatte aantal gewerkte maanden of geschatte duur traject arbeidsinschakeling, scholing of opleiding.
Een beëindigd partnerschap of een wijziging die leidt tot een beëindiging van de toeslag kan ook telefonisch (0800 0543) of aan de balie van het belastingkantoor worden doorgegeven.
Partner of medebewoner van vreemdeling
Een vreemdeling komt alleen in aanmerking voor een toeslag als hij rechtmatig in Nederland verblijft. De Belastingdienst gaat daarbij uit van de status die vermeld is in de Basisregistratie Personen (BRP). Aanvrager en eventuele partner hebben beiden een geldige verblijfsvergunning nodig. Iemand die rechtmatig in Nederland verblijft komt dus niet in aanmerking voor een toeslag als zijn of haar partner niet rechtmatig in Nederland verblijft. Voor de zorgtoeslag is per 2021 geregeld dat een aanvrager met een onverzekerde partner 50% krijgt van de zorgtoeslag voor 2 toeslagpartners.
Vanaf 1 januari 2022 kan een aanvrager wel het kindgebonden budget krijgen als de toeslagpartner geen geldige verblijfsvergunning heeft. De voorwaarde is dat de aanvrager en de kinderen wel een geldige verblijfsvergunning hebben.
Voor de huurtoeslag moet elk lid van de huishouding een geldige verblijfsvergunning hebben, ook de meerderjarige kinderen. Als een minderjarig kind geen geldige verblijfsvergunning heeft, maar de ouders wel dan kunnen de ouders wél huurtoeslag krijgen. In Nederland geboren kinderen moeten binnen 3 maanden worden aangemeld bij de IND om een geldige verblijfstitel te krijgen.
Alleenstaande minderjarige vreemdelingen tellen voor de huurtoeslag niet mee als medebewoner. Deze uitzondering geldt tot de meerderjarigheid of tot het moment van uitzetting uit Nederland.
Het is belangrijk om op tijd verlenging van een verblijfsvergunning aan te vragen: als er al recht is op toeslag blijft dat recht behouden als de verlenging op tijd is aangevraagd.
Als een toeslag wordt beëindigd vanwege de verblijfsstatus en de betrokkene het niet eens is met de beslissing over de verblijfstitel, is het aan te raden contact op te nemen met de IND. Als de IND aangeeft dat de verblijfstitel wel geldig is, wordt het recht op toeslag hersteld.
Inkomensstijging van toeslagpartner of medebewoner na vertrek
Als het jaarinkomen van een toeslagpartner of medebewoner die niet het hele jaar toeslagpartner of medebewoner was, stijgt na vertrek, telt dit inkomen ook nog mee over de periode vóór vertrek. Dat leidt vaak tot terugbetalen. Soms is dat te voorkomen, namelijk als de 10%-regeling van toepassing is.
Als het inkomen van de oud-bewoner na vertrek meer dan 10% is gestegen, kan iemand via de BelastingTelefoon (0800 0543) vragen om dat extra inkomen niet mee te tellen over de periode van samenwonen.
Als de toeslagpartner is overleden kan de 10%-regeling worden toegepast als de toeslag op naam van de overleden toeslagpartner stond, niet als de toeslag op naam van de nabestaande stond.
Gebruik voor de aanvraag het formulier Verzoek 10%-regeling voor toeslagen.
Verkeerde inschrijving in Basisregistratie Personen (BRP)
Iedereen in Nederland is wettelijk verplicht om zijn nieuwe adres door te geven aan de gemeente; binnen 1 maand voor de verhuisdatum tot 5 dagen erna. Dat gaat weleens mis en dat kan gevolgen hebben voor de toeslagen. Als iemand echt niet te verwijten valt dat een inschrijving niet klopt en hij dat ook aannemelijk kan maken, is het aan te raden een nader onderzoek te vragen bij de gemeente en bezwaar te maken tegen de terugvordering van toeslagen.
Toeslag terugbetalen
Als er toeslag moet worden terugbetaald, dan stuurt de Belastingdienst een beschikking waarin staat om welk bedrag het gaat. Daarna volgt een brief met acceptgiro waarin staat wat te doen als het niet lukt om het bedrag in één keer op tijd te betalen. Er zijn 4 mogelijkheden:
• Het bedrag laten verrekenen met lopende toeslagen (mits er voldoende toeslag is) of met een teruggave inkomstenbelasting. Verrekenen vindt per maand plaats, dus de vakantietoeslag wordt niet in zijn geheel in mei verrekend maar 12 keer 1/12 deel. De Belastingdienst gaat automatisch over op verrekenen als er niet op tijd wordt betaald.
• Gebruikmaken van de standaardbetalingsregeling: 24 maanden lang minimaal € 20 per maand betalen
plus rente (per terugvordering). Komt er een nieuwe schuld bij, dan wordt de nieuwe terugvordering
opgeteld bij het resterende bedrag en start een nieuwe 24-maandentermijn. De betalingsregeling vervalt bij niet op tijd betalen. De resterende schuld moet dan in één keer worden afgelost. Leidt de verrekening tot een inkomen onder het bestaansminimum, dan houdt de Belastingdienst op verzoek rekening met de beslagvrije voet: het deel van het inkomen dat minimaal moet overblijven voor levensonderhoud.
Gebruik hiervoor het formulier Verzoek herberekening van de beslagvrije voet.
• Een deel van het bedrag laten verrekenen in combinatie met de standaardbetalingsregeling.
• Een persoonlijke betalingsregeling aanvragen. De Belastingdienst houdt rekening met de beslagvrije voet bij de behandeling van de aanvraag voor een persoonlijke betalingsregeling.
Persoonlijke betalingsregeling
Als de schuld te hoog is om in 24 maandbedragen terug te betalen, is het soms mogelijk een lager maandbedrag te betalen. Voor zo’n persoonlijke betalingsregeling beoordeelt de Belastingdienst de persoonlijke en financiële omstandigheden en stelt de betaalcapaciteit vast. Dat is het bedrag dat de schuldenaar per jaar kan missen.
Aanvragen kan met het formulier Xxxxxxx persoonlijke betalingsregeling toeslagen.
Als de betaalcapaciteit onvoldoende is om maandelijks een bedrag terug te betalen, kan de schuld na 24 maanden buiten invordering worden gesteld. Dat betekent dat de schuld niet betaald hoeft te worden, maar het is niet hetzelfde als kwijtschelding. De Belastingdienst kan namelijk nog 3 jaar lang een nabetaling van een toeslag of teruggaaf inkomstenbelasting verrekenen met de openstaande schuld. Een persoonlijke betalingsregeling is niet mogelijk in de volgende gevallen:
• er is voldoende betaalcapaciteit om in 24 maanden terug te betalen,
• een auto met een dagwaarde boven € 2.269 (tenzij nodig wegens ziekte of beperking),
• een koophuis met overwaarde,
• de waarde van inboedel en bezittingen is meer dan € 2.269.
Kinderopvangtoeslagschuld
Ouders van wie de kinderopvangtoeslag is stopgezet tussen 2005 en 2019 hebben mogelijk recht op de herstelregeling van de Belastingdienst. De Belastingdienst heeft onterecht kinderopvangtoeslag teruggevorderd waardoor ouders in grote problemen zijn gekomen. De Belastingdienst wil alle ouders duidelijkheid geven en hun situatie herstellen. Veel ouders hebben al contact met de Belastingdienst. Ouders die dat nog niet hebben, kunnen zich aanmelden voor hulp. Dat kan digitaal op xxxxxxxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx-xxxxxxx of telefonisch via het Serviceteam gedupeerden Kinderopvangtoeslag op het gratis nummer 0800 235 83 58. Ouders krijgen bij de Belastingdienst een persoonlijke zaakbehandelaar.
Ouders kunnen ook hulp krijgen van de gemeente. De gemeente en het buurtteam bieden los van de Belastingdienst hulp. Via telefoonnummer 030 740 05 30 wordt binnen 5 werkdagen een afspraak gemaakt met een gezinswerker om te kijken welke hulp ouders nodig hebben.
3.2.1 Huurtoeslag
Om in aanmerking te komen voor huurtoeslag gelden voor de aanvrager en eventuele toeslagpartner en medebewoners de volgende voorwaarden:
• 18 jaar of ouder (tenzij wees of ouder van een kind),
• huurder en verhuurder hebben een huurcontract getekend,
• zelfstandige woonruimte (zie paragraaf 6.1.1 Verschillende soorten huurwoningen),
• allen staan ingeschreven op dit woonadres,
• alle meerderjarige bewoners hebben de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfsvergunning,
• huur, inkomen en vermogen zijn niet te hoog. (Het inkomen van een inwonend kind tot 23 jaar is in 2024 vrijgesteld tot € 5.970.) Kijk voor de normen van inkomen en vermogen op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek: huurtoeslag) maak een proefberekening op de site.
Inkomensstijging
Sinds 1 januari 2020 zijn er geen maximale inkomensgrenzen meer voor de huurtoeslag. Hoe hoog het inkomen mag zijn, hangt af van de huur, de leeftijd en de samenstelling van het huishouden. De situatie dat een inkomensstijging van één euro boven de huurtoeslaggrens leidde tot het terugbetalen van de hele ontvangen huurtoeslag is daarmee verleden tijd. Als het inkomen stijgt, wordt de huurtoeslag in stappen en over een langere inkomensopbouw afgebouwd tot nul. Hierdoor hebben meer mensen recht op huurtoeslag.
N.B. Let niet alleen op het inkomen voor de huurtoeslag 2024, maar ook op de vermogensgrens op 1 januari 2024 (€ 36.952 of het dubbele voor toeslagpartners). Het heffingsvrij vermogen in box 3 is in 2024 gelijk gebleven met de grens in 2023, namelijk € 57.000 (en € 114.000 voor fiscaal partners). Maar dit hogere heffingsvrij vermogen geldt niet voor inkomensafhankelijke regelingen zoals de toeslagen.
Bijzondere situaties huurtoeslag
In enkele situaties waar normaliter geen huurtoeslag mogelijk zou zijn, kan toch huurtoeslag worden toegekend of meer huurtoeslag dan normaal. Het gaat om de volgende situaties:
• Een jongerenhuishouden waarvan een lid een lichamelijke beperking heeft en de jongeren allemaal jonger
zijn dan 23 jaar. Hier is huurtoeslag mogelijk tot een huur van € 879,66.
• Een huishouden dat een aangepaste woning bewoont vanwege een lichamelijke beperking van een van de bewoners. Hier is een hoger bedrag aan huurtoeslag mogelijk.
• Een huishouden dat bestaat uit 8 of meer personen. Hier is huurtoeslag mogelijk voor een geschikte
woning met een huurprijs boven € 879,66.
• Gescheiden ouders en co-ouders. Deze ouders kunnen beiden voor de huurtoeslag hun kinderen meetellen als medebewoner.
• Een huishouden waarvan een persoon langer dan een jaar buitenshuis woont. De inschrijving in de Basisregistratie Personen blijft na een jaar buiten beschouwing; deze persoon telt niet mee voor de huurtoeslag. Na de definitieve berekening van de huurtoeslag kan deze bijzondere situatie niet meer worden doorgegeven. Wel is bezwaar mogelijk: binnen 6 weken na de datum van de definitieve berekening. Het formulier Verzoek bijzondere situatie huurtoeslag moet als bijlage bij het bezwaar.
• Een huishouden waarvan een persoon thuis wordt verzorgd in plaats van in een verpleeg- of verzorgingshuis. Hier telt voor de huurtoeslag één persoon minder mee.
• Er is sprake van bijzonder inkomen, zoals een pensioenafkoopsom, verhoging van de Waz-, Wajong- of WAO-uitkering voor de kosten van oppas en verzorging enzovoort. Er kan een verzoek worden ingediend om deze inkomsten niet te laten meetellen voor de huurtoeslag.
• Er is bijzonder vermogen waar niemand aan kan komen, zoals smartengeld, bepaalde immateriële schadevergoedingen, vermogen van een minderjarig kind of pleegkind. Er kan een verzoek worden ingediend om dit vermogen niet te laten meetellen voor de huurtoeslag.
Hoe gebruikmaken van de regeling bijzondere situaties huurtoeslag?
Geef de bijzondere situatie zo snel mogelijk door. Echter, het verzoek kan nog 5 jaar lang worden ingediend ná het jaar waar het verzoek over gaat. Een verzoek over 2024 kan dus t/m 31 december 2029 worden ingediend. Soms kan het zelfs nog langer dan 5 jaar, namelijk als de definitieve toeslagberekening langer op zich laat wachten. In dat geval kan het verzoek worden ingediend tot 1 jaar na ontvangst van de definitieve berekening.
Kijk welke bewijsstukken er nodig zijn op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: bijzondere situatie huurtoeslag). Kijk voor meer informatie en een proefberekening op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: huurtoeslag 2024).
3.2.2 Zorgtoeslag
Om in aanmerking te komen voor zorgtoeslag gelden de volgende voorwaarden:
• aanvrager en eventuele toeslagpartner zijn 18 jaar of ouder,
• aanvrager heeft een Nederlandse zorgverzekering,
• het (gezamenlijke) inkomen is niet te hoog,
• Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfsvergunning,
• het vermogen zonder toeslagpartner is op 1 januari 2024 maximaal € 140.213 of met toeslagpartner
€ 177.301, bijzonder vermogen telt niet mee (zie: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx, zoek op: bijzondere situatie huurtoeslag)
Vanaf 2021 geldt dat als de partner - ongeacht de reden - geen zorgverzekering heeft, de aanvrager zelf recht heeft op 50% van de zorgtoeslag voor twee personen. Er wordt gekeken naar de hoogte van het gezamenlijk inkomen.
Zie meer informatie en een proefberekening op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: zorgtoeslag 2024).
Een premieachterstand voor de zorgverzekering kan gevolgen hebben voor de zorgtoeslag, zie paragraaf 4.1.6 Wanbetalersregeling.
3.2.3 Kinderopvangtoeslag
Om in aanmerking te komen voor kinderopvangtoeslag gelden de volgende voorwaarden:
• aanvrager en eventuele toeslagpartner werkt/werken of volgt/volgen een traject naar werk, opleiding of inburgeringscursus, of een van de partners heeft een Wlz-indicatie,
• er is een contract afgesloten met het kindercentrum of gastouderbureau,
• er wordt een eigen bijdrage betaald voor de kosten van kinderopvang,
• aanvrager en eventuele toeslagpartner hebben de Nederlandse nationaliteit of een geldige verblijfsvergunning,
• er is recht op kinderbijslag of een pleegouderbijdrage, of de ouder onderhoudt het kind in belangrijke mate (minimaal € 519 per kwartaal in 2024),
• het kind gaat naar een geregistreerde kinderopvang,
• het kind staat ingeschreven op het woonadres van de aanvrager,
• het kind zit nog niet op het voortgezet onderwijs.
Ook een ouder die jonger is dan 18 jaar kan kinderopvangtoeslag krijgen. Bij werkloosheid blijft nog drie maanden recht op kinderopvangtoeslag bestaan.
De hoogte van de kinderopvangtoeslag hangt af van het inkomen, het aantal kinderen en de soort opvang. Per kind is voor maximaal 230 uur per maand kinderopvangtoeslag mogelijk. Er geldt een maximumuurtarief. Voor de kosten boven het maximumuurtarief wordt geen kinderopvangtoeslag verstrekt. Is de kinderopvang goedkoper dan het maximumuurtarief, dan wordt over dit lagere uurtarief kinderopvangtoeslag verstrekt.
De kinderopvangtoeslag kan ook worden uitbetaald aan de kinderopvang. Kijk voor meer informatie en een proefberekening op xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: kinderopvangtoeslag 2024).
3.2.4 Kindgebonden budget
Kindgebonden budget wordt naast de kinderbijslag uitbetaald. De Belastingdienst stuurt de meeste mensen bericht wanneer zij recht hebben op kindgebonden budget. Ouders die geen andere toeslag krijgen en aan de voorwaarden voldoen, moeten het kindgebonden budget zelf aanvragen. De ouder op wiens naam de kinderbijslag staat, moet dit doen.
Om in aanmerking te komen voor kindgebonden budget gelden voor de aanvrager en de eventuele toeslagpartner de volgende voorwaarden:
• een of meer kinderen zijn jonger dan 18 jaar,
• er is recht op kinderbijslag van de Sociale Verzekeringsbank,
• het (gezamenlijk) inkomen is niet te hoog,
• Nederlandse nationaliteit of geldige verblijfsvergunning,
• het vermogen is op 1 januari 2024 maximaal € 140.213 zonder toeslagpartner of met toeslagpartner € 177.301, bijzonder vermogen telt niet mee (zie: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx, zoek op: kindgebonden budget 2024)
De hoogte van het kindgebonden budget is inkomensafhankelijk. Maar ook een partner, het aantal kinderen en hun leeftijd bepalen het kindgebonden budget.
Ouders met een kind dat 12 of 16 jaar wordt, krijgen afhankelijk van de hoogte van hun inkomen meer kindgebonden budget als tegemoetkoming in de schoolkosten: € 694 voor kinderen van 12 tot en met 15 jaar en € 924 voor kinderen van 16 en 17 jaar.
Alleenstaande Ouderkop (ALO-kop)
Voor alleenstaande ouders met een laag inkomen wordt het kindgebonden budget automatisch verhoogd met de alleenstaande ouderkop (ALO-kop). De ALO-kop vult het inkomen van de ouder aan sinds de bijstandsnorm voor alleenstaande ouders gelijk is gesteld aan de bijstandsnorm voor alleenstaanden. Het bedrag is inkomensafhankelijk maar onafhankelijk van het aantal kinderen en bedraagt in 2024 maximaal € 3.480.
Statushouder en ALO-kop
Een statushouder die alleen met zijn kind(eren) in Nederland is, wordt voor de toeslagen beschouwd als alleenstaande ouder omdat hij niet kan aantonen wie zijn partner is. Hij ontvangt dan automatisch de ALO-kop. Als na de gezinshereniging het huwelijk wordt geregistreerd, vervalt het recht op de ALO-kop en moet die worden
terugbetaald. In deze situatie is het aan te raden direct bij de Belastingdienst/Toeslagen een persoonlijke betalingsregeling aan te vragen en zo nodig een verzoek om toepassing van de beslagvrije voet.
Als geen recht bestaat op de ALO-kop, maar er feitelijk wel sprake is van een alleenstaande ouder, komt deze ouder geld tekort voor het levensonderhoud van het gezin. Alleenstaande ouders in deze situatie hebben de mogelijkheid om af te zien van de ALO-kop. Zij kunnen vervolgens bij Werk en Inkomen een beroep doen op maatwerkondersteuning. De Centrale Raad van Beroep heeft over deze vorm van maatwerkondersteuning een uitspraak gedaan en heeft bepaald dat een gemeente in beginsel de bijstand moet afstemmen op de individuele situatie. Alleenstaande ouders in deze situatie kunnen met behulp van een voorbeeldbrief afzien van de ALO-kop. Ouders die hiermee te maken hebben, kunnen voor hulp terecht bij de sociaal raadslieden in het buurtteam.
4 Schulden en vaste lasten
4.1 Schulden
Schulden kunnen ontstaan doordat de vaste lasten hoger zijn dan het inkomen, door overbesteding, of door onvoldoende te anticiperen op een lager inkomen. In alle gevallen is het van belang de administratie op orde te krijgen en goed inzicht te krijgen in de inkomsten en uitgaven. Daarnaast moet worden nagaan of er recht bestaat op voorzieningen en/of dat kan worden bespaard op uitgaven. Daarom begint schuldhulpverlening altijd met een stabilisatiefase: een periode waarin de inkomsten en uitgaven in evenwicht moeten komen.
Aandachtspunten voor hulpverlening bij schulden
Bij hulpverlening aan mensen met schulden moet goed onderzocht worden hoe dreigend de situatie is:
• Is de schuld waarvoor hulp wordt gevraagd de enige schuld?
• Is er met de door de cliënt gewenste betalingsregeling nog genoeg ruimte om rond te komen en een regeling te treffen voor eventuele andere schulden?
• Moeten er op korte termijn extra kosten gemaakt worden?
• Heeft één van de schuldeisers een dwangmiddel dat al kan worden ingezet? (Denk aan ontbinding van huur/hypotheek, afsluiten van energie, wanbetalersregeling zorgpremie)
• Kan de schuldeiser al beslag leggen?
Aan de hand van deze vragen moet worden beoordeeld of er nog tijd is voor stabilisatie of dat direct actie nodig is naar schuldeisers. Bij 2 maanden achterstand in huur, energie, stadsverwarming of water is het verstandig om crisishulp in te schakelen bij de gemeente.
4.1.1 Rekeningen betalen of betwisten
Volgens de wet moet direct worden betaald als geen betalingstermijn is afgesproken. Een schuldeiser kan echter niet zomaar beslag leggen op geld of goederen, zie 4.1.3 Beslag. Wanneer niet op tijd wordt betaald, kunnen onder voorwaarden kosten in rekening worden gebracht, zie 4.1.2 Kosten van schulden.
Bijkomende kosten zijn alleen verschuldigd als de hoofdsom zelf ook verschuldigd was. Als slechts een deel van de rekening klopt, is het verstandig dat deel te betalen voordat de incasso start. Als op de datum van de aanmaning alleen een deel openstond dat achteraf niet blijkt te zijn verschuldigd, kunnen de bijkomende kosten niet worden geïncasseerd.
Verweer
Wie stelt bewijst. Als iemand een rekening betwist, zal de schuldeiser zo nodig bij de rechter moeten bewijzen op basis waarvan betaling verschuldigd is, en hoeveel. Toch is het verstandig als de schuldenaar moeite doet om zijn standpunt te verduidelijken én deskundig advies inwint, bijvoorbeeld bij het Juridisch Loket. De verliezer van de procedure kan worden geconfronteerd met flinke kosten die, ook bij een laag inkomen, moeten worden betaald.
Niet kunnen betalen
Als de rekening wel klopt maar niet (in één keer) betaald kan worden, kunnen bijkomende kosten worden voorkomen door een betalingsregeling te treffen. Met uitzondering van enkele overheidsorganisaties zijn schuldeisers nooit verplicht om hieraan mee te werken. Wel is het voorgekomen dat een rechter proceskosten voor rekening van de eiser liet. In die gevallen is de eiser gaan procederen terwijl er een redelijk betalingsvoorstel op tafel lag. Gedurende een betalingsregeling is de schuldenaar niet langer in verzuim, maar als een betaling te laat wordt voldaan, vervalt de betalingsregeling en is de hele vordering weer opeisbaar.
4.1.2 Kosten van schulden
Schulden lopen snel op als deze niet (op tijd) worden afgelost.
Vertragingsrente
Vertragingsrente wordt ook wel wettelijke rente genoemd. Als een rekening niet voor een afgesproken datum is betaald, is de schuldenaar in verzuim. Als geen datum is afgesproken, moet de schuldenaar door middel van een betalingsherinnering in gebreke worden gesteld. Vanaf het moment van verzuim wordt vertragingsrente berekend: een bepaald percentage op jaarbasis. De rentepercentages zijn onder andere te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: wettelijke rente).
Incassokosten
Als aan alle 5 voorwaarden is voldaan, mag de schuldeiser incassokosten in rekening brengen:
1. De hoofdsom is daadwerkelijk verschuldigd.
2. De schuldeiser kan bewijzen dat een schriftelijke aanmaning is verstuurd en ontvangen.
3. In die brief is een betalingstermijn geboden van 14 dagen vanaf de dag na van verzending van de brief.
4. In die brief is gewezen op de hoogte van de kosten die in rekening zullen worden gebracht als de hoofdsom niet binnen de betalingstermijn is betaald.
5. De schuldenaar heeft het volle bedrag niet binnen de betalingstermijn betaald.
Incassokosten zijn een percentage van de hoofdsom met een minimum van € 40. Als de schuldeiser de invordering uit handen heeft gegeven aan een incassobureau of deurwaarder, en de schuldeiser niet btw-plichtig is, mag er btw over de incassokosten in rekening worden gebracht.
Incassokosten mogen maar éénmaal per rekening worden opgevoerd en omvatten alle kosten die in rekening mogen worden gebracht voor handelingen buiten de gerechtelijke procedure. Staan meerdere rekeningen open op het moment van aanmanen, dan moeten die worden samengevoegd.
Hoofdsom Hoogte incassokosten*
over de eerste € 2.500 15% (minimaal € 40)
over de volgende € 2.500 10%
over de volgende € 5.000 5%
over de volgende € 190.000 1%
over het meerdere 0,5% (maximaal totaal € 6.775)
*soms verhoogd met btw, zie tekst hierboven.
Rekenvoorbeeld incassokosten:
Stel je koopt een bankstel van € 3.500 en betaalt de rekening niet op tijd. Dan zijn de maximale incassokosten:
15% over de 1e € 2.500 (= € 375);
10% over de volgende € 1.000 (= € 100).
Je betaalt in totaal maximaal € 475 aan incassokosten. De incassokosten mogen wel lager zijn dan de maximale
incassokosten.
Deurwaarderskosten
Als een schuldenaar ook na aanmaning niet vrijwillig betaalt, zal de schuldeiser in de meeste gevallen een procedure moeten starten. Daarbij horen handelingen van een deurwaarder zoals het uitbrengen van een dagvaarding, betekening van het vonnis na uitspraak en eventueel beslaglegging.
Deze handelingen worden ambtshandelingen genoemd en vallen niet onder de incassokosten. De verliezer van de procedure kan worden veroordeeld deze kosten, de zogenaamde schuldenaarstarieven, te betalen. Iedere ambtshandeling kent een vast tarief, geregeld in het Besluit ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders. Zie voor een overzicht xxx.xxxx.xx (zoek op: gerechtsdeurwaarders > kosten).
Proceskosten
Naast de kosten van de deurwaarder kan een rechter de verliezende partij veroordelen tot het betalen van kosten van de advocaat van de winnende partij, kosten van deskundigen, reiskosten en kosten van uittreksels uit registers. Met name de kosten van de advocaat kunnen hoog oplopen maar worden niet één op één vergoed. De maximale vergoeding is afhankelijk van het aantal handelingen in een rechtszaak en het belang van de zaak. Kijk voor uitleg over de maximale vergoeding op xxx.xxxxxxxxxxx.xx voor tarieven, kosten en vergoedingen.
Mensen met een laag inkomen kunnen in aanmerking komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand van hun eigen advocaatkosten. De aanvraag doet de advocaat bij de Raad voor Rechtsbijstand. Dit heet een toevoeging. De eigen bijdrage of griffierechten die wel betaald moeten worden, kunnen worden vergoed via de Bijzondere bijstand. Zie voor de voorwaarden voor vergoeding van rechtsbijstand 2.1.2 Bijzondere bijstand.
4.1.3 Beslag
Alvorens er beslag mag worden gelegd moet de schuldeiser de schuldenaar voor de rechter dagen. Pas als dat is gebeurd kan er beslag worden gelegd op het inkomen, de bankrekening of bezittingen. Wat mag wel en wat mag niet?
Mogelijke beslagleggers
Incassobureaus kunnen geen beslag leggen. Zij mogen dat ook niet beweren. Alleen een gerechtsdeurwaarder kan beslag leggen, en zelfs dan moet de rechtmatigheid van de vordering aan de rechter zijn voorgelegd.
Vonnis
Een schuldeiser kan een schuldenaar dagvaarden als de schuld niet is betaald en er geen regeling is overeengekomen. Als de schuldenaar de schuld erkent, is het niet nodig om naar de zitting te gaan. Na de zitting spreekt de rechter een vonnis uit. Pas na het moment dat een deurwaarder een vonnis van de rechter bij de schuldenaar heeft gebracht, kan hij overgaan tot beslaglegging. Dat kan zijn: beslag op inkomen, inboedel, banksaldo, auto of ander bezit.
Sommige overheidsinstanties, zoals de Belastingdienst, kunnen zelf een dwangbevel uitvaardigen en hoeven dus niet eerst langs de rechter. Het dwangbevel heeft ongeveer dezelfde status als een vonnis. In tegenstelling tot civiele schuldeisers zijn overheidsinstanties soms wel verplicht om een betalingsvoorstel te accepteren. Soms kan een deel van de schuld zelfs worden kwijtgescholden.
Beslag op inkomen
De deurwaarder kan de werkgever of uitkeringsinstantie opdragen om een deel van het loon of de uitkering te storten op de rekening van de deurwaarder.
Beslagvrije voet
De beslagvrije voet zorgt dat er bij beslag op het inkomen een minimum bedrag overblijft voor het levensonderhoud. Sinds 2021 wordt de beslagvrije voet automatisch berekend. Dat doet de beslaglegger met gegevens die hij over het inkomen en de leefsituatie heeft. De schuldenaar ontvangt de beslagvrije voet die voor hem geldt in een brief van de beslaglegger.
Het proces van beslaglegging is zo ingericht dat partijen die beslag leggen beter op de hoogte zijn van elkaars beslagen. Een schuldenaar hoeft in beginsel zelf geen gegevens te verstrekken voor het vaststellen van de beslagvrije voet. Deze worden uit bestaande registraties gehaald zoals de basisregistratie personen en de polisadministratie van UWV. De beslagvrije voet kan in de meeste gevallen worden vastgesteld aan de hand van de leefsituatie, het inkomen van de persoon in kwestie en dat van de eventuele partner.
Via de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx kunnen burgers en hun hulpverleners snel en makkelijk informatie vinden en de beslagvrije voet controleren. Voor de schuldenaar is er één centraal aanspreekpunt, de coördinerend deurwaarder, wanneer zij te maken hebben met meerdere loonbeslagen.
Bankbeslag
De deurwaarder kan ook beslag leggen op het saldo van de bankrekeningen. Alleen het saldo op het moment van beslaglegging valt onder het beslag, niet eventuele latere stortingen. De bank maakt het saldo (of een deel, als het saldo hoger is dan de schuld) van dat moment over naar de deurwaarder. Er geldt echter een beslagvrij bedrag; een vast bedrag dat afhankelijk is van de gezinssituatie:
• alleenstaande zonder kinderen: € 1.996,12
• alleenstaande ouder: € 2.162,60
• getrouwd of samenwonend stel zonder kinderen: € 2.631,49
• getrouwd of samenwonend stel met kinderen: € 2.747,09
Beslag op inboedel
De deurwaarder kan beslag leggen op de inboedel. Hij maakt een lijst van alle zaken waar hij beslag op legt. Vanaf dat moment mogen de spullen niet meer worden weggehaald of verkocht. Het is strafbaar als dit wel gebeurt.
Op het moment dat de deurwaarder de boedel daadwerkelijk wil gaan verkopen, wordt op de voordeur een brief geplakt met de datum en het tijdstip van de openbare verkoop.
Beslag op de inboedel wordt ook wel gebruikt als pressiemiddel om de schuldenaar te motiveren om toch nog te betalen of een aflossingsregeling te treffen. Beslag en verkoop van roerende zaken brengen veel kosten met zich mee. Hierdoor moet de opbrengst van de goederen hoog zijn, wil na aftrek van de kosten van de deurwaarder
voldoende overblijven om de openstaande vordering gedeeltelijk of geheel te voldoen. Beslag op roerende zaken mag dan ook niet als oneigenlijk drukmiddel worden gebruikt, zie art. 441 lid 3 Rv.
Beslagverboden
Als een schuldeiser eenmaal een executoriale titel heeft (vonnis heeft gehaald bij de rechter), kan hij beslag leggen. Het gehele vermogen van de schuldenaar is in beginsel vatbaar voor beslag. Maar op sommige inkomstenbronnen mag niet, of alleen door bijzondere schuldeisers, beslag worden gelegd. Bijvoorbeeld:
• bijzondere bijstand, waaronder de individuele inkomenstoeslag en de individuele studietoeslag,
• huurtoeslag, alleen de verhuurder beslag kan leggen voor een huurschuld,
• kinderbijslag, alleen voor verhaal van uitkering voor levensonderhoud van kind,
• zorgtoeslag, alleen de zorgverzekeraar kan beslag leggen voor een premieachterstand basisverzekering,
• onkostenvergoeding ambtenaren,
• studiefinanciering,
• tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten,
• overlijdensuitkering ANW,
• extra verhoging Wajong, WAO, WIA, vanwege hulpbehoevendheid,
• tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten,
• extra tegemoetkoming AOW en ANW.
Voor beslag op inboedel en/of andere roerende zaken zijn in de wet beslagverboden opgenomen. Er mag geen beslag worden gelegd op:
• zaken die behoren tot de inboedel van de door de schuldenaar bewoonde woning (zoals bedden, beddengoed, tafel, stoelen, gordijnen, servies, kasten, koelkast en wasmachine),
• kleding van de schuldenaar en zijn gezin,
• voorraad levensmiddelen,
• spullen voor de persoonlijke verzorging (toiletartikelen, scheerapparaat, föhn e.d.),
• spullen voor de algemene dagelijkse levensbehoeften (fiets, mobiele telefoon, computer e.d.),
• speelgoed van kinderen,
• spullen die nodig zijn om het inkomen te behouden of voor scholing/studie,
• zaken van hoogstpersoonlijke aard (trouwring, fotoalbum e.d.),
• gezelschapsdieren en de voor de verzorging van deze dieren noodzakelijke zaken.
Zijn er veel of dure spullen? Dan kan er een uitzondering worden gemaakt op het verbod. Bijvoorbeeld als er meerdere dure smartphones zijn. De deurwaarder kan hier soms toch beslag op leggen. Deze uitzondering van bovenmatigheid geldt niet voor gezelschapsdieren.
Mocht de deurwaarder een bovenmatige zaak in beslag nemen, bijvoorbeeld een veel te dure fiets, en de schuldenaar kan deze niet missen, dan mag hij deze met geld uit de executieopbrengst vervangen door een goedkope fiets.
Wanneer iemand het niet eens is met een beslag, bijvoorbeeld omdat geen beslag gelegd had mogen worden, een beslagverbod van toepassing is of als er sprake is van misbruik van recht, kan een executiegeschil aanhangig worden gemaakt bij de rechter. Neem hiervoor contact op met het juridisch loket, xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx.
4.1.4 Verrekening
Als iemand een schuld heeft bij een instantie of bedrijf waar ook een tegoed staat, mag de schuld, na kennisgeving, worden verrekend met het tegoed. Veelvoorkomende gevallen zijn bijvoorbeeld de uitkeringsinstantie die een vordering heeft en die verrekent met de lopende uitkering, en de Belastingdienst die te veel betaalde toeslag verrekent met lopende toeslagen.
Beslagvrije voet van toepassing
Ook bij verrekening is de beslagvrije voet van toepassing. Er moet doorgaans wel om worden gevraagd. Het is belangrijk dat meteen actie wordt ondernomen als verrekening plaatsvindt. Als een verrekening namelijk wordt aangepast aan de beslagvrije voet, gebeurt dit doorgaans niet met terugwerkende kracht.
4.1.5 Schuldeisers met een bijzondere positie
Sommige schuldenaren verkeren in de veronderstelling dat je van een kale kip niet kunt plukken. Toch zijn er schuldeisers die drukmiddelen kunnen inzetten om hun vordering (sneller) te innen.
• Een hypotheekverstrekker of verhuurder kan bij een betalingsachterstand dreigen met ontbinding van de overeenkomst en ontruiming.
• Energieleveranciers kunnen (onder voorwaarden) een huishouden afsluiten van energie en de kosten hiervan doorberekenen.
• Verzekeringen kunnen bij een premieachterstand de dekking opschorten.
• Zorgverzekeringen kunnen de aanvullende dekking beëindigen en de verzekerde aanmelden bij het CAK voor de regeling wanbetalers. De hogere bestuursrechtelijke premie wordt door het CAK op het inkomen ingehouden. Is dat niet mogelijk dan verloopt de betaling via een acceptgiro aan het CJIB. (Wanbetalersregeling, hierna.)
• Het CJIB kan uiteindelijk gijzelen als een boete onbetaald blijft.
• De Belastingdienst kan de toeslagen en de inkomstenbelasting verrekenen, er beslag op leggen en de zorgtoeslag omleiden in het kader van de wanbetalersregeling. Voor meer informatie over de Belastingdienst als schuldeiser en hoe te handelen bij bijvoorbeeld verrekening en beslag, zie 3.2 Toeslagen.
• De uitkeringsinstantie kan een schuld verrekenen met de lopende uitkering.
4.1.6 Betalingsregeling Rijk
Zo’n 240.000 huishoudens hebben een betalingsachterstand bij twee of meer overheidsinstanties. Sinds december 2022 kunnen mensen met betalingsachterstanden bij DUO, CJIB en CAK (alleen voor de boete voor onverzekerden) met deze drie instanties, één betalingsregeling afsluiten. Kijk voor meer informatie op xxx.xxxxxx.xx (zoek op: regeling onverzekerden). De Betalingsregeling Rijk kan worden afgesloten bij het CJIB. Achterstanden worden nu niet meer doorgestuurd naar deurwaarders. Andere overheidsinstanties sluiten later aan.
4.1.7 Wanbetalersregeling
De wanbetalersregeling bestaat uit maatregelen om het niet betalen van de zorgpremie tegen te gaan. De regeling kent 4 fasen. Als de verzekeringnemer dit niet doet, dan wordt hij bij een achterstand van zes maandpremies aangemeld bij het CAK en heeft dan officieel de status van wanbetaler.
Fase 1
Als er een premieachterstand is van één maand dan kan de verzekerde de zorgverzekering niet meer opzeggen. Daarmee voorkomt de wetgever dat er bij verschillende verzekeraars schulden ontstaan. Na één maand premieachterstand zal de verzekeraar tenminste twee aanmaningen verzenden.
Fase 2: twee maanden premieachterstand
Na een betalingsachterstand van twee maanden stuurt de verzekeraar een brief met het verzoek een betalingsregeling te treffen. Ook wordt de mogelijkheid geboden om te betalen via automatische incasso.
Fase 3: vier maanden premieachterstand
Als de verzekeringnemer niet ingaat op het aanbod voor de betalingsregeling en de achterstand oploopt tot vier maanden, dan geeft de zorgverzekeraar een waarschuwing en wijst daarbij op de gevolgen bij een achterstand van zes maanden. Ook wijst de verzekeraar op de mogelijkheden van schuldhulpverlening bij betalingsproblemen.
Fase 4: zes maanden premieachterstand
Bij een premieachterstand van zes maanden meldt de verzekeraar de verzekeringnemer aan bij het CAK als wanbetaler. Vanaf dat moment gaat de verzekeringnemer de bestuursrechtelijke premie van € 175,20 per maand betalen. Met het betalen van deze premie lost de verzekeringsnemer zijn schuld bij de verzekeraar niet af. Het CAK is bevoegd om de premie via de werkgever of uitkeringsinstantie op het loon of de uitkering in te houden (bronheffing). Wanneer bronheffing niet mogelijk is draagt het CAK de premie-inning over aan het CJIB. Het CJIB zal dan bij de belastingdienst de zorgtoeslag inhouden en voor de resterende premie een acceptgiro versturen.
Wanneer stopt het CAK met het inhouden?
Als de wanbetaler een betalingsregeling treft met de zorgverzekeraar meldt de zorgverzekeraar dit bij het CAK. Vanaf dat moment wordt de bestuursrechtelijke premie opgeschort. De (voormalige) wanbetaler moet de gewone premie weer aan de verzekeraar betalen. Dit geldt ook als er sprake is van:
• De volledige schuld is voldaan
• Het sluiten van een stabilisatieovereenkomst met een schuldhulpverlener
• De totstandkoming van een minnelijke schuldregeling
• Toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)
Gemeenten kunnen speciale afspraken maken met zorgverzekeraars waardoor bijstandsgerechtigden versneld kunnen uitstromen.
4.1.8 Schuldhulpverlening
In principe komt iedereen die in de gemeente Utrecht woont en financiële problemen heeft in aanmerking voor schuldhulpverlening. Een schuldhulpverlener onderzoekt de situatie en zet de schulden op een rijtje. Ook wordt gekeken naar hoe de schulden zijn ontstaan en hoe in de toekomst nieuwe schulden kunnen worden voorkomen.
Als het niet meer mogelijk is om betalingsregelingen te treffen met de schuldeisers kan een schuldhulpverleningsinstantie bemiddelen tussen schuldenaar en schuldeisers om een schuldregeling op te zetten. Er zijn 2 regelingen:
1. De minnelijke regeling: hierbij worden afspraken gemaakt met de schuldeisers om een gedeelte van de schulden terug te betalen. De schuldeisers krijgen een betalingsvoorstel op basis van een prognose van wat de schuldenaar de komende 1,5 jaar kan betalen. Voor het restant wordt finale kwijting gevraagd. Dat betekent dat dat niet meer gevorderd zal worden. De schuldeisers moeten beslissen of zij hiermee akkoord kunnen gaan.
2. Wet schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp): als het niet lukt om een minnelijk traject af te spreken omdat één of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan met het minnelijke voorstel, kan er een verzoek worden ingediend voor toelating tot de Wsnp. De rechter bepaalt of iemand hiervoor in aanmerking komt. Dit traject duurt in de regel 1,5 jaar. Er kan pas een Wsnp worden aangevraagd nadat een minnelijk traject is geprobeerd.
Minnelijke schuldsanering natuurlijke personen (Msnp)
Dit houdt het volgende in:
• Bij de schuldeisers wordt de hoogte van de schulden opgevraagd.
• Op basis van de door de schuldenaar aangeleverde gegevens, wordt het vrij te laten bedrag (vtlb) berekend. Dit is het bedrag dat maandelijks nodig is om van rond te komen. Alles boven het vtlb is bestemd voor de aflossing van de schulden. Dit heet de afloscapaciteit.
• Op basis van de afloscapaciteit wordt berekend hoeveel aan iedere schuldeiser kan worden terugbetaald in 1,5 jaar. Dit wordt aan de schuldeisers voorgesteld. In de regel wordt een schuldsanering voorgesteld: schuldeisers krijgen het aangeboden bedrag in één keer uitbetaald met behulp van een saneringskrediet. De schuldenaar betaalt het verstrekte krediet in 1,5 jaar terug. Soms wordt een schuldbemiddeling voorgesteld: dan wordt maandelijks het bedrag boven het vtlb gespaard en uitbetaald aan de schuldeisers. De schuldenaar moet 1,5 jaar lang aan alle voorwaarden voldoen.
• De schuldeisers beslissen of zij wel of niet akkoord gaan met het voorstel. Als alle schuldeisers akkoord gaan, is de minnelijke schuldregeling gelukt. Als een of meerdere schuldeisers niet akkoord gaan, kan een dwangakkoord worden aangevraagd bij de kantonrechter. De rechter bekijkt of het minnelijke voorstel het maximaal haalbare is wat aan de schuldeisers kan worden aangeboden. De rechter beslist of de schuldeisers gedwongen worden om mee te gaan in het minnelijke traject of niet. Als een
dwangakkoord-procedure geen uitkomst biedt, komt de Wsnp in beeld.
Meer informatie over de minnelijke regeling is te vinden op xxx.xxxx.xx (zoek op: minnelijke schuldhulpverlening).
Wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (Wsnp)
Als een minnelijke regeling mislukt, kan een verzoek worden ingediend om toelating tot de Wsnp. Dit houdt onder meer het volgende in:
• Er wordt een verzoekschrift opgesteld voor toelating tot de Wsnp.
• Er komt een zitting bij de rechtbank waarin de rechter beoordeelt of het Wsnp-verzoek wordt toegewezen. De rechter kan het verzoek dus ook afwijzen.
• Als de rechter het verzoek toewijst, wordt een Wsnp-bewindvoerder toegewezen.
• De bewindvoerder behartigt de belangen van de schuldeisers en informeert hen.
• De bewindvoerder gaat op huisbezoek en bepaalt wat er allemaal tot de boedel behoort.
• De bewindvoerder opent een zogeheten boedelrekening.
• De bewindvoerder berekent de hoogte van het vtlb, het bedrag dat mag worden behouden voor vaste lasten en levensonderhoud. De rechtbank stelt dit bedrag vervolgens vast.
• De eerste 13 maanden stelt de rechtbank een postblokkade in. Dit betekent dat alle post eerst naar de bewindvoerder gaat.
• Als aan alle verplichtingen van de Wsnp is voldaan, wordt de Wsnp na 1,5 jaar beëindigd met een schone lei. Dit betekent dat het restant van de schulden niet langer kan worden opgeëist door de schuldeisers.
Meer informatie over de Wsnp is te vinden op xxx.xxxxxxxxxx.xx.
Wet gemeentelijke schuldhulpverlening
Op 1 januari 2021 is de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) gewijzigd met als doel schulden vroeg te signaleren. Daarvoor is gegevensuitwisseling van vaste lasten mogelijk gemaakt tussen schuldhulpverleners en schuldeisers. Ook is gegevensuitwisseling mogelijk voor het besluit over de toegang tot, en het plan van aanpak voor de schuldhulpverlening. In Utrecht gelden onderstaande wijzigingen voor zowel de gemeente als voor Stadsgeldbeheer.
Vroegsignalering
Woningcorporaties, energie- en drinkwaterbedrijven en zorgverzekeraars kunnen gegevens over betalingsachterstanden in een vroeg stadium uitwisselen met gemeenten. Zo kunnen beginnende schulden sneller worden gesignaleerd en schuldhulpverlening eerder aangeboden.
Toegang schuldhulpverlening
Na het eerste gesprek, of aanmeldgesprek met de schuldenaar moet binnen maximaal acht weken een besluit worden genomen over toelating of afwijzing voor schuldhulpverlening. Er is één afwijzingsgrond in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening opgenomen. Schuldenaren die geen verblijfsstatus hebben, komen niet in aanmerking voor schuldhulpverlening. Daarnaast hebben gemeenten beleidsvrijheid om fraude en/of recidive als afwijzingsgrond te hanteren. Afwijzingsgronden voor de gemeente Utrecht/Stadsgeldbeheer zijn:
• de schuldenaar is geen inwoner van gemeente Utrecht,
• de dienstverlening is niet passend,
• de schuldenaar verleent onvoldoende medewerking,
• de situatie van de schuldenaar is onzeker,
• er is uitsluitend éénmalig advies nodig,
• de aanvraag wordt ingetrokken door de schuldenaar.
Wanneer de afwijzingsgronden niet van toepassing zijn, wordt de schuldenaar toegelaten tot schuldhulpverlening en krijgt hij een beschikking. Bij de beschikking zit een overzicht van de schulden, een berekening van de vereenvoudigde beslagvrije voet en een plan van aanpak. Het plan van aanpak bevat o.a.:
• een omschrijving van de aangeboden hulp,
• voorwaarden die de schuldenaar moet nakomen (bijvoorbeeld geen nieuwe schulden maken, solliciteren etc.),
• een omschrijving van de nazorg.
Raadpleging bronnen
Om de schuldhulpverlening te versnellen, heeft de gemeente de bevoegdheid om gegevens op te vragen om de inkomens- en schuldenpositie te bepalen. Bijvoorbeeld informatie over het inkomen en vermogen. Voorheen
moesten schuldenaren deze informatie zelf aanleveren. Dit kon vertragend werken en leiden tot langere wacht- en doorlooptijden.
De bronnen voor deze informatie mogen geraadpleegd worden vanaf het moment dat er contact is geweest met de schuldenaar en de schuldenaar het hulpaanbod geaccepteerd heeft. Hierdoor wordt de inlichtingenplicht van de schuldenaar beperkt tot gegevens die de gemeente niet zelf kan verkrijgen.
Registratie toegang bij BKR
Gemeenten zijn verplicht de positieve beschikking tot toegang schuldhulpverlening te registreren bij het BKR. De gedachte achter deze registratie is het voorkomen dat de schuldenaar nieuwe schulden maakt die niet passen bij zijn financiële bestedingsruimte. Er zijn ook schulden die wel bij passen bij de financiële bestedingsruimte, zoals een lening voor studie bij DUO.
4.1.9 Schuldhulpverlening in de gemeente Utrecht
De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening stelt kaders waarbinnen iedere gemeente integrale schulddienstverlening moet organiseren. In Utrecht zijn drie organisaties betrokken bij schulddienstverlening; het buurtteam, Werk en Inkomen en Stadsgeldbeheer.
Buurtteam en schulddienstverlening in de gemeente Utrecht
Het buurtteam helpt inwoners bij geldzorgen. De experts van het buurtteam kijken samen met de inwoner naar de beste oplossing. Bij schulden zorgt het buurtteam voor een aanmelding bij de gemeente voor schulddienstverlening. Ook kunnen inwoners met betalingsproblemen of schulden zich direct bij de gemeente aanmelden. Op grond van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening moet binnen vier weken na een melding een intake plaatsvinden waarin de hulpvraag wordt vastgesteld. In spoedeisende gevallen (bijvoorbeeld bij ontruiming of afsluiting van energie) is deze termijn drie dagen. Binnen acht weken na het eerste gesprek moet een schriftelijke beslissing (beschikking) worden afgegeven over toegang tot enige vorm van schulddienstverlening. Tegen de beslissing is bezwaar mogelijk.
Aanbod
Buurtteam
Na de melding ondersteunt het buurtteam bij het stabiliseren van de financiële situatie:
• het buurtteam biedt budgetadvies en leert mensen met geld omgaan
• het stadsteam Informatie en Advies van U Centraal biedt vanuit de buurtteams:
o sociaal raadsliedenwerk (sociaal juridische dienstverlening) voor onder meer een inkomens- of voorzieningencheck, het betwisten van een schuld, of het narekenen van de beslagvrije voet,
o digitaal spreekuur en chat advies via WhatsApp ,
o sorteergroepen: leren de persoonlijke administratie op orde te houden,
o de cursus Grip op financiën: leren inzicht te krijgen in inkomsten en uitgaven,
o bijeenkomsten financiën bij veranderingen in het leven en bijeenkomsten financiën en administratie,
o hulp van een vrijwilliger thuis.
Voor meer informatie over de buurtteams zie xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Werk en Inkomen (WenI)
WenI biedt verdergaande hulp en schuldsanering:
• voorlichting.
• budgetbeheer: het beheer van inkomsten en uitgaven wordt overgedragen aan de gemeente. De gemeente ontvangt het inkomen en betaalt de vaste lasten. De betrokkene krijgt het restant van zijn inkomen of leefgeld op de eigen bankrekening.
• het Huishoudboekje: een lichtere vorm van geldbeheer waarbij alleen de huur, energie, water en zorgverzekering iedere maand worden betaald en de betrokkene meekijkt via de website van het Huishoudboekje.
• minnelijk traject: dit traject kent 3 vormen:
o herfinancieringskrediet, de gemeente betaalt alle schulden ineens af. De schuldenaar heeft dan voor het totaalbedrag een krediet bij de gemeente. Hij moet dit krediet met rente in 3 tot 5 jaar terugbetalen.
o schuldbemiddeling, maandelijks wordt het inkomen boven het vrij te laten bedrag (vtlb) gereserveerd voor aflossing van de schuld.
o saneringskrediet, de gemeente berekent hoeveel de schuldenaar kan aflossen en doet een betalingsvoorstel aan de schuldeisers. Als die akkoord zijn, betaalt de gemeente de schuldeisers af. De schuldenaar krijgt een krediet en betaalt dit krediet met rente in 3 jaar terug.
• begeleiding bij het aanvragen van het wettelijk traject (Wsnp).
Stadsgeldbeheer en schuldhulpverlening
Naast de gemeente Utrecht biedt ook Stadsgeldbeheer (SGB) hulp bij inkomensbeheer en schuldhulpverlening. SGB is een onderdeel van Stichting de Tussenvoorziening. De Tussenvoorziening biedt opvang en begeleiding aan mensen die in een kwetsbare levenssituatie verkeren. Het gaat daarbij vaak om dak- en thuislozen, mensen die dakloos zijn geweest en mensen die dakloos dreigen te worden.
Na aanmelding bij SGB wordt binnen 4 weken een aanmeldgesprek gepland waarin de financiële situatie wordt besproken, binnen 8 weken wordt een beschikking afgegeven. Als er een wachtlijst is, moet betrokkene wachten tot hij aan de beurt is. Op dat moment krijgt hij een vaste consulent toegewezen. Om inkomensbeheer mogelijk te maken wordt een bankrekening geopend op naam van SGB. Daar komen alle inkomsten binnen en worden de vaste lasten betaald. SGB voert net als de gemeente een minnelijk schuldentraject uit en begeleidt het aanvragen van een wettelijk (Wsnp) schuldentraject. Kijk op voor meer informatie over Stadsgeldbeheer op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxx.
De Geldzaak
Sociaal juridische dienstverlening
Bij het financieel spreekuur van Stadsgeldbeheer kan iedereen uit Utrecht die hulp nodig heeft bij de financiën of administratie, terecht. Bijvoorbeeld met vragen over toeslagen, uitkeringen en schulden. Meestal kan iemand binnen één week terecht en er wordt altijd tijd genomen voor de cliënt. Een afspraak maken kan via 030-3034411 (maandag – donderdag van 10.00-17.00 uur) of xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx-xxxxxxxxx. De hulp is gratis.
4.1.10 Bewind, curatele en mentorschap
Soms zijn volwassenen niet (meer) in staat om zelfstandig beslissingen te nemen of verantwoord om te gaan met de financiën. Bijvoorbeeld door een psychiatrische aandoening of een verstandelijke beperking. Er wordt dan iemand anders aangesteld om hun zaken te regelen. Dat heet ondertoezichtstelling. Er zijn 3 vormen van toezicht:
• Beschermingsbewind
• Curatele
• Mentorschap
Beschermingsbewind
Een beschermingsbewindvoerder behartigt de belangen van degene die onder bewind is gesteld. Niet te verwarren dus met een Wsnp-bewindvoerder, die de belangen van schuldeisers behartigt. Beschermingsbewind heeft betrekking op het vermogen: geld en goederen staan onder bewind. Ook is beperkt bewind mogelijk over een deel van het vermogen. Iemand die onder bewind staat, is nog wel handelingsbekwaam. Een bewindvoerder draagt de verantwoordelijkheid voor de financiële en praktische kant van het vermogen. Dit betekent dat hij belastingaangifte kan doen, huurtoeslag kan aanvragen of kwijtschelding van belasting kan vragen. De bewindvoerder legt jaarlijks verantwoording af aan de rechter.
De aanvraag voor een bewindvoerder gaat via de kantonrechter, er is geen advocaat bij nodig. De bewindvoerder kan een persoon zijn maar ook een instelling. Degene die het bewind aanvraagt, mag zelf bepalen wie de
bewindvoerder moet worden. Voor de diensten van een bewindvoerder moet worden betaald. Beëindiging van de bewindvoering gaat ook via de kantonrechter.
Curatele
De meest vergaande vorm van toezicht is curatele. Wanneer iemand onder curatele staat is hij automatisch handelingsonbekwaam en mag hij geen rechtshandelingen meer aangaan. Dit betekent dat vrijwel geen enkele beslissing op financieel of persoonlijk gebied zelfstandig kan worden genomen. Er is bijna altijd toestemming nodig van de curator.
Ondercuratelestelling is alleen mogelijk als de aandoening waaraan iemand lijdt van blijvende aard is. De aanvraag van curatele moet dan ook worden ondersteund met een medische verklaring. De aanvraag gaat via de kantonrechter en moet gedaan worden door de betrokkene zelf, diens partner, een familielid tot in de vierde graad of de officier van justitie. Er is geen advocaat bij nodig. De curator is altijd een natuurlijk persoon, geen instelling of organisatie. De ondercuratelestelling wordt bekendgemaakt in de Staatscourant en geregistreerd in het openbare curateleregister. Voor de diensten van een curator moet worden betaald. Beëindiging van de curatele gaat ook via de kantonrechter.
Mentorschap
Mentorschap gaat over persoonlijke (immateriële) zaken. Als het moeite kost om beslissingen te nemen of keuzes te maken, kan de hulp van een mentor worden ingeroepen. Een mentor helpt met het nemen van beslissingen op allerlei gebieden, bijvoorbeeld over het dagelijkse huishouden of over verzorging, verpleging, medische behandeling, begeleiding of woonruimte. De mentor wijst de weg maar neemt niet de beslissing, tenzij het echt niet anders kan. Vaak gaat mentorschap samen met bewindvoering. De mentor en de bewindvoerder zijn dan één en dezelfde persoon. De aanvraag voor een mentor gaat via de kantonrechter. Er is geen advocaat bij nodig. Een mentor is altijd een natuurlijk persoon, geen instelling of organisatie. De mentor kan zelf worden gekozen.
Voor de diensten van een mentor moet worden betaald. Beëindiging van het mentorschap gaat ook via de kantonrechter. Meer informatie over bewind, curatele en mentorschap is te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: curatele, bewind en mentorschap).
4.2 Vaste lasten, verzekeringen en detentie
4.2.1 Vaste lasten
Vaste lasten zijn de terugkerende kosten waarmee elk huishouden te maken heeft: huur, energiekosten, verzekeringen, telefoonkosten en abonnementen. Veel vaste lasten worden maandelijks betaald, andere jaarlijks, per kwartaal of per twee maanden. De vaste lasten en de hoogte van de vaste lasten verschillen per huishouden.
Gas, elektriciteit en water
In Nederland kan iedereen zelf zijn leveranciers voor gas en elektriciteit kiezen. Een uitzondering hierop zijn mensen die stadsverwarming hebben. Zij kunnen niet kiezen voor een andere warmteleverancier, wel voor een andere elektriciteitsleverancier. Naast de energieleveranciers zijn er ook netbeheerders, bijvoorbeeld Stedin en Liander. De netbeheerder is eigenaar van de gasleidingen en elektriciteitskabels. In tegenstelling tot de energieleverancier kun je niet zelf kiezen wie de netbeheerder is, er is meestal maar één netbeheerder per regio. Xxxx op xxx.xxxxxxxxxxx.xx (zoek op: elektriciteit en gas > wie is mijn netbeheerder) waarvoor je terechtkunt bij de energieleverancier en bij de netbeheerder. Bij aanmelding kan de energieleverancier een waarborgsom vragen, vaak bij vermoeden van betalingsrisico. De hoogte van de borg verschilt per energieleverancier. De hoogte van het termijnbedrag (de maandelijkse rekening) is afhankelijk van wat de energieleverancier levert. Zijn de stookkosten bij de huur inbegrepen, dan gebruikt iemand alleen warm water en gas voor het koken en zal de rekening lager zijn dan wanneer er ook een cv-ketel in huis is. Soms hebben mensen twee elektriciteitsmeters: een voor overdag en een voor het nacht- en weekendtarief. Het maandelijkse termijnbedrag is een voorschotnota: eenmaal per jaar moeten de meterstanden worden doorgegeven waarna de jaarafrekening volgt. Hierop staat of er moet worden bijbetaald of dat iemand geld terugkrijgt, en wat het nieuwe termijnbedrag is voor het komende jaar. Om bijbetalen te voorkomen, kan het maandelijkse termijnbedrag opgehoogd worden, neem hiervoor contact op met de energieleverancier.
Water wordt geleverd door het Waterleidingbedrijf Vitens, xxx.xxxxxx.xx. Net als bij de energierekening wordt gewerkt met voorschotnota’s per maand of per kwartaal. Eén keer per jaar moet de watermeterstand worden opgenomen om het feitelijke verbruik vast te stellen. De verbruikte kubieke meters water worden samen met een bedrag voor vastrecht in rekening gebracht.
Telefoon, internet en televisie
Alles-in-1-pakketten met een combinatie van vaste telefoonlijn, internet en televisie zijn steeds gebruikelijker geworden. Er zijn veel verschillende aanbieders met eigen pakketten en tarieven, dus vergelijken loont.
Afvalstoffenheffing en rioolheffing
De gemeentelijke belastingen worden geïnd door de BghU (Belastingsamenwerking gemeenten en hoogheemraadschap Utrecht, xxx.xxxx.xx). De afvalstoffenheffing is een vast bedrag per jaar ter compensatie van de kosten voor het ophalen en verwerken van het huishoudelijk afval. De heffing komt voor rekening van de gebruiker van de woning. Voor een meerpersoonshuishouden geldt een hoger tarief dan voor een eenpersoonshuishouden. Rioolheffing is een jaarlijkse belasting voor het beheer van het riool en wordt opgelegd aan woningeigenaren. Bij een minimuminkomen is voor beide belastingen kwijtschelding mogelijk, zie 2.1.6 Kwijtschelding lokale belastingen.
Watersysteemheffing en zuiveringsheffing
Waterschapsbelastingen worden geïnd door de BghU (xxx.xxxx.xx). De watersysteemheffing is een jaarlijkse belasting voor het beheer van het waternet en wordt opgelegd aan de gebruiker van een woning. De zuiveringsheffing is een jaarlijkse belasting voor het zuiveren van het afvalwater en het schoonhouden van het oppervlaktewater en komt voor rekening van de gebruiker van een woonruimte. Bij een minimuminkomen is voor beide belastingen kwijtschelding mogelijk, zie 2.1.6 Kwijtschelding lokale belastingen.
Vaste lasten die niet iedereen heeft
Bij het opstellen van een financieel overzicht kunnen nog andere vaste lasten van toepassing zijn. Autobezitters hebben de volgende vaste lasten: motorrijtuigenbelasting, autoverzekering, jaarlijkse apk-keuring, afschrijving. Het Nibud geeft informatie over de hoogte van deze kosten.
Hondenbelasting is een gemeentelijke belasting. De heffing verloopt via de BghU (xxx.xxxx.xx). Mensen met een minimuminkomen en weinig of geen vermogen kunnen kwijtschelding vragen, zie 2.1.6 Kwijtschelding lokale belastingen.
4.2.2 Verzekeringen
Er zijn veel verschillende verzekeringen. Enkele zijn verplicht, andere zijn niet verplicht maar wel sterk aan te raden. De basiszorgverzekering is verplicht voor iedereen die in Nederland woont of werkt. Eigenaren van een woning waar een hypotheek op rust, moeten een opstalverzekering (woonhuisverzekering) afsluiten en eigenaren van een auto, motor of brommer moeten een Wa-verzekering (Wettelijke aansprakelijkheid motorrijtuigen) hebben. Een aansprakelijkheidsverzekering particulieren is een belangrijke verzekering. Het is niet verplicht maar wel erg verstandig om deze verzekering af te sluiten. Een inboedelverzekering biedt dekking tegen schade aan de inboedel in een woning.
Algemeen
Het is verstandig om het verzekerde risico tegen de premie af te wegen. Een rechtsbijstandverzekering dekt bijvoorbeeld het risico van hoge juridische kosten, maar het risico op deze kosten is voor de meeste mensen niet zo groot. Bovendien komen mensen met een laag inkomen vaak in aanmerking voor een toegevoegde advocaat, waarvoor zij slechts een inkomensafhankelijke eigen bijdrage betalen.
Informatie over verzekeren is te vinden bij het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud). Op xxx.xxxxx.xx staat algemene informatie over verzekeren en een overzicht van alle noodzakelijke verzekeringen met bijbehorende gemiddelde prijzen. Voor alle verzekeringen geldt dat er grote prijsverschillen zijn tussen de maatschappijen. Vergelijken van premies en voorwaarden loont de moeite. Dat kan bijvoorbeeld xxx.xxxxxxxxxx.xx. Opzeggen is mogelijk als de verzekeringsmaatschappij de premie verhoogt of bij wijzigingen in de samenstelling van het huishouden. Soms is het voordeliger om alle verzekeringen af te sluiten bij één maatschappij.
Aansprakelijkheidsverzekering voor particulieren (AVP)
Een AVP verzekert voor schade die iemand heeft toegebracht aan anderen. Dit geldt voor alle leden van een huishouden. Onder schade verstaan we in dit geval lichamelijk letsel of materiële schade. Bijvoorbeeld een kind dat voetbalt en een bal door een winkelruit schopt. De ouders moeten een nieuwe winkelruit betalen en alle
bijkomende kosten. De AVP kent een polis voor gezinnen en voor alleenstaanden. Ook schade veroorzaakt door huisdieren is over het algemeen meeverzekerd.
Inboedelverzekering
Een inboedelverzekering biedt dekking tegen schade aan de inboedel in een woning. Tot de inboedel behoren alle meubelen maar ook apparatuur zoals een computer, televisie en witgoed. De schade kan worden veroorzaakt door storm, brand, diefstal en inbraak. Er zijn diverse soorten inboedelverzekeringen, van een beperkte dekking tot een zeer uitgebreide dekking. Hoe ruimer de dekking, hoe hoger de jaarlijkse premie. Hoe hoger het eigen risico is, hoe lager de premie wordt. In grote steden zoals Utrecht is er vaak een lagere dekking dan in kleinere steden. Dat uit zich bijvoorbeeld in een hoger eigen risico bij inbraak en een lagere vergoeding voor audiovisuele en computerapparatuur.
Als de waarde van de inboedel hoger is dan het bedrag waarvoor de verzekering is afgesloten, is er sprake van onderverzekering. Er wordt dan bij schade slechts een gedeelte van de werkelijke schade uitgekeerd.
Bij oververzekering is de waarde van de inboedel lager dan het bedrag waarvoor de verzekering is afgesloten. Bij schade wordt niet meer uitgekeerd dan de werkelijke waarde van de inboedel, ook al is er premie betaald voor een hoger verzekerd bedrag. Het is dus van belang om te zorgen voor een goede schatting van de werkelijke waarde van de inboedel. Dit kan onder andere met een standaard inventarisatieformulier van de verzekeringsmaatschappij.
Reisverzekering
Een reisverzekering wordt afgesloten om de kosten te dekken als reisbagage wordt gestolen of als er ziektekosten zijn. Deze laatste kosten worden ook vaak vergoed door de zorgverzekering. De basispolis vergoedt alle noodzakelijke ziektekosten die in het buitenland worden gemaakt en die vallen onder de basisverzekering. Maar let op: de verzekeraar betaalt niet meer dan wat eenzelfde behandeling kost in Nederland. Is deze zorg bij de buitenlandse arts duurder? Dan komt de meerprijs voor eigen rekening. Tenzij een aanvullende zorgverzekering is afgesloten die de zorgkosten in het buitenland volledig vergoedt of een reisverzekering met medische dekking die de vergoeding aanvult. Kijk daarnaast of de verzekering ook extra services dekt, zoals vervoer naar huis (repatriëring) als de situatie daarom vraagt.
Begrafenis- of uitvaartverzekering
Er bestaan verschillende soorten uitvaartverzekeringen: de natura uitvaartverzekering, de kapitaal uitvaartverzekering en een combinatie uitvaartverzekering. Een natura uitvaartverzekering dekt een aantal standaarddiensten, zoals de uitvaartondernemer, de kist, bloemen en volgauto’s. De uitvaart wordt verzorgd door de uitvaartondernemer. De kapitaal uitverzekering keert een bedrag uit als de verzekerde overlijdt. Met dit bedrag kunnen de nabestaanden de uitvaart zelf regelen. Daarvoor kunnen zij ook naar eigen keuze een uitvaartondernemer inschakelen.
Een gemiddelde begrafenis in Nederland kost ongeveer € 9.000. Natuurlijk hangt dit bedrag af van persoonlijke wensen. Begraven in het land van herkomst kan ook vergoed worden, maar de verzekeringspremie is dan hoger. De hoogte van de premie is ook afhankelijk van de leeftijd waarop de verzekering wordt afgesloten. Hoe ouder iemand is, hoe hoger de premie. Het afsluiten van een uitvaartverzekering is verstandig als er niet voldoende geld is voor de uitvaart. Als iemand voldoende spaargeld heeft, kan de uitvaart daaruit worden betaald.
4.2.3 Detentie
Detentie voor korte of langere tijd kan de financiën ingrijpend overhoophalen.
Aanvang detentie
1. Geef binnen een week aan de uitkeringsinstantie of de werkgever door per welke datum de detentie is begonnen. Eventueel kan hiervoor de hulp worden ingeschakeld van een medewerker van de penitentiaire inrichting (PI).
2. Stuur een brief, eventueel met het detentiebewijs, naar de zorgverzekeraar. De premie zorgverzekering hoeft gedurende de detentieperiode niet te worden betaald omdat het ministerie van Justitie de zorg voor de gedetineerde betaalt.
Inkomsten
• UWV en SVB-uitkeringen: na één maand detentie stopt het recht op uitkering. Bij een WW-uitkering stopt de uitkering per direct. Na de detentie wordt de uitkering weer opgestart als de detentie korter dan 6 maanden was, nadat het ontslagbewijs is ontvangen.
• Participatiewet (bijstandsuitkering van de gemeente): geen recht meer per datum aanvang detentie. Na detentie melden bij de gemeente met het ontslagbewijs.
• Loon: de werkgever hoeft het loon niet door te betalen omdat de werknemer niet werkt. Een werkgever kan een werknemer ontslaan via de gewone ontslagprocedure. Als het strafbare feit iets met het werk te maken heeft, kan ontslag op staande voet worden gegeven.
• Huurtoeslag: loopt maximaal één jaar door tijdens detentie.
• Zorgtoeslag: er is geen recht op zorgtoeslag vanaf de ingangsdatum van de detentie. De Belastingdienst betaalt de toeslag echter wel door. De detentiedatum aan- en afmelden kan via de site van de belastingdienst/toeslagen. Een achtergebleven partner kan voor zichzelf 50% van de zorgtoeslag aanvragen.
Uitgaven
In principe lopen de uitgaven voor de woning gewoon door. Abonnementen kunnen zoveel mogelijk worden opgezegd.
Woning behouden
Korter dan zes maanden:
De gedetineerde vraagt met een medewerker van de PI bijzondere bijstand aan bij de gemeente voor doorbetaling woonkosten. Dit zijn de huur en het vastrecht energie. Als er spaargeld is, kan dat worden ingezet om andere vaste uitgaven zoals TV of internet van te betalen.
Let op: bijzondere bijstand wordt niet verleend als het gaat om detentie ter vervanging van het betalen van een boete Ook als minder dan één jaar geleden bijzondere bijstand is ontvangen voor dit doel, wordt de aanvraag afgewezen.
Xxxxxx dan zes maanden:
Er is geen recht op bijzondere bijstand voor doorbetaling van vaste lasten als de cliënt meer dan zes maanden vastzit. Tenzij er veel spaargeld is of iemand anders de huur wil of kan betalen, is het raadzaam dat de gedetineerde de huur van zijn woning en alle aanverwante contracten en abonnementen opzegt.
Einde detentie
• Uitkeringsinstantie ontslagbewijs toesturen en de uitkering opnieuw aanvragen indien deze gestopt is.
• De bijzondere bijstand doorbetaling woonlasten inlichten en het ontslagbewijs toesturen.
• Zorgverzekeraar ontslagbewijs toesturen.
• Zorgtoeslag ontslagdatum detentie doorgeven.
Gedetineerd in het buitenland? Neem contact op met Bureau Buitenland van de Reclassering, zij zetten zich in voor Nederlanders die vastzitten in een buitenlandse gevangenis. Voor meer informatie, zie xxx.xxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: gedetineerd in het buitenland).
5 Zorg
5.1 Het Nederlandse zorgstelsel
De zorg in Nederland is grotendeels in 4 wetten geregeld.
• De Zorgverzekeringswet (Zvw) regelt geneeskundige zorg en verzorging of verpleging bij mensen thuis wanneer dat nodig is om geneeskundige zorg te voorkomen.
• De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt verzorging en verblijf als mensen door een aandoening of beperking blijvend zijn aangewezen op toezicht of 24-uurs zorg in nabijheid.
• De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) regelt ondersteuning gericht op de zelfredzaamheid en participatie om zelfstandig thuis te kunnen wonen.
• De Jeugdwet regelt ondersteuning, hulp en zorg voor jeugdigen en hun families bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen.
5.2 Zorgverzekeringswet (Zvw)
De belangrijkste regels over zorgverzekeringen zijn terug te vinden in de Zorgverzekeringswet. Het Besluit zorgverzekering regelt welke zorg in het basispakket is verzekerd en de Regeling zorgverzekering stelt regels rond onder andere de eigen bijdrage. Iedere zorgverzekeraar heeft een eigen pgb-reglement.
Basisverzekering
Iedereen die rechtmatig woont of werkt in Nederland, is verplicht een basisverzekering af te sluiten bij een van de zorgverzekeraars. Deze verzekering dekt de kosten van geneeskundige zorg waarvan de overheid van mening is dat deze op basis van solidariteit door iedereen moeten worden gedragen. Bijvoorbeeld:
• geneeskundige zorg door huisartsen,
• geneeskundige zorg door medisch specialisten,
• verblijf in een ziekenhuis,
• sommige medicijnen,
• wijkverpleging
Kijk voor een vollediger overzicht op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: zorgverzekering).
Als er geen zorgverzekering wordt afgesloten, zal het CAK eerst een waarschuwing sturen. Vervolgens wordt een eerste en tweede boete opgelegd, en uiteindelijk wordt een jaar lang 120% van de basispremie op het inkomen ingehouden. Gedurende deze tijd blijft de dekking van de basisverzekering in stand.
Kijk op xxx.xxxxxx.xx (zoek op: regeling wanbetalers) voor meer informatie over verzekeringsplicht en bestuursrechtelijke premie, of zie hoofdstuk 4.1.7 van deze U wijzer..
Aanvullende verzekering
Naast de basisverzekering kan iemand een aanvullende verzekering afsluiten. In tegenstelling tot de basisverzekering geldt hiervoor geen acceptatieplicht en mag de premie voor dezelfde verzekering per persoon verschillen. Waar de basisverzekering op solidariteit berust, zijn aanvullende verzekeringen commerciële pakketten die op basis van risico-inschattingen worden aangeboden.
Collectieve zorgverzekering voor minima
Zie hoofdstuk 2.1.1 van deze U wijzer voor informatie over de collectieve zorgverzekering van de gemeente Utrecht voor inwoners met een inkomen tot 125% van de bijstandsnorm.
Natura- of restitutiepolis
Bij een naturapolis betaalt de zorgverzekeraar rechtstreeks aan de zorgaanbieder. Als de behandelaar een niet- gecontracteerde zorgaanbieder is, zal de verzekerde de kosten zelf moeten betalen en de nota indienen bij de zorgverzekeraar. De zorgverzekeraar is niet verplicht de kosten van een niet-gecontracteerde zorgaanbieder volledig te vergoeden.
Bij een restitutiepolis kiest de verzekerde zelf een zorgaanbieder. Of de zorgaanbieder is gecontracteerd of niet maakt geen verschil. De zorgverzekeraar is verplicht aan de verzekerde een marktconform bedrag te vergoeden voor de kosten.
Kosten van Zvw-zorg
• Inkomensafhankelijke bijdrage: iedereen die in Nederland belastingplichtig is betaalt via de belasting een inkomensafhankelijke bijdrage Zvw. Dit gaat automatisch.
• Premie: voor de verzekering is een premie verschuldigd. Kinderen tot 18 jaar zijn gratis meeverzekerd. De premie wordt bepaald door marktwerking. Bij een premieachterstand van meer dan 6 maanden kan een hogere premie worden ingehouden op het inkomen. Lees onder 4.1.6. meer over de regeling wanbetalers.
• Eigen risico: de overheid stelt ieder jaar een verplicht eigen risico vast. Daarbovenop kan vrijwillig een hoger eigen risico gekozen worden tegen een lagere premie. Het eigen risico is het deel van de zorgkosten dat een verzekerde jaarlijks zelf moet betalen. Het eigen risico geldt voor alle zorg uit het basispakket met uitzondering van onder andere huisartsenzorg, kraamzorg en wijkverpleging. Op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: eigen risico zorgverzekering) staat een lijst met uitzonderingen op het eigen risico.
• Eigen bijdrage: voor bepaalde zorg is wettelijk een eigen bijdrage vastgesteld. De eigen bijdrage verschilt per zorgsoort en kan een vast bedrag, een percentage van de rekening of alles boven een drempelbedrag zijn. De hoogte en zorgsoorten waarvoor een eigen bijdrage geldt, kunnen per zorgverzekeraar verschillen. Kijk dus altijd op de website van de betreffende zorgverzekeraar. Kijk voor een algemene lijst in art 2.16 e.v. Besluit zorgverzekering. Zorgverzekeringen mogen alleen in het voordeel van de verzekerde afwijken van deze regels.
Rekenvoorbeeld
Er is een rekening voor zorgkosten van € 1.000 waarvoor een eigen bijdrage van 25% geldt. Bij het afsluiten van de zorgverzekering is niet vrijwillig voor een hoger eigen risico gekozen. Alleen het verplichte eigen risico van € 385 geldt dus. De eigen bijdrage wordt altijd eerst belast:
€ 250. Vervolgens het eigen risico: € 385. De verzekerde betaalt in totaal dus € 635, de rest betaalt de verzekering.
Bij een volgende rekening in hetzelfde jaar is opnieuw een eigen bijdrage verschuldigd, maar geen eigen risico.
Wijkverpleging
Wijkverpleging is bedoeld voor mensen met een tijdelijke behoefte aan geneeskundige zorg door een medische oorzaak. Xxx niet bij zintuiglijke, verstandelijke of psychiatrische beperkingen maar wel bij psychogeriatrische, lichamelijke of somatische aandoeningen.
Mensen die verzorging of verpleging nodig hebben in aanvulling op of ter voorkoming van geneeskundige zorg kunnen daarvoor rechtstreeks contact opnemen met een wijkverpleegkundige. De wijkverpleegkundige stelt samen met de aanvrager de zorgvraag vast. Voor wijkverpleging geldt geen verplicht eigen risico. Raadpleeg voor hulp bij de keuze van een wijkverpleegkundige de huisarts, het buurtteam of xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Onder voorwaarden is ook een persoonsgebonden budget (pgb) mogelijk om wijkverpleging af te nemen bij een zelfgekozen aanbieder. Iedere zorgverzekeraar hanteert een eigen pgb-reglement. De zorgvrager moet in ieder geval in staat zijn een budgetplan op te maken en het pgb te beheren.
5.3 Wet langdurige zorg (Wlz)
Doelgroep
De Wet langdurige zorg (Wlz) regelt de zorg voor mensen (jeugd en volwassenen) die blijvend 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht nodig hebben. Het gaat om voortdurende begeleiding, verpleging of overname van xxxxxxxx en (regie)taken. Bijvoorbeeld verblijf in een instelling, persoonlijke verzorging, geneeskundige zorg, hulpmiddelen, vervoer, enzovoort.
Aanvraag
Een Wlz-indicatie wordt aangevraagd bij het CIZ, via internet of een formulier per post. Bij twijfel of het (al) zin heeft om een aanvraag in te dienen, kan de checklist ‘Van wmo naar wlz’ uitkomst bieden. Kijk voor meer informatie op xxx.x-xxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx onder ‘Meer weten’. Het buurtteam kan ondersteuning bieden bij de aanvraag. Als de aanvraag is toegekend, kan het zorgkantoor ondersteuning bieden bij de inrichting van de zorg.
Vorm
Het CIZ stelt een zogeheten zorgprofiel vast. Daarin wordt beschreven welke zorgbehoefte de aanvrager heeft en welke zorg noodzakelijk is. Eerst wordt de keuze gemaakt tussen zorg thuis of verblijf in een instelling. Dan is er de keuze tussen zorgaanbieders die het zorgkantoor aanbiedt of zelf zorg inkopen met een persoonsgebonden budget (pgb). De voorwaarden voor een pgb staan in artikel 3.3.3. Wet langdurige zorg.
Eigen bijdrage
Voor Wlz-zorg is een eigen bijdrage verschuldigd die afhankelijk is van het inkomen en vermogen, de samenstelling van het huishouden en de soort indicatie.
Het CAK hanteert een hoog en een laag tarief. Zie xxx.xxxxxx.xx (zoek op: tarieven wlz) voor de minimum en maximum bedragen. Op deze site kan ook de eigen bijdrage worden berekend.
In onderstaande situaties is het lage tarief verschuldigd; in alle andere situaties het hoge tarief.
1. Iemand verblijft voor het eerst in een zorginstelling, of het vorige verblijf was meer dan 6 maanden geleden; dan geldt de eerste 6 maanden de lage eigen bijdrage.
2. Iemand betaalt het levensonderhoud van zijn kinderen waarvoor hij kinderbijslag ontvangt, of de kinderen krijgen studiefinanciering.
3. Xxxxxx woont in een zorginstelling, de partner woont elders. Let op: personen met een ongehuwden- AOW gelden als ongehuwd. Ook als zij niet wettelijk zijn gescheiden.
4. Een van beide partners heeft een volledig pakket thuis (vpt), modulair pakket thuis, of een pgb Wlz.
5. Xxxxxx heeft een indicatie voor 4 tot 6 dagen per week.
6. Iemand heeft een indicatie voor zorgzwaartepakket 10 (terminale zorg).
5.4 Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)
De Wet maatschappelijke ondersteuning regelt in grote lijnen het recht op Wmo-voorzieningen en de aanvraagprocedure hiervan. In de verordening zijn deze regels verder uitgewerkt. De beleidsregels bieden per ondersteuningsvorm een afwegingskader. De verordening, beleidsregels en het financieel besluit zijn terug te vinden op de xxx.xxxxxxx.xx (zoek op: wmo beleidspagina).
Ook de onafhankelijke cliëntondersteuners van U Centraal bieden informatie en advies. Kijk op www.u- xxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Doelgroep
De Wmo regelt ondersteuning, gericht op het bevorderen en behouden van de zelfredzaamheid en participatie om zelfstandig thuis te kunnen wonen. De regeling is bedoeld voor mensen met een (niet-medische) beperking, een chronisch psychische of psychosociale aandoening en voor mensen met een verstandelijke, lichamelijke of zintuigelijke beperking. De ondersteuning kan bijvoorbeeld bestaan uit:
• hulp bij het huishouden, zoals wassen en schoonmaken,
• hulpmiddelen, zoals een traplift of een scootmobiel,
• bouwkundige aanpassing van de woning, zoals een douche met een lagere instap,
• individuele ambulante begeleiding, bij voeding, hygiëne of leren omgaan met een beperking,
• dagbesteding, bijvoorbeeld samen koken, sporten of tuinieren tegen eenzaamheid,
• arbeidsmatige activering, bijvoorbeeld werken op een zorgboerderij,
• vervoersvoorzieningen zoals een regiotaxi-pas,
• opvang bij huiselijk geweld of dakloosheid en beschermd wonen.
Aanvraag
De gemeente heeft in Utrecht 3 organisaties aangewezen die de Wmo uitvoeren. Afhankelijk van de soort ondersteuning moet het verzoek tot ondersteuning worden gericht aan:
• het Wmo-loket voor hulpmiddelen, hulp in de huishouding en vervoer,
• het buurtteam voor begeleiding, dagbesteding en arbeidsmatige activering,
• de Regionale Toegang voor maatschappelijke (daklozen)opvang en beschermd wonen.
Als iemand ondersteuning wil, moet hij zich melden bij de uitvoerende instantie. Op deze melding volgt een onderzoek van 6 weken. Pas daarna kan de voorziening worden aangevraagd. Op deze aanvraag moet binnen 2
weken een besluit worden genomen. Bij de aanvraag kan op ieder moment in de procedure cliëntondersteuning van U Centraal worden ingeschakeld. Een cliëntondersteuner biedt informatie en advies, kan mee naar gesprekken en helpt indien nodig bij klachten of bezwaren.
Kijk voor meer informatie op xxx.x-xxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxxx
Algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen: voorwaarden
Wmo-ondersteuning wordt geleverd in de vorm van een algemene voorziening of een maatwerkvoorziening. Algemene voorzieningen zijn direct toegankelijk, voor maatwerkvoorzieningen is een indicatie nodig. Voor een algemene voorziening kan geen pgb worden aangevraagd, voor een maatwerkvoorziening wel (zie zin of pgb). Er bestaat pas recht op een maatwerkvoorziening als de beperking niet voldoende kan worden gecompenseerd door eigen kracht, het eigen netwerk, gebruikelijke hulp, of algemene voorzieningen.
Een maaltijdservice, hulp van het buurtteam en aanschuiven bij de eettafels zijn voorbeelden van algemene voorzieningen. Een pgb voor ambulante begeleiding, begeleid wonen en een traplift zijn voorbeelden van maatwerkvoorzieningen.
Zin of pgb
Pas als het recht op een maatwerkvoorziening vaststaat, kan iemand kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb) of zorg in natura (zin). Bij zorg in natura wordt de ondersteuning afgenomen van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder. Met een pgb kan iemand zorg inkopen bij een zorgverlener naar keuze. De voorkeur voor een pgb kan worden afgewezen als er zorgen zijn over het beheer van het pgb of de kwaliteit van de zorg.
Eigen bijdrage
De gemeente stelt de regels vast rond de eigen bijdrage voor algemene voorzieningen. De regels rond de eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen zijn landelijk vastgesteld.
De eigen bijdrage voor algemene voorzieningen mag kostendekkend zijn, is aan de zorgverlener zelf verschuldigd
en stapelt op per voorziening. De eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen is maximaal € 20,60 per maand. Partners waarvan één van beiden jonger is dan de AOW-leeftijd betalen geen eigen bijdrage. De eigen bijdrage wordt geïnd door het CAK. Werk en Inkomen kan mensen tegemoetkomen die door bijzondere omstandigheden de eigen bijdrage niet kunnen betalen.
5.5 Jeugdwet
De Jeugdwet regelt in grote lijnen het recht op jeugdzorg. De verordening vult deze regels verder in. Tot slot stellen de Nadere regels Jeugdhulp nog voorwaarden aan de toekenning.
Doelgroep
De Jeugdwet regelt ondersteuning, hulp en zorg voor jeugdigen en hun families bij opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen. Jeugd die continu zorg nodig heeft, bijvoorbeeld door een ernstige verstandelijke beperking, valt niet onder de Jeugdwet maar onder de Wet langdurige zorg. De hulpvorm varieert van algemene preventie tot gespecialiseerde vrijwillige of gedwongen zorg. Doel van de hulp is dat kinderen veilig en gezond opgroeien en zelfstandig worden.
Aanvraag
Net als in de Wmo bestaat jeugdhulp uit algemene voorzieningen (die algemeen toegankelijk zijn en niet afgestemd op de situatie) en individuele voorzieningen (alleen toegankelijk op indicatie en afgestemd op de individuele situatie). Algemene voorzieningen zijn voor iedereen toegankelijk en kunnen direct bij de aanbieder worden afgenomen. Voor individuele voorzieningen is een indicatie nodig van het buurtteam of een jeugdarts. Na melding bij het buurtteam volgt een onderzoek waarvan de resultaten worden vastgelegd in een gezinsplan.
Binnen 6 weken na het gesprek waarin de aanvraag is gedaan, volgt een schriftelijk besluit over de toegang tot de individuele voorziening.
Het Centrum voor Jeugd en Gezin biedt antwoord op vragen en lichte preventieve ondersteuning in opvoeding. Het buurtteam biedt verdergaande hulp en ondersteuning in opvoeding.
Jeugdbescherming
Naast jeugdhulp op basis van de Jeugdwet zijn kinderbeschermingsmaatregelen met een minder vrijblijvend karakter mogelijk. Voorwaarde is dat het kind opgroeit onder omstandigheden die zijn ontwikkeling ernstig bedreigen. Kinderbeschermingsmaatregelen worden opgelegd door de (kinder)rechter. Ze kunnen worden uitgevoerd door gecertificeerde instellingen na onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. Een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming kan bijvoorbeeld aan de orde komen na een melding door jeugdhulp of de omgeving bij Veilig Thuis.
Een kinderbeschermingsmaatregel kan inhouden:
• (Voorlopige) ondertoezichtstelling. De ouders houden het gezag, maar moeten beslissingen rond de opvoeding nemen in overleg met een gezinsvoogd. De gezinsvoogd kan als uiterste middel een schriftelijke aanwijzing geven. Als deze niet wordt nageleefd kan een gezinsvoogd bij de rechter een verzoek tot uithuisplaatsing (UHP) indienen. Een ondertoezichtstelling wordt maximaal voor een jaar opgelegd, maar kan ieder jaar bij gerechtelijke beschikking worden verlengd. In crisissituaties kan de Raad voor de Kinderbescherming voor maximaal 6 weken een voorlopige ondertoezichtstelling opleggen zonder tussenkomst van een rechter.
• Gezagsbeëindigende maatregel. Als het gezag wordt beëindigd, verliest de ouder de zeggenschap over het kind. De ouder blijft onderhoudsplichtig. Als het kind uit huis wordt geplaatst, komt het vrijwel altijd bij een instelling of pleeggezin. Omdat over ieder kind zeggenschap moet zijn, wordt een derde (bijvoorbeeld een familielid of instelling) belast met de voogdij.
Kosten
Hulp op basis van de Jeugdwet is gratis. Sinds 1 januari 2016 geldt geen eigen bijdrage meer.
5.6 De zorg betalen
Hoewel de grootste zorgkosten worden opgevangen door de Zvw, de Wlz, de Wmo en de Jeugdwet, kan het met een laag inkomen lastig zijn om alle premies, het eigen risico en eigen bijdragen te voldoen. Er zijn verschillende voorzieningen voor mensen met zorgkosten en een laag inkomen. Deze voorzieningen komen elders in deze
U wijzer aan bod:
• gemeentelijke collectieve zorgverzekering, zie 2.1.1,
• bijzondere bijstand, zie 2.1.2,
• tegemoetkoming zorgkosten, zie 2.1.7,
• aftrek van zorgkosten en tegemoetkoming specifieke zorgkosten, zie 3.1.2,
• zorgtoeslag, zie 3.2.2,
• tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten: mensen met een WAO, WIA of Wajong uitkering krijgen in september automatisch een bedrag van ongeveer € 180 van UWV als zij in juli al meer dan 35% arbeidsongeschikt waren,
• verhoging arbeidsongeschiktheidsuitkering bij hulpbehoevendheid: iemand met een arbeidsongeschiktheidsuitkering die dagelijks en blijvend hulp nodig heeft van anderen, kan een uitkering van 85% of 100% krijgen in plaats van 75%. De verhoging moeten mensen zelf aanvragen bij UWV. Meer informatie op xxx.xxx.xx (zoek op: hogere uitkering bij langdurige hulp of verzorging).
5.7 Zorg voor ongedocumenteerden
Wie geen Nederlandse verblijfstitel heeft en niet uit een EU-land komt, kan geen zorgverzekering afsluiten. Daarom zijn er speciale organisaties die vreemdelingen ondersteunen die medische zorg nodig hebben. Als een vreemdeling zorg nodig heeft, moet hij die zelf betalen. Als daarvoor de middelen ontbreken, kan de zorgverlener een bijdrage vragen aan het CAK. Kijk welke regels daarvoor gelden en hoe dit werkt op xxx.xxxxxx.xx (zoek op: onverzekerbare vreemdelingen).
5.8 Vervoersvoorzieningen
(Bijzonder) Openbaar Vervoer
Er zijn verschillende regelingen voor het gebruik van openbaar en particulier vervoer. Voor ouderen en personen met een (tijdelijke) functiebeperking zijn er aangepaste vormen van vervoer en assistentie bij het reizen per trein. In buurthuizen wordt soms vervoer aangeboden naar activiteiten.
In verschillende wijken zijn er initiatieven met kleinschalig wijkvervoer voor mensen die niet (meer) zo mobiel zijn. Voor informatie kunnen mensen terecht bij de buurtteams of xxx.xxxxx.xx (zoek op: bijzonder openbaar vervoer) raadplegen.
Openbaar Vervoer reisinformatie
Voor reisinformatie is er xxx.0000.xx en telefoonnummer 0900 9292 voor persoonlijk reisadvies, dagelijks van
7.00 uur tot 21.30 uur (€ 0,90 p/m, bij € 18 wordt de verbinding automatisch verbroken).
OV-begeleiderskaart
De OV-begeleiderskaart is er voor mensen die niet zonder persoonlijke begeleiding in het openbaar vervoer kunnen reizen. Met de gratis kaart kan een begeleider van ten minste 12 jaar oud gratis meereizen in al het openbaar vervoer. Aanvragen gaat via Argonaut Advies: bel nummer 030 235 46 61 (maandag tot en met vrijdag van 8.30 uur tot 17.00 uur). Meer informatie is te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: ov-begeleiderskaart aanvragen).
Nederlandse Spoorwegen Reisassistentie
De Nederlandse Spoorwegen (NS) verlenen op ruim honderd stations gratis assistentie aan reizigers met een functiebeperking. Dat is ook in Utrecht mogelijk. Kijk voor informatie op: xxx.xx.xx (zoek op reizen met een functiebeperking). Om gebruik te maken van assistentie moet de reiziger zich uiterlijk een uur voor de treinreis melden bij NS Reisassistentie door te bellen met NS Servicecentrale op 030 235 78 22 of via xxx.xx.xx (zoek op: reisassistentie).
Regiotaxi Utrecht
Regiotaxi Utrecht is er voor iedereen die zelfstandig of met begeleiding kan reizen, ook met een rolstoel of scootmobiel, een blindengeleide- of hulphond. Met een OV-begeleiderskaart kan één begeleider gratis meereizen. Regiotaxi rijdt dagelijks in de regio Utrecht: Bunnik, De Bilt, Houten, IJsselstein, Stichtse Vecht (deel Maarssen), Nieuwegein, Utrecht, Vianen en Zeist.
Vertrek of aankomst van de rit moet altijd in een van deze gemeenten liggen.
Regiotaxi Utrecht maakt onderscheid tussen OV-reizigers en Wmo-reizigers. Wmo-reizigers hebben van de gemeente een Wmo-indicatie gekregen voor een vervoersvoorziening voor sociaal recreatief vervoer.
• Een OV-reiziger betaalt per kilometer een eigen bijdrage van € 0,80. Daar komt per rit het instaptarief
van € 3,20 bij.
• Een Wmo-reiziger reist met korting. De gemeente Utrecht rekent voor iedere kilometer een eigen
bijdrage van € 0,30. Daar komt per rit het instaptarief van € 1,20 bij.
Kijk voor informatie op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx of bel nummer 088 002 54 44. Een taxi bestellen kan op nummer 088 002 54 00. Voor klachten is er het Klachtenmeldpunt, zie daarvoor xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: klachtenmeldpunt).
Valys
Buiten de regio is er voor reizigers met een mobiliteitsbeperking sociaal recreatief taxivervoer door Valys. Reizen met Valys kan worden gecombineerd met treinvervoer. Tijdens de treinreis en bij een overstap tussen taxi en trein is begeleiding mogelijk, zowel fysiek als digitaal.
Om gebruik te maken van Valys is een Valyspas nodig. Iedereen die in het bezit is van een van de volgende documenten kan een Valyspas aanvragen:
• een bewijs van de gemeente van het recht op een maatwerkvoorziening Wmo-vervoer (bijvoorbeeld een Regiotaxipas),
• een bewijs van de gemeente van het recht op een Wmo-voorziening (bijvoorbeeld een rolstoel of scootmobiel),
• een gehandicaptenparkeerkaart van de gemeente,
• een OV-begeleiderskaart van Argonaut Advies,
• een verklaring van of namens de gemeente dat er een noodzaak bestaat voor bovenregionaal vervoer. Zo’n verklaring kan de gemeente afgeven als iemand geen van bovengenoemde documenten bezit, maar wel van Valys gebruik moet kunnen maken.
Bij de Valyspas krijgt iemand jaarlijks een persoonlijk kilometerbudget (PKB) van 700 km. Reizen binnen dit budget kost € 0,268 per kilometer. Een begeleider mag gratis meereizen, plus twee extra reisgenoten voor € 0,268 per kilometer als allen op dezelfde plek in- en uitstappen. Als het PKB op is, kost Valys € 1,624 per kilometer.
Als door medische en/of andere beperkingen het reizen per trein onmogelijk is, kan het PKB van 700 km worden verhoogd tot 2350 km. Op xxx.xxxxxxx.xx is te zien of iemand in aanmerking komt voor het hoge kilometerbudget.
Mensen kunnen 24 uur per dag op xxx.xxxxx.xx een reis boeken via een persoonlijke pagina. Verder is boeken telefonisch mogelijk via 0900 9630, optie 1 (€ 0,05 p/m). Reserveren is gratis vóór 21.00 uur op de dag voor vertrek. Later reserveren kost € 3.
Domstad PlusBus
De Domstad Plusbus van U Centraal organiseert uitstapjes voor Utrechters van 65 jaar en ouder die niet meer zo gemakkelijk de deur uitkomen. Bijvoorbeeld omdat ze minder mobiel zijn of omdat ze het moeilijk vinden om alleen op stap te gaan. Deelnemers worden thuis opgehaald en teruggebracht. De prijs varieert per activiteit.
Meer informatie is te vinden op xxx.x-xxxxxxxx.xx/xxx.
ANWB AutoMaatje
ANWB AutoMaatje Utrecht is een vervoersservice voor en door inwoners van onze stad. Mensen dienen minimaal 2 werkdagen van tevoren een aanvraag in. Ze worden dan gekoppeld aan een vrijwilliger die voor het vervoer zijn eigen auto gebruikt. De kosten bedragen 35 cent per kilometer en eventueel parkeerkosten. In Utrecht wordt AutoMaatje gecoördineerd door U Centraal. Meer informatie op xxx.x-xxxxxxxx.xx (zoek op: ANWB AutoMaatje)
6 Wonen
6.1 Huurwoning
De belangrijkste regels over huur van woonruimten zijn terug te vinden in titel 4, afdeling 5 van Burgerlijk Wetboek 7 en de Uitvoeringwet huurprijzen woonruimte.
6.1.1 Verschillende soorten huurwoningen Zelfstandige en onzelfstandige woonruimte
Een zelfstandige woonruimte heeft een eigen toegang, keuken en toilet. Een onzelfstandige woonruimte heeft geen eigen toegang of een door meerdere bewoners gedeelde keuken en toilet. Of een woonruimte zelfstandig is, is van belang voor het recht op huurtoeslag (zie 3.2.1) en de huurbescherming bij hospitahuur (zie 6.1.8).
Sociale huurwoningen en vrije sector woningen
Als de huurprijs (exclusief servicekosten) bij aanvang van de huur lager is dan de huurliberalisatiegrens is een woning een sociale huurwoning. Als de aanvangshuurprijs boven de liberalisatiegrens ligt is het een vrije sector woning. Dit verschil is belangrijk omdat alleen bij sociale huurwoningen recht bestaat op huurtoeslag. Tenzij anders afgesproken bestaat ook geen recht op huurprijsbescherming en inschakeling van de huurcommissie bij onderhoudsgebreken. Een tabel met huurliberalisatiegrenzen van de afgelopen jaren is te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx, zoek op: huurliberalisatiegrenzen. Het kabinet heeft zich wel voorgenomen om op 1 juli 2024 de Wet Betaalbare Huur aan te nemen die ook huurprijsbescherming biedt voor geliberaliseerde huurprijzen.
6.1.2 Huurovereenkomst
De wet biedt huurders van woonruimten de belangrijkste rechten en plichten. Zoals bescherming bij het beëindigen van de huur, het recht op herstel bij onderhoudsgebreken, de plicht om op tijd de huur te betalen en de woning als goede huurder te gebruiken. Deze rechten bestaan al als iemand een woonruimte in gebruik heeft tegen een tegenprestatie: er hoeven geen afspraken op papier te staan om deze rechten te hebben, maar sinds 1 juli 2023 kunnen huurders melding maken bij de gemeente als verhuurders afspraken niet op papier willen vastleggen
6.1.3 Huurprijs
De huurprijs van een woning bestaat uit kale huur en servicekosten (vergoeding van extra diensten of leveringen). Is de huurprijs niet gespecificeerd, dan is sprake van een all-in huur. In dat geval kan een huurder niet nagaan of de kale huur passend is voor de woning en de servicekosten de daadwerkelijke kosten te boven gaan. De huurder kan de huurcommissie vragen een all-in prijs te splitsen. Ook als de huurprijs ver boven de liberalisatiegrens ligt. Kijk voor een modelbrief op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx, zoek op: huurprijs en punten.
Kale huurprijs
De maximale huurprijs voor een sociale woning wordt bepaald door het woningwaarderingsstelsel, ook wel puntenstelsel genoemd. Woningen krijgen punten voor onder andere oppervlakte, energielabel, sanitaire voorzieningen en WOZ-waarde. Het aantal punten bepaalt de maximale huurprijs.
Kijk op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: huurprijscheck) om de punten voor een woning en de maximale huurprijs uit te rekenen. Let op: dit geldt niet voor woningen in de vrije sector. Voor deze woningen is het alleen mogelijk om binnen 6 maanden na ingang van het huurcontract bij de huurcommissie na te gaan of de huurprijs redelijk is. Dit heet de toets aanvangshuur.
Servicekosten
Servicekosten zijn een vergoeding bovenop de kale huurprijs voor diensten en zaken die de verhuurder levert in verband met de bewoning van de woonruimte. Denk aan schoonmaak van gemeenschappelijke ruimtes, vergoeding voor stoffering of vergoeding voor een energiecontract of internetprovider als de verhuurder die ten behoeve van de woonruimte heeft afgesloten. Een verhuurder mag uitsluitend kosten in rekening brengen voor posten die in de huurovereenkomst zijn opgenomen. Een verhuurder mag nooit winst maken op servicekosten; het voorschot moet ieder jaar worden afgezet tegen de daadwerkelijke kosten. Huurders van sociale huurwoningen kunnen geschillen rond de afrekening van servicekosten voorleggen aan de huurcommissie.
Huurverhoging
De verhuurder mag de huur één keer per 12 maanden verhogen. Meestal gebeurt dit op 1 juli. De huurverhoging moet minimaal 2 maanden voor de beoogde ingangsdatum schriftelijk worden aangekondigd. De huur mag maximaal worden verhoogd met een vast percentage dat de overheid jaarlijks vaststelt en een inkomensafhankelijke verhoging. De huur mag nooit hoger worden dan de maximale huurprijs op basis van het puntensysteem. Controleer of een huurverhoging aan de voorwaarden voldoet op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Als de huurder schriftelijk bezwaar maakt tegen de huurverhoging moet de verhuurder de huurverhoging aan de huurcommissie voorleggen voor hij deze mag doorvoeren.
Naast de jaarlijkse huurverhoging kan een verhuurder een huurverhogingsvoorstel doen bij woningverbetering. De huur mag alleen worden verhoogd voor verbeteringen aan de woning zoals een nieuwe keuken of badkamer met voorzieningen die nog niet aanwezig waren of verduurzaming die verder gaat dan achterstallig onderhoud. Dergelijke verbeteringen kunnen alleen plaatsvinden met wederzijds goedvinden of als 70% van de bewoners van een pand al hebben ingestemd met een grootschalige renovatie.
In februari 2024 heeft de kantonrechter Amsterdam enkelglas als gebrek bestempeld in plaats van woningverbetering. Als dit standhoudt bij hogere rechters kan slechte isolatie een reden vormen voor huurverlaging. Woningbouwverenigingen hebben in prestatieafspraken vastgelegd dat isolatiemaatregelen niet tot een hogere huur leiden.
Huurverlaging
Er zijn 5 mogelijkheden tot huurverlaging:
• huurverlaging op basis van de maximaal toegestane huur op basis van het puntensysteem (zie: kale huurprijs),
• tijdelijke huurverlaging wegens gebreken (zie 6.1.4),
• huurverlaging wegens een gedaald inkomen na de laatste huurverhoging,
• Eenmalige huurverlaging voor huurders van woningbouwverenigingen met een huur onder de €575,-. Kijk voor meer informatie op xxx.xxxxxxxx.xx (zoek op: eenmalige huurverlaging).
6.1.4 Onderhoud woning Klein en dagelijks onderhoud
Het klein en dagelijks onderhoud moet de huurder zelf uitvoeren en betalen voor zover er weinig kosten aan zijn verbonden. Voorbeelden hiervan zijn het ontluchten van de cv-installatie, het binnenschilderwerk en het ontstoppen van de gootsteen. Een overzicht van onderhoudstaken en voor wiens rekening ze komen, is te vinden op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: onderhoud huurwoning).
De verhuurder kan een servicecontract aanbieden waarbij de verhuurder de reparatie van (bepaalde) kleine reparaties overneemt. De kosten daarvan mag hij doorberekenen in de servicekosten.
Groot onderhoud
De verhuurder is verantwoordelijk voor het groot onderhoud aan de woning. Dus het onderhoud dat niet in Besluit kleine herstellingen geregeld is. Bijvoorbeeld buitenschilderwerk en het verhelpen van gebreken zoals lekkages. De kosten hiervan komen voor rekening van de verhuurder.
Om schade te beperken is de huurder verplicht gebreken zo snel mogelijk te melden bij de verhuurder. Het is aan te raden dit schriftelijk te doen, zodat achteraf duidelijk is wanneer de klachten zijn ontstaan en dat de huurder de klacht tijdig heeft gemeld. De huurder is namelijk aansprakelijk voor schade die ontstaat door geen of te late melding. Kijk voor een voorbeeldbrief voor het melden van onderhoudsgebreken xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: onderhoud en gebreken).
De huurder moet meewerken als de verhuurder noodzakelijk onderhoud wil uitvoeren.
Als de verhuurder de door de huurder gemelde onderhoudsgebreken niet binnen 6 weken verhelpt, kan de huurder onder voorwaarden verschillende acties ondernemen:
• tijdelijke huurverlaging aanvragen bij de huurcommissie,
• tijdelijk de huur niet betalen,
• een klacht indienen bij de gemeente,
• een procedure starten bij de rechter,
• zelf onderhoud uitvoeren op kosten van de verhuurder,
• de rechter inschakelen als het om een vrijesectorwoning gaat.
6.1.5 Onderhuur
Er zijn 2 soorten onderhuur: onderhuur van een hele woning en onderhuur van een kamer in de woning waar de hoofdhuurder zelf woont.
Onderhuur van de hele woning
Onderhuur van een hele (zelfstandige) woning is alleen toegestaan als de verhuurder daarmee akkoord gaat. Als de huurder de woning onderverhuurt zonder toestemming, loopt hij het risico op beëindiging van zijn huurovereenkomst en is hij aansprakelijk voor de schade van de onderhuurder. Als de hoofdhuur eindigt, heeft de onderhuurder van een zelfstandige woning huurbescherming. Zelfs wanneer de verhuurder geen toestemming heeft gegeven voor de onderhuur. De hoofdverhuurder zet de onderhuurovereenkomst voort en de onderhuurder wordt hoofdhuurder. Hij moet de verhuurder eerst vragen om de onderhuurovereenkomst over te nemen.
De hoofdverhuurder kan de rechter vragen de voortgezette huurovereenkomst te beëindigen als:
• de nieuwe huurder de huur niet kan opbrengen,
• het onderverhuurcontract was aangegaan om de woning aan de voormalige onderhuurder door te geven en te voorkomen dat deze vrijkwam op de markt,
• het niet redelijk is dat de hoofdverhuurder de onderhuur op dezelfde manier voortzet,
• de nieuwe huurder geen huisvestingsvergunning kan tonen, terwijl die wel vereist is.
Onderhuur van een deel van de woning
Het verhuren van een deel van de woning waar de huurder zelf ook woont, bijvoorbeeld een kamer, is toegestaan tenzij in het huurcontract staat dat dit niet mag.
Een onderhuurder van een onzelfstandige woonruimte heeft geen huurbescherming ten opzichte van de hoofdverhuurder. Het einde van de hoofdhuurovereenkomst betekent ook het einde van de onderhuurovereenkomst. Daarnaast mag de hoofdhuurder tijdens de eerste 9 maanden onderhuur de onderhuurovereenkomst zonder opgave van reden of toestemming van een rechter beëindigen.
6.1.6 Samenwonen
Samenwonen (of inwonen) in een huurwoning is toegestaan, tenzij naar oordeel van de gemeente sprake is van overbewoning. Bijvoorbeeld wanneer 6 personen op een tweekamerwoning wonen. Ook als de situatie zich er duidelijk niet toe leent, is samenwonen niet toegestaan. Bijvoorbeeld inwoning op een hospitakamer.
6.1.7 Medehuur
De term medehuur is belangrijk bij het bepalen wie de woning mag blijven huren als samenwonenden uit elkaar gaan. Als een huurder de huur opzegt mogen huisgenoten niet zomaar blijven wonen. Alleen een medehuurder zet het contract vanzelf voort.
De gehuwde of geregistreerde partner van de huurder is automatisch medehuurder, ook al staat deze niet genoemd in het contract. Alle andere huisgenoten zijn pas medehuurder als de naam is bijgeschreven in het huurcontract.
Als het contract op naam van een van beiden staat, kan de ander een verzoek tot medehuur doen aan de verhuurder. Als de verhuurder instemt wordt de ander op het huurcontract bijgeschreven. Stemt de verhuurder niet binnen 3 maanden in, dan kan de kantonrechter het verzoek toewijzen als:
• de ander al minimaal 2 jaar hoofdverblijf heeft in de woning (ingeschreven op dat adres) en sprake is van een duurzame op de toekomst gerichte gemeenschappelijke huishouding met de hoofdhuurder. Dit geldt over het algemeen niet voor ouders en kinderen, tenzij bijvoorbeeld sprake is van een oudere zoon die zijn zieke moeder verzorgt, en
• de ander genoeg inkomen heeft om de huur eventueel alleen te kunnen betalen, en
• het doel niet is om op korte termijn zelf hoofdhuurder te worden, bijvoorbeeld omdat bekend is dat de hoofdhuurder verhuisplannen heeft.
6.1.8 Einde huurovereenkomst
De huurovereenkomst kan op verschillende manieren eindigen.
Opzeggen door de huurder
De huurder moet de huur schriftelijk opzeggen per aangetekende brief. De opzegtermijn is gelijk aan de tijd tussen 2 huurbetalingen: minimaal 1 maand en maximaal 3 maanden. De huur kan tegen de eerste dag van de maand opgezegd worden, tenzij in het huurcontract iets anders is afgesproken. Bij een huurcontract voor bepaalde tijd kan alleen tussentijds opgezegd worden als dat is opgenomen in de overeenkomst.
Opzeggen door de verhuurder
De verhuurder moet de huur schriftelijk opzeggen per aangetekende brief onder vermelding van de reden van opzegging (dit mag alleen een van de 6 wettelijke opzeggingsgronden zijn). De opzegtermijn voor de verhuurder is minimaal 3 en maximaal 6 maanden:
• bij het begin van het huurcontract is de opzegtermijn 3 maanden,
• na 1 jaar is de opzegtermijn 4 maanden,
• na 2 jaar is de opzegtermijn 5 maanden,
• na 3 jaar of langer is de opzegtermijn 6 maanden.
Als de huurder niet schriftelijk instemt met de opzegging, blijft de huurovereenkomst in stand. De verhuurder kan de huur alleen beëindigen via de rechter. De rechter zal dit alleen goedkeuren als hij de opzeggingsgrond toepasselijk vindt en als hij vindt dat de belangen van de verhuurder zwaarder wegen dan de belangen van de huurder.
De 6 in de wet genoemde opzeggingsgronden zijn:
• de huurder gedraagt zich niet als een goede huurder,
• de woonruimte was tijdelijk verhuurd,
• de verhuurder heeft de woning dringend nodig voor eigen gebruik,
• de huurder weigert een aanbod om een redelijk, nieuw huurcontract te tekenen,
• de verhuurder wil een bestemmingsplan verwezenlijken,
• bij hospitakamers mag de verhuurder (de hospita) tijdens de eerste 9 maanden de huur zonder opgaaf van reden opzeggen. Daarna moet de hospita aannemelijk maken dat haar belangen bij beëindiging van de huur zwaarder wegen dan de belangen van de huurder bij voortzetting daarvan.
Ontbinding
Als de huurder de verplichtingen uit de huurovereenkomst en wet niet nakomt, kan de rechter de huurovereenkomst ontbinden. De verhuurder hoeft dan niet op te zeggen en er geldt dus geen opzegtermijn. Een voorbeeld hiervan is betalingsachterstand. Bij een huurachterstand van 2 maanden is al ontbinding van de huurovereenkomst mogelijk. Nadat er een vonnis van de rechter is, kan de verhuurder de deurwaarder inschakelen om de huurder uit huis te zetten.
Overlijden huurder
Na het overlijden van de huurder loopt de huurovereenkomst gewoon door voor de echtgenoot, geregistreerd partner en de medehuurder. Andere medebewoners, zoals kinderen of samenwonenden, hebben niet automatisch recht om in de woning te blijven wonen. Zij kunnen in eerste instantie maximaal 6 maanden in de woning blijven. Maar als de verhuurder niet instemt met voortzetting van de huur, moeten zij binnen die periode een verzoek doen aan de kantonrechter om de huur voort te zetten. De rechter zal dit toewijzen als de betrokkene hoofdverblijf had in de woning, een duurzame gemeenschappelijke huishouding voerde met de overledene, voldoende inkomen heeft om de huur te betalen en in aanmerking komt voor een huisvestingsvergunning (als die is vereist). Kinderen lukt dit doorgaans niet omdat het niet de bedoeling is dat kinderen langdurig een gemeenschappelijke huishouding met ouders voeren, zij gaan immers zelfstandig wonen. Voor kinderen ouder dan 35 tot 40 jaar kan de rechter wel toestemming geven.
Zijn er geen bewoners die na het overlijden van de huurder het huurcontract voortzetten, dan eindigt het contract automatisch op de laatste dag van de tweede maand na overlijden. De erfgenamen kunnen de huurovereenkomst ook al eerder opzeggen: tegen het einde van de eerste maand na overlijden.
Echtscheiding en uit elkaar gaan
Bij het einde van een relatie moet worden besloten wie in de woning blijft. Als de partners er onderling niet uitkomen, kan de rechter gevraagd worden te beslissen.
Als het huurcontract op één naam staat, is de echtgenoot of geregistreerd partner automatisch medehuurder en kan de niet genoemde partner in de woning blijven als hij de verhuurder hiervan op de hoogte stelt. De samenwonende partner die later in de woning is gaan wonen en door de verhuurder is geaccepteerd als medehuurder kan ook in de woning blijven en wordt automatisch hoofdhuurder. De samenwonende partner die niets heeft geregeld, heeft geen recht op de woning.
Als het huurcontract op beide namen staat, is er geen verschil tussen samenwoners en gehuwden/geregistreerd partners. In een gezamenlijk verzoek kan de verhuurder gevraagd worden één van de twee te accepteren als huurder. De verhuurder kan dit weigeren. In dat geval kan de kantonrechter de belangen van de huurder afwegen tegen die van de verhuurder.
Verkoop van de woning en hypotheekbeding
Als de verhuurder de woning wil verkopen, geldt de regel ‘koop breekt geen huur’. Dit betekent dat de huurovereenkomst overgaat op de nieuwe eigenaar. De enige uitzondering op deze regel is als er sprake is van een tijdelijk huurcontract op grond van de Leegstandswet.
De eigenaar van een woning heeft toestemming nodig van de hypotheeknemer (vaak: de bank) om een woning te verhuren. De paragraaf in de hypotheekakte waarin dit wordt geregeld heet huurbeding.
Als de eigenaar zonder toestemming van de hypotheekbank verhuurt en er bij hem financiële problemen ontstaan, kan de bank de woning executoriaal laten veilen en de zittende huurders dagvaarden. Dateert het huurcontract van na de hypotheekakte, dan kunnen de huurders door de rechter op straat gezet worden.
Oplevering huurwoning
De huurder moet de woning opleveren zoals deze was bij het begin van de huurovereenkomst. Uitgangspunt hierbij is de opnamestaat, een beschrijving van hoe de woning was bij het begin van de huur. Gebreken die daarna zijn ontstaan, moet de huurder herstellen. Zaken die door normaal gebruik en normale slijtage zijn verouderd vallen hier buiten. Veranderingen die met schriftelijke toestemming van de verhuurder zijn aangebracht, kunnen blijven.
Als er geen opnamestaat gemaakt is, mag de woning opgeleverd worden zoals hij is. Klein herstel, zoals een niet functionerende deurbel, moet wel gedaan worden. Als de verhuurder het hier niet mee eens is, moet hij bewijzen dat de woning in betere staat was bij aanvang van het contract.
Als er bij een huurcontract van vóór 1 augustus 2003 geen opnamestaat aanwezig is, is het uitgangspunt dat de woning bij het begin van het contract in goede staat was. De woning moet dan ook in goede staat opgeleverd worden (behalve normale slijtage). Meestal vindt een voorinspectie plaats en krijgt de huurder gelegenheid om gebreken zelf te verhelpen. Als dit bij de eindinspectie niet gedaan is, mag de verhuurder de kosten van herstel aan de huurder doorberekenen.
Voor veranderingen aan de woning die door de huurder zijn aangebracht, geldt dat:
• ze mogen worden meegenomen bij vertrek mits de woning onbeschadigd en in oorspronkelijke staat wordt achtergelaten,
• ze mogen blijven als ze met schriftelijke toestemming van de verhuurder zijn aangebracht,
• een vergoeding van de verhuurder mogelijk is als de verbeteringen in de woning blijven en de verhuurder voordeel opleveren (kostenbesparing of hogere huur mogelijk) en de huurder de kosten nog niet (volledig) heeft kunnen terugverdienen,
• overname van roerende zaken door een volgende huurder mogelijk is. Die is daartoe niet verplicht. De nieuwe huurder wordt daarmee verantwoordelijk voor verwijdering bij vertrek.
6.2 Huurwoning zoeken in regio Utrecht
6.2.1 Vrije sector woning / particuliere huurwoning
Dit zijn duurdere huurwoningen waarvoor geen huurtoeslag mogelijk is. Kijk voor uitleg over vrijesectorwoningen in deze U wijzer naar hoofdstuk 6.1.1 Verschillende soorten huurwoningen.
6.2.2 Sociale huurwoning regio Utrecht
De verdeling van sociale huurwoningen in Utrecht verloopt via WoningNet. Na inschrijving kan op het aanbod worden gereageerd. De wachttijden voor een sociale huurwoning in de regio Utrecht zijn erg lang. Een vroege inschrijving bij WoningNet is dan ook aan te raden om inschrijfduur op te bouwen. Een inschrijving kost € 17,50 en vervolgens € 7 per jaar.
Huisvestingsvergunning
Om een sociale huurwoning te mogen bewonen is een huisvestingsvergunning vereist. De voorwaarden voor een huisvestingsvergunning zijn:
• De huurder of een van de leden van het huishouden is 18 jaar of ouder.
• De huurder heeft de Nederlandse nationaliteit of verblijft rechtmatig in Nederland.
Het belastbaar jaarinkomen is op 1 januari maximaal onder de toepasselijke inkomensgrens zoals genoemd op xxxxx://xxxxxxx.xxxxxxx.xx/Xxxxxxxxxx/Xxxxxxx-xxxxx
Passend toewijzen en inkomensvoorwaarden bij reageren
Woningen moeten passend worden toegewezen. Dit betekent dat woningzoekenden met een lager inkomen voorrang krijgen op de goedkopere woningen en woningzoekenden met een hoger inkomen voorrang kunnen krijgen op duurdere woningen. Kijk voor een overzicht op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: passend toewijzen).
Als bij de inschrijving het inkomen juist is ingevuld, krijgt iemand alleen woningen te zien waarvoor hij in aanmerking komt. Soms is het toch mogelijk op een woning te reageren met een huur die boven iemands maximum ligt. Dit komt omdat de corporatie de huur verlaagt als blijkt dat het inkomen van de kandidaat-huurder onder de huurtoeslaggrens ligt.
Voorrangsregelingen
Er zijn verschillende voorrangsregelingen.
• voorrang voor grotere gezinnen bij grote woningen,
• voorrang voor senioren bij verhuizing naar een kleinere woning en met achterlating van een grote sociale huurwoning,
• voorrang op een woning in een doorschuifcomplex voor mensen die in datzelfde complex wonen,
• voorrang voor een woning in een kleine woonkern voor mensen die 3 jaar in diezelfde woonkern wonen (kernbinding).
Naast deze voorrangsregelingen voor bepaalde groepen woningzoekenden is het in zeer uitzonderlijke gevallen ook mogelijk om als individu voorrang te krijgen op een woning, namelijk bij een indicatie en bij urgentie.
Indicatie
Een indicatie geeft voorrang bij het reageren op beschutte woningen (complex met meerdere seniorenwoningen met een huismeester), servicewoningen (woningen bij een zorg/verpleegcentrum waarvan de inwoners zorg en ondersteuning kunnen krijgen) en bijvoorbeeld een rolstoelwoning. Voor Utrecht kan voorrang aangevraagd worden bij het Vierde Huis, xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxx. De aanvraag is gratis.
Urgentie
Een urgentie geeft voorrang bij het reageren op het reguliere woningaanbod. Alleen in zeer uitzonderlijke situaties wordt een urgentie toegekend. Er moet sprake zijn van een bijzondere noodsituatie en een verhuizing moet noodzakelijk zijn binnen 6 maanden.
De gronden waarop een urgentie aangevraagd kan worden zijn medische problemen, mantelzorg, relatiebeëindiging, dreigende onvrijwillige dakloosheid, financiële problemen, maatschappelijke omstandigheden, sloop of verbetering woning, werkzaam zijn in de zorg, het onderwijs of bij de politie (alleen in de stad Utrecht).
De basisvoorwaarden voor een urgentie zijn:
• inschrijving bij WoningNet,
• gezinsinkomen onder € 56.330,
• ingezetene in de regio Utrecht,
• beschikken over een zelfstandige woning,
• aantoonbaar zelf naar een oplossing gezocht hebben,
• niet in staat zijn zelf binnen 6 maanden voor passende huisvesting te zorgen.
Een urgentieaanvraag wordt ingediend bij het Vierde Huis en is gratis. Via xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx kunnen mensen zelf inschatten of er kans bestaat op een urgentie.
Loting
Om woningzoekenden met een korte wachttijd meer kans te geven op een woning, wordt een deel van het woningaanbod aangeboden door middel van loting. Wel wordt altijd naar inkomen en huishoudgrootte gekeken. Mensen met urgentie krijgen bij dit soort woningen geen voorrang.
Bezichtigen en accepteren
De eerste kandidaten voor een woning worden door de corporatie uitgenodigd om de woning te bezichtigen. Degene die op nummer 1 staat krijgt een voorlopige aanbieding en mag niet op andere woningen reageren zolang de aanbieding loopt. Na de bezichtiging kan iemand laten weten of hij de woning al dan niet accepteert. Weigeren heeft geen invloed op de kansen voor een andere woning. Bij urgentie kan een weigering wel gevolgen hebben.
Degene die de woning accepteert, krijgt een voorlopige aanbieding. Hij wordt door de corporatie uitgenodigd om gegevens te laten controleren en een huurcontract te tekenen. Voor de controle van het inkomen is een aanslag inkomstenbelasting of een inkomensverklaring nodig van de kandidaat en zijn eventuele partner. Bij sterke wijziging van het inkomen in het lopende jaar zijn ook recente inkomensgegevens nodig.
Het accepteren van een woning betekent automatisch dat de inschrijving bij WoningNet wordt beëindigd. Om weer nieuwe wachttijd op te bouwen voor toekomstige woonwensen is het aan te raden opnieuw in te schrijven.
Woningruil
Een andere manier om aan een woning te komen, zeker met een korte wachttijd bij WoningNet, is woningruil. Ook voor ruil geldt de voorwaarde van inschrijving bij WoningNet, toestemming van de verhuurders, een inkomen dat past bij de rekenhuur van de nieuwe huurwoning, en voldoen aan de voorwaarden voor een huisvestingsvergunning (zie 6.2.2). Ook mag er geen sprake zijn van een huurachterstand.
Kijk voor ruilkandidaten op xxx.xxxxxxxxxx.xx of xxxxxxxxxx.xxxxxxxxxxx.xx.
Bij woningruil hebben verhuurders de mogelijkheid om de huur te verhogen. Het is aan te raden hier in een vroeg stadium naar te informeren.
6.3 Opvang in de gemeente Utrecht
6.3.1 Dak- of thuisloos
Op straat leven of als noodoplossing verblijven bij familie, vrienden of kennissen. In deze situaties is iedere gemeente op grond van de Wmo verplicht om opvang en begeleiding te bieden. De gemeente Utrecht vervult hierin een regiofunctie. Een voorwaarde voor opvang is dat iemand uit de regio Utrecht komt. Voor de opvang betaalt men een eigen bijdrage.
Wat doet de gemeente Utrecht voor daklozen?
• Stadsteam Back Up is er voor mensen die (bijna) dakloos zijn in de regio Utrecht. Het Stadsteam helpt met het regelen van opvang en waar nodig andere hulp en begeleiding: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx.
• Herstart: een voorziening van het Leger des Heils, er is een inloop en een opvang voor daklozen: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx.
• 24-uursopvang: wie geen dak boven het hoofd heeft, kan voor crisisopvang en 24-uurs opvang terecht bij de Tussenvoorziening: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
• Slaapplaats bij koud weer: bij lage temperaturen is er de koudweerregeling. Er zijn gratis slaapplaatsen beschikbaar bij een nachtopvang van de Tussenvoorziening: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
• Daklozenuitkering: als iemand dakloos is en verblijft op verschillende logeeradressen, is dat een belemmering voor de gebruikelijke bijstandsuitkering. Daarom is er een speciale regeling voor mensen die dakloos zijn. Kijk voor meer informatie op xxx.xxxxxxx.xx (zoek op: daklozenuitkering).
6.3.2 24-uursopvang Herstart
Herstart is een inloopvoorziening voor daklozen. Het is dé ingang voor mensen die dakloos zijn. In Herstart is hulpverlening aanwezig en kunnen mensen een verwijzing krijgen naar een plek om te slapen. Daarnaast kunnen ze in gesprek gaan over werk of activering en er is een medisch spreekuur.
In Herstart is ook een open inloop waar mensen overdag terechtkunnen om iets te eten en drinken of voor een warme douche of een gesprek.
Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx 00
3512 LX Utrecht
Hulpverlening bij Stadsteam Back Up volwassenen
Het Stadsteam Herstel helpt en ondersteunt daklozen in Utrecht. Zij gaan actief op zoek naar daklozen in Utrecht en helpen hen met de eerste opvang en het regelen van praktische zaken. Daklozen kunnen bij het team terecht voor hulp en advies over wonen, zorg, schulden en inkomen. Het team volwassenen helpt volwassenen van 27 jaar en ouder. Ook helpt het team gezinnen.
Het team volwassenen is bereikbaar op 030 721 00 15 (werkdagen tussen 9.30 en 14.30 uur) en via xxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx. Meer informatie: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Back Up, volwassenen Stadskantoor Stadsplateau 1
3521 AZ Utrecht
2e verdieping bij Werk en Inkomen
inloopspreekuur op werkdagen tussen 9.00 uur en 10.00 uur
Hulpverlening bij Stadsteam Back Up jongvolwassenen
Het team jongvolwassenen helpt jongvolwassenen van 18 tot 27 jaar. Het team biedt ook nazorg aan ex- gedetineerde jongeren. Het contact ontstaat vaak al als de jongere nog in detentie zit. Wanneer de jongere vrijkomt biedt Back Up trajectbegeleiding aan. Er wordt gewerkt op alle levensgebieden om zo terugval te voorkomen. De jongere moet wel binding hebben met de stad Utrecht.
Het team jongvolwassenen is bereikbaar op 030 721 00 10 (werkdagen tussen 9.00 en 18.00 uur) en via xxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xx. Meer informatie: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Back Up, jongvolwassenen Oudegracht, ingang Xxxxxxxxxxx 0 0000 XX Xxxxxxx
Het inloopspreekuur is maandag, dinsdag, donderdag en vrijdag van 13.00 - 14.00 uur.
Opvang voor gezinnen
Wanneer een gezin met minderjarige kinderen dakloos is, kunnen zij zich melden bij de Tussenvoorziening aan de Xxxxxxxxx 0 xx Xxxxxxx, telefoon 030 233 22 86, bereikbaar op werkdagen van 9.30 tot 12.30.
Regio Utrecht?
Mensen kunnen alleen terecht in de opvang in Utrecht als hier de meeste kans op herstel is. Als iemand niet uit Utrecht komt en niet kan aantonen dat de kans op herstel hier groter is, wordt voor opvang verwezen naar een andere regio. In afwachting van een plek in de opvang daar kan gebruik worden gemaakt van de Utrechtse opvang.
Eigen bijdrage
Voor opvang moet een eigen bijdrage worden betaald. Een overnachting in de 24-uursopvang kost € 6,50. Hiervoor kan iemand de hele dag op de opvangplek zijn. Dit bedrag is voor de slaapplaats, douche, maaltijden,
koffie/thee, activiteiten en begeleiding. Iedereen betaalt overal hetzelfde bedrag, ook als iemand een daklozenuitkering van de gemeente heeft
Koudweerregeling
Niemand hoeft bij koud weer buiten te slapen. Daarom hebben we de koudweerregeling. Deze regeling gaat in als de gevoelstemperatuur 's nachts lager is dan 0 graden. De koudweerregeling gaat ook in als het KNMI meldt dat er een storm aankomt die ‘code rood’ heeft. Dakloze mensen die normaal gesproken niet in een opvang verblijven, kunnen zich melden bij verschillende opvanglocaties in Utrecht. Daar horen zij bij welke plek ze terechtkunnen. De opvang, een warme maaltijd en koffie en thee zijn gratis.
• Recht op opvang in Utrecht? Dan kan men overdag naar Herstart van het Leger des Heils. 's Nachts kunnen mensen naar de nachtopvang van De Tussenvoorziening.
• Geen recht op opvang in Utrecht? Dan kan iemand tijdens de koudweerregeling naar de Stadsbrug op Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxx 0.
De gemeente bepaalt wanneer de koudweerregeling start en weer stopt.
6.3.3 Begeleid en beschermd wonen
De gemeente Utrecht biedt begeleid en beschermd wonen voor mensen die niet zelfstandig kunnen wonen door psychiatrische problemen en/of verslaving, en voor dakloze mensen met psychosociale problemen. Als iemand tot een van deze groepen behoort, kan een combinatie van wonen en zorg een goede oplossing zijn. Er zijn drie begeleidingsvormen:
• Beschermd thuis
Bedoeld voor mensen die alleen met (zeer) veel hulp en ondersteuning zelf hun eigen leven kunnen leiden. Deze mensen wonen zelfstandig in een eigen woning of instellingswoning. Maar ze hebben 24- uurszorg nodig om zelfstandig te kunnen wonen.
• Beschermd verblijf
Bedoeld voor mensen die zeer veel hulp nodig hebben. Deze hulp kan op erg wisselende momenten nodig zijn. Deze mensen wonen op een locatie van een instelling met 24-uurszorg, omdat zij (nog) niet zelfstandig kunnen wonen.
• Beschermd wonen
Bedoeld voor mensen die niet zelfstandig kunnen wonen. Zij hebben naast gespecialiseerde begeleiding in een 24-uursvoorziening een speciale ondersteuningsvraag, benadering en/of setting. Deze speciale ondersteuning kan niet lokaal of regionaal gegeven worden.
Regionaal georganiseerd
De gemeente Utrecht organiseert beschermd wonen en 24-uursopvang voor inwoners van 16 gemeenten. Behalve Utrecht zelf zijn dit: Bunnik, De Bilt, De Ronde Venen, Houten, IJsselstein, Lopik, Montfoort, Nieuwegein, Oudewater, Stichtse Vecht, Utrechtse Heuvelrug, Vijfheerenlanden, Wijk bij Duurstede, Woerden en Zeist.
Besluit 24-uursopvang of beschermd wonen
De Regionale Toegang besluit of iemand in aanmerking komt voor 24-uursopvang of beschermd wonen. De Regionale Toegang bestaat uit een groep professionele hulpverleners. Zij kunnen ook adviseren over passende zorgaanbieders.
Aanvragen
Mensen kunnen hulp krijgen met het zoeken naar oplossingen voor de hulpvraag en met de aanvraag 24-uurszorg bij de Regionale Toegang.
Inwoners van Utrecht kunnen voor hulp naar het buurtteam, xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Woont iemand in een andere gemeente in de regio, dan kan contact worden opgenomen met de betreffende gemeente of met het sociale wijkteam in die gemeente.
Zelf contact opnemen met de Regionale Toegang kan ook, via telefoonnummer 030 286 35 30 (bereikbaar maandag t/m donderdag van 12.30 tot 16.00 uur) of mail naar xxxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxx.xx
Regionale Toegang Stadsplateau 1
Postbus 2423
3500 GK Utrecht
xxx.xxxxxxx.xx (zoek op: regionale toegang)
Organisaties
De gemeente Utrecht werkt samen met organisaties die beschermd thuis, beschermd verblijf en beschermd wonen aanbieden. Dit zijn de grotere organisaties:
• Tussenvoorziening, xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
• Leger des Heils, xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxx-xxxxxxxxx
• Singelzicht, xxx.xxxxxxxxxxx.xx
Herstelacademie
Inwoners kunnen ook deelnemen aan cursussen en workshops. Die worden speciaal voor en door inwoners met een psychische kwetsbaarheid georganiseerd. Deelname is gratis. Hiervoor kunnen zij terecht bij Enik (Lister).
Meer informatie: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Persoonsgebonden budget
Bij beschermd wonen kan iemand kiezen voor een persoonsgebonden budget (pgb) om zelf de zorg te betalen. Voor meer informatie neem contact op met het buurtteam, de Regionale Toegang of het Wmo-loket
Wmo-loket
Tel. 030 - 000 00 00 (werkdagen van 09.00 tot 13.00 uur)
Eigen bijdrage
Voor beschermd wonen dient een eigen bijdrage te worden betaald. Hoe hoog deze eigen bijdrage is, hangt onder meer af van het inkomen en eventueel spaargeld. Het centraal administratiekantoor (CAK, xxx.xxxxxx.xx) bepaalt hoe hoog de eigen bijdrage is.
6.3.4 Huiselijk geweld
Als er sprake is van huiselijk geweld dan is thuis geen veilige plek meer. De partner of een ander gezinslid is gewelddadig tegen huisgenoten. Soms wordt huiselijk geweld gepleegd door niet-huisgenoten: een verzorger, een ex-partner of een familielid.
Onder huiselijk geweld wordt verstaan:
• lichamelijk geweld en mishandeling,
• seksueel geweld (dwingen tot seksuele handelingen, verkrachten, aanranden, incest),
• geestelijk geweld (dreigen, opsluiten, vernederen, schelden, pesten, negeren).
Veilig Thuis is het advies- en meldpunt voor huiselijk geweld en kindermishandeling. Op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx staat informatie en advies over de volgende onderwerpen:
• huiselijk geweld
• opvang van slachtoffers en plegers
• kindermishandeling
• partnermishandeling
• ouderenmishandeling
• seksueel geweld
• eergerelateerd geweld
• stalking
• genitale verminking
• huwelijksdwang
• mensenhandel
• problemen door loverboys
Veilig Thuis Utrecht
Tel. 0800 - 2000 (dag en nacht bereikbaar) e-mail: xxxxxxxxxxx@xxxxx-xxxxxx.xx xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Huiselijk geweld kan ook gemeld worden bij de huisarts of bij het buurtteam: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx.
Huisverbod
Bij serieuze dreiging van huiselijk geweld kan de burgemeester een tijdelijk huisverbod opleggen van 10 dagen. Een pleger van huiselijk geweld mag dan zijn of haar woning niet meer in. In deze periode mag de pleger geen contact opnemen met de partner of de kinderen. De burgemeester kan het huisverbod verlengen als de dreiging of een ernstig vermoeden daarvan, zich voortzet. Deze verlenging kan maximaal 28 dagen duren. Het tijdelijk huisverbod wordt gecombineerd met hulpverlening voor zowel de pleger als de achterblijver(s).
Opvang bij huiselijk geweld
Slachtoffers van huiselijk geweld kunnen voor hulp terecht bij Moviera. Is het thuis erg onveilig? Dan kan Moviera helpen met het vinden van een opvangplek.
Moviera
Tel. 030 - 000 00 00 (7 dagen per week en 24 uur per dag) xxx.xxxxxxx.xx
Eigen bijdrage
Voor opvang na huiselijk geweld is een eigen bijdrage verschuldigd.
Meer informatie over huiselijk geweld
• Samen Veilig Midden Nederland (SAVE), voor als er zorgen zijn over de veiligheid of ontwikkeling van een kind: xxx.xxxxx-xxxxxx.xx
• Informatie van de rijksoverheid over huiselijk geweld en kindermishandeling: xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (zoek op: huiselijk geweld).
6.3.5 Stichting de Tussenvoorziening
Door verschillende omstandigheden kan het gebeuren dat iemand (soms plotseling) het niet in zijn eentje redt. Bijvoorbeeld als iemand geen dak boven zijn hoofd heeft, een steuntje in de rug nodig heeft of omdat de schulden zich blijven opstapelen.
Stichting de Tussenvoorziening biedt daarom verschillende vormen van opvang aan:
• 24-uursopvang voor mensen die dakloos zijn,
• Kortdurende opvang voor individuen en (eenouder)gezinnen die in een crisissituatie verkeren,
• Voltijdsopvang voor mensen die dag en nacht een opvangplek nodig hebben.
24-uursopvang
De Tussenvoorziening heeft in Utrecht 4 verschillende opvanglocaties waar gasten 24 uur per dag kunnen blijven.
• De NoiZ (Nieuwe opvang in Zelfbeheer)
• Het Jansveld (eerder: Sleep Inn) voor mannen en vrouwen die dakloos zijn
• De Stek voor harddrugsverslaafden en alcoholverslaafden
• De Stadsbrug, een tijdelijke opvang die opengaat als er te weinig plek is voor daklozen bij andere locaties.
Kortdurende opvang
Kortdurende opvang is er voor gezinnen en individuen die dakloos zijn en hier zelf geen oplossing voor kunnen vinden. Mensen kunnen 3 maanden in de opvang blijven. Hier vinden ze de rust en veiligheid om samen met de begeleider aan een plan voor de toekomst te werken.
Het Corporatiehotel
Het Corporatiehotel biedt tijdelijke woonruimte aan dakloze woningzoekenden uit de regio Utrecht. Het Corporatiehotel biedt woonruimte aan alleenstaanden of gezinnen die bestaan uit maximaal 3 personen. Het doel van het Corporatiehotel is om het leven weer stabiel te krijgen en daarna uit te stromen naar een eigen woonruimte.
Opvang voor ongedocumenteerden
De opvang voor ongedocumenteerden is een 24-uursopvang voor kwetsbare mensen die volgens de wet niet in Nederland mogen blijven. Zij kunnen hier aansterken en tot rust komen. Samen met hun begeleiders werken ze aan hun toekomst.
Adempauzeplek
Soms moet iemand even afstand nemen van de situatie thuis omdat er veel spanningen zijn. Bijvoorbeeld door een ruzie, of om tot rust te komen. In dit geval kan iemand gebruikmaken van een adempauzeplek.
LHBTIQ+ overbruggingsplekken
In een klein groepspand in de stad Utrecht biedt de Tussenvoorziening vier veilige overbruggingsplekken voor (dreigend) dak- en thuislozen met een LHBTIQ+ achtergrond vanaf 18 jaar voor wie de reguliere opvang niet veilig is of voelt.
Andere voorzieningen zijn:
• Begeleid wonen
• Forensisch beschermd wonen
• Springplank 030
• Housing first
• Skaeve Huse
• Langdurige zorg
• Gemengd wonen
• Belle, hulp aan sekswerkers
• Begeleiding /opvang in de regio’s Lekstroom, Zeist, Amersfoort en Utrecht West
• Stadsgeldbeheer, hulp bij geldzorgen Meer informatie op www.tussenvoorziening.nl
7 Energie
7 Energie
Hoewel de energieprijzen niet meer zo torenhoog zijn als in 2022 en 2023, kunnen de energiekosten toch nog hoog uitvallen voor huishoudens. Om te voorkomen dat mensen in de problemen komen door de hoge energierekening, heeft de overheid ook in 2024 landelijke en gemeentelijke regelingen beschikbaar gesteld om de hoge energiekosten te vergoeden.
7.1 Tijdelijk Noodfonds Energie
Op 22 januari 2024 is het Tijdelijke Noodfonds Energie voor de tweede keer opengesteld. Dit is een samenwerking tussen de overheid en de energiemaatschappijen. Het Noodfonds betaalt voor huishoudens een deel van de energierekeningen voor 6 maanden vanaf het moment dat de aanvraag is goedgekeurd. Het Noodfonds kijkt hoe hoog de energierekening is in vergelijking met het gezamenlijk inkomen in het huishouden. Het Noodfonds betaalt het deel van de maandelijkse energierekening dat meer is dan 8 tot 10% van het gezamenlijk bruto-inkomen van een huishouden.
Wie kan het aanvragen?
Een huishouden met een inkomen van maximaal 200% van het sociaal minimum. Dat betekent dat het bruto-
inkomen per maand lager is dan € 3.200 (alleenstaand) of € 4.480 (samenwonend).
Huishoudens hebben zelf een contract voor gas, stroom en/of stadswarmte bij een energieleverancier.
Het Tijdelijk Noodfonds Energie sluit naar verwachting tussen 14 en 18 maart 2024. Tot die tijd kunnen aanvragen worden ingediend via www.noodfondsenergie.nl. Op deze website kan eerst een Noodfonds-check worden gedaan om te kijken of een huishouden in aanmerking komt voor het Noodfonds.
7.2 Initiatieven van de gemeente
Ook de gemeente heeft een aantal vergoedingen die inwoners kunnen aanvragen als zij de hoge energiekosten niet (meer) kunnen betalen.
Energievergoeding
Op dit moment is het nog mogelijk om het laatste deel van de energievergoeding van 2023 aan te vragen. Dit gedeelte komt neer op € 800. Dit bedrag is in december 2023 automatisch uitgekeerd aan huishoudens die ook eerder de energievergoeding hebben gekregen. Huishoudens die dit bedrag niet automatisch hebben gekregen, kunnen deze vergoeding aanvragen tot 31 maart 2024. Huishoudens komen in aanmerking als het gezamenlijk netto-inkomen maximaal 120% van de bijstandsnorm is. Voor meer informatie en de aanvraag kijk op de website van de gemeente www.utrecht.nl (zoek bij Werk en Inkomen naar Energievergoeding).
Aanvullende energievergoeding
In sommige gevallen is het mogelijk om een aanvullende vergoeding voor energiekosten aan te vragen. Bijvoorbeeld als de gewone energievergoeding niet genoeg is, het inkomen te hoog is of wanneer een student een eigen energiecontract heeft. De inkomensgrens per huishouden is 200% van het sociaal minimum. Voor de overige voorwaarden en het aanvraagformulier kijk op de website van de gemeente www.utrecht.nl (zoek bij Werk en Inkomen naar Aanvullende energievergoeding).
Bijzondere bijstand
Als er sprake is van hoge stookkosten door een beperking of chronische ziekte kan voor deze kosten bijzondere bijstand worden aangevraagd. Voor de voorwaarden en het aanvraagformulier kijk op de website van de gemeente www.utrecht.nl (zoek bij Werk en Inkomen naar Bijzondere bijstand).
Energiebox
De energiebox is een doos met energiebesparende producten. Per huishouden kan de energiebox worden aangevraagd. Er wordt dan een afspraak gemaakt met een energiecoach die ook praktische tips kan geven over het besparen op de energiekosten. Via www.energiebox.org/utrecht kan de energiebox worden aangevraagd.
7.3 Afsluiting van energie
Een energieleverancier kan een contract beëindigen (met afsluiting als gevolg) op het moment dat er niet wordt gereageerd op betalingsherinneringen of andere pogingen tot contact.
Minder snel afsluiten
Per 1 april 2023 zijn huishoudens beter beschermd tegen afsluiting van energie als zij hun energierekening niet helemaal kunnen betalen. Voorwaarde voor deze bescherming is wel dat mensen in contact komen met de energieleverancier en een betalingsregeling treffen en nakomen óf dat zij in een (aanvraag tot) schuldhulpverleningstraject zitten.
Huishoudens met een betaalachterstand krijgen van de energieleverancier vaker dan voorheen een betalingsherinnering. En de energieleverancier neemt vaker en op verschillende manieren contact op met deze huishoudens. Ook informeert de energieleverancier de gemeente over schuldhulpverlening.
Waarschuwing voor afsluiting
Een energieleverancier stuurt minimaal drie herinneringen als de rekening niet wordt betaald en geeft per herinnering minimaal 14 dagen de tijd om te reageren. Ook wordt er op verschillende manieren contact opgenomen om een betalingsregeling af te spreken. Als er niet wordt gereageerd op deze verzoeken van de energieleverancier dan geeft de leverancier de gegevens van de debiteur door aan de gemeente. Zo kan de gemeente contact opnemen met de debiteur over schuldhulpverlening. Als ook daar geen reactie op komt, krijgt de debiteur een brief van de energieleverancier over de afsluiting. Neem bij betalingsachterstand van de energierekening en (eventuele dreiging van) afsluiting van energie of water direct contact op met Werk en Inkomen van de gemeente via het telefoonnummer 14 030. Zie deze websites voor meer informatie: www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/energie-thuis en www.utrecht.nl (zoek bij Werk en Inkomen naar Hulp bij geldzorgen en schulden).
7.4 Huisuitzettingen
Door hoge energierekeningen lopen mensen meer risico op betalingsachterstanden van de huur. Daarom zijn er afspraken gemaakt tussen de minister van Volkshuisvesting, verhuurdersorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) over het voorkomen van huisuitzettingen als gevolg van huurachterstanden. De afspraken houden in dat huisuitzettingen als gevolg van betalingsachterstanden zoveel mogelijk worden voorkomen. Zeker wanneer hier kinderen bij betrokken zijn. Vroege signalering van betalingsachterstanden is hierin belangrijk. De gemeente ontvangt signalen van verhuurders over betalingsachterstanden en kan inwoners zo sneller hulp aanbieden.
8 Bijlagen
Checklist Inkomen en Voorzieningen 2024
VOORZIENING/UITKERING/REGELING | PARAGRAAF | WAAR AANVRAGEN |
Werk en uitkering | ||
Minimum-/Cao-loon | 1.2 | https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/minimu mloon/bedragen-minimumloon/bedragen- minimumloon-2024 |
Bijstand, IOAW, IOW of IOAZ, aanvullende bijstand | 1.3.1 e.v. | |
Bijstand / Jongerentoeslag Bijstand / Jongerentoeslag extra | 1.3 | https://www.utrecht.nl/werk-en- inkomen/uitkeringen/hoogte- bijstandsuitkering/jongerentoeslag |
Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz) | 1.3.5 | |
WW, ZW, WIA of Wajong | 1.3.6 e.v. | |
Toeslagenwet | 1.3.10 | www.uwv.nl (zoek op toeslag) |
Tegemoetkoming voor arbeidsongeschikten/Verhoging arbeidsongeschiktheidsuitkering | 5.6 | www.uwv.nl (zoek op hogere uitkering bij langdurige hulp of verzorging) |
AOW, ANW of AIO | 1.4.1 e.v. | |
Overbruggingsuitkering AOW | 1.4.2 | |
Belastingen en Toeslagen | ||
Inkomstenbelasting; aangifte doen / aftrek van zorgkosten | 3.1.2 | |
Tegemoetkoming specifieke zorgkosten | 3.1.2 | www.belastingdienst.nl (zoek op aftrekposten en kortingen) |
Heffingskortingen | 3.1.2 | |
Voorlopige aanslag i.v.m. heffingskortingen | 3.1.2 | |
Huurtoeslag | 3.2.1 | www.belastingdienst.nl/toeslagen |
Huurtoeslag bijzondere situaties | 3.2.1 | |
Zorgtoeslag | 3.2.2 | |
Kinderopvangtoeslag | 3.2.3 | |
Kindgebonden budget | 3.2.4 | |
Financiële voorzieningen | ||
Collectieve Zorgverzekering Utrecht / U-polis | 2.1.1 | |
Bijzondere bijstand | 2.1.2 | |
Individuele inkomenstoeslag | 2.1.3 |
VOORZIENING/UITKERING/REGELING | PARAGRAAF | WAAR AANVRAGEN |
U-pas / U-pas Gezinstegoed | 2.1.4 | www.u-pas.nl, (088 600 63 00) |
Woonkostentoeslag | 2.1.5 | |
Kwijtschelding gemeentelijke- en waterschapsbelastingen | 2.1.6 | www.bghu.nl (belastinginformatie) |
Regeling Tegemoetkoming Zorgkosten | 2.1.7 | |
Kinderbijslag | 2.2 | |
Voedselbank | 2.3 | |
Tegemoetkoming eigen bijdrage Wmo | 5.4 | www.utrecht.nl/wmo (eigen bijdrage) |
Vergoeding eigen bijdrage kinderopvangtoeslag | ||
Vergoeding kosten kinderopvang bij sociaal-medische indicatie | ||
Studietoeslag voor studenten met een beperking | ||
Werknemerscheque | www.utrecht.nl (zoek op werknemerscheque) | |
Tegemoetkoming Scholieren 18+ | ||
Studiefinanciering | ||
Stichting Leergeld | ||
Tijdelijk Noodfonds Energie | 7.1 | |
(Aanvullende) energievergoeding | 7.2 | |
Energiebox | 7.2 | |
Gratis reizen met het OV voor 66- plussers | 2.1.8 | |
Ondernemer Centraal | www.utrecht.nl (zoek op Ondernemer Centraal) |
Uitkeringsbedragen en minimumloon per 1 januari 2024
Participatiewet Bijstandsuitkeringen
De (netto) uitkering voor mensen vanaf 21 jaar tot de AOW-leeftijd: Gehuwden/samenwonenden | |
per maand | € 1.742,34 |
vakantie-uitkering | € 91,70 |
Totaal | € 1.834,04 |
Alleenstaanden en alleenstaande ouders | |
per maand | € 1.219,64 |
vakantie-uitkering | € 64,19 |
Totaal | € 1.283,83 |
De (netto) uitkering voor mensen vanaf de AOW-leeftijd: Gehuwden/samenwonenden | |
per maand | € 1.835,70 |
vakantie-uitkering | € 96,62 |
Totaal | € 1.932,32 |
Alleenstaanden en alleenstaande ouders | |
per maand | € 1.354,47 |
vakantie-uitkering | € 71,29 |
Totaal | € 1.425,76 |
De (netto) uitkering voor mensen die in een inrichting verblijven: Gehuwden/samenwonenden | |
per maand | € 600,69 |
vakantie-uitkering | € 31,62 |
Totaal | € 631,94 |
Alleenstaanden en alleenstaande ouders | |
per maand | € 386,18 |
vakantie-uitkering | € 20,33 |
Totaal | € 406,51 |
Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer meerderjarige personen waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt o.g.v. de kostendelersnorm een lager bedrag. Kijk voor de bedragen op www.utrecht.nl > werk-en-inkomen > uitkeringen.
Schatting belastbaar inkomen uit bijstand
Bij een volledige bijstandsuitkering en zonder samenloop met inkomsten uit arbeid over heel 2024, bijvoorbeeld voor de aanvraag van toeslagen of voorlopige teruggaaf. Dit zijn bruto bedragen.
Gehuwd/samenwonend per partner € 12.124
Alleenstaande ouder € 19.107
Alleenstaande € 19.107
Vrij te laten eigen vermogen naast bijstandsuitkering
Gehuwden/samenwonenden en alleenstaande ouders | € 15.150 |
Alleenstaanden | € 7.575 |
Bijstand ontvangen en in eigen huis wonen (Bij IOAW eigen vermogen vrij; bij IOAZ verrekening met uitkering boven vermogensvrijstelling van € 167.116) | € 63.900 |
De IOAW en de IOAZ vullen het gezamenlijke inkomen aan tot bijstandsniveau. Op onderstaande bedragen worden de bruto-inkomsten in mindering gebracht. Gehuwden/samenwonenden (beide partners 21 jaar of ouder) |
per maand | € 1.868,18 |
vakantie-uitkering | € 149,46 |
Totaal | € 2.017,64 |
Alleenstaanden en alleenstaande ouders zonder meerderjarige medebewoners | |
per maand | € 1.473,37 |
vakantie-uitkering | € 117,87 |
Totaal | € 1.591,24 |
Alleenstaanden en alleenstaande ouders met een of meer meerderjarige medebewoners (kostendelersnorm) | |
per maand | € 934,09 |
vakantie-uitkering | € 74,73 |
Totaal | € 1.008,82 |
AOW
Onderstaande bruto AOW-bedragen zijn zonder de inkomensondersteuning AOW van € 5 bruto per maand. De bruto uitkeringsbedragen per 1 januari 2024, voor AOW’ers van wie het recht op pensioen is ingegaan ná 1 februari 1994, zijn: Gehuwden/samenwonenden, ieder | |
per maand | € 1.042,10 |
vakantie-uitkering | € 54,44 |
Totaal | € 1.096,54 |
Gehuwd/samenwonend, partner < AOW-leeftijd, met max. partnertoeslag | |
per maand | € 2.084,20 |
vakantie-uitkering | € 108,88 |
Totaal | € 2.193,08 |
Maximale toeslag | |
per maand | € 1.042,10 |
vakantie-uitkering | € 54,44 |
Totaal | € 1.096,54 |
Alleenstaanden | |
per maand | € 1.536,03 |
vakantie-uitkering | € 76,20 |
Totaal | € 1.612,23 |
De bruto uitkeringsbedragen per 1 januari 2024 voor AOW’ers die met pensioen zijn gegaan vóór 1 februari 1994
zijn:
Gehuwd/samenwonend, ieder per maand | € 1.042,10 |
vakantie-uitkering | € 54,44 |
Totaal | € 1.096,54 |
Gehuwd/samenwonend, partner < AOW-leeftijd, zonder partnertoeslag | |
per maand | € 1.536,03 |
vakantie-uitkering | € 76,20 |
Totaal | € 1.612,23 |
Alleenstaanden | |
per maand €1.536,03 | |
vakantie-uitkering € 7620 | |
Totaal | € 1.612,23 |
Anw
Onderstaande bruto Anw-bedragen per 1 januari 2024 zijn zonder de tegemoetkoming Anw van € 20,91 bruto per maand. Alleenstaanden | |
per maand | € 1.493,51 |
vakantie-uitkering | € 96,51 |
Totaal | € 1.590,02 |
Verzorgingsuitkering | |
per maand | € 939,41 |
vakantie-uitkering | € 68,93 |
Totaal Kostendelersnorm | € 1.008,34 |
per maand | € 939,41 |
vakantie-uitkering | € 68,93 |
Totaal | € 1.008,34 |
Wezenuitkering tot 10 jaar | |
per maand | € 477,92 |
vakantie-uitkering | € 30,88 |
Totaal | € 508,80 |
Wezenuitkering van 10 tot 16 jaar | |
per maand | € 716,88 |
vakantie-uitkering | € 46,32 |
Totaal | € 763,20 |
Wezenuitkering van 16 tot 21 jaar | |
per maand | € 955,85 |
vakantie-uitkering | € 61,77 |
Totaal | € 1.017,62 |
Minimum(jeugd)lonen
Per 1 januari 2024 is het wettelijk minimumuurloon ingevoerd. Dit geldt voor alle werknemers vanaf 15 jaar. Er zijn geen vaste minimum maand-, week- en daglonen meer. Onderstaand de bruto bedragen (exclusief vakantietoeslag) per leeftijdscategorie per uur: | |
Vanaf 21 jaar | € 13,27 |
20 jaar | € 10,62 |
19 jaar | € 7,96 |
18 jaar | € 6,64 |
17 jaar | € 5,24 |
16 jaar | € 4,58 |
15 jaar | € 3,98 |
Wajong
Onderstaand de bruto bedragen (exclusief vakantietoeslag) per dag: Vanaf 21 jaar | € 95,14 |
20 jaar | € 76,11 |
19 jaar | € 57,09 |
18 jaar | € 47,57 |
Naast de Wajong-uitkering heeft elke Wajonger onder de 21 jaar recht op een tegemoetkoming. Deze tegemoetkoming compenseert (deels) de inkomensachteruitgang door de invoering van de Zorgverzekeringswet. De bruto tegemoetkomingen per maand zijn:
20 jaar | € 12,62 |
19 jaar | € 21,05 |
18 jaar | € 21,91 |
Maximumdagloon (WW, WIA, WAO en ZW)
Per 1 januari 2024 is het maximumdagloon van de WW-, WIA-, WAO-, en ZW-uitkering bruto
€ 274,44.
Toeslagenwet De Toeslagenwet zorgt voor een aanvulling op een aantal uitkeringen tot het sociaal minimum. Het gaat hierbij onder meer om de WW-, WIA-, WAO-, Wajong- en ZW-uitkering. Het bedrag voor gehuwden is gebaseerd op 100 procent van het bruto minimumloon. Het bedrag voor alleenstaanden vanaf 21 jaar is gebaseerd op 70 procent van het netto minimumloon. De bedragen voor 18 tot en met 20-jarigen zijn gebaseerd op 75 procent van het netto minimumjeugdloon.
Per 1 januari 2024 zijn de bruto bedragen per dag (exclusief vakantietoeslag en afhankelijk van leeftijd en situatie): Gehuwden/samenwonenden | € 95,14 |
Alleenstaanden vanaf 21 jaar | € 67,75 |
Kostendeler vanaf 21 jaar waarbij alleen medebewoners van 27 jaar of ouder meetellen als kostendeler voor de uitkering van huisgenoten | € 42,95 |
Alleenstaanden van 20 jaar | € 52,30 |
Alleenstaanden van 19 jaar | € 38,06 |
Alleenstaanden van 18 jaar | € 31,46 |
Colofon
De U wijzer is een Utrechtse co-productie van Stadsgeldbeheer – onderdeel van stichting de Tussenvoorziening – en het Stadsteam Informatie en Advies van U Centraal. Het boekje is bedoeld als naslagwerk voor beroepskrachten, vrijwilligers en andere geïnteresseerden die inwoners van Utrecht ondersteunen bij de administratie en/of geldzaken. De U wijzer wordt jaarlijks geactualiseerd. De meest recente versie van de U wijzer is digitaal beschikbaar op www.ugids.nl/uwijzer.
Heeft u tips, opmerkingen of aanvullingen? Stuur dan een mail naar info-advies@u-centraal.nl
Redactie
Debby Fritz (de Tussenvoorziening)
Elianne de Jong, Isa Verschoor, Rens Eijsink (U Centraal)
Eindredactie
Annet Reusink (U Centraal)
Vormgeving
De Tekstboetiek Avant la Lettre
Illustraties
Suzan Hijink
Freepik.com (hoofdstuk 7)
Contact
info@u-centraal.nl info@tussenvoorziening.nl