Huishoudelijk Reglement NOSTER
Huishoudelijk Reglement NOSTER
Dit Huishoudelijk Reglement is van kracht van 1 januari 2022 tot en met 31 december 2026 oftewel gedurende de looptijd van de Gemeenschappelijke Regeling 2022-2026. Wanneer deze Gemeenschappelijke Regeling verlopen is en er nog geen nieuwe Gemeenschappelijke Regeling van kracht is, wordt dit Huishoudelijk Reglement zoveel mogelijk gevolgd.
Artikel 1 Definities
In dit Huishoudelijk Reglement wordt verstaan onder:
GR de Gemeenschappelijke Regeling, zoals voor de periode van 2022-2026 gesloten door de colleges van bestuur van de Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit Amsterdam, de Rijksuniversiteit Groningen, de Universiteit Leiden, de Radboud Universiteit, Tilburg University en de Universiteit Utrecht;
instelling een universiteit die de Gemeenschappelijke Regeling (GR) van NOSTER dan wel de Samenwerkingsovereenkomst (SWO) met NOSTER heeft ondertekend;
SWO de Samenwerkingsovereenkomst, zoals voor de periode 2022-2026 aangegaan met NOSTER door de colleges van bestuur van de Protestantse Theologische Universiteit, de Theologische Universiteit Kampen, de Theologische Universiteit Apeldoorn, de Universiteit voor Humanistiek en de Evangelische Theologische Faculteit Leuven.
Artikel 2 Schoolbestuur
1. Het Schoolbestuur bestaat uit
a. de decaan of een door de decaan gemandateerde vertegenwoordiger van iedere in artikel 2 GR genoemde faculteit (cf. art. 5 GR);
b. de rector of een door de rector gemandateerde vertegenwoordiger van iedere in artikel 1 genoemde instelling die een SWO ondertekend heeft (cf. art. 10 GR).
2. De onder lid 1 sub b genoemde leden hebben evenveel zeggenschap binnen het Schoolbestuur als de onder lid 1 sub a genoemde leden.
3. De vergaderingen van het Schoolbestuur worden zo gepland dat in principe telkens dezelfde vertegenwoordigers aanwezig kunnen zijn.
4. Het Schoolbestuur stelt de begroting vast (in aanvulling op hetgeen bepaald in art. 5 lid 10 GR; cf. art. 5 lid 1 sub b).
Artikel 3 Juniorraad
1. De Juniorraad is de ‘studentenraad’ zoals bedoeld in artikel 8 lid 1 GR.
2. De Juniorraad bestaat uit
a. minimaal drie en maximaal vier promovendi die lid zijn van NOSTER;
b. twee onderzoeksmasterstudenten die lid zijn van NOSTER.
3. De nieuw verkozen leden van de Juniorraad (cf. art. 8 lid 1 GR) worden door de wetenschappelijk directeur van NOSTER benoemd voor een periode van twee jaar met mogelijkheid tot eenmalige herbenoeming voor een periode van maximaal een jaar.
4. De Juniorraad draagt in samenwerking met het bureau van NOSTER zorg voor de evaluatie van alle modules en doet indien gewenst suggesties voor de invulling van modules.
5. Leden van de Juniorraad nemen tevens zitting in de Onderwijscommissie (cf. art. 4 lid 2 sub b) en het Adviescollege (cf. art. 5 lid 2 sub b), en kunnen als adviseur de vergaderingen van het Schoolbestuur bijwonen (cf. art. 5 lid 6 GR).
Artikel 4 Onderwijscommissie
1. De Onderwijscommissie (cf. art. 8 lid 2 GR) adviseert de wetenschappelijk directeur ten aanzien van het curriculum op basis van een door het bureau aangeleverde zelfevaluatie betreffende het voorgaande academisch jaar.
2. De Onderwijscommissie bestaat uit:
a. twee seniorleden uit het in artikel 5 genoemde Adviescollege;
b. twee leden van de in artikel 3 genoemde Juniorraad.
Artikel 5 Adviescollege
1. Het Adviescollege (cf. art. 8 lid 2 GR) adviseert als zodanig het Schoolbestuur en de wetenschappelijk directeur van NOSTER gevraagd en ongevraagd, en in ieder geval bij
a. de opstelling van het meerjarenplan (cf. art. 5 lid 10 sub a GR);
b. de opstelling van de begroting (cf. art. 2 lid 4);
c. de keuze van de penvoerder (art. 8 lid 2);
d. de toekenning van onderzoeksubsidies.
2. Het Adviescollege bestaat uit
a. minimaal vijf en maximaal zeven seniorleden;
b. twee leden van de in artikel 3 genoemde Juniorraad.
3. De leden van het Adviescollege worden op voordracht van de zittende leden door de wetenschappelijk directeur van NOSTER benoemd voor een periode van
a. vijf jaar voor leden genoemd in lid 2 sub a met de mogelijkheid tot eenmalige herbenoeming;
b. twee jaar voor leden genoemd in lid 2 sub b.
4. De leden van het Adviescollege wijzen uit hun midden een voorzitter aan. De voorzitter is niet werkzaam bij de penvoerende universiteit en is gerechtigd de vergaderingen het Schoolbestuur als adviseur bij te wonen.
5. Het Adviescollege vergadert ten minste tweemaal per jaar en voorts zo vaak als de voorzitter of ten minste twee leden van het Adviescollege dit gewenst achten.
Artikel 6 Lidmaatschap
1. Als lid van NOSTER kunnen door de in artikel 1 genoemde instellingen aangemeld worden:
a. onderzoeksmasterstudenten op het gebied van de Theologie en Religiewetenschap die studeren aan een van de in artikel 2 GR genoemde faculteiten of aan een van de andere in DLG vertegenwoordigde faculteiten;
b. promovendi die als onderzoeker op het gebied van de Theologie en Religiewetenschap verbonden zijn aan een van de in artikel 1 genoemde instellingen;
c. gepromoveerden die als onderzoeker op het gebied van de Theologie en Religiewetenschap verbonden zijn aan een van de in artikel 1 genoemde instellingen.
2. De in lid 1 sub a genoemde onderzoeksmasterstudenten en de in lid 1 sub b genoemde promovendi kunnen na aanmelding kosteloos (tot een door de wetenschappelijk directeur van NOSTER te bepalen maximum) deelnemen aan het gehele curriculum van NOSTER.
Artikel 7 Tussentijds vertrek wetenschappelijk directeur
1. Wanneer de wetenschappelijk directeur van XXXXXX diens functie tussentijds neerlegt, dan licht de (vice)decaan van de penvoerende instelling direct de voorzitter van het Schoolbestuur in.
2. De voorzitter van het Schoolbestuur overlegt in dezen namens het Schoolbestuur met de (vice)decaan van de penvoerende instelling.
3. De voorzitter van het Schoolbestuur stelt de (vice)decaan van de penvoerende instelling in staat om binnen twee maanden nadat deze de voorzitter van het Schoolbestuur geïnformeerd heeft over te gaan tot de benoeming van de nieuwe wetenschappelijk directeur van NOSTER.
4. Verder is ook hier van toepassing hetgeen bepaald is in artikel 6 lid 2 GR.
Artikel 8 Penvoerderschap
1. Instellingen die interesse hebben het penvoerderschap van NOSTER op zich te nemen dienen uiterlijk 18 maanden vóór het einde van de lopende GR een voorstel in te dienen bij het Schoolbestuur waarin men in ieder geval een plan voor de personele bezetting van het bureau uitwerkt.
2. Het Schoolbestuur legt deze voorstellen ter advies voor aan het Adviescollege.
3. Wanneer het Schoolbestuur de huidige penvoerder voor een tweede termijn als penvoerder wil, dient het samen met deze Faculteit daartoe een gemotiveerd verzoek in bij DLG (cf. art. 4 lid 3 GR).
4. Uiterlijk zes maanden vóór het einde van de lopende GR dient het Schoolbestuur te besluiten welke instelling na het einde van de lopende GR de penvoerder van NOSTER zal zijn.
Artikel 9 Financiële verantwoordelijkheden
1. De penvoerende instelling is financieel verantwoordelijk.
2. In overleg met het Schoolbestuur stelt de penvoerende instelling de minimale hoogte van de reserve vast.
3. Wanneer DLG zijn bijdrage aan NOSTER wijzigt, zal het Schoolbestuur de hoogte van de bijdragen van de middels een Samenwerkingsovereenkomst participerende instellingen verhoudingsgewijs aanpassen (cf. art. 4 SWO).
Dit Huishoudelijk Reglement is door het Schoolbestuur van NOSTER vastgesteld op 7 februari 2022. Het is gebaseerd op het Huishoudelijk Reglement voor 2017-2021 dat door het Schoolbestuur op 4 juni 2018 was vastgesteld en op 3 februari 2020 was bijgewerkt.