OVEREENKOMST
OVEREENKOMST
TUSSEN DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE EN
DE SOCIALISTISCHE REPUBLIEK VIETNAM INZAKE DE WEDERZIJDSE BEVORDERING
EN
BESCHERMING VAN INVESTERINGEN
DE REGERING VAN HET KONINKRIJK BELGIE ,
krachtens bestaande overeenkomsten mede uit naam van de Regering van het Groothertogdom Luxemburg.
en
DE REGERING VAN DE SOCIALISTISCHE REPUBLIEK VIETNAM
VERLANGEND hun economische samenwerking te ontwikkelen door gunstige voorwaarden te scheppen voor de verwezenlijking van investeringen door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied
van de andere Overeenkomstsluitende Partij, ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT
I
ARTIKEL 1.
DEFINITIES.
Voor de toepassing van deze Overeenkomst,
1 betekent het begrip "investeerders"
a) de "onderdanen", dit wil zeggen elk natuurlijk persoon die volgens de wetgeving van de Overeenkomstsluitende Staten onderdaan is van België , van Luxemburg of van Vietnam;
de "vennootschappen", dit wil zeggen elke rechtspersoon die is opgericht overeenkomstig de Belgische, Luxemburgse of Vietnamese wetgeving en die zijn maatschappelijke zetel heeft OP het grondgebied van België , van Luxemburg of van
Vietnam.
2. betekent het begrip "investeringen" om het even welke vorm van activa en elke rechtstreekse of onrechtstreekse inbreng in specien, in natura of in werk, die worden belegd of herbelegd in
om het even welke economische sector.
Als investeringen in de zin van deze Overeenkomst gelden namelijk, maar niet uitsluitend :
a) de roerende en onroerende goederen alsook alle andere zakelijke rechten, zoals hypotheken, voorrechten, panden, vruchtgebruik en gelijkaardige rechten
de aandelen, deelbewijzen en alle andere vormen van deelneming, zelfs minoritair of onrechtstreeks in
vennootschappen die zijn opgericht OP het grondgebied van een Overeenkomstsluitende Partij :
de obligaties, vorderingen en rechten op enige prestatie met economische waarde
de auteursrechten. rechten van industriële eigendom, technische procédes, gedeponeerde namen en handelsfondsen
e) de publiekrechtelijke of contractuele concessies, waaronder die op het gebied van de prospectie, de teelt, de ontginning of winning van natuurlijke rijkdommen.
Veranderingen van de juridische vorm waarin de tegoeden en kapitalen werden geinvesteerd brengen hun kwalificatie als "investering" als bedoeld in deze Overeenkomst niet in het gedrang.
3. betekent het begrip "inkomsten" de bedragen die voortvloeien uit een investering, en namelijk maar niet uitsluitend, de winsten, intresten, kapitaalaangroei, dividenden, royalties of vergoedingen.
ARTIKEL 2.
BEVORDERING VAN DE INVESTERINGEN.
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij moedigt de investeringen op haar grondgebied door investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij aan en laat die investeringen toe in overeenstemming met haar wetgeving.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij laat in het bijzonder het sluiten en uitvoeren toe van licentiekontrakten en van akkoorden inzake commerciele, administratieve of technische bijstand, voor zover die activiteiten verband houden investeringen.
ARTIKEL 3.
BESCHERMING VAN DE INVESTERINGEN.
1. Alle rechtstreeks en onrechtstreekse investeringen door investeerders van een Overeenkomstsluitende Partij genieten op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij een billijke en rechtvaardige behandeling.
2. Tenzij maatregelen nodig zijn ter handhaving van de openbare orde, genieten die investeringen een voortdurende zekerheid en bescherming, met uitsluiting van elke ongerechtvaardigde of discriminatoire maatregel die, in rechte of in feite, het beheer, het gebruik, de instandhouding, het genot of de vereffening ervan zou kunnen belemmeren.
3. De in de paragrafen 1 en 2 omschreven behandeling en bescherming zijn ten minste gelijk aan die welke de investeerders van een derde Staat genieten en mogen in geen geval minder gunstig zijn dan die welke het internationaal recht waarborgt.
4. Die behandeling en bescherming strekken zich evenwel niet uit tot de voorrechten die een Overeenkomstsluitende Partij toekent aan investeerders van een derde Staat, op grond van haar lidmaatschap van of associatie met een vrijhandelszone, een douane-unie, een gemeenschappelijke markt of een internationale economische organisatie van enige andere aard.
ARTIKEL 4.
EIGENDOMBEROVENDE OF -BEPERKENDE MAATREGELEN.
1. De overeenkomstsluitende Partij verbindt zich ertoe geen enkele maatregel tot onteigening of nationalisatie te treffen, noch enige andere maatregel die tot gevolg zou hebben dat aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij
rechtstreeks of onrechtstreeks het bezit zou worden ontnomen van de investeringen die hen toebehoren op haar grondgebied.
2. Wanneer een afwijking van paragraaf 1 wordt gerechtvaardigd
door het openbaar nut, de veiligheid of het nationaal belang, dan moeten de volgende voorwaarden vervuld worden
de maatregelen worden genomen volgens een wettelijke procedure
ze zijn noch discriminatoir, noch strijdig met een bijzondere verbintenis ;
ze gaan vergezeld van maatregelen die voorzien in de
betaling van een aangepaste en reele schadeloosstelling.
3. Het bedrag van de schadeloosstelling moet overeenstemmen met de werkelijke waarde van de betrokken investeringen op de dag
vóór de datum waarop de maatregelen worden getroffen of bekendgemaakt.
De schadeloosstelling wordt betaald in de munt van de Staat waartoe de investeerder behoort of in een andere convertibele munt. Ze wordt onverwijld uitgekeerd en kan vrij worden overgemaakt.
Ze levert rente op tegen de normale commerciële rentevoet
vanaf de datum van haar vaststelling tot de datum van uitbetaling.
4. Voor de in dit artikel behandelde kwesties verleent elke Overeenkomstsluitende Partij aan de investeerders van de andere Partij een behandeling die ten minste gelijk is aan die welke ze op haar grondgebied geeft aan de investeerders van de
meest begunstigde natie. Die behandeling is in geen geval
minder gunstig dan die welke het internationale recht waarborgt.
ARTIKEL 5.
OVERMAKINGEN.
1. Elke Overeenkomstsluitende Partij verleent-aan de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij die op haar grondgebied investeringen hebben verricht, de vrije overmaking van hun liquide middelen, en inzonderheid van
de inkomsten uit de investeringen, met inbegrip van de winsten, intresten, kapitaalopbrengsten, dividenden, royalties;
de bedragen die nodig zijn voor de terugbetaling van regelmatig aangegane leningen;
de opbrengst van de inning van schuldvorderingen of van een gehele of gedeeltelijke vereffening van de investeringen, met inbegrip van de meerwaarden of verhogingen van het geïnvesteerde kapitaal.
de ingevolge artikel 4 betaalde schadeloosstellingen;
de retributies en andere betalingen ingevolge licentierechten of commerciële, administratieve of technische bijstand.
2. De onderdanen van een Overeenkomstsluitende Partij die uit hoofde van een toegelaten investering op het grondgebied van de andere Overeenkomstsluitende Partij mogen werken, mogen tevens een passend deel van hun loon overmaken naar hun land van oorsprong.
3. Elke Overeenkomstsluitende Partij levert de nodige vergunningen af om ervoor te zorgen dat de overmakingen onverwijld kunnen gebeuren, zonder andere lasten dan de gebruikelijke taksen en kosten.
De in dit artikel vermelde waarborgen zijn ten minste gelijk aan die welke in gelijkaardige gevallen worden gegeven aan de investeerders van de meest begunstigde natie.
ARTIKEL 6.
WISSELKOERS.
1. De in de artikels 4 en 5 van deze Overeenkomst bedoelde overmakingen gebeuren tegen de wisselkoersen die van toepassing zijn op de datum van overmaking en overeenkomstig
de deviezenreglementering die van kracht is in de Staat op wiens grondgebied de investering werd gedaan.
2. Die koersen mogen in geen geval minder gunstig zijn dan die welke voor investeerders van de meest begunstigde natie worden toegepast, onder meer wegens specifieke verbintenissen aangegaan in enige overeenkomsten of regelingen inzake bescherming van investeringen.
3. In elk geval dienen de toegepaste wisselkoersen rechtvaardig en billijk te zijn.
ARTIKEL 7.
SUBROGATIE.
1. Indien een Overeenkomstsluitende Partij of een openbare instelling ervan vergoedingen uitbetaalt aan eigen investeerders op grond'van een garantie voor een investering, dan erkent de andere Overeenkomstsluitende Partij dat de rechten van de schadeloosgestelde investeerders zijn overgedragen aan de Overeenkomstsluitende Partij of de betrokken openbare instelling, die als verzekeraar is opgetreden.
Net als de investeerders en binnen de grenzen van de overgedragen rechten, kan de verzekeraar door subrogatie de rechten van deze investeerders doen gelden en de erop betrekking hebbende vorderingen uitoefenen.
De subrogatie in de rechten strekt zich ook uit tot de rechten tot overmaking en arbitrage vermeld in de artikelen 5 en 10.
Die rechten en vorderingen kunnen door de verzekeraar worden uitgeoefend ten belope van de hoegrootheid van het risico die door de garantie wordt gedekt, en door de investeerder die de verzekering geniet, ten belope van de hoegrootheid van het risico die niet wordt gedekt.
2. In verband met de overgedragen rechten kan de andere Overeenkomstsluitende Partij aan de verzekeraar die in de rechten van de schadeloosgestelde investeerder is getreden, de
verplichtingen opleggen die wettelijk of contractueel op die investeerder rusten.
ARTIKEL 8.
TOEPASSELIJKE PEGELS.
Als een kwestie in verband met de investeringen niet alleen door deze Overeenkomst wordt geregeld, maar ook door de nationale wetgeving van een Overeenkomstsluitende Partij of door internationale overeenkomsten waarbij de Partijen partij zijn of worden, dan kunnen de investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij zich beroepen op de bepalingen die voor hen het gunstigst zijn.
ARTIKEL 9.
BIJZONDERE OVEREENKOMSTEN.
1. Investeringen waarvoor een specifiek akkoord werd gesloten tussen een Overeenkomstsluitende Partij en investeerders van de andere Partij, zijn onderworpen aan de bepalingen van deze Overeenkomst en aan die van het specifieke akkoord.
2. Elke Overeenkomstsluitende Partij leeft steeds de verbintenissen na die ze tegenover investeerders van de andere Overeenkomstsluitende Partij is aangegaan.
ARTIKEL 10.
REGELING VAN GESCHILLEN MET BETREKKING TOT DE INVESTERINGEN
1. Van elk investeringsgeschil tussen een Overeenkomstsluitende Partij en een investeerder van de andere Overeenkomstsluitende Partij wordt door de meest gerede partij schriftelijk kennis gegeven, waarbij het voldoende gedetailleerd wordt omschreven.
In de mate van het mogelijke wordt dat geschil op minnelijke wijze geregeld tussen de partijen bij het geschil en, bij gebrek daaraan, door een verzoeningsprocedure tussen de Overeenkomstsluitende Partijen langs diplomatieke weg.
2. Bij gebrek aan een minnelijke regeling, tussen de partijen bij het geschil rechtstreeks of via een verzoeningsprocedure langs diplomatieke weg, binnen zes maanden na de kennisgeving, wordt het geschil, met uitsluiting van elk ander juridisch verhaal, aan internationale arbitrage onderworpen. Met dat doel geeft elke Overeenkomstsluitende Partij haar voorafgaande en onherroepelijke toestemming om elk geschil aan die arbitrage te onderwerpen. Die toestemming houdt in dat zij niet zal eisen dat de interne administratieve of juridische procedures worden uitgeput.
3. Als internationale arbitrage wordt gevraagd, wordt het geschil op verzoek van eén der partijen bij het geschil voor arbitrage voorgelegd aan het Internationaal Centrum voor Regeling van Investeringsgeschillen (I.C.S.I.D.), dat is opgericht door het "Verdrag tot regeling van investeringsgeschillen tussen Staten en onderdanen van andere Staten", ter ondertekening
opengesteld te Washington op 18 maart 1965. zodra elke Overeenkomstsluitende Staat tot dat Verdrag is toegetreden. Zolang die laatste voorwaarde niet is vervuld, stemt elke Overeenkomstsluitende Partij ermee in dat het geschil aan arbitrage wordt onderworpen volgens de regels van het Aanvullende Mechanisme van het I.C.S.I.D.
ARTIKEL 11.
MEEST BEGUNSTIGDE NATIE.
Voor alle kwesties met betrekking tot de behandeling van investeringen genieten de investeerders van elke Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Partij de behandeling van de meest begunstigde natie.
ARTIKEL 12.
GESCHILLEN TUSSEN OVEREENKOMSTSLUITENDE PARTIJEN INZAKE INTERPRETATIE OF TOEPASSING.
1. Elk geschil betreffende de interpretatie of de toepassing van deze Overeenkomst moet zo mogelijk worden geregeld langs diplomatieke weg.
2. Bij gebrek aan een regeling langs diplomatieke weg wordt het geschil voorgelegd aan een gemengde commissie met vertegenwoordigers van beide Partijen ; die commissie vergadert op verzoek van de meest gerede Partij en zonder ongerechtvaardigde vertraging.
3. Indien de gemengde commissie het geschil niet kan regelen, wordt het op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende Partijen onderworpen aan arbitrage. die voor elk geval apart als volgt wordt ingesteld
Elke Overeenkomstsluitende Partij wijst een scheidsrechter aan binnen twee maanden vanaf de datum waarop een van de Overeenkomstsluitende Partijen de andere in kennis heeft gesteld van haar voornemen het geschil aan arbitrage te onderwerpen. Binnen twee maanden na hun aanwijzing wijzen de twee scheidsrechters in onderling overleg een onderdaan van een derde Staat aan als voorzitter van het scheidsgerecht.
Indien deze termijnen worden overschreden, kan een van de Overeenkomstsluitende Partijen de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzoeken de scheidsrechter of scheidsrechters te benoemen.
Indien de Voorzitter van het Internationaal Gerechtshof onderdaan is van een Overeenkomstsluitende Partij of van een Staat waarmee een Overeenkomstsluitende Partij geen diplomatieke banden heeft, of als hij om een andere reden is verhinderd, wordt de Ondervoorzitter van het Internationaal Gerechtshof verzocht die benoeming te doen.
4. Het aldus samengestelde scheidsgerecht stelt zijn eigen Procedureregels vast. Zijn beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen en zijn definitief en bindend voor de Overeenkomstsluitende Partijen.
5. Elke Overeenkomstsluitende Partij draagt de kosten die zijn verbonden aan de aanwijzing van haar scheidsrechter. De
uitgaven met betrekking tot de aanwijzing van de derde scheidsrechter en de werkingskosten van het scheidsgerecht worden gelijkelijk gedragen door de Overeenkomstsluitende Partijen.
ARTIKEL 13.
VOORAFGAANDE INVESTERINGEN.
Deze Overeenkomst is ook van toepassing op de investeringen
verricht voor haar inwerkingtreding door investeerders van één Overeenkomstsluitende Partij op het grondgebied van de andere Partij in overeenstemming met haar wetten en reglementeringen.
Ze is evenwel niet van toepassing op de investeringen verricht vóór 30 april 1975.
ARTIKEL 14.
INWERKINGTREDING EN DUUR.
1. Deze Overeenkomst treedt in werking één maand na de datum waarop de Overeenkomstsluitende Partijen hun akten van bekrachtiging hebben uitgewisseld.
Ze blijft van kracht gedurende een termijn van tien jaar.
Tenzij een Overeenkomstsluitende Partij ze ten minste zes maanden vóór het einde van de geldigheidstermijn opzegt, wordt ze telkens stilzwijgend verlengd voor'een nieuwe termijn van tien jaar, en
elke Overeenkomstsluitende Partij heeft het recht ze op te zeggen met kennisgeving ten minste zes maanden vóór het einde van de lopende geldigheidstermijn.
2. Investeringen die vóór de datum van beëindiging van deze Overeenkomst werden verricht, blijven onder haar toepassing vallen gedurende een termijn van tien jaar na die datum.
TEN BLIJKE WAARVAN, de ondergetekende vertegenwoordigers, daartoe gemachtigd door hun onderscheiden regering, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
GEDAAN te Hanoi, op vierentwintig januari negentienhonderd eenennegentig, in twee oorspronkelijke exemplaren in de Nederlandse; de Franse en de Vietnamese taal.
In geval van geschil tussen de teksten is die in de Franse taal rechtsgeldig.
VOOR DE BELGISCH-LUXEMBURGSE ECONOMISCHE UNIE :
Xxxxxx XXXXXX, Minister van Buitenlandse
Handel.
VOOR DE REGERING
VAN DE SOCIALISTISCHE REPUBLIEK VIETNAM :
VO XXXX XXXXX,
Minister,
Vice-Voorzitter van het Staats- comité voor Samenwerking en
Investeringen.