Samenwerkingsakkoord “Gemengde Verdragen”

Samenwerkingsakkoord “Gemengde Verdragen”

Accord de coopération “Traités Mixtes” Zusammenarbeitsabkommen “Gemischte Verträge” Cooperation Agreement “Mixed treaties”

Samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de federale overheid, de gemeenschappen en de ge- westen over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde verdragen (BS 17 december 1996)

Dit is een officieuze publicatie van regelgeving. Enkel de officiële bekendmaking in het Belgisch Staatsblad is rechtsgeldig.

Ceci est une publication officieuse de règlementation. Seulement la publication officielle au Moniteur belge fait foi.

Dies ist eine inoffizielle Veröffentlichung von Gesetzgebung. Rechtlich verbindlich ist nur die offizielle Bekanntmachung im Belgischen Staatsblatt

This is an unofficial publication of legislation. Only the official publication in the Belgian State Gazette is legally binding.

INHOUD

SAMENWERKINGSAKKOORD ‘GEMENGDE VERDRAGEN’ 4

Authentieke tekst in het Nederlands 4

Officiële toelichting in het Nederlands 8

Akkoord met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie 11

ACCORD DE COOPÉRATION ‘TRAITÉS MIXTES’ 13

Texte authéntique en français 13

Développements officiels en français 17

Accord avec la Commission communautaire commune 20

ZUSAMMENARBEITSABKOMMEN ‘GEMISCHTE VERTRÄGE’ 22

Authentischer tekst auf deutsch 22

Offizielle Erläuterungen auf deutsch 26

Abkommen mit der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission 29

COOPERATION AGREEMENT ‘MIXED TREATIES’ 31

Unauthentic english translation 31

Agreement with the Common Community Commission - Unauthentic English translation 34

SAMENWERKINGSAKKOORD ‘GEMENGDE VERDRAGEN’

Authentieke tekst in het Nederlands

Samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde verdragen (BS 17 december 1996)

Gelet op de artikelen 1, 2, 3, 33, 34, 35, 39, 127-130, 167 van de Grondwet;

Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid de artikelen 4, 5, 6, 6bis, 92bis, §1 en §4ter;

Gelet op de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd door de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten en de bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid de artikelen 4, 42, 60;

Gelet op artikel 31bis van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ingevoegd bij de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen en gewijzigd door de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd door de wet van 18 juli 1990 en de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid de artikelen 4, 6, 55bis;

Overwegende dat het aangewezen is om in de interne rechtsorde nadere regelen op te stellen die in het Koninkrijk België toelaten verdragen te sluiten die slaan op gemengde bevoegdheden;

I. INFORMATIE EN KWALIFICATIE VAN EEN GEMENGD VERDRAG Artikel 1. Zodra de federale Regering het inzicht heeft bilaterale of multilaterale

onderhandelingen met het oog op het opstellen van een verdrag, dat niet uitsluitend betrekking

heeft op de aangelegenheden waarvoor de Gemeenschappen, de Gewesten of de Federale Staat door of krachtens de Grondwet bevoegd zijn, wordt de Interministeriële Conferentie van het Buitenlands Beleid hiervan onverwijld in kennis gesteld.

De door de eerste alinea bepaalde verplichting vervolledigt deze voorzien in artikel 81 van de Bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door de Bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten en de Bijzondere wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur en deze voorzien in artikel 31bis van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd door de wet van 16 juli 1989 houdende diverse institutionele hervormingen en de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten.

Indien een Gewest of Gemeenschap het aanknopen van onderhandelingen met het oog op het afsluiten van een gemengd verdrag opportuun acht vat deze de Interministeriële Conferentie van het Buitenlands Beleid om te vragen dat de federale Regering in die zin een initiatief zou nemen.

Art. 2. Wanneer een Gewest of een Gemeenschap niet de bedoeling heeft deel te nemen aan onderhandelingen welke kunnen leiden tot het sluiten van een gemengd verdrag stelt zij hiervan de Interministeriële Conferentie in kennis, uiterlijk dertig dagen na de datum van informatieakte aan de ICBB.

De Secretaris van de Interministeriële Conferentie licht de Minister van Buitenlandse Zaken hierover in zodat deze laatste de buitenlandse tegenpartij informeert over het feit dat een Gewest of Gemeenschap nog niet de bedoeling heeft deel te nemen aan de onderhandelingen.

Een Gewest of Gemeenschap die niet deelnam aan de onderhandelingen die geleid hebben tot het afsluiten van een gemengd verdrag behoudt het recht de eindtekst van het akkoord te ondertekenen zonder hem evenwel te kunnen amenderen.

Indien dit Gewest of deze Gemeenschap deze tekst niet ondertekent, zullen de Belgische onderhandelaars de buitenlandse tegenpartij informeren over de reserve van dit Gewest of Gemeenschap.

Art. 3. In het kader van de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid wordt een werkgroep gemengde verdragen ingesteld.

Deze werkgroep is samengesteld vertegenwoordigers van de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten.

Het voorzitterschap wordt waargenomen door het federale Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Art. 4. De Interministeriële Conferentie stelt op voorstel van de Werkgroep gemengde verdragen binnen de zestig dagen na de informatie bedoeld in artikel 1, het gemengd karakter van het verdrag vast alsook - met het oog op de onderhandelingen - de samenstelling van de Belgische delegatie en de onderhandelingspositie.

II. ONDERHANDELINGEN

Art. 5. De vertegenwoordigers van de diverse betrokken overheden onderhandelen op voet van gelijkheid. De onderhandelingen vinden plaats onder de coördinerende leiding van het Ministerie van Buitenlandse Zaken.

Met het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie zal een afzonderlijk Samenwerkingsakkoord worden afgesloten over de modaliteiten van betrokkenheid van het Verenigd College bij het onderhandelingsproces.

Wanneer de onderhandelingen in het buitenland worden gevoerd kunnen de betrokken overheden de leiding der onderhandelingen toevertrouwen aan de Belgische Ambassadeur op post in dit land.

Art. 6. De onderhandelingsvolmachten (geloofsbrieven) voor multilaterale verdragen worden opgesteld en ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken met formele instemming van de ministers der Gewesten en/of Gemeenschappen bevoegd voor de externe betrekkingen.

Art. 7. De authentificering van de teksten (paraferen) geschiedt door de vertegenwoordiger van de Minister van Buitenlandse Zaken en door de vertegenwoordigers van de betrokken Gewesten en Gemeenschappen zoals bepaald door de ICBB.

Om praktische redenen kan hiervan worden afgeweken na gezamenlijk overleg in de ICBB.

III. ONDERTEKENING

Art. 8. De Gemengde verdragen worden ondertekend door de Minister van Buitenlandse Zaken of een gevolmachtigd vertegenwoordigers en de door de betrokken Gewesten/of Gemeenschapsregeringen aangeduide minister, of een gevolmachtigd vertegenwoordiger.

Wanneer de ondertekening in het buitenlands plaatsvindt, kan de ambassadeur op post door de diverse betrokken overheden hiertoe worden gemandateerd.

Om praktische redenen kan hiervan worden afgeweken na gezamenlijk overleg in de ICBB.

Wat betreft het gebruik van de talen verwijzen de partijen bij onderhavig akkoord naar de op federaal niveau geldende gebruikelijke regels.

IV. INSTEMMING

Art. 9. Van zodra de Minister van Buitenlandse Zaken, over het voor België bestemde origineel of eensluidend afschrift van een gemengd verdrag beschikt, maakt hij met het oog op de instemming door de diverse Raden, aan de betrokken Gewest en/of Gemeenschapsoverheden de tekst hiervan over, alsook aan de Raad van State.

Art. 10. De Gemeenschappen en de Gewesten zullen de Minister van Buitenlandse Zaken inlichten over de instemming door hun Raden. De Gewesten en Gemeenschappen zullen worden ingelicht over de instemming in het federale Parlement.

Art. 11. De diverse overheden betrokken bij het gemengd verdrag zullen zich maximaal inzetten voor een tijdige instemming door hun Parlement of Raad. Mochten er terzake problemen rijzen dan stellen zij zo spoedig mogelijk hiervan de ICBB. op de hoogte met het oog op het eventueel noodzakelijke overleg.

V. BEKRACHTIGING – TOETREDING

Art. 12. Zodra de instemming in alle betrokken parlementaire assemblees werd bekomen zal de Minister van Buitenlandse Zaken de bekrachtigings- of toetredingsoorkonde van België opmaken en voorleggen aan de ondertekening van de Koning. Ook de kennisgevingen over de beëindiging van de interne procedures worden door de Minister van Buitenlandse Zaken opgesteld en ter bestemming geleid.

Art. 13. De Minister van Buitenlandse Zaken licht de betrokken Gemeenschaps- en/of Gewestoverheden in over de datum van bekrachtiging/toetreding door België, de datum van inwerkingtreding van het verdrag en in voorkomend geval, over de stand van de op dat ogenblik gebonden Staten.

VI. PUBLICATIE IN HET BELGISCH STAATSBLAD

Art. 14. Eens de formaliteiten van de inwerkingtreding van een gemengd verdrag zijn vervuld wordt de tekst samen met de wet van instemming, de referenties m.b.t. de decreten/ordonnanties van instemming en informatie over de bekrachtiging of toetreding en inwerkingtreding, door toedoen van de Minister van Buitenlandse Zaken in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

VII. REGISTRATIE BIJ DE ORGANISATIE VAN DE VERENIGDE NATIES

Art. 15. Overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties zal de Minister van Buitenlandse Zaken de gemengde verdragen laten registreren bij de Organisatie van de Verenigde Naties.

VIII. BEWARING VAN DE ORIGINELE TEKSTEN VAN DE GEMENGDE VERDRAGEN

Art. 16. De Minister van Buitenlandse Zaken staat in voor de bewaring van de oorspronkelijke stukken, te weten:

1. de volmachten van de andere verdragsluitende partij;

2. het voor België bestemde origineel van de verdragen;

3. bekrachtigingsoorkonden, processenverbaal van uitwisseling of neerlegging van bekrachtigingsoorkonden;

4. attesten van inschrijving bij de Organisatie van de Verenigde Naties.

IX. OPZEGGING

Art. 17. De Koning zegt de gemengde verdragen op. Zowel de federale overheid als elke andere Gewest- en/of Gemeenschapsoverheid kan het initiatief daartoe nemen. De opzegging van gemengde verdragen geschiedt met de instemming van alle betrokken overheden, in het kader van de Interministeriële Conferentie voor het Buitenlands Beleid.

X. SLOTBEPALINGEN

Art. 18. Het onderhavige samenwerkingsakkoord wordt voor onbepaalde duur gesloten.

Art. 19. De bepalingen van het samenwerkingsakkoord kunnen op verzoek van elke Partij herzien worden. Een verzoek tot herziening wordt binnen de drie maanden onderzocht in de Interministeriële Conferentie voor het Buitenlands Beleid.

Art. 20. De toelichting maakt integraal deel uit van het samenwerkingsakkoord.

Gedaan te Brussel op 8 maart 1994, in zes originelen, in de Nederlandse, Franse en Duitse taal.

Officiële toelichting in het Nederlands

1. De wijziging aan de Grondwet en de bijzondere en gewone wetten betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten werden door de Koning op 5 mei 1993 uitgevaardigd en op 8 mei 1993 in het Belgisch Staatsblad gepubliceerd.

Op het vlak van het verdragsrecht werden er, onder meer, twee fundamentele principes bevestigd, te weten enerzijds het toekennen aan de Gemeenschappen en de Gewesten van een autonoom recht voor het sluiten van Verdragen over aangelegenheden waarvoor zij exclusief bevoegd zijn, en anderzijds het behoud van een coherent buitenlands beleid door het voorzien, zowel in voornoemde bijzondere en gewone wet, van een wederzijdse informatieplicht inzake het sluiten van Verdragen.

Als toepassing van voornoemde beginselen voorziet de bijzondere wet van 5 mei 1993 in zijn artikel 3 de verplichting voor de Federale Overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten om in ieder geval een samenwerkingsakkoord te sluiten betreffende de modaliteiten voor het sluiten van "gemengde verdragen".

In afwachting van het sluiten van dit samenwerkingsakkoord, worden de Gemeenschappen en Gewesten in ieder geval betrokken bij de onderhandelingen over gemengde verdragen.

2. De Interministeriële Conferentie "Buitenlands Beleid", die door de gewone wet van 5 mei 1993 bevestigd werd in haar rol van orgaan van permanent overleg en informatie-uitwisseling tussen de Federale Autoriteiten en de Gemeenschaps- en Gewestautoriteiten, heeft vastgesteld dat het sluiten van gemengde verdragen een enorme uitdaging inhoudt zowel technisch als inhoudelijk voor de verschillende bij dit SWA. betrokken overheden.

In ieder geval was een nauwe en permanente coördinatie vereist. Daarom werd besloten om in de schoot van de ICBB. een werkgroep gemengde verdragen op te richten die minstens zesmaal per jaar zal vergaderen en zoveel als noodzakelijk blijkt.

De werkgroep gemengde verdragen is samengesteld uit vertegenwoordigers van de Federale Overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten. Het voorzitterschap wordt waargenomen door het federale ministerie van Buitenlandse Zaken.

3. Dit samenwerkingsakkoord werd door een werkgroep van de ICBB. onderhandeld krachtens enerzijds artikel 167 van de Grondwet, dat verwijst naar de bijzondere wet, en anderzijds artikel 3, 2° van de bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten dat verwijst naar een dergelijk te onderhandelen samenwerkingsakkoord.

Het sluiten en het toepassen van voornoemd samenwerkingsakkoord moet het dus mogelijk maken, wat betreft de "gemengde verdragen" verder te gaan dan de huidige praktijk van betrokkenheid of associatie.

Hoofddoel van dit Akkoord is het kader en de gepaste regelingen op te stellen, om de samenwerking tussen de Federale, Gemeenschaps- en Gewestelijke overheden te organiseren, in functie van hun respectievelijke bevoegdheden inzake gezamenlijk afsluiten van gemengde verdragen.

Deze regelingen behelzen namelijk de verschillende fazen van het afsluiten van verdragen, te weten de informatiefasen de kwalificatie van een gemengd verdrag, de onderhandelingsfase, de ondertekening, de instemming, de bekrachtiging en toetreding, de publicatie in het Belgisch Staatsblad, de registratie bij de organisatie van de Verenigde Naties, die bewaring van de originele teksten, de opzegging, en de slotbepalingen.

4. Informatiefase en kwalificatie van een gemengd verdrag.

De informatiefase inzake het sluiten van gemengde verdragen is van cruciaal belang. In het samenwerkingsakkoord werd het artikel 1 gebaseerd op de bestaande wettelijke teksten, nl. Grondwetsartikel 167 en de voornoemde bijzondere wet d.d. 5 mei 1993, t.w. artikel 3, 2°. Het is duidelijk dat de informatiefase zo ruim mogelijk moet worden gezien.

De informatieplicht van de Federale Regering heeft een dubbele grondslag:

- enerzijds op grond van het huidig samenwerkingsakkoord, enkel voor de gemengde verdragen, d.w.z. verdragen die niet uitsluitend betrekking hebben op de aangelegenheden waarvoor de Gemeenschappen, de Gewesten of de Federale Overheid bevoegd zijn door of krachtens de Grondwet;

- anderzijds artikel 1 van de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten, die de Federale Regering belast met "de regelmatige informatie van de Executieven over het (federale) buitenlandse beleid, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van een Executieve".

Deze laatste verplichting is in meer algemeen bewoordingen gesteld, en dekt een uitgebreider terrein: zij betreft alle aspecten van het buitenlandse beleid dat door de Federale Overheid gevoerd wordt, en niet alleen het sluiten van verdragen.

Deze informatieplicht wordt uitgeoefend binnen het kader van de Interministeriële Conferentie "buitenlands Beleid". Een Gewest of Gemeenschap kan eveneens de Interministeriële Conferentie "Buitenlands Beleid" vatten indien zij het opportuun acht onderhandelingen aan te knopen met het oog op het afsluiten van een gemengd verdrag, om te vragen dat de Federale Regering in die zin een initiatief zou nemen.

Artikel 2 handelt meer bepaald over de gevallen waar een Gewest of een Gemeenschap niet zou deelnemen aan de onderhandelingen van een gemengd verdrag.

In deze gevallen blijft de algemene regel de consensus.

Mocht een dergelijke consensus moeilijk blijken, dan komt het de Interministeriële Conferentie toe te beslissen of België al dan niet toetreedt tot het Verdrag.

Artikelen 3 en 4 stellen dat de Interministeriële Conferentie "Buitenlands Beleid" op voorstel van een daartoe opgerichte werkgroep "Gemengde Verdragen", het gemengd karakter van een verdrag vaststelt.

Hierbij moet worden gepreciseerd dat het gemengd karakter van een Verdrag kan voortvloeien uit het naast elkaar bestaan, in de tekst van het Verdrag, van elementen die exclusieve bevoegdheden van de Gewesten en Gemeenschappen betreffen enerzijds, en elementen die hetzij exclusieve federale hetzij concurrerende bevoegdheden betreffen anderzijds.

5. De onderhandelingen.

Op het vlak van de onderhandelingen werden door artikel 5 twee fundamentele principes weerhouden, te weten het gelijkstellen van de vertegenwoordigers van de verschillende beleidsniveaus enerzijds, en de coördinerende leiding van het federale ministerie van Buitenlandse Zaken anderzijds.

Hieruit bloeit voort dat wanneer de onderhandelingen in het buitenland worden gevoerd, de betrokken overheden de leiding der onderhandelingen kunnen toevertrouwen aan de Belgische Ambassadeur op post in dit land.

6. De ondertekening.

Artikel 8 weerhoudt, op basis van voornoemde basisbeginselen, het principe van de medeondertekening.

Wanneer de ondertekening in het buitenland plaatsvindt, kan de Ambassadeur door de diverse betrokken overheden hiertoe worden gemandateerd. Na gezamenlijk overleg in de ICBB. kan om praktische redenen van de eerste twee alinea's van artikel 8 worden afgeweken. Zo kan bijvoorbeeld een gemengd multilateraal Verdrag ondertekend worden door één enkele federale, Gemeenschaps- of Gewestminister, nadat deze laatste hiertoe werd gemachtigd door alle betrokken overheden.

Wat betreft de officiële taal die moet worden gebruikt, zouden de op federaal niveau geldende regels moeten worden toegepast, te weten:

- voor de multilaterale verdragen, één of meerdere officiële talen van de betrokken multilaterale organische;

- voor de bilaterale verdragen, in principe en in de mate van het mogelijke de talen van alle Belgische partijen; indien nodig een vierde taal, in functie van de mogelijkheden van de buitenlandse partner.

7. De bekrachtiging.

Zoals bepaald in artikel 12 zal de Minister van Buitenlandse Zaken instaan voor het opmaken en voorleggen van de bekrachtigings- of toetredingsoorkonde aan de ondertekening van de Koning, alsmede voor de nodige kennisgevingen over de beëindiging van de interne procedures.

De Minister van Buitenlandse Zaken licht eveneens de betrokken Gemeenschaps- en/of Gewestoverheden in over de datum van bekrachtiging/toetreding door België alsmede over de datum van inwerkingtreding van het Verdrag, zowel op internationaal als op intern Belgisch vlak (artikel 13).

8. Publicatie in het Belgisch Staatsblad.

De betrokken Gemeenschaps- en/of Gewestoverheden zullen elk wat hen betreft hun respectievelijke decreten/ordonnanties van instemming in het Belgisch Staatsblad laten bekendmaken.

De Minister van Buitenlandse Zaken zal in het Belgisch Staatsblad, overeenkomstig artikel 14, de tekst van het gemengd verdrag, samen met de wet van instemming, de referenties m.b.t. de decreten/ ordonnanties van instemming en informatie over de bekrachtiging of toetreding en inwerkingtreding, laten bekendmaken.

9. Registratie en bewaring.

Artikel 15 bepaalt dat de Minister van Buitenlandse Zaken, overeenkomstig artikel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties, instaat voor het laten registreren van gemengde verdragen bij de Organisatie van de Verenigde Naties.

Artikel 16 voorziet anderzijds dat de Minister van Buitenlandse Zaken gelast wordt met de bewaring van de oorspronkelijke stukken.

Een originele tekst van elk gemengd verdrag is voorzien voor België. Het ministerie van Buitenlandse Zaken bewaart dit stuk. Eensluidende afschriften worden overgemaakt aan de betrokken Gemeenschappen en/of Gewesten.

10. Opzegging.

Artikel 17 bevestigt dat de gemengde verdragen door de Koning worden opgezegd, op initiatief van zowel de Federale Overheid als elke andere Gewesten/of Gemeenschapsoverheid, en mits instemming van alle betrokken partijen in het raam van de Interministeriële Conferentie "Buitenlands Beleid".

11. Slotbepalingen.

Overeenkomstig de artikelen 18 en 19 wordt het samenwerkingsakkoord gesloten voor een onbepaalde duur, en kunnen zijn bepalingen op verzoek van elke partij herzien worden. Dit verzoek zal binnen de drie maanden onderzocht worden in de Interministeriële Conferentie "Buitenlands Beleid".

Artikel 20 bepaalt dat de toelichting integraal deel uitmaakt van het samenwerkingsakkoord.

Akkoord met de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie

Samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de federale overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten en het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde verdragen (BS 17 december 1996)

Gelet op de artikelen 1, 2, 3, 33, 34, 35, 39, 127 - 130, 136, 167 van de Grondwet;

Gelet op de Bijzondere Wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen gewijzigd door de wet van 8 augustus 1988, de Bijzondere Wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, de Bijzondere wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten en de Bijzondere Wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur, inzonderheid de artikelen 4, 5, 6, 6bis, 92bis, § 1 en § 4ter;

Gelet op de Bijzondere Wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen, gewijzigd door de Bijzondere Wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten en de Bijzondere Wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de federale staatsstructuur inzonderheid de artikelen 4, 42, 60, 63;

Gelet op artikel 31bis van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, ingevoegd bij de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen en gewijzigd door de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten;

Gelet op de wet van 31 december 1983 tot hervorming der instellingen voor de Duitstalige Gemeenschap, gewijzigd door de wet van 18 juli 1990 en de wet van 5 mei 1993 betreffende de internationale betrekkingen van de Gemeenschappen en de Gewesten, inzonderheid de artikelen 4, 6, 55bis;

Gelet op het Samenwerkingsakkoord van 8 maart 1994 tussen de federale Overheid, de Gemeenschappen en de Gewesten over de nadere regelen voor het sluiten van gemengde Verdragen;

Overwegende dat het aangewezen is om in de interne rechtsorde nadere regelen op te stellen die toelaten het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, voor de materies die tot zijn bevoegdheid behoren, te betrekken bij het onderhandelingsproces van Verdragen die slaan op gemengde bevoegdheden;

Artikel 1. Het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie wordt, voor de materies die tot zijn bevoegdheid behoren, betrokken bij het onderhandelingsproces, over de zgn. gemengde Verdragen.

Art. 2. Van zodra de Minister van Buitenlandse Zaken over het voor België bestemde origineel of eensluidend afschrift van een gemengd verdrag beschikt maakt hij de tekst hiervan over aan het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie met het oog op de instemming, voor de materies die tot haar bevoegdheid behoren, van de Verenigde Vergadering van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie.

Art. 3. Het Onderhavig Samenwerkingsakkoord wordt voor onbepaalde duur gesloten.

Art. 4. De bepalingen van het Samenwerkingsakkoord kunnen op verzoek van elke partij worden herzien. Een verzoek tot herziening wordt binnen de drie maanden onderzocht in de ICBB.

Gedaan te Brussel, op 8 maart 1994, in zeven originelen, in de Nederlandse, Franse en Duitse taal.

ACCORD DE COOPÉRATION ‘TRAITÉS MIXTES’

Texte authéntique en français

Accord de coopération du 8 mars 0000 xxxxx x'Xxxx xxxxxxx, xxx Xxxxxxxxxxx xx xxx Xxxxxxx relatif aux modalités de conclusion des traités mixtes (M.B. 17 décembre 1996)

Vu les articles 1, 2, 3, 33, 34, 35, 39, 127-130, 167 de la Constitution;

Vu la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, modifiée par xx xxx xx 0 xxxx 0000, xx xxx spéciale du 16 janvier 1989 relative au financement des Communautés et des Régions, la loi spéciale du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions et la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l'Etat, notamment les articles 4, 0, 0, 0xxx, 00xxx, §0 xx §0xxx;

Vu la loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises, modifiées par la loi spéciale du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions et la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l'Etat, notamment les articles 4, 42, 60;

Vu l'article 00xxx xx xx xxx xx 0 xxxx 0000 xx xxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxx, xxxxxx xxx xx xxx du 16 juin 1989 portant sur diverses réformes institutionnelles et modifié par la loi du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions;

Vu la loi du 31 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone modifiée par xx xxx xx 00 xxxxxxx 0000 xx xx xxx du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions, notamment les articles 4, 6, 55bis;

Considérant qu'il y a xxxx x'xxxxxxx xxxx x'xxxxx xxxxxxxxx xxxxxxx xxx xxxxxx permettant au Royaume de Belgique de conclure des traités portant sur des compétences mixtes;

I. PHASE D'INFORMATION ET DETERMINATION DE LA QUALITE DE TRAITE MIXTE

Article 1. Dès que le Gouvernement fédéral envisage d'entamer des négociations bilatérales ou multilatérales ou de participer à de telles négociations en vue de la rédaction d'un traité n'ayant pas exclusivement trait aux domaines attribués par ou en vertu de la Constitution à la compétence des Communautés, des Régions ou de l'Etat fédéral, il en informe aussitôt la Conférence interministérielle de la Politique étrangère.

L'obligation stipulée à l'alinéa premier complète celle prévue à l'article 81 de la loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles modifié par la loi spéciale du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions et la loi spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l'Etat et celle prévue à l'article 00xxx xx xx xxx xx 0 xxxx 0000 xx xxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxx, xxxxxxx xxx xx xxx du 16 juin 1989 portant diverses réformes institutionnelles et la loi du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions.

Au cas où une Région ou une Communauté estime opportune l'ouverture de négociations en vue de la conclusion d'un traité mixte, celle-ci en saisit la Conférence interministérielle de la "Politique étrangère", afin de demander que le Gouvernement fédéral prenne une initiative dans ce sens.

Art. 2. Quand une Région ou une Communauté n'envisage pas de participer à des négociations pouvant mener à la conclusion d'un traité mixte, elle communique sa décision à la Conférence interministérielle au plus tard trente jours après la date de l'acte d'information.

Le Secrétaire de la Conférence interministérielle en avertit le Ministre des Affaires étrangères, pour que celui-ci informe la partie étrangère de ce qu'une Région ou Communauté n'envisage pas à ce stade de participer aux négociations.

Une Région ou Communauté qui n'a pas participé à des négociations ayant mené a la conclusion d'un traité mixte, conserve le droit de signer le texte final du traité, sans plus pouvoir l'amender.

Si cette Région ou Communauté ne signe pas ce texte, les négociateurs belges informent la partie étrangère de la réserve de cette Région ou Communauté.

Art. 3. Dans le cadre de la Conférence interministérielle " Politique étrangère " un groupe de travail traités mixtes est institué.

Ce groupe de travail est composé de représentants de x'xxxxxxxx xxxxxxxx, xxx Xxxxxxxxxxx xx xxx Xxxxxxx.

Xx Xxxxxxxxxx xxx xxxxxxx xxx xx Xxxxxxxxx fédéral des Affaires étrangères.

Art. 4. La Conférence interministérielle arrête sur proposition du groupe de travail traités mixtes, endéans les soixante jours après l'information visée à l'article 1, le caractère mixte du traité, ainsi que - en vue des négociations - la composition de la délégation belge et la position à adopter.

II. NEGOCIATIONS

Art. 5. Les représentants des diverses autorités concernées négocient sur pied d'égalité. Les négociations ont xxxx xxxx xx xxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxx xx Xxxxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx.

Un Accord de coopération distinct sera conclu avec le Collège réuni de la Commission communautaire commune portant xxx xxx xxxxxxxxx x'xxxxxxxxxxx xx Xxxxxxx xxxxx xx processus de négociation.

Quand les négociations sont menées dans un pays étranger, les autorités concernées peuvent confier la direction des négociations à l'Ambassadeur belge en poste dans ce pays.

Art. 6. Les pleins pouvoirs (lettres de créance) pour la négociation de traités multilatéraux sont établis et signés par le Ministre des Affaires étrangères moyennant l'accord formel des ministres des Régions et/ou Communautés compétents pour les relations extérieures.

Art. 7. L'authentification des textes (paraphe) est assurée par le représentant du Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx xx xxx xxx xxxxxxxxxxxxx xxx Xxxxxxx et des Communautés concernées, comme arrêté par la CIPE.

Pour des raisons pratiques il est possible de déroger à ce qui précède, moyennant concertation au sein de la CIPE.

III. SIGNATURE

Art. 8. Les traités mixtes sont signés par le Ministre des Affaires étrangères ou par un représentant demi des pleins pouvoirs et par le ministre désigné par le gouvernement des Régions et/ou Communautés concernées, ou par un représentant muni des pleins pouvoirs.

Quand la signature a lieu à l'étranger, l'Ambassadeur en poste peut être mandaté à cet effet par les diverses autorités concernées.

Pour des raisons pratiques il est possible de déroger à ce qui précède, moyennant concertation au sein de la CIPE.

En ce qui concerne l'emploi des langues les parties au présent accord de coopération se réfèrent aux règles usuelles en vigueur au niveau fédéral.

IV. ASSENTIMENT

Art. 9. Dès que le Ministre des Affaires étrangères dispose de l'original ou de la copie conforme, destiné(e) a la Belgique, d'un traité mixte, il en communique le texte aux autorités régionales et/ou communautaires intéressées en vue de son assentiment par lés divers Conseils, ainsi qu'au Conseil d'Etat.

Art. 10. Xxx Xxxxxxxxxxx xx xxx Xxxxxxx xxxxxxxxxxx xx Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx de l'assentiment par leurs Conseils. Les Régions et Communautés seront informées de l'assentiment par le Parlement fédéral.

Art. 11. Les diverses autorités concernées par un traité mixte s'efforceront d'obtenir un prompt assentiment par leur Parlement ou Conseil. Au cas où des difficultés se présentaient à cet égard, elles en informeraient au plus tôt la CIPE en vue de concertations éventuellement nécessaires.

V. RATIFICATION – ADHESION

Art. 12. Dès que toutes les Assemblées parlementaires concernées auront donné leur assentiment, le Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx xxxx xxxxxxx x'xxxxxxxxxx xx xxxxxxxxxxxx xx x'xxxxxxxx xx xx Xxxxxxxx et le soumettra à la signature du Roi. C'est également le Ministre des Affaires étrangères qui fait établir et transmettre à qui il appartient les notifications relatives à l'accomplissement des formalités internes.

Art. 13. Le Ministre des Affaires étrangères informe les autorités régionales et/ou communautaires intéressés de la date de ratification ou d'adhésion par la Belgique, de la date d'entrée en vigueur du traité et le cas échéant, leur communique la liste des Etats liés à cette date.

VI. PUBLICATION AU MONITEUR BELGE

Art. 14. Une fois accomplies les formalités d'entrée en vigueur d'un traité mixte, le texte ainsi que la loi d'assentiment, les références aux décrets et ordonnances d'assentiment et les renseignements relatifs à la ratification ou à l'adhésion et à l'entrée en vigueur, sont publiés au Moniteur belge par les soins du Ministre des Affaires étrangères.

VII. ENREGISTREMENT AUPRES DE L'ORGANISATION DES NATIONS UNIES

Art. 15. Conformément à l'article 102 de la Charte des Nations Unies le Ministre des Affaires étrangères fera enregistrer les traités mixtes auprès de l'Organisation des Nations Unies.

VIII. CONSERVATION DES TEXTES ORIGINAUX DES TRAITES MIXTES

Art. 16. Le Ministre des Affaires étrangères est chargé de la conservation des documents originaux, à savoir:

1. les pleins pouvoirs de l'autre partie contractante;

2. l'original des traités destiné à la Belgique;

3. les instruments de ratification, les procès-verbaux d'échange ou de dépôt des instruments de ratification;

4. les certificats d'enregistrement auprès de l'organisations des Nations Unies.

IX. DENONCIATION

Art. 17. Le Roi dénonce les traités mixtes. Tant l'Autorité fédérale que toute autre Autorité régionale ou communautaire peut prendre l'initiative à cet effet. La dénonciation des traités mixtes s'effectue, avec l'approbation de toutes les Autorités concernées, au sein de la Conférence interministérielle de la politique étrangère.

X. DISPOSITIONS FINALES

Art. 18. Le présent accord de coopération est conclu pour une durée indéterminé.

Art. 19. Les dispositions du présent accord de coopération peuvent être revues à la requête de toute partie contractante. Une requête de révision est examinée endéans les trois mois au sein de la CIPE.

Art. 20. Les Développements sont une partie intégrante du présent accord de coopération.

Fait à Bruxelles, le 8 mars 1994, en six originaux, en langues française, néerlandaise et allemande.

Développements officiels en français

1. Les modifications à la Constitution et les xxxx xxxxxxxx et ordinaire sur les relations internationales des Communautés et des Régions ont été promulguées xxx xx Xxx xx 0 xxx 0000, xx xxxxxxxx xx Xxxxxxxx belge du 8 mai 1993.

Sur le plan du droit des traités ces textes consacrent essentiellement deux principes fondamentaux, à savoir d'une part l'octroi d'un droit autonome de conclure des traités aux Communautés et aux Régions pour les matières qui relèvent de leur compétence exclusive, et d'autre part le maintien de la cohérence de la politique extérieure par l'établissement d'une double obligation d'information, prévue tant à la loi spéciale qu'à la loi ordinaire précitées en matière de conclusion de traités.

En application des principes xxxxxxxx, xx xxx xxxxxxxx xx 0 xxx 0000 prévoit en son article 0 x'xxxxxxxxxx xxxx x'xxxxxxxx xxxxxxxx, xxx Xxxxxxxxxxx xx xxx Xxxxxxx de conclure en tout cas un accord de coopération relatif aux modalités de conclusion de traités "mixtes".

Dans l'attente de la conclusion de cet accord de coopération, les Communautés et Régions sont en tout cas associées à la négociation de traités mixtes.

2. La Conférence interministérielle "Xxxxxxxxx xxxxxxxxx", xxx x xxx xxxxxxxxx xxx xx xxx xxxxxxxxx du 5 mai 1993 dans son rôle d'organe permanent de concertation et d'échange d'informations entre les autorités fédérales, communautaires et régionales, a pu constater combien la conclusion d'accords mixtes constitue un défi important, tant quant au fond que sur le plan technique, pour les différentes autorités concernées par le présent accord de coopération.

Une coordination étroite et permanente était indispensable. C'est pourquoi il a été procédé à la création d'un groupe de travail traités mixtes xx xxxx xx xx XXXX, xxx xx xxxxxxx xx moins six fois par an, et tant que cela s'avérera nécessaire.

Le groupe de travail traités mixtes est composé de représentants des autorités fédérales, des Communautés et des Régions. Xx xxxxxxxxxx xxx xxxxxxx xxx xx xxxxxxxxx xxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx.

3. Le présent accord de coopération a été négocié au sein d'un groupe de travail de la CIPE, en vertu d'une double délégation de l'article 167 de la Constitution d'une part qui renvoie à la loi spéciale, et de l'article 3, 2°, de la loi spéciale du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions d'autre part, qui renvoie à un tel accord de coopération à négocier.

La conclusion et l'application de l'accord de coopération précité permettra donc, en ce qui concerne les "traités mixtes", d'aller au-delà de la pratique actuelle de l'association.

L'objectif principal de cet accord est de créer le cadre et les règles appropriées pour promouvoir la coopération des autorités fédérales, communautaires et régionales, en fonction de leurs compétences respectives en matière de conclusion conjointe de traités mixtes.

Ces règles recouvrent notamment les différents phases de la conclusion de traités à savoir la phase d'information et de détermination de la qualité de traité mixte, la phase des négociations, la signature, l'assentiment, la ratification et l'adhésion, la publication au Moniteur belge, l'enregistrement auprès de l'Organisation des Nations Unies, la conservation des textes originaux la dénonciation et les dispositions finales.

4. Phase d'information et détermination de la qualité de traité mixte.

La phase d'information est cruciale lors de la conclusion de traités mixtes. L'article 1 de l'accord de coopération est basé sur les textes de loi existants, à savoir l'article 000 xx xx Xxxxxxxxxxxx xx x'xxxxxxx 0, 0x, xx xx xxx spéciale du 5 mai 1993 précitée. Il est évident que la phase d'information doit être comprise dans le sens le plus large.

L'information incombant au Gouvernement fédéral s'exerce à un double titre:

- au titre du présent accord de coopération, pour les seuls traités mixtes, c'est-à-dire recouvrant des matières non exclusivement attribuées par ou en vertu de la Constitution à la compétence des Communautés, des Régions ou de l'Etat fédéral;

- xx xxxxx xx x'xxxxxxx 0 xx xx xxx xxxxxxxxx du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions, qui charge le Gouvernement fédéral d'"informer régulièrement les Exécutifs sur la politique étrangère (fédérale), soit de sa propre initiative, soit à la demande d'un Exécutif".

Cette dernière obligation est formulée en termes plus généraux, et recouvre également un terrain plus vaste: elle se rapporte à tous les aspects de la politique étrangère menée par l'autorité fédérale, et non seulement à la conclusion de traités.

Ce devoir d'information s'exerce dans le cadre de la Conférence interministérielle "Politique étrangère". Une Région ou une Communauté peut également saisir la CIPE au cas où elle estime opportune l'ouverture de négociations en vue de la conclusion d'un traité mixte, afin de demander que le Gouvernement fédéral prenne une initiative dans ce sens.

L'article 2 traite plus particulièrement des cas où une Région ou une Communauté ne participerait pas aux négociations d'un traité mixte.

Dans ces cas, le consensus demeure la régie générale.

Si la réalisation d'un tel consensus s'avérait difficile, il appartiendrait à la Conférence interministérielle de décider de l'adhésion ou non de la Belgique au Traité.

Les articles 3 et 4 stipulent que la Conférence interministérielle "Politique étrangère", arrête sur proposition du groupe de travail "Traités mixtes" créé à cet effet, le caractère mixte d'un traité.

A cet égard, il convient de préciser que le caractère mixte d'un traité peut résulter de la coexistence dans le texte du traité d'éléments relevant de compétences exclusives des Communautés et des Régions d'une part, et, d'autre part, d'éléments relevant soit de compétences exclusives fédérales, soit de compétences concurrentes.

5. Les négociations.

Sur le plan des négociations, l'article 5 retient deux principes essentiels à savoir le traitement sur pied d'égalité dés représentants des différents niveaux de pouvoir d'une part, et la direction coordinatrice incombant xx xxxxxxxxx xxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx, x'xxxxx part.

Il en découle que lorsque les négociations sont menées à l'étranger, les autorités concernées peuvent confier la direction des négociations à l'Ambassadeur belge en poste dans le pays en question.

6. La signature.

L'article 8, retient, sur base des principes précités, le principe de la co-signature.

Quand la signature a lieu à l'étranger l'Ambassadeur en poste peut être mandaté à cet effet par les différentes autorités concernées. Moyennant concertation au sein de la CIPE, il est possible, pour des raisons pratiques, de déroger aux deux premiers alinéas de l'article 8. C'est ainsi que, par exemple, un traité multilatéral mixte peut être signé par un seul ministre fédéral, communautaire ou régional, après que ce dernier ait été dûment mandaté par toutes les autorités concernées.

En ce qui concerne la langue officielle à utiliser, les règles usuelles en vigueur au niveau fédéral devraient pouvoir s'appliquer, à savoir:

- pour les traités multilatéraux, l'une ou plusieurs des langues officielles de l'organisation internationale en question;

- pour les traités bilatéraux, si possible également les langues des parties belges, ou une quatrième langue en cas de besoin, en fonction des possibilités du partenaire étranger.

7. La ratification.

L'article 12 stipule que le Ministre des Affaires étrangères est chargé d'établir et de soumettre les instruments de ratification ou d'adhésion à la signature du Roi, ainsi que de transmettre les notifications nécessaires relatives à l'accomplissement des procédures internes.

Le Ministre des Affaires étrangères informe également les instances communautaires et/ou régionales concernées de la date de ratification/adhésion par la Belgique, ainsi que de la date d'entrée en vigueur du Traité sur le plan tant international qu'interné belge (article 13).

8. Publication au Moniteur belge.

Les autorités communautaires et régionales concernées feront publier chacune en ce qui la concerne respectivement leurs décrets/ordonnances d'assentiment au Moniteur belge.

Conformément à l'article 14, le texte du traité mixte, accompagné de la loi d'assentiment, des références aux décrets/ordonnances d'assentiment et des renseignements relatifs à la ratification ou à l'adhésion et à l'entrée en vigueur, sont publiés au Moniteur belge par les soins du Ministre des Affaires étrangères.

9. Enregistrement et dépôt.

L'article 15 stipule que, conformément à l'article 102 de la Charte des Nations Unies, le Ministre des Affaires étrangères fera enregistrer les traités mixtes auprès de l'Organisation des Nations- Unies.

L'article 00 xxxxxxx x'xxxxx xxxx xxx xx Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx xxxxxxxxxx est chargé de la conservation des originaux.

Un texte original de chaque traité mixte est prévu pour la Belgique. Ce texte original est conservé par le Ministère des Affaires étrangères. Des copies certifiées conformes sont transmises aux Communautés et/ou Régions concernées.

10. Dénonciation.

L'article 17 confirme que le Roi dénonce les Traités mixtes, sur proposition tant de l'autorité fédérale que des autorités communautaires et/ou régionales. Cette dénonciation s'effectue, avec l'approbation de toutes les parties concernées au sein de la Conférence interministérielle "Politique étrangère".

11. Clauses finales.

Conformément aux articles 18 et 19 l'accord de coopération est conclu pour une durée indéterminée, et ses dispositions peuvent être revues à la requête de toute partie contractante. Cette requête sera examinée endéans les trois mois au sein de la CIPE.

L'article 20 précise que les développements sont considérés comme faisant partie intégrante de l'accord de coopération.

Accord avec la Commission communautaire commune

Accord de coopération du 8 mars 1994 entre l'Etat fédéral, les Communautés, les Régions et le Collège réuni de la Commission communautaire commune relatif aux modalités de conclusion des traités mixtes (MB 17 décembre 1996)

Vu les articles 1, 2, 3, 33, 34, 35, 39, 127-130, 136, 167 de la Constitution;

Vu la Loi spéciale du 8 août 1980 de réformes institutionnelles, xxxxxxxx xxx xx Xxx xx 0 xxxx 0000, xx Xxx spéciale du 16 janvier 1989 relative xx xxxxxxxxxxx xxx Xxxxxxxxxxx xx xxx Xxxxxxx, xx Xxx spéciale du 5 mai 0000 xxx xxx xxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxx xxx Xxxxxxxxxxx xx xxx Xxxxxxx xx xx Xxx spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l'Etat, notamment les articles 4, 0, 0, 0xxx, 00xxx, § 0 xx § 0xxx;

Vu la Loi spéciale du 12 janvier 1989 relative aux institutions bruxelloises, modifiée par la Xxxx xxxxxxxx du 5 mai 0000 xxx xxx xxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxx xxx Xxxxxxxxxxx xx xxx Xxxxxxx xx xx Xxx spéciale du 16 juillet 1993 visant à achever la structure fédérale de l'Etat, notamment les articles 4, 42, 60, 63;

Vu l'article 00xxx xx xx xxx xx 0 xxxx 0000 xx xxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxxxxx, xxxxxx xxx xx xxx du 16 juin 1989 portant sur diverses réformes institutionnelles et modifié par la loi du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions;

Vu la loi du 21 décembre 1983 de réformes institutionnelles pour la Communauté germanophone, modifiée par xx xxx xx 00 xxxxxxx 0000 xx xx xxx du 5 mai 1993 sur les relations internationales des Communautés et des Régions notamment les articles 4, 6, 55bis;

Vu l'Accord de Coopération du 8 mars 0000 xxxxx x'Xxxx xxxxxxx, xxx Xxxxxxxxxxx xx xxx Xxxxxxx relatif aux modalités de conclusion des Traités mixtes;

Considérant qu'il y a lieu d'établir dans l'ordre juridique interne les règles permettant d'associer le Collège réuni de la Commission communautaire commune, pour les matières relevant de sa compétence, au processus de négociation de Traités portant sur des compétences mixtes;

Article 1. Le Collège réuni de la Commission communautaire commune est associé, pour les matières relevant de sa compétence, au processus de négociation de Traités dits mixtes.

Art. 2. Dès que le Ministre des Affaires étrangères dispose de l'original ou de la copie conforme, destiné(e) à la Belgique d'un Traité mixte, il en communique le texte au Collège réuni de la Commission communautaire commune, en vue de son assentiment, pour les matières relevant de sa compétence, par l'Assemblée réunie de la Commission communautaire commune.

Art. 3. Le présent Accord de Coopération est conclu pour une durée indéterminée.

Art. 4. Les dispositions du présent Accord de Coopération peuvent être revues à la requête de toute partie contractante. Une requête de révision est examinée endéans les trois mois au sein de la CIPE.

Fait à Bruxelles, le 8 mars 1994, en sept originaux, en langues française, néerlandaise et allemande.

ZUSAMMENARBEITSABKOMMEN ‘GEMISCHTE VERTRÄGE’

Authentischer tekst auf deutsch

Zusammenarbeitsabkommen vom 8. Xxxx 0000 xxxxxxxx dem Föderalstaat, den Gemeinschaften und den Regionen bezüglich der Bestimmungen für den Abschluss von gemischten Verträgen

Aufgrund der Artikel 1, 2, 3, 33, 34, 35, 39, 127-130, 167 der Verfassung;

Aufgrund des Sondergesetzes vom 8. Xxxxxx 0000 xxx Reform der Institutionen, abgeändert durch das Sondergesetz vom 8. August 1988, das Sondergesetz vom 16. Januar 1989 bezüglich der Finanzierung der Gemeinschaften und Regionen, das Sondergesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und Regionen und das Sondergesetz vom 16. Juli 1993 zur Vollendung der föderalen Staatsstruktur, insbesondere der Artikel 4, 5, 6, 6bis, 92bis,

§1 und §4ter;

Aufgrund des Sondergesetzes vom 12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen, abgeändert durch das Sondergesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und Regionen und das Sondergesetz vom 16. Juli 1993 zur Vollendung der föderalen Staatsstruktur, insbesondere der Artikel 4, 42, 60;

Aufgrund des Artikels 31bis des Gesetzes vom 9. Xxxxxx 0000 xxx Reform der Institutionen, eingefügt durch das Gesetz vom 16. Juni 1989 über gewisse institutionelle Reformen und abgeändert durch das Gesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und Regionen;

Aufgrund des Gesetzes vom 31. Dezember 1983 über institutionelle Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft, abgeändert durch das Gesetz vom 18. Juli 1990 und das Gesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und der Regionen,

insbesondere der Artikel 4, 6, 55bis;

In Anbetracht der Tatsache, dass es erforderlich ist, innerhalb der internen Rechtsordnung die Regeln festzulegen, die es dem Königreich Belgien erlauben, Verträge mit Bezug auf gemischte Befugnisse abzuschließen;

I. INFORMATIONSPHASE UND BEZEICHNUNG IN DER EIGENSCHAFT ALS GEMISCHTER VERTRAG

Artikel 1. Xxxxxx es die Föderalregierung in Betracht zieht, bilaterale oder multilaterale Verhandlungen aufzunehmen oder an derlei Verhandlungen teilzunehmen im Hinblick auf die Abfassung eines Vertrages, der sich nicht ausschließlich auf die Befugnisbereiche bezieht, die den Gemeinschaften, den Regionen oder dem Föderalstaat durch die oder aufgrund der Verfassung zugewiesen wurden, setzt sie die Interministerielle Konferenz „Außenpolitik“ unverzüglich davon in Kenntnis.

Die im ersten Absatz erwähnte Verpflichtung vervollständigt die in Artikel 81 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 der institutionellen Reformen, abgeändert durch das Sondergesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und der Regionen und das Sondergesetz vom 16. Juli 1993 zur Vollendung der föderalen Staatsstruktur, und die in Artikel 31bis des Gesetzes vom 9. August 1980 der institutionellen Reformen, abgeändert durch das Gesetz vom 16. Juni 1989 über gewisse institutionelle Reformen und das

Gesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und Regionen, vorgesehene Verpflichtung.

Wenn eine Gemeinschaft oder eine Region es für zweckmäßig erachtet, Verhandlungen im Hinblick auf das Abschließen eines gemischten Vertrages aufzunehmen, befasst sie die Interministerielle Konferenz der „Außenpolitik“ damit, um darum zu bitten, dass die Föderalregierung eine Initiative in diesem Sinne ergreift.

Art. 2. Wenn sich eine Gemeinschaft oder eine Region nicht an Verhandlungen beteiligen möchte, die zum Abschluss eines gemischten Vertrages führen können, teilt sie der Interministeriellen Konferenz ihren Entschluss spätestens dreißig Tage nach dem Datum der Informationsakte mit.

Der Sekretär der Interministeriellen Konferenz setzt den Minister der Auswärtigen Angelegenheiten davon in Kenntnis, damit dieser seinerseits den ausländischen Partner informieren kann, dass sich eine Gemeinschaft oder eine Region in diesem Stadium nicht an den Verhandlungen beteiligen möchte.

Eine Gemeinschaft oder eine Region, die nicht an Verhandlungen teilgenommen hat, die zum Abschluss eines gemischten Vertrages geführt haben, behält das Recht, den endgültigen Vertragstext zu unterzeichnen, ohne ihn jedoch abändern zu können.

Wenn diese Gemeinschaft oder Region diesen Text nicht unterzeichnet, informieren die belgischen Verhandlungspartner den ausländischen Partner über die Vorbehalte dieser Gemeinschaft oder Region.

Art. 3. Im Rahmen der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“ wird eine Arbeitsgruppe

„Gemischte Verträge“ eingesetzt.

Diese Arbeitsgruppe setzt sich aus Vertretern der Föderalbehörde, der Gemeinschafts- und der Regionalbehörden zusammen.

Den Vorsitz dieser Arbeitsgruppe führt der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten.

Art. 4. Auf Vorschlag der Arbeitsgruppe „Gemischte Verträge“ stellt die Interministerielle Konferenz innerhalb von sechzig Tagen nach der in Artikel 1 erwähnten Information den gemischten Charakter des Vertrages fest und legt - im Hinblick auf Verhandlungen - die Zusammensetzung der belgischen Delegation und den zu vertretenden Standpunkt fest.

II. VERHANDLUNGEN

Art. 5. Die Vertreter der verschiedenen betroffenen Behörden treten als gleichwertige Verhandlungspartner auf. Die Verhandlungen finden unter der koordinierenden Leitung des Ministeriums der Auswärtigen Angelegenheiten statt.

Mit dem Vereinigten Kollegium der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission wird ein getrenntes Zusammenarbeitsabkommen über die Bestimmungen zur Beteiligung des Vereinigten Kollegiums am Verhandlungsprozess geschlossen.

Werden die Verhandlungen im Ausland geführt, können die betroffenen Behörden den in diesem Lande amtierenden belgischen Botschafter mit der Leitung der Verhandlungen betrauen.

Art. 6. Die Verhandlungsvollmachten (Beglaubigungsschreiben) für die Verhandlung der multilateralen Verträge werden mit dem ausdrücklichen Einverständnis der für die Auswärtigen Beziehungen zuständigen Minister der Gemeinschaften und/oder der Regionen vom Minister der Auswärtigen Angelegenheiten ausgestellt und unterzeichnet.

Art. 7. Die Beurkundung der Texte (Namenszug) wird durch den Vertreter des Ministers der Auswärtigen Angelegenheiten und durch die Vertreter der betroffenen Gemeinschaften und Regionen gewährleistet, so wie es von der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“ festgehalten wurde.

Aus praktischen Gründen ist mittels Konzertierung innerhalb der Interministeriellen Konferenz der „Außenpolitik“ eine Abweichung von dem vorher Erwähnten möglich.

III. UNTERZEICHNUNG

Art. 8. Die gemischten Verträge werden vom Minister der Auswärtigen Angelegenheiten oder einem bevollmächtigten Vertreter und von dem von der betroffenen Gemeinschafts- und/oder Regionalregierung bezeichneten Minister oder einem bevollmächtigten Vertreter unterzeichnet.

Erfolgt die Unterzeichnung im Ausland, kann der in diesem Land amtierende Botschafter zu diesem Zweck von den verschiedenen betroffenen Behörden bevollmächtigt werden.

Aus praktischen Gründen ist mittels Konzertierung innerhalb der Interministeriellen Konferenz

„Außenpolitik“ eine Abweichung von dem vorher Erwähnten möglich.

In Bezug auf den Sprachengebrauch berufen sich die an vorliegendem Zusammenarbeitsabkommen beteiligten Parteien auf die auf Föderalebene gültigen üblichen Bestimmungen.

IV. BILLIGUNG

Art. 9. Sobald der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten über den für Belgien bestimmten Originaltext oder über die beglaubigte Abschrift eines gemischten Vertrages verfügt, übermittelt er den betroffenen Gemeinschafts- und/oder Regionalbehörden den Text zwecks Billigung durch die jeweiligen Räte, ebenso wie dem Staatsrat.

Art. 10. Die Gemeinschaften und die Regionen informieren den Minister der Auswärtigen Angelegenheiten über die Billigung durch ihren Rat. Die Gemeinschaften und Regionen werden ihrerseits über die Billigung durch das Föderalparlament informiert.

Art. 11. Die verschiedenen von einem gemischten Vertrag betroffenen Behörden bemühen sich, eine unverzügliche Billigung durch ihr Parlament oder ihren Rat zu erhalten. Sollten diesbezüglich Schwierigkeiten auftreten, setzen sie die Interministerielle Konferenz

„Außenpolitik“ im Hinblick auf eventuell erforderliche Verhandlungen unverzüglich davon in Kenntnis.

V. RATIFIZIERUNG – BEITRITT

Art. 12. Sobald der gemischte Vertrag die Billigung aller betroffenen parlamentarischen Versammlungen gefunden hat, lässt der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten die Ratifizierungs- oder Beitrittsurkunde Belgiens aufsetzen und unterbreitet sie dem König zwecks Unterzeichnung. Der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten verfasst ebenfalls die Mitteilungen über die Beendigung des internen Verfahrens und leitet sie an alle Betroffenen weiter.

Art. 13. Der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten informiert die betroffenen Gemeinschafts- und/oder Regionalbehörden über das Datum der Ratifizierung durch Belgien oder des Beitritts Belgiens sowie über das Datum des Inkrafttretens des Vertrages und übermittelt ihnen gegebenenfalls die Liste der Staaten, die an dieses Datum gebunden sind.

VI. VERÖFFENTLICHUNG IM BELGISCHEN STAATSBLATT

Art. 14. Sobald die Formalitäten des Inkrafttretens eines gemischten Vertrages abgeschlossen sind, werden der Text ebenso wie das Gesetz zur Billigung, die Verweise auf die Dekrete und Verordnungen zur Billigung und die Angaben über die Ratifizierung oder den Beitritt und das Inkrafttreten durch Vermittlung des Ministers der Auswärtigen Angelegenheiten im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht.

VII. EINREGISTRIERUNG BEI DER ORGANISATION DER VEREINEN NATIONEN

Art. 15. Entsprechend Artikel 102 der Charta der Vereinten Nationen wird der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten die gemischten Verträge bei der Organisation der Vereinten Nationen einregistrieren lassen.

VIII. AUFBEWAHRUNG DER ORIGINALTEXTE DER GEMISCHTEN VERTRÄGE

Art. 16. Der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten ist mit der Aufbewahrung der Originaldokumente beauftragt; das sind :

1. die Vollmachten des anderen Vertragspartners,

2. der für Belgien bestimmte Originalvertrag,

3. die Ratifizierungsurkunden, die Protokolle über den Austausch oder die Hinterlegung der Ratifizierungsurkunden,

4. die Belege der Einregistrierung bei der Organisation der Vereinten Nationen.

IX. AUFKÜNDIGUNG

Art. 17. Der König kündigt die gemischten Verträge auf. Ebenso die föderale Behörde wie jede andere Gemeinschafts- oder Regionalbehörde kann dazu die Initiative ergreifen. Die Aufkündigung der gemischten Verträge erfolgt mit dem Einverständnis aller betroffenen Behörden innerhalb der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“.

X. SCHLUSSBESTIMMUNGEN

Art. 18. Vorliegendes Zusammenarbeitsabkommen wird auf unbestimmte Zeit geschlossen.

Art. 19. Die Bestimmungen des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens können auf Antrag einer jeden der vertragsschließenden Parteien angepasst werden. Ein Antrag auf Revision wird innerhalb von drei Monaten in der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“ geprüft.

Art. 20. Die Erläuterung ist integraler Bestandteil des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens.

Xxxxxxxxx xx Xxxxxxx, xx 0. Xxxx 0000, in sechs Urschriften, in deutscher, niederländischer und französischer Sprache.

Offizielle Erläuterungen auf deutsch

1. Die Verfassungsänderungen, die Sondergesetze und das gewöhnliche Gesetz über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und der Regionen wurden am 5. Mai 1993 vom König verkündet und am 8. Mai 0000 xx Xxxxxxxxxx Staatsblatt veröffentlicht.

Auf Ebene des Vertragsrechts wurden u.a. zwei fundamentale Grundsätze bekräftigt.

Einerseits wurde den Gemeinschaften und Regionen ein autonomes Recht zuerkannt, Verträge in den Angelegenheiten abzuschließen, die ausschließlich in ihren Zuständigkeitsbereich fallen, und andererseits wurde für die Beibehaltung einer kohärenten Außenpolitik gesorgt, indem sowohl im obenerwähnten Sondergesetz als auch im gewöhnlichen Gesetz eine wechselseitige Information in Sachen Vertragsabschlüsse zur Pflicht gemacht wurde.

In Anwendung der o.e. Prinzipien sieht das Sondergesetz vom 5. Mai 1993 in seinem Artikel 3 für die Föderalbehörde, die Gemeinschaften und Regionen die Verpflichtung vor, in jedem Fall ein Zusammenarbeitsabkommen bezüglich der Bestimmungen für den Abschluss von

„gemischten“ Verträgen zu schließen.

In Erwartung des Abschlusses dieses Zusammenarbeitsabkommens werden die Gemeinschaften und Regionen in jedem Fall an den Verhandlungen von gemischten Verträgen beteiligt.

2. Die Interministerielle Konferenz „Außenpolitik“, die durch das gewöhnliche Gesetz vom 5. Mai 1993 in ihrer Rolle als ständiges Konzertierungsorgan und Organ, zuständig für den Informationsaustausch zwischen der Föderalbehörde und den Gemeinschafts- und Regionalbehörden, bestätigt wurde, hat feststellen können, in welchem Maße das Abschließen von gemischten Verträgen für die verschiedenen, von vorliegendem Zusammenarbeitsabkommen betroffenen Parteien eine bedeutende Herausforderung darstellt, sowohl inhaltlich als auch in technischer Hinsicht.

Eine enge und ständige Zusammenarbeit erwies sich als unerlässlich. Xxxxx wurde innerhalb der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“ eine Arbeitsgruppe „Gemischte Verträge“ ins Leben gerufen, die mindestens sechsmal im Jahr zusammentritt und sooft es erforderlich scheint.

Die Arbeitsgruppe „Gemischte Verträge“ setzt sich aus Vertretern der Föderalbehörde, der Gemeinschafts- und der Regionalbehörden zusammen. Den Vorsitz führt der Föderalminister der

Auswärtigen Angelegenheiten.

3. Vorliegendes Zusammenarbeitsabkommen wurde innerhalb einer Arbeitsgruppe der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“ ausgehandelt, einerseits aufgrund von Artikel 167 der Verfassung, der auf das Sondergesetz verweist, und andererseits aufgrund von Artikel 3 Nr. 2 des Sondergesetzes vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und Regionen, das auf ein solches zu verhandelndes Zusammenarbeitsabkommen verweist.

Der Abschluss und die Anwendung des o.e. Zusammenarbeitsabkommens ermöglichen es also in Sachen „gemischte“ Verträge, über die jetzt gängige Methode der Beteiligung hinauszugehen. Das Hauptziel dieses Abkommens besteht in der Schaffung des geeigneten Rahmens und der geeigneten Regeln für die Förderung der Zusammenarbeit der Föderalbehörde, der Gemeinschafts- und Regionalbehörden in Sachen gemeinsames Abschließen von gemischten Verträgen, entsprechend ihren jeweiligen Befugnissen.

Diese Regeln umfassen nämlich die verschiedenen Phasen des Vertragsabschlusses, nämlich die Informationsphase und die Bezeichnung als gemischter Vertrag, die Verhandlungsphase, die Unterzeichnung, die Billigung, die Ratifizierung und der Beitritt, die Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt, die Einregistrierung bei der Organisation der Vereinten Nationen, die Aufbewahrung der Originaldokumente, die Aufkündigung und die Schlussbestimmungen.

4. Informationsphase und Bezeichnung in der Eigenschaft als gemischter Vertrag

Beim Abschluss von gemischten Verträgen ist die Informationsphase von entscheidender Bedeutung. Artikel 1 des Zusammenarbeitsabkommens fußt auf den bestehenden Gesetzestexten, nämlich auf Artikel 68 § 4 der Verfassung und auf Artikel 3 Nr. 2 des o.e. Sondergesetzes vom 5. Xxx 0000. Xx ist selbstverständlich, dass Information im weitesten Sinne des Wortes verstanden werden muss.

Die der Föderalregierung obliegende Informationspflicht hat eine doppelte Grundlage :

- einerseits das vorliegende Zusammenarbeitsabkommen für die gemischten Verträge, d.h. Verträge, die sich nicht ausschließlich auf Angelegenheiten beziehen, für die die Gemeinschaften, die Regionen und der Föderalstaat durch die oder aufgrund der Verfassung zuständig sind;

- andererseits Artikel 1 des gewöhnlichen Gesetzes vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und der Regionen, der die Föderalregierung damit beauftragt, die Exekutiven „regelmäßig über die (föderale) Außenpolitik zu informieren, entweder aus eigener Initiative oder auf Anfrage einer Exekutive“.

Diese letzte Verpflichtung ist allgemein zu verstehen, und sie erstreckt sich ebenfalls auf einen eher breiteren Rahmen : sie bezieht sich auf alle Aspekte der von der Föderalbehörde geführten Außenpolitik und nicht nur auf das Abschließen von Verträgen.

Diese Informationsaufgabe wird im Rahmen der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“ wahrgenommen. Auch eine Region oder eine Gemeinschaft kann die Interministerielle Konferenz

„Außenpolitik“ befassen, wenn sie es für zweckmäßig erachtet, Verhandlungen im Hinblick auf das Abschließen eines gemischten Vertrages aufzunehmen, um darum zu bitten, daß die Föderalregierung eine Initiative in diesem Sinne ergreift.

Artikel 2 geht näher auf den Fall ein, in dem sich eine Gemeinschaft oder eine Region nicht an den Verhandlungen eines gemischten Abkommens beteiligt.

In diesem Fall gilt der Konsens als allgemeine Regel.

Sollte es sich als schwierig erweisen, einen solchen Konsens zu erzielen, dann obliegt es der Interministeriellen Konferenz zu entscheiden, ob Belgien dem Vertrag beitritt oder nicht.

Artikel 3 und 4 bestimmen, dass die Interministerielle Konferenz „Außenpolitik“ auf Vorschlag der zu diesem Zweck ins Leben gerufenen Arbeitsgruppe „Gemischte Verträge“ den gemischten Charakter eines Vertrages festlegt.

In diesem Zusammenhang sei darauf hingewiesen, dass sich der gemischte Charakter eines Vertrages ergeben kann aus der Koexistenz im Vertragstext von Elementen, die in den ausschließlichen Befugnisbereich der Gemeinschaften und Regionen fallen, und von Elementen, die sich entweder auf föderale oder auf konkurrierende Befugnisse beziehen.

5. Verhandlungen

In Bezug auf die Verhandlungen hält Artikel 5 zwei Grundprinzipien fest : einerseits die Gleichstellung der Vertreter der verschiedenen Behörden und andererseits die dem Föderalministerium der Auswärtigen Angelegenheiten obliegende koordinierende Leitung.

Daraus ergibt sich, dass in dem Falle, wo die Verhandlungen im Ausland geführt werden, die betroffenen Behörden den im Land amtierenden belgischen Botschafter mit der Leitung der Verhandlungen betrauen können.

6. Unterzeichnung

Artikel 8 hält auf Basis der obenerwähnten Grundsätze das Prinzip der Mitunterzeichnung fest.

Erfolgt die Unterzeichnung im Ausland, so kann der im Land amtierende Botschafter von den verschiedenen betroffenen Behörden zu diesem Zweck bevollmächtigt werden, außer im Falle eines anderslautenden, im Rahmen der Interministeriellen Konferenz zu verabschiedenden Beschlusses.

In Bezug auf die zu gebrauchende offizielle Sprache müssten die auf Föderalebene gültigen üblichen Bestimmungen angewandt werden können, nämlich

- für die multilateralen Verträge : eine oder mehrere der offiziellen Sprachen der betreffenden internationalen Organisation,

- für die bilateralen Verträge : wenn möglich, ebenfalls die Sprachen der belgischen Partner oder aber notfalls eine vierte Sprache entsprechend den Möglichkeiten des auswärtigen Partners.

7. Ratifizierung

Artikel 12 bestimmt, dass der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten damit beauftragt ist, die Ratifizierungs- oder Beitrittsurkunden abzufassen und sie dem König zur Unterzeichnung zu unterbreiten und die erforderlichen Mitteilungen über die Beendigung des internen Verfahrens zu machen.

Der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten setzt ebenfalls die betroffenen Gemeinschafts-

/und/oder Regionalinstanzen vom Datum der Ratifizierung durch Belgien/des Beitritts Belgiens und vom Datum des Inkrafttretens des Vertrages auf internationaler und auf belgischer Ebene in Kenntnis (Artikel 13).

8. Veröffentlichung im Belgischen Staatsblatt

Die betroffenen Gemeinschafts- und Regionalbehörden veröffentlichen jede, insofern es sie betrifft, ihre Dekrete/Verordnungen zur Billigung im Belgischen Staatsblatt.

Gemäß Artikel 14 wird der Text des gemischten Vertrages zusammen mit dem Gesetz zur Billigung, den Verweisen auf die Dekrete/Verordnungen zur Billigung, den Angaben über die Ratifizierung oder den Beitritt und das Inkrafttreten durch Vermittlung des Ministers der Auswärtigen Angelegenheiten im Belgischen Staatsblatt veröffentlicht.

9. Einregistrierung und Aufbewahrung

Artikel 15 bestimmt, dass der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten gemäß Artikel 102 der Charta der Vereinten Nationalen die gemischten Verträge bei der Organisation der Vereinten Nationen einregistrieren lässt.

Artikel 16 sieht andererseits vor, dass der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten mit der Aufbewahrung der Originaltexte beauftragt ist.

Ein Originaltext eines jeden gemischten Vertrages ist für Belgien bestimmt. Dieser Originaltext wird vom Ministerium der Auswärtigen Angelegenheiten aufbewahrt. Den Gemeinschaften und den Regionen werden beglaubigte Abschriften zugesandt.

10. Aufkündigung

Artikel 17 bestätigt, dass der König die gemischten Verträge sowohl auf Vorschlag der Föderalbehörde als auch der Gemeinschafts- und/oder Regionalbehörden aufkündigt. Diese Aufkündigung erfolgt mit dem Einverständnis aller betroffenen Parteien innerhalb der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“.

11. Schlussbestimmungen

Gemäß den Artikeln 18 und 19 wird das Zusammenarbeitsabkommen auf unbestimmte Zeit geschlossen, und seine Bestimmungen können auf Antrag einer jeden vertragsschließenden Partei angepasst werden. Dieser Antrag wird innerhalb von drei Monaten in der Interministeriellen Konferenz „Außenpolitik“ geprüft.

Artikel 20 präzisiert, dass die Erläuterung integraler Bestandteil des Zusammenarbeitsabkommens ist.

Abkommen mit der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission

Zusammenarbeitsabkommen vom 8. Xxxx 0000 xxxxxxxx dem Föderalstaat, den Gemeinschaften, den Regionen und dem Vereinigten Kollegium der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission bezüglich der Bestimmungen für den Abschluss von gemischten Verträgen

Aufgrund der Artikel 1, 2, 3, 33, 34, 35, 39, 127-130, 136, 167 der Verfassung;

Aufgrund des Sondergesetzes vom 8. Xxxxxx 0000 xxx Reform der Institutionen, abgeändert durch das Gesetz vom 8. August 1988, das Sondergesetz vom 16. Januar 1989 bezüglich der Finanzierung der Gemeinschaften und Regionen, das Sondergesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und Regionen und das Sondergesetz vom 16. Juli 1993 zur Vollendung der föderalen Staatsstruktur, insbesondere der Artikel 4, 5, 6, 6bis, 92bis,

§1 und 4ter;

Aufgrund des Sondergesetzes vom 12. Januar 1989 über die Brüsseler Institutionen, abgeändert durch das Sondergesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und Regionen und das Sondergesetz vom 16. Juli 1993 zur Vollendung der föderalen Staatsstruktur, insbesondere der Artikel 4, 42, 60, 63;

Aufgrund des Artikels 31bis des Gesetzes vom 9. Xxxxxx 0000 xxx Reform der Institutionen, eingefugt durch das Gesetz vom 16. Juni 1989 über gewisse institutionelle Reformen und abgeändert durch das Gesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und Regionen:

Aufgrund des Gesetzes vom 31. Dezember 1983 über institutionelle Reformen für die Deutschsprachige Gemeinschaft, abgeändert durch das Gesetz vom 18. Juli 1990 und das Gesetz vom 5. Mai 1993 über die internationalen Beziehungen der Gemeinschaften und der Regionen, insbesondere der Artikel 4, 6, 55bis;

Aufgrund des Zusammenarbeitsabkommens vom 8. Xxxx 0000 xxxxxxxx dem Föderalstaat, den Gemeinschaften und den Regionen bezüglich der Bestimmungen für den Abschluss von gemischten Verträgen:

In Anbetracht der Tatsache, dass es erforderlich ist, innerhalb der internen Rechtsordnung die Regeln festzulegen, die es erlauben, das Vereinigte Kollegium der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission für die Angelegenheiten, die in seinen Befugnisbereich fallen, an den Verhandlungen von Verträgen mit Bezug auf gemischte Befugnisse zu beteiligen:

Artikel 1. Das Vereinigte Kollegium der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission wird für die Angelegenheiten, die in seinen Zuständigkeitsbereich fallen, am Verhandlungsprozess der sogenannten gemischten Verträge beteiligt.

Art 2. Sobald der Minister der Auswärtigen Angelegenheiten über den für Belgien bestimmten Originaltext oder über die beglaubigte Abschrift eines gemischten Vertrages verfügt, übermittelt er dem Vereinigten Kollegium der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission den Text zwecks Billigung der Angelegenheiten, die in seinen Zuständigkeitsbereich fallen, durch die Vereinigte Versammlung der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission.

Art. 3. Vorliegendes Zusammenarbeitsabkommen wird auf unbestimmte Zeit geschlossen.

Art. 4. Die Bestimmungen des vorliegenden Zusammenarbeitsabkommens können auf Antrag einer jeden der vertragschließenden Parteien angepasst werden. Ein Antrag auf Revision wird innerhalb von drei Monaten in der Interministeriellen Konferenz "Außenpolitik" geprüft.

Xxxxxxxxx xx Xxxxxxx, xx 0. Xxxx 0000, in sieben Urschriften, in deutscher, niederländischer und französischer Sprache.

COOPERATION AGREEMENT ‘MIXED TREATIES’

Unauthentic English translation

Co-operation agreement concluded on March 8th 1994 between the Federal State, the Communities and the Regions on the further rules for the conclusion of mixed treaties (Belgian Official Gazette, December 17th 1996)

I. INFORMATION ABOUT AND QUALIFICATION OF A MIXED TREATY

Art. 1. Whenever the federal Government has the intention of starting bilateral or multilateral negotiations, or of taking part in such negotiations with the aim of concluding a treaty, which does not exclusively concern those matters for which the Communities, the Regions or the Federal State are competent by, or by virtue, of the Constitution, the Inter-Ministerial Conference for Foreign Policy shall be given prompt notice thereof.

The obligation set in the first paragraph completes the one included in Article 81 of the Special Law of 8 August 1980 on institutional reform, as it has been modified by the Special Law of 5 May 1993 concerning the international relations of the Communities and the Regions and the Special Law of 16 July 1993 completing the federal structure of the State, and the one provided in Article 31bis of the Law of 9 August 1980 on institutional reform, as it has been modified by the law of 16 June 1989 on various institutional reforms and the Law of 5 May 1993 concerning the international relations of the Communities and the Regions.

Whenever a Region or Community deems it recommendable to start negotiations with the aim of concluding a mixed treaty, it shall bring the affair before the Inter-Ministerial Conference for Foreign Policy which shall request the federal Government to take an initiative to that end.

Art. 2. Whenever a Region or a Community does not have the intention of participating in negotiations that might lead to the conclusion of a mixed treaty, it shall give notice thereof to the Inter-Ministerial Conference, not later than thirty days after the date of the information notice to the Inter-Ministerial Conference for Foreign Policy.

The secretary of the Inter-Ministerial Conference shall inform the Minister of Foreign Affairs about this matter in order to allow him to inform the foreign Party about the fact that a Region or Community does not yet have the intention of participating in the negotiations.

A Region or a Community that did not participate in the negotiations that led to the conclusion of a mixed treaty shall retain the right to sign the final text of the agreement, however without the possibility to amend it.

If this Region or this Community does not sign this text, the Belgian negotiators shall inform the foreign Party about the reservation of this Region or this Community.

Art. 3. In the framework of the Inter-Ministerial Conference for Foreign Policy, a working group “mixed treaties” shall be set up.

This working group shall be composed of representatives of the federal authorities, the Communities and the Regions.

The presidency shall be held by the Federal Ministry for Foreign Affairs.

Art. 4. The Inter-Ministerial Conference shall determine the mixed nature of the treaty, upon proposal of the working group “mixed treaties”, within a period of sixty days after the notice mentioned in Article 1, as well as, in view of the negotiations, the composition of the Belgian delegation and the position for negotiations.

II. NEGOTIATIONS

Art. 5. The representatives of the authorities concerned shall negotiate on an equal footing. The negotiations shall take place under the co-ordinating presidency of the Ministry for Foreign Affairs.

With the United College of the Common Community Commission, a separate co-operation agreement shall be concluded concerning the modalities of the involvement of the United College in the negotiation process.

Whenever the negotiations take place abroad, the authorities concerned may entrust the leading role in the negotiations to the Belgian ambassador accredited to that country.

Art. 6. The negotiating mandates (credentials) for multilateral treaties shall be drawn up and signed by the Minister of Foreign Affairs with the formal approval of the ministers of the Regions and/or Communities competent for external relations.

Art. 7. The authentication (initialling) of the texts shall be done by the representative of the Minister of Foreign Affairs and the representatives of the Regions and Communities concerned as stipulated by the Inter-Ministerial Conference for Foreign Policy.

For practical reasons, a deviation thereof is possible, after joint consultation in the Inter- Ministerial Conference for Foreign Policy.

III. SIGNATURE

Art. 8. The mixed treaties shall be signed by the Minister of Foreign Affairs or an authorised representative, and by the minister indicated by the Community and/or Regional Governments concerned, or by an authorised representative.

Whenever the signature takes place abroad, the ambassador can be mandated thereto by the different authorities concerned.

For practical reasons, a deviation thereof is possible, after joint consultation in the Inter- Ministerial Conference for Foreign Policy.

Concerning the use of languages, the Parties to this co-operation agreement refer to the usual rules applied by the federal level.

IV. APPROVAL

Art. 9. As soon as the Minister of Foreign Affairs has obtained the original or certified copy of a mixed treaty for Belgium, he shall forward the text to the Regional or Community authorities concerned in view of the approval by the different Councils. He shall also send a certified copy to the Council of State.

Art. 10. The Communities and Regions shall inform the Minister of Foreign Affairs about the approval by their Councils. The Regions and Communities shall be informed about the approval in the federal Parliament.

Art. 11. The authorities involved in the mixed treaty shall make every effort for a timely approval by their Parliament or Council. If problems are to occur, they shall inform the Inter-Ministerial Conference for Foreign Policy as soon as possible in view of the possibly necessary consultation.

V. RATIFICATION – ACCESSION

Art. 12. As soon as the approval of all parliamentary assemblies concerned has been obtained, the Minister of Foreign Affairs shall draw up the ratification or accession instrument of Belgium and present it to xxx Xxxx for signature. The notices about the completion of internal procedures shall be drawn up by the Minister of Foreign Affairs and be made available.

Art. 13. The Minister of Foreign Affairs shall inform the Community and/or Regional authorities concerned about the date of ratification / accession by Belgium, the date of the entry into force of the treaty and, if applicable, an overview of the States that are bound by the agreement at that moment.

VI. PUBLICATION IN THE BELGIAN OFFICIAL GAZETTE

Art. 14. As soon as the formalities for the entry into force of a mixed treaty have been fulfilled, the text of it, as well as the law of approval, the references to the decrees and ordinances of approval and information about the ratification or accession and the entry into force shall be made public by the Minister of Foreign Affairs in the Belgian Official Gazette.

VII. REGISTRATION WITH THE UNITED NATIONS ORGANISATION

Art. 15. In accordance with Article 102 of the Charter of the United Nations, the Minister of Foreign Affairs shall register the mixed treaties with the United Nations Organisation.

VIII. CONSERVATION OF THE ORIGINAL TEXTS OF MIXED TREATIES

Art. 16. The Minister of Foreign Affairs is responsible for the conservation of the originals, i.e.: 1° the mandates of the other party to the agreement;

2° the Belgian original of the treaties;

3° instruments of ratification, records of exchange or deposition of instruments of ratification;

4° certificates of registration with the United Nations Organisation

IX. DENUNCIATION

Art. 17. Xxx Xxxx denounces the mixed treaties. Both the federal authorities and the Regional or Community authorities can take the initiative thereto. The denunciation of mixed treaties shall take place after the approval of all authorities concerned, in the framework of the Inter- Ministerial Conference for Foreign Policy.

X. FINAL PROVISIONS

Art. 18. This co-operation agreement shall be concluded for an indeterminate duration.

Art. 19. The provisions of this co-operation agreement can be revised upon the request of each signatory. The Inter-Ministerial Conference for Foreign Policy shall consider a request for revision within three months.

Art. 20. The explanatory report is an integral part of this co-operation agreement.

Done at Brussels, on 8 March 1994, in six originals, in the Dutch, French and German language.

Agreement with the Common Community Commission - Unauthentic English translation

Co-operation agreement concluded on March 8th 1994 between the Federal State, the Communities, the Regions and the United College of the Common Community Commission on the further rules for the conclusion of mixed treaties (Belgian Official Gazette, December 17th 1996)

Article 1. For the matters within its competence, the United College of the Common Community Commission shall be involved in the negotiation process concerning the so-called mixed treaties.

Art. 2. As soon as the Minister of Foreign Affairs has obtained the original or certified copy of a mixed treaty for Belgium, he shall forward the text to the United College of the Common Community Commission in view of the approval by the United Assembly of the Common Community Commission for the matters within its competence.

Art. 3. This co-operation agreement shall be concluded for an indeterminate duration.

Art. 4. The provisions of this co-operation agreement can be revised upon the request of each signatory. The Inter-Ministerial Conference for Foreign Policy shall consider a request for revision within three months.

Done at Brussels, on 8 March 1994, in seven originals, in the Dutch, French and German language.