CITES-RICHTSNOEREN VOOR HET VERVOER (BEHALVE HET LUCHTVERVOER) VAN IN HET WILD LEVENDE DIEREN EN PLANTEN
OVEREENKOMST INZAKE DE INTERNATIONALE HANDEL IN BEDREIGDE IN HET WILD LEVENDE DIER- EN PLANTENSOORTEN
CITES-RICHTSNOEREN VOOR HET VERVOER (BEHALVE HET LUCHTVERVOER) VAN IN HET WILD LEVENDE DIEREN EN PLANTEN
2022
Inhoudsopgave
1. Algemene voorwaarden voor planten 3
2. Algemene voorwaarden voor dieren 3
2.1 Algemene voorwaarden voor het vervoer van levende dieren 3
2.2 Verplichtingen inzake de planning van het vervoer van levende dieren 4
2.4 Markering en etikettering 7
2.5 Begeleiders van het vervoer 7
3. Technische specificaties voor planten 10
4. Technische specificaties voor dieren 10
4.2 Vissoorten CR51/52A/59/60 11
4.5 Ooievaar- en kraanvogelsoorten CR17 12
4.10 Wilde paarden- en ezelsoorten CR73 14
4.13 Buffel- en rundersoorten CR73 16
4.16 Kleine kameelachtigen CR73 17
4.19 Olifanten-, neushoorn- en nijlpaardsoorten CR71 18
4.21 Kangoeroe- en wallabysoorten CR83 19
Inleiding
Op grond van de artikelen III, IV, V en VII van de Overeenkomst inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (Cites) moeten de administratieve instanties van Cites, alvorens zij uitvoervergunningen, wederuitvoercertificaten of certificaten voor reizende tentoonstellingen afgeven, zekerheid verkrijgen dat de specimens op zodanige wijze worden gereedgemaakt voor verzending en vervoerd dat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt. Ook moeten de partijen er volgens artikel VIII van de Overeenkomst voor zorgen dat alle levende specimens gedurende de tijd van doorvoer, verblijf of vervoer op gepaste wijze worden behandeld, zodat risico's van verwondingen, schade aan de gezondheid of ruwe behandeling tot een minimum worden beperkt.
De behoefte aan richtsnoeren voor de verzorging en het vervoer van levende specimens van in het wild levende dieren en planten werd erkend tijdens de eerste vergadering van de Conferentie der Partijen bij Cites (Bern, 1976). Er werd besloten dergelijke richtsnoeren op te stellen en de eerste reeks richtsnoeren werd in 1981 aangenomen.
In de loop der jaren zijn verschillende versies van dergelijke richtsnoeren opgesteld, op basis van de Live Animals Regulations (regels inzake levende dieren) van de Internationale Luchtvaartorganisatie (IATA), en door de Conferentie der Partijen aangenomen. Tijdens de 14e vergadering van de Conferentie der Partijen (Den Haag, 2007) heeft de CoP besloten de partijen aan te bevelen de administratieve instanties te stimuleren om voor het vervoer van levende dieren gebruik te maken van de IATA-regels inzake levende dieren en voor het vervoer van levende planten van de IATA-regels inzake aan bederf onderhevige goederen (Perishable Cargo Regulations) en om deze IATA-regels te gebruiken als referentie om in voorkomend geval via een herziene resolutie inzake het vervoer van levende specimens (Transport of live specimens) aan te geven onder welke omstandigheden het vervoer, met uitzondering van het luchtvervoer, kan plaatsvinden. In de herziene resolutie werd ook aanbevolen de regels inzake levende dieren en de regels inzake aan bederf onderhevige goederen op te nemen in de interne wetgeving of het binnenlandse beleid van de partijen en aanvragers van uitvoervergunningen, wederuitvoercertificaten of certificaten voor reizende tentoonstellingen ervan in kennis te stellen dat zij, als voorwaarde voor afgifte, levende specimens moeten gereedmaken en verzenden in overeenstemming met de IATA-regels inzake levende dieren en de IATA-regels inzake aan bederf onderhevige goederen.
Tijdens de 16e vergadering (CoP16, Bangkok 2013) heeft de Conferentie nieuwe Cites-richtsnoeren voor het vervoer (behalve het luchtvervoer) van in het wild levende dieren en planten (Guidelines for the non-air transport of live wild animals and plants) aangenomen, die in de eerste plaats bedoeld zijn om het vervoer (m.u.v. het luchtvervoer) aan te pakken van levende specimens van bepaalde diersoorten die zijn opgenomen in de Cites-bijlagen en waarvoor vervoersvoorwaarden moesten gelden ter aanvulling op of afwijking van de voorwaarden in de IATA-regels inzake levende dieren. De Conferentie heeft ook een herziening goedgekeurd van Res. Conf. 10.21 (CoP16), onder meer om verwijzingen op te nemen naar de nieuwe richtsnoeren in samenhang met de IATA-regels inzake levende dieren en de IATA-regels inzake aan bederf onderhevige goederen, onder meer met betrekking tot de opname van verwijzingen naar de richtsnoeren in nationale wetgeving en als voorwaarde voor de afgifte van vergunningen, zoals weergegeven in vak 5 van het standaard Cites-formulier in bijlage 2 bij Res. Conf. 12.3 (Rev. CoP18).
De Conferentie der Partijen heeft tevens besloten aan het Permanent Comité en het Secretariaat de bevoegdheid te delegeren om, in overleg met het Comité-Dieren, het Comité-Planten en de IATA, de Guidelines for the non-air transport of live animals and plants van Cites (de richtsnoeren voor het vervoer (m.u.v. het luchtvervoer) van levende dieren en planten) regelmatig te evalueren, te herzien en eventuele wijzigingen goed te keuren.
Dit document is herzien en gewijzigd als resultaat van de gezamenlijke inspanningen van de ad-hoctaskforce voor Cites-gerelateerde aangelegenheden die in 2020 is opgericht tijdens de 44e IATA-vergadering van de Live Animals and Perishables Board (LAPB), de raad die zich buigt over aangelegenheden in verband met levende dieren en aan bederf onderhevige goederen. Het bevat de herziening van de Cites-richtsnoeren waarin relevante wijzigingen op de sinds 2013 aangenomen IATA-regels inzake levende dieren zijn aangenomen. Het document is tijdens de 74e vergadering (Lyon, Frankrijk, maart 2022) door het Permanent Comité goedgekeurd.
Het bestaat uit twee delen. Het eerste deel heeft betrekking op de “Algemene voorwaarden” voor het vervoer van levende dieren. Het tweede deel behandelt de “Technische specificaties” die afwijken van de IATA-regels inzake levende dieren met betrekking tot het vervoer (behalve het luchtvervoer) van bepaalde taxa en die alleen van toepassing zijn op de daarin vermelde soorten.
Net als de IATA-regels inzake levende dieren zijn ook de methoden voor het vervoer (m.u.v. het luchtvervoer) voortdurend in ontwikkeling, met als gevolg dat dit supplement in de loop der tijd mogelijk verder wordt aangepast aan innovaties op het gebied van het vervoer van levende wilde dieren.
Dit supplement vormt een aanvulling op de IATA-regels inzake levende dieren wanneer deze regels niet geheel volstaan voor het vervoer (behalve het luchtvervoer) van bepaalde soorten die op de Cites-lijst staan. De in dit supplement opgenomen afwijkingen bevatten dan ook specifieke instructies omtrent extra beveiliging en veiligheid die van toepassing zijn op het vervoer (behalve het luchtvervoer) van de geïdentificeerde taxa. Alle in het wild levende dieren, met inbegrip van de hierin geïdentificeerde taxa, mogen via de lucht, over de weg, per spoor of per schip worden vervoerd volgens de methoden die zijn vermeld in de recentste uitgave van de IATA-regels inzake levende dieren.
Algemene voorwaarden
1. Algemene voorwaarden voor planten
Op de verzending van planten zijn de IATA-regels inzake aan bederf onderhevige goederen van toepassing.
2. Algemene voorwaarden voor dieren
De IATA-regels inzake levende dieren zijn in de meeste gevallen geschikt voor het vervoer (behalve het luchtvervoer) van alle diersoorten. Als het vervoer echter langer dan 48 uur duurt, kunnen aanvullende bepalingen nodig zijn. Dergelijke bepalingen zijn mogelijk niet geschikt voor alle soorten. Voorbeelden van dergelijke bepalingen zijn onder andere:
• meer beschikbare ruimte per dier;
• maatregelen ter voorkoming van de ophoping van fecaliën;
• aanpassingen van de verlichting;
• gedragsverrijking;
• aanpassingen van de temperatuur en ventilatie.
Voor sommige taxa zijn afwijkingen van de regels inzake levende dieren echter even geschikt en kunnen deze de voorkeur genieten van de persoon die verantwoordelijk is voor de verzending van levende dieren.
Raadpleeg de “Technische specificaties” voor taxa en afwijkingen.
2.1 Algemene voorwaarden voor het vervoer van levende dieren
Het vervoer vormt een onnatuurlijke situatie voor het dier en veroorzaakt hoogstwaarschijnlijk een zekere mate van stress bij het dier. Hoge stressniveaus kunnen de stofwisselingssnelheid, gevaarlijk gedrag, de kans op verwondingen en de vatbaarheid voor ziekten doen toenemen.
Met het oog op het dierenwelzijn moet het vervoer van dieren snel en efficiënt verlopen, waarbij stress bij het dier zo veel mogelijk wordt voorkomen.
Het vervoer van levende dieren moet goed gepland, terdege voorbereid en doeltreffend uitgevoerd worden!
Voor lange afstanden (vervoer dat meer dan 48 uur in beslag neemt) moet in de eerste plaats luchtvervoer worden overwogen en de voorkeur genieten.
De dieren:
• mogen nooit worden vervoerd op een manier die kan leiden tot onnodige angst, verwondingen en schade aan hun gezondheid of welzijn;
• moeten vóór het inladen worden gecontroleerd om na te gaan of ze geschikt zijn voor vervoer.
Een dier dat gewond is, dat fysiologisch verzwakt is of pathologische problemen heeft, mag niet geschikt voor vervoer worden geacht, met name als:
• het dier zich niet zelfstandig zonder pijn kan bewegen;
• het een ernstige open wond of prolaps vertoont;
• het een drachtig vrouwelijk exemplaar betreft waarvan 90% of meer van de verwachte draagtijd al verstreken is;
• het een vrouwelijk exemplaar betreft dat in de afgelopen week jongen heeft gebaard;
▪ het een pasgeboren zoogdier betreft waarvan de navel nog niet volledig is geheeld;
▪ het een hertachtige in de bast betreft;
▪ het een bronstige mannetjesolifant betreft.
Xxxxx, zwakke en/of gewonde dieren mogen echter wel worden vervoerd als:
• de ziekte of verwonding deel uitmaakt van een onderzoeksprogramma;
• de dieren onder toezicht/leiding/begeleiding van een dierenarts worden vervoerd voor of na een veterinaire behandeling of diagnose (m.a.w. het dier wordt vervoerd om een medische behandeling voor een aandoening te krijgen enz.).
Aan te vervoeren dieren mogen alleen kalmeringsmiddelen worden verstrekt als dat voor het welzijn van de dieren strikt noodzakelijk is; deze middelen mogen alleen worden gebruikt onder leiding van een dierenarts.
Indien sedatie of andere kalmeringsmiddelen worden gebruikt, moet het dier alert zijn en zich in evenwicht kunnen houden voordat het vervoer begint. De container en de begeleidende documentatie moeten duidelijke en gedetailleerde informatie bevatten.
De lokale, nationale en internationale voorschriften inzake de gezondheid van dieren moeten worden nageleefd en er moeten passende maatregelen worden genomen om het risico op de verspreiding van ziekteverwekkers, met inbegrip van mogelijke zoönosen, tot een minimum te beperken.
2.2 Verplichtingen inzake de planning van het vervoer van levende dieren
Vervoerders1 en partijen die het vervoer regelen (verzenders) zijn verplicht om het vervoer zo te plannen dat het welzijn van de dieren niet in gevaar komt.
Vervoerders, partijen die het vervoer regelen en dierenverzorgers moeten vertrouwd zijn met en ervaring hebben met de fysieke en gedragskenmerken van de vervoerde soorten. Daarnaast kunnen veel soortspecifieke factoren op het transport van invloed zijn en moet daarmee rekening worden gehouden als deze bekend zijn. Hieronder volgen enkele voorbeelden:
• leeftijd;
• geslacht;
• voortplantingsstadium;
• sociale structuur;
• hydratatie-, voedings- en voervereisten;
• de gezondheid en medische voorgeschiedenis van het dier;
1 De “vervoerder” is de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die voor eigen rekening of voor rekening van derden dieren vervoert.
• omgevingsvereisten zoals verlichting, vochtigheid en temperatuur;
• genetische achtergrond met betrekking tot nadelige fysiologische of metabole veranderingen;
• gedragsprofiel met inbegrip van individuele kenmerken en eigenaardigheden;
• soortspecifieke gevoeligheden voor stressfactoren zoals trillingen, licht, geluiden en geuren.
Het is misschien niet mogelijk om soortspecifieke vereisten voor dieren tijdens het vervoer te geven, maar er moet wel rekening mee worden gehouden bij het opstellen van het transportplan.
Als onderdeel van de transportplanning en ruim voordat het vervoer plaatsvindt, moet rekening worden gehouden met de weersomstandigheden, de toestand van de vervoersroutes, mogelijke oorzaken van vertragingen, wachttijden aan de grenzen, wettelijke verplichtingen zoals commerciële vergunningen, rusttijden voor chauffeurs, verkeersverboden, weegstations voor vrachtwagens, paspoortvereisten, visa, de locatie van tankstations en reparatiediensten. Er moeten ook noodplannen worden ontwikkeld waarin met de hier genoemde factoren rekening wordt gehouden.
De lokale, nationale en internationale wet- en regelgeving die van toepassing is in de landen van herkomst, doorvoer en bestemming moet worden onderzocht en nageleefd. Voordat zij een levend dier gereedmaken voor vervoer moeten verzenders altijd ruim van tevoren alle informatie inwinnen over invoer-, uitvoer- en doorvoervergunningen, veterinaire gezondheidscertificaten, veterinaire invoer-/uitvoervergunningen, volgens Cites vereiste invoer-/uitvoer-/wederuitvoervergunningen of - certificaten, veterinaire onderzoeken, aangiften vóór aankomst, de tijd die nodig is voor de douanebehandeling, quarantaineregelingen, havens van binnenkomst, inspectieposten aan de grens en verboden of beperkingen, waaronder vervoerverboden of waarschijnlijke verstoringen, veterinaire beperkingen en beperkingen in verband met het voer en strooisel voor het dier.
Mogelijk zijn veterinaire en douanebehandelingen en andere relevante diensten niet beschikbaar tijdens het weekend en op feestdagen.
De verzender2 heeft de verantwoordelijkheid om na te gaan welke nationale wetgeving inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer van kracht is in alle landen waar de dieren doorheen worden vervoerd en om vóór het vertrek alle nodige documenten, vergunningen, certificaten en licenties te verkrijgen.
Vooraf moeten overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving alle nodige regelingen worden getroffen om de duur van het vervoer tot een minimum te beperken en tijdens en na het vervoer in de behoeften van de dieren te voorzien. De nodige regelingen moeten worden getroffen om de dieren bij aankomst op de plaats van bestemming af te leveren aan de ontvanger. De verzender is verplicht om de ontvanger op de hoogte te brengen van het verwachte tijdstip van aankomst en de ontvanger moet alles in het werk stellen om aanwezig te zijn bij de aankomst van het dier op de plaats van bestemming.
De verzender is verantwoordelijk voor alle noodzakelijke markeringen en etiketteringen met betrekking tot het vervoer en/of de containers. De vervoerder moet daarnaast een natuurlijke persoon aanwijzen die voor het vervoer verantwoordelijk is en ervoor zorgen dat te allen tijde informatie kan worden verkregen over de planning, uitvoering en voltooiing van het gedeelte van het transport waarover hij/zij de leiding heeft.
Het wordt sterk aanbevolen over noodplannen te beschikken voor het geval zich noodsituaties voordoen.
In deze noodplannen moet rekening worden gehouden met en, indien van toepassing, informatie worden opgenomen over:
• passende maatregelen indien een dier ontsnapt;
• de locatie en contactgegevens van geschikte reparatiediensten voor het vervoer over land langs de route;
• de locatie en contactgegevens van veterinaire diensten langs de route die zich kunnen bezighouden met de gezondheid van de vervoerde soorten;
2 De verzender (verlader) is de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor de organisatie van het vervoer van het levende dier; als de verzender niet tevens de vervoerder is, is het de persoon die het contract met de vervoerder ondertekent.
• de locatie en contactgegevens van tijdelijke dierenverblijven zoals dierentuinen, aquaria of dierenreservaten langs de route voor dieren die gewoonlijk in dergelijke gespecialiseerde voorzieningen worden gehouden;
• een 24 uur per dag bereikbaar contactpunt voor noodgevallen; voor degenen die de zending hebben verzonden en/of voor de verzender indien er beslissingen moeten worden genomen die van invloed zijn op de gezondheid en het welzijn van het dier;
• contactgegevens van de bevoegde autoriteiten;
• alternatieve routes;
• de locatie en contactgegevens van geschikte diensten langs de alternatieve route;
• maatregelen in geval van weigering aan de grenzen;
• alle andere informatie die van nut kan zijn.
2.3 Vervoermiddelen
De vervoermiddelen, containers en toebehoren moeten zo zijn ontworpen en geconstrueerd, en zo worden onderhouden en gebruikt dat:
• onnodige stress, verwondingen of schade aan gezondheid en welzijn worden voorkomen en de veiligheid van het dier tijdens het transport gewaarborgd is;
• de dieren tegen slechte weersomstandigheden en ongunstige veranderingen in de klimatologische omstandigheden worden beschermd;
• de omgevingstemperaturen tijdens het vervoer altijd geschikt zijn voor de vervoerde soorten;
• deze gemakkelijk en goed kunnen worden gereinigd en ontsmet;
• de dieren niet kunnen ontsnappen of eruit kunnen vallen, en zij de belastingen van de bewegingen kunnen weerstaan;
• altijd een aan de vervoerde diersoort aangepaste luchtkwaliteit en -hoeveelheid wordt gewaarborgd;
• de dieren niet worden blootgesteld aan uitlaatgassen;
• een slipvaste vloer of zitstok aanwezig is;
• er een vloeroppervlak is dat de feces opvangt, lekdicht is en een middel voor de absorptie van urine bevat, zoals het gebruik van strooisel;
• er voldoende verlichting aanwezig is om de dieren tijdens het vervoer visueel te kunnen controleren en te kunnen verzorgen; en
• onnodige geluidshinder en verstoring worden vermeden.
Zorg voor comfort of bescherming tegen ongemakken voor dieren die langer dan 48 uur in een container worden gehouden; oppervlakken mogen niet schuren, schaven of krassen en moeten een aangename temperatuur en textuur bieden, bijvoorbeeld door rubberen matten te gebruiken in plaats van onbekleed metaal; voorzie in voldoende voer en water voor de duur van het transport, inclusief eventuele vertragingen.
Geef in het bijzonder aandacht aan maatregelen ter voorkoming van de nadelige gevolgen van klimatologische veranderingen bij vervoer over lange afstanden en reizen van meer dan 48 uur of over grote hoogteverschillen.
Scheidingswanden en compartimenten moeten sterk genoeg zijn om het gewicht van het dier te kunnen dragen. Indien roofdieren en prooidieren in hetzelfde voertuig mogen reizen, moet er een solide afscheiding/compartimentering zijn om de visuele, auditieve en olfactorische gewaarwordingen tot een minimum te beperken.
Elk compartiment moet afzonderlijk kunnen worden betreden, zonder de andere dieren te storen, indien een dier in nood verkeert of gewond raakt.
De dieren moeten beschikken over geschikt strooisel of gelijkwaardig materiaal dat comfortabel is en is afgestemd op de vervoerde soorten, het aantal vervoerde dieren, de vervoersduur en de weersomstandigheden. Er moet voldoende materiaal van de juiste soort aanwezig zijn om urine en vocht uit feces te absorberen en het mag niet in strijd zijn met wetgeving die het gebruik of de invoer ervan verbiedt.
Met name voor vogels, die bij stress geneigd zijn om op te springen, is het nuttig om het plafond met zachtere materialen af te dekken om verwondingen aan de snavel en schedel te voorkomen. Voor sommige vogelsoorten (bv. roofvogels) moet in de leefruimte een zitstok aanwezig zijn.
Er moet voldoende strooisel in het voertuig worden meegevoerd, onderweg beschikbaar zijn of in de container aanwezig zijn voor de gehele reis.
Het vervoermiddel moet zijn uitgerust met een dak en zijkanten die voorkomen dat dieren kunnen ontsnappen.
De containers moeten altijd rechtop worden vervoerd en zware schokken of trillingen moeten tot een minimum worden beperkt.
De containers moeten tijdens het vervoer worden vastgezet om te voorkomen dat ze verschuiven als gevolg van de bewegingen en/of trillingen van het vervoermiddel.
De voertuigen moeten zijn uitgerust met brandblussers van de juiste grootte die correct zijn onderhouden en in goede staat verkeren.
Verzenders moeten dieren die in containers en voertuigen worden vervoerd, vertrouwd maken met de containers of hen op een andere manier hieraan laten wennen.
Bij sommige vormen van vervoer kunnen bewakingssystemen nuttig zijn om de dieren tijdens het vervoer in het oog te houden, maar deze systemen mogen de veilige werking van het luchtvaartuig/voertuig niet verstoren.
Giftige dieren moeten dubbel worden verpakt om ontsnapping te voorkomen (op basis van de lokale en/of nationale regelgeving) en ze moeten bovendien over voldoende ruimte en ventilatie beschikken.
2.4 Markering en etikettering
Op grond van de lokale en/of nationale regelgeving kan het nodig zijn om op voertuigen waarin dieren worden vervoerd duidelijk de aanwezigheid van levende dieren aan te geven. Er kunnen uitzonderingen op de etikettering van het voertuig worden gemaakt wanneer de dieren worden vervoerd in containers waarop duidelijk de aanwezigheid van levende dieren en de bovenkant van de container zijn aangegeven.
Alle markeringen en etiketten moeten leesbaar, duurzaam en in drukvorm of anderszins op de buitenkant van de container of het voertuig zijn aangebracht.
Op containers waarin dieren worden vervoerd die giftige beten of steken kunnen toebrengen, moet duidelijk de vermelding “POISONOUS” of “VENOMOUS” worden vermeld. In voorkomend geval moeten de dieren vergezeld gaan van de volgende documenten: a) een waarschuwing dat het om wilde, schuwe of gevaarlijke dieren gaat; b) schriftelijke instructies betreffende het voederen, drenken en de eventueel vereiste speciale verzorging.
Voertuigen of containers met dieren die mogelijk letsel kunnen veroorzaken, moeten voorzien zijn van een extra waarschuwingslabel, zoals “This Animal Bites” of “Dangerous Animal”.
2.5 Begeleiders van het vervoer
Het personeel dat de dieren begeleidt en ermee omgaat, moet daarvoor naar behoren opgeleid en bekwaam zijn en zijn taken zorgvuldig uitvoeren zonder gebruik te maken van methoden die onnodige stress, verwondingen of schade aan de gezondheid of het welzijn van het dier/de dieren kunnen veroorzaken in verband met het vervoer.
Het wordt ten zeerste aanbevolen dat een passende opleiding en ervaring met de desbetreffende soort een vereiste is voor elke persoon die zendingen van dat dier vergezelt en elke persoon die tijdens en na het vervoer met dat dier omgaat.
Dieren mogen niet worden vervoerd op een wijze die waarschijnlijk onnodige stress, verwondingen, schade aan de gezondheid, leed of ruwe behandeling kan veroorzaken.
Een persoon die bevoegd wordt geacht om een zending levende dieren te vergezellen, moet, afhankelijk van de soort, beschikken over:
• kennis van de toepasselijke vervoersvoorschriften;
• kennis van de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn, evenals van de documentatievoorschriften die gelden voor de landen van herkomst, doorvoer en bestemming;
• kennis van de omgang met en verzorging van dieren vóór, tijdens en na het laden/lossen en het vervoer;
• het vermogen om een dier te herkennen dat ziek of ongeschikt voor vervoer is;
• het vermogen om tekenen van stress, pijn, leed, verwonding en de oorzaken daarvan te herkennen en kennis van manieren om deze te verminderen;
• het vermogen om met noodsituaties om te gaan.
Alle begeleiders moeten in het bezit zijn van een geldig paspoort met visa of gelijkwaardige identificatiedocumenten die vereist zijn voor het vervoer, evenals van communicatiemiddelen.
2.6 Laden en lossen
De laad- en losvoorzieningen moeten zo zijn ontworpen, geconstrueerd, onderhouden en gebruikt dat onnodige stress, letsel, schade aan de gezondheid, leed en ruwe behandeling worden voorkomen en dat de veiligheid van de dieren gewaarborgd is.
Er moeten passende oppervlakken en geschikte beschermingen worden geboden om te voorkomen dat er dieren ontsnappen.
Als bij het laden en lossen van dieren buiten hun container gebruik wordt gemaakt van hellingen, moeten deze op een geschikte hoogte en onder een geschikte hoek voor de soort worden geïnstalleerd en zo zijn ontworpen dat de dieren deze zonder risico’s of moeilijkheden kunnen passeren. De hellingen moeten zijn uitgerust met een antislipoppervlak en ze moeten gemakkelijk kunnen worden gereinigd en ontsmet.
Alle nodige voorzieningen en apparatuur voor het overbrengen naar de containers, het ophijsen van de containers, het laden en lossen moeten ter plaatse aanwezig zijn en gemakkelijk beschikbaar zijn om de duur van het laden en lossen tot een minimum te beperken, het welzijn van het dier te waarborgen en het risico van onnodige angst, verwondingen of nadelige gevolgen voor de gezondheid of het welzijn van het dier of de dieren tot een minimum te beperken.
Goederen zoals diervoeders die in hetzelfde vervoermiddel als de dieren worden vervoerd, moeten zo worden geplaatst en vastgezet dat zij het vervoer van de dieren niet hinderen en geen onnodige stress, verwondingen, schade aan de gezondheid of leed bij de dieren veroorzaken.
Van tevoren moeten regelingen worden getroffen om ervoor te zorgen dat alle benodigde apparatuur en personeel op het verwachte tijdstip van aankomst op de plaats van bestemming aanwezig zijn, zodat alle dieren snel en veilig kunnen worden gelost.
Bij het laden en lossen moet er voldoende verlichting zijn.
Het is van essentieel belang dat er specifieke maatregelen worden genomen om de gezondheid en het welzijn van de dieren en al het personeel tijdens en na het laden en lossen te beschermen.
Het moet worden vermeden dat containers met dieren in het vervoermiddel op elkaar worden gestapeld. Als dat toch nodig is, moeten de nodige voorzorgsmaatregelen worden genomen, namelijk om:
• te voorkomen dat urine, feces of andere vloeistoffen terechtkomen op de onderin geplaatste dieren — dit helpt om het risico van zoönotische ziekten tot een minimum te beperken;
• de stabiliteit van de containers te waarborgen;
• ervoor te zorgen dat de ventilatie niet wordt belemmerd.
In de volgende gevallen mogen dieren niet bij elkaar in dezelfde primaire leefruimte worden vervoerd:
• dieren van verschillende soorten;
• dieren van beduidend verschillende grootte of leeftijd;
• geslachtsrijpe mannelijke dieren;
• dieren met hoorns;
• dieren die agressief zijn tegenover elkaar.
Dit geldt mogelijk niet voor dieren uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel met elkaar zijn, dieren die aan elkaar gewend zijn en/of waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke en/of niet-gespeende jonge dieren.
In bovengenoemde gevallen waarin vervoer in dezelfde primaire leefruimte niet wordt aanbevolen, mogen meerdere primaire leefruimten nog altijd samen binnen dezelfde secundaire leefruimte of
binnen hetzelfde vervoermiddel worden vervoerd op voorwaarde dat de dieren in hun eigen individuele primaire leefruimten worden ondergebracht.
Alle dieren moeten bij aankomst op de plaats van bestemming worden gecontroleerd door ervaren en opgeleide afhandelaars en/of veterinair personeel. Dieren waarvan is vastgesteld dat zij tijdens het reizen gewond zijn geraakt of zijn verontreinigd met lichaamsvloeistoffen van andere soorten, moeten onmiddellijk door gekwalificeerde dierenartsen worden onderzocht en een passende behandeling krijgen.
Op de plaats van bestemming moeten passende voorzieningen worden getroffen om de vervoerde dieren aan hun nieuwe omgeving te laten wennen.
2.7 Tijdens het vervoer
De beschikbare ruimte moet voldoen aan de IATA-regels inzake levende dieren met betrekking tot het vervoer van levende dieren in alle vervoerswijzen gedurende maximaal 48 uur.
Voor de taxa die worden beschreven in de “Technische specificaties” van dit supplement met betrekking tot vervoer (behalve luchtvervoer) moet de beschikbare ruimte voldoen aan de daarin vermelde richtsnoeren.
Tijdens het vervoer moet er altijd voldoende ventilatie en bescherming tegen weersinvloeden worden geboden om ervoor te zorgen dat volledig aan de behoeften van de dieren wordt voldaan. Vervoerders moeten rekening houden met de specifieke soort en het aantal vervoerde dieren en voorzien in passende omgevingsomstandigheden en -controles die gedurende het gehele vervoer moeten worden gehandhaafd, rekening houdend met mogelijke hitte- en gevoelstemperatuurfactoren, weersomstandigheden en de mogelijkheid van onverwachte stops.
Ventilatie in containers en vervoermiddelen is het belangrijkste middel waarmee dieren warmte verliezen of vasthouden. Het ontwerp van de container is van invloed op de ventilatie en in de regels inzake levende dieren zijn minimumnormen voor de ventilatieopeningen opgenomen. De temperatuur en snelheid van de omgevingslucht rond de container zijn van invloed op de warmteoverdracht van het dier naar de externe omgeving van de container. Extreme waarden voor deze parameters kunnen derhalve een negatieve invloed op het vervoerde dier hebben. Door de container en dus het dier te beschermen tegen barre omgevingsomstandigheden zoals zeer lage of zeer hoge temperaturen, regen, sneeuw, ijs, harde wind of langdurige blootstelling aan intens zonlicht, zal de kans op nadelige gevolgen voor de gezondheid en het welzijn van het dier tot een minimum worden beperkt.
Containers moeten zodanig in het voertuig worden geplaatst dat de ventilatie niet wordt belemmerd.
Voer en water voor de dieren moeten geschikt zijn voor de soort en voor de grootte en de leeftijd van elk dier afzonderlijk. De dieren moeten met passende tussenpozen voer en water krijgen, afhankelijk van de omgevingstemperatuur en vochtigheid tijdens het vervoer.
Voer en water moeten worden aangeboden op een wijze waarmee het dier vertrouwd is en die daarnaast de verontreiniging zoveel mogelijk beperkt.
Aan boord van het vervoermiddel moet tijdens het vervoer voldoende voer aanwezig zijn dat geschikt is voor de dieren. Het voer moet worden beschermd tegen weersinvloeden en tegen verontreinigingen zoals stof, brandstof, uitlaatgassen en dierlijke uitwerpselen. Het aanleggen van extra noodrantsoenen moet ook worden overwogen met het oog op noodgevallen en vertragingen.
Als voor het voederen van de dieren speciale apparatuur wordt gebruikt, moet die in het vervoermiddel worden meegevoerd.
Als er voederapparatuur wordt gebruikt, moet deze zo zijn ontworpen dat deze geen gevaar oplevert voor de dieren en moet deze aan de container of het vervoermiddel worden gemonteerd om te voorkomen dat de inhoud wordt gemorst.
Bij twee of meer dieren per compartiment moet rekening worden gehouden met het natuurlijke gedrag van de dieren, met name sociale aspecten, en moeten voer en water op zodanige wijze worden aangeboden dat deze voor elk dier toegankelijk zijn.
De drenkinstallaties moeten in goede staat verkeren, vóór het begin van het vervoer worden gecontroleerd en zo zijn ontworpen en geplaatst dat zij toegankelijk zijn voor het vervoerde dier.
De ruimte die de dieren wordt geboden, moet zijn afgestemd op de soort, de grootte van de dieren, het aantal vervoerde dieren en de verwachte duur van het vervoer.
Het vervoer naar de plaats van bestemming moet zonder vertragingen worden uitgevoerd. De gezondheid en veiligheid van de dieren moeten regelmatig worden gecontroleerd en op passende wijze in stand worden gehouden door bekwaam personeel.
In geval van vertraging tijdens het vervoer moet de vervoerder alle nodige maatregelen nemen om het welzijn van de dieren te waarborgen en het risico van onnodige angst, verwondingen en schade aan hun gezondheid en welzijn te beperken.
Bij doorvoer moeten de vervoerders richtsnoeren krijgen over de verzorging, bv. geplande voeder- en drenktijden, verplichting om in verlichting te voorzien bij het voederen van bepaalde vogelsoorten, evenals specifieke omgevings- en welzijnsoverwegingen.
Indien mogelijk moeten geschikte bewakingssystemen de temperatuur van de compartimenten waarin de dieren worden vervoerd continu monitoren en de vervoerder waarschuwen wanneer de temperatuur in die compartimenten buiten het aanbevolen maximum- of minimumbereik valt.
Indien mogelijk moeten geschikte cameratoezichtsystemen worden gebruikt om de containers te monitoren, met name op routes waar het risico op schade aan de containers hoog is.
Als dieren tijdens het vervoer ziek worden of gewond raken, moeten zij zo snel mogelijk een passende veterinaire behandeling door gekwalificeerd personeel krijgen en, zo nodig, een noodslachting ondergaan op een wijze die het dier geen onnodig leed berokkent, overeenkomstig de toepasselijke wetgeving.
Afvalmateriaal dat door het dier geproduceerde urine, feces of secreties bevat, diervoer of strooiselmateriaal, moeten worden behandeld, verzameld en afgevoerd overeenkomstig de toepasselijke wet- en regelgeving. De wet- en regelgeving van sommige landen kan het gebruik van bepaalde organische materialen zoals hooi, stro en bepaalde andere vormen van strooisel of diervoeders verbieden. Het lossen van organisch afval kan in sommige landen aan beperkingen of verboden onderhevig zijn. Er kunnen passende maatregelen worden genomen om dergelijke afvalstoffen gedurende de doorvoer veilig en zeker op te slaan.
Technische specificaties
3. Technische specificaties voor planten
Op de verzending van planten zijn de IATA-regels inzake aan bederf onderhevige goederen van toepassing.
4. Technische specificaties voor dieren
De IATA-regels inzake levende dieren zijn van toepassing op het vervoer (behalve het luchtvervoer) van alle taxa.
De technische specificaties in dit hoofdstuk kunnen echter ook in acht worden genomen voor het vervoer (behalve het luchtvervoer) van de hieronder vermelde taxa.
Voor de doeleinden van de technische specificaties verwijst de term “aanhangwagen” naar een voor het vervoer van dieren gebruikt voertuig dat door een auto, vrachtwagen of trein wordt getrokken.
Voor de doeleinden van de technische specificaties verwijst de term “compartiment” naar een afgescheiden gedeelte, sectie of kamer binnen een vervoermiddel.
4.1 Lijst van taxa
4.1.1 Ongewervelde dieren
Er zijn geen afwijkingen van de regels inzake levende dieren van toepassing.
4.1.2 Schaaldieren
Er zijn geen afwijkingen van de regels inzake levende dieren van toepassing.
4.1.3 Vissen
• Vissoorten (CR 00, XX 00, XX 00X, XX 00, XX 00).
4.1.4 Amfibieën
Er zijn geen afwijkingen van de regels inzake levende dieren van toepassing.
4.1.5 Reptielen
Er zijn geen afwijkingen van de regels inzake levende dieren van toepassing.
4.1.6 Vogels
• Loopvogelsoorten (CR 24)
• Flamingosoorten (CR 17)
• Ooievaar- en kraanvogelsoorten (CR 17)
• Pinguïnsoorten (CR 22)
• Pelikaansoorten (CR 21)
4.1.7 Zoogdieren
• Grote katachtigen (CR 72)
• Berensoorten (CR 72)
• Antilopesoorten (CR 73)
• Buffel- en rundersoorten (CR 73)
• Hertensoorten (CR 73)
• Olifantensoorten (CR 71)
• Nijlpaardsoorten (CR 71)
• Kangoeroesoorten (CR 83)
• Varkenssoorten (CR 74)
• Vinpotigensoorten (CR 76)
• Neushoornsoorten (CR 71)
• Schapensoorten (CR 73)
• Kleine kameelachtigen (CR 73)
• Tapirsoorten (CR 73)
• Wilde ezelsoorten (CR 73)
• Wilde paardensoorten (CR 73)
4.2 Vissoorten CR51/52A/59/60
Algemene verzorging en laden
Aquaria voor wegvervoer moeten zo zijn ontworpen dat de deksels het aquarium niet volledig afsluiten en overtollige gassen kunnen ontsnappen zonder dat dit tot waterverlies leidt.
4.3 Loopvogelsoorten CR24
Algemene verzorging en laden
Struisvogels, emoes en nandoes mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Er moeten antislipvloeren aanwezig zijn. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
De vogels mogen niet samen in groepen worden vervoerd indien zij:
• elkaar niet kennen;
• agressief gedrag vertonen in kleine ruimten;
• van beduidend verschillende grootte of leeftijd zijn;
• geslachtsrijpe mannelijke dieren zijn;
• agressief zijn tegen elkaar;
• een groep van meer dan 15 individuele dieren vormen.
Dit geldt niet voor dieren uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel met elkaar zijn, dieren die aan elkaar gewend zijn, dieren waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke jongen.
Slechts één (1) mannelijk dier per container of compartiment.
Kasuarissen
Kasuarissen mogen afzonderlijk in kratten worden vervoerd, maar het verdient de voorkeur om geslachtsrijpe, volwassen kasuarissen los in een aanhangwagencompartiment te vervoeren.
Geslachtsrijpe dieren moeten altijd afzonderlijk worden vervoerd. Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur tot 48 uur moeten de in de Container Requirements for Ratites (vereisten
m.b.t. containers voor loopvogels) beschreven bepalingen inzake bezettingsdichtheid worden opgevolgd.
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur verdient luchtvervoer de voorkeur. De vereisten inzake vloeroppervlakte voor emoes gelden ook voor nandoes en kasuarissen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.4 Flamingosoorten CR17
Algemene verzorging en laden
Flamingosoorten mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Flamingo's moeten in clusters of groepen worden vervoerd in plaats van in individuele compartimenten, op voorwaarde dat de dieren afkomstig zijn van een gevestigde groep en vertrouwd zijn met elkaar. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Vloer
De vloerbedekking moet stevig aan de vloer zijn bevestigd, zodat de vogels niet uitglijden of hun houvast verliezen. Het strooisel moet zacht en vochtig zijn om te verhinderen dat de zwemvliezen tijdens het vervoer uitdrogen; bijvoorbeeld gedrenkt tapijt of schuimrubber van 5 cm (2 inch).
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een vervoerduur tot 48 uur moet minimaal 0,2 m2 (2 vierkante voet) ruimte per vogel beschikbaar zijn als er sprake is van een compatibele groep flamingo's. Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Voor langere transporten verdient luchtvervoer de voorkeur.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.5 Ooievaar- en kraanvogelsoorten CR17
Algemene verzorging en belading
Ooievaar- en kraanvogelsoorten mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers. De vogels mogen niet in groepen worden vervoerd indien zij:
• elkaar niet kennen;
• agressief gedrag vertonen in kleine ruimten;
• van beduidend verschillende grootte of leeftijd zijn;
• agressief zijn tegen elkaar.
Dit geldt niet voor dieren uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel met elkaar zijn, dieren die aan elkaar gewend zijn, dieren waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke jongen.
Grote en/of agressieve ooievaar- en kraanvogelsoorten moeten altijd in afzonderlijke compartimenten of kratten worden vervoerd.
Vloer
De vloerbedekking moet stevig aan de vloer zijn bevestigd, zodat de vogels niet uitglijden of hun houvast verliezen.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een vervoerduur tot 48 uur moet minimaal 0,2 m2 (2 vierkante voet) ruimte per vogel beschikbaar zijn als er sprake is van een compatibele groep ooievaars of kraanvogels. Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur verdient luchtvervoer de voorkeur.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.6 Pinguïnsoorten CR22
Algemene verzorging en laden
De temperatuur is hierbij een belangrijk punt van zorg en er zullen koelsubstraten nodig zijn.
Kunststof bakken maken een betere temperatuurregeling mogelijk en voorkomen lekkage van de koelsubstraten. Kunststof bakken mogen worden gebruikt in plaats van andere soorten containers. Kunststof bakken moeten tijdens het vervoer altijd vastgezet zijn.
Pinguïnsoorten mogen niet los in een aanhangwagen worden vervoerd.
Pinguïnsoorten uit een warmer klimaat kunnen worden vervoerd op voorwaarde dat ze met water kunnen worden besproeid en het vervoer niet langer dan acht uur duurt. Pinguïnsoorten uit Antarctische of sub-Antarctische klimaten moeten worden vervoerd in een voertuig dat is uitgerust met klimaatregeling.
Voor langdurig vervoer wordt luchtvervoer aanbevolen.
4.7 Pelikaansoorten CR21
Algemene verzorging en laden
Pelikaansoorten mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
De vogels mogen niet samen in groepen worden vervoerd indien zij:
• elkaar niet kennen;
• agressief gedrag vertonen in kleine ruimten;
• van beduidend verschillende grootte of leeftijd zijn;
• geslachtsrijpe mannelijke dieren zijn;
• agressief zijn tegen elkaar.
Dit geldt niet voor dieren uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel met elkaar zijn, dieren die aan elkaar gewend zijn, dieren waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke jongen.
Tijdens stops mogen de dieren kuipen met water aangeboden krijgen. Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur tot 48 uur moet minimaal 0,6 m2 (7 vierkante voet) ruimte per vogel beschikbaar zijn voor een compatibele groep pelikanen.
Kroeskoppelikaan (Pelecanus crispus)
Voor een totale vervoerduur tot 48 uur moet minimaal 0,9 m2 (10 vierkante voet) ruimte per vogel beschikbaar zijn voor een compatibele groep pelikanen.
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur verdient luchtvervoer de voorkeur.
4.8 Grote katachtigen CR72
Grote katachtigen mogen los in compartimenten binnen een vrachtwagen, aanhangwagen of treinwagon worden vervoerd. De compartimenten moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
4.9 Berensoorten CR72
Berensoorten mogen los in compartimenten binnen een vrachtwagen, aanhangwagen of treinwagon worden vervoerd. De compartimenten moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
IJsberen vereisen specifieke temperatuursomstandigheden.
4.10 Wilde paarden- en ezelsoorten CR73
Algemene verzorging en laden
Wilde paarden- en ezelsoorten mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Geslachtsrijpe mannelijke dieren moeten afzonderlijk worden vervoerd en mogen zich niet in dezelfde aanhangwagen bevinden als vrouwelijke dieren. Vrouwelijke dieren die door niet-gespeende veulens worden vergezeld, mogen samen worden vervoerd indien dit door een erkende dierenarts is goedgekeurd. Alle andere gespeende jonge dieren en volwassen dieren moeten afzonderlijk in individuele compartimenten of containers worden vervoerd.
De dieren moeten met het hoofd naar voren of naar achteren worden vervoerd en nooit in de dwarsrichting worden vervoerd.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
Het voederen van wilde paardensoorten moet gedurende de 24 uur vóór het laden worden beperkt. Aan wilde paardensoorten mag vanaf drie uur vóór het laden geen voeder meer worden aangeboden.
4.11 Antilopesoorten CR73
Algemene verzorging en laden
Antilopen mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Antilopen mogen niet samen in groepen worden vervoerd indien zij:
• elkaar niet kennen;
• behoren tot verschillende soorten;
• agressief gedrag vertonen in kleine ruimten;
• van beduidend verschillende grootte of leeftijd zijn;
• geslachtsrijpe mannelijke dieren zijn;
• hoorns hebben;
• agressief zijn tegen elkaar.
Dit geldt niet voor dieren uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel met elkaar zijn, dieren die aan elkaar gewend zijn, dieren waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke jongen.
Geslachtsrijpe mannelijke dieren mogen niet in dezelfde aanhangwagen worden vervoerd als vrouwelijke dieren, tenzij zij zich in een afzonderlijke container of volledig afgescheiden compartiment bevinden.
Tot de antilopesoorten die afzonderlijk moeten worden vervoerd, behoren:
• duikers;
• klipspringers;
• rietbokken;
• reebokantilopen;
• sabelantilopen.
Aanbevolen wordt om alle dieren elk in een afzonderlijk compartiment te vervoeren.
Kleinere antilopesoorten en antilopesoorten waarbij verticale sprongen tot het normale gedrag behoren (bv. de klipspringer) moeten in containers en niet los in compartimenten worden vervoerd.
Het moet worden overwogen om de uiteinden van de hoorns van het dier af te dekken met kokers, elastisch materiaal of andere beschermingsmiddelen.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.12 Schapensoorten CR73
Algemene verzorging en laden
Schapensoorten mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Schapen mogen niet samen in groepen worden vervoerd indien zij:
• elkaar niet kennen;
• behoren tot verschillende soorten;
• agressief gedrag vertonen in kleine ruimten;
• van beduidend verschillende grootte of leeftijd zijn;
• geslachtsrijpe mannelijke dieren zijn;
• hoorns hebben;
• agressief zijn tegen elkaar.
Dit geldt niet voor dieren uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel met elkaar zijn, dieren die aan elkaar gewend zijn, dieren waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke jongen.
Geslachtsrijpe mannelijke dieren mogen niet in dezelfde aanhangwagen worden vervoerd als vrouwelijke dieren, tenzij zij zich in een afzonderlijke container of volledig afgescheiden compartiment bevinden.
Het wordt sterk aanbevolen om de dieren elk in een afzonderlijk compartiment te vervoeren.
Schapensoorten waarbij verticale sprongen tot het normale gedrag behoren (bv. dikhoornschapen), moeten in containers en niet los in compartimenten worden vervoerd.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.13 Buffel- en rundersoorten CR73
Algemene verzorging en laden
Buffel- en rundersoorten mogen los in compartimenten binnen vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. De compartimenten moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Geslachtsrijpe mannelijke dieren moeten afzonderlijk worden vervoerd en mogen zich niet in dezelfde aanhangwagen bevinden als vrouwelijke dieren. Vrouwelijke dieren die door niet-gespeende kalveren worden vergezeld, mogen samen worden vervoerd indien dit door een erkende dierenarts is goedgekeurd. Alle andere gespeende jonge dieren en volwassen dieren moeten afzonderlijk in individuele compartimenten of containers worden vervoerd.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.14 Giraffen CR73A
Algemene verzorging en laden
Giraffen mogen los in compartimenten binnen vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Geslachtsrijpe mannelijke dieren moeten afzonderlijk worden vervoerd en mogen zich niet in dezelfde aanhangwagen bevinden als vrouwelijke dieren.
Vrouwelijke dieren die door niet-gespeende kalveren worden vergezeld, mogen samen worden vervoerd indien dit door een erkende dierenarts is goedgekeurd.
Alle andere gespeende jonge dieren en volwassen dieren moeten afzonderlijk in individuele compartimenten of containers worden vervoerd.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur mag het aantal ruststops worden verhoogd en mag er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.15 Hertensoorten CR73
Algemene verzorging en laden
Hertensoorten mogen los in compartimenten binnen vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. De compartimenten moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Herten mogen niet samen in groepen worden vervoerd indien zij:
• elkaar niet kennen;
• behoren tot verschillende soorten;
• agressief gedrag vertonen in kleine ruimten;
• van beduidend verschillende grootte of leeftijd zijn;
• geslachtsrijpe mannelijke dieren zijn;
• een hard gewei dragen;
• agressief zijn tegen elkaar.
Dit geldt niet voor dieren zonder gewei uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel zijn, dieren zonder gewei die aan elkaar gewend zijn, dieren waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke jongen.
Aanbevolen wordt om alle dieren elk in een afzonderlijk compartiment te vervoeren.
Hoewel het vervoer van herten met een hard gewei niet wordt aanbevolen, mogen deze worden vervoerd zonder dat het gewei is afgeworpen of verwijderd, op voorwaarde dat de dieren allemaal van elkaar worden gescheiden en dat de primaire container of het primaire compartiment zo is ontworpen en geconstrueerd dat het gewei niet bekneld kan raken of het dier zichzelf, andere dieren in de buurt, verzorgers of vrachtafhandelaars niet kan verwonden. Aanhangwagens mogen alleen met uiterste voorzichtigheid worden gebruikt.
Het verdient de voorkeur en wordt ten zeerste aanbevolen om dieren met een gewei pas te vervoeren nadat zij hun gewei hebben afgeworpen.
Herten in de bast mogen niet worden vervoerd.
Muntjaks
Muntjaksoorten moeten overeenkomstig de regels inzake levende dieren worden verzonden. Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.16 Kleine kameelachtigen CR73
Algemene verzorging en laden
Kleine kameelachtigen mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Kleine kameelachtigen mogen niet samen in groepen worden vervoerd indien zij:
• elkaar niet kennen;
• behoren tot verschillende soorten;
• agressief gedrag vertonen in kleine ruimten;
• van beduidend verschillende grootte of leeftijd zijn;
• geslachtsrijpe mannelijke dieren zijn;
• agressief zijn tegen elkaar.
Dit geldt niet voor dieren uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel met elkaar zijn, dieren die aan elkaar gewend zijn, dieren waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke jongen.
Geslachtsrijpe mannelijke dieren mogen niet in dezelfde aanhangwagen worden vervoerd als vrouwelijke dieren.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.17 Tapirsoorten CR73
Algemene verzorging en laden
Tapirs mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Tapirs mogen niet samen in groepen worden vervoerd indien zij:
• elkaar niet kennen;
• agressief gedrag vertonen in kleine ruimten;
• van beduidend verschillende grootte of leeftijd zijn;
• geslachtsrijpe mannelijke dieren zijn;
• agressief zijn tegen elkaar.
Dit geldt niet voor dieren uit groepen waarvan is aangetoond dat zij compatibel met elkaar zijn, dieren die aan elkaar gewend zijn, dieren waarbij het scheiden leed veroorzaakt, of vrouwelijke dieren die vergezeld worden door afhankelijke jongen.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.18 Varkenssoorten CR74
Algemene verzorging en laden
Varkens mogen los, maar wel afzonderlijk, in compartimenten binnen vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. De compartimenten moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.19 Olifanten-, neushoorn- en nijlpaardsoorten CR71
Algemene verzorging en laden
Olifanten, neushoorns en nijlpaarden mogen in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Moederdieren en kalveren moeten in dezelfde krat worden vervoerd.
Nijlpaarden
De dieren moeten gedurende het vervoer regelmatig worden besproeid, afhankelijk van de omgevingsomstandigheden.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen. De container moet voldoende ruim zijn, zodat het dier zich via een wiegende beweging in staande positie kan manoeuvreren.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.
4.20 Xxxxxxxxxx XX00
Algemene verzorging en laden
Vinpotigen mogen los in vrachtwagens, aanhangwagens of treinwagons worden vervoerd. Vrachtwagens, aanhangwagens en treinwagons moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Het vochtgehalte van de huid en de juiste lichaamstemperatuur moeten in stand worden gehouden met behulp van bijvoorbeeld watersproeiers of druppelend ijs.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Walrussen
Walrussen moet altijd in een individuele container worden vervoerd. Voer- en waterbakken
Er hoeven geen bakken voor voer en water te worden verstrekt.
4.21 Kangoeroe- en wallabysoorten CR83
Algemene verzorging en laden
Kangoeroe- en wallabysoorten mogen in compartimenten met een schokdempende bekleding binnen een vrachtwagen, aanhangwagen of treinwagon worden vervoerd. De compartimenten moeten voldoen aan de minimumvereisten met betrekking tot sterkte, stabiliteit, veiligheid en afmetingen voor de constructie van containers.
Kangoeroes moeten afzonderlijk worden vervoerd. Dit geldt niet voor dieren waarvan het scheiden leed zal veroorzaken of voor vrouwelijke dieren waarbij een jong in de buidel aan de tepel vastzit.
Afmetingen en bezettingsdichtheid
Voor een totale vervoerduur van meer dan 48 uur moet het aantal ruststops worden verhoogd en moet er extra ruimte worden geboden wanneer het voertuig niet in beweging is. Er kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld om aan de algemene vervoersvoorwaarden te voldoen.
Strooisel
Om het gevaar van necrobacillose te voorkomen, mag geen prikkend materiaal zoals stro worden gebruikt.
Voer- en waterbakken
De bakken mogen niet in de aanhangwagen of het compartiment worden gemonteerd.