Pensioenreglement 2023
Pensioenreglement 2023
Versie 2023.1 per 1 januari 2023
Inhoudsopgave
2. Uw deelname aan deze pensioenregeling 4
4. De uitgangspunten voor de opbouw van pensioenkapitaal 12
6. Als u met onbetaald verlof gaat 28
8. Als uw deelname aan deze pensioenregeling stopt voor uw standaard pensioendatum 38
9. Als u arbeidsongeschikt wordt 42
10. Als u en uw partner uit elkaar gaan 49
11. De betaling van uw pensioen 56
12. De premie van uw pensioenregeling 60
13. Wat wij van uw werkgever verwachten 62
14. Wat mag u van het pensioenfonds verwachten? 62
15. Bijzondere situaties en overige bepalingen 63
1. Inleiding
In dit pensioenreglement kunt u alles lezen over uw pensioen bij het Pensioenfonds voor Huisartsen. Vanaf 1 januari 2022 geldt voor alle huisartsen en huisartsen in opleiding die verplicht deelnemer zijn aan de beroepspensioenregeling van het Pensioenfonds voor Huisartsen een premieregeling. U bouwt een pensioenkapitaal op, dat u later omzet in een levenslang ouderdomspensioen en een partnerpensioen voor uw partner en wezenpensioen voor uw minderjarige of studerende kinderen bij uw overlijden. U bent verzekerd voor partnerpensioen en wezenpensioen als u tijdens uw deelname komt te overlijden. Als u tijdens uw deelname arbeidsongeschikt wordt, neemt het pensioenfonds de premiebetaling voor uw pensioen onder voorwaarden van u over. En als u als huisarts in dienstverband werkt, kunt u in aanmerking komen voor arbeidsongeschiktheidspensioen. U vindt de exacte regels en uw rechten en verplichtingen terug in dit pensioenreglement.
In een premieregeling beleggen we uw pensioenpremie. Xxxxxxxx brengt risico met zich mee, maar ook de kans om rendement te maken. Dit betekent dat u niet weet wat de beleggingen op uw pensioendatum waard zullen zijn. Als de beleggingen tegenvallen, is er straks minder geld beschikbaar om pensioen aan te kopen. Dit betekent dat u een lagere pensioenuitkering krijgt dan u misschien had verwacht. Andersom geldt ook: er is later meer pensioenkapitaal beschikbaar om pensioen aan te kopen als de beleggingen meezitten. Dan kunt u juist een hogere pensioenuitkering krijgen dan u misschien had verwacht. Ook kan het zijn dat de levensverwachting is toegenomen tegen de tijd dat u met pensioen gaat. Het pensioenfonds moet dan langer uw pensioen uitkeren en dat betekent dat u dan per jaar minder pensioen kunt aankopen. Als de levensverwachting is afgenomen, kunt u juist meer pensioen aankopen. Tot slot is de aankoopprijs van uw pensioen afhankelijk van de rente op het aankoopmoment. Is de rente laag? Dan krijgt u voor het opgebouwde pensioenkapitaal een laag pensioen. Is de rente hoog? Dan kunt u met hetzelfde pensioenkapitaal een hoger pensioen aankopen. Niet alleen het pensioenkapitaal, maar ook de rentestand op het moment dat u het pensioen aankoopt, bepaalt dus hoe hoog uw pensioen wordt.
Dit pensioenreglement gaat over het pensioen dat u opbouwt vanaf 1 januari 2022. Het pensioen dat u tot die datum opbouwde, blijft natuurlijk bestaan. De regels die daarvoor nog gelden staan ook in dit pensioenreglement. Ook deze regels zijn herschreven. Zo kunt u er makkelijker kennis van nemen. U herkent ze aan de inspringende tekst op een blauwe achtergrond. Zijn er onduidelijkheden over de juiste toepassing van de regels? Xxx legt het pensioenfonds deze mede uit aan de hand van het oude pensioenreglement, zoals dat tot en met 31 december 2021 van toepassing was.
Aan het slot van het pensioenreglement vindt u een begrippenlijst, waarin de meeste gebruikte pensioentermen kort zijn uitgelegd.
Leeswijzer
In dit pensioenreglement spreken we de lezer aan met ‘u’. Daarmee bedoelen we alleen u als
deelnemer, voormalig deelnemer (‘gewezen deelnemer’) of gepensioneerde. Als we het over ‘we’, ‘wij’, ‘ons’ of ‘onze’ hebben, bedoelen we het Pensioenfonds voor Huisartsen. We wisselen deze woorden af met ‘het pensioenfonds’.
Wijzigingen doorgeven
Het is belangrijk dat het pensioenfonds op de hoogte blijft van veranderingen in uw persoonlijke situatie. Zo kunnen we uw pensioen actueel houden. In veel gevallen brengt de gemeente of uw eventuele werkgever ons op de hoogte van veranderingen.
U moet ons in ieder geval informeren als:
- u gaat samenwonen of als uw samenwoonrelatie eindigt;
- u gaat scheiden en u gebruik wilt maken van pensioenverevening;
- u verhuist naar het buitenland, ook als u een postadres in Nederland houdt;
- u arbeidsongeschikt wordt en in aanmerking komt voor premievrijstelling.
Wat wij precies van u verwachten, leest u in hoofdstuk 3 van dit pensioenreglement en in de hoofdstukken over scheiding en arbeidsongeschiktheid.
2. Uw deelname aan deze pensioenregeling
2.1. Wanneer ben ik deelnemer?
2.1.1. Voor wie geldt deze pensioenregeling?
U neemt deel aan deze pensioenregeling als u arts bent en in Nederland als huisarts werkt of de opleiding tot huisarts volgt. Deelname is verplicht, maar alleen als u in Nederland woont en de pensioenleeftijd nog niet hebt bereikt. Waar u woont, wordt naar de omstandigheden beoordeeld. De verplichting tot deelname aan deze pensioenregeling ligt vast in het verplichtstellingsbesluit dat door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is afgegeven op 5 oktober 2020. U vindt dit besluit in de Staatscourant 2020, nummer 43760. Het pensioenfonds beslist aan de hand van de tekst van dit besluit of u verplicht bent om deel te nemen aan deze pensioenregeling.
2.1.2. Voor wie geldt deze pensioenregeling niet?
U neemt niet deel aan deze pensioenregeling als u als arts uw beroep uitsluitend uitoefent in dienst- verband (als werknemer met een arbeidsovereenkomst of als ambtenaar) en u op grond daarvan al deelneemt aan een andere pensioenregeling. Daarbij moet u voldoen aan een van de volgende voorwaarden:
- u hebt een dienstverband bij een bedrijf of instelling met een eigen pensioenregeling en u neemt deel aan die pensioenregeling. Het bedrijf of de instelling moet die pensioenregeling dan wel vóór 28 maart 1972 hebben getroffen. Ook moet die pensioenregeling ten minste gelijkwaardig zijn aan de in dit pensioenreglement geregelde pensioenregeling; of
- u neemt deel aan de pensioenregeling van het ABP, omdat op uw dienstverband de Wet privatisering ABP van toepassing is; of
- u neemt verplicht deel aan de pensioenregeling van Pensioenfonds Zorg & Welzijn, vanwege uw dienstverband bij een instelling die onder beheer staat van een rechtspersoon zonder winstoogmerk. In die instelling wordt binnen het kader van een samenwerkings- overeenkomst vanuit een gezamenlijke huisvesting multidisciplinaire eerstelijns hulp- verlening verleend door de disciplines in de eerstelijns gezondheidszorg. Het gaat daarbij ten minste om de disciplines huisartsgeneeskunde, maatschappelijk werk en wijkverpleging.
2.2. Wanneer start mijn deelname?
Voldoet u op 1 januari 2022 aan de voorwaarden voor deelname als genoemd in artikel 2.1? Dan start uw deelname op die dag. Voldoet u pas later aan de voorwaarden voor deelname, of gaat u daar later opnieuw aan voldoen? Dan start uw deelname op de eerste dag waarop u (opnieuw) voldoet aan de voorwaarden voor deelname.
2.3. Wanneer stopt mijn deelname?
Uw deelname stopt:
- op de dag waarop u voor het laatst voldeed aan de voorwaarden voor deelname aan deze pensioenregeling; of
- op de dag dat u overlijdt.
Xxxx u deelnemer en wordt u 68 jaar? Dan stopt uw deelname niet op dat moment, maar op de laatste dag van de maand waarin u 68 jaar bent geworden.
Let op als u arbeidsongeschikt bent!
Xxxx u arbeidsongeschikt op het moment dat u niet meer voldoet aan de voorwaarden voor deelname en zet het pensioenfonds de betaling van uw pensioenpremie voort op grond van artikel 9.1? Dan stopt uw deelname:
- als uw ouderdomspensioen volledig ingaat, maar uiterlijk op de laatste dag van de maand waarin u 68 jaar wordt; of
- als het pensioenfonds de betaling van uw pensioenpremie niet meer voortzet volgens artikel 9.1; of
- op de dag dat u overlijdt.
2.4. Inkomende waardeoverdracht
2.4.1. U kunt kiezen voor waardeoverdracht
Xxxx u deelnemer aan deze pensioenregeling? En hebt u pensioen(kapitaal) opgebouwd bij een vorige werkgever of in een beroepspensioenregeling? Dan kunt u de waarde van het pensioen dat u opbouwde bij uw vorige pensioenuitvoerder meenemen naar ons pensioenfonds. Dit heet waarde- overdracht. U kunt dit bij ons aanvragen. Wij maken dan een opgave. Daarin staat hoeveel pensioen of pensioenkapitaal u bij ons krijgt als u kiest voor waardeoverdracht. Gaat u akkoord en wordt de waarde overgedragen? Xxx krijgt u:
- extra pensioenkapitaal;
- extra deelnemersjaren voor de berekening van partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden vóór uw pensioeningangsdatum. Daarbij is het mogelijk om – in afwijking van artikel 7.4.3.1 en 7.6.3.1 – deelnemersjaren vóór 1 januari 2022 vast te stellen.
Op dit extra pensioen(kapitaal) zijn de regels van dit pensioenreglement van toepassing. U hebt daarna geen pensioen meer bij uw oude pensioenuitvoerder. Het pensioenfonds volgt de Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde regelgeving.
Xxxx u 58 jaar of ouder op het moment van de waardeoverdracht? En hebt u gekozen voor een stabiele uitkering als bedoeld in artikel 4.6? Dan wenden we de ontvangen waarde gedeeltelijk aan
voor een aanspraak op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen volgens artikel 4.6 en de trede uit de tabel van dat artikel.
Let op!
Startte uw deelname aan de pensioenregeling van het Pensioenfonds voor Huisartsen vóór 1 januari 2015? Dan kon u uitsluitend waardeoverdracht aanvragen bij ons pensioenfonds binnen zes maanden na de start van uw deelname aan onze pensioenregeling.
2.4.2. Inkomende waardeoverdracht van uw kleine pensioen
Als u bij beëindiging van uw deelname aan een vorige pensioenregeling een klein pensioen hebt opgebouwd, kan uw vorige pensioenuitvoerder uw kleine pensioen zonder uw instemming overdragen aan ons pensioenfonds. U hebt een klein pensioen als de uitkering van het ouderdoms- pensioen op jaarbasis op de standaard pensioendatum minder zal bedragen dan het bedrag dat is genoemd in artikel 78 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling (€ 594,89 in 2023). Uw vorige pensioenuitvoerder kan uw pensioen overdragen nadat het Pensioenregister aan hem heeft doorgegeven dat u een pensioenkapitaal bij ons opbouwt. Voor het bedrag dat uw oude pensioenuitvoerder overdraagt krijgt u bij ons extra pensioenkapitaal. Dat gebeurt op de manier zoals beschreven in artikel 2.4.1.
2.4.3. Inkomende waardeoverdracht als u gescheiden bent
2.4.4. Inkomende waardeoverdracht tot en met 31 december 2021
Hebt u vóór 1 januari 2022 de waarde van het pensioen dat u opbouwde bij uw vorige pensioenuitvoerder meegenomen naar ons pensioenfonds? Xxx heeft u daarvoor extra aanspraken op normpensioen gekregen. Het pensioenfonds verhoogt deze extra aanspraken op normpensioen, in afwijking van artikel 11.2.1, jaarlijks onvoorwaardelijk met minimaal 2,25%. Ligt de overdrachtsdatum van de waardeoverdracht vóór 1 januari 2015? Xxx bedraagt de jaarlijkse verhoging minimaal 3,75%.
3. Wat wij van u verwachten
3.1. Wat moet ik doen als ik aan de voorwaarden voor deelname ga voldoen?
Gaat u voldoen aan de voorwaarden voor deelname aan deze pensioenregeling volgens artikel 2.1? Dan bent u verplicht om zich bij het pensioenfonds aan te melden. Dit kunt u schriftelijk of per e- mail doen, of via de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxx. U moet daarbij aangeven op welke manier(en) u uw beroep uitoefent: als vrijgevestigd huisarts of als waarnemend huisarts.
Werkt u als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding? Xxx xxxxx uw werkgever u aan. Voor de aanmelding hebben u of uw werkgever één maand de tijd nadat u aan de voorwaarden voor
deelname bent gaan voldoen. Als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding bent u zelf verantwoordelijk voor uw aanmelding. Heeft uw werkgever u niet binnen één maand aangemeld? Dan moet u zich alsnog zelf aanmelden bij het pensioenfonds. Bent u directeur-grootaandeelhouder van de besloten vennootschap waarin u uw praktijk uitoefent? Dan zien wij u als huisarts in dienstverband én als werkgever. Dat betekent dat u aan zowel de verplichtingen voor een werkgever moet voldoen als aan die voor een huisarts in dienstverband.
Het is belangrijk dat u zich op tijd aanmeldt!
Op tijd aanmelden voorkomt dat u of uw nabestaanden onverzekerd zijn. Pas nadat u zich hebt aangemeld, bent u verzekerd voor arbeidsongeschiktheid en overlijden. Dat betekent bijvoorbeeld dat uw partner en uw kinderen geen pensioen krijgen als u overlijdt voordat u bent aangemeld. Als u zich niet op tijd aanmeldt, moet u premie betalen vanaf het moment dat u verplicht was om deel te nemen aan deze pensioenregeling. Let erop dat u uw partner met wie u een samenwoonrelatie hebt, of met wie u in het buitenland getrouwd bent, apart moet aanmelden. Zie hiervoor artikel 3.3.2 en 3.3.3.
3.2. Wat moet ik doen als ik niet meer aan de voorwaarden voor deelname voldoe?
Voldoet u niet meer aan de voorwaarden voor deelname aan deze pensioenregeling volgens artikel 2.1? En oefende u uw beroep uit als vrijgevestigd huisarts of als waarnemend huisarts? Dan bent u verplicht om zich bij het pensioenfonds af te melden. Dit kunt u schriftelijk of per e-mail doen, of via Mijn SPH op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Werkte u als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding? Dan moet uw werkgever u afmelden bij het pensioenfonds. Voor de afmelding hebben u of uw werkgever één maand de tijd nadat u niet meer voldoet aan de voorwaarden voor deelname. Als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding bent u uiteindelijk zelf verantwoordelijke voor uw afmelding. Heeft uw werkgever u niet binnen één maand afgemeld? Dan moet u zich alsnog zelf afmelden bij het pensioenfonds.
Dit geldt als u zich niet op tijd afmeldt:
Bij de vaststelling van de hoogte van de pensioenaanspraken gaat het pensioenfonds uit van de datum waarop u niet meer voldoet aan de voorwaarden voor deelname. U, uw partner, uw ex- partner en uw kinderen kunnen niet méér pensioenaanspraken ontlenen aan dit pensioenreglement dan waartoe het pensioenfonds verplicht is bij beëindiging van uw deelname.
3.3. Wat moet ik doen als er iets in mijn situatie verandert?
In dit artikel staat wanneer u het aan het pensioenfonds moet laten weten als er iets verandert in uw privé- of werksituatie. In alle gevallen kunt u dit schriftelijk of per e-mail doen.
3.3.1. Als er iets verandert in de manier waarop u uw beroep als huisarts uitoefent
Verandert de manier waarop u uw beroep als huisarts uitoefent? Dan bent u verplicht dit te melden aan het pensioenfonds binnen een maand nadat de wijziging is ingegaan.
3.3.2. Als u gaat trouwen terwijl u in het buitenland woont
Woont u in Nederland en gaat u trouwen of gaat u een geregistreerd partnerschap aan? Dan krijgt het pensioenfonds deze informatie vanzelf vanuit de Basisregistratie Personen. Dat geldt niet als u in het buitenland woont en gaat trouwen. Daarom bent u verplicht dit te melden aan het pensioen-
fonds. Dit geldt óók als u geen deelnemer meer bent aan deze pensioenregeling. U meldt uw huwelijk of geregistreerd partnerschap binnen een maand nadat dit is gesloten.
Het is belangrijk dat u uw huwelijk of geregistreerd partnerschap op tijd meldt!
Als u overlijdt voordat u uw huwelijk of geregistreerd partnerschap bij het pensioenfonds hebt gemeld, heeft uw partner geen recht op partnerpensioen. Als datum van aanmelding geldt de dag waarop we de aanmelding, inclusief bewijsstukken, hebben ontvangen.
Gaat u samenwonen? Dan bent u verplicht uw partner aan te melden bij het pensioenfonds. Dit geldt óók als u geen deelnemer meer bent aan deze pensioenregeling. U meldt uw partner aan binnen een maand nadat uw relatie voldoet aan de hiernavolgende voorwaarden:
- uw partner is niet getrouwd en is ook geen geregistreerd partnerschap aangegaan met iemand anders; en
- uw partner is geen bloed- of aanverwant van u in de rechte lijn. U kunt uw ouder of uw kind dus niet aanmelden als partner.
Het is belangrijk dat u uw partner op tijd aanmeldt!
Als u overlijdt voordat u uw partner bij het pensioenfonds hebt aangemeld, heeft uw partner geen recht op partnerpensioen. Als datum van aanmelding geldt de dag waarop we de aanmelding hebben ontvangen.
Let op als u in 2015 koos voor het niet opbouwen van partnerpensioen!
3.3.4. Als u gaat scheiden of als uw samenwoonrelatie eindigt
Gaat u scheiden of eindigt uw geregistreerd partnerschap? Dan krijgt het pensioenfonds deze informatie vanzelf vanuit de Basisregistratie Personen. U hoeft dus niets te doen. Eindigt uw samenwoonrelatie? Of gaat u scheiden in het buitenland of eindigt uw geregistreerd partnerschap in het buitenland? Dan zijn u en uw ex-partner verplicht dit te melden aan het pensioenfonds, inclusief de datum van beëindiging. Dit doet u binnen een maand na het einde van uw relatie. Deze verplichting geldt óók als u geen deelnemer meer bent aan deze pensioenregeling of als u gepensioneerd bent.
Let op!
Als u het einde van uw samenwoonrelatie of het einde van uw huwelijk of geregistreerd partnerschap in het buitenland meldt, moet u aan het pensioenfonds een bewijs sturen van de beëindiging. Dat kunt u bijvoorbeeld doen door:
- een kopie op te sturen van de officiële akte waaruit de scheiding blijkt; of
- een kopie op te sturen van de notariële akte waaruit het einde van de samenlevings- overeenkomst blijkt; of
- een uittreksel uit het bevolkingsregister van uw woonland op te sturen, waaruit blijkt dat u niet meer op hetzelfde adres bent ingeschreven.
Als tijdstip van beëindiging van uw samenwoonrelatie geldt de datum die u en uw ex-partner samen vaststellen en aan ons doorgeven. Komt u er samen niet uit? Geef dit dan zo snel mogelijk aan ons door. We gaan dan uit van de dag waarop we uw melding, inclusief bewijsstukken, hebben ontvangen. Trouwt u met iemand anders, gaat u een geregistreerd partnerschap aan met iemand anders of meldt u een andere partner aan, terwijl uw vorige partner nog niet was afgemeld? Dan beschouwen we de dag voorafgaand aan het huwelijk, geregistreerd partnerschap of aanmelding als de datum van beëindiging van uw vorige samenwoonrelatie.
3.4. Welke informatieplichten heb ik nog meer?
3.4.1. U hebt een algemene informatieplicht
Het pensioenfonds kan deze pensioenregeling alleen juist uitvoeren als het beschikt over alle benodigde informatie. Daarom bent u wettelijk verplicht alle informatie te verstrekken die het pensioenfonds nodig heeft voor het vaststellen van uw deelnemerschap en uw pensioenaanspraken, pensioenrechten en verplichtingen. Dit moet u doen binnen de termijn die het pensioenfonds daarvoor stelt en op de manier die het pensioenfonds aangeeft. Als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent, geeft uw werkgever al veel informatie aan het pensioenfonds. U bent verplicht deze informatie te controleren en zo nodig aan te vullen als het pensioenfonds daar om vraagt.
Deze plicht geldt voor iedereen met pensioenaanspraken en pensioenrechten!
U hebt deze verplichting niet alleen zolang u deelnemer bent, maar ook daarna. Dit geldt ook voor anderen, zoals uw (ex-)partner, die bij het pensioenfonds pensioenaanspraken of pensioenrechten hebben.
3.4.1.1. Wat gebeurt er als ik mijn informatieplicht niet nakom?
Geeft u niet, niet tijdig of niet volledig de gevraagde informatie aan het pensioenfonds? Dan stelt het pensioenfonds de aanspraak of het recht op pensioen vast op grond van de beschikbare gegevens. Of naar beste weten op grond van door het pensioenfonds te bepalen gegevens.
Ontvangen we de gegevens die we nodig hebben voor het vaststellen van uw pensioengevend inkomen niet binnen de termijn die we daarvoor hebben vastgesteld? Dan stellen we uw pensioen- gevend inkomen vast op het maximale pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 4.2.2. Het pensioenfonds is niet aansprakelijk voor de gevolgen, waaronder de fiscale gevolgen, van het op deze manier vastgestelde pensioengevend inkomen. Het pensioenfonds kan het uitkeren van een pensioenrecht stoppen of uitstellen als het niet over alle noodzakelijke informatie beschikt.
3.4.2. U hebt een boekhoudplicht
U bent verplicht tot het bijhouden van een boekhouding. Dat moet u zodanig doen, dat uit die boekhouding de gegevens blijken die het pensioenfonds nodig heeft voor het vaststellen van uw deelnemerschap en uw pensioenaanspraken, pensioenrechten en verplichtingen. Als het pensioen- fonds daarom vraagt, moet u het inzage geven in deze boekhouding en in de bescheiden die daaraan ten grondslag liggen, voor zover daaruit de bedoelde gegevens zijn af te leiden.
3.5. Hoe doe ik een verzoek of mededeling aan het pensioenfonds?
Wilt u een verzoek indienen bij het pensioenfonds? Dan kunt u dat schriftelijk, per e-mail of via de website van het pensioenfonds doen. Dit geldt ook voor de mededelingen die u op grond van dit pensioenreglement aan het pensioenfonds moet doen. Het pensioenreglement of het pensioen- fonds kan nadere instructies geven of iets anders bepalen.
3.6. Geen aansprakelijkheid van het pensioenfonds
Het is belangrijk dat u uw gegevens tijdig, volledig en juist aan ons doorgeeft. U bent en blijft daar zelf verantwoordelijk voor. Dit geldt ook voor uw (ex-)partner en/of uw kinderen als zij partner- pensioen of wezenpensioen ontvangen. Geeft u (of uw (ex-)partner of kinderen) de informatie niet tijdig, niet volledig of niet juist aan ons door? Dan bent en blijft u volledig aansprakelijk voor de fiscale en andere gevolgen die dit kan hebben.
Het pensioenfonds is ook niet aansprakelijk voor de gevolgen van het niet voldoen aan de verplichtingen op grond van dit pensioenreglement. Ook is het pensioenfonds niet aansprakelijk voor de gevolgen als u niet of niet tijdig uw pensioenpremie betaalt.
Als het pensioenfonds alles heeft gedaan wat in zijn macht ligt om de pensioenpremie bij u te incasseren, waaronder het volgen van de gebruikelijke incassoprocedure, en u hebt uw openstaande vordering niet betaald, dan zal het bestuur van het pensioenfonds besluiten om de pensioenopbouw die correspondeert met deze openstaande vordering niet toe te kennen.
3.7. Wat geldt voor het betalen van de pensioenpremie?
3.7.1. De nota voor de pensioenpremie
Wat geldt voor de nota voor de pensioenpremie, is afhankelijk van de manier waarop u uw beroep als huisarts uitoefent.
Als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent
Als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent
Betaalt uw werkgever de pensioenpremie niet of niet volledig? Dan moet u zelf de pensioenpremie betalen aan het pensioenfonds.
3.7.2. Wanneer moet ik de pensioenpremie betalen?
Het pensioenfonds stelt de premie maandelijks vast. U, of uw werkgever, betaalt uw premie in deze maandelijkse termijnen. Daarvoor krijgt u, of uw werkgever, elke maand een nota.
Betaal op tijd!
Als u of uw werkgever uw maandpremie vóór de vervaldatum op de nota betaalt, belegt het pensioenfonds uw premie bij volledige betaling op het laatste handelsmoment van die maand. Ontvangen we uw maandpremie later? Dan beleggen we uw premie op het eerst mogelijke handelsmoment daaropvolgend. Het pensioenfonds is hierover geen rente aan u verschuldigd. Ook is het pensioenfonds niet aansprakelijk voor misgelopen rendement. Bij te late betaling kan het pensioenfonds incassokosten in rekening brengen.
3.7.3. Wat gebeurt er als ik te veel premie heb betaald?
Het pensioenfonds betaalt u dan de te veel betaalde premie terug, of verrekent deze met uw volgende premienota. De premie wordt onttrokken aan uw pensioenkapitaal op het laatste handelsmoment voor het moment van terugbetaling. Het pensioenfonds is geen rente aan u verschuldigd. Ook is het pensioenfonds niet aansprakelijk voor eventueel negatief rendement over de te veel betaalde premie.
Let op!
Dit artikellid geldt alleen voor te veel betaalde premie in deze premieregeling.
3.7.4. Wat gebeurt er als ik te weinig premie heb betaald?
U bent dan de premie alsnog verschuldigd. Deze wordt toegevoegd aan uw pensioenkapitaal per het eerstvolgende handelsmoment na ontvangst van de premie en wordt niet met terugwerkende kracht verwerkt. Het pensioenfonds is niet aansprakelijk voor eventueel misgelopen rendement over de te weinig betaalde premie.
Let op!
Dit artikellid geldt alleen voor te weinig betaalde premie in deze premieregeling.
3.7.5. Wat geldt als ik pensioenpremie terugkrijg of nog moet betalen over 2021 of eerder?
Als u te veel pensioenpremie hebt betaald over 2021 of eerder, betalen we die premie aan u terug. U krijgt ook rente vergoed over dit bedrag. Het bestuur van het pensioenfonds stelt het rentepercentage vast.
Hebt u op 31 december 2021 nog niet alle pensioenpremies betaald die betrekking hebben op 2021 of eerder? Dan blijft u verplicht deze premies te betalen. Dit geldt voor premies die u niet hebt betaald voor de vervaldatum op de premienota én voor premies die verschuldigd zijn naar aanleiding van een correctie op uw (inkomens)gegevens met terugwerkende kracht. U moet ook rente betalen over de extra premie. Het bestuur van het pensioenfonds stelt het rentepercentage vast.
3.7.6. Wat als mijn deelname stopt?
Als uw deelname stopt, stopt ook de verplichting om premie te betalen voor toekomstige maanden. De laatste maand waarover u premie moet betalen, is de maand waarin uw deelname stopt. Premie die betrekking heeft op de periode waarin u deelnemer was en die nog niet is betaald, moet u nog wel betalen.
4. De uitgangspunten voor de opbouw van pensioenkapitaal
4.1. Inleiding
Met het grootste deel van de premie die u betaalt bouwt u pensioenkapitaal op. Dit pensioen- kapitaal zetten we later om in een ouderdomspensioen, een partnerpensioen en een wezen- pensioen. Hoe en wanneer we uw pensioenkapitaal omzetten, leest u in artikel 4.6 en 4.7.
Elke maand bouwt u met een deel van uw pensioenpremie een deel van uw pensioenkapitaal op. Dit deel van de totale premie die u betaalt heet de beschikbare premie. De beschikbare premie is in 2023 21,91% van uw pensioengrondslag. Dit is inclusief de opslag voor toekomstige uitvoeringskosten.
4.2. Hoe stelt het pensioenfonds mijn pensioengrondslag vast?
Uw pensioengrondslag is gebaseerd op uw inkomen. Het deel van uw inkomen dat het pensioen- fonds meetelt, is uw pensioengevend inkomen. Het pensioenfonds houdt er al rekening mee dat u later een AOW-uitkering van de overheid krijgt. Daarom bouwt u niet over uw hele pensioengevend inkomen pensioen op. Het deel van uw pensioengevend inkomen waarover u geen pensioen opbouwt heet de franchise. Deze franchise trekt het pensioenfonds af van uw pensioengevend inkomen. Wat overblijft is de pensioengrondslag: uw pensioengevend inkomen min de franchise.
Het pensioenfonds stelt de pensioengrondslag vast bij de start van uw deelname en vervolgens jaarlijks, aan het begin van elk kalenderjaar. De pensioengrondslag wordt ten minste vastgesteld op nihil.
4.2.1. Hoe hoog is de franchise?
In 2023 is de franchise € 16.322. Werkt u parttime? Dan vermenigvuldigen we de franchise met uw parttimepercentage.
Dit geldt ook:
- Het pensioenfonds stelt de franchise elk jaar per 1 januari opnieuw vast.
- De franchise is gelijk aan 100/75e maal de enkelvoudige AOW-uitkering die een gehuwd persoon per jaar krijgt, inclusief vakantietoeslag. Het pensioenfonds gaat uit van de AOW- uitkering per 1 januari van het jaar waarvoor de franchise wordt vastgesteld.
- De franchise kan nooit lager zijn dan het in artikel 18a, lid 7, van de Wet op de loonbelasting 1964 beschreven bedrag.
4.2.2. Wat is mijn pensioengevend inkomen?
Hoe het pensioenfonds uw pensioengevend inkomen vaststelt, is afhankelijk van de manier waarop u uw beroep als huisarts of huisarts in opleiding uitoefent. Hierover leest u meer in de volgende artikelen.
Er geldt een maximum voor het pensioengevend inkomen
Uw pensioengevend inkomen is maximaal gelijk aan € 128.810 (in 2023). Dit is het wettelijke bedrag. Het is te vinden in artikel 18ga van de Wet op de loonbelasting 1964. Werkt u parttime? Dan vermenigvuldigen we het wettelijke bedrag met uw parttimepercentage.
4.2.3. Hoe stelt het pensioenfonds mijn parttimepercentage vast?
Hoe we uw parttimepercentage vaststellen, is afhankelijk van de manier waarop u uw beroep als huisarts uitoefent. We ronden uw parttimepercentage rekenkundig af op twee decimalen nauwkeurig. Uw parttimepercentage is maximaal 100%.
Als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent
Uw parttimepercentage is de verhouding tussen het totaal aantal uren dat u in een kalenderjaar als vrijgevestigd huisarts en/of waarnemend huisarts werkte en 1.750 uur, vermenigvuldigd met 100%. We kijken naar uw gewerkte uren in hetzelfde kalenderjaar als waarvan uw winst voor de vaststelling van uw pensioengevend inkomen in aanmerking wordt genomen.
Hebt u niet dat hele kalenderjaar als vrijgevestigd of waarnemend huisarts gewerkt? Dan delen we het totaal van de door u als vrijgevestigd of waarnemend huisarts gewerkte uren door het aantal maanden dat u in dat kalenderjaar als vrijgevestigd of waarnemend huisarts werkzaam was en vermenigvuldigen dat met 12.
Als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent
Uw parttimepercentage is de verhouding tussen het door u en uw werkgever overeengekomen aantal werkuren per week en 40 uur (als u huisarts in dienstverband bent) of 38 uur (als u huisarts in opleiding bent), vermenigvuldigd met 100%.
4.3. Uw pensioengevend inkomen als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent
4.3.1. Hoe stelt het pensioenfonds mijn pensioengevend inkomen vast?
We baseren uw pensioengevend inkomen op de winst die u hebt genoten door het uitoefenen van het huisartsenberoep. We gaan elk kalenderjaar uit van de winst die u hebt genoten in het derde kalenderjaar daaraan voorafgaand. In 2023 is uw pensioengevend inkomen dus gebaseerd op de winst die u in 2020 maakte. Onder winst verstaan we de fiscale winst uit onderneming vóór toevoeging aan (of afneming van) de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de in het derde kalenderjaar voorafgaand aan het lopende kalenderjaar voor het laatst door het pensioenfonds vastgestelde totale pensioenpremie die op u betrekking heeft. De winst wordt ten minste vastgesteld op nihil.
Let op als u niet het hele jaar als vrijgevestigd of waarnemend huisarts hebt gewerkt!
Hebt u in het jaar waarover we de winst vaststellen niet het hele kalenderjaar gewerkt als vrijgevestigd of waarnemend huisarts? Dan bepalen we de winst op de genoten winst, gedeeld door het aantal maanden waarin u als vrijgevestigd of waarnemend huisarts hebt gewerkt, vermenigvuldigd met 12. U kunt het pensioenfonds verzoeken om in plaats van de aldus vastgestelde winst uit te gaan van een schatting van de winst van het actuele kalenderjaar. We stellen uw pensioengevend inkomen dan vast op de manier die is beschreven in artikel 4.3.2. Uw winst kan in dat geval echter nooit hoger zijn dan de werkelijke winst die u hebt genoten in het derde kalenderjaar voorafgaand aan het actuele kalenderjaar.
In de eerste drie kalenderjaren dat u uw beroep uitoefent als vrijgevestigd of waarnemend huisarts baseren we uw pensioengevend inkomen op uw winst van het kalenderjaar zelf. We stellen de winst eerst vast op basis van de door u aan het pensioenfonds opgegeven schatting. Daarna geeft u uiterlijk binnen 24 maanden na afloop van het kalenderjaar de definitieve winst aan ons door. Op basis van deze opgave stellen we de definitieve pensioengrondslag en pensioenpremie zo snel mogelijk vast.
4.3.3. Hoe stelt het pensioenfonds mijn pensioengevend inkomen vast na een onderbreking? Oefent u uw beroep als vrijgevestigd of waarnemend huisarts niet aansluitend uit? Xxx stelt het pensioenfonds het aanvangsjaar opnieuw vast. Het opnieuw vastgestelde aanvangsjaar is het
kalenderjaar waarin u uw beroep weer als vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent gaan
Hebt u geen recht meer op premievrijstelling wegens beroepsarbeidsongeschiktheid en gaat u (weer) werken als vrijgevestigd of waarnemend huisarts? Dan stelt het pensioenfonds uw pensioengevend inkomen vast overeenkomstig artikel 4.3.2. Dat doen we tot en met het tweede kalenderjaar na het kalenderjaar waarin uw beroepsarbeidsongeschiktheid is geëindigd. Of tot en met het derde kalenderjaar als uw beroepsarbeidsongeschiktheid is geëindigd op 31 december.
4.3.5. Kan ik verzoeken om vaststelling van een verlaagd pensioengevend inkomen?
Is een van de volgende situaties op u van toepassing? Dan kunt u het pensioenfonds schriftelijk of per e-mail verzoeken om toepassing van een lagere winst voor de vaststelling van uw pensioengevend inkomen.
- U laat uw ouderdomspensioen van het pensioenfonds eerder ingaan en u blijft als vrijgevestigd of waarnemend huisarts werken. U kunt het pensioenfonds verzoeken om uw pensioengevend inkomen te baseren op de lagere winst uit het kalenderjaar zelf. Dat kan vanaf het moment dat uw ouderdomspensioen ingaat en in de daarop volgende drie kalenderjaren.
- U stopt als vrijgevestigd huisarts en u zet uw werk aansluitend voort als waarnemend huisarts. U kunt het pensioenfonds verzoeken om uw pensioengevend inkomen te baseren op de lagere winst uit het kalenderjaar zelf. Dat kan vanaf het moment dat u als waarnemend huisarts gaat werken en in de daarop volgende drie kalenderjaren.
- U gaat naast uw werk als vrijgevestigd of waarnemend huisarts een dienstverband aan, waardoor uw werkzaamheden als vrijgevestigd of waarnemend huisarts sterk verminderen. Bovendien bouwt u vanwege dat dienstverband bij ons of ergens anders verplicht pensioen op. U kunt het pensioenfonds verzoeken om uw pensioengevend inkomen te baseren op de lagere winst uit het kalenderjaar zelf. Dat kan vanaf het moment dat u het dienstverband bent aangegaan en in de daarop volgende drie kalenderjaren.
Het pensioenfonds kan nadere voorwaarden stellen bij het toewijzen van uw verzoek.
4.3.6. Wat is mijn pensioengevend inkomen als ik zwangerschaps- of bevallingsverlof heb genoten?
Hebt u in het kalenderjaar waarover we uw winst vaststellen een periode van zwangerschaps- of bevallingsverlof genoten? Dan kunt u het pensioenfonds bij het doorgeven van uw winst over dat jaar verzoeken om uw pensioengevend inkomen te baseren op maximaal de gemiddelde winst van de vijf kalenderjaren die voorafgaan aan het kalenderjaar waarin uw zwangerschaps- of bevallingsverlof begon. Dit kan alleen als deze gemiddelde winst hoger is dan de winst die het pensioenfonds in aanmerking zou nemen volgens artikel 4.3.1 tot en met 4.3.4. We stellen uw pensioengevend inkomen op basis van de gemiddelde winst op dezelfde manier vast als in artikel
7.4.3.1. Nam u korter dan vijf jaar deel aan deze pensioenregeling als vrijgevestigd of waarnemend huisarts? Dan baseren we uw pensioengevend inkomen op de gemiddelde winst over deze kortere periode.
Hebt u zwangerschaps- of bevallingsverlof genoten in de eerste drie jaar dat u als vrijgevestigd of waarnemend huisarts werkte? Dan kunt u het pensioenfonds verzoeken om uw pensioengevend inkomen te baseren op de winst uit het kalenderjaar zelf alsof er geen sprake was van afwezigheid als gevolg van zwangerschaps- of bevallingsverlof.
Voor het op grond van artikel 4.2.3 vaststellen van het aantal gewerkte uren, zien we – op uw verzoek – een periode van zwangerschaps- of bevallingsverlof niet als een onderbreking.
4.3.7. Hoe stelt het pensioenfonds mijn pensioengevend inkomen vast als ik mijn beroep op meerdere manieren uitoefen?
Oefent u uw beroep als huisarts in een kalendermaand op meerdere manieren uit? Dus zowel als vrijgevestigd huisarts en/of als waarnemend huisarts en/of als huisarts in dienstverband? Dan kan uw pensioengevend inkomen in die maand nooit hoger zijn dan € 10.734 (in 2023). Dat is 1/12e deel van het maximale pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 4.2.2. Zou uw pensioengevend inkomen zonder deze maximering hoger zijn dan € 10.734 (in 2023)? Dan wordt uw pensioengevend inkomen als vrijgevestigd of waarnemend huisarts zodanig verlaagd, dat uw totale pensioengevend inkomen gelijk is aan het in de betreffende maand geldende maximum.
Het pensioenfonds voert de toets op het overschrijden van het maximum pensioengevend inkomen zo mogelijk direct uit. En als dat niet mogelijk is, zo snel mogelijk na afloop van het kalenderjaar.
4.4. Uw pensioengevend inkomen als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent
4.4.1. Hoe stelt het pensioenfonds mijn pensioengevend inkomen vast?
Uw pensioengevend inkomen is gelijk aan uw vaste jaarsalaris in het kalenderjaar plus uw variabel jaarsalaris van het jaar daarvóór.
4.4.2. Hoe stelt het pensioenfonds mijn variabel jaarsalaris vast als ik geen heel jaar gewerkt heb als huisarts?
We gaan uit van uw variabel jaarsalaris van het jaar ervoor. Als u nog niet zo lang deelneemt als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding, kan het voorkomen dat u:
- in de loop van het vorige jaar bent gaan deelnemen als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding en dus in het vorige jaar geen heel jaar variabel salaris hebt ontvangen; of
- in het vorige jaar nog niet deelnam als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding en dus ook nog geen variabel salaris ontving.
Als deze situatie zich voordoet, gaan we hier als volgt mee om:
Als u in de loop van het vorige jaar bent gaan deelnemen als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding
We verhogen uw variabel jaarsalaris van het jaar waarin u in dienst trad naar rato alsof u het hele jaar als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding hebt gewerkt.
Als u in het vorige jaar nog niet deelnam als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding Bij de start van uw deelname gaan we eerst uit van een geschat bedrag. Na afloop van het kalenderjaar berekenen we uw pensioengevend inkomen opnieuw met uw werkelijk genoten variabel jaarsalaris. We verhogen het variabel jaarsalaris dat u verdiende in het jaar van uw
indiensttreding naar rato alsof u het hele jaar als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding hebt gewerkt.
Hebt u in een kalendermaand meerdere werkgevers? Dan kan uw pensioengevend inkomen in die maand nooit hoger zijn dan € 10.734 (in 2023). Dat is 1/12e deel van het maximale pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 4.2.2. Zou uw pensioengevend inkomen zonder deze maximering hoger zijn dan € 10.734 (in 2023)? Dan wordt uw pensioengrondslag in die kalendermaand per werkgever naar evenredigheid verlaagd. We verlagen het maximum pensioengevend inkomen naar evenredigheid als u in de verschillende dienstverbanden samen minder dan fulltime werkt.
Het pensioenfonds voert de toets op het overschrijden van het maximum pensioengevend inkomen zo mogelijk direct uit. En als dat niet mogelijk is, zo snel mogelijk na afloop van het kalenderjaar.
4.4.4. Wanneer gaat een wijziging van mijn vaste jaarsalaris of parttimepercentage in?
We stellen uw pensioengrondslag opnieuw vast op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarin de wijziging heeft plaatsgevonden. Behalve als de wijziging op de eerste dag van een kalendermaand valt. In dat geval gaat de wijziging direct in.
4.4.5. Pensioengevend inkomen in het tweede jaar van ziekte
Xxxx u langer dan een jaar ziek en wordt uw vaste jaarsalaris in het tweede jaar van ziekte verlaagd? Dan passen we uw pensioengevend inkomen aan deze verlaging aan. We passen uw pensioengevend inkomen niet aan als bij (collectieve) arbeidsovereenkomst is overeengekomen dat u pensioen opbouwt over uw inkomen van vóór de verlaging.
4.5. De opbouw van uw pensioenkapitaal
Het pensioenfonds koopt met uw beschikbare premie beleggingseenheden aan in de zogeheten Rendementsportefeuille (zie de begripsomschrijving in hoofdstuk 16). Het pensioenfonds administreert het aantal beleggingseenheden dat we voor u hebben aangekocht. De waarde van alle voor u aangekochte beleggingseenheden bij elkaar vormt uw pensioenkapitaal. Deze waarde kan omhoog of omlaag gaan. Dit beleggingsrisico is voor u. Het pensioenkapitaal is eigendom van het pensioenfonds.
4.5.1. Hoe zit het met de kosten die zijn verbonden aan de beleggingen?
De kosten die zijn verbonden aan de beleggingen zijn voor uw rekening. De kosten zijn verwerkt in de waarde van uw beleggingen. U krijgt dus geen aparte rekening voor deze kosten.
4.5.2. Welke wijzigingen kan het pensioenfonds aanbrengen?
Het bestuur van het pensioenfonds kan de samenstelling van de Rendementsportefeuille op elk moment wijzigen. Het pensioenfonds kan ook veranderen van onderliggende beleggingsinstelling en veranderen van vermogensbeheerder. De eventuele kosten die hieraan zijn verbonden zijn voor uw rekening. De kosten worden verwerkt in de waarde van uw beleggingen.
4.6. Uw keuze voor een stabiele of een variabele uitkering
Als u 58 jaar bent, maakt u een definitieve keuze voor een stabiele uitkering of een voorlopige keuze voor een variabele uitkering. Deze keuze gaat in per 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin u 58 jaar wordt. Kiest u voor een stabiele uitkering? Dan kunt u die keuze later niet ongedaan maken. Xxxxx u voor het eerst deelnemer na het jaar waarin u 58 jaar bent geworden? Xxx maakt u uw definitieve keuze voor een stabiele uitkering of uw voorlopige keuze voor een variabele uitkering binnen drie maanden nadat u deelnemer bent geworden.
Kiest u voorlopig voor een variabele uitkering?
Xxx gebruikt het pensioenfonds uw pensioenkapitaal vanaf 1 januari 2024 stapsgewijs voor de aankoop van een levenslange variabele uitkering van ouderdomspensioen, partnerpensioen bij overlijden na uw pensioeningangsdatum. Dit geldt ook voor premie die u in de toekomst nog betaalt. De aankoop vindt plaats op basis van factoren die jaarlijks door het bestuur van het pensioenfonds worden vastgesteld. De verhouding tussen het aan te kopen ouderdomspensioen, partnerpensioen is zodanig, dat het partnerpensioen 70% is van het ouderdomspensioen. Hebt u een ex-partner? Dan houden we rekening met het eventuele bijzonder partnerpensioen uit het afgezonderde pensioenkapitaal als bedoeld in artikel 10.2.2. Het pensioenfonds brengt uw aangekochte pensioenen onder in het Variabele Uitkeringscollectief (zie de begripsomschrijving in hoofdstuk 16) van het pensioenfonds. Deze keuze geldt tot uw pensioeningangsdatum. Daarna kiest u opnieuw voor een stabiel of een variabel pensioen.
De stapsgewijze aankoop gebeurt als volgt:
Leeftijd op 31 december van een jaar | Deel van het pensioenkapitaal dat in het daaropvolgende jaar wordt gebruikt voor de aankoop van variabel ouderdomspensioen en partnerpensioen bij overlijden na de pensioeningangsdatum |
58 | 1/10 |
59 | 1/9 |
60 | 1/8 |
61 | 1/7 |
62 | 1/6 |
63 | 1/5 |
64 | 1/4 |
65 | 1/3 |
66 | 1/2 |
67 | – |
68 (standaard pensioendatum) | 1/1 (op uw standaard pensioendatum) |
Xxxxx u voor het eerst deelnemer na het jaar waarin u 58 jaar bent geworden? En kiest u voor een variabele uitkering? Dan past het pensioenfonds de trede uit bovenstaande tabel toe die van toepassing is op uw leeftijd.
Let op als u op 31 december 2022 58 jaar of ouder bent!
U gaat pas in 2024 deelnemen in het Variabel Uitkeringscollectief. Voor 2023 geldt een tijdelijke regeling. In 2023 brengen we een deel van uw pensioenkapitaal onder in een life cycle portefeuille. Daarmee bouwen we het risico af dat u met uw pensioenkapitaal loopt. Welk deel we overdragen is afhankelijk van uw leeftijd op 31 december 2022. We volgen hierbij de bovenstaande tabel. In 2024 gebruiken we uw pensioenkapitaal uit de life cycle portefeuille voor de aankoop van een levenslang variabel pensioen.
Kiest u voor een stabiele uitkering?
Xxx gebruikt het pensioenfonds uw pensioenkapitaal stapsgewijs voor de aankoop van een levenslange stabiele uitkering van ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden na uw pensioeningangsdatum. Dit geldt ook voor premie die u in de toekomst nog betaalt. De aankoop vindt plaats op basis van factoren die jaarlijks door het bestuur van het pensioenfonds worden vastgesteld. De verhouding tussen het aan te kopen ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen is zodanig, dat het partnerpensioen 70% en het wezenpensioen 14% is van het ouderdomspensioen. Hebt u een ex-partner? Dan houden we rekening met het eventuele bijzonder partnerpensioen uit het afgezonderde pensioenkapitaal als bedoeld in artikel
10.2.2. Het pensioenfonds brengt uw aangekochte pensioenen onder in het Stabiele Uitkeringscollectief (zie de begripsomschrijving in hoofdstuk 16) van het pensioenfonds.
De stapsgewijze aankoop gebeurt als volgt:
Leeftijd op 31 december van een jaar | Deel van het pensioenkapitaal dat in het daaropvolgende jaar wordt gebruikt voor de aankoop van een ouderdomspensioen met 70% partnerpensioen en 14% wezenpensioen bij overlijden na de pensioeningangsdatum |
58 | 1/10 |
59 | 1/9 |
60 | 1/8 |
61 | 1/7 |
62 | 1/6 |
63 | 1/5 |
64 | 1/4 |
65 | 1/3 |
66 | 1/2 |
67 | – |
68 (standaard pensioendatum) | 1/1 (op uw standaard pensioendatum) |
Xxxxx u voor het eerst deelnemer na het jaar waarin u 58 jaar bent geworden? En kiest u voor een stabiele uitkering? Dan past het pensioenfonds de trede uit bovenstaande tabel toe die van toepassing is op uw leeftijd.
Als u geen tussentijdse keuze maakt voor een stabiele of een variabele uitkering
Geeft u uw keuze niet door aan het pensioenfonds voor 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin u 58 jaar wordt? Of niet binnen drie maanden als u voor het eerst deelnemer werd na het jaar waarin u 58 jaar bent geworden? Dan kiest het pensioenfonds voor u voor een stabiele uitkering. U kunt later niet alsnog kiezen voor een variabele uitkering.
Let op!
Als u tussentijds kiest voor een stabiele uitkering, dan kunt u op uw pensioeningangsdatum niet opnieuw kiezen voor een variabele of een stabiele uitkering. U behoudt uw stabiele uitkering bij het pensioenfonds.
4.6.1. Hoe wordt de hoogte van het aan te kopen pensioen bepaald?
De hoogte van de jaarlijks aan te kopen pensioenen is afhankelijk van de rentestand op het moment dat we het pensioen daadwerkelijk aankopen. En van de fondsspecifieke grondslagen zoals opgenomen in Bijlage 1 bij dit pensioenreglement. Het bestuur van het pensioenfonds stelt deze grondslagen elk jaar opnieuw vast. Dit geldt zowel als u kiest voor stabiel pensioen als wanneer u kiest voor een variabel pensioen. De grondslagen voor stabiel pensioen en variabel pensioen kunnen verschillen.
4.6.1.1. Wat gebeurt er met het pensioenkapitaal waarmee nog geen pensioen is aangekocht?
Het deel van uw pensioenkapitaal waarmee nog geen pensioen is aangekocht blijft belegd in de Rendementsportefeuille.
4.7. Uw keuze voor een stabiele of een variabele uitkering bij het ingaan van uw ouderdomspensioen
4.7.1. Als u voorlopig koos voor een variabele uitkering
Op uw pensioeningangsdatum, maar uiterlijk op uw standaard pensioendatum kunt u opnieuw kiezen voor een variabele of een stabiele uitkering.
Kiest u opnieuw voor een variabele uitkering?
Dan kunt u die tot 1 januari 2024 niet bij het pensioenfonds aankopen. Dit kan wel bij een andere pensioenuitvoerder, bijvoorbeeld een verzekeraar. U moet de pensioenuitvoerder van uw keuze op tijd aan het pensioenfonds doorgeven: ten minste zes weken voordat u uw pensioen wilt laten ingaan, maar uiterlijk zes weken voor uw standaard pensioendatum. Het pensioenfonds toetst of de overdracht van uw pensioenkapitaal voldoet aan de regels van artikel 88 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De andere pensioenuitvoerder bepaalt de tarieven en de voorwaarden waartegen u uw variabele pensioen kunt aankopen.
Liggen uw pensioeningangsdatum én uw standaard pensioendatum na 1 januari 2024? Dan start op uw pensioeningangsdatum het eerder bij ons aangekochte variabele ouderdomspensioen. Hebt u nog resterend pensioenkapitaal? Dan gebruikt het pensioenfonds uw op uw pensioeningangsdatum, maar uiterlijk op uw standaard pensioendatum nog aanwezige pensioenkapitaal voor de aankoop van een levenslange uitkering van variabel ouderdomspensioen en variabel partnerpensioen bij overlijden na uw pensioeningangsdatum.
Kiest u alsnog voor een stabiele uitkering?
Dan zet het pensioenfonds uw aanspraken op variabel ouderdomspensioen en variabel partner- pensioen en het eventueel nog aanwezige pensioenkapitaal om in een levenslange stabiele uitkering van ouderdomspensioen en partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden na uw pensioen- ingangsdatum. De verhouding tussen het aan te kopen ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen is zodanig, dat het partnerpensioen 70% en het wezenpensioen 14% is van het ouderdomspensioen. Hebt u een ex-partner? Dan houden we rekening met het eventuele bijzonder partnerpensioen uit het afgezonderde pensioenkapitaal als bedoeld in artikel 10.2.2. De aankoop vindt plaats op basis van de tarieven die op uw pensioeningangsdatum bij het pensioenfonds gelden.
Als u geen definitieve keuze maakt voor een stabiele of een variabele uitkering
Geeft u uw keuze niet uiterlijk zes weken voor uw standaard pensioendatum door aan het pensioen- fonds? Dan kiest het pensioenfonds voor u voor een stabiele uitkering. U kunt later niet alsnog kiezen voor een variabele uitkering.
4.7.2. Als u koos voor een stabiele uitkering
Op uw pensioeningangsdatum kunt u niet opnieuw kiezen voor een variabele of een stabiele uitkering. U behoudt uw stabiele uitkering bij het pensioenfonds. Hebt u nog resterend pensioen- kapitaal? Xxx gebruikt het pensioenfonds uw op dat moment nog aanwezige pensioenkapitaal voor de aankoop van een levenslange stabiele uitkering van ouderdomspensioen en partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden na uw pensioeningangsdatum. De verhouding tussen het aan te kopen ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen is zodanig, dat het partnerpensioen 70%
5. Als u met pensioen gaat
5.1. Uw ouderdomspensioen
5.1.1. Wat is ouderdomspensioen?
Ouderdomspensioen is een uitkering die start op uw pensioeningangsdatum. U krijgt dit pensioen elke maand zolang u leeft. Uw ouderdomspensioen:
- start op de eerste dag van de maand die volgt op uw 68e verjaardag. U kunt ook tot vijf jaar eerder met pensioen gaan. Of later, tot vijf jaar na uw AOW-datum. Uw ouderdomspensioen start dan op de eerste dag van de maand die u zelf kiest; en
- stopt op de laatste dag van de maand waarin u overlijdt.
Is uw ouderdomspensioen vóór of op 1 januari 2012 geheel of gedeeltelijk ingegaan? Dan geldt voor het deel van uw ouderdomspensioen dat u als vrijgevestigde huisarts opbouwde dat het stopt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin u overlijdt.
5.1.2. Waar vind ik terug hoeveel ouderdomspensioen ik krijg?
Op uw Uniform Pensioenoverzicht leest u hoeveel pensioenkapitaal u hebt opgebouwd. Ook ziet u een schatting van hoeveel ouderdomspensioen u met dit pensioenkapitaal kunt aankopen. U krijgt elk jaar een Uniform Pensioenoverzicht van ons. U vindt uw pensioenkapitaal ook op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Daarnaast vindt u uw actuele pensioengegevens op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx bij Mijn SPH.
Het normpensioen dat u op 31 december 2021 hebt opgebouwd, blijft voor u behouden. Ook dit pensioen vindt u op deze plaatsen terug.
5.1.3. Wat is mijn maximale ouderdomspensioen?
Uw ouderdomspensioen mag niet hoger zijn dan fiscaal is toegestaan. Het pensioenfonds toetst dit op verschillende momenten, aan de hand van uw gemiddeld genoten pensioengevend inkomen. We toetsen in ieder geval op de volgende momenten of uw ouderdomspensioen niet te hoog is:
- bij een waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder;
- als we uw pensioenkapitaal gebruiken voor de inkoop van een stabiele of variabele uitkering;
- op het moment dat uw ouderdomspensioen ingaat.
Het pensioenfonds kan op andere momenten toetsen als dat nodig is volgens de fiscale regels.
We kijken naar wat u over uw gemiddeld genoten pensioengevend inkomen fiscaal maximaal aan ouderdomspensioen had kunnen opbouwen in een middelloonregeling. Kunt u met uw pensioen- kapitaal een hoger ouderdomspensioen aankopen? Dan vervalt het deel van uw pensioenkapitaal dat niet nodig is om het fiscaal maximale ouderdomspensioen aan te kopen aan het pensioenfonds.
Het normpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021 telt niet mee voor deze toets.
5.1.4. Wijziging van de wettelijke pensioenleeftijd
Wijzigt de wettelijke pensioenleeftijd en is uw ouderdomspensioen op het wijzigingsmoment nog niet volledig ingegaan? Dan geldt voor de nog niet ingegane aanspraken op ouderdomspensioen die al zijn ingekocht op grond van artikel 4.6 de gewijzigde pensioenleeftijd.
De gewijzigde pensioenleeftijd geldt niet:
- voor het deel van uw ouderdomspensioen dat op hetzelfde moment ingaat als het moment van wijzigen van de wettelijke pensioenleeftijd;
Voor dit (deel van het) ouderdomspensioen blijft de pensioenleeftijd gelijk aan de pensioenleeftijd zoals die van toepassing was op het moment van ingang dan wel uitstellen.
Als gevolg van het wijzigen van de wettelijke pensioenleeftijd vermenigvuldigen we het (deel van het) ouderdomspensioen waarvan de pensioenleeftijd wijzigt met de collectieve uitstelfactoren. Het bestuur van het pensioenfonds stelt deze factoren zodanig vast dat het wijzigen van de pensioen- leeftijd voor het pensioenfonds actuarieel neutraal is op collectief niveau.
5.1.5. Heb ik keuzes voor mijn ouderdomspensioen?
Als u met pensioen gaat, kunt u verschillende keuzes maken. Zo kunt u uw ouderdomspensioen zo goed mogelijk laten aansluiten bij uw situatie en uw wensen.
5.2. Uw keuzes
5.2.1. Welke keuzes heb ik als ik met pensioen ga?
U kunt ervoor kiezen om:
- (gedeeltelijk) eerder dan uw 68e met pensioen te gaan;
- (gedeeltelijk) later dan uw 68e met pensioen te gaan;
- ouderdomspensioen om te zetten in extra partnerpensioen;
- partnerpensioen om te zetten in extra ouderdomspensioen;
- eerst een hoger ouderdomspensioen te krijgen en daarna stapsgewijs een lager ouderdoms- pensioen (alleen als u kiest voor een stabiel pensioen);
- een deel van uw ouderdomspensioen in één keer ontvangen (vanaf 1 januari 2023).
Ook een combinatie van keuzes is mogelijk. Behalve de combinatie van starten met een hoger ouderdomspensioen en het ontvangen van een deel van uw ouderdomspensioen in één keer. Uw keuzes moeten wel binnen de wettelijke en fiscale grenzen blijven. Maakt u gebruik van een of meer keuzemogelijkheden? Dan berekenen wij uw pensioenbedragen opnieuw. Dat doen we met geslachtsonafhankelijke tarieven en percentages (factoren). Die vindt u in Bijlage 1. We houden bovenstaande volgorde aan bij het berekenen van uw pensioen.
U kunt deze keuzes ook maken voor het pensioen dat u tot en met 31 december 2021 hebt opgebouwd. Hebt u pensioen opgebouwd vóór 1 januari 2007? Dan geldt voor dit pensioen, inclusief de daarop toegekende verhogingen, dat de tarieven en percentages wél afhankelijk zijn van uw geslacht.
5.2.2. Hoe laat ik mijn keuze aan het pensioenfonds weten?
Een half jaar voor uw 68e krijgt u van ons een uitnodiging om uw pensioen aan te vragen. Wilt u eerder met pensioen? Neem dan contact met ons op. Het pensioenfonds moet uw keuzes ten minste drie maanden voor de ingangsdatum van uw ouderdomspensioen hebben ontvangen. Hebben we een keuze niet ten minste drie maanden voor de ingangsdatum ontvangen? Dan gaan we ervan uit dat u geen gebruik wilt maken van deze keuze.
5.2.3. Kan ik mijn keuzes nog veranderen?
Hebt u een keuze voor uw ouderdomspensioen gemaakt? En wilt u die keuze nog veranderen? Dat kan alleen tot uiterlijk drie maanden voordat uw ouderdomspensioen ingaat. Als u ervoor gekozen hebt om gedeeltelijk met pensioen te gaan, dan kunt u altijd voor een groter deel met pensioen gaan. Meer hierover leest u bij "U kunt kiezen voor deeltijdpensioen".
5.3. U kunt kiezen voor deeltijdpensioen
U kunt ervoor kiezen om uw ouderdomspensioen gedeeltelijk in te laten gaan. Dat kan niet eerder dan vijf jaar voor uw pensioenleeftijd.
Dit geldt ook:
- U kunt er op een later moment voor kiezen om een groter deel van uw ouderdomspensioen in te laten gaan. U kunt niet kiezen voor een kleiner deel.
- Voor het deel dat u met pensioen gaat, krijgt u een ouderdomspensioen. Voor het deel dat u eventueel blijft werken als huisarts, blijft u deelnemer in de pensioenregeling tot uiterlijk uw 68-jarige leeftijd.
- U kunt nog niet kiezen voor eerst een hoger ouderdomspensioen en later een lager ouderdomspensioen. Dat kan wel op het moment dat uw ouderdomspensioen volledig ingaat. Deze keuze geldt dan alleen voor het gedeelte van uw ouderdomspensioen dat het laatst ingaat.
- De regels voor vervroegen en uitstellen van uw pensioen zijn van overeenkomstige toepassing op deeltijdpensioen.
5.4. U kunt eerder met pensioen gaan
5.4.1. Wanneer kan ik met pensioen gaan?
Uw standaard pensioendatum is de eerste dag van de maand die volgt op uw 68e verjaardag. Maar u kunt ook geheel of gedeeltelijk eerder met pensioen gaan. Dat kan niet eerder dan vijf jaar voor uw pensioenleeftijd.
5.4.2. Als u ervoor kiest om eerder met pensioen te gaan
Wilt u eerder met pensioen? Neem dan uiterlijk drie maanden voordat u met pensioen wilt gaan contact op met het pensioenfonds. Het ouderdomspensioen start op de eerste dag van de maand die u kiest.
Let op als u arbeidsongeschikt bent!
Hebt u recht op premievrijstelling wegens beroepsarbeidsongeschiktheid, als bedoeld in artikel 9.1? En wilt u uw ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk eerder laten ingaan? Dan verlaagt het pensioenfonds de grondslag voor premievrijstelling met het percentage waarmee u uw ouderdoms- pensioen vervroegd laat ingaan. Als gevolg daarvan daalt de hoogte van de premievrijstelling als bedoeld in artikel 9.1 en neemt uw verdiencapaciteit als bedoeld in artikel 9.1.9 toe.
Krijgt u arbeidsongeschiktheidspensioen van het pensioenfonds? Dan verminderen wij uw arbeids- ongeschiktheidspensioen met het percentage waarmee u uw ouderdomspensioen vervroegd laat ingaan.
5.4.3. Hoeveel ouderdomspensioen krijg ik als ik eerder met pensioen ga?
Gaat u eerder met pensioen? Xxx krijgt u een lager ouderdomspensioen.
5.5. U kunt later met pensioen gaan
5.5.1. Wanneer kan ik met pensioen gaan?
Uw standaard pensioendatum is de eerste dag van de maand die volgt op uw 68e verjaardag. Maar u kunt ook geheel of gedeeltelijk later met pensioen gaan. Dat kan niet later dan vijf jaar na uw AOW- datum.
5.5.2. Als u ervoor kiest om later met pensioen te gaan
Wilt u later met pensioen? Geef dit dan uiterlijk drie maanden voor uw 68e door aan het pensioen- fonds. We stellen uw ouderdomspensioen dan administratief uit tot vijf jaar na uw AOW-datum. U kunt er daarna voor kiezen om uw ouderdomspensioen op een eerder moment te laten ingaan. Het ouderdomspensioen start op de eerste dag van de maand die u kiest. Uw ouderdomspensioen gaat uiterlijk in op de eerste dag van de maand waarin vijf jaar zijn verstreken sinds uw AOW-datum.
Verandert de pensioenleeftijd nadat u ervoor koos om later met pensioen te gaan? Xxx werkt deze verandering niet door naar het (deel van het) ouderdomspensioen dat u later laat ingaan.
5.5.3. Hoeveel ouderdomspensioen krijg ik als ik later met pensioen ga?
Gaat u later met pensioen? Xxx krijgt u een hoger ouderdomspensioen.
5.5.4. Kan ik alsnog een andere keuze maken als ik mijn ouderdomspensioen heb uitgesteld?
U kunt uw keuze veranderen door een nieuwe ingangsdatum voor uw ouderdomspensioen te kiezen. We berekenen uw ouderdomspensioen dan opnieuw. Dat doen we met de factoren zoals die golden op uw standaard pensioendatum van 68 jaar.
Wilt u toch eerder met pensioen dan u oorspronkelijk aan ons doorgaf?
Dan kunt u ons verzoeken om het ouderdomspensioen eerder dan de oorspronkelijk gekozen datum te laten ingaan. U doet dat verzoek ten minste drie maanden voor de nieuw gekozen ingangsdatum.
Wilt u toch later met pensioen dan u oorspronkelijk aan ons doorgaf?
Dan kunt u ons verzoeken om het ouderdomspensioen later dan de oorspronkelijk gekozen datum te laten ingaan. U doet dat verzoek ten minste drie maanden voor de oorspronkelijk gekozen ingangsdatum. Doet u dit verzoek niet, of te laat? Dan gaat uw pensioen in op de oorspronkelijk gekozen datum. Uw ouderdomspensioen kan nooit later ingaan dan vijf jaar na uw AOW-datum.
5.6. U kunt een deel van uw ouderdomspensioen omzetten in partnerpensioen
5.6.1. Wat is omzetten van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen?
Als uw ouderdomspensioen start, kunt u ervoor kiezen om een deel van uw ouderdomspensioen om te zetten in een extra partnerpensioen voor uw partner. Uw ouderdomspensioen wordt dan lager.
Let op!
Uw keuze is definitief. Ouderdomspensioen dat is omgezet naar extra partnerpensioen kan later niet weer worden omgezet in extra ouderdomspensioen. Ook niet als bijvoorbeeld uw partner inmiddels is overleden.
5.6.2. Wanneer kan ik een deel van het ouderdomspensioen omzetten in extra partner- pensioen?
U geeft uw keuze voor omzetting aan ons door bij de aanvraag van uw ouderdomspensioen. De omzetting vindt plaats op de datum dat uw ouderdomspensioen ingaat.
5.6.3. Geldt er een maximum voor het te verkrijgen extra partnerpensioen?
Het totale partnerpensioen mag na de omzetting van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen niet hoger zijn dan 100% van het ouderdomspensioen dat na de omzetting overblijft. Het totale partnerpensioen is inclusief het normale op de pensioeningangsdatum aan te kopen of aangekochte partnerpensioen en inclusief eventueel bijzonder partnerpensioen voor uw ex-partner.
Dit geldt ook:
- Wilt u starten met een hoger ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5.8? Dan doet het pensioenfonds de 100%-toets in alle gevallen vóórdat het hogere ouderdomspensioen wordt vastgesteld.
- Wilt u uw ouderdomspensioen gedeeltelijk laten ingaan? Dan vindt de omzetting en de 100%-toets alleen plaats over het gedeelte van het ouderdomspensioen dat ingaat.
5.6.4. Hoeveel partnerpensioen krijg ik als ik een deel van het ouderdomspensioen omzet?
5.6.5. Soms kunt u een deel van uw ouderdomspensioen niet omzetten
U kunt uw ouderdomspensioen niet omzetten in extra partnerpensioen als uw ouderdomspensioen daardoor te laag wordt. Uw ouderdomspensioen mag niet lager worden dan € 594,89 per jaar. Dit is het bedrag in 2023.
Bent u gescheiden? En heeft uw ex-partner recht op uitbetaling van een deel van uw ouderdoms- pensioen? Dan kunt u dat deel van het ouderdomspensioen niet omzetten in partnerpensioen.
5.7. U kunt (een deel van) uw partnerpensioen omzetten in ouderdomspensioen
5.7.1. Wat is omzetten van partnerpensioen in ouderdomspensioen?
Als uw ouderdomspensioen start, kunt u ervoor kiezen om het partnerpensioen helemaal of voor een deel om te zetten in extra ouderdomspensioen voor uzelf. Uw partner krijgt dan minder of geen partnerpensioen als u bent overleden.
Als u een partner hebt op het moment dat het ouderdomspensioen start
Uw partner moet toestemming geven voor deze omzetting. Daarom vragen we ook de handtekening van uw partner.
Als u geen partner hebt op het moment dat het ouderdomspensioen start
Als u geen partner hebt, of uw partner is niet bekend bij het pensioenfonds, dan zetten we het partnerpensioen automatisch om in extra ouderdomspensioen. Dat doen we bij de start van uw ouderdomspensioen.
Let op!
Uw keuze is definitief. Partnerpensioen dat is omgezet naar extra ouderdomspensioen kan later niet weer worden omgezet in extra partnerpensioen. Ook niet als u een partner krijgt nadat uw ouderdomspensioen is ingegaan.
5.7.2. Wanneer kan ik (een deel van) het partnerpensioen omzetten in extra ouderdoms- pensioen?
U geeft uw keuze voor omzetting aan ons door bij de aanvraag van uw ouderdomspensioen. De omzetting vindt plaats op de datum dat uw ouderdomspensioen ingaat. Laat u uw ouderdoms- pensioen gedeeltelijk ingaan? Dan zetten we maximaal het procentuele gedeelte van het partner-
pensioen om dat overeenkomt met het procentuele gedeelte van het ouderdomspensioen dat ingaat.
5.7.3. Hoeveel ouderdomspensioen krijg ik als ik het partnerpensioen omzet?
5.7.4. Soms kunt u een deel van het partnerpensioen niet omzetten
Bent u gescheiden? En heeft uw ex-partner recht op bijzonder partnerpensioen? Dan kunt u dat pensioen niet omzetten in een hoger ouderdomspensioen voor uzelf.
5.8. U kunt starten met een hoger ouderdomspensioen
5.8.1. Wat is starten met een hoger ouderdomspensioen?
Als u hebt gekozen voor een stabiel pensioen, kunt u er bij de start van uw ouderdomspensioen voor kiezen om een hoger ouderdomspensioen te ontvangen. We vermenigvuldigen dit hogere pensioen dan elk jaar op 1 januari met 1/(1+1,5%). Effectief is dat een verlaging van net geen 1,5% per jaar. Dat doen we voor het eerst op 1 januari volgend op dan de ingangsdatum van uw pensioen. Na 19 keer verlagen blijft uw ouderdomspensioen gelijk. We noemen dit een hoog/laagpensioen.
U blijft normaal toeslagen op uw uit te keren ouderdomspensioen ontvangen volgens artikel 11.2.1. Ook kan het pensioenfonds nog steeds de kortingsbepaling van artikel 15.2 toepassen op uw ouderdomspensioen.
Let op!
Uw keuze is definitief. Als u kiest voor een hoger ouderdomspensioen bij de start, kunt u dat later niet ongedaan maken.
Let op!
U kunt niet kiezen voor starten met een hoger ouderdomspensioen als u op uw pensioeningangs- datum koos voor een variabel pensioen. U kunt uw keuze voor starten met een hoger ouderdoms- pensioen ook niet combineren met het bedrag in één keer als bedoeld in artikel Fout!
Verwijzingsbron niet gevonden..
5.8.2. Wanneer kan ik kiezen voor starten met een hoger ouderdomspensioen?
U geeft uw keuze voor een hoger ouderdomspensioen aan ons door bij de aanvraag van uw ouderdomspensioen. Laat u uw ouderdomspensioen gedeeltelijk ingaan? Xxx maakt u uw keuze voor dat gedeelte van uw ouderdomspensioen. Voor het gedeelte van het ouderdomspensioen dat later ingaat, kunt u opnieuw een keuze maken.
5.8.3. Hoeveel wordt mijn ouderdomspensioen hoger als ik kies voor starten met een hoger ouderdomspensioen?
6. Als u met onbetaald verlof gaat
Dit artikel geldt alleen als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent.
6.1. Uw deelname tijdens onbetaald verlof
Tijdens een onbetaald verlof, bijvoorbeeld ouderschapsverlof of sabbatsverlof, blijft u deelnemer aan deze pensioenregeling. U bouwt pensioenkapitaal op over het daadwerkelijke inkomen dat u tijdens uw verlof geniet. Ook houden we rekening met uw parttimepercentage tijdens uw verlof. Als u voor 100% met onbetaald verlof bent, bouwt u dus geen pensioenkapitaal op tijdens uw verlof.
6.2. Als u overlijdt tijdens uw onbetaald verlof
De verzekering voor het partnerpensioen en het wezenpensioen vervalt niet gedurende de periode van maximaal 18 maanden waarin u onbetaald verlof opneemt. De hoogte van het partnerpensioen stellen we vast volgens artikel 7.4.3.1 en het wezenpensioen volgens artikel 7.6.3.1. Daarbij geldt als laatst vastgestelde pensioengrondslag de pensioengrondslag die voor u gold direct voorafgaand aan uw verlof. Xxxxx uw verlof langer dan 18 maanden? Dan is voor de resterende duur van uw verlof geen partnerpensioen en wezenpensioen meer verzekerd. Voor u geldt dan de regeling van artikel
Voor de toepassing van dit pensioenreglement start een periode van onbetaald verlof als u stopt met het uitoefenen van het beroep van huisarts (in opleiding), waarbij u de intentie hebt na afloop van de periode van onbetaald verlof, dezelfde praktijk weer uit te oefenen, te werken voor dezelfde opdrachtgever(s) of hetzelfde dienstverband voort te zetten. Er is voor de toepassing van dit artikel geen sprake van onbetaald verlof als u in aanmerking komt voor aanspraken op ouderdomspensioen en/of partnerpensioen bij een andere pensioenuitvoerder dan het pensioenfonds.
6.3. Als u beroepsarbeidsongeschikt wordt tijdens uw verlof
Xxxxx u beroepsarbeidsongeschikt tijdens uw verlof in de periode als bedoeld in dit artikel? Dan zetten wij uw deelname voort, voor het deel dat u arbeidsongeschikt bent. De voorwaarden voor premievrijstelling leest u in artikel 9.1.
7. Als u overlijdt
7.1. Pensioen voor uw nabestaanden
Overlijdt u? Dan is er een pensioen geregeld voor uw nabestaanden:
- uw partner krijgt partnerpensioen;
- uw kinderen krijgen wezenpensioen;
- uw ex-partner krijgt een bijzonder partnerpensioen.
Of uw nabestaanden recht hebben op pensioen is afhankelijk van voorwaarden. De voorwaarden leest u hieronder. Overlijdt u tijdens uw deelname aan deze pensioenregeling? Of daarna, maar voor uw pensioeningangsdatum en hebt u geen partner of kinderen op het moment van uw overlijden?
Dan vervalt het door u opgebouwde pensioenkapitaal aan het pensioenfonds.
7.2. Wanneer is iemand mijn partner?
Voor deze pensioenregeling is uw partner de persoon met wie u:
- getrouwd xxxx, of
- een geregistreerd partnerschap hebt, of
- een samenwoonrelatie hebt. U hebt een samenwoonrelatie als u een gezamenlijke huishouding voert met iemand:
- die geen bloed- of aanverwant van u is in de rechte lijn, en
- die noch met u noch met iemand anders getrouwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, en
- die door u als partner is aangemeld bij het pensioenfonds.
Voor de toepassing van dit pensioenreglement kunt u maar één partner hebben.
Het is belangrijk dat u uw partner op tijd aanmeldt als u samenwoont of in het buitenland woont!
Als u overlijdt voordat u uw partner bij het pensioenfonds hebt aangemeld, heeft uw partner geen recht op partnerpensioen.
7.3. Wanneer is iemand mijn kind?
Voor ons is uw kind:
- het kind dat in familierechtelijke betrekking tot u staat en van wie u de ouder bent;
- het niet-erkende kind ten behoeve van wie aan u op het moment van uw overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door u bij authentieke akte de onderhoudsplicht was erkend;
- uw stiefkind of uw pleegkind dat door u werd onderhouden en opgevoed tot het moment van uw overlijden;
- het kind dat onder uw gezag staat en dat u verplicht bent levensonderhoud te verstrekken op grond van artikel 253w van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
- het kind van de partner met wie u een samenwoonrelatie hebt en dat door u werd onderhouden en opgevoed tot het moment van uw overlijden.
7.4. Partnerpensioen
7.4.1. Wat is het partnerpensioen?
Partnerpensioen is een uitkering aan uw partner. Uw partner krijgt dit pensioen als u bent overleden. Hij of zij krijgt dit pensioen elke maand zolang hij of zij leeft.
De uitkering van het partnerpensioen:
- start op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin u overlijdt;
- stopt op de laatste dag van de maand waarin uw partner overlijdt.
Ontvangt u al ouderdomspensioen en is dit vóór of op 1 januari 2012 geheel of gedeeltelijk ingegaan? Dan geldt voor het deel van het partnerpensioen dat u als vrijgevestigde huisarts opbouwde dat het start op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op het kalender- kwartaal waarin u overlijdt. Dit partnerpensioen stopt op de laatste dag van het kalender- kwartaal waarin uw partner overlijdt.
In sommige gevallen heeft uw partner geen recht op partnerpensioen
Uw partner heeft geen recht op partnerpensioen als:
- diegene pas uw partner in de zin van dit pensioenreglement is geworden nadat uw ouderdomspensioen volledig is ingegaan; of
- uw overlijden het gevolg is van een opzettelijk tegen uw leven gericht misdrijf en uw partner daarvoor is veroordeeld.
7.4.2. Waar vind ik terug hoeveel partnerpensioen mijn partner krijgt?
Op uw Uniform Pensioenoverzicht leest u hoeveel partnerpensioen er voor uw partner verzekerd is. Ook ziet u hoeveel pensioenkapitaal u hebt opgebouwd en een schatting van hoeveel partner- pensioen u met dit pensioenkapitaal kunt aankopen. U krijgt elk jaar een Uniform Pensioenoverzicht van ons. U vindt uw pensioenkapitaal ook op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Daarnaast vindt u uw actuele pensioengegevens op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx bij Mijn SPH.
7.4.3. Hoe wordt het partnerpensioen voor mijn partner berekend?
Wat uw partner precies krijgt, hangt af van uw situatie.
7.4.3.1. U bent deelnemer en u overlijdt
Tijdens uw deelname is partnerpensioen voor u verzekerd. De hoogte ervan is afhankelijk van uw inkomen en de manier waarop u uw beroep als huisarts uitoefende.
Als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent
Uw partner krijgt:
- voor elk jaar dat u vanaf 1 januari 2022 deelnemer was 1,313% van de pensioengrondslag die in elk van die jaren voor u gold, plus
- voor elk jaar dat u vanaf uw overlijdensdatum tot uw standaard pensioendatum deelnemer had kunnen zijn 1,313% van de pensioengrondslag. Voor dit doel stellen we de pensioen- grondslag vast aan de hand van uw werkelijke pensioengevend inkomen in de vijf kalender- jaren voorafgaand aan het kalenderjaar waarin u overlijdt, zonder rekening te houden met het maximum als bedoeld in artikel 4.2.2. Daarvan bepalen we het gemiddelde. Voor dat gemiddelde geldt wel het maximum als bedoeld in artikel 4.2.2, zoals dat geldt in het kalenderjaar waarin u overlijdt. De uitkomst verminderen we met de franchise in dat kalenderjaar. Nam u korter dan vijf jaar deel aan deze pensioenregeling als vrijgevestigd of waarnemend huisarts? Dan berekenen we het gemiddelde over deze kortere periode.
Xxxx u arbeidsongeschikt en bouwt u premievrij pensioen op volgens artikel 9.1? Dan gaan we voor elk jaar vanaf uw overlijdensdatum tot uw standaard pensioendatum uit van de laatstgeldende grondslag voor premievrijstelling, zoals vastgesteld volgens artikel 9.1.7.
Uw partner krijgt ook het partnerpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021.
Als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent
Uw partner krijgt:
- voor elk jaar dat u vanaf 1 januari 2022 deelnemer was 1,313% van de pensioengrondslag die in elk van die jaren voor u gold, plus
- voor elk jaar dat u vanaf uw overlijdensdatum tot uw standaard pensioendatum deelnemer had kunnen zijn 1,313% van de laatste voor u vastgestelde pensioengrondslag.
Uw partner krijgt ook het partnerpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021.
Dit geldt ook:
- Bent u deelnemer, maar hebt u óók uw ouderdomspensioen vervroegd gedeeltelijk laten ingaan? Dan geldt voor elk jaar dat u vanaf uw overlijdensdatum tot uw standaard pensioen- datum deelnemer had kunnen zijn 1,313% van de laatste voor u vastgestelde pensioen- grondslag. Voor het deel dat uw ouderdomspensioen al is ingegaan, geldt het bepaalde in artikel 7.4.3.3. Als met een deel van het pensioenkapitaal een partnerpensioen bij overlijden na uw pensioeningangsdatum is ingekocht, komt deze aanspraak in mindering op het verzekerde partnerpensioen bij uw overlijden vóór de pensioeningangsdatum.
- Hebt u pensioen meegenomen uit een vorige pensioenregeling (inkomende waarde- overdracht)? Dan krijgt u extra deelnemersjaren voor de berekening van het partner- pensioen bij overlijden vóór uw pensioeningangsdatum. Daarbij is het mogelijk om deelnemersjaren vóór 1 januari 2022 vast te stellen.
7.4.3.2. U bent geen deelnemer meer. U bent ook nog niet met pensioen en u overlijdt
Uw partner krijgt ook het partnerpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021.
Uw partnerpensioen als u een WW-uitkering krijgt
Hebt u bij het stoppen van uw deelname aan deze pensioenregeling recht op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet? Dan is voor u hetzelfde partnerpensioen verzekerd als het partner- pensioen dat voor u verzekerd was over de periode dat u deelnemer was. Deze verzekering stopt als u geen uitkering op grond van de Werkloosheidswet meer ontvangt.
7.4.3.3. U bent met pensioen en u overlijdt
Uw partner krijgt het partnerpensioen dat op uw pensioeningangsdatum of uiterlijk op de standaard pensioendatum is ingekocht. Dit partnerpensioen wordt vervolgens:
Uw partner krijgt ook het partnerpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021. Dit partnerpensioen kan hoger of lager zijn als u hebt gekozen voor omzetting als bedoeld in artikel 5.6 of 5.7.
7.4.4. Hoeveel pensioen krijgt mijn partner als ik ook een ex-partner heb?
Hebt u een of meerdere ex-partners? Dan hebben die misschien recht op een deel van het partner- pensioen. Dit heet bijzonder partnerpensioen. U leest er meer over in artikel 10.2.
7.4.5. Uw partner kan starten met een hoger partnerpensioen
Uw partner blijft normaal toeslagen op het partnerpensioen ontvangen volgens artikel 11.2.1. Ook kan het pensioenfonds nog steeds de kortingsbepaling van artikel 15.2 toepassen op het partner- pensioen.
De actuariële waarde van het partnerpensioen is na omzetting in een hoger partnerpensioen bij de start gelijk aan die van daarvoor. We gebruiken geslachtsonafhankelijke factoren voor de omzetting.
Let op!
Uw partner geeft de keuze voor een hoger partnerpensioen aan ons door bij de aanvraag van het partnerpensioen. De keuze van uw partner is definitief. Als deze kiest voor een hoger partner- pensioen bij de start (of niet), kan hij of zij dat later niet ongedaan maken.
7.4.6. Aanpassing van het partnerpensioen in bijzondere situaties
7.4.6.1. Aanpassen hoogte bij het pensioenfonds opgebouwd partnerpensioen vóór 1993 Bouwde u vóór 1 januari 1993 partnerpensioen op? Dan geldt voor het tot 1 januari 1993 opgebouwde partnerpensioen, inclusief de hierover vanaf 1993 toegekende verhogingen, het volgende:
- bent u een man en is uw partner meer dan tien jaar jonger dan u? of
- bent u een vrouw en is uw partner meer dan twee jaar jonger dan u?
Xxx wordt dit deel van het partnerpensioen met 2½% verminderd voor elk jaar of gedeelte van een jaar dat uw partner meer dan tien, respectievelijk twee jaar jonger is. Hebt u in het verleden gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deze korting op te heffen of te verlagen, dan geldt voor u deze korting niet of in mindere mate.
7.4.6.2. Aanpassen hoogte bij het pensioenfonds opgebouwd partnerpensioen tussen 1993 en 0000
Xxxxxx u tussen 1 januari 1993 en 1 januari 2007 partnerpensioen op? En is uw partner meer dan 10 jaar jonger dan u? Dan geldt voor het tussen 1993 en 2007 opgebouwde partnerpensioen, inclusief de hierover vanaf 2007 toegekende verhogingen, het volgende:
Dit deel van het partnerpensioen wordt met 2½% verminderd voor elk jaar of gedeelte van een jaar dat uw partner meer dan tien jaar jonger is. Hebt u in het verleden gebruik gemaakt van de mogelijkheid om deze korting op te heffen of te verlagen, dan geldt voor u deze korting niet of in mindere mate.
7.4.6.3. Aanpassen hoogte bij keuzeverzekeraar opgebouwd partnerpensioen
De hoogte van het bij de keuzeverzekeraar opgebouwde partnerpensioen, inclusief de hierover door de keuzeverzekeraar toegekende winstdeling, wordt op dezelfde manier vastgesteld als beschreven in artikel 7.4.6.1.
7.5. Tijdelijk aanvullend partnerpensioen
7.5.1. Wat is het tijdelijk aanvullend partnerpensioen?
Tijdelijk aanvullend partnerpensioen is een tijdelijke uitkering aan uw partner. Uw partner krijgt dit pensioen als u overlijdt tijdens uw deelname aan deze pensioenregeling.
De uitkering van het tijdelijk aanvullend partnerpensioen:
- start op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin u overlijdt;
- stopt op de laatste dag van de maand waarin uw partner de AOW-datum bereikt of, als dat eerder is, op de laatste dag van de maand waarin uw partner overlijdt.
In sommige gevallen heeft uw partner geen recht op tijdelijk aanvullend partnerpensioen
Uw partner heeft geen recht op partnerpensioen als uw overlijden het gevolg is van een opzettelijk tegen uw leven gericht misdrijf en uw partner daarvoor is veroordeeld.
7.5.2. Waar vind ik terug hoeveel tijdelijk aanvullend partnerpensioen mijn partner krijgt?
Op uw Uniform Pensioenoverzicht leest u hoeveel tijdelijk aanvullend partnerpensioen er voor uw partner verzekerd is. Daarnaast vindt u uw actuele pensioengegevens op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx bij Mijn SPH.
7.5.3. Hoe hoog is het tijdelijk aanvullend partnerpensioen voor mijn partner?
De hoogte van het tijdelijk aanvullend partnerpensioen is gelijk aan 4/7e van de Anw-nabestaanden- uitkering, verhoogd met de vakantie-uitkering, op 1 juli van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin u overlijdt. We ronden het bedrag naar beneden af op hele euro’s. In 2023 is de uitkering van het tijdelijk aanvullend partnerpensioen € 9.372 per jaar.
Is het tijdelijk aanvullend partnerpensioen eenmaal ingegaan? Xxx leidt een latere verhoging of verlaging van de Anw-nabestaandenuitkering niet tot aanpassing van de hoogte van het tijdelijk aanvullend partnerpensioen.
7.6. Wezenpensioen
7.6.1. Wat is het wezenpensioen?
Wezenpensioen is een uitkering aan uw kind of kinderen. Uw kind krijgt dit pensioen als u bent overleden.
De uitkering van het wezenpensioen:
- start op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin u overlijdt. Is uw kind nog niet geboren op de dag dat u overlijdt? Dan start het wezenpensioen op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin uw kind is geboren;
- stopt op de laatste dag van de maand waarin uw kind 18 jaar wordt of, als dat eerder is, op de laatste dag van de maand waarin uw kind is overleden.
Ontvangt u al ouderdomspensioen en is dit vóór of op 1 januari 2012 geheel of gedeeltelijk ingegaan? Dan geldt voor het deel van het wezenpensioen dat u als vrijgevestigde huisarts opbouwde dat het start op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op het kalenderkwartaal waarin u overlijdt. Dit wezenpensioen stopt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin uw kind overlijdt.
De leeftijdsgrens van 18 jaar wordt verhoogd naar uiterlijk 27 jaar als:
- uw kind studeert; of
- ten minste 45% invalide is.
Het wezenpensioen dat uw kind tot uiterlijk 27 jaar krijgt, noemen we verlengd wezenpensioen. Het verlengd wezenpensioen stopt op de laatste dag van de maand:
- waarin uw kind voor het laatst aan de voorwaarden voor verlengd wezenpensioen voldoet;
- waarin uw kind 27 jaar wordt; of
- waarin uw kind is overleden.
Is het wezenpensioen gestopt? Dan kan het niet opnieuw ingaan. Heeft uw kind geen recht op verlengd wezenpensioen omdat het niet studeert of invalide is op het moment van uw overlijden? Dan kan het wezenpensioen later niet alsnog ingaan.
Het bestuur van het pensioenfonds beslist of een kind ten minste 45% invalide is en in aanmerking komt voor verlengd wezenpensioen. Het bestuur kan het recht op verlengd wezenpensioen afhankelijk stellen van een medische en arbeidsdeskundige keuring door een onafhankelijke instantie.
In sommige gevallen heeft uw kind geen recht op wezenpensioen
Uw kind heeft geen recht op wezenpensioen als uw overlijden het gevolg is van een opzettelijk tegen uw leven gericht misdrijf en uw kind daarvoor is veroordeeld.
7.6.2. Waar vind ik terug hoeveel wezenpensioen mijn kind krijgt?
Op uw Uniform Pensioenoverzicht leest u hoeveel wezenpensioen er voor uw kind verzekerd is. Ook ziet u hoeveel pensioenkapitaal u hebt opgebouwd en een schatting van hoeveel wezenpensioen u met dit pensioenkapitaal kunt aankopen. U krijgt elk jaar een Uniform Pensioenoverzicht van ons. U vindt uw pensioenkapitaal ook op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Daarnaast vindt u uw actuele pensioengegevens op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx bij Mijn SPH.
7.6.3. Hoe wordt het wezenpensioen voor mijn kind berekend?
Wat uw kind precies krijgt, hangt af van uw situatie. Hebt u meer kinderen? Xxx krijgt ieder kind dit pensioen.
7.6.3.1. U bent deelnemer en u overlijdt
Tijdens uw deelname is wezenpensioen voor u verzekerd. De hoogte ervan is afhankelijk van uw inkomen en de manier waarop u uw beroep als huisarts uitoefende.
Als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent
Uw kind krijgt:
- voor elk jaar dat u vanaf 1 januari 2022 deelnemer was 0,263% van de pensioengrondslag die in elk van die jaren voor u gold, plus
- voor elk jaar dat u vanaf uw overlijdensdatum tot uw standaard pensioendatum deelnemer had kunnen zijn 0,263% van de pensioengrondslag. Voor dit doel stellen we de pensioen- grondslag vast aan de hand van uw werkelijke pensioengevend inkomen in de vijf kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar waarin u overlijdt, zonder rekening te houden met het maximum als bedoeld in artikel 4.2.2. Daarvan bepalen we het gemiddelde. Voor dat gemiddelde geldt wel het maximum als bedoeld in artikel 4.2.2, zoals dat geldt in het kalenderjaar waarin u overlijdt. De uitkomst verminderen we met de franchise in dat kalenderjaar. Nam u korter dan vijf jaar deel aan deze pensioenregeling als vrijgevestigd of waarnemend huisarts? Dan berekenen we het gemiddelde over deze kortere periode.
Uw kind krijgt ook het wezenpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021.
Als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent
Uw kind krijgt:
- voor elk jaar dat u vanaf 1 januari 2022 deelnemer was 0,263% van de pensioengrondslag die in elk van die jaren voor u gold, plus
- voor elk jaar dat u vanaf uw overlijdensdatum tot uw standaard pensioendatum deelnemer had kunnen zijn 0,263% van de laatste voor u vastgestelde pensioengrondslag.
Uw kind krijgt ook het wezenpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021.
Dit geldt ook:
- Bent u deelnemer, maar hebt u óók uw ouderdomspensioen vervroegd gedeeltelijk laten ingaan? Dan geldt voor elk jaar dat u vanaf uw overlijdensdatum tot uw standaard pensioen- datum deelnemer had kunnen zijn 0,263% van de laatste voor u vastgestelde pensioen- grondslag, vermenigvuldigd met het percentage van het ouderdomspensioen dat nog niet is ingegaan. Voor het deel dat uw ouderdomspensioen al is ingegaan, geldt het bepaalde in artikel 7.6.3.3. Als met een deel van het pensioenkapitaal een wezenpensioen bij overlijden na uw pensioeningangsdatum is ingekocht, komt deze aanspraak in mindering op het verzekerde wezenpensioen bij uw overlijden vóór de pensioeningangsdatum.
- Hebt u pensioen meegenomen uit een vorige pensioenregeling (inkomende waarde- overdracht)? Dan krijgt u extra deelnemersjaren voor de berekening van het wezenpensioen bij overlijden vóór uw standaard pensioendatum. Daarbij is het mogelijk om deelnemers- jaren vóór 1 januari 2022 vast te stellen.
7.6.3.2. U bent geen deelnemer meer. U bent ook nog niet met pensioen en u overlijdt
Als uw deelname aan deze pensioenregeling stopt, stopt ook de verzekering voor het wezen- pensioen. Overlijdt u nadat uw deelname stopte, maar vóórdat u uw ouderdomspensioen hebt laten ingaan? Dan gebruikt het pensioenfonds het op dat moment voor u aanwezige pensioenkapitaal om een wezenpensioen voor uw kind(eren) aan te kopen, en eventueel een partnerpensioen voor uw partner. De hoogte van het wezenpensioen is afhankelijk van de hoogte van het aanwezige pensioenkapitaal op het moment van uw overlijden en van het tarief waarmee het wezenpensioen wordt aangekocht. Daarnaast geldt dat het wezenpensioen niet hoger mag zijn dan het wezen- pensioen dat u zou hebben behouden als u in deze pensioenregeling een fiscaal maximaal wezen- pensioen had kunnen opbouwen. Overlijdt u na uw standaard pensioendatum, maar hebt u uw ouderdomspensioen nog niet laten ingaan? Dan geldt voor uw kind niet het bovenstaande, maar het bepaalde in artikel 7.6.3.3.
Uw kind krijgt ook het wezenpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021.
7.6.3.3. U bent met pensioen en u overlijdt
Uw kind krijgt het wezenpensioen dat op uw pensioeningangsdatum of uiterlijk op de standaard pensioendatum is ingekocht.
Uw kind krijgt ook het wezenpensioen dat u hebt opgebouwd tot en met 31 december 2021.
7.6.4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als beide ouders zijn overleden
Zijn beide ouders van uw kind overleden? Xxx krijgt uw kind een dubbel zo hoog wezenpensioen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden van de tweede ouder. Dit geldt ook als u bent overleden en geen andere persoon als juridische ouder van uw kind kan worden aangemerkt.
Ontvangt u al ouderdomspensioen en is dit vóór of op 1 januari 2012 geheel of gedeeltelijk ingegaan? Dan geldt voor het deel van het wezenpensioen dat u als vrijgevestigde huisarts opbouwde dat de verdubbeling start op de eerste dag van het kalenderkwartaal volgend op het kalenderkwartaal waarin u overlijdt.
7.7. Extra aanvullend wezenpensioen
7.7.1. Wat is het extra aanvullend wezenpensioen?
Extra aanvullend wezenpensioen is een uitkering aan uw kind of kinderen. Uw kind krijgt dit pensioen als u overlijdt tijdens uw deelname aan deze pensioenregeling.
De uitkering van het extra aanvullend wezenpensioen:
- start op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin u overlijdt. Is uw kind nog niet geboren op de dag dat u overlijdt? Dan start het wezenpensioen op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin uw kind is geboren;
- stopt op de laatste dag van de maand waarin uw kind 18 jaar wordt of, als dat eerder is, op de laatste dag van de maand waarin uw kind is overleden.
De leeftijdsgrens van 18 jaar wordt verhoogd naar uiterlijk 27 jaar als:
- uw kind studeert; of
- ten minste 45% invalide is.
Het extra aanvullend wezenpensioen dat wordt uitgekeerd in de periode waarin de verhoogde leeftijdsgrens geldt, stopt op de laatste dag van de maand:
- waarin uw kind voor het laatst aan de voorwaarden voor verlengd wezenpensioen voldoet;
- waarin uw kind 27 jaar wordt; of
- waarin uw kind is overleden.
Is het extra aanvullend wezenpensioen gestopt? Dan kan het niet opnieuw ingaan. Heeft uw kind geen recht op extra aanvullend wezenpensioen omdat het niet studeert of invalide is op het moment van uw overlijden? Dan kan het extra aanvullend wezenpensioen later niet alsnog ingaan.
Het bestuur van het pensioenfonds beslist of een kind ten minste 45% invalide is en in aanmerking komt voor verlengd extra aanvullend wezenpensioen. Het bestuur kan het recht op wezenpensioen afhankelijk stellen van een medische en arbeidsdeskundige keuring door een onafhankelijke instantie.
In sommige gevallen heeft uw kind geen recht op extra aanvullend wezenpensioen
Uw kind heeft geen recht op extra aanvullend wezenpensioen als uw overlijden het gevolg is van een opzettelijk tegen uw leven gericht misdrijf en uw kind daarvoor is veroordeeld.
7.7.2. Waar vind ik terug hoeveel extra aanvullend wezenpensioen mijn kind krijgt?
Op uw Uniform Pensioenoverzicht leest u hoeveel extra aanvullend wezenpensioen er voor uw kind verzekerd is. Daarnaast vindt u uw actuele pensioengegevens op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx bij Mijn SPH.
7.7.3. Hoe hoog is het extra aanvullend wezenpensioen voor mijn kind?
De hoogte van het extra aanvullend wezenpensioen is gelijk aan 2/7e van de Anw-wezenuitkering voor wezen van 16 jaar of ouder, verhoogd met de vakantie-uitkering, op 1 juli van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin u overlijdt. We ronden het bedrag naar beneden af op hele euro’s. In 2023 is de uitkering van het extra aanvullend wezenpensioen € 2.999 per jaar.
Is het extra aanvullend wezenpensioen eenmaal ingegaan? Xxx leidt een latere verhoging of verlaging van de Anw-wezenuitkering niet tot aanpassing van de hoogte van het extra aanvullend wezenpensioen.
7.7.4. Het extra aanvullend wezenpensioen wordt verdubbeld als beide ouders zijn overleden Zijn beide ouders van uw kind overleden? Xxx krijgt u kind een dubbel zo hoog extra aanvullend wezenpensioen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand van overlijden van de
tweede ouder. Dit geldt ook als u bent overleden en geen andere persoon als juridische ouder van
uw kind kan worden aangemerkt.
8. Als uw deelname aan deze pensioenregeling stopt voor uw standaard pensioendatum
8.1. Uw pensioenopbouw
8.1.1. Wat gebeurt er met mijn pensioen?
Stopt uw deelname aan deze pensioenregeling? Dan bouwt u geen pensioenkapitaal meer op. Uw pensioenkapitaal verandert alleen nog door:
- het beleggingsrendement en de kosten;
- stapsgewijze aankoop van pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 4.6.
De verzekering voor het partnerpensioen en wezenpensioen bij overlijden voor uw pensioen- ingangsdatum vervalt. Voor uw partner en kinderen geldt vanaf dat moment de regeling die is beschreven in 7.4.3.2 en 7.6.3.2.
De risicoverzekering voor tijdelijk aanvullend partnerpensioen en extra aanvullend wezenpensioen vervalt. Als u huisarts in dienstverband bent, vervalt ook de verzekering voor arbeids- ongeschiktheidspensioen.
8.1.2. Wat gebeurt er als ik een klein pensioenkapitaal heb opgebouwd?
Kunt u na beëindiging van uw deelname met uw pensioenkapitaal een ouderdomspensioen aankopen dat kleiner is dan € 594,89 (in 2023)? Xxx draagt het pensioenfonds uw pensioenkapitaal over aan uw nieuwe pensioenuitvoerder. De nieuwe pensioenuitvoerder zal het overgedragen pensioenkapitaal gebruiken voor extra pensioen in uw nieuwe pensioenregeling.
Let op als u ook deelnemer was in de pensioenregeling die tot en met 31 december 2021 gold!
Hebt u bij het pensioenfonds aanspraken op pensioen volgens die pensioenregeling? Xxx draagt het pensioenfonds uw pensioen niet over. Noch het pensioenkapitaal dat u opbouwde in deze pensioen- regeling, noch het pensioen dat u opbouwde volgens de pensioenregeling die tot en met
31 december 2021 gold.
8.1.2.1. Wanneer vindt deze waardeoverdracht van klein pensioen plaats?
Het pensioenfonds draagt het kleine pensioen over zodra het Pensioenregister aan het pensioen- fonds doorgeeft bij welke pensioenuitvoerder u aan een pensioenregeling deelneemt. Het pensioen- fonds vraagt deze informatie binnen een jaar nadat uw deelname bij het pensioenfonds stopt op bij het Pensioenregister, en zal dit verzoek jaarlijks herhalen. Is de waardeoverdracht na vijf jaar en vijf pogingen niet gelukt? Dan mogen we uw pensioen afkopen. Hoe we dit doen, leest u in artikel 11.3.2.2.
De overdracht vindt niet plaats als u een heel klein pensioen hebt. Dit is het geval als de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op uw standaard pensioendatum niet meer zal bedragen dan € 2,00.
8.1.2.2. Wat gebeurt er als ik niet meer dan € 2,00 aan ouderdomspensioen heb opgebouwd?
Uw pensioenkapitaal vervalt als u een heel klein pensioen hebt. U hebt een heel klein pensioen als uw ouderdomspensioen op uw standaard pensioendatum niet meer dan € 2,00 per jaar zal zijn. Ook het partnerpensioen en het wezenpensioen vervallen dan. Uw pensioen vervalt niet als u verhuist naar een andere lidstaat als bedoeld in artikel 1 van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. U moet uw verhuizing dan wel aan ons melden bij beëindiging van uw deelname aan deze pensioen- regeling.
8.2. U kunt een deel van uw ouderdomspensioen omzetten in hoger partnerpensioen
Stopt uw deelname aan deze pensioenregeling? En is dat niet omdat u bent overleden of omdat u uw pensioendatum hebt bereikt? Xxx xxxx u een deel van het ouderdomspensioen dat u opbouwde volgens de pensioenregeling die tot en met 31 december 2021 gold omzetten in een hoger partnerpensioen voor uw partner. Als u hiervoor kiest, moet u dit binnen drie maanden na beëindiging van uw deelname aan ons doorgeven. Geeft u uw keuze niet binnen drie maanden door? Dan gaan we ervan uit dat u uw ouderdomspensioen niet wilt omzetten in hoger partnerpensioen. Het totale partnerpensioen mag na de omzetting van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen niet hoger zijn dan 70% van het tot en met 31 december 2021 opgebouwde ouderdomspensioen dat na de omzetting overblijft. Het totale partnerpensioen is inclusief eventueel bijzonder partnerpensioen voor uw ex-partner.
Soms kunt u een deel van uw ouderdomspensioen niet omzetten
U kunt uw ouderdomspensioen niet omzetten in extra partnerpensioen als uw ouderdoms- pensioen daardoor te laag wordt. Uw ouderdomspensioen mag niet lager worden dan
€ 594,89 per jaar. Dit is het bedrag in 2023.
Bent u gescheiden? En heeft uw ex-partner recht op uitbetaling van een deel van uw ouderdomspensioen? Dan kunt u dat deel van het ouderdomspensioen niet omzetten in partnerpensioen.
8.3. Toepasselijk pensioenreglement
Het meest actuele pensioenreglement is steeds van toepassing op uw opgebouwde pensioen- kapitaal en pensioenaanspraken. Behalve als het pensioenreglement anders bepaalt.
8.4. Verzekering van premievrijstelling bij beroepsarbeidsongeschiktheid
Als uw deelname aan deze pensioenregeling stopt, dan stopt ook de verzekering van premie- vrijstelling bij beroepsarbeidsongeschiktheid. Maar ligt uw eerste ziektedag vóór de dag waarop uw deelname is gestopt? Dan blijft uw recht op premievrijstelling bij beroepsarbeidsongeschiktheid bestaan zolang u voldoet aan de voorwaarden van artikel 9.1.
8.5. Verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen
Als u huisarts in dienstverband was en uw deelname aan deze pensioenregeling stopt, dan stopt ook de verzekering van het arbeidsongeschiktheidspensioen. Maar ligt uw eerste ziektedag vóór de dag waarop uw deelname is gestopt? Xxx blijft het arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd zolang uw arbeidsongeschiktheid verband houdt met deze eerste ziektedag. Kiest u voor waardeoverdracht als bedoeld in artikel 8.6? Dan stopt de verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen zodra de bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken zijn overgedragen aan uw nieuwe pensioenuitvoerder.
8.6. Kan ik mijn pensioen meenemen naar mijn nieuwe pensioenuitvoerder?
Dat kan. Uw pensioenkapitaal verhuist dan naar uw nieuwe pensioenregeling. Dit heet waarde- overdracht. Zo houdt u uw pensioen bij elkaar. U vraagt een waardeoverdracht aan bij de pensioen- uitvoerder van uw nieuwe werkgever of van uw nieuwe beroepspensioenregeling. U krijgt dan een opgave. Daarin staat hoeveel pensioen u krijgt als u kiest voor waardeoverdracht. Gaat u akkoord? Xxx krijgt u daar een aanspraak op extra pensioen. Daarvoor gelden de regels van uw nieuwe pensioenreglement. U hebt dan geen pensioenkapitaal meer bij ons.
Dit geldt ook:
- Bent u 58 jaar of ouder en zijn er al aanspraken op een stabiele of variabele pensioenuitkering voor u ingekocht? Dan zetten we deze aanspraken om in een pensioen- kapitaal dat onderdeel wordt van het over te dragen pensioenkapitaal.
- Hebt u een partner? Xxx moet uw partner akkoord gaan met de waardeoverdracht van het partnerpensioen.
- Een eventueel bijzonder partnerpensioenkapitaal wordt niet overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder.
- Hebt u eerder de waarde van ergens anders opgebouwde pensioenaanspraken overgedragen naar het pensioenfonds? Dan dragen we ook het daaruit verkregen pensioen- kapitaal bij het pensioenfonds over, inclusief het daarop behaalde rendement.
Kiest u voor waardeoverdracht? Dan dragen we ook het pensioen over dat u opbouwde tot en met 31 december 2021. Dit geldt ook:
- Hebt u een partner en wilt u ook de aanspraken op partnerpensioen overdragen? Xxx moet uw partner akkoord gaan met de waardeoverdracht van het partner- pensioen.
- Een eventueel bijzonder partnerpensioen wordt niet overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder.
- Hebt u vóór 1 januari 2022 de waarde van ergens anders opgebouwde pensioenaanspraken overgedragen naar het pensioenfonds? Dan dragen we ook het daaruit verkregen pensioen bij het pensioenfonds over, inclusief de daarop toegekende verhogingen volgens artikel 11.2 en verlagingen volgens artikel 15.2 en de vanaf de overdrachtsdatum nog toe te kennen onvoorwaardelijke verhogingen als bedoeld in artikel 11.2.5.
- Uw deelname moet zijn beëindigd op of na 1 januari 2007.
- Startte uw deelname aan uw nieuwe pensioenregeling vóór 1 januari 2015? Dan kon u uitsluitend waardeoverdracht aanvragen bij uw nieuwe pensioenuitvoerder binnen zes maanden na de start van uw deelname aan die pensioenregeling.
8.7. Vrijwillige voortzetting van uw deelname
8.7.1. Kan ik mijn deelname vrijwillig voortzetten?
Dat kan, voor een periode van maximaal drie jaar. De vrijwillige voortzetting sluit altijd direct aan op het tijdstip waarop uw verplichte deelname is beëindigd. U kunt uw deelname niet vrijwillig voortzetten na uw standaard pensioendatum of na uw (eerdere) pensioeningangsdatum.
8.7.2. Welke premie betaal ik als ik mijn deelname vrijwillig wil voortzetten?
We stellen uw premie op dezelfde manier vast als voor degenen die verplicht deelnemen aan deze pensioenregeling. Voor het bedrag waarover we de premie berekenen (de pensioengrondslag) geldt het volgende:
Als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts was
We stellen de maximale pensioengrondslag vast aan de hand van uw werkelijke pensioengevend inkomen in de vijf kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar waarin uw deelname stopt, zonder rekening te houden met het maximum als bedoeld in artikel 4.2.2. Daarvan bepalen we het gemiddelde. Voor dat gemiddelde geldt wel het maximum als bedoeld in artikel 4.2.2, zoals dat geldt in het kalenderjaar waarin uw deelname stopt. De uitkomst verminderen we met de franchise in dat kalenderjaar. Nam u korter deel aan de pensioenregeling als vrijgevestigd of waarnemend huisarts? Dan geldt het gemiddelde over deze kortere periode.
Als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding was
De pensioengrondslag is maximaal gelijk aan de pensioengrondslag die gold op het tijdstip van het beëindigen van uw verplichte deelname.
Jaarlijkse verhoging van de maximale pensioengrondslag
Uw maximale pensioengrondslag wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd. De verhoging is gelijk aan de procentuele verhoging van het maximale pensioengevend inkomen per 1 januari van dat jaar ten opzichte van het maximale pensioengevend inkomen van het voorgaande kalenderjaar.
Let op!
De Belastingdienst stelt voorwaarden aan vrijwillige voortzetting van uw deelname. Deze staan in het Besluit van 11 december 2018, nr. 2018-28514 of in het besluit dat daarvoor in de plaats komt. Het pensioenfonds staat de vrijwillige voortzetting van uw deelname alleen toe voor zover u aan die voorwaarden voldoet. De belangrijkste voorwaarden zijn:
- U bent jonger dan 65 jaar. Als u 65 jaar of ouder bent, mag u alleen starten met vrijwillige voortzetting als u daadwerkelijk inkomen uit tegenwoordige arbeid geniet of als u door ziekte niet in staat bent om te werken.
- U mag niet tegelijk pensioen opbouwen in een andere pensioenregeling en u mag ook geen oudedagsreserve opbouwen als bedoeld in artikel 3.67 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
8.7.3. Wat moet ik doen als ik mijn deelname vrijwillig wil voortzetten?
Als u vrijwillig wilt blijven deelnemen aan deze pensioenregeling, moet u daar schriftelijk of per e-mail om verzoeken bij het pensioenfonds. Vrijwillig voortzetten van uw deelname is alleen
mogelijk als u daar binnen negen maanden vanaf de datum van het beëindigen van uw verplichte deelname om verzoekt.
9. Als u arbeidsongeschikt wordt
Als u arbeidsongeschikt wordt, hebt u recht op premievrijstelling volgens de bepalingen in dit hoofdstuk. Als u huisarts in dienstverband bent, hebt u daarnaast recht op arbeidsongeschiktheids- pensioen. Het arbeidsongeschiktheidspensioen is bedoeld om inkomensachteruitgang vanwege arbeidsongeschiktheid te beperken. Premievrijstelling beperkt de gevolgen van het niet meer kunnen werken en daarmee het verlies van de mogelijkheid om pensioen op te bouwen.
9.1. Premievrijstelling bij beroepsarbeidsongeschiktheid
9.1.1. Wat is premievrijstelling bij beroepsarbeidsongeschiktheid?
Als u geheel of gedeeltelijk niet meer in staat bent om uw beroep als huisarts uit te oefenen wegens beroepsarbeidsongeschiktheid, zou u (een deel van) uw toekomstige pensioenopbouw moeten missen. Om dat te voorkomen, zet het pensioenfonds uw pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voort, zonder dat u daarvoor nog jaarlijks premie verschuldigd bent. De premievrijstelling vindt plaats op basis van de voorwaarden in dit artikel.
9.1.2. Wanneer is sprake van beroepsarbeidsongeschiktheid?
U bent beroepsarbeidsongeschikt als u als rechtstreeks en uitsluitend, medisch vast te stellen gevolg van ziekte of een ongeval voor ten minste 25% niet in staat bent de werkzaamheden te verrichten die verbonden zijn aan het beroep van huisarts.
9.1.3. Hoe wordt de mate van beroepsarbeidsongeschiktheid vastgesteld?
Het pensioenfonds wijst een organisatie aan die de mate van uw beroepsarbeidsongeschiktheid vaststelt. Deze organisatie stelt ook de dag vast waarop deze is ingetreden (de ‘eerste ziektedag’) en volgt de ontwikkeling van de mate waarin u beroepsarbeidsongeschikt bent.
9.1.4. Gelden er nog andere voorwaarden?
U hebt recht op premievrijstelling bij beroepsarbeidsongeschiktheid als u voldoet aan de volgende voorwaarden:
- u hebt uiterlijk op de dag waarop de premievrijstelling start alle pensioenpremies, rente en kosten betaald die u tot die datum aan het pensioenfonds verschuldigd was. Of u hebt een regeling met het pensioenfonds getroffen over de betaling daarvan.
Let op als u al beroepsarbeidsongeschikt was toen uw deelname aan onze pensioenregeling startte! Was u al beroepsarbeidsongeschikt op het moment dat uw deelname aan onze pensioenregeling startte? Dan hebt u in deze pensioenregeling geen recht op premievrijstelling voor het deel dat u al beroepsarbeidsongeschikt was.
9.1.5. Wanneer start de premievrijstelling?
De premievrijstelling start als er een jaar is verstreken sinds uw eerste ziektedag (de wachtperiode). Valt deze dag niet op de eerste van de maand? Dan start de premievrijstelling op de eerste dag van de maand die volgt op de datum waarop u een jaar beroepsarbeidsongeschikt bent. Gedurende de wachtperiode van een jaar moet u onafgebroken ten minste 25% beroepsarbeidsongeschikt zijn geweest. Hierbij geldt dat als periodes van beroepsarbeidsongeschiktheid elkaar met onderbrekingen van maximaal 28 dagen opvolgen, deze als één onafgebroken periode worden beschouwd.
De premievrijstelling start niet als u hebt gekozen voor waardeoverdracht als bedoeld in artikel 8.6.
Xxxx u in het jaar vóór de start van uw deelname al beroepsarbeidsongeschikt geworden?
Dan hebt u in deze pensioenregeling geen recht op premievrijstelling voor het deel dat u al beroeps- arbeidsongeschikt was. Wordt u tijdens uw deelname aan deze pensioenregeling méér beroeps- arbeidsongeschikt? Dan hebt u recht op premievrijstelling over deze toename. Deze start niet eerder dan nadat er een jaar is verstreken na uw eerste ziektedag.
Hebt u niet binnen een jaar na het einde van de wachtperiode om premievrijstelling verzocht?
Dan start uw premievrijstelling op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop wij uw verzoek hebben ontvangen.
9.1.6. Wanneer stopt de premievrijstelling?
U hebt na de wachtperiode van een jaar recht op maximaal drie jaar premievrijstelling. Na deze drie jaar geldt een extra voorwaarde: u hebt vanaf dat moment alleen recht op premievrijstelling als u een inkomensvervangende arbeidsongeschiktheidsuitkering of WIA-uitkering ontvangt.
De premievrijstelling stopt in ieder geval:
- als u niet meer voor ten minste 25% beroepsarbeidsongeschikt bent (onderbrekingen van maximaal 28 aaneengesloten dagen laten we buiten beschouwing);
- op de standaard pensioendatum;
- op uw eerdere pensioeningangsdatum, voor het deel dat het ouderdomspensioen vervroegd ingaat;
- als na de eerste drie jaar van premievrijstelling uw inkomensvervangende arbeids- ongeschiktheidsuitkering of WIA-uitkering stopt;
9.1.7. Wat is de grondslag voor premievrijstelling?
De manier waarop u uw beroep als huisarts uitoefende op uw eerste ziektedag, is bepalend voor de manier waarop we de grondslag voor premievrijstelling vaststellen.
Als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent
We stellen de grondslag voor premievrijstelling vast aan de hand van uw werkelijke pensioengevend inkomen in de vijf kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar waarin uw wachtperiode van een jaar eindigt, zonder rekening te houden met het maximum als bedoeld in artikel 4.2.2. Daarvan bepalen we het gemiddelde. Voor dat gemiddelde geldt wel het maximum als bedoeld in artikel 4.2.2, zoals dat geldt in het kalenderjaar waarin uw premievrijstelling start. De uitkomst verminderen we met de franchise in dat kalenderjaar. Het eindresultaat van deze berekening is de grondslag voor premievrijstelling. Nam u korter dan vijf jaar deel aan deze pensioenregeling als vrijgevestigd of waarnemend huisarts? Dan berekenen we het gemiddelde over deze kortere periode.
Bent u bij de start van uw deelname aan deze pensioenregeling al beroepsarbeidsongeschikt? Dan is de grondslag voor premievrijstelling gelijk aan uw gemiddelde pensioengevend inkomen in periode voorafgaand aan het kalenderjaar waarin uw mate van beroepsarbeidsongeschiktheid hoger wordt, verminderd met de franchise in dat kalenderjaar. Deze periode omvat maximaal vijf kalenderjaren. We stellen het gemiddelde pensioengevend inkomen vast overeenkomstig de manier die is beschreven in de vorige alinea.
Als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent
Jaarlijkse aanpassing van de grondslag voor premievrijstelling
Het gemiddelde, gemaximeerde pensioengevend inkomen (als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent) of het pensioengevend inkomen (als u huisarts in dienstverband of huisarts in opleiding bent) als bedoeld in de vorige alinea’s van dit artikel wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met de procentuele verhoging van het maximale pensioengevend inkomen per 1 januari van dat jaar ten opzichte van het maximale pensioengevend inkomen van voorgaande kalenderjaar. Voor de
vaststelling van de grondslag voor premievrijstelling verminderen we dit bedrag met de franchise in het betreffende kalenderjaar.
9.1.8. Hoe berekent het pensioenfonds de mate van premievrijstelling?
De mate van premievrijstelling is afhankelijk van de mate van uw beroepsarbeidsongeschiktheid, en wordt uitgedrukt in een percentage.
- Bij een percentage beroepsarbeidsongeschiktheid van 80% of meer is de mate van premie- vrijstelling 100%.
- Bij een percentage beroepsarbeidsongeschiktheid van 25% tot 80% is de mate van premie- vrijstelling gelijk aan het percentage beroepsarbeidsongeschiktheid.
- Bij een percentage beroepsarbeidsongeschiktheid van minder dan 25% is er geen premie- vrijstelling.
Bent u bij de start van uw deelname aan deze pensioenregeling al beroepsarbeidsongeschikt? Dan stellen we de mate van premievrijstelling naar evenredigheid vast op basis van de toename van uw beroepsarbeidsongeschiktheid gedurende uw deelname ten opzichte van de mate van beroeps- arbeidsongeschiktheid bij de start van uw deelname.
Let op als u uw beroep als huisarts niet meer uitoefent!
Neemt uw beroepsarbeidsongeschiktheid toe nadat u gestopt bent als huisarts? Dan blijft de premievrijstelling gebaseerd op de mate van beroepsarbeidsongeschiktheid op het moment dat u stopte als huisarts. Neemt uw beroepsarbeidsongeschiktheid af? Dan baseren we de premie- vrijstelling op uw lagere percentage beroepsarbeidsongeschiktheid. Neemt uw beroepsarbeids- ongeschiktheid daarna weer toe? Dan kan het percentage premievrijstelling nooit hoger worden dan het percentage dat gold op het moment dat u stopte als huisarts.
9.1.9. We houden rekening met uw verdiencapaciteit
Als u beroepsarbeidsongeschikt bent, stellen we elk jaar uw verdiencapaciteit vast. Uw verdiencapaciteit is gelijk aan de grondslag voor premievrijstelling in dat kalenderjaar volgens artikel 9.1.7, vermeerderd met de in dat artikel bedoelde franchise en vermenigvuldigd met het gemiddelde percentage dat u arbeidsgeschikt bent in dat kalenderjaar. Daarbij is het gemiddelde percentage arbeidsgeschiktheid gelijk aan het verschil tussen 100% en het gemiddelde percentage premie- vrijstelling in dat kalenderjaar.
U bouwt pensioenkapitaal op over uw werkelijke pensioengevend inkomen. Is uw werkelijke pensioengevend inkomen hoger dan uw verdiencapaciteit? Dan verlagen we de grondslag voor premievrijstelling. Dat doen we met het deel van uw pensioengevend inkomen dat hoger is dan uw verdiencapaciteit.
9.1.10. Wat geldt als ik als vrijgevestigd of waarnemend huisarts blijf werken?
Oefent u uw beroep uit als vrijgevestigd of waarnemend huisarts tijdens uw beroepsarbeids- ongeschiktheid? Dan bepalen we uw pensioengevend inkomen in een kalenderjaar op dezelfde manier als voor een beginnend vrijgevestigd of waarnemend huisarts als bedoeld in artikel 4.3.2. Uw pensioengevend inkomen kan daarbij nooit hoger zijn dan het pensioengevend inkomen dat zou gelden als we zouden uitgaan van de winst die u hebt genoten in het derde kalenderjaar daaraan voorafgaand.
9.1.11. Wat geldt voor de premievrijstelling voor het tijdelijk aanvullend partnerpensioen? Werkt u tijdens uw beroepsarbeidsongeschiktheid niet meer als huisarts (in opleiding), dan betaalt het pensioenfonds de volledige risicopremie van het tijdelijk aanvullend partnerpensioen. Werkt u
nog wel (gedeeltelijk) als huisarts? Dan betaalt u de volledige risicopremie zelf.
9.1.12. Wat geldt voor de premievrijstelling voor het extra aanvullend wezenpensioen?
Werkt u tijdens uw beroepsarbeidsongeschiktheid niet meer als huisarts (in opleiding), dan betaalt het pensioenfonds de volledige risicopremie van het extra aanvullend wezenpensioen. Werkt u nog wel (gedeeltelijk) als huisarts? Dan betaalt u de volledige risicopremie zelf.
9.1.13. Wat geldt voor premievrijstelling die is gestart vóór 1 januari 2022?
9.2. Arbeidsongeschiktheidspensioen voor huisartsen in dienstverband
9.2.1. Wanneer heb ik recht op arbeidsongeschiktheidspensioen?
Als u huisarts in dienstverband bent, hebt u recht op arbeidsongeschiktheidspensioen volgens de voorwaarden in dit artikel. U hebt geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen als u huisarts in dienstverband bent met een aanmerkelijk belang in uw werkgever. Voor de toekenning van arbeids- ongeschiktheidspensioen bent u arbeidsongeschikt als u recht hebt op een arbeidsongeschiktheids- uitkering in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA).
Let op als u al arbeidsongeschikt was toen uw deelname aan onze pensioenregeling startte!
Lag uw eerste ziektedag vóór de datum waarop uw deelname aan onze pensioenregeling als huisarts in dienstverband startte? Dan hebt u geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen.
Let op als u niet meer in dienstverband werkt, maar wel huisarts blijft!
Stopt u met het uitoefenen van uw beroep als huisarts in dienstverband? En blijft u deelnemen aan deze pensioenregeling omdat u uw beroep aansluitend op een andere manier gaat uitoefenen? Xxx is vanaf dat moment geen arbeidsongeschiktheidspensioen meer voor u verzekerd.
9.2.2. Wanneer start het arbeidsongeschiktheidspensioen?
Uw arbeidsongeschiktheidspensioen start op de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de dag waarop uw WIA-uitkering ingaat.
9.2.3. Tot wanneer krijg ik arbeidsongeschiktheidspensioen?
U krijgt een arbeidsongeschiktheidspensioen tot en met de laatste dag van de maand waarin uw WIA-uitkering stopt. Het arbeidsongeschiktheidspensioen stopt ook als uw ouderdomspensioen (vervroegd) ingaat.
9.2.4. Hoe hoog is het arbeidsongeschiktheidspensioen?
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bestaat uit:
- een WIA-excedentpensioen als u recht hebt op een IVA-uitkering of een loongerelateerde WGA-uitkering of een WGA-loonaanvulling;
- een WIA-hiaatpensioen als u recht hebt op een WGA-vervolguitkering.
Het arbeidsongeschiktheidspensioen is maximaal gelijk aan uw arbeidsongeschiktheidspensioen- grondslag verminderd met uw eventuele PAWW-uitkering.
Uw arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag
Uw arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag is gelijk aan:
- uw vaste fulltime jaarsalaris op de dag vóór uw eerste ziektedag, vermenigvuldigd met uw parttimepercentage op die dag, vermeerderd met
- het variabel jaarsalaris over het kalenderjaar dat voorafgaat aan het kalenderjaar waarin uw eerste ziektedag viel.
De hoogte van het WIA-excedentpensioen
Het WIA-excedentpensioen is gelijk aan:
bij een IVA-uitkering:
75% van uw arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag. Dit bedrag wordt verlaagd met 75% van de WIA-loongrens op jaarbasis (€ 66.956,94 per 1 januari 2023; dit bedrag wijzigt per 1 januari en per
1 juli van elk jaar). Uw uitkering kan niet lager zijn dan € 0,00; bij een loongerelateerde WGA-uitkering:
uw arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag, vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage dat hoort bij uw arbeidsongeschiktheidsklasse (zie artikel 9.2.5). Dit bedrag wordt verminderd met de WIA-loongrens op jaarbasis (€ 66.956,94 per 1 januari 2023; dit bedrag wijzigt per 1 januari en per
1 juli van elk jaar) vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage behorende bij uw arbeids- ongeschiktheidsklasse. Uw uitkering kan niet lager zijn dan € 0,00;
bij een WGA-loonaanvulling:
uw arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag, vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage dat hoort bij uw arbeidsongeschiktheidsklasse (zie artikel 9.2.5). Dit bedrag wordt verminderd met de WIA-loongrens op jaarbasis (€ 66.956,94 per 1 januari 2023; dit bedrag wijzigt per 1 januari en per
1 juli van elk jaar) vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage behorende bij uw arbeids- ongeschiktheidsklasse. Uw uitkering kan niet lager zijn dan € 0,00.
Het pensioenfonds stelt de hoogte van het WIA-excedentpensioen vast per de dag waarop het ingaat. Het vastgestelde bedrag wordt daarna jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2%.
De hoogte van het WIA-hiaatpensioen
Het WIA-hiaatpensioen is gelijk aan uw arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag, vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage dat door het UWV is vastgesteld. Dit bedrag wordt verminderd met de WGA-vervolguitkering.
Het pensioenfonds stelt de hoogte van het WIA-hiaatpensioen vast per de dag waarop het ingaat. Het vastgestelde bedrag wordt daarna jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2%.
9.2.5. In welke arbeidsongeschiktheidsklasse val ik?
Uw arbeidsongeschiktheidsklasse bepaalt het uitkeringspercentage dat we gebruiken voor de vaststelling van de hoogte van uw WIA-excedentpensioen.
als uw arbeidsongeschiktheidsklasse:
- klasse 1 is (35% of meer, maar minder dan 45%) is uw uitkeringspercentage 28,00%;
- klasse 2 is (45% of meer, maar minder dan 55%) is uw uitkeringspercentage 35,00%;
- klasse 3 is (55% of meer, maar minder dan 65%) is uw uitkeringspercentage 42,00%;
- klasse 4 is (65% of meer, maar minder dan 80%) is uw uitkeringspercentage 50,75%;
- klasse 5 is (80% of meer) is uw uitkeringspercentage 70,00%.
Stelt het UWV de arbeidsongeschiktheidsklasse voor de WIA vast? Dan geldt deze klasse ook voor het arbeidsongeschiktheidspensioen. Stelt het UWV niet de arbeidsongeschiktheidsklasse vast, maar uw restverdiencapaciteit? Dan stel het pensioenfonds zelf uw klasse vast, door een fictief arbeidsongeschiktheidspercentage vast te stellen.
Het pensioenfonds stelt het fictieve arbeidsongeschiktheidspercentage vast door de verhouding te bepalen tussen:
- het verschil tussen uw arbeidsongeschiktheidsgrondslag en de restverdiencapaciteit, en
- uw arbeidsongeschiktheidsgrondslag, en dit te vermenigvuldigen met 100%.
9.2.6. Wat geldt als ik eigen inkomsten heb?
Als u een IVA-uitkering hebt
Ontvangt u tijdens uw arbeidsongeschiktheid inkomen dat hoger is dan de WIA-loongrens
(€ 66.956,94 per 1 januari 2023)? Dan brengen we 75% van dat meerdere in mindering op uw arbeidsongeschiktheidspensioen.
Als u een loongerelateerde WGA-uitkering of een WGA-loonaanvulling ontvangt
Ontvangt u tijdens uw arbeidsongeschiktheid inkomen dat hoger is dan uw door het UWV vastgestelde restverdiencapaciteit? Dan brengen we 70% van het meerdere in mindering op uw arbeidsongeschiktheidspensioen. Dit doen we naar rato van het deel van uw inkomen dat boven de WIA-loongrens ligt en waarmee de WIA geen rekening houdt.
9.2.7. Wat geldt als mijn arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt?
Wijzigt het UWV het voor u vastgestelde uitkeringspercentage nadat uw arbeidsongeschiktheids- pensioen is ingegaan? Dan moet u deze wijziging direct aan het pensioenfonds doorgeven. Wijzigt hierdoor ook uw arbeidsongeschiktheidsklasse? Dan stellen we uw arbeidsongeschiktheidspensioen opnieuw vast. Daarbij geldt het volgende:
- Uw mate van arbeidsongeschiktheid op de eerste dag van de maand bepaalt of uw arbeids- ongeschiktheidsklasse is gewijzigd.
- Bij toename van het uitkeringspercentage wordt voor de berekening van de verhoging van uw arbeidsongeschiktheidspensioen de arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag verhoogd met de sinds de laatste vaststelling van het uitkeringspercentage overeengekomen structurele loonsverhogingen van de Xxx Xxxxxxxx in dienst bij een huisarts. Deze verhoogde arbeidsongeschiktheidspensioengrondslag bedraagt maximaal het salaris waarover een huisarts in dienstverband pensioen kan opbouwen.
- Bij toename van het uitkeringspercentage wordt voor het opnieuw vaststellen van de uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen uitgegaan van de hoogte van het WIA- dagloon zoals dat op 1 januari van dat jaar geldt.
- Bij daling van het uitkeringspercentage wordt bij de vaststelling van de uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen de daling verrekend met de meest recente wijziging(en) van het uitkeringspercentage.
10. Als u en uw partner uit elkaar gaan
10.1. Scheiding en ouderdomspensioen
10.1.1. Wanneer heeft scheiding gevolgen voor mijn ouderdomspensioen?
Scheiding kan gevolgen hebben voor uw ouderdomspensioen als:
- u gehuwd bent en u gaat scheiden; of
- u uw geregistreerd partnerschap beëindigt. Dit komt niet doordat een van u beiden overlijdt of wordt vermist. Ook niet doordat u uw geregistreerd partnerschap omzet in een huwelijk; of
- u gaat scheiden van tafel en bed.
Als we het in dit artikel 10.1 hebben over ‘scheiden’ of ‘scheiding’, bedoelen we een van deze
situaties.
Had u een samenwoonrelatie en gaat u uit elkaar? Dan kunt u kiezen voor overeenkomstige toepassing van dit artikel 10.1 alsof u gehuwd was. Het pensioenfonds werkt hieraan mee als u binnen twee jaar na het einde van uw samenwoonrelatie gezamenlijk het verzoek indient als bedoeld in artikel 10.1.2.
Bouwde u vóór 1 januari 2022 al ouderdomspensioen op bij het pensioenfonds? Dan is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing op dat pensioen.
10.1.2. Uw ex-partner heeft recht op uitbetaling van een deel van uw ouderdomspensioen
Uw ex-partner heeft recht op uitbetaling van een deel van uw ouderdomspensioen. Dit heet verevening. Het is geregeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Voor de bepaling van de hoogte van dat deel kijken we naar het pensioenkapitaal dat u tijdens uw huwelijk of geregistreerd partnerschap hebt opgebouwd. Een ex-partner met wie u ongehuwd samenwoonde heeft recht op uitbetaling van een deel van uw ouderdomspensioen overeenkomstig dit artikel als u hier gezamenlijk afspraken over maakt.
Hebt u ook ouderdomspensioen opgebouwd volgens de pensioenregeling die tot en met 31 december 2021 gold? Xxx telt ook dat ouderdomspensioen mee voor zover dat is opgebouwd tijdens uw huwelijk of geregistreerd partnerschap.
U hebt twee mogelijkheden:
- u of uw ex-partner vraagt ons dit eigen deel rechtstreeks aan uw ex-partner te betalen. We doen dit vanaf het moment dat u met pensioen gaat. We betalen dat deel dan niet aan u. Vraag dit wel binnen twee jaar na de scheiding bij ons aan. Dit doet u met het formulier 'Mededeling van Scheiding in verband met verdeling van ouderdomspensioen'. Dit formulier vindt u op xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx;
- u regelt het onderling. In dat geval moet u zelf het deel van uw ouderdomspensioen aan uw ex-partner betalen als u met pensioen gaat.
Zou uw ex-partner door de verevening maar een klein ouderdomspensioen uitbetaald krijgen? Dan heeft hij of zij geen recht op verevening. Het ouderdomspensioen wordt dan niet aan uw ex-partner uitbetaald. Dit is zo als het bruto ouderdomspensioen voor uw ex-partner lager is dan € 594,89 per jaar (in 2023). Dit staat in de wet.
10.1.3. Kunnen mijn ex-partner en ik ook andere afspraken maken?
Dat kan. U kunt afspreken dat uw ex-partner geen deel van uw ouderdomspensioen uitbetaald krijgt. Of meer of minder dan de helft van het ouderdomspensioen dat u tijdens uw huwelijk of geregistreerd partnerschap hebt opgebouwd. Ook kunt u een periode kiezen die langer of korter is dan de duur van uw huwelijk of geregistreerd partnerschap. U en uw ex-partner moeten dat dan samen afspreken. Dit doet u in uw huwelijkse voorwaarden, de voorwaarden van geregistreerd partnerschap of in een schriftelijke scheidingsovereenkomst. Uw keuze mag er niet toe leiden dat het verevende ouderdomspensioen lager wordt dan € 594,89 per jaar (in 2023). Alle voorwaarden staan in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
U kunt ook kiezen voor conversie. Bij conversie maken u en uw ex-partner samen afspraken over het verevende deel van het pensioenkapitaal en het bijzonder partnerpensioenkapitaal (artikel 10.2) waar uw ex-partner recht op heeft. Deze twee delen van uw pensioenkapitaal worden bij conversie omgezet in een eigen pensioenkapitaal voor uw ex-partner. Dit pensioenkapitaal kan uw ex-partner dan gebruiken voor een eigen ouderdomspensioen. U leest meer over conversie in artikel 10.3.
In alle gevallen geldt dat u uw afwijkende afspraken aan het pensioenfonds moet doorgeven binnen twee jaar na uw scheiding.
10.1.4. Wanneer start en stopt de uitbetaling van het verevende ouderdomspensioen aan mijn ex-partner?
Uw ex-partner krijgt het ouderdomspensioen uitbetaald als u met pensioen gaat. Dit is dus op uw 68e. Kiest u ervoor om eerder of later met pensioen te gaan? Xxx krijgt uw ex-partner ook eerder of later pensioen.
Krijgen wij het formulier 'Mededeling van scheiding in verband met verdeling van ouderdoms- pensioen' nadat u met pensioen bent gegaan? Dan start de uitbetaling van het pensioen aan uw ex- partner op de eerste dag van de maand nadat wij het formulier ontvangen.
Het ouderdomspensioen voor uw ex-partner stopt als:
- uw ex-partner overlijdt. Het pensioen stopt op de laatste dag van de maand waarin uw ex- partner overlijdt; of
- u overlijdt. Het pensioen stopt op de laatste dag van de maand waarin u overlijdt; of
- u en uw ex-partner komen weer bij elkaar. Dit betekent dat u en uw ex-partner opnieuw met elkaar trouwen. Of u en uw ex-partner worden (weer) geregistreerd partners. Of u bent niet meer gescheiden van tafel en bed. Dit moet u ons wel schriftelijk of per e-mail melden. De uitbetaling van het ouderdomspensioen aan uw ex-partner stopt op de laatste dag van de maand waarin u weer bij elkaar bent gekomen.
Ontvangt u al ouderdomspensioen en is dit vóór of op 1 januari 2012 geheel of gedeeltelijk ingegaan? Dan geldt voor het deel van het ouderdomspensioen dat u als vrijgevestigde huisarts opbouwde dat de uitbetaling aan uw ex-partner stopt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin uw ex-partner of u zelf overlijdt.
Overlijdt uw ex-partner? Of komen u en uw ex-partner weer bij elkaar en meldt u dit aan ons? Dan betalen wij zijn of haar deel van uw ouderdomspensioen voortaan aan u uit. Dit geldt niet wanneer u koos voor conversie.
10.1.5. Hoe stelt het pensioenfonds het verevende pensioen vast?
Na uw scheiding en na ontvangst van het verzoek om verevening bepaalt het pensioenfonds het pensioenkapitaal dat u tijdens uw huwelijk, geregistreerd partnerschap of periode van samenwonen hebt opgebouwd. Dit pensioenkapitaal administreren we apart. Als u kiest voor een stabiele uitkering volgens artikel 4.6, kopen we met dit apart geadministreerde pensioenkapitaal een pensioen op uw leven in, in de verhouding 100 ouderdomspensioen : 70 partnerpensioen. Dat doen we op uw pensioeningangsdatum of uiterlijk op de standaard pensioendatum of stapsgewijs, als u kiest voor een stabiele uitkering volgens artikel 4.6. Het deel dat het pensioenfonds aan uw ex- partner zal uitbetalen bedraagt de helft van het aldus ingekochte ouderdomspensioen.
Kiest u voor starten met een hoger ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5.8? Xxx start ook uw ex-partner met een hoger verevend ouderdomspensioen.
Kiest u voor een variabele uitkering die u aankoopt bij een andere pensioenuitvoerder? Dan betaalt uw nieuwe pensioenuitvoerder een deel van uw ouderdomspensioen aan uw ex-partner. Wij leveren die pensioenuitvoerder de daarvoor benodigde informatie.
10.1.6. Zijn er kosten verbonden aan verevening?
Het pensioenfonds mag de kosten in verband met verevening bij u en uw ex-partner in rekening brengen. U betaalt dan allebei de helft van de kosten.
10.2. Scheiding en partnerpensioen
10.2.1. Wanneer heeft scheiding gevolgen voor mijn partnerpensioen?
Scheiding kan gevolgen hebben voor uw partnerpensioen als:
- u gehuwd bent en u gaat scheiden; of
- u uw geregistreerd partnerschap beëindigt. Dit komt niet doordat een van u beiden overlijdt of wordt vermist; of
- uw huwelijk wordt ontbonden na scheiding van tafel en bed; of
- u ongehuwd samenwoonde en u uit elkaar gaat.
Als we het in dit artikel 10.2 hebben over ‘scheiden’ of ‘scheiding’, bedoelen we een van deze
situaties.
Zet u uw geregistreerd partnerschap om in een huwelijk? Of woont u samen en gaat u trouwen of gaat u een geregistreerd partnerschap aan? Dan zien we dit niet als een scheiding en heeft dit geen gevolgen voor uw partnerpensioen.
Bouwde u vóór 1 januari 2022 al partnerpensioen op bij het pensioenfonds? Dan is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing op dat pensioen.
Waarop uw ex-partner recht heeft, hangt af van uw situatie:
U bent nog niet met pensioen en u gaat scheiden
Uw ex-partner krijgt een aanspraak op bijzonder partnerpensioen. We stellen bij uw scheiding een bijzonder partnerpensioen vast, dat uw ex-partner ontvangt als u na de ingangsdatum van uw ouderdomspensioen overlijdt. We doen dit als volgt:
- allereerst stellen we de hoogte van het aanwezige pensioenkapitaal vast op het moment van scheiding. Vervolgens stellen we vast welk ouderdomspensioen en partnerpensioen ter grootte van 70% van dat ouderdomspensioen we met dat pensioenkapitaal zouden kunnen aankopen;
- daarna stellen we vast welke koopsom nodig is om het aldus vastgestelde partnerpensioen aan te kopen op basis van door het bestuur van het pensioenfonds vast te stellen grondslagen;
- deze koopsom administreren we voortaan apart onder de naam bijzonder partnerpensioen- kapitaal;
We beleggen het volgens bovenstaand stappenplan vastgestelde bijzonder partnerpensioenkapitaal vanaf het moment van scheiding tot de ingangsdatum van uw ouderdomspensioen in de Rendementsportefeuille van het pensioenfonds. Elke wijziging in de belegging(en) van het pensioen- kapitaal geldt op overeenkomstige wijze voor de belegging(en) van het bijzonder partnerpensioen- kapitaal.
Is er voor uw scheidingsdatum al pensioenkapitaal omgezet in pensioenaanspraken op grond van artikel 4.6? Dan zetten we de daaruit voortvloeiende aanspraak op partnerpensioen om in een aanspraak op bijzonder partnerpensioen voor uw ex-partner.
Uw ex-partner heeft ook recht op het partnerpensioen dat u opbouwde volgens de pensioenregeling die tot en met 31 december 2021 gold.
U bent met pensioen en u gaat scheiden
De hoogte van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen is gelijk aan de hoogte van de aanspraak op partnerpensioen direct voorafgaand aan het moment van scheiding. Zette u op uw pensioen- ingangsdatum het partnerpensioen volledig om in ouderdomspensioen? Xxx heeft uw ex-partner geen aanspraak op bijzonder partnerpensioen.
Uw ex-partner heeft geen recht op bijzonder partnerpensioen als uw overlijden het gevolg is van een opzettelijk tegen uw leven gericht misdrijf en uw ex-partner daarvoor is veroordeeld.
Let op als u meerdere ex-partners hebt!
Als u een eerdere ex-partner hebt die al een aanspraak kreeg op bijzonder partnerpensioen- (kapitaal), dan verminderen we het bijzonder partnerpensioen(kapitaal) van uw laatste ex-partner met dit eerder vastgestelde bijzonder partnerpensioen(kapitaal).
10.2.3. Kunnen mijn ex-partner en ik ook andere afspraken maken?
Dat kan. U kunt afspreken dat uw ex-partner geen of minder bijzonder partnerpensioen krijgt bij overlijden na de ingangsdatum van uw pensioen. U en uw ex-partner moeten dat dan samen afspreken. Dit doet u in uw huwelijkse voorwaarden, de voorwaarden van geregistreerd partner- schap, uw samenlevingsovereenkomst of in een schriftelijke scheidingsovereenkomst.
Spreekt u af dat uw partner geen bijzonder partnerpensioen(kapitaal) krijgt? Dan gelden de volgende voorwaarden:
- we ontvangen uw verzoek om geen of minder bijzonder partnerpensioen toe te kennen aan uw ex-partner binnen 24 maanden na het moment van uw scheiding;
- we moeten verklaren dat we bereid zijn om het pensioenrisico dat hieruit voortvloeit te dekken.
10.2.4. Wanneer start en stopt het bijzonder partnerpensioen?
Let op als het bijzonder partnerpensioen is ingegaan vóór 1 januari 2012!
Voor het deel dat u het partnerpensioen opbouwde als vrijgevestigd huisarts geldt dat het bijzonder partnerpensioen eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin uw ex- partner overlijdt. Gaat het bijzonder partnerpensioen na 1 januari 2012 in en is uw ouderdomspensioen (gedeeltelijk) ingegaan vóór of op 1 januari 2012? Dan geldt voor het deel van het partnerpensioen dat u opbouwde als vrijgevestigd huisarts dat het ingaat op de eerste dag van het kalenderkwartaal, volgend op het kalenderkwartaal waarin u overlijdt en eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin uw ex-partner overlijdt.
10.2.5. Kan mijn ex-partner het bijzonder partnerpensioen vervreemden aan een eerdere of latere partner?
Een ex-partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit bijzonder partner- pensioen te vervreemden aan uw eerdere of latere partner. Dat kan alleen als:
- u zelf bent overleden; en
- het pensioenfonds bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken; en
- de vervreemding onherroepelijk is; en
- dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
10.2.6. Wat gebeurt er met het bijzonder partnerpensioen als mijn ex-partner eerder overlijdt dan ik?
Als uw ex-partner overlijdt voordat u uw ouderdomspensioen volledig hebt laten ingaan, maken we van het bijzonder partnerpensioen of bijzonder partnerpensioenkapitaal weer een normaal partner- pensioen of pensioenkapitaal. Overlijdt uw ex-partner ná uw pensioeningangsdatum? Xxx vervalt het bijzonder partnerpensioen.
10.3. Conversie van verevend ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioen
10.3.1. Wat is conversie?
Bij conversie maken u en uw ex-partner samen afspraken over het verevende deel van het pensioen- kapitaal (artikel 10.1) en het bijzonder partnerpensioenkapitaal (artikel 10.2) waar uw ex-partner recht op heeft. Deze twee delen van uw pensioenkapitaal worden bij conversie omgezet in een eigen pensioenkapitaal voor uw ex-partner. Dit pensioenkapitaal kan uw ex-partner dan gebruiken voor een eigen ouderdomspensioen volgens de regels van dit pensioenreglement. Na conversie is uw eigen pensioenkapitaal blijvend verlaagd. Ook nadat uw ex-partner is overleden, wordt uw ouderdomspensioen niet meer hoger. Bij uw overlijden heeft uw ex-partner geen recht op bijzonder partnerpensioen. Het pensioenfonds werkt niet mee aan conversie als uw ouderdomspensioen al (gedeeltelijk) is gestart.
Bouwde u vóór 1 januari 2022 al pensioen op bij het pensioenfonds? Dan is het bepaalde in dit artikel van overeenkomstige toepassing op dat pensioen. Bouwde u pensioen op volgens de pensioenregeling die tot en met 31 december 2021 gold én volgens de pensioenregeling die vanaf 1 januari 2022 geldt? Dan converteren we de pensioenen die u in beide pensioen- regelingen opbouwde afzonderlijk van elkaar. U kunt er niet voor kiezen om het pensioen uit de ene regeling wel te converteren en het pensioen uit de andere regeling niet.
10.3.2. Welke voorwaarden gelden er bij conversie?
Als u en uw ex-partner kiezen voor conversie, gelden de volgende voorwaarden:
- het bestuur van het pensioenfonds stemt in met de conversie;
- u en uw ex-partner hebben de conversie afgesproken en vastgelegd in huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap, of in een schriftelijke scheidingsovereenkomst (bijvoorbeeld in een echtscheidingsconvenant);
- uw ex-partner is op het moment van conversie jonger dan de pensioenleeftijd;
- het bestuur van het pensioenfonds kan nadere voorwaaden stellen. Dat kunnen ook medische voorwaarden zijn.
10.3.3. Wanneer begint en eindigt het geconverteerde ouderdomspensioen?
Het geconverteerde ouderdomspensioen start op de standaard pensioendatum van uw ex-partner. Uw ex-partner kan ervoor kiezen het geconverteerde ouderdomspensioen eerder of later in te laten gaan, volgens de regels van artikel 5.4 en artikel 5.5. Bij de start van het geconverteerde ouderdoms- pensioen kan uw ex-partner kiezen voor een hoger ouderdomspensioen bij de start, volgens de regels van artikel 5.8. Kiest uw ex-partner voor twee flexibiliseringsmogelijkheden? Dan passen we die keuzes toe in bovenstaande volgorde.
Het geconverteerde ouderdomspensioen stopt op de laatste dag van de maand waarin uw ex- partner overlijdt.
Let op als het geconverteerde ouderdomspensioen is ingegaan vóór 1 januari 2012!
Voor het deel dat u het ouderdomspensioen opbouwde als vrijgevestigd huisarts geldt dat het geconverteerde ouderdomspensioen eindigt op de laatste dag van het kalenderkwartaal waarin uw ex-partner overlijdt.
10.3.4. Zijn er kosten verbonden aan conversie?
Het pensioenfonds mag de kosten in verband met conversie bij u en uw ex-partner in rekening brengen. U betaalt dan allebei de helft van de kosten.
10.3.5. Is waardeoverdracht van geconverteerd ouderdomspensioen mogelijk?
Het pensioenfonds werkt niet mee aan waardeoverdracht van geconverteerd ouderdomspensioen.
10.4. Verhoging van verevend of geconverteerd ouderdomspensioen en bijzonder partnerpensioen
De aanspraken en rechten op verevend ouderdomspensioen, bijzonder partnerpensioen en geconverteerd ouderdomspensioen worden verhoogd op de manier die is beschreven in artikel
11.2.1. Dit geldt niet zolang deze aanspraken nog de vorm hebben van pensioenkapitaal.
11. De betaling van uw pensioen
11.1. Uw pensioenuitkering
Dit artikel is van overeenkomstige toepassing op het pensioen dat uw (ex-)partner en uw kinderen ontvangen na uw overlijden.
11.1.1. Hoe krijg ik pensioen?
Start uw pensioen? Dan maken we vanaf dat moment uw pensioen in euro’s over op de bankrekening die u doorgeeft. U krijgt elke maand 1/12e deel van uw pensioenbedrag in dat jaar. We houden hierop loonbelasting en andere wettelijk voorgeschreven inhoudingen in.
Wilt u uw pensioen op een buitenlandse bankrekening ontvangen?
Dat kan. U moet dan de volgende gegevens aan ons doorgeven:
- uw adres en het adres van de buitenlandse bankinstelling;
- de BIC-code van de buitenlandse bankinstelling en uw rekeningnummer bij die bank.
Het pensioenfonds mag transactiekosten bij u in rekening brengen. Dit doen we door de kosten af te trekken van uw maandelijkse pensioenbedrag.
11.1.2. Wat geldt als ik in het buitenland woon?
Als u niet in Nederland woont, vragen wij een keer per jaar een bewijs van in leven zijn van u. Een voorwaarde om pensioen te ontvangen, is immers dat u nog leeft. Wij horen het namelijk niet van een buitenlandse overheid als u overlijdt. Daarom moeten uw nabestaanden uw overlijden aan ons melden.
11.1.3. Hoe bewijst mijn kind dat het studeert of invalide is?
Is uw kind op of na het moment van uw overlijden 18 jaar of ouder? En wil uw kind in aanmerking komen voor verlengd wezenpensioen omdat het studeert? Dan vragen wij elk jaar om een school- of studieverklaring van uw kind. Is uw kind invalide? Dan vragen wij elk jaar een bewijs van invaliditeit.
11.2. Jaarlijkse verhoging van uw pensioen
11.2.1. Voorwaardelijk recht op verhoging ouderdoms-, partner- en wezenpensioen
Voorwaardelijke toeslagverlening betekent dat u geen récht op een toeslag hebt. Het pensioen- fonds probeert elk jaar de op 1 januari opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen te verhogen. Deze verhoging is maximaal de ontwikkeling van het CBS-cijfer van de cao-lonen bij de overheid plus een verhoging van 2,25%. Daarnaast kan het pensioenfonds in incidentele gevallen op grond van verruimde wettelijke mogelijkheden een extra toeslag verlenen.
Of en in welke mate het bestuur van het pensioenfonds een verhoging toekent, hangt af van de financiële positie van het pensioenfonds. Het bestuur van het pensioenfonds beslist jaarlijks, met inachtneming van de wettelijke randvoorwaarden die gesteld worden aan de toeslagverlening, in hoeverre de pensioenaanspraken en pensioenrechten worden verhoogd.
Voordat het bestuur van het pensioenfonds definitief kan besluiten over het verlenen van de toeslag, moet de algemene vergadering van de Beroepspensioenvereniging Huisartsen worden gehoord over het voorgenomen besluit.
Het percentage waarmee het ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen wordt verhoogd, wordt ten minste gesteld op nihil.
Deze voorwaardelijke toeslagverlening is niet van toepassing op uw pensioenkapitaal.
Deze voorwaardelijke toeslagverlening geldt ook voor de pensioenen die u opbouwde volgens de pensioenregeling die tot en met 31 december 2021 gold.
Tot en met 2021 was er een concrete ambitie om een bepaald niveau van voorwaardelijke toeslagverlening te bereiken. Als het pensioenfonds in enig jaar een lagere toeslag toekende dan de ambitie, hield het pensioenfonds per individu een overzicht bij van het verschil tussen de ambitie en de verleende toeslag. Dit overzicht blijft bewaard. Vanaf 2022 hanteert het pensioenfonds geen concrete ambitie meer. U krijgt alleen een toeslag als de financiële positie van het pensioenfonds dit toelaat. Bij het besluit over toeslagverlening weegt het bestuur van het pensioenfonds de belangen van alle deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden zorgvuldig af. Daarbij kan het pensioenfonds rekening houden met de lagere toeslagen uit het verleden op basis van het geadministreerde overzicht.
Hebt u backservicepensioenaanspraken of backservicepensioenrechten? Dan verhogen we de maximaal met de ontwikkeling van het CBS-cijfer van de cao-lonen bij de overheid.
Backservicepensioen is een aanvulling op het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen, berekend over de periode gedurende welke u als vrijgevestigd huisarts na het bereiken van de 30-jarige leeftijd en vóór 1 januari 1967 aaneengesloten deelnemer zou zijn geweest, als de pensioenregeling vóór 1 januari 1967 al had bestaan.
11.2.2. Onvoorwaardelijk recht op verhoging tijdelijk aanvullend partnerpensioen
We verhogen een tijdelijk aanvullend partnerpensioen dat is ingegaan jaarlijks per 1 januari met 2%. We ronden het bedrag naar beneden af op hele euro’s. De uitkering mag niet hoger worden dan 8/7e van de Anw-nabestaandenuitkering, verhoogd met de vakantie-uitkering, op 1 juli van het kalenderjaar voorafgaand aan de verhoging.
11.2.3. Onvoorwaardelijk recht op verhoging extra aanvullend wezenpensioen
We verhogen een extra aanvullend wezenpensioen dat is ingegaan jaarlijks per 1 januari met 2%. We ronden het bedrag naar beneden af op hele euro’s. De uitkering mag niet hoger worden dan 4/7e van de Anw-wezenuitkering voor wezen van 16 jaar of ouder, verhoogd met de vakantie-uitkering, op
1 juli van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar voorafgaand aan de verhoging. Zijn beide ouders van uw kind overleden? Dan is het maximum dubbel zo hoog.
11.2.4. Onvoorwaardelijk recht op verhoging arbeidsongeschiktheidspensioen
Een ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen wordt jaarlijks per 1 januari verhoogd met 2%.
11.2.5. Onvoorwaardelijk recht op verhoging bij waardeoverdracht vóór 1 januari 2022 Hebt u aanspraken of rechten op ouderdomspensioen, partnerpensioen of wezenpensioen die u hebt verkregen uit waardeoverdracht die plaatsvond vóór 1 januari 2022? Dan geldt in
afwijking van artikel 11.2.1 dat de verhoging jaarlijks minimaal 2,25% is. Ligt de
overdrachtsdatum van de waardeoverdracht vóór 1 januari 2015? Xxx bedraagt de jaarlijkse verhoging minimaal 3,75%.
11.3. Afkoop van uw pensioen
11.3.1. Wat is afkoop van pensioen?
Kunt u met uw pensioenkapitaal een klein pensioen kopen? Dan mogen wij uw pensioen onder bepaalde omstandigheden in één keer betalen. Dit heet afkoop. U krijgt de waarde van uw pensioen dan als eenmalig bedrag op uw rekening. Daarna krijgt u geen pensioen meer van ons. Afkoop is geregeld in de wet. De wettelijke afkoopgrens is in 2023 € 594,89.
Let op als u ook deelnemer was in de pensioenregeling die tot en met 31 december 2021 gold!
Hebt u bij het pensioenfonds aanspraken op pensioen volgens die pensioenregeling? Dan koopt het pensioenfonds uw ouderdomspensioen niet af. Dit geldt ook voor het partnerpensioen en het wezenpensioen dat ingaat bij uw overlijden. We kopen noch het pensioen af dat u opbouwde in deze pensioenregeling, noch het pensioen dat u opbouwde volgens de pensioenregeling die tot en met
31 december 2021 gold.
11.3.2. Hoe koopt het pensioenfonds mijn pensioen af?
11.3.2.1. Als u met pensioen gaat
We mogen uw ouderdomspensioen en de aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen afkopen als uw jaarlijkse ouderdomspensioen op de ingangsdatum lager is dan de wettelijke afkoopgrens. Dat doen we alleen als u instemt met de afkoop. We gaan uit van een ouderdoms- pensioen in de vorm van een stabiele uitkering. Als we gebruik maken van ons recht om uw pensioen
af te kopen, informeren we u hierover voordat uw ouderdomspensioen start. We betalen het eenmalige bedrag binnen zes maanden na de ingangsdatum van uw pensioen.
11.3.2.2. Als uw deelname stopt voordat u met pensioen gaat
We proberen uw kleine pensioen eerst over te dragen aan uw nieuwe pensioenuitvoerder (zie artikel 8.1.2). Lukt dat niet? Dan mogen we uw aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen afkopen als uw jaarlijkse ouderdomspensioen op de standaard pensioen- ingangsdatum lager is dan de wettelijke afkoopgrens. Dat doen we alleen als u instemt met de afkoop. We moeten na beëindiging van uw deelname ten minste vijf keer tevergeefs hebben geprobeerd uw kleine pensioen over te dragen en na de beëindiging van uw deelname moeten ten minste vijf jaren zijn verstreken.
11.3.2.3. Als u overlijdt
We mogen het partnerpensioen en/of het wezenpensioen afkopen als het jaarlijkse partnerpensioen en/of wezenpensioen op de ingangsdatum lager is dan de wettelijke afkoopgrens. Als we gebruik maken van ons recht om het partnerpensioen en/of het wezenpensioen af te kopen, laten we dit weten aan uw partner en/of uw kinderen. We betalen aan hen dan een bedrag in één keer. Dit doen we binnen zes maanden na de ingang van het pensioen. Daarna krijgen zij geen pensioen meer van ons.
Let op!
We mogen het partnerpensioen en/of het wezenpensioen ook later afkopen, als uw partner en/of kinderen daarmee instemmen en het jaarlijkse partner en/of het wezenpensioen op 1 januari van dat jaar lager is dan de wettelijke afkoopgrens.
11.3.2.4. Als u bent gescheiden
Hebt u een ex-partner en heeft deze door de scheiding een aanspraak gekregen op bijzonder partnerpensioen bij uw overlijden na uw pensioeningangsdatum? Dan mogen we dat afkopen als het jaarlijkse bijzonder partnerpensioen lager is dan de wettelijke afkoopgrens. Als we gebruik maken van ons recht om het bijzonder partnerpensioen af te kopen, laten we dit weten aan uw ex-partner. We betalen dan een bedrag in één keer aan uw ex-partner. Dit doen we binnen zes maanden na de melding van de scheiding. Daarna krijgt uw ex-partner geen pensioen meer van ons.
Let op!
We mogen het bijzonder partnerpensioen ook later afkopen als uw ex-partner daarmee instemt en het jaarlijkse bijzonder partnerpensioen op 1 januari van dat jaar lager is dan de wettelijke afkoopgrens.
11.3.3. Hoeveel geld krijg ik als het pensioenfonds mijn pensioen afkoopt?
U leest in Bijlage 1 hoe we het afkoopbedrag berekenen. Uw afkoopbedrag is bruto. We houden hierop loonbelasting en andere wettelijk voorgeschreven inhoudingen in.
11.4. Niet opgevraagd pensioen
Hebt u uw pensioen niet opgevraagd? Dan blijft u recht houden op uw pensioen, óók op de bedragen die u al had kunnen ontvangen als u uw pensioen wel had opgevraagd. Dit geldt zolang u leeft.
11.5. Herziening van uw pensioenuitkering
Stelden we uw pensioen of het pensioen voor uw nabestaanden onjuist vast? Of betaalden we te veel of te weinig pensioen? Dan herzien we uw pensioen. Dit kunnen we met terugwerkende kracht doen. Bij een herziening in uw voordeel krijgt u een nabetaling van ons. Bij een herziening in uw nadeel vorderen we het te veel betaalde pensioen terug. We kunnen besluiten om het te veel betaalde pensioen niet of niet helemaal terug te vorderen als het u of uw nabestaande(n) redelijkerwijs niet duidelijk was of had kunnen zijn dat het pensioen te hoog was.
Doen we een nabetaling? Dan vergoeden we de wettelijke rente vanaf het moment dat we de betaling redelijkerwijs hadden kunnen doen. U hebt geen recht op vergoeding van wettelijke rente als niet aan ons is toe te rekenen dat we te laat betaalden.
12. De premie van uw pensioenregeling
12.1. Uw premie
De beschikbare premie wordt uitgedrukt in een percentage van uw pensioengrondslag. Het premiepercentage geldt voor iedere deelnemer. Het maakt niet uit hoe oud u zelf bent.
U betaalt premie vanaf de dag dat u verplicht bent om deel te nemen aan deze pensioenregeling tot en met de dag voorafgaand aan de dag waarop u niet meer verplicht bent om deel te nemen. Xxxx u nog deelnemer op uw 68e verjaardag? Dan betaalt u premie tot de laatste dag van de maand waarin u 68 jaar bent geworden.
12.1.1. De bestanddelen van uw pensioenpremie
De pensioenpremie die u op grond van dit pensioenreglement moet betalen is samengesteld uit de volgende elementen:
- de beschikbare premie ten behoeve van het ouderdomspensioen en het partnerpensioen bij overlijden na uw pensioeningangsdatum (deze wordt toegevoegd aan uw pensioenkapitaal);
- een opslag voor toekomstige uitvoeringskosten (deze wordt toegevoegd aan uw pensioen- kapitaal);
- een solvabiliteitsopslag;
- de risicopremie voor het partnerpensioen bij overlijden vóór uw pensioeningangsdatum;
- de risicopremie voor het wezenpensioen bij overlijden vóór uw pensioeningangsdatum;
- een kostenopslag voor uitvoering en administratie;
- de risicopremie voor de premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid;
- de risicopremie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen als u huisarts in dienstverband bent.
Daarnaast betaalt u:
- de risicopremie voor het tijdelijk aanvullend partnerpensioen;
- de risicopremie voor het extra aanvullend wezenpensioen.
Het bestuur van het pensioenfonds stelt de verschillende premie-elementen elk jaar opnieuw vast.
12.1.2. De hoogte van de pensioenpremie
In onderstaande tabel vindt u de hoogte van de verschillende premie-elementen voor 2023:
Percentage van de pensioengrondslag (1 t/m 8) | Vrijgevestigd, Waarnemend, In dienstverband met aanmerkelijk belang, In opleiding | Vrijgevestigd zonder dekking partnerpensioen | In dienstverband zonder aanmerkelijk belang |
1. Spaarpremie | 21,31% | 21,31% | 21,31% |
2. Toekomstige uitvoeringskosten | 0,60% | 0,60% | 0,60% |
3. Solvabiliteitsopslag | 0,22% | 0,22% | 0,22% |
4. Risicopremie partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum | 0,69% | n.v.t. | 0,69% |
5. Risicopremie wezenpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum | 0,16% | 0,16% | 0,16% |
6. Opslag administratiekosten | 0,06% | 0,06% | 0,06% |
7. Risicopremie premievrijstelling | 0,90% | 0,90% | 0,90% |
8. Risicopremie arbeidsongeschiktheidspensioen | n.v.t. | n.v.t. | 0,68% |
Totaal pensioenpremie (percentage van de pensioengrondslag) | 23,94% | 23,25% | 24,62% |
Maandelijks bent u 1/12e deel van de jaarpremie verschuldigd.
12.1.3. Risicopremie tijdelijk aanvullend partnerpensioen en extra aanvullend wezenpensioen De risicopremie voor het tijdelijk aanvullend partnerpensioen bedraagt per kalenderjaar € 147,36 (in 2023). De risicopremie voor het extra aanvullend wezenpensioen bedraagt per kalenderjaar € 53,64
(in 2023). Zolang uw deelname duurt, bent u maandelijks 1/12e deel van de jaarpremies verschuldigd.
Xxxx u vrijgevestigd huisarts of waarnemend huisarts en oefent u in een kalendermaand tegelijkertijd ook uw beroep uit als huisarts in dienstverband? Dan bent u in die maand als vrijgevestigd of waarnemend huisarts geen risicopremie verschuldigd. U bent wel de volledige risicopremie als huisarts in dienstverband verschuldigd. We stellen dit zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar vast. Daarna betalen we de te veel betaalde risicopremie aan u terug.
Heeft u als huisarts in dienstverband in een kalendermaand meerdere dienstverbanden? Dan verlagen we voor deze kalendermaand per dienstverband de maandpremies naar evenredigheid van de pensioengrondslagen bij de verschillende werkgevers. We stellen de verlaging van de risicopremies zo spoedig mogelijk na afloop van het kalenderjaar vast. Daarna betalen we de te veel betaalde risicopremie terug.
13. Wat wij van uw werkgever verwachten
13.1. Welke informatieplicht heeft mijn werkgever?
13.1.1. Als u in dienst komt
Werkt u als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding? Dan is uw werkgever verplicht om u bij het pensioenfonds aan te melden. Dit doet hij uiterlijk bij de start van uw werkzaamheden als huisarts in dienstverband of als huisarts in opleiding. Ook moet uw werkgever de hoogte van uw vaste fulltime jaarsalaris doorgeven, uw geschatte variabel jaarsalaris en uw parttimepercentage.
Het pensioenfonds bepaalt de manier waarop uw werkgever deze informatie aan het pensioenfonds verstrekt.
13.1.2. Aan het begin van elk kalenderjaar
Uw werkgever is aan het begin van elk kalenderjaar verplicht om de hoogte van uw vaste fulltime jaarsalaris en uw parttimepercentage per 1 januari door te geven. Dat geldt ook voor uw variabele jaarsalaris over het voorgaande kalenderjaar. Het pensioenfonds bepaalt de manier waarop uw werkgever deze informatie aan het pensioenfonds verstrekt.
13.1.3. Gedurende het kalenderjaar
Uw werkgever is verplicht om elke wijziging in uw vaste fulltime jaarsalaris of uw parttimepercentage door te geven aan het pensioenfonds. Dit doet hij voorafgaand aan de bedoelde wijziging. Het pensioenfonds bepaalt de manier waarop uw werkgever deze informatie aan het pensioenfonds verstrekt.
13.1.4. Als u uit dienst gaat
Uw werkgever is verplicht om het einde van uw dienstverband te melden bij het pensioenfonds. Dit doet hij binnen een maand nadat uw dienstverband is beëindigd. Het pensioenfonds bepaalt de manier waarop uw werkgever deze informatie aan het pensioenfonds verstrekt.
13.1.5. Als uw werkgever van naam verandert
Uw werkgever moet de nieuwe naam binnen een maand doorgeven aan het pensioenfonds. Als bewijs stuurt uw werkgever relevante documenten mee. Bijvoorbeeld een notariële akte of een uittreksel van de Kamer van Koophandel.
14. Wat mag u van het pensioenfonds verwachten?
14.1. Welke informatie mag u van het pensioenfonds verwachten?
De Wet verplichte beroepspensioenregeling schrijft voor dat wij u en andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden periodiek en bij bepaalde gebeurtenissen informeren over het pensioen. U kunt erop rekenen dat wij u volgens de wettelijke regels informeren.
14.2. Welke informatie kunt u aanvragen bij het pensioenfonds?
Over een aantal onderwerpen informeert het pensioenfonds u op verzoek. Op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx vindt u een overzicht van alle onderwerpen waarover u informatie kunt vragen. Het pensioenfonds mag u om een vergoeding van de kosten vragen voor het toesturen van
deze informatie. Behalve in de gevallen waarin de wet bepaalt dat het pensioenfonds de informatie gratis moet geven.
14.3. Wanneer reageert het pensioenfonds op mijn beslissing?
Zijn uw pensioenaanspraken of pensioenrechten afhankelijk van een beslissing die u moet nemen? Dan stuurt het pensioenfonds u een bevestiging van de ontvangst van uw beslissing. Dat doet het pensioenfonds binnen drie maanden nadat het uw beslissing heeft ontvangen.
15. Bijzondere situaties en overige bepalingen
15.1. Wat is het karakter van deze pensioenregeling?
Deze pensioenregeling is een premieregeling in de zin van artikel 28, sub c van de Wet verplichte beroepspensioenregeling. De verzekerde onderdelen van partnerpensioen en wezenpensioen en de verzekeringen voor tijdelijk aanvullend partnerpensioen, extra aanvullend wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen zijn een uitkeringsregeling in de zin van 28, sub a van die wet. De pensioenaanspraken en pensioenrechten die voor u als deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde of voor andere aanspraak- of pensioengerechtigden voortvloeien uit deze pensioenregeling, zijn door de Beroepspensioenvereniging Huisartsen bij het pensioenfonds ondergebracht door middel van een uitvoeringsovereenkomst. De inhoud van deze uitvoeringsovereenkomst is, voor zover voor u van belang, opgenomen in dit pensioenreglement.
15.2. Verlagen van pensioenaanspraken en -rechten
15.2.1. Wat gebeurt er als het pensioenfonds een tekort heeft?
Er kan een situatie ontstaan dat het pensioenfonds een tekort heeft. Dat is het geval als de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds lager is dan de dekkingsgraad die hoort bij het vereist eigen vermogen. Het pensioenfonds stelt dan een herstelplan op. Blijkt uit het herstelplan dat herstel, na inzet van alle andere beschikbare sturingsmiddelen, niet binnen de maximale wettelijke termijn mogelijk is? Dan verlaagt het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten om tot een haalbaar herstelplan te komen.
15.2.2. Welke voorwaarden gelden bij de verlaging van pensioenaanspraken en -rechten?
Het pensioenfonds kan de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten alleen verlagen als:
- de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de eisen die de Wet verplichte beroepspensioen- regeling stelt aan het minimaal vereist eigen vermogen of het vereist eigen vermogen;
- het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen of vereist eigen vermogen zonder dat de belangen van deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden of andere aanspraakgerechtigden onevenredig worden geschaad; en
- alle andere beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan als bedoeld in artikel 133 of artikel 134 Wet verplichte beroeps- pensioenregeling.
Dit geldt ook:
- Het pensioenfonds informeert alle belanghebbenden schriftelijk over het besluit tot verlaging van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
- De verlaging kan pas plaatsvinden als er ten minste drie maanden voorbij zijn nadat de belanghebbenden en De Nederlandsche Bank hierover zijn geïnformeerd.
- De in dit artikel 15.2 gebruikte begrippen worden opgevat overeenkomstig de betekenis van deze begrippen in de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
15.3. Fiscale bepalingen
15.3.1. Afkoopverbod
Wij mogen uw pensioen niet zomaar afkopen. U kunt uw pensioen ook niet aan een ander overdragen, vervreemden of prijsgeven, dan wel formeel of feitelijk in zekerheid geven aan een ander. Bijvoorbeeld als u een schuld hebt aan de bank of een bedrijf. Alleen in uitzonderingsgevallen is dit mogelijk. Die uitzonderingen staan in de Wet verplichte beroepspensioenregeling.
15.3.2. Aanpassing van de pensioenregeling om fiscale redenen
Deze pensioenregeling moet voldoen een bepaalde fiscale regels. Op die manier kunt u uw betaalde pensioenpremie aftrekken van uw belastbaar inkomen en hoeft u pas belasting te betalen als u uw pensioen ontvangt. Als de Belastingdienst of de belastingrechter van mening is dat deze pensioen- regeling niet voldoet aan de fiscale regels, vervangen we deze pensioenregeling. Dat doen we zó, dat de regeling daarna wel aan de fiscale regels voldoet.
Het pensioenfonds en de Beroepspensioenvereniging Huisartsen mogen zich neerleggen bij de uitspraak van de Belastingdienst of de belastingrechter. We passen het pensioenreglement met terugwerkende kracht aan tot de datum van invoering of wijziging van de pensioenregeling. Bij de aanpassing sluiten we zoveel mogelijk aan bij dit pensioenreglement.
15.4. Hardheidsclausule
Het bestuur van het pensioenfonds mag in bijzondere gevallen, als daartoe naar het oordeel van het bestuur aanleiding bestaat, ten gunste van u of uw (ex-)partner of kind(eren) afwijken van de bepalingen van dit pensioenreglement. Dat mag alleen als deze afwijking geen nadeel toebrengt aan de rechten van anderen. Ook moet binnen de grenzen worden gebleven van artikel 3.18 van de Wet op de Inkomstenbelasting 2001.
15.5. Gemoedsbezwaren
15.5.1. Wat geldt als u bezwaar hebt tegen verzekeren?
Hebt u gemoedsbezwaren tegen iedere vorm van verzekering en hebt u noch uzelf, noch iemand anders, noch uw eigendommen verzekerd? Dan kunt u het bestuur van het pensioenfonds vragen om u vrij te stellen van de plicht tot deelname in de in de statuten en dit pensioenreglement neergelegde pensioenregeling. Is het bestuur overtuigd van uw gemoedsbezwaren, dan zal het bestuur u deze vrijstelling verlenen. Het bestuur kan voorwaarden aan de vrijstelling verbinden. Als de vrijstelling is verleend, zijn de bepalingen van de statuten van het pensioenfonds en het pensioenreglement vanaf het tijdstip waarop de vrijstelling van kracht is niet op u van toepassing,
tenzij in dit pensioenreglement anders wordt bepaald. Het pensioenfonds geeft u een bewijs van de vrijstelling.
15.5.2. U bent wel pensioenpremie verschuldigd
Als u op grond van artikel 15.5.1 vrijstelling hebt gekregen, bent u verplicht dezelfde pensioenpremie aan het pensioenfonds te betalen, die u aan het pensioenfonds verschuldigd zou zijn als u geen vrijstelling had gekregen.
15.5.3. U opent een geblokkeerde spaarrekening
Het pensioenfonds stort de door u als gemoedsbezwaarde betaalde bedragen op een spaarrekening die op uw naam staat. U mag zelf kiezen bij welke bank u deze spaarrekening aanhoudt. U laat uw keuze aan het pensioenfonds weten binnen drie maanden nadat u door het bestuur van het pensioenfonds over de verleende vrijstelling bent geïnformeerd. Doet u dit niet, dan worden de ontvangen bedragen gestort op een spaarrekening bij een door het bestuur van het pensioenfonds gekozen bank. In beide gevallen is het saldo van de spaarrekening geblokkeerd tot u de pensioenleeftijd bereikt, of tot uw overlijden als dat eerder is.
15.5.4. Wanneer eindigt de vrijstelling?
Het bestuur van het pensioenfonds is verplicht de vrijstelling in te trekken, als:
- u daar om verzoekt;
- de omstandigheid, op grond waarvan vrijstelling is verleend, niet meer aanwezig is;
- u de aan de vrijstelling gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft.
15.5.5. Wat zijn de gevolgen van het intrekken van de vrijstelling?
Als het bestuur van het pensioenfonds op grond van artikel 15.5.4 de vrijstelling intrekt, worden de bepalingen van de statuten van het pensioenfonds en de overige bepalingen van het pensioen- reglement op u van toepassing vanaf het moment waarop de verleende vrijstelling wordt ingetrokken.
15.5.6. Uw uitkering vanaf het bereiken van uw standaard pensioendatum
Zodra u de standaard pensioendatum bereikt, keert het pensioenfonds het gespaarde bedrag in gelijke termijnen aan u uit, ten laste van de geblokkeerde spaarrekening. De uitkeringsperiode bedraagt vijfentwintig jaar.
15.5.7. Als u overlijdt op of vóór het bereiken van de standaard pensioendatum
Als u overlijdt voordat de pensioenvervangende uitkeringen op grond van artikel 15.5.6 zijn ingegaan, geldt het volgende:
- Het pensioenfonds keert het gespaarde bedrag uit in gelijke termijnen aan uw partner, ten laste van de geblokkeerde spaarrekening. De uitkeringsperiode bedraagt vijfentwintig jaar.
- Als u geen partner hebt (of bij diens overlijden) keert het pensioenfonds (het restant van) het spaarbedrag in gelijke termijnen uit aan uw kind dat nog geen 27 jaar is. Zijn er meerdere kinderen die jonger zijn dan 27 jaar, dan ontvangt ieder kind een evenredig deel van het
totale spaarbedrag. De uitkering stopt op de laatste dag van de maand waarin het (laatste) kind 27 jaar wordt.
- Als er geen partner of uitkeringsgerechtigd kind (meer) is, keert het pensioenfonds (het restant van) het spaarbedrag in één bedrag uit aan de erfgenamen.
15.5.8. Als u overlijdt na het bereiken van de standaard pensioendatum
Als u overlijdt nadat de uitkeringen als bedoeld in artikel 15.5.6 zijn ingegaan, zet het pensioenfonds het betalen van de uitkering voor de nog resterende looptijd voort overeenkomstig het bepaalde in artikel 15.5.7.
15.5.9. Als u gaat scheiden
De geblokkeerde spaarrekening kan bij echtscheiding als bedoeld in hoofdstuk 10 niet geheel of gedeeltelijk worden toebedeeld aan uw ex-partner.
15.6. Bestuursbesluiten en factoren
15.6.1. Hoe worden besluiten van het bestuur bekendgemaakt?
Als het bestuur van het pensioenfonds een besluit neemt in het kader van dit pensioenreglement, dan bepaalt het bestuur de manier waarop dit besluit bekend wordt gemaakt. Dit is anders als in dit pensioenreglement anders is bepaald.
15.6.2. Hoe worden algemene regels bekendgemaakt?
Het bestuur van het pensioenfonds mag algemene regels bekendmaken voor het uitvoeren van één of meerdere onderdelen van dit pensioenreglement. Het bestuur van het pensioenfonds bepaalt de manier waarop deze algemene regels bekend worden gemaakt.
15.6.3. Flexibiliseringsfactoren
De flexibiliseringsfactoren voor de bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken als bedoeld in artikel 5.4 (vervroegingsfactoren), artikel 5.5 (uitstelfactoren), artikel 5.6 en 5.7 (uitruilfactoren) en artikel 5.8 en 7.4.5 (omzettingsfactoren) gelden voor één jaar. Het bestuur van het pensioenfonds stelt de flexibiliseringsfactoren bij bestuursbesluit jaarlijks opnieuw vast. Het bestuur van het pensioenfonds is daarnaast bevoegd om de aan de flexibiliseringsfactoren ten grondslag liggende actuariële uitgangspunten jaarlijks te toetsen aan de actuele actuariële grondslagen van het pensioenfonds en, indien noodzakelijk, te besluiten tot het tussentijds herzien van de flexibiliseringsfactoren.
Een wijziging van de flexibiliseringsfactoren kan geen inbreuk maken op de vóór het tijdstip van wijzigen door vervroegen of uitstel en/of uitruil en/of omzetting in een hoger pensioen verkregen pensioenaanspraken en pensioenrechten.
De flexibiliseringsfactoren zijn van toepassing op hen die in een desbetreffende periode gedurende welke de flexibiliseringsfactoren van kracht zijn, gebruik maken van flexibiliseringsmogelijkheden als bedoeld in hoofdstuk 5 en artikel 7.4.5.
15.6.4. Uitgestelde ingangsdatum ouderdomspensioen en wijzigen uitstelfactor
In afwijking van het bepaalde in artikel 15.6.3 geldt dat als een gewezen deelnemer of een ex- partner met een aanspraak op geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10.3 de ingangsdatum van het ouderdomspensioen of geconverteerde ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk heeft uitgesteld, de uitstelfactoren als bedoeld in artikel 5.5.3, zoals die golden op het tijdstip van uitstel, van toepassing blijven.
15.7. Onvoorziene gevallen
Hebben we in dit pensioenreglement niet alles geregeld? Dan beslist het bestuur van het pensioen- fonds wat we doen.
15.8. Intrekken verplichtstelling
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mag in bepaalde gevallen de plicht tot deelnemen aan de pensioenregeling voor huisartsen geheel of gedeeltelijk intrekken. Als de minister dat doet, geldt het volgende:
- De plicht tot deelname aan de pensioenregeling voor huisartsen eindigt met ingang van de datum waarop de verplichtstelling wordt ingetrokken, waardoor er vanaf dat moment:
- geen verdere opbouw meer plaats vindt; en
- geen pensioenpremie meer is verschuldigd.
- De hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt op basis van het bepaalde in artikel 8.1 vastgesteld.
15.9. Klachten
15.10. Geschillen
15.11. Overgangsbepalingen
15.11.1. Algemene overgangsbepalingen
15.11.1.1. Pensioenaanspraken en pensioenrechten per 31 december 2021
Alle bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten zoals die zijn vastgesteld op 31 december 2021 vallen per 1 januari 2022 onder dit pensioenreglement en maken daar deel van uit.
We stellen de hoogte van de pensioenaanspraken en pensioenrechten vast op basis van het
‘Pensioenreglement 2021’ zoals dat luidde per 31 december 2021.
15.11.2. Deelname bij premievrijstelling die is gestart vóór 1 januari 2022
Was u op 31 december 2021 deelnemer aan de pensioenregeling die op dat moment gold en had u op dat moment recht op premievrijstelling in verband met beroepsarbeidsongeschiktheid? En bent u op 1 januari 2022 nog steeds beroepsarbeidsongeschikt? Dan neemt u vanaf die dag deel aan deze pensioenregeling en hebt u recht op premievrijstelling volgens dit pensioenreglement. Voor u gelden de volgende bijzondere voorwaarden:
- We stellen voor u een premievrijstellingsfactor vast.
- Uw premievrijstellingsfactor is gelijk aan het normpensioen dat u premievrij opbouwde vanaf de start van uw premievrijstelling, gedeeld door het maximale normpensioen dat gold op het moment waarop uw premievrijstelling startte.
- Deze premievrijstellingsfactor vermenigvuldigen we met de mate van uw arbeids- ongeschiktheid. De uitkomst drukken we uit in een percentage.
- Dit percentage vermenigvuldigen we met het maximale pensioengevend inkomen als bedoeld in artikel 4.2.2 en met de franchise als bedoeld in artikel 4.2.1. De uitkomsten trekken we van elkaar af. Dit is de pensioengrondslag die we in aanmerking nemen voor premievrijstelling in verband met beroepsarbeidsongeschiktheid.Dit doen we elk jaar opnieuw, zolang u recht hebt op premievrijstelling.
- Over deze pensioengrondslag bouwt u pensioen op onder de voorwaarden van artikel 9.1.
15.11.3. Geen opbouw van partnerpensioen vanaf 1 januari 2015
Xxxx u deelnemer aan deze pensioenregeling en:
- was u op 31 december 2014 als vrijgevestigd huisarts deelnemer in de per die datum geldende beroepspensioenregeling; en
- was u op 1 januari 2015 nog steeds als vrijgevestigd huisarts deelnemer in de per die datum geldende beroepspensioenregeling; en
- had u op 31 december 2014 geen partner of had u uw partner niet aangemeld bij het pensioenfonds; en
- hebt u het pensioenfonds niet vóór 1 januari 2015 schriftelijk laten weten dat u vanaf die datum partnerpensioen wilt opbouwen?
Dan geldt voor u het volgende:
- tijdens uw deelname aan deze pensioenregeling en voor zolang u vrijgevestigd huisarts bent, bent u niet verzekerd voor partnerpensioen en tijdelijk aanvullend partnerpensioen bij overlijden vóór uw pensioeningangsdatum; en
- u bouwt geen pensioenkapitaal op ten behoeve van een partnerpensioen bij overlijden na beëindiging van uw deelname maar voor uw pensioeningangsdatum; en
- u betaalt de premie in de kolom ‘Vrijgevestigd zonder dekking partnerpensioen’ van de tabel in artikel 12.1.2.
De volgende voorwaarden zijn ook op u van toepassing:
- Eindigt uw huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenwoonrelatie? Dan geldt deze overgangsregeling daarna niet opnieuw voor u.
15.11.4. Vrijwillige voortzetting die is gestart vóór 1 januari 2022
Bent u nog deelnemer omdat u uw deelname na beëindiging van uw verplichte deelname vrijwillig hebt voortgezet? En is de vrijwillige voortzetting gestart op of na 1 januari 2019? Dan gaat u vanaf 1 januari 2022 vrijwillig deelnemen in deze pensioenregeling en onder de voorwaarden van deze pensioenregeling. Uw premie-inleg is een door u vóór die datum gekozen percentage van de beschikbare premie als bedoeld in artikel 4.1. U bent de volledige premie verschuldigd voor de risicoverzekeringen als bedoeld in artikel 12.1.1.
15.11.5. Correcties over het verleden
Verwerkt het pensioenfonds na het in werking treden van dit pensioenreglement nog correcties over een kalenderjaar voorafgaand aan het in werking treden van dit pensioenreglement? Dan geldt dat we de correcties doorvoeren volgens het pensioenreglement dat van toepassing was in het kalenderjaar waarop de correctie betrekking heeft.
15.12. Bij een keuzeverzekeraar opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten
15.12.1. Pensioenleeftijd keuzeverzekeraar
Hebt u bij een keuzeverzekeraar ouderdomspensioen opgebouwd? Dan is de pensioenleeftijd voor dat deel van uw ouderdomspensioen gelijk aan de dag waarop u 65 jaar wordt.
15.12.2. Eerder laten ingaan van het ouderdomspensioen
U kunt het ouderdomspensioen dat u bij een keuzeverzekeraar hebt opgebouwd, geheel of gedeeltelijk eerder laten ingaan. Dat kan één of meer, maar niet meer dan 60 maanden eerder.
Het eerder in laten gaan van uw ouderdomspensioen kan alleen als dat past binnen de grenzen van artikel 3.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
15.12.3. Later laten ingaan van het ouderdomspensioen
U kunt het ouderdomspensioen dat u bij een keuzeverzekeraar hebt opgebouwd, geheel of gedeeltelijk later laten ingaan. Dat kan één of meer, maar niet meer dan 60 maanden later.
15.12.4. Keuzeverzekeraars hanteren eigen flexibiliseringsfactoren
Wilt u het pensioen dat u opbouwde bij een keuzeverzekeraar eerder of later laten ingaan of uitruilen? Dan gelden voor dat pensioen de vervroegings-, uitstel- en uitruilfactoren die de keuzeverzekeraar hanteert.
15.12.5. Keuzeverzekeraars OLMA EN VVAA
Hebt u normpensioenaanspraken die aanvankelijk zijn opgebouwd bij de keuzeverzekeraar OLMA of VVAA? En zijn die polissen overgedragen aan het pensioenfonds? Dan gelden voor die normpensioenaanspraken dezelfde pensioenleeftijd, collectieve uitstelfactoren en flexibiliseringsfactoren als voor de pensioenaanspraken die bij het pensioenfonds zijn opgebouwd.
15.13. Keuzeverzekeraars en winstdeling
Voor het bepalen van de verhoging als bedoeld in artikel 11.2.1 houden we rekening met het normpensioen dat u opbouwde bij een keuzeverzekeraar. Daarbij gaan we ervan uit dat uw normpensioen bij de keuzeverzekeraar een gelijke winstdeling kent als het pensioenfonds. Deze winstdeling is onderdeel van de totale verhoging als bedoeld in artikel 11.2.1. Bent u vrijgevestigd huisarts en hebt u (een deel van) uw normpensioen opgebouwd bij een keuze- verzekeraar? Dan wordt de winstdeling over een kalenderjaar over (dat deel van) het nominale normpensioen (en over in het verleden door de keuzeverzekeraar toegekende winstdelingen) niet toegekend door het pensioenfonds, maar door de keuzeverzekeraar op basis van het door de keuzeverzekeraar op de normpensioenverzekering gemaakte rendement. De winstdeling van de keuzeverzekeraars kan hoger of lager zijn dan de winstdeling van het pensioenfonds.
De hoogte van de totale verhoging door het beroepspensioenfonds wordt ten minste gesteld op nihil, onverminderd het bepaalde in artikel 15.2.
15.13.2. Keuzeverzekeraars OLMA en VVAA
Hebt u normpensioenaanspraken of normpensioenrechten die aanvankelijk zijn opgebouwd bij de keuzeverzekeraar OLMA of VVAA? En zijn die polissen overgedragen aan het pensioen- fonds? Dan geldt dat de winstdeling van het pensioenfonds als bedoeld in artikel 15.13.1 worden verlaagd met 0,5% (OLMA) respectievelijk 1% (VVAA).
De hoogte van de totale verhoging door het beroepspensioenfonds wordt ten minste gesteld op nihil, onverminderd het bepaalde in artikel 15.2.
15.14. Arbeidsongeschikte huisarts in opleiding
Was u op 31 december 2020 huisarts in opleiding en was u op die datum beroepsarbeidsongeschikt? Dan komt u in aanmerking voor premievrijstelling bij het Pensioenfonds voor Huisartsen als u voldoet aan de volgende voorwaarden:
- u was op 31 december 2020 deelnemer in de pensioenregeling van de Stichting Pensioenfonds HAIO;
- uw eerste ziektedag ligt na aanvang van uw deelname aan de Stichting Pensioenfonds HAIO;
- u was op 31 december 2020 onafgebroken beroepsarbeidsongeschikt, en was dat op 1 januari 2021 nog steeds.
U hebt in afwijking van artikel 9.1.8 recht op 100% premievrijstelling als u én op moment van overgang naar het pensioenfonds én op moment van einde wachtperiode minimaal voor 65% beroepsarbeidsongeschikt bent. De wachtperiode eindigt uiterlijk op 31 december 2022. Voor het overige is artikel 9.1 van overeenkomstige toepassing.
15.15. Indexatie tijdelijk aanvullend partnerpensioen en extra aanvullend wezenpensioen
Is de lopende uitkering van het tijdelijk aanvullend partnerpensioen of het extra aanvullend wezenpensioen hoger dan het in respectievelijk artikel 11.2.2 of artikel 11.2.3 gestelde maximum? Dan bevriezen we de hoogte van de uitkering totdat het in artikel 11.2.2 of artikel 11.2.3 gestelde maximum hoger of gelijk is aan de lopende uitkering. Vervolgens verhogen we de lopende uitkering, met inachtneming van het gestelde maximum, jaarlijks volgens respectievelijk artikel 11.2.2 of artikel 11.2.3.
15.16. Overgangsregeling bij keuze voor conversie bij pensioeningang
Ging uw ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk in vóór 1 januari 2022? En koos u voor conversie (een hoger ouderdomspensioen bij ingang dat daarna elk jaar daalt)? Dan geldt voor u het volgende.
In ruil voor de eenmalige verhoging bij de start van het pensioen, verlaagt het pensioenfonds het pensioen elk jaar door het te vermenigvuldigen met een kortingsfactor. Deze kortings- factor stelden we vast in combinatie met de conversiefactor op het moment dat het pensioen inging en passen we toe zolang het pensioen wordt uitgekeerd. Dit blijven we ook vanaf 2022 doen, en wel elk jaar per 1 januari.
Het voorgaande geldt ook voor het partnerpensioen, het bijzonder partnerpensioen en het geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10.3 van uw (ex-)partner als deze bij ingang van het pensioen koos voor conversie.
15.17. In werking treden van dit pensioenreglement
Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 januari 2022.
Dit pensioenreglement is vastgesteld door het bestuur van het pensioenfonds tijdens de bestuursvergadering van 24 november 2022.
16. Begrippenlijst
Voor de toepassing van dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Aanspraakgerechtigde
De persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan pensioen van het pensioenfonds.
AOW-datum
De datum waarop de betrokkene recht krijgt op een AOW-uitkering volgens artikel 7a van de Algemene Ouderdomswet.
Beleidsdekkingsgraad
De gemiddelde dekkingsgraad van het pensioenfonds van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststellen.
Bijzonder partnerpensioen
Het partnerpensioen ten behoeve van uw ex-partner als bedoeld in artikel 10.2.
Deelnemer
Iedere huisarts of huisarts in opleiding die voldoet aan de voorwaarden voor het deelnemerschap als bedoeld in artikel 2.1, dan wel artikel 8.7 of artikel 9.1.
Deelnemersjaren
De jaren die een huisarts of huisarts in opleiding heeft doorgebracht als deelnemer aan de pensioen- regeling voor huisartsen.
Dekkingsgraad
De verhouding tussen het vermogen en de technische voorzieningen van het pensioenfonds.
Eerste ziektedag
De eerste dag waarop u ziek bent. De organisatie als bedoeld in artikel 9.1.3 stelt vast wat uw eerste ziektedag is.
Xxxx u weer beter maar wordt u binnen vier weken opnieuw ziek? Dan zien wij dat als één periode. De eerste ziektedag verandert dan dus niet.
Franchise
Het gedeelte van uw pensioengevend inkomen waarover u geen pensioenkapitaal opbouwt. Het pensioenfonds stelt de franchise elk jaar vast op het bedrag dat minimaal in aanmerking genomen moet worden voor het hoogste opbouwpercentage van een op het middelloonstelsel gebaseerde pensioenregeling (in 2023: € 16.322). De franchise is gebaseerd op het bedrag dat bedoeld is in artikel 18a lid 7 van de Wet op de loonbelasting 1964.
Fulltime
U werkt fulltime als u voldoet aan de urennorm. Welke urennorm voor u geldt, hangt af van de manier waarop u uw beroep als huisarts uitoefent.
Als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent:
U werkt fulltime als u per kalenderjaar ten minste 1.750 uur als vrijgevestigd of waarnemend huisarts werkt.
Als u huisarts in dienstverband bent:
U werkt fulltime als het aantal werkuren per week dat u met uw werkgever bent overeengekomen ten minste 40 is.
Als u huisarts in opleiding bent:
U werkt fulltime als het aantal werkuren per week dat u met uw werkgever bent overeengekomen ten minste 38 is.
Gepensioneerde
De pensioengerechtigde voor wie op grond van de bepalingen van dit pensioenreglement het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk is ingegaan.
Gewezen deelnemer
De huisarts of huisarts in opleiding die geen pensioenaanspraken meer verwerft op grond van dit pensioenreglement en die bij het beëindigen van de deelname één of meerdere pensioen- aanspraken tegenover het pensioenfonds heeft verkregen en behouden en waarvan het ouderdoms- pensioen nog niet is ingegaan.
Huisarts
De arts die in Nederland als huisarts praktijk uitoefent.
Huisarts in dienstverband
De huisarts die op basis van een arbeidsovereenkomst als huisarts werkzaam is bij een werkgever, waaronder begrepen de huisarts die een aanmerkelijk belang in de werkgever heeft in de zin van afdeling 4.3 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
Huisarts in opleiding
Degene die op basis van een arbeidsovereenkomst als huisarts in opleiding werkzaam is bij de stichting SBOH.
Inkomensvervangende arbeidsongeschiktheidsuitkering
Een periodieke uitkering die u van een verzekeraar ontvangt in verband met arbeidsongeschiktheid zolang u geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent.
Invalide kind
Een kind dat 18 jaar of ouder is en minstens 45% arbeidsongeschikt is.
IVA
De inkomensvoorziening voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten als bedoeld in hoofdstuk 6 van de WIA.
Kalenderjaar
De periode van 1 januari tot en met 31 december.
Keuzeverzekeraar
Een levensverzekeraar met wie u vóór 1 januari 2003 een verzekeringsovereenkomst hebt gesloten ter dekking van uw normpensioen.
Kind
Voor deze pensioenregeling is uw kind:
- het kind dat in familierechtelijke betrekking tot u staat en van wie u de ouder bent;
- het niet-erkende kind ten behoeve van wie aan u op het moment van uw overlijden een onderhoudsplicht krachtens artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek was opgelegd, dan wel door u bij authentieke akte de onderhoudsplicht was erkend;
- uw stiefkind of uw pleegkind dat door u werd onderhouden en opgevoed tot het moment van uw overlijden;
- het kind dat onder uw gezag staat en dat u verplicht bent levensonderhoud te verstrekken op grond van artikel 253w van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
- het kind van de partner met wie u een samenwoonrelatie hebt en dat door u werd onderhouden en opgevoed tot het moment van uw overlijden.
Normpensioenen
Het nominale bedrag aan ouderdomspensioen en de daarvan afgeleide bedragen aan partner- pensioen, wezenpensioen, bijzonder partnerpensioen en geconverteerd ouderdomspensioen, die golden in de pensioenregeling van vóór 1 januari 2022.
Partner
Voor deze pensioenregeling is uw partner de persoon met wie u:
- getrouwd xxxx, of
- een geregistreerd partnerschap hebt, of
- een samenwoonrelatie hebt.
Voor de toepassing van dit pensioenreglement kunt u maar één partner hebben.
Een partner kan niet meer dan één deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde tegelijkertijd in de zin van dit pensioenreglement hebben.
Parttimepercentage
Als u vrijgevestigd of waarnemend huisarts bent:
de verhouding tussen het totaal aantal in een kalenderjaar gewerkte uren als vrijgevestigd huisarts en/of waarnemend huisarts als bedoeld in artikel 4.2.3 en 1.750 uur vermenigvuldigd met 100%.
Als u huisarts in dienstverband bent:
de verhouding tussen het door u en uw werkgever overeengekomen aantal werkuren per week en 40 uur, vermenigvuldigd met 100%.
Als u huisarts in opleiding bent:
de verhouding tussen het door u en uw werkgever overeengekomen aantal werkuren per week en 38 uur, vermenigvuldigd met 100%.
Het parttimepercentage wordt rekenkundig afgerond op twee decimalen nauwkeurig en bedraagt maximaal 100%.
PAWW-uitkering
Een uitkering na afloop van de loongerelateerde WGA-uitkering die een arbeidsongeschikte huisarts kan ontvangen op grond van de PAWW-regeling. Kijk voor meer informatie over de PAWW-regeling op xxx.xxxxx.xx.
Pensioenaanspraak
Het recht op een nog niet ingegaan pensioen van het pensioenfonds, uitgezonderd de toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in artikel 11.2.
Pensioengerechtigde
De persoon voor wie op grond van de bepalingen van dit pensioenreglement het pensioen geheel of gedeeltelijk is ingegaan.
Pensioenfonds
Stichting Pensioenfonds voor Huisartsen (SPH).
Pensioeningangsdatum
De datum waarop uw ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat.
Pensioenkapitaal
De waarde op enig moment van de ten behoeve van een (gewezen) deelnemer geadministreerde beleggingseenheden als bedoeld in artikel 4.5 bestaande uit de som van de betaalde premies, verminderd met de kosten, verminderd met de negatieve beleggingsresultaten en vermeerderd met de positieve beleggingsresultaten.
Pensioenleeftijd
De pensioenrichtleeftijd als bedoeld in artikel 18a van de Wet op de loonbelasting 1964 (in 2023: 68 jaar).
Pensioenrecht
Rendementsportefeuille
Het deel van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds waarin de pensioenkapitalen van de individuele deelnemers worden belegd.
Samenwoonrelatie
De gezamenlijke huishouding die u voert met uw partner, waarbij:
- u en uw partner geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van elkaar zijn, en
- uw partner noch met u noch met iemand anders getrouwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan, en
- u uw partner hebt aangemeld bij het pensioenfonds.
Stabiele Uitkeringscollectief
Het deel van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds waarin de gelden collectief worden belegd die dienen ter financiering van de tot en met 31 december 2021 opgebouwde pensioen- aanspraken en pensioenrechten, alsmede van de pensioenaanspraken en pensioenrechten die in het Stabiele Uitkeringscollectief zijn ingekocht uit het pensioenkapitaal van individuele deelnemers.
Standaard pensioendatum
De eerste dag van de kalendermaand die volgt op de maand waarin u uw pensioenleeftijd bereikt.
Studerend kind
Een kind, waarvan de voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of van een beroepsopleiding en dat volledig volgt in de zin van de Wet studiefinanciering 2000.
Variabel (jaar)salaris
Al het salaris uit overwerk, avond-, nacht- en weekenddiensten, achterwacht, bereikbaarheidsdiensten, variabele eindejaarsuitkeringen en variabele eenmalige uitkeringen.
Variabel Uitkeringscollectief
Het deel van de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds waarin de gelden collectief worden belegd die dienen ter financiering van de variabele pensioenaanspraken en pensioenrechten die in het Variabel Uitkeringscollectief zijn ingekocht uit het pensioenkapitaal van individuele deelnemers.
Vaste fulltime jaarsalaris
Het tussen u en uw werkgever contractueel overeengekomen vaste fulltime bruto jaarsalaris, inclusief vakantietoeslag en de vaste eindejaarsuitkering.
Verdiencapaciteit
Uw verdiencapaciteit is gelijk aan de grondslag voor premievrijstelling in een kalenderjaar, vermenigvuldigd met het gemiddelde percentage dat u arbeidsgeschikt bent in dat kalenderjaar. Uw verdiencapaciteit bepaalt de omvang van het pensioen dat u als beroepsarbeidsongeschikte deelnemer in een kalenderjaar kunt opbouwen zonder dat dit voor u tot gevolg heeft dat de hoogte van de door het pensioenfonds gegeven premievrijstelling bij beroepsarbeidsongeschiktheid wordt verminderd.
Wachtperiode
De periode van een jaar (365 dagen) die begint te lopen op uw eerste ziektedag.
Werkgever
- De stichting SBOH die met een deelnemer die het beroep van huisarts in opleiding uitoefent een arbeidsovereenkomst is aangegaan; of
- de natuurlijke persoon, rechtspersoon of personenvennootschap, die met een deelnemer die zijn beroep als huisarts in dienstverband uitoefent, een arbeidsovereenkomst is aangegaan.
WGA
Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten als bedoeld in hoofdstuk 7 van de WIA.
WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
WIA-loongrens
Het maximale jaarloon waarover de WIA-uitkering wordt berekend als bedoeld in de artikelen 12 en 13 van de WIA (€ 66.956,94 per 1 januari 2023).
Zwangerschaps- en bevallingsverlof
De periode van verlof voor een vrouwelijke vrijgevestigd huisarts of waarnemend huisarts conform artikel 3:1 wet arbeid en zorg.
Bijlage 1
1. Aankoopfactoren 2023
In dit onderdeel staan de tarieven die het pensioenfonds gebruikt voor het aankopen van pensioen met uw pensioenkapitaal.
Tarief aankoop ouderdomspensioen in combinatie met 70% latent partnerpensioen
Dit is het tarief voor aankoop van een levenslang ouderdomspensioen dat ingaat op de eerste van de maand volgend op uw 68e verjaardag (“LOP68”) en een latent (dat wil zeggen: nog niet ingaand) levenslang partnerpensioen (“LPP68”) ter grootte van 70% van het ouderdomspensioen bij overlijden na de standaard pensioendatum.
Leeftijd | Inkoop uitgesteld LOP68 i.c.m. 70% LPP68 |
58 | 19,9048 |
59 | 20,2557 |
60 | 20,6364 |
61 | 21,0496 |
62 | 21,4951 |
63 | 21,9747 |
64 | 22,4923 |
65 | 23,0489 |
66 | 23,6476 |
67 | 24,2936 |
68 | 24,9899 |
Voorbeeld
U bent 65 jaar en hebt een pensioenkapitaal van € 10.000. Dit gebruikt u voor de aankoop van een levenslang ouderdomspensioen vanaf uw 68e en een latent partnerpensioen. Dit kapitaal levert u dan € 10.000 / 23,0489 = € 433,86 aan levenslang ouderdomspensioen per jaar op. Het latent partnerpensioen is 70% daarvan, dus 70% x € 433,86 = € 303,70 per jaar, ingaand na uw overlijden.
Tarief aankoop direct ingaand partnerpensioen
Dit is het tarief voor aankoop van een direct ingaand levenslang partnerpensioen dat ingaat op de eerste dag van de maand volgend op uw overlijden (als u overlijdt vóórdat uw ouderdomspensioen is ingegaan).
Leeftijd | Aankoop ingegaan LPP | Leeftijd | Aankoop ingegaan LPP | Leeftijd | Aankoop ingegaan LPP |
18 | 55,3220 | 46 | 38,4103 | 74 | 17,4059 |
19 | 54,7860 | 47 | 37,7331 | 75 | 16,6026 |
20 | 54,2453 | 48 | 37,0506 | 76 | 15,8030 |
21 | 53,6997 | 49 | 36,3627 | 77 | 15,0057 |
22 | 53,1491 | 50 | 35,6692 | 78 | 14,2128 |
23 | 52,5936 | 51 | 34,9702 | 79 | 13,4274 |
24 | 52,0330 | 52 | 34,2666 | 80 | 12,6489 |
25 | 51,4672 | 53 | 33,5575 | 81 | 11,8887 |
26 | 50,8964 | 54 | 32,8427 | 82 | 11,1436 |
27 | 50,3205 | 55 | 32,1221 | 83 | 10,4172 |
28 | 49,7395 | 56 | 31,3963 | 84 | 9,7091 |
29 | 49,1535 | 57 | 30,6645 | 85 | 9,0223 |
30 | 48,5624 | 58 | 29,9275 | 86 | 8,3631 |
31 | 47,9661 | 59 | 29,1841 | 87 | 7,7356 |
32 | 47,3648 | 60 | 28,4342 | 88 | 7,1391 |
33 | 46,7583 | 61 | 27,6797 | 89 | 6,5779 |
34 | 46,1468 | 62 | 26,9186 | 90 | 6,0567 |
35 | 45,5304 | 63 | 26,1501 | 91 | 5,5778 |
36 | 44,9088 | 64 | 25,3751 | 92 | 5,1231 |
37 | 44,2820 | 65 | 24,5949 | 93 | 4,7030 |
38 | 43,6501 | 66 | 23,8087 | 94 | 4,3170 |
39 | 43,0129 | 67 | 23,0171 | 95 | 3,9642 |
40 | 42,3706 | 68 | 22,2211 | 96 | 3,6437 |
41 | 41,7232 | 69 | 21,4231 | 97 | 3,3544 |
42 | 41,0709 | 70 | 20,6208 | 98 | 3,0954 |
43 | 40,4135 | 71 | 19,8176 | 99 | 2,8664 |
44 | 39,7506 | 72 | 19,0140 | 100 | 2,6683 |
45 | 39,0833 | 73 | 18,2093 |
Tarief aankoop direct ingaand wezenpensioen
Dit is het tarief voor aankoop van een direct ingaand wezenpensioen (“WZP”) dat ingaat op de eerste dag van de maand volgend op uw overlijden (als u overlijdt vóórdat uw ouderdomspensioen is ingegaan).
Leeftijd | Inkoop ingegaan WZP18 | Inkoop ingegaan WZP27 | Leeftijd | Inkoop ingegaan WZP18 | Inkoop ingegaan WZP27 |
0 | 19,8548 | 26,9260 | 14 | 5,3859 | 15,3686 |
1 | 19,0033 | 26,1912 | 15 | 4,0976 | 14,3945 |
2 | 18,1278 | 25,4404 | 16 | 2,7717 | 13,3892 |
3 | 17,2334 | 24,6796 | 17 | 1,4055 | 12,3502 |
4 | 16,3157 | 23,9075 | 18 | 0,0000 | 11,2773 |
5 | 15,3703 | 23,1238 | 19 | 10,1701 | |
6 | 14,3961 | 22,3284 | 20 | 9,0278 | |
7 | 13,3908 | 21,5213 | 21 | 7,8501 | |
8 | 12,3516 | 20,6995 | 22 | 6,6364 | |
9 | 11,2785 | 19,8599 | 23 | 5,3856 | |
10 | 10,1712 | 19,0024 | 24 | 4,0975 | |
11 | 9,0287 | 18,1265 | 25 | 2,7717 | |
12 | 7,8508 | 17,2319 | 26 | 1,4055 | |
13 | 6,6369 | 16,3141 | 27 | 0,0000 |
2. Actuariële grondslagen en veronderstellingen
In onderstaande tabel staan de actuariële grondslagen en veronderstellingen waarop de aankoop- factoren voor 2023 zijn gebaseerd.
Overlevingstafel | Prognosetafel AG2022 |
Startjaar | 2023 |
Ervaringssterfte | Fondsspecifieke ervaringssterfte 0000 |
Xxxxxxxxxx | De rentetermijnstructuur DNB exclusief UFR per 31 oktober 2022 |
Partnerfrequentie | Onbepaalde partnersysteem: partnerfrequentie 100% |
Leeftijdsverschil man - vrouw | 3 jaar (waarbij de man ouder is dan de vrouw) |
Opslag uitvoeringskosten | 2,8% |
Opslag wezenpensioen | 0,1% |
Dekkingsgraadcorrectie1 | 38,5% |
Verhouding man/vrouw2 | Man 75% : vrouw 25% |
1 Opslag dekkingsgraad = 𝐸𝑐𝑜𝑛𝑜𝑚𝑖𝑠𝑐ℎ𝑒 𝑑𝑒𝑘𝑘𝑖𝑛𝑔𝑠𝑔𝑟𝑎𝑎𝑑 − 1% (𝑠𝑜𝑙𝑣𝑎𝑏𝑖𝑙𝑖𝑡𝑒𝑖𝑡) − 100%
1+𝑡𝑜𝑒𝑠𝑙𝑎𝑔𝑝𝑒𝑟𝑐𝑒𝑛𝑡𝑎𝑔𝑒
Economische dekkingsgraad: 149,5%
Toeslagpercentage: 7,16%
2 Bron: Grondslagenonderzoek 2021
3. Flexibiliseringsfactoren
Eerder met pensioen gaan (artikel 5.4)
We kijken eerst naar de verschillende componenten waaruit uw ouderdomspensioen is opgebouwd. Voor de verschillende componenten gelden verschillende vervroegingsfactoren. Het ouderdoms- pensioen dat u op de vervroegde ingangsdatum krijgt, is de optelsom van:
• het tot 1 januari 2007 opgebouwde, tot de standaard pensioendatum uitgestelde ouderdomspensioen, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende vervroegingsfactor (A); en
• het vanaf 1 januari 2007 – dus ook in deze premieregeling – opgebouwde, tot de standaard pensioendatum uitgestelde ouderdomspensioen, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende vervroegingsfactor (B); en
• het tot de standaard pensioendatum uitgestelde ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum tot 1 januari 2015, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende vervroegingsfactor (C); en
• het tot de standaard pensioendatum uitgestelde ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum vanaf 1 januari 2015, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende vervroegingsfactor (D).
Hoe zijn de vervroegingsfactoren vastgesteld?
De vervroegingsfactoren zijn vastgesteld op hele leeftijden. Gaat u op een tussenliggende leeftijd met vervroegd pensioen? Dan berekenen we de factor op basis van lineaire interpolatie tussen de factor bij de eerstvolgende hogere gehele leeftijd en de eerstvolgende lagere gehele leeftijd.
De leeftijd op de vervroegde ingangsdatum wordt bepaald door de periode vanaf de vervroegde ingangsdatum tot de standaard pensioendatum in maanden te delen door 12 en in mindering te brengen op de pensioenleeftijd.
Vervroegingsfactoren ouderdomspensioen
Leeftijd (gewezen) deelnemer op de vervroegde ingangsdatum van het ouderdoms- pensioen | Vervroegingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 0,7502 | 0,7633 | 0,7536 | 0,8386 | 0,8067 |
64 | 0,7913 | 0,8027 | 0,7943 | 0,8652 | 0,8387 |
65 | 0,8364 | 0,8457 | 0,8388 | 0,8944 | 0,8737 |
66 | 0,8858 | 0,8926 | 0,8876 | 0,9264 | 0,9120 |
67 | 0,9402 | 0,9439 | 0,9412 | 0,9615 | 0,9540 |
68 | 1,0000 | 1,0000 | 1,0000 | 1,0000 | 1,0000 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Let op als u een geconverteerd ouderdomspensioen hebt!
Hebt u als ex-partner aanspraak gekregen op een geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10.3 en kiest u voor het eerder laten ingaan van dat pensioen? Dan passen we het bovenstaande op dezelfde manier toe op uw geconverteerde ouderdomspensioen.
Later met pensioen gaan (artikel 5.5)
We kijken eerst naar de verschillende componenten waaruit uw ouderdomspensioen is opgebouwd. Voor de verschillende componenten gelden verschillende uitstelfactoren. Het ouderdomspensioen dat u op de uitgestelde ingangsdatum krijgt, is de optelsom van:
• het tot 1 januari 2007 opgebouwde ouderdomspensioen, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitstelfactor (A); en
• het vanaf 1 januari 2007 – dus ook in deze premieregeling – opgebouwde ouderdoms- pensioen, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitstelfactor (B); en
• het ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum tot
1 januari 2015, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitstelfactor (C);en
• het (geconverteerd) ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum vanaf 1 januari 2015, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitstelfactor (D).
Hoe zijn de uitstelfactoren vastgesteld?
De uitstelfactoren zijn vastgesteld op hele leeftijden. Gaat u op een tussenliggende leeftijd met pensioen? Dan berekenen we de factor op basis van lineaire interpolatie tussen de factor bij de eerstvolgende hogere gehele leeftijd en de eerstvolgende lagere gehele leeftijd.
De leeftijd op de uitgestelde ingangsdatum wordt bepaald door de periode vanaf de standaard pensioendatum tot de uitgestelde ingangsdatum in maanden nauwkeurig te delen door 12 en te vermeerderen met de pensioenleeftijd.
Uitstelfactoren ouderdomspensioen
Leeftijd (gewezen) deelnemer op de uitgestelde ingangsdatum van het ouderdoms- pensioen | Uitstelfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
69 | 1,0662 | 1,0617 | 1,0650 | 1,0423 | 1,0506 |
70 | 1,1401 | 1,1300 | 1,1374 | 1,0892 | 1,1068 |
71 | 1,2226 | 1,2058 | 1,2181 | 1,1411 | 1,1690 |
72 | 1,3151 | 1,2900 | 1,3084 | 1,1988 | 1,2382 |
73 | 1,4192 | 1,3839 | 1,4098 | 1,2629 | 1,3155 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Let op als u een geconverteerd ouderdomspensioen hebt!
Hebt u als ex-partner aanspraak gekregen op een geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10.3 en kiest u voor het later laten ingaan van dat pensioen? Dan passen we het bovenstaande op dezelfde manier toe op uw geconverteerde ouderdomspensioen.
Omzetten van ouderdomspensioen in extra partnerpensioen (artikel 5.6)
We kijken eerst naar de verschillende componenten waaruit uw ouderdomspensioen is opgebouwd. Voor de verschillende componenten gelden verschillende uitruilfactoren. Het extra partnerpensioen dat u door omzetting krijgt, is de optelsom van:
• het om te zetten deel van het ouderdomspensioen opgebouwd tot 1 januari 2007, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitruilfactor (A); en
• het om te zetten deel van het ouderdomspensioen opgebouwd vanaf 1 januari 2007 – dus ook in deze premieregeling –, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitruilfactor (B); en
• het om te zetten deel van het ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum tot 1 januari 2015, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitruilfactor (C); en
• het om te zetten deel van het ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum vanaf 1 januari 2015, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitruilfactor (D).
Op het door omzetting verkregen extra partnerpensioen is artikel 7.4 van overeenkomstige toepassing.
Hoe zijn de uitruilfactoren vastgesteld?
De uitruilfactoren zijn vastgesteld op hele leeftijden. Gaat u op een tussenliggende leeftijd met pensioen? Dan berekenen we de factor op basis van lineaire interpolatie tussen de factor bij de eerstvolgende hogere gehele leeftijd en de eerstvolgende lagere gehele leeftijd.
De leeftijd op de vervroegde ingangsdatum wordt bepaald door de periode vanaf de vervroegde ingangsdatum tot de standaard pensioendatum in maanden nauwkeurig te delen door 12 en in mindering te brengen op de pensioenleeftijd. De leeftijd op de uitgestelde ingangsdatum wordt bepaald door de periode vanaf de standaard pensioendatum tot de uitgestelde ingangsdatum in maanden nauwkeurig te delen door 12 en te vermeerderen met de pensioenleeftijd.
Uitruilfactoren ouderdomspensioen in extra partnerpensioen
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op tijdstip uitruil | Uitruilfactoren voor opgebouwde aanspraken tot de standaard pensioendatum of latere ingangsdatum uitgesteld ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 4,2378 | 12,4216 | 5,1166 | 3,2285 | 3,8614 |
64 | 4,0788 | 12,0300 | 4,9294 | 3,1635 | 3,7603 |
65 | 3,9233 | 11,6482 | 4,7463 | 3,0978 | 3,6595 |
66 | 3,7720 | 11,2672 | 4,5678 | 3,0317 | 3,5592 |
67 | 3,6242 | 10,8911 | 4,3931 | 2,9648 | 3,4593 |
68 | 3,4791 | 10,5254 | 4,2218 | 2,8969 | 3,3591 |
69 | 3,3382 | 10,1764 | 4,0557 | 2,8289 | 3,2602 |
70 | 3,2011 | 9,8311 | 3,8937 | 2,7603 | 3,1617 |
71 | 3,0671 | 9,5038 | 3,7358 | 2,6912 | 3,0638 |
72 | 2,9372 | 9,1916 | 3,5830 | 2,6220 | 2,9672 |
73 | 2,8114 | 8,8850 | 3,4347 | 2,5525 | 2,8715 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzetten van partnerpensioen in extra ouderdomspensioen (artikel 5.7)
We kijken eerst naar de verschillende componenten waaruit uw partnerpensioen is opgebouwd. Voor de verschillende componenten gelden verschillende uitruilfactoren. Het extra ouderdoms- pensioen dat u door omzetting krijgt, is de optelsom van:
• het uit te ruilen deel van het partnerpensioen opgebouwd tot 1 januari 2007, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitruilfactor (A); en
• het uit te ruilen deel van het partnerpensioen opgebouwd vanaf 1 januari 2007 – dus ook in deze premieregeling –, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitruilfactor (B); en
• het uit te ruilen deel van het partnerpensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum tot 1 januari 2015, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitruilfactor (C); en
• het uit te ruilen deel van het partnerpensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum vanaf 1 januari 2015, inclusief de over dat bedrag toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende uitruilfactor (D).
Hoe zijn de uitruilfactoren vastgesteld?
De uitruilfactoren zijn vastgesteld op hele leeftijden. Gaat u op een tussenliggende leeftijd met pensioen? Dan berekenen we de factor op basis van lineaire interpolatie tussen de factor bij de eerstvolgende hogere gehele leeftijd en de eerstvolgende lagere gehele leeftijd.
De leeftijd op de vervroegde ingangsdatum wordt bepaald door de periode vanaf de vervroegde ingangsdatum tot de standaard pensioendatum in maanden nauwkeurig te delen door 12 en in mindering te brengen op de pensioenleeftijd. De leeftijd op de uitgestelde ingangsdatum wordt bepaald door de periode vanaf de standaard pensioendatum tot de uitgestelde ingangsdatum in maanden nauwkeurig te delen door 12 en te vermeerderen met de pensioenleeftijd.
Uitruilfactoren partnerpensioen in extra ouderdomspensioen
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op tijdstip uitruil | Uitruilfactoren voor opgebouwde aanspraken op partnerpensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007(inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 0,2360 | 0,0805 | 0,1954 | 0,3097 | 0,2590 |
64 | 0,2452 | 0,0831 | 0,2029 | 0,3161 | 0,2659 |
65 | 0,2549 | 0,0859 | 0,2107 | 0,3228 | 0,2733 |
66 | 0,2651 | 0,0888 | 0,2189 | 0,3299 | 0,2810 |
67 | 0,2759 | 0,0918 | 0,2276 | 0,3373 | 0,2891 |
68 | 0,2874 | 0,0950 | 0,2369 | 0,3452 | 0,2977 |
69 | 0,2996 | 0,0983 | 0,2466 | 0,3535 | 0,3067 |
70 | 0,3124 | 0,1017 | 0,2568 | 0,3623 | 0,3163 |
71 | 0,3260 | 0,1052 | 0,2677 | 0,3716 | 0,3264 |
72 | 0,3405 | 0,1088 | 0,2791 | 0,3814 | 0,3370 |
73 | 0,3557 | 0,1125 | 0,2911 | 0,3918 | 0,3482 |
Factoren per € 1 opgebouwd partnerpensioen
Starten met een hoger ouderdomspensioen (artikel 5.8)
We kijken eerst naar de verschillende componenten waaruit uw ouderdomspensioen is opgebouwd. Voor de verschillende componenten gelden verschillende omzettingsfactoren. Het hogere ouderdomspensioen dat u door omzetting krijgt, is de optelsom van:
• het tot 1 januari 2007 opgebouwde ouderdomspensioenen, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende omzettingsfactor (A); en
• het vanaf 1 januari 2007 – dus ook in deze premieregeling – opgebouwde ouderdomspensioenen, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende omzettingsfactor (B); en
• het ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum tot 1 januari 2015, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende omzettingsfactor (C); en
• het ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum vanaf 1 januari 2015, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende omzettingsfactor (D).
Hoe zijn de omzettingsfactoren vastgesteld?
De omzettingsfactoren zijn vastgesteld op hele leeftijden. Gaat u op een tussenliggende leeftijd met pensioen? Dan berekenen we de factor op basis van lineaire interpolatie tussen de factor bij de eerstvolgende hogere gehele leeftijd en de eerstvolgende lagere gehele leeftijd.
De leeftijd bij pensioeningang vóór of op de standaard pensioendatum wordt bepaald door de periode vanaf de ingangsdatum tot de standaard pensioendatum in maanden nauwkeurig te delen door 12 en in mindering te brengen op de pensioenleeftijd. De leeftijd op de latere ingangsdatum wordt bepaald door de periode vanaf de standaard pensioendatum tot de latere ingangsdatum in maanden nauwkeurig te delen door 12 en te vermeerderen met de pensioenleeftijd.
Verder bepaalt de maand waarin uw ouderdomspensioen start welke tabel van toepassing is.
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in januari
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1642 | 1,171 | 1,166 | 1,2029 | 1,188 |
64 | 1,1602 | 1,1672 | 1,162 | 1,1977 | 1,1833 |
65 | 1,1561 | 1,1633 | 1,158 | 1,1923 | 1,1784 |
66 | 1,1517 | 1,1593 | 1,1537 | 1,1868 | 1,1733 |
67 | 1,1473 | 1,155 | 1,1493 | 1,181 | 1,168 |
68 | 1,1427 | 1,1506 | 1,1447 | 1,175 | 1,1626 |
69 | 1,1379 | 1,1461 | 1,14 | 1,1689 | 1,157 |
70 | 1,133 | 1,1414 | 1,1352 | 1,1625 | 1,1513 |
71 | 1,1281 | 1,1365 | 1,1303 | 1,1561 | 1,1455 |
72 | 1,123 | 1,1315 | 1,1252 | 1,1495 | 1,1395 |
73 | 1,1179 | 1,1264 | 1,1201 | 1,1429 | 1,1335 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in februari
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1654 | 1,1721 | 1,1671 | 1,2039 | 1,1891 |
64 | 1,1614 | 1,1684 | 1,1632 | 1,1988 | 1,1844 |
65 | 1,1572 | 1,1645 | 1,1591 | 1,1934 | 1,1795 |
66 | 1,1529 | 1,1605 | 1,1549 | 1,1879 | 1,1745 |
67 | 1,1485 | 1,1562 | 1,1505 | 1,1821 | 1,1692 |
68 | 1,1439 | 1,1519 | 1,146 | 1,1762 | 1,1638 |
69 | 1,1392 | 1,1473 | 1,1413 | 1,1701 | 1,1583 |
70 | 1,1343 | 1,1426 | 1,1365 | 1,1638 | 1,1526 |
71 | 1,1293 | 1,1378 | 1,1316 | 1,1574 | 1,1467 |
72 | 1,1243 | 1,1328 | 1,1265 | 1,1508 | 1,1408 |
73 | 1,1192 | 1,1277 | 1,1214 | 1,1442 | 1,1348 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in maart
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1665 | 1,1732 | 1,1683 | 1,2049 | 1,1901 |
64 | 1,1626 | 1,1695 | 1,1644 | 1,1998 | 1,1855 |
65 | 1,1584 | 1,1657 | 1,1603 | 1,1945 | 1,1807 |
66 | 1,1542 | 1,1616 | 1,1561 | 1,189 | 1,1756 |
67 | 1,1497 | 1,1574 | 1,1517 | 1,1833 | 1,1704 |
68 | 1,1451 | 1,1531 | 1,1472 | 1,1774 | 1,1651 |
69 | 1,1404 | 1,1485 | 1,1426 | 1,1713 | 1,1595 |
70 | 1,1356 | 1,1439 | 1,1378 | 1,165 | 1,1538 |
71 | 1,1306 | 1,139 | 1,1328 | 1,1586 | 1,148 |
72 | 1,1256 | 1,1341 | 1,1278 | 1,1521 | 1,1421 |
73 | 1,1205 | 1,129 | 1,1227 | 1,1455 | 1,1361 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in april
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1677 | 1,1744 | 1,1694 | 1,206 | 1,1912 |
64 | 1,1637 | 1,1707 | 1,1655 | 1,2009 | 1,1866 |
65 | 1,1596 | 1,1668 | 1,1615 | 1,1956 | 1,1818 |
66 | 1,1554 | 1,1628 | 1,1573 | 1,1901 | 1,1768 |
67 | 1,151 | 1,1586 | 1,153 | 1,1845 | 1,1716 |
68 | 1,1464 | 1,1543 | 1,1485 | 1,1786 | 1,1663 |
69 | 1,1417 | 1,1498 | 1,1438 | 1,1725 | 1,1608 |
70 | 1,1369 | 1,1451 | 1,139 | 1,1663 | 1,1551 |
71 | 1,1319 | 1,1403 | 1,1341 | 1,1599 | 1,1493 |
72 | 1,1269 | 1,1354 | 1,1291 | 1,1534 | 1,1434 |
73 | 1,1218 | 1,1303 | 1,124 | 1,1468 | 1,1374 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in mei
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1689 | 1,1755 | 1,1706 | 1,207 | 1,1923 |
64 | 1,1649 | 1,1718 | 1,1667 | 1,202 | 1,1877 |
65 | 1,1608 | 1,168 | 1,1627 | 1,1967 | 1,1829 |
66 | 1,1566 | 1,164 | 1,1585 | 1,1913 | 1,178 |
67 | 1,1522 | 1,1599 | 1,1542 | 1,1856 | 1,1728 |
68 | 1,1477 | 1,1555 | 1,1497 | 1,1798 | 1,1675 |
69 | 1,143 | 1,151 | 1,1451 | 1,1737 | 1,162 |
70 | 1,1382 | 1,1464 | 1,1403 | 1,1675 | 1,1564 |
71 | 1,1332 | 1,1416 | 1,1354 | 1,1612 | 1,1506 |
72 | 1,1282 | 1,1367 | 1,1304 | 1,1547 | 1,1447 |
73 | 1,1231 | 1,1316 | 1,1254 | 1,1481 | 1,1387 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in juni
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,17 | 1,1766 | 1,1717 | 1,208 | 1,1934 |
64 | 1,1661 | 1,173 | 1,1679 | 1,203 | 1,1888 |
65 | 1,1621 | 1,1692 | 1,1639 | 1,1978 | 1,1841 |
66 | 1,1578 | 1,1652 | 1,1598 | 1,1924 | 1,1791 |
67 | 1,1535 | 1,1611 | 1,1554 | 1,1868 | 1,174 |
68 | 1,1489 | 1,1568 | 1,151 | 1,181 | 1,1687 |
69 | 1,1443 | 1,1523 | 1,1464 | 1,175 | 1,1633 |
70 | 1,1395 | 1,1477 | 1,1416 | 1,1688 | 1,1576 |
71 | 1,1345 | 1,1429 | 1,1367 | 1,1625 | 1,1519 |
72 | 1,1295 | 1,138 | 1,1318 | 1,156 | 1,146 |
73 | 1,1245 | 1,1329 | 1,1267 | 1,1495 | 1,1401 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in juli
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1712 | 1,1778 | 1,1729 | 1,209 | 1,1945 |
64 | 1,1673 | 1,1741 | 1,1691 | 1,2041 | 1,19 |
65 | 1,1633 | 1,1704 | 1,1651 | 1,1989 | 1,1852 |
66 | 1,1591 | 1,1664 | 1,161 | 1,1935 | 1,1803 |
67 | 1,1547 | 1,1623 | 1,1567 | 1,188 | 1,1752 |
68 | 1,1502 | 1,158 | 1,1523 | 1,1822 | 1,17 |
69 | 1,1456 | 1,1536 | 1,1477 | 1,1762 | 1,1645 |
70 | 1,1408 | 1,149 | 1,1429 | 1,17 | 1,1589 |
71 | 1,1359 | 1,1442 | 1,1381 | 1,1637 | 1,1532 |
72 | 1,1309 | 1,1393 | 1,1331 | 1,1573 | 1,1473 |
73 | 1,1258 | 1,1343 | 1,128 | 1,1508 | 1,1414 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in augustus
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1724 | 1,1789 | 1,1741 | 1,2101 | 1,1956 |
64 | 1,1685 | 1,1753 | 1,1703 | 1,2051 | 1,1911 |
65 | 1,1645 | 1,1716 | 1,1663 | 1,2 | 1,1864 |
66 | 1,1603 | 1,1676 | 1,1622 | 1,1947 | 1,1815 |
67 | 1,156 | 1,1635 | 1,158 | 1,1891 | 1,1764 |
68 | 1,1515 | 1,1593 | 1,1535 | 1,1834 | 1,1712 |
69 | 1,1469 | 1,1548 | 1,149 | 1,1774 | 1,1658 |
70 | 1,1421 | 1,1503 | 1,1442 | 1,1713 | 1,1602 |
71 | 1,1372 | 1,1455 | 1,1394 | 1,165 | 1,1545 |
72 | 1,1322 | 1,1406 | 1,1344 | 1,1586 | 1,1487 |
73 | 1,1272 | 1,1356 | 1,1294 | 1,1521 | 1,1428 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in september
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1736 | 1,1801 | 1,1753 | 1,2111 | 1,1967 |
64 | 1,1697 | 1,1765 | 1,1715 | 1,2062 | 1,1922 |
65 | 1,1657 | 1,1728 | 1,1676 | 1,2011 | 1,1875 |
66 | 1,1616 | 1,1689 | 1,1635 | 1,1958 | 1,1827 |
67 | 1,1573 | 1,1648 | 1,1592 | 1,1903 | 1,1776 |
68 | 1,1528 | 1,1605 | 1,1548 | 1,1846 | 1,1724 |
69 | 1,1482 | 1,1561 | 1,1503 | 1,1786 | 1,167 |
70 | 1,1434 | 1,1516 | 1,1456 | 1,1726 | 1,1615 |
71 | 1,1385 | 1,1468 | 1,1407 | 1,1663 | 1,1558 |
72 | 1,1336 | 1,142 | 1,1358 | 1,1599 | 1,15 |
73 | 1,1285 | 1,137 | 1,1308 | 1,1534 | 1,1441 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in oktober
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1748 | 1,1812 | 1,1764 | 1,2121 | 1,1978 |
64 | 1,171 | 1,1777 | 1,1727 | 1,2073 | 1,1933 |
65 | 1,167 | 1,174 | 1,1688 | 1,2022 | 1,1887 |
66 | 1,1628 | 1,1701 | 1,1647 | 1,1969 | 1,1839 |
67 | 1,1585 | 1,166 | 1,1605 | 1,1914 | 1,1789 |
68 | 1,1541 | 1,1618 | 1,1561 | 1,1858 | 1,1737 |
69 | 1,1495 | 1,1574 | 1,1516 | 1,1799 | 1,1683 |
70 | 1,1448 | 1,1529 | 1,1469 | 1,1738 | 1,1628 |
71 | 1,1399 | 1,1482 | 1,1421 | 1,1676 | 1,1571 |
72 | 1,1349 | 1,1433 | 1,1371 | 1,1612 | 1,1513 |
73 | 1,1299 | 1,1383 | 1,1321 | 1,1548 | 1,1455 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in november
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,176 | 1,1824 | 1,1776 | 1,2132 | 1,1989 |
64 | 1,1722 | 1,1789 | 1,1739 | 1,2083 | 1,1945 |
65 | 1,1682 | 1,1752 | 1,17 | 1,2033 | 1,1898 |
66 | 1,1641 | 1,1713 | 1,166 | 1,1981 | 1,1851 |
67 | 1,1598 | 1,1673 | 1,1618 | 1,1926 | 1,1801 |
68 | 1,1554 | 1,1631 | 1,1574 | 1,187 | 1,1749 |
69 | 1,1508 | 1,1587 | 1,1529 | 1,1811 | 1,1696 |
70 | 1,1461 | 1,1542 | 1,1482 | 1,1751 | 1,1641 |
71 | 1,1413 | 1,1495 | 1,1434 | 1,1689 | 1,1584 |
72 | 1,1363 | 1,1447 | 1,1385 | 1,1626 | 1,1527 |
73 | 1,1313 | 1,1397 | 1,1335 | 1,1561 | 1,1468 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Omzettingsfactoren starten met een hoger ouderdomspensioen in december
Leeftijd deelnemer of gewezen deelnemer op de ingangs- datum van het ouderdoms- pensioen | Omzettingsfactoren voor opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen | ||||
Aanspraken opgebouwd tot 1 januari 2007 (inclusief de over die aanspraken toegekende verhogingen) | Aanspraken opgebouwd vanaf 1 januari 2007 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (B) | Aanspraken uit waardeoverdracht tot 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (C) | Aanspraken uit waardeoverdracht vanaf 1 januari 2015 (inclusief de over deze bedragen toegekende verhogingen) (D) | ||
mannelijke deelnemer (A) | vrouwelijke deelnemer (A) | ||||
63 | 1,1772 | 1,1835 | 1,1788 | 1,2142 | 1,2 |
64 | 1,1734 | 1,18 | 1,1751 | 1,2094 | 1,1956 |
65 | 1,1695 | 1,1764 | 1,1713 | 1,2044 | 1,191 |
66 | 1,1654 | 1,1725 | 1,1672 | 1,1992 | 1,1862 |
67 | 1,1611 | 1,1685 | 1,1631 | 1,1938 | 1,1813 |
68 | 1,1567 | 1,1644 | 1,1587 | 1,1882 | 1,1762 |
69 | 1,1521 | 1,16 | 1,1542 | 1,1823 | 1,1708 |
70 | 1,1474 | 1,1555 | 1,1496 | 1,1763 | 1,1654 |
71 | 1,1426 | 1,1508 | 1,1448 | 1,1702 | 1,1598 |
72 | 1,1377 | 1,146 | 1,1399 | 1,1639 | 1,154 |
73 | 1,1327 | 1,1411 | 1,1349 | 1,1575 | 1,1482 |
Factoren per € 1 opgebouwd ouderdomspensioen
Let op als u een geconverteerd ouderdomspensioen hebt!
Hebt u als ex-partner aanspraak gekregen op een geconverteerd ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 10.3 en kiest u voor starten met een hoger ouderdomspensioen? Dan passen we het bovenstaande op dezelfde manier toe op uw geconverteerde ouderdomspensioen.
Kiezen voor een bedrag in één keer (artikel Fout! Verwijzingsbron niet gevonden.)
Voor het vaststellen van de waarde van uw ouderdomspensioen kijken we eerst naar de verschillende componenten waaruit uw ouderdomspensioen is opgebouwd. Voor de verschillende componenten gelden verschillende factoren. De totale waarde van uw ouderdomspensioen is de optelsom van:
• het tot 1 januari 2007 opgebouwde ouderdomspensioenen, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende waarderingsfactor (A); en
• het vanaf 1 januari 2007 – dus ook in deze premieregeling – opgebouwde ouderdomspensioenen, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende waarderingsfactor (B); en
• het ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum tot 1 januari 2015, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende waarderingsfactor (C); en
• het ouderdomspensioen uit waardeoverdracht met een overdrachtsdatum vanaf 1 januari 2015, inclusief de over die bedragen toegekende verhogingen, vermenigvuldigd met de betreffende waarderingsfactor (D).
Van de aldus vastgestelde waarde van uw ouderdomspensioen kunt u maximaal 10% als bedrag in één keer ontvangen. De resterende waarde van uw ouderdomspensioen rekenen we weer terug naar een levenslang ouderdomspensioen. Dat doen we met dezelfde waarderingsfactoren.
Hoe zijn de waarderingsfactoren vastgesteld?
De waarderingsfactoren worden vastgesteld per 1 juli 2023. Deze zijn nu nog niet bekend.
4. Afkoopfactoren
We verwachten dat we in 2023 nog geen kleine pensioenen zullen afkopen. Daarom hebben we voor dit jaar nog geen afkoopfactoren vastgesteld. Kopen we toch een klein pensioen af? Dan stellen we daar alsnog de afkoopfactor voor vast op basis van de grondslagen die daarvoor in 2023 gelden.