SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Arbitraal vonnis van 28 februari 2014 Kenmerk: 13/40
Het Scheidsgerecht, samengesteld als volgt:
mr. R.J.B. Xxxxxxxxx, wonende te Arnhem, voorzitter, mr. drs. J.A.P.M. Maas, wonende te Driebergen,
X. Xxxxxxx, wonende te Goes,
bijgestaan door xx. X.X.X. Xxxxx, griffier, heeft het navolgende vonnis gewezen
inzake:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.,
gevestigd te Z., eiseres,
gemachtigde: mr. M.A.F. Xxxxxxxx, tegen:
B.,
wonende te Y., verweerder,
gemachtigde: xx. X. Xxxxxxx
Partijen worden hierna aangeduid als eiseres en verweerder.
1. De procedure
1.1 Eiseres heeft met een brief van 21 oktober 2013 deze procedure aanhangig gemaakt. Met een daarbij gevoegde memorie van eis heeft zij het Scheidsgerecht verzocht de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, op grond van gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden, met ingang van de eerst mogelijke datum te ontbinden, al dan niet onder toekenning van de door eiseres aan verweerder aangeboden vergoeding van € 80.408,-, met veroordeling van verweerder in de kosten van deze procedure, het griffierecht daaronder begrepen. Bij de memorie van eis zijn producties gevoegd (genummerd 1 – 54).
1.2 Verweerder heeft met een memorie van antwoord, gedateerd 13 januari 2014, primair geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van eiseres en subsidiair, voor het geval het Scheidsgerecht de vordering van eiseres toewijst en de arbeidsovereenkomst ontbindt, aan verweerder een vergoeding toe te
kennen wegens derving van inkomsten van € 361.138,-- bruto, althans een bedrag dat het Scheidsgerecht in goede justitie juist acht, en tevens eiseres te veroordelen tot een ontvlechting van het budget van verweerder uit de onderneming van eiseres van € 750.000,--, althans voor het geval het Scheidsgerecht oordeelt dat het budget van [verweerder] niet ontvlochten kan worden tot betaling van een vergoeding voor derving van zijn budget van
€ 750.000,-- aan verweerder, althans een bedrag dat het Scheidsgerecht in goede justitie juist acht.
Zowel primair als subsidiair verzoekt verweerder om eiseres te veroordelen tot betaling van:
1. Uit hoofde van de huurovereenkomst en aanverwant in de periode 2007-2008- 2009: € 14.881,- netto, vrijgesteld van btw, vermeerderd met de wettelijke rente;
2. Uit hoofde van de huurovereenkomst en aanverwant in de periode 2010-1e half jaar 2013: € 55.638,- netto, vrijgesteld van btw, vermeerderd met de wettelijke rente;
3. Uit hoofde van de arbeidsovereenkomst: € 15.748,- netto, vrijgesteld van btw, betreffende opleidingskosten uit 2012 en eerste halfjaar 2013, vermeerderd met de wettelijke rente, de totale openstaande kosten bedragen € 86.267,- netto;
4. Uit hoofde van de huurovereenkomst de kosten vanaf het tweede halfjaar 2013, vooralsnog geschat op € 14.000,- zijnde een voorschot;
5. Nog te ontvangen bonus over 2013, bij wijze van voorschot van € 10.000,-;
6. De thans nog openstaande, aan verweerder te betalen wettelijke rente en verhoging ter zake de eerst op 31 oktober 2013 ontvangen bonusafrekening 2011 en 2012 bij wijze van voorschot € 500,-;
een en ander met veroordeling van eiseres in de kosten van deze procedure. Bij de memorie van antwoord zijn producties gevoegd (genummerd 1 – 55).
1.3 Bij brief van 31 januari 2014 heeft de gemachtigde van eiseres een drietal nadere producties ingezonden (die later bij brief van 6 februari 2014 zijn genummerd 55
– 57). Bij brief van 3 februari 2014 heeft de gemachtigde van verweerder een achttal nadere producties ingezonden (genummerd 56 – 63).
1.4 Bij brief van 6 februari 2014 heeft de gemachtigde van eiseres een ‘memorie houdende wijziging van eis tevens, tevens houdende een (voorwaardelijke) eis in reconventie’ ingezonden (met – opnieuw – de producties genummerd 55 – 57 en producties genummerd 58 – 62). De gewijzigde eis, met voorwaardelijke vordering, luidt als volgt:
‘[Eiseres] verzoekt uw college de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, op grond van gewichtige redenen, bestaande uit veranderingen in de omstandigheden als vermeld in artikel 7:685 BW, met ingang van de eerst mogelijke datum te ontbinden, al dan niet onder toekenning van de eerder aangeboden vergoeding van EUR 80.408,- bruto, minus het bruto salaris,
vakantietoeslag en overige emolumenten, die [eiseres] aan [verweerder] heeft betaald vanaf 1 januari 2014 tot en met de datum ontbinding.
[Xxxxxxx] verzoekt u daarnaast op grond van bijlage 2 nr 8 bij de arbeidsovereenkomst (zie bijlage 8 MvA) [verweerder] onvoorwaardelijk te veroordelen om bij wijze van voorschot binnen 2 weken na uw vonnis aan [eiseres] te betalen een bedrag van EUR 19.167,69,-, dan wel een ander voorschotbedrag door u in redelijkheid te bepalen, vermeerderd met de wettelijke rente voor iedere dag dat [verweerder] later betaalt, tot aan de dag der algehele voldoening.
[Eiseres] verzoekt u daarnaast voorwaardelijk, namelijk onder de voorwaarde dat u naast de ontbindingsvergoeding meer toewijst aan [verweerder] van de door hem bij memorie van antwoord gevorderde openstaande posten, dan het door [eiseres] ter zake erkende nog aan [verweerder] verschuldigd zijnde bedrag van EUR 12.541,-, dat [verweerder] op grond van bijlage 2 nr 8 bij de arbeidsovereenkomst (zie bijlage 8 MvA) 50% van dit meerdere binnen 14 dagen na uw vonnis terug betaalt aan [eiseres], vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag voor iedere dag dat [verweerder] later terugbetaalt, tot aan de dag der algehele voldoening.
Een en ander met afwijzing van alle overige vorderingen van [verweerder] bij memorie van antwoord en met veroordeling van [verweerder] in de kosten van deze procedure.’
1.5 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 11 februari 2014. Aan de zijde van eiseres waren aanwezig de heer X., directeur Kind en Jeugd (hierna: C.), de heer X., financieel directeur (hierna: D.), mevrouw X., psychiater (hierna: E.), en mevrouw X., teamleider (hierna: F.), bijgestaan door de gemachtigde van eiseres - vergezeld door een kantoorgenoot. Verweerder is verschenen in persoon, bijgestaan door zijn gemachtigde en vergezeld door de heer mr. X., belastingadviseur (hierna: G.), en een naast familielid.
2. Samenvatting van het geschil
2.1 Eiseres houdt een landelijke instelling in stand die verspreid over verschillende locaties ambulante geestelijke gezondheidszorg biedt aan kinderen, jeugdigen en volwassenen. Verweerder (63 jaar oud) is psychiater. Xxxxxxx en verweerder zijn in 2007 gaan samenwerken waarbij in het praktijkpand van verweerder zowel door eiseres als hemzelf - naast elkaar - praktijk gehouden werd. In 2009 is verweerder in dienst getreden van eiseres met een overeenkomst voor bepaalde tijd voor een periode van 10 jaar tot zijn 68e levensjaar. Daarnaast is eiseres de gehele praktijkruimte van verweerder gaan huren voor een periode van 5 jaar met stilzwijgende verlenging voor nog eens 5 jaar voor een aanvangshuurprijs van
€ 110.000,- per jaar. In december 2012 heeft eiseres de huurovereenkomst tegen 1 januari 2014 opgezegd.
2.2 In de huurovereenkomst, afgesloten tussen eiseres enerzijds en verweerder en zijn echtgenote anderzijds en ondertekend op 27 en 31 juli 2009 staat onder meer het volgende:
‘Duur, verlenging en opzegging
3.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van 5 (zegge: vijf) jaar, ingaande op 1 januari 2009 en lopende tot en met 31 december 2013. Na het verstrijken van voornoemde periode wordt deze huurovereenkomst stilzwijgend voortgezet voor een aansluitende periode van 5 (zegge: 5) jaar. (…)
3.3 Beëindiging van deze overeenkomst vindt plaats door opzegging tegen het einde van een huurperiode met inachtneming van een termijn van tenminste 1 (zegge: één) jaar.
(…)
Bijzondere bepalingen
8.1 Partijen hebben teven d.d. juli 2009 een arbeidsovereenkomst gesloten. Partijen hechten een kopie van bedoelde arbeidsovereenkomst als Bijlage I aan deze huurovereenkomst.
8.2 In afwijking van hetgeen in artikel 3 van deze huurovereenkomst is bepaald, komen Partijen overeen dat, indien de arbeidsovereenkomst tussen Partijen, om wat voor reden dan ook, tot een beëindiging komt, deze huurovereenkomst tussentijds, dus in afwijking van de in artikel 3.1 bepaalde termijn, kan worden opgezegd, met inachtneming van een opzegtermijn van 2 (zegge: twee) maanden.’
2.3 In de arbeidsovereenkomst tussen eiseres en verweerder, ondertekend op 19 juni 2009, is onder meer het volgende opgenomen:
‘Artikel 1 Dienstverband
De werknemer treedt met ingang van 1 januari 2009 in dienst in de functie van Kinder- en Jeugdpsychiater.
Artikel 2 Aard van de overeenkomst
De arbeidsovereenkomst wordt aangegaan voor de bepaalde tijd, te weten vanaf 1 januari 2009 tot de dag dat de werknemer 68 jaar wordt. De arbeidsovereenkomst eindigt derhalve van rechtswege op 26 oktober 2018 zonder dat voorafgaande opzegging vereist is.
Artikel 5 Salaris
a. Het salaris bedraagt € 7.955,- bruto per maand bij een 36-urige werkweek (schaal 6, Medisch Specialisten).
b. De hoogte van het ‘Budget persoonlijke kosten Medisch Specialist’ conform H11, sub E CAO GGZ bedraagt € 3.806,- per volledig kalenderjaar en bij een 36-urige werkweek.
c. De werknemer ontvangt op zijn bruto salaris een complementaire toeslag van 10% in verband met zijn werkzaamheden die voortvloeien uit zijn functie als opleider.
d. De werknemer ontvangt bovendien op zijn bruto salaris een tussen partijen overeengekomen zogenoemde schaarstetoeslag van 3,99%.
Artikel 6 Winstdelingsregeling
De werknemer ontvangt een winstafhankelijke bonus overeenkomstig het bepaalde in de door partijen overeengekomen winstdelingsregeling, die als bijlage 2 een onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst.’
2.4 Bij de arbeidsovereenkomst zijn een tweetal bijlagen gevoegd. De eerste bijlage betreft een verslag van een bespreking van 11 mei 2009 en de tweede bijlage (de in art. 6 bedoelde ‘bijlage 2’) betreft een ‘Rekenmodel [verweerder]’. In het laatste stuk wordt een aantal berekeningen gepresenteerd en onder het kopje ‘Opmerkingen/voorwaarden’ een aantal aanvullende afspraken benoemd. Onder 8 staat: Indien verlieslijdende situatie ook bijdragen in verlies.
2.5 De registratie van verweerder als psychiater is per 12 februari 2009 doorgehaald.
2.6 In een verslag van 14 mei 2012 van de heer X., directeur volwassenenzorg (hierna: H.), met als titel ‘Analyse van de problemen in Y. en voorstellen om te komen tot duurzame oplossingen voor die problemen’ is onder meer het volgende opgenomen:
‘Op 21 maart verzocht de Raad van Bestuur mij om onderzoek te doen in Y. en voorstellen te doen om te komen tot duurzame oplossingen voor gesignaleerde problemen die naar voren waren gekomen in diverse interne overleggen. Problemen in de aansturing, de samenwerking in het team, de kwaliteit van zorg en de voorzieningen in het gebouw.
(…)
1. Veiligheid, werkplezier, onderlinge samenwerking.
De medewerkers ervaren afbrokkelend werkplezier. Een aantal gaat zover te zeggen dat hun positieve beroepsbeeld danig is aangetast. De samenwerking tussen de team leden, uitgezonderd [verweerde en echtgenote], wordt goed genoemd. Er wordt geklaagd over gebrek aan veiligheid m.n. bij [verweerder en echtgenote]. Medewerkers zijn bang voor de woede-buien van [verweerder] en spreken zich niet meer uit.
2. Patiëntenzorg, klachten en goede naam.
Volgens de medewerkers zijn er cliënten die ontevreden zijn over de bejegening door [echtgenote verweerder], afspraken bij [verweerder] die worden afgezegd of niet tijdig worden nagekomen. Het secretariaat en de casemanagers zeggen veel op te vangen. Cliënten zouden geen klachten durven indienen uit angst voor de boze reacties van [verweerder]. De goede
naam van [eiseres] zou er onder lijden, als zijn er nog steeds meer dan voldoende aanmeldingen.
3. Verslaglegging, agendavoering, zorgvuldigheid.
De verslaglegging door [verweerder] is vaak niet op orde, of [verweerder] verwijst naar die van collegae. De agenda is niet altijd correct ingevuld. [Verweerder] zou zijn zaakjes niet op orde hebben en soms niet weten wie hij tegenover zich heeft (namen door elkaar halen). [Verweerder] geeft aan bij tijden inderdaad overbelast te zijn.
4. Leiding van het team. leiderschap.
De komst van I. in 2011 gaf aanvankelijk nieuw vertrouwen in de leiding. In de ogen van iedereen heeft dit echter geen verbetering gebracht. Over de oorzaken daarvan bestaan verschillende opvattingen. [Verweerder en echtgenote] leggen die bij onduidelijke functiebeschrijvingen voor het nieuwe teammanagement dat uit drie personen bestond. De nieuwe besturingsfilosofie zou slecht gecommuniceerd zijn waardoor zij niet en I. wel over belangrijke zaken geïnformeerd werden.
[Verweerder en echtgenote] worden ervaren als een blok dat op autoritaire wijze en top-down leiding geeft. Zaken worden samen besproken en zonder overleg ingevoerd. Op momenten dat beide niet aanwezig zijn is de sfeer prettiger.
5. Rol van [eiseres/locatie hoofdkantoor].
Diverse medewerkers klagen erover dat zij al vaak en eerder zouden hebben aangegeven dat zaken niet goed liepen. Zij zijn van mening dat dat door de leiding niet, te laat of halfslachtig is opgepakt. Medewerkers ervoeren geen steun van [hoofdkantoor] en voelden zich alleen staan, verwaarloosd. [Verweerder en echtgenote] uiten als belangrijke klacht tegen [eiseres] dat er ondanks herhaalde vraag geen extra ondersteuning kwam voor de praktijkvoering (behalve de aanstelling van I. als teamleider in 2011). Er bestaan forse zakelijke spanningen tussen [verweerder en echtgenote] enerzijds en [eiseres] anderzijds. Deze zijn nauwelijks te onderscheiden van hun rol als werknemers van [eiseres] en hun daarvan afgeleide functies in het team. Anders gezegd zakelijke belangen en werkgevers/werknemers belangen zijn onduidelijk gescheiden. Conflicten over uitblijven van betaling van facturen lopen samen op met conflicten over operationele zaken op de werkvloer.
6. Praktijk en woonhuis grenzen aan elkaar.
Medewerkers vinden dat deze constructie niet prettig is. Medewerkers krijgen teveel te horen van wat eigenlijk privé is.
(…) Conclusies.
Op alle bovengenoemde punten gaan er veel essentiële zaken mis. Er is niet een oorzaak aan te wijzen, maar er zijn een aantal zaken die er uit springen. Dit ook als inleiding voor oplossingen.
Allereerst de gekozen constructie waarin een echtpaar zowel zakelijk als privé (als werknemers), een en dezelfde overeenkomst heeft met [eiseres]. Deze overeenkomsten hadden uit elkaar gehouden moeten worden in aparte overeenkomsten.
Bovendien werden door hen aan te stellen als leidinggevenden in de hoedanigheid van echtpaar wezenlijke risico's geïntroduceerd. Vanuit groepsdynamische en organisatiekundige inzichten is dit een slechte constructie die makkelijk onveiligheid bij de overige teamleden kan veroorzaken. Het toevoegen van een derde leidinggevende bracht uiteraard geen oplossing voor deze basale 'weeffout'. De rol van [verweerder] als psychiater. Door welke oorzaak dan ook: medewerkers melden dat verslaglegging, nauwgezetheid, zorgvuldigheid m.b.t. afspraken regelmatig onvoldoende waren. Uitblijven van noodzakelijke herregistratie sinds 2009 is ernstig.
De rol van [echtgenote verweerder]. Over de positie als partner van [verweerder] (leidinggevende) heb ik hierboven al opgemerkt dat dit een fout was vanuit organisatiekundig perspectief.’
2.7 Naar aanleiding van dit rapport heeft xxxxxxx een interimmanager op de locatie Y. aangesteld in de persoon van F..
2.8 In een e-mail van 26 juli 2012 van xxxxxxx aan verweerder en zijn echtgenote staat onder meer het volgende:
‘De bestuurder van [eiseres] en de directie Kind en Jeugd hebben besloten jullie uit te nodigen voor een onderhoud (…)
Dit vanwege het feit dat mevrouw X. reeds na één week geconstateerd heeft dat er sprake is van een ernstig verstoorde relatie tussen jullie en team Y., waarbij zij van mening is geen perspectief te kunnen creëren.’
2.9 In een verslag van de daarop volgende bijeenkomst van 2 augustus 2012, is onder meer het volgende opgenomen:
‘Naar aanleiding van de opdracht aan X., interim-manager vestiging Y., om te onderzoeken of de vastgelopen werksituatie tussen de medewerkers van het team
Y. en [verweerder/echtgenote] kon worden opgelost, wordt door X., op basis van de bevindingen van F. en het eerder door X., directeur VWZ, opgesteld rapport vastgesteld, dat er definitief geen perspectief is op herstel naar een gezonde werksituatie.
Na enige discussie over en weer geeft [verweerder] aan e.e.a. maar ten dele te begrijpen, maar is zich er wel van bewust dat de situatie die in Y. is ontstaan te lang heeft voortgeduurd.
X. geeft aan nu een oplossing te willen die voor alle betrokken partijen, te weten de medewerkers van het team, [eiseres] én [verweerder/echtgenote] tot tevredenheid leidt.
De oplossing is er volgens X. in gelegen om op korte termijn op te komen tot twee entiteiten binnen het werkveld Y., op basis van goede voorwaarden en gestoeld op de gedachte om niemand van de betrokken partijen in problemen te brengen, met name in financiële zin.
X. vraagt of [verweerder] bereid is om de zakelijke aspecten xxxxxxx van zijn voorstel te willen bespreken. Hier wordt door [verweerder] bevestigend op geantwoord.
(…)
Het volgende voorstel wordt door X. aan [verweerder] voorgelegd:
Opsplitsing van het Team Y. in twee op zichzelf staande entiteiten. De entiteit [verweerder/echtgenote] gaat over in een A.-franchiser. Het zorgbudget Y. wordt in twee delen opgesplitst, waarbij het budget voor franchiser [verweerder] zodanig wordt ingeregeld en bepaald, dat de huidige salarisinkomsten voor [verweerder en echtgenote] ongewijzigd blijven.
(…)
[Eiseres] onderzoekt of de huidige medewerkers op de vestiging Y. blijven gestationeerd of dat er wordt gezocht naar een andere locatie.
(…)
Ten aanzien van de patiëntenzorg werd het volgende afgesproken:
- Er zal onmiddellijk worden begonnen met een schifting van cliënten. X. xxxxx hiervoor, in overleg met [verweerder], cliënten aan voor enerzijds [verweerder/echtgenote] en anderzijds voor de overige medewerkers. F. blijft als interim-teamleider betrokken en opereert o.m. als scharnierfunctie tussen de twee entiteiten.
- De medewerkers worden ondersteund door een K&J-psychiater, of E. (X.) of K. (Y.).
- Opgemelde schifting wordt zodanig ingericht dat wordt vermeden dat de twee entiteiten, [verweerder/echtgenote] en de medewerkers Team Y., in negatieve zin fysiek tegenover elkaar komen te staan.
Ten aanzien van de herintreding als psychiater in het BIG-register werd het volgende afgesproken:
[Verweerder] informeert X. binnen 3 weken over de stand van zaken inzake zijn inspanningen om als ex-psychiater te herintreden volgens de gestelde voorwaarden van de MSRC van de KNMG.
Ten aanzien van de grote administratieve achterstand werd het volgende afgesproken:
J. wil dat de grote administratieve achterstand spoedig wordt weggewerkt, om zodoende met 'een schone lei' te kunnen beginnen. [Echtgenote] kan hierin ondersteuning bieden, omdat zij dit goed kan.
2.10 Verweerder heeft per e-mail van 6 augustus 2012 als volgt op deze notulen gereageerd:
‘Midden in mijn vakantie lees ik net de notulen van ons overleg voor het weekend, laat ik meteen mijn aanvulling geven:
(…)
Opgemerkt is door [echtgenote] dat zij in dec. jl een plan van aanpak heeft voorgelegd waarbij een groot deel van de problemen zou worden opgelost. De
medisch directeur X. heeft dat toen aangehouden en zou hier met [echtgenote] op terugkomen, wat nooit gebeurd is.
Ten aanzien van de vastgelopen werksituatie vindt [verweerder] dat hij al lange tijd (feb 2010, aug 2011) steun gevraagd heeft maar dat de door hem aangedragen oplossingen nergens terugkomen, bijvoorbeeld dat door eenduidige aansturing alle problemen verminderen.
(…)
[Verweerder] vindt het bij de twee verrassende entiteiten binnen Y. van groot belang dat onderlinge doorverwijzing en samenwerking optimaal wordt gestructureerd, zodat het negatief tegenover elkaar komen staan nergens voor nodig is.
Op termijn zijn goede aanvullende mogelijkheden juist ook voor de patiëntenzorg een vooruitgang, waarbij de zorgverzekeraar misschien zelfs met innovatie mee wil gaan.
Let's do it!’
2.11 In een gespreksverslag van een bijeenkomst op 5 oktober 2012 staat onder meer het volgende:
‘Ten aanzien van de opvatting van [verweerder] dat de situatie op de vestiging Y. weer voor een groot deel is genormaliseerd, geeft X. aan, mede naar aanleiding van een gesprek dat hij hierover heeft gehad met X., interim manager van de vestiging Y., in tegenstelling tot wat [verweerder] meent, de werksituatie onherstelbaar is en hij derhalve ook niet wil terugkomen op het eerder daartoe gedane genomen besluit tot opsplitsing van het team Y..
(…)
[Verweerder] neemt kennis van het voorstel, maar geeft aan een constructie voor te staan waarbij hij in dienst blijft van [eiseres].
Na overleg, waarbij de wens van [verweerder] om in dienst van [eiseres] te blijven in overweging is genomen, komt X. tot het volgende voorstel.
1. X. gaat mee in de wens om [verweerder] en [echtgenote] in dienst te houden, onder de strikte voorwaarde dat herregistratie als psychiater via de MSRC van de KNMG medio 2013 of zoveel eerder wordt bevestigd.
2. Voorts zal [eiseres] geen door [verweerder] veroorzaakte klachten in algemene zin en de welke die betrekking hebben op bejegening naar cliënten toe niet meer dulden. Dit geldt ook voor de opgelopen administratieve achterstand. E. psychiater X., zal hiertoe (…) worden ingezet. Haar conclusies ten aanzien van de bestaande tekortkomingen m.b.t. MDO’s, cliëntendossiers, alsook cliëntencontacten, zullen richtinggevend zijn voor het in te zetten verbetertraject voor [verweerder]. [Verweerder] stemt hiermee in.
3. De teamleiding komt niet in handen van [verweerder], maar zal door [eiseres] worden aangewezen. X. xxx worden gevraagd vooralsnog teamleider te blijven.
(…)
7. [Eiseres] zal tot 31 december 2013 de huur van het pand Y. handhaven.’
2.12 Met een aangetekende brief van 19 december 2012 heeft eiseres de huur van het pand van verweerder opgezegd per 31 december 2013.
2.13 In een brief van xxxxxxx aan verweerder van 22 januari 2013 staat onder meer het volgende:
‘Zoals eerder aangekondigd tijdens onze gesprekken op 5 oktober 2012 en 18 december 2012 heeft mw. E., kinder- en jeugdpsychiater, de situatie ten aanzien van de door u geleverde patiëntenzorg in Y. in kaart gebracht. Haar belangrijkste bevindingen zijn ter informatie hieronder in haar eigen woorden weergegeven.
Bevindingen op de INHOUD van uw werkzaamheden
Opvalt dat [verweerder] veelal nalaat conclusies te trekken op zowel op diagnostisch gebied als op behandelgebied. Diagnostisch noemt hij dan de hele of halve DSM op en regelmatig wordt voorgesteld als beleid "verdere procesdiagnostiek" in te zetten of "beleid uitzetten". Dit wordt op generlei wijze dan geconcretiseerd of richting gegeven. De toegevoegde waarde van een psychiater dat is hij/zij in staat is een diagnose te stellen, een helicopterview heeft en een team kan ondersteunen bij het uitzetten van behandelbeleid. Dit doet [verweerder] niet tot nauwelijks.
[Verweerder] heeft vooral cliënten in zijn caseload vanwege medicatiebeleid. Medicatie wordt na instellen veelal automatisch verlengd, vooral via de receptenlijn, waarbij het secretariaat recepten uitdraait en [verweerder] tekent, en heel soms via telefonisch overleg. Het komt regelmatig voor dat deze patiënten eigenlijk nooit meer worden gezien.
Medicatie wordt vaker mondeling aangepast, niet genoteerd in CRS, ook niet in teksten.
Bevindingen op VERSLAGLEGGING VAN ACTIVITEITEN
Verslaglegging zowel op nauwkeurigheid als op begrijpelijkheid niet voldoende tot zwaar onvoldoende. En regelmatig veel later (meer dan een maand later) ingevoerd in CRS dan behoort. Hierdoor is het voor de medewerkers van het team niet te volgen welk beleid is uitgezet, wat er moet gebeuren en gebeurd is en voor invallende psychiater is niet te snappen wat er in KPO is gezien, wat beleid is, etc. Dus observaties staan nergens genoteerd, noch eigen gedachtegang of meningsvorming van de psychiater. Noch over wat er aan de hand is, noch over wat er moet gebeuren.
Bevindingen op REGISTRATIE
[Verweerder] registreert regelmatig "zorgcoördinatie", maar zonder dat het duidelijk is waarom en waartoe; er wordt geen tekst toegevoegd.
Verlengde intakes worden veelal als KPO+plus advies geboekt. Waarna in een later stadium een tweede KPO wordt geboekt.
Bevindingen op COMMUNICATIE, INZICHTELIJKHElD, CLIËNTVRIENDE- LIJKHEID
Er zijn diverse klachten van cliënten die te vaak te lang moeten wachten in de wachtkamer. Afspraken werden vaak zonder opgaaf van reden afgezegd, of zelfs
vergeten af te zeggen. Omdat de wachtkamer voor de cliënten buiten het zicht is van het secretariaat komt het voor dat cliënten drie kwartier zitten te wachten. Dit wordt door zowel secretariaat als door andere collega's geconstateerd.
DIVERSEN
[Verweerder] is daarnaast erg moeilijk te volgen als je met hem spreekt. Hij geeft zelden een rechtstreeks antwoord, praat er net langs waardoor je uiteindelijk het gevoel hebt dat je elkaar niet hebt begrepen en hij niet oppakt wat je bedoelt. Je kunt je voorstellen dat andere hulpverleners van zijn team daardoor zelf zaken naar patiënten oppakken waar eigenlijk hij dat als 'psychiater' en eindverantwoordelijke behoort te doen. Hij draagt daarmee m.i. niet tot nauwelijks verantwoordelijkheid voor zijn patiënten, zijn team en is niet bekwaam te functioneren als 'psychiater'. Bij enige vorm van overleg, waarbij er iets van kritiek zich zou kunnen voordoen richting zijn persoon, legt hij dit bij voorbaat al buiten zichzelf en buiten zijn verantwoordelijkheid.
Het moge duidelijk zijn dat ik vind dat hij niet naar behoren functioneert en ook niet in teamverband kan functioneren, ook niet slechts voor een paar uur.
Aldus volgens mw. E..
Voor nadere specifiekere informatie kunt u terecht bij mw. X., interim-manager X..
Het mag duidelijk zijn dat [eiseres] de geconstateerde ernstige tekortkomingen, die eerder ook al werden bevestigd door met name mw. X., directeur Kind & Jeugd, in uw werkzaamheden niet meer kan en zal accepteren. Dientengevolge zal er dan ook met u voor de komende drie maanden ingaande direct een traject worden ingezet om de geconstateerde gebreken te verbeteren daar waar het gaat om de inhoud en kwaliteit van uw werkzaamheden, om de verslaglegging van uw activiteiten, om de kwaliteit en punctualiteit van uw registraties binnen het cliëntregistratiesysteem, om de wijze waarop u naar cliënten en teamleden communiceert en last but not least om uw inzichtelijkheid en cliëntvriendelijkheid. De voortgang van het verbetertraject zal stipt worden gevolgd door mw. X., interim manager X.. Voor vragen en/of afspraken dient u op aanvraag zich direct beschikbaar te stellen.’
2.14 Een ‘Eindverslag Verbetertraject Werkzaamheden [verweerder]’ van 1 mei 2013 luidt als volgt:
‘Met dit verslag wordt het ingezette verbetertraject, gericht op het verbeteren van het functioneren van [verweerder] beëindigd.
C. constateert dat [verweerder] zijn herregistratie bij de MSRC nog steeds niet heeft aangevraagd, terwijl toch in de vorige gesprekken de datum van 1 april is genoemd. [Verweerder] meent dat er steeds over 'medio 2013' is gesproken, maar geeft wel aan zijn herregistratie deze week te doen. Hij geeft aan dat het besluit van de registratiecommissie in dezen wellicht nog zeker twee maanden op zich laten wachten.
F. en [verweerder] hebben in totaal 8 gesprekken gehad, drie zijn afgezegd in verband met ziekte. [Verweerder] is 14 werkdagen ziek geweest.
Elk gesprek tijdens het traject is door F. voorbereid middels agendacontrole om uitspraken over het functioneren van [verweerder] zo concreet mogelijk te kunnen onderbouwen. Daarnaast hebben medewerkers X., op haar verzoek, geïnformeerd over zaken die zij zijn tegengekomen. In de gespreksverslagen zijn dan ook telkens verwijzingen naar dossiernummers en/of berichten van medewerkers.
1. Productie en taakstelling. [verweerder] heeft de afgelopen tijd bij lange na niet zijn productie gehaald. Deels is dit toe te schrijven aan de vele vrije dagen, die hij heeft opgenomen, deels aan de vele ziektedagen en deels ook aan de vele studiedagen, die nodig waren om zijn herregistratie uiteindelijk te behalen. Maar ook is duidelijk dat zijn wijze van registreren niet correct is, wat deels ten koste van zijn productie gaat. Een en ander is deels aangepast door hetzij [verweerder], hetzij door X..
2. Agendabeheer: het agendabeheer heeft veel aandacht gevraagd. [Verweerder] boekt veel niet-cliëntgebonden tijd. Ook is er regelmatig veel cliëntgebonden tijd geboekt, die niet verantwoord werd door adequate verslaglegging. Er staan regelmatig twee afspraken naast elkaar. Nog steeds, in weerwil van enkele verbeteringen (gespreksverslagen), loopt dit niet goed genoeg.
3. Verslaglegging: Structureel was de verslaglegging van [verweerder] onder de maat. Er ontbraken veel gespreksverslagen (wat deels zijn veel te lange lijst validaties-hoog verklaart). Deze achterstand is de laatste weken onder strikte aansturing van F. ingehaald. Inmiddels is het wel zo, dat [verweerder] nu beter verslag legt in de dossiers. Echter, de verslagen zijn wel zeer cryptisch en niet zomaar begrijpelijk voor derden. Verder zijn de verslagen van de psychiatrische onderzoeken nog steeds onder de maat. Een tweede punt van kritiek betreft zijn verslagen die hij op verzoek van cliënten moet aanleveren: aanvragen PGB, verwijzingsbrieven etc. Over deze verplichting zijn veel klachten: toegezegde brieven blijven extreem lang uit. Dit leidt tot onvrede bij cliënten (en collega's). X. heeft [verweerder] regelmatig moeten aansporen om verslagen aan te leveren voor de cliënten. Het kost het hem grote moeite aan deze verplichting te voldoen. 4.Recepten en medicatie: Het is de afgelopen tijd zeer regelmatig voorgekomen dat [verweerder] ouders toezegde een recept te laten faxen naar de apotheek. Dit vergat hij vervolgens in werking te zetten, zodat ouders voor niets bij de apotheek stonden. Een tweede punt van zorg is, dat X. regelmatig dossiers tegenkomt, waarbij cliënten meer dan een jaar geen gesprek hebben gehad en de medicatie automatisch wordt verlengd via de receptenlijn.
Geconcludeerd wordt dat [verweerder] nog steeds onvoldoende presteert.
Nu de GGZ meer productiegericht is, verantwoording middels verslaglegging gemeengoed moet zijn, registratie en dus declaraties goed op orde behoort te zijn wordt er veel accuratesse gevraagd van een behandelaar. Dit redt [verweerder] niet.
Cliënten klagen ook nu nog regelmatig over de bejegening. Deze kritiek betreft behalve het uitblijven van toegezegde verslagen, vooral de indruk die hij maakt van niet voldoende ingelezen te zijn, verstrooid te zijn en vaag in de gesprekken. Ook heeft hij niet altijd de juiste diagnose in beeld, waardoor verwarring ontstaat.
Grootste kritiekpunt betrof de samenwerking met de teamleden. Al voor de start van het verbetertraject heeft F. de werkzaamheden zo gereor-ganiseerd, dat de samenwerking tot een minimum is teruggebracht. [Verweerder] heeft op hoofdlijnen zijn eigen caseload waar hij verantwoordelijk voor is. Maar bij besprekingen die hij bijwoont, blijft zijn rol als verantwoordelijke voor het cliëntenbeleid onder de maat. Het nemen van besluiten rond diagnostiek en behandelvormen wordt te veel teruggespeeld naar casemanagers.
Het ziekteverzuim is een punt van zorg. Hij verzuimt veel meer dan gemiddeld. [Verweerder] erkent niet aan alle voorwaarden te hebben kunnen voldoen. Ziekte, onrust over de ontstane situatie waren hier met name debet aan. Het was daarmee lastig om 'alles te doen wat er lag'. Verder geeft hij aan dat CRS vaker niet goed functioneerde. Hij geeft aan dat 'hij nu weer begint te draaien'. Dat gevoel is hij een tijd kwijt geweest. Hij vindt dat hij de 'to-do's' weer onder controle heeft. [Verweerder] ziet een stijgende lijn en wil 'wat vermijdbaar is, vermijden'.
F. en C. geven aan dat zij het gevoel hebben en houden dat de manier waarop [eiseres] nu moet werken niet past bij de werkstijl van [verweerder]. Hij voert boven zijn vermogen werkzaamheden uit. Is verstrooid. Zegt vaker iets toe en doet het dan vervolgens niet.
[Verweerder] wordt gevraagd hoe hij het verdere verloop voor zich ziet. Hij geeft aan dat hij zich ook afvraagt of hij 'dit moet blijven doen'. 'Moet ik niet zoeken naar zaken die beter bij me passen?' Hij heeft daartoe voorstellen gedaan. De huur van het pand Y. is daarbij wel een breekpunt. Hij wil 'best wat anders'. In de tussentijd wil hij het 'goed/beter blijven doen'.
De directie zal zich verder beraden en zal ruggespraak houden. Afgesproken wordt dat [verweerder] binnen afzienbare tijd een terugkoppeling ontvangt van de directie.’
2.15 Vanaf 30 mei 2013 staat verweerder opnieuw als psychiater geregistreerd.
2.16 Op 24 juli 2013 heeft xxxxxxx een brief verzonden aan verweerder waarin zij schrijft dat zij de arbeidsovereenkomst wil beëindigen. In de daarop volgende maanden zijn de partijen niet in onderling overleg tot een regeling gekomen waarna eiseres de onderhavige procedure aanhangig heeft gemaakt. Het team dat voorheen op de locatie Y. werkzaam was, is ondergebracht op een andere locatie.
2.17 Eiseres stelt zich kort gezegd op het standpunt dat de verhoudingen onherstelbaar verstoord zijn en er geen enkele basis is om de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De aangeboden vergoeding acht eiseres meer dan redelijk nu zij verweerder nadrukkelijk een verwijt maakt ten aanzien van de ontstane situatie. De huidige arbeidsongeschiktheid – als gevolg van een operatie aan zijn oog – van verweerder staat ontbinding niet in de weg omdat deze geen verband houdt met het ontbindingsverzoek. Xxxxxxx was al met verweerder in gesprek over een beëindiging voordat hij arbeidsongeschikt raakte en zal hij binnen afzienbare tijd naar verwachting weer volledig hersteld zijn.
2.18 Verweerder stelt zich in de eerste plaats op het standpunt dat beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet mogelijk is vanwege de reflexwerking van het opzegverbod tijdens ziekte. Daarnaast stelt hij dat bij een beoordeling van het ontbindingsverzoek rekening moet worden gehouden met alle omstandigheden die in dit geval spelen. Zo heeft hij – samengevat – van eiseres veel tegenwerking ondervonden in de aanloop van de indiensttreding, heeft hij zijn budget ingebracht zonder dat daar enige geldelijke vergoeding tegenover stond, heeft eiseres zich niet gehouden aan gemaakte afspraken inzake de te realiseren formatie, heeft verweerder veel managers en leidinggevenden in en uit zien gaan
– hetgeen leidde tot structurele aansturingsproblemen –, heeft verweerder veel kosten van eiseres voorgeschoten die tot op heden niet zijn vergoed.
Verweerder is van mening dat er in het geheel geen sprake is van disfunctioneren van hemzelf. Nooit is er een klacht van een patiënt geweest. Het verbetertraject is gestart in een periode waarin eiseres geen gehoor gaf aan de hulpkreten van verweerder om hem te ontlasten en te voorkomen dat hij in een burn-out zou schieten. Ten tijde van het verbetertraject was er sprake van een angstcultuur en waren er ICT-problemen. Xxxxxxx heeft niet adequaat gereageerd op diverse hulpkreten van verweerder en heeft daarmee in strijd gehandeld met het goed werkgeverschap. Eiseres was volledig op de hoogte van de problemen rondom de herregistratie van verweerder en heeft inkomsten genoten door hem als psychiater te laten werken. Als tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst wordt overgegaan dan dient rekening te worden gehouden met een hoge mate van verwijtbaarheid aan de kant van eiseres. Verweerder heeft tenslotte enkele malen een oplossing in der minne voorgesteld en heeft bij memorie van antwoord een ontvlechting voorgesteld.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
Wat betreft de vorderingen die betrekkelijk zijn tot de arbeidsovereenkomst is het Scheidsgerecht bevoegd omdat de partijen arbitrage voor het Scheidsgerecht in de arbeidsovereenkomst zijn overeengekomen. De overige vorderingen hebben betrekking op rechtsverhoudingen die een zekere samenhang hebben met de arbeidsovereenkomst. Hoewel uit de stukken niet met zoveel woorden blijkt dat de partijen ook daarvoor arbitrage zijn overeengekomen, hebben beide partijen zich op het standpunt gesteld dat zij ook die, in hun visie samenhangende, vorderingen door arbitrage door het Scheidsgerecht beoordeeld wensen te zien. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht is hiermee gegeven.
4. De beoordeling van het geschil
De ontbinding van de arbeidsovereenkomst en de vergoeding
4.1 Eiseres heeft aan het verzoek tot ontbinding wegens veranderde omstandigheden ten grondslag gelegd dat sprake is van (i) aanhoudend onvoldoende functioneren van verweerder, gecombineerd met (ii) onherstelbaar verstoorde arbeidsverhoudingen in het team en een (iii) inmiddels onherstelbare vertrouwensbreuk tussen eiseres en verweerder. Verweerder heeft zich in de eerste plaats erop beroepen dat hij sinds 1 augustus 2013 ziek is en dat een eventuele ontbinding van de arbeidsovereenkomst daarom in strijd komt met een opzegverbod. Dat het verzoek tot ontbinding verband houdt met de ziekte van verweerder is echter niet het geval. De problemen die eiseres aan het verzoek ten grondslag heeft gelegd zijn reeds sinds maart 2012 voorwerp van onderzoek en bespreking. Het definitieve voornemen tot ontbinding van de arbeidsovereen- komst in verband met die problemen heeft eiseres bij brief van 26 juli 2013 aan verweerder kenbaar gemaakt. Eerst daarna heeft xxxxx zich met oogproblemen ziek gemeld. Er zijn onvoldoende redenen om aan te nemen dat verweerder daarvan niet binnen afzienbare tijd zal hestellen. Dit verweer is dus niet gegrond.
4.2 Sinds maart 2012 heeft xxxxxxx diverse onderzoeken laten doen naar de problemen in het team kinder- en jeugd-GGZ in Y., waaraan verweerder leiding gaf, en naar het functioneren van verweerder. Naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek van X. heeft eiseres in juli 2012 een interimmanager aangesteld, F., om in de plaats van verweerder leiding te geven aan de vestiging Y.. Zij heeft toezicht gehouden op het functioneren van verweerder en daarvan verslag gedaan. Mede naar aanleiding daarvan heeft eind 2012 dossieronderzoek door de kinder- en jeugdpsychiater E. plaatsgevonden naar het functioneren van verweerder wat betreft de door hem geleverde patiëntenzorg. De resultaten van dat onderzoek hebben eiseres in januari 2013 doen besluiten tot een verbetertraject onder toezicht van X. dat met een eindverslag van 1 mei 2013 is geëindigd. In alle verslagen en correspondentie van alle betrokkenen over deze periode van maart 2012 tot mei 2013, die deels onder 2 zijn geciteerd, worden tekortkomingen van verweerder gesignaleerd en met voorbeelden geïllustreerd. Samengevat zijn die gesignaleerde tekortkomingen: (i) nalaten conclusies te trekken op diagnostisch en behandelgebied en nalaten concreet richting te geven aan te volgen behandelbeleid, (ii) (zwaar) onvoldoende verslaglegging ten aanzien van nauwkeurigheid en begrijpelijkheid, (iii) medicatie wordt automatisch telefonisch verlengd, in sommige gevallen zonder dat patiënten ooit nog worden gezien, (iv) ondoorgrondelijke registraties, (v) klachten van ouders van patiënten over a. uitblijven van recepten die naar de apotheker zouden worden gestuurd, b. uitblijven van rapporten die nodig zijn voor andere instanties, c. onvoorbereidheid bij patiëntcontacten (dossier niet gelezen, niet weten welke patiënt hij voor zich heeft en geen duidelijke diagnose) d. afspraken die zomaar worden afgezegd, (vi) veel te weinig behandeluren en veel te veel niet patiëntgebonden uren en (vii) veelvuldige afwezigheid. Dit alles heeft verweerder niet of nauwelijks weersproken en in ieder geval niet voldoende gemotiveerd. Hij heeft zijnerzijds tal van tekortkomingen van eiseres zelf aan de orde gesteld, maar die kunnen, los daarvan dat daarin niet een samenhangend patroon valt te ontdekken, niet met
zich brengen dat de gesignaleerde tekortkomingen niet aan verweerder kunnen worden toegerekend. Ook ter zitting is verweerder, gevraagd of hij de hem verweten tekortkomingen herkende, niet op de hem verweten tekortkomingen ingegaan. Concreet heeft hij slechts verklaard dat de onvoldoende verslaglegging te maken had met ICT-problemen. Die hebben zich echter slechts enkele maanden voorgedaan, naar bleek, zodat het tekortschieten van verweerder op dit punt over een langere periode niet daardoor kan worden verklaard. Verweerder heeft zich er nog op beroepen dat hij in een patiëntwaarderingsonderzoek een 8,3 heeft gekregen, maar daarvan geen bewijsstukken overgelegd. Dat sprake is van regelmatige tekortkomingen als hiervoor genoemd moet dus wel als vaststaand worden aangenomen. In welke mate die zich precies hebben voorgedaan, is niet zonder meer duidelijk.
4.3 Eiseres heeft aan het verzoek tot ontbinding feitelijk ook ten grondslag gelegd dat verweerder zijn registratie als psychiater heeft laten verlopen en dus niet zelfstandig, zonder een supervisieconstructie, als psychiater werkzaam heeft kunnen zijn, terwijl hij als zodanig wel in dienst was genomen. De partijen twisten er in dat verband over of eiseres reeds voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst ervan op de hoogte was dat verweerder zijn registratie had laten verlopen. Hoewel het niet aanstonds voor de hand ligt dat eiseres verweerder, indien dit haar bekend was, op dezelfde voorwaarden in dienst had genomen, kan dit verder in het midden blijven. Eiseres is in ieder geval kort na de sluiting van de arbeidsovereenkomst ervan op de hoogte gekomen dat verweerder zijn registratie had verloren. Daarin heeft zij geen aanleiding gezien ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken. Afgesproken is dat verweerder ervoor zou zorgen dat hij opnieuw geregistreerd zou worden als psychiater. Dat is uiteindelijk in mei 2013 gelukt. Hoewel het verlies van registratie verweerder ernstig te verwijten zou zijn, kan eiseres dat als zodanig in de gegeven omstandigheden niet meer aan het ontbindingsverzoek ten grondslag leggen.
4.4 Naast deze (professionele) tekortkomingen van verweerder zijn ook samenwerkingsproblemen binnen het team in Y. ontstaan en tussen verweerder en zijn echtgenote enerzijds en eiseres anderzijds. Uit de stukken komt genoegzaam naar voren dat die problemen aan een verdere vruchtbare samenwerking tussen verweerder en zijn echtgenote enerzijds en het overige personeel en eiseres anderzijds in de weg zijn komen te staan. Op de vraag wie daarvan een verwijt valt te maken, wordt hierna nog nader ingegaan. Onder al de hiervoor genoemde omstandigheden kan van een voortzetting van de arbeidsovereenkomst geen sprake zijn en is het onvermijdelijk dat die op grond van gewijzigde omstandigheden billijkheidshalve op korte termijn moet eindigen. Dat de arbeidsovereenkomst blijkens de tekst van art. 2 daarvan voor bepaalde tijd is aangegaan, te weten vanaf 1 januari 2009 tot de dag dat verweerder 68 jaar wordt, doet daaraan niet af.
4.5 Ten aanzien van de vergoeding wordt als volgt overwogen. Het valt in de eerste plaats verweerder te verwijten dat het tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst komt. Het zwaartepunt van de omstandigheden die daarvoor de reden vormen ligt in het tekortschieten van verweerder in hetgeen in het kader van de overeengekomen werkzaamheden van hem mag worden
verwacht. Dat dit tekortschieten in een mate van betekenis mede te wijten is aan omstandigheden die aan eiseres te verwijten zijn, kan niet worden vastgesteld. Xxxxxxx heeft van haar kant getracht met hulp van een toezichthoudende interimmanager en via een verbetertraject verbetering te bewerkstelligen in de uitoefening door verweerder van zijn werkzaamheden en uiteindelijk moeten concluderen dat daarin weinig verbetering is opgetreden. Uit het eindverslag van het verbetertraject blijkt dat eiseres de samenwerkingsproblemen zelf kennelijk een groter kritiekpunt vond dan het tekortschieten van verweerder. Dat het tot problemen in de samenwerking is gekomen, valt tot op zekere hoogte ook aan eiseres te verwijten. Aannemelijk is dat die samenwerkingsproblemen voor een deel terug te voeren zijn op de door eiseres gekozen constructie waarbij verweerder en zijn echtgenote in feite ‘hun’ praktijk in hun eigen door eiseres gehuurde praktijkpand, dat in verbinding met hun woongedeelte stond, in het kader van een arbeidsovereenkomst maar voor gedeelde rekening en risico met eiseres bleven uitoefenen. Eiseres onderkent dat zelf ook. Uit de stukken moet ook worden geconcludeerd dat deze vorm van samenwerking onvoldoende duidelijk is geregeld. De financiële gevolgen voor verweerder van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst zijn tamelijk groot. Verweerder heeft destijds zijn eigen praktijk opgegeven waarbij zijn budget bij de zorgverzekeraar naar eiseres is ‘overgegaan’ in de kennelijke verwachting dat hij via de verhuring van zijn praktijkruimte en de arbeidsovereenkomst tot 68-jarige leeftijd van inkomen was voorzien, bij gebreke van een adequate pensioenvoorziening. Die verwachting komt nu niet uit. De huur van het praktijkpand is per 1 januari 2014 na opzegging door eiseres geëindigd. Xxxxxxx heeft dat pand inmiddels ook verlaten. Hij derft nu huurinkomsten van € 110.000,- per jaar en daarnaast ontvallen hem de inkomsten uit arbeidsovereenkomst van circa € 160.000,- per jaar. Onder deze omstandigheden is billijkheidshalve enige vergoeding zoals door eiseres aangeboden toewijsbaar, te weten de door haar becijferde vergoeding op basis van 10 gewogen dienstjaren met factor 0,5, ad € 80.408,-. Voor een hogere vergoeding zoals door verweerder gevorderd, bestaat geen grond. Dat verweerder tot 68-jarige leeftijd inkomen zou hebben uit verhuur- en arbeidsovereenkomst was zijn verwachting, maar beide overeenkomsten voorzagen zelf al in de mogelijkheid van tussentijdse beëindiging door opzegging. Dat risico zat dus in de in 2009 gemaakte afspraken verdisconteerd en dat het risico van eerdere beëindiging zich realiseert is in belangrijke mate aan verweerder zelf te verwijten.
4.6 Verweerder heeft voor het geval het tot ontbinding komt nog gevorderd dat eiseres wordt veroordeeld om het budget van eiseres zo te ‘ontvlechten’ dat aan hem een budget van € 750.000,- wordt toegekend om zijn eenmanspraktijk te kunnen doorstarten en als dat niet kan dat eiseres wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 750.000,- aan hem. Voor toewijzing van het eerste bestaat geen rechtsgrond. In hetgeen de partijen zijn overeengekomen is geen aanknopingspunt te vinden voor de gedachte dat verweerder in geval van voortijdige beëindiging van de arbeids- en huurovereenkomst aanspraak zou hebben op ‘teruglevering’ van budget, nog daargelaten dat eiseres dat zonder medewerking van derden ook niet kan bewerkstelligen. Voor een vergoeding van
€ 750.000,- ter zake daarvan is daarom evenmin grond. Het staat verweerder, zo bleek ook bij de zitting, overigens volkomen vrij opnieuw een eigen praktijk te beginnen als vrij gevestigd kinder- en jeugdpsychiater in zijn praktijkpand in Y..
Hij zal zelf moeten zien opnieuw te contracteren met een zorgverzekeraar en budget te verkrijgen. Het hieraan inherente risico dat verweerder zich hiermee niet (op korte termijn) een inkomen kan verwerven, is verdisconteerd in de toekenning naar billijkheid van het hiervoor genoemde bedrag.
4.7 De arbeidsovereenkomst zal worden ontbonden met ingang van 1 april 2014 onder toekenning van dit bedrag, indien eiseres het verzoek niet intrekt. Voor aftrek van de vergoeding van het salaris voor elke maand dat de arbeidsovereenkomst langer heeft geduurd dan 1 januari 2014, ziet het Scheidsgerecht geen aanleiding.
Opleidingskosten
4.8 Verweerder heeft uit hoofde van de arbeidsovereenkomst betaling gevorderd van een bedrag van € 15.748,- betreffende opleidingskosten uit 2012 en het eerste half jaar 2013. Volgens eiseres zijn dit kosten die gemaakt zijn in het kader van de herregistratie. Op grond van art. H. 11 1.1 onder e van de CAO wordt aan de specialist jaarlijks een maximumbudget persoonlijke kosten toegekend ter vergoeding van in ieder geval alle kosten van bij- en nascholing ten behoeve van herregistratie in het register van de MSRC. Volgens eiseres ziet dit alleen op scholing om registratie te behouden, maar niet op scholing om registratie te herkrijgen. Uit de bewoordingen van die CAO-bepaling valt die beperking niet af te leiden. Daarbij komt dat tussen eiseres en verweerder de afspraak bestond dat verweerder zou zorgen voor herregistratie. Niet gesteld of gebleken is dat daarbij is afgesproken dat de kosten van bij- en nascholing daarvoor door verweerder zelf zouden moet worden gedragen, ook al waren daarvoor wellicht goede gronden geweest. Onweersproken is echter gebleven dat het budget volgens de CAO gekoppeld is aan een maximum van € 4.088,- per jaar. Ook in de arbeidsovereenkomst is naar dit maximum verwezen. Dat verweerder kosten voor bij- en nascholing heeft gemaakt, heeft eiseres onvoldoende gemotiveerd weersproken. De gevorderde vergoeding van kosten is daarmee toewijsbaar tot een bedrag van € 8.176,-.
De overige vorderingen
4.9 Verweerder vordert nog betaling van een aantal andere bedragen zoals in de memorie van antwoord genoemd. Deze vorderingen zijn niet als een eis in reconventie benoemd, maar moeten wel als zodanig worden beschouwd. Eiseres heeft een nadere memorie genomen waarbij zij een ‘voorwaardelijke eis in reconventie’ instelt. Die moet worden beschouwd als een memorie van antwoord in reconventie, waarbij zij tevens haar eis (voorwaardelijk) heeft vermeerderd. Uit deze nadere memorie van eiseres en uit de mondelinge toelichting ter zitting van zowel de gemachtigde van eiseres als van de heer X. namens verweerder in combinatie met een aantal brieven waarnaar is verwezen, is een aantal benoemde geschilpunten te halen waarover een debat tussen de partijen is gevoerd. Daarover zal het Scheidsgerecht hierna beslissen.
4.10 In de eerste plaats is er geschil over een post werk derden ad € 15.001,73. Dit bedrag ziet op betaling door eiseres van facturen van M. (€ 8.858,07) en E. (€
6.142,30) voor (supervisie)werkzaamheden die zij voor eiseres hebben verricht op de locatie Y. vanwege het ontbreken van registratie van verweerder. De discussie is of deze bedragen moeten worden meegenomen bij de vaststelling van het bedrijfsresultaat van eiseres in verband met de berekening van het aan verweerder toekomende winstaandeel. Het antwoord is ja, want niet gemotiveerd is betwist dat dit kosten zijn die eiseres in het kader van bedrijfsvoering heeft gemaakt. Er is geen reden waarom die niet op het resultaat zouden drukken, te minder omdat er door toedoen van verweerder een goede grond was voor het maken van die kosten. Daartegenover staat dat de omzet die door M. en E. voor de locatie Y. is gemaakt dan ook moet worden meegenomen in de vaststelling van het resultaat. Xxxxxxx heeft onweersproken gesteld dat die omzetten moeten worden gesteld op een bedrag van € 14.491,51 voor E. en € 6.142,30 voor M..
4.11 Een tweede geschilpunt betreft de kosten ad € 22.284,72 voor de inzet van X. als interimmanager. Dat die kosten zijn gemaakt is niet weersproken. Ook hier gaat het erom of die kosten meetellen voor het bedrijfsresultaat. Die vraag moet hier bevestigend worden beantwoord om dezelfde reden als hiervoor onder 4.10 genoemd.
4.12 Verder is er dan geschil over ‘kosten met een * aangegeven’. Tot die posten wordt hier kennelijk ook gerekend de vergoeding voor bij- en nascholing die hiervoor onder 4.8 is beoordeeld. Voorts is er dan discussie over kosten die verweerder na 2009, toen hij in dienst was van eiseres, heeft gemaakt voor een rechtsbijstandverzekering en een aansprakelijkheidsverzekering. Xxxxxxx heeft onweersproken aangevoerd dat zij als werkgever mede ten behoeve van verweerder een rechtsbijstandverzekering en een (beroeps)aansprakelijkheids- verzekering heeft afgesloten en dat er geen noodzaak was voor verweerder om dergelijke verzekeringen nog voor zichzelf af te sluiten. Kennelijk staat ook deze discussie in het teken van het bedrijfsresultaat. Uit het voorgaande volgt dat de onnodige extra kosten die verweerder heeft gemaakt voor zijn eigen rekening moeten blijven en dus niet op het bedrijfsresultaat drukken. Verder is er dan nog een post afschrijvingen. Xxxxxxx heeft bij nadere memorie (punt 20) gesteld en toegelicht dat de vorderingen ter zake ongegrond en niet onderbouwd zijn. Dat is ter zitting onweersproken gebleven. Het Scheidsgerecht heeft zelf ook geen toelichting op, grond voor, of onderbouwing van deze post van de zijde van verweerder in de processtukken kunnen ontwaren, ook niet via een voldoende duidelijke verwijzing naar een van de vele becijferingen die zijn overgelegd.
4.13 Voorts is er dan geschil over een claim van verweerder van
€ 196.408,-. Daarvan heeft eiseres, onder verwijzing naar productie 61b bij nadere memorie, gesteld en bij de mondelinge behandeling toegelicht dat en waarom zij daarvan een bedrag van € 63.740,- betwist en van het niet betwiste gedeelte (nog) slechts een bedrag van € 12.541,- is verschuldigd. Volgens eisers is over de jaren 2007/2008 afgesproken dat een bedrag van € 33.500,- zou worden vergoed en is over de jaren 2010/2013 een bedrag van € 107.787,- verschuldigd, in totaal € 107.787,-, waarvan een bedrag van € 95.246,- is betaald. Dat is namens verweerder bij de mondelinge behandeling niet weersproken, terwijl voordien niet in een processtuk van de zijde van verweerder op een begrijpelijke wijze is toegelicht dat en waarom het anders zou zijn. Dit
standpunt van xxxxxxx heeft klaarblijkelijk mede betrekking op de ten titel van huur door verweerder gevorderde bedragen, die verweerder noch in de memorie van antwoord, bij de mondelinge behandeling of in enig ander processtuk verder heeft toegelicht. In het geschil over deze bedragen zijn enkele van de hiervoor besproken posten verdisconteerd. Voor toewijzing van het niet nader toegelichte voorschot is geen grond. Dat geldt evenzeer voor bevoorschotting ter zake van bonussen. De bedrijfsresultaten aan de hand waarvan moet worden bepaald of en tot welk bedrag verweerder over een van de jaren waarover het gaat recht heeft op een bonus, zullen met inachtneming van (een deel van) de hiervoor gegeven oordelen over de diverse geschilpunten eerst nog moeten worden vastgesteld.
4.14 Ten slotte is in de nadere memorie aan de orde gesteld dat verweerder over 2013 moet bijdragen in een negatief resultaat. Of verweerder dat betwist is niet duidelijk, maar geconstateerd moet worden dat in productie 8 bij de memorie van antwoord waarvan eiseres onweersproken heeft gesteld dat dit de bijlage vormt waarnaar in de arbeidsovereenkomst worden verwezen, onder punt 8 staat ‘Indien verlieslijdende situatie ook bijdragen in verlies’. Daarmee is, zonder verdere gemotiveerde weerspreking, duidelijk dat verweerder niet alleen in geval van winst een aandeel heeft, maar ook in geval van verlies.
4.15 Dit alles leidt ertoe dat aan verweerder zal worden toegewezen als ontbindings- vergoeding een bedrag van € 80.408,- bruto en ter zake van opleidingskosten een bedrag van € 8.176,-. Op het door eiseres schuldig erkende bedrag van
€ 12.541,- moet de helft van het bedrag van € 8.176,- in mindering worden gebracht omdat dit in het kader van de verlies- en winstdeling voor de helft voor rekening komt van verweerder. Dit zijn immers arbeidskosten die op het bedrijfsresultaat drukken. Toewijsbaar is dan nog een bedrag van € 8.453,-. Dit is klaarblijkelijk de strekking van hetgeen eiseres vordert in de vorm van terugbetaling voor zover het Scheidsgerecht meer zou toewijzen dan het schuldig erkende bedrag van € 12.541,-. Het door eiseres gevorderde voorschot op de bijdrage in het verlies over 2013 zal worden afgewezen omdat dit resultaat nog niet is vastgesteld en dit overigens niet door eiseres is toegelicht.
4.16 Het Scheidsgerecht ziet aanleiding de kosten van het Scheidsgerecht in conventie ten laste van eiseres te brengen en op het voorschot te verhalen en de kosten van het scheidsgerecht in reconventie ten laste van verweerder te brengen en op het door hem gestorte voorschot te verhalen. Voor het overige zullen de partijen hun eigen kosten moet dragen.
5. De beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het volgende arbitrale vonnis:
5.1 De arbeidsovereenkomst tussen eiseres en verweerder wordt met ingang van 1 april 2014 ontbonden, tenzij eiseres het verzoek voor 15 maart 2014 intrekt.
5.2 Voor het geval het verzoek niet wordt ingetrokken, wordt eiseres veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan verweerder ten titel van vergoeding een bedrag te betalen van € 80.408,- bruto.
5.3 Eiseres wordt verder veroordeeld tot betaling aan verweerder van een bedrag van
€ 8.176,- ter zake van opleidingskosten en een bedrag van € 8.453,- ter zake van overig, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van dit vonnis.
5.4 De kosten van het Scheidsgerecht in conventie ad € 7.243,72 moeten worden gedragen door eiseres en zullen op het voorschot worden verhaald en de kosten in reconventie ad € 2.789,-- door verweerder die eveneens op het voorschot zullen worden verhaald. Voor het overige zullen de partijen ieder hun eigen kosten moeten dragen.
5.5 Al hetgeen eiseres en verweerder meer of anders hebben gevorderd wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht en op 28 februari 2014 aan de partijen verzonden.