Subsidieregeling Versnellingsagenda regio Noordoost Fryslân 2021
Subsidieregeling Versnellingsagenda regio Noordoost Fryslân 2021
Artikelsgewijze toelichting
Ad artikel 1: (Begrippen)
Met dit artikel zijn enkele kernbegrippen uit de subsidieregeling gedefinieerd. De meeste definities spreken voor zich. Op de begrippen onder j en k wordt evenwel hieronder nader ingegaan.
Regioboard: onafhankelijke beoordelingscommissie die een zwaarwegend advies geeft aan het College over de te verstrekken subsidies, bestaande uit vertegenwoordigers van de triple helix (bedrijfsleven, onderwijs en overheid). Advies van de Regioboard is slechts van toepassing bij subsidieaanvragen boven € 5.000,00.
Stichting Versnellingsagenda: onafhankelijke stichting, bekend onder de werknaam Stichting Qop, die een prétoets uitvoert en inhoudelijk adviseert over ingediende aanvragen. Op basis van de prétoets heeft de aanvrager in een vroeg stadium duidelijkheid over de kansen van een aanvraag. Het advies naar aanleiding van deze prétoets moet in ieder geval worden bijgevoegd bij aanvragen boven € 5.000,00.
Ad artikel 2: (Doel van de subsidie)
Door middel van Regio Deals pakken het Rijk, regionale overheden, bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties gezamenlijk regionale opgaven aan. Het gaat om uiteenlopende opgaven, zoals het verzilveren van de groeipotenties van regio’s, het wegwerken van sociaaleconomische achterstanden, het faciliteren van transities (bijvoorbeeld naar een andere economische structuur of verduurzaming), of het verbeteren van de fysieke leefomgeving.
In deze Regiodeal werken de gemeenten Achtkarspelen, Dantumadiel, Noardeast-Fryslân en Tytsjerksteradiel samen om de regio te versterken op de volgende punten:
- Onderwijs & Arbeidsmarkt
- Innovatie & Ondernemerschap
- Doorontwikkeling regionale samenwerking & Regiomarketing
Deze drie punten vallen uiteen in respectievelijk 2, 4 en 1 businesscases, die elk eigen criteria kennen. Projecten die voldoen aan deze criteria dragen bij aan het versterken van de regio op de genoemde aspecten. Daarom kunnen die projecten op grond van deze regeling een financiële stimulans krijgen. De directe en indirecte resultaten moeten nu en in de toekomst bijdragen aan de positieve ontwikkeling van de genoemde punten in de regio.
Ad artikel 3: (Subsidiabele activiteiten)
De op grond van deze regeling te subsidiëren activiteiten zijn te vinden in de bijgevoegde businesscases. De subsidiabele activiteiten dienen voldoende invulling te geven aan de gestelde doelen, genoemd in de businesscases, en in de regio. Het regionale effect is hierbij een belangrijk element.
Ad artikel 4: (Subsidiabele kosten)
Voor toepassing van deze subsidieregeling is ervoor gekozen om in beginsel alle direct met een te subsidiëren project verband houdende kosten als subsidiabel in aanmerking te nemen, tenzij deze in tweede lid uitdrukkelijk zijn uitgesloten (negatieve lijst).
Zo komen kosten die zijn gemaakt vóórdat de subsidieaanvraag is ingediend niet in aanmerking voor subsidie, tenzij het gaat om kosten van projectvoorbereiding en haalbaarheidsonderzoek. Onder projectvoorbereidingskosten worden in ieder geval verstaan: kosten die nodig zijn om de aanvraag in te dienen zoals projectplankosten, kosten voor vergunningaanvragen en kosten voor staatssteunanalyses.
Andere niet-subsidiabele kosten zijn o.a. kosten die verband houden met de reguliere bedrijfsvoering. Bij kosten voor gerechtelijke procedures kan worden gedacht aan griffierecht en kosten voor juridische bijstand zoals advocaatkosten. Verrekenbare omzetbelasting geldt voor ondernemers die btw kunnen verrekenen. Compensabele omzetbelasting geldt voor gemeenten en provincies. Onder bepaalde omstandigheden kunnen zij btw terugkrijgen uit het btw-compensatiefonds. Uit de subsidieaanvraag moet blijken of btw-kosten (deels) verrekenbaar of compensabel zijn.
In geval van investeringen ten behoeve van een project wordt onderscheid gemaakt tussen enerzijds vervangingsinvesteringen, die beschouwd worden onderdeel uit te maken van de reguliere bedrijfsvoering en om die reden geheel niet subsidiabel zijn, en anderzijds uitbreidingsinvesteringen. Uitbreidingsinvesteringen worden in beginsel wel tot subsidiabele kosten van een project gerekend, maar slechts voor dat deel waarvoor zij binnen de projectduur regulier (gebaseerd op de reële economische levensduur) kunnen worden afgeschreven. Investeringen in onroerend goed (aankoop of inbreng) zijn nooit subsidiabel.
Tot slot wordt ook betaalde arbeid tot op zekere hoogte tot de subsidiabele kosten van project gerekend. Onder kosten van arbeid wordt verstaan alle kosten die gemaakt worden voor zowel eigen personeel als ingehuurd personeel (e.g. gedetacheerd personeel). De kosten van arbeid worden evenwel forfaitair gewaardeerd. Dit betekent dat niet wordt gerekend met de daadwerkelijke kostprijs, maar dat arbeid steeds wordt gewaardeerd tegen € 50,00 per uur. Dit geldt niet voor inbreng van arbeid door vrijwilligers, dat van de subsidiabele kosten is uitgesloten.
Ad artikel 5: (Hoogte subsidie)
De subsidie bedraagt nooit meer dan 65% van de subsidiabele kosten, waardoor te allen tijde ten
minste 35% cofinanciering vereist is. Voor aanvragen om subsidie hoger dan € 5.000,00 geldt evenwel dat een hoger aandeel cofinanciering tot een hogere rangschikking bij toewijzing van subsidiegelden kan leiden (zie ook de toelichting bij artikel 12).
In voorkomend geval kunnen bepalingen van Europees (staatssteun)recht dwingen tot een lagere maximale steunintensiteit dan 65%. Dit ter beoordeling van het College.
Ad artikel 6: (Subsidieplafond en verdelingswijze subsidies tot en met € 5.000,00)
Aanvragen voor subsidies tot en met € 5.000,00 kunnen het hele jaar rond (zie artikel 8) worden ingediend. Volledige aanvragen worden afgehandeld op volgorde van binnenkomst. Subsidies worden verstrekt tot het moment dat het jaarlijkse subsidie(deel)plafond is bereikt. Subsidieaanvragen die worden ontvangen nadat het voor dat betreffende jaar geldende subsidie(deel)plafond al is bereikt moeten op grond van artikel 4:25, tweede lid Awb worden afgewezen, en kunnen dus niet worden
aangehouden tot het volgende jaar. Wel kan de subsidieaanvrager in het volgende jaar, als dan weer subsidiebudget beschikbaar is, een nieuwe subsidieaanvraag indienen.
Ad artikel 7: (Subsidieplafond en verdelingswijze subsidies hoger dan € 5.000,00)
Voor aanvragen voor subsidies hoger dan € 5.000,00 geldt een tendersystematiek, waarbinnen aanvragen onderling worden gerangschikt op basis van een inhoudelijke beoordeling. Deze beoordeling wordt primair uitgevoerd door de Regioboard, dat het College ter zake onafhankelijk en zwaarwegend adviseert.
Er gelden vaste openstellingsmomenten (zie artikel 8). Per openstelling worden aparte deelplafonds vastgesteld. Subsidieaanvragen worden beoordeeld en gerangschikt volgens het toepasselijke Beoordelingskader (zie bijlage regeling). Het College besluit op basis van zijn eigen oordeel en het advies van het Regioboard. Bij gelijke beoordeling gaat het project met het hoogste aandeel cofinanciering voor in rangschikking.
Het in lid 5 bepaalde heeft enkel betrekking op de aanvraag die volgens de vastgestelde rangschikking het eerst niet in aanmerking komt voor subsidieverlening als gevolg van budgetuitputting. Indien het dan nog resterende budget tenminste 90% van het aangevraagde subsidiebedrag bedraagt, wordt de betreffende aanvrager gelegenheid geboden om aan te tonen dat hij zijn project ook met het mindere subsidiebedrag onverkort kan realiseren. Dit kan bijvoorbeeld met een alternatieve financiering of door inbreng van meer eigen middelen. Hierbij mag inhoudelijk het projectplan niet aangepast worden en worden de dezelfde activiteiten en resultaten verwacht, zoals de aanvraag voor beoordeling is ingediend.
Indien toepassing van lid 5 als hiervoor beschreven niet tot verlening van het restbudget kan leiden of heeft geleden, wordt het restbudget niet (opnieuw) aangeboden aan lagere gerangschikte aanvrager, maar volgens het bepaalde in het zesde lid meegenomen naar de volgende openstellingsronden.
Ad artikel 8: (Aanvraagperiode en beslistermijn)
Aanvragen tot en met € 5.000,00 kunnen het hele jaar door worden ingediend. Voor aanvragen boven de € 5.000,00 gelden vaste openstellingsperioden. Alleen tijdens deze perioden ingediende aanvragen zullen in behandeling worden genomen. Aanvragen kunnen in 2020 worden ingediend van 17 juni tot en met 16 juli en in de maand september. In de jaren 2021, 2022 en 2023 zijn er steeds drie aanvraagperioden en kunnen aanvragen worden ingediend in de maanden januari, mei en september. De aanvraagperioden sluiten steeds op de laatste werkdag van de maand, om 24.00 uur.
Het college beslist binnen 13 weken na sluiting van de tender over subsidieaanvragen boven de
€ 5.000,00. Over subsidieaanvragen tot en met € 5.000,00 besluit het college binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag.
Volgens artikel 5 lid 2 van de Asv dienen alle aanvragen minimaal 6 weken voor aanvang van het project te zijn ingediend.
Ad artikel 9: (Doelgroep)
Een samenwerkingsverband is een al dan niet rechtspersoonlijkheid hebbend verband, bestaande uit ten minste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de
uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie op grond van deze regeling wordt aangevraagd. Dit moet blijken uit de statuten.
Het is niet noodzakelijk dat de aanvrager(s) in de regio Noordoost-Fryslân is (of zijn) gevestigd. De effecten van de activiteiten moeten echter wel in de regio plaatsvinden. Deze effecten moeten ook meetbaar zijn. Aantoonbare, positieve en realistische effecten wegen positief mee bij de beoordeling.
Ad artikel 10: (Aanvraag)
Met dit artikel is voorgeschreven dat een subsidieaanvraag moet worden ingediend met gebruikmaking van een daarvoor door het College vastgesteld aanvraagformulier. Verder zijn in dit artikel die gegevens en stukken opgesomd, die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of een aanvrager voldoet aan de in artikelen 3, 4 en 9 van deze regeling gestelde criteria om in aanmerking te komen voor subsidie, en die om die reden door de subsidieaanvrager bij de aanvraag moeten worden overgelegd.
Een aanvraag boven de € 5.000,00 bevat een rechtsgeldig ondertekende cofinancieringsverklaring(en) van de (co)financiers van het project waarop de aanvraag betrekking heeft. Cofinanciering kan bestaan uit eigen bijdragen, in kind ingebrachte middelen of andere subsidies. In kind inbreng is inbreng in natura. Die bijdrage moet toe te rekenen zijn aan het project dan wel aan de samenwerking gedurende de projectperiode. Het gaat om door de samenwerkende partijen gemaakte kosten die toegevoegde waarde hebben voor het project. Hierbij kan worden gedacht aan:
- Kosten van te verbruiken materialen, hulpmiddelen en software(licenties) die direct verband houden met project, gebaseerd op de oorspronkelijke aanschafprijzen.
- Kosten van aanschaf en gebruik van apparatuur, machines, en infrastructuur, met dien verstande dat wordt uitgegaan van de aan het project toe te rekenen afschrijvingskosten, berekend op basis van de oorspronkelijke aanschafprijzen en een afschrijvingstermijn van tenminste vijf jaar; kosten van verbruik en onderhoud tijdens de gebruiksperiode.
- Leveren van data ten behoeve van onderzoek in een project maakt geen onderdeel uit van de in kind bijdrage, maar is inbreng van kennis. Voor zover het tot stand komen van die kennis een additionele inspanning vereist in het kader van de samenwerking, kunnen de additionele kosten als een in kind bijdrage worden meegenomen.
Indien de cofinanciering een andere subsidie is, volstaat het overleggen van de verleningsbeschikking.
Vóórdat de aanvraag wordt ingediend wordt het projectplan toegestuurd aan Stichting Qop. Deze stichting beoordeelt het project op de mate waarin dit past binnen een van de businesscases en brengt daarover advies uit. Zowel een positief als negatief advies moet worden aangehecht bij de aanvraag. Dit advies maakt geen onderdeel uit van de inhoudelijke beoordeling van een
subsidieaanvraag. Het doel is een ‘prétoets’. Voor de aanvragers is het nuttig om in een dergelijk vroeg
stadium een oordeel over de kansen van het project te krijgen. Projectplannen kunnen voor de
‘prétoets’ worden ingediend bij de Stichting Qop, met e-mailadres: xxxx@xxx.xx.
Voor aanvragen tot en met € 5.000,00 is een de-minimisverklaring altijd verplicht. Bij een aanvraag boven de € 5.000,00 moet voor de partners in het samenwerkingsverband een gezamenlijke de- minimisverklaring of een staatssteunanalyse worden overlegd. Hieruit moet blijken dat geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun. De aanvrager is verantwoordelijk voor het aanleveren van een
correcte analyse. Bij twijfel over de correctheid kan contact met de gemeente worden opgenomen. Mocht gedurende het project of na afloop van het project blijken dat de subsidie in strijd met Europese staatssteunregels was, dan zal het subsidiebedrag worden teruggevorderd voor zover dat nodig is om de overtreding ongedaan te maken.
Ad artikel 11: (Weigeringsgronden)
In aanvulling op de algemene weigeringsgronden die zijn genoemd in artikel 7 van de ASV zijn in dit artikel een zevental gronden genoemd die in voorkomend geval zullen leiden tot afwijzing van een subsidieaanvraag op grond van deze regeling. Dit betreft vooral eerst een negatief advies van de Regioboard. Dit advies is in ieder geval negatief als niet een vooraf vastgesteld aantal punten wordt behaald. Dit puntenaantal wordt bepaald per Programmalijn.
Verder geldt dat subsidie wordt geweigerd als het aandeel cofinanciering in een project minder is dan 35%.
Voor subsidies tot en met € 5.000,00 geldt de verplichting om een de-minimisverklaring te overleggen waaruit blijkt dat de subsidie niet leidt tot onrechtmatige staatssteun. Het ontbreken van een dergelijke verklaring is een weigeringsgrond. Dit geldt ook als toewijzing van de aangevraagde subsidie leidt tot onrechtmatige staatssteun.
Voor subsidies boven de € 5.000,00 geldt dat een de-minimisverklaring dan wel een staatssteunanalyse – waaruit blijkt dat geen sprake is van onrechtmatige staatssteun – moet worden overgelegd. Zowel het ontbreken van een de-minimisverklaring als – indien daar in plaats van een de- minimisverklaring voor is gekozen – een staatssteunanalyse is een harde weigeringsgrond. Aanmelding bij de Europese Unie om toestemming te krijgen voor de steun is ook een weigeringsgrond.
Ad artikel 12: (Inhoudelijke waardering (rangschikking) van aanvragen om subsidie hoger dan
€ 5.000,00)
Subsidieaanvragen boven de € 5.000,00 worden beoordeeld in een tendersystematiek. Aanvragen krijgen punten op basis van een vastgesteld beoordelingskader. Dit beoordelingskader is te vinden in de bijlage, inclusief de berekening om tot het aantal toegewezen punten te komen. Rangschikking vindt plaats op basis van het aantal toegewezen punten die de Regioboard adviseert.
Naast hetgeen genoemd in voorgaande artikelen en onverminderd de beslissingsvrijheid van het College wordt bij de beoordeling ook gelet op continuïteit en governance-structuur. Aanvragers worden geacht na afloop van de Regio Deal door te gaan met hun activiteiten. Realistische continuïteitsverwachtingen wegen daarom positief mee in de beoordeling. Daarnaast is het voor het College van belang dat het snel op de hoogte wordt gebracht van onvoorziene omstandigheden. Het College hecht daarom aan een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling, voorzieningen bij geschillen, goede dekking van de risico’s in projectstructuur etc. Een hoger percentage cofinanciering weegt eveneens positief mee in de rangschikking.
Ad artikel 13: (Verplichtingen subsidieontvanger)
In dit artikel zijn enkele aanvullende verplichtingen opgenomen waaraan de subsidieontvanger moet voldoen. De bevoegdheid tot het vaststellen van deze nadere verplichtingen is gebaseerd op artikel 4:37 Awb. Als niet aan deze verplichtingen wordt voldaan, kan dit reden zijn de subsidie te verlagen of in te trekken (artikel 4:48 en 4:49 Awb).
Alle projecten moeten binnen 6 maanden na afgifte van de subsidieverleningsbeschikking zijn gestart. Dit betekent dat na 6 maanden de activiteiten zoals beschreven in het projectplan op een wezenlijke manier moeten zijn aangevangen.
Om de voortgang van projecten te kunnen monitoren, moeten alle subsidieontvangers jaarlijks rapporteren over de inhoudelijke en financiële voortgang van hun project. Voor deze rapportages moet gebruik worden gemaakt van het daarvoor door het College vastgestelde format.
Voor subsidies tot en met € 5.000,00 is dit direct de wijze waarop de resultaten kunnen worden verantwoord, nu projecten van dergelijke kleine subsidies binnen één jaar na subsidieverlening
moeten zijn afgerond. De maximale projectduur van projecten waarvoor meer dan € 5.000,00 subsidie is verleend bedraagt ten hoogste drie jaar, gerekend vanaf het moment van subsidieverlening. Daarbij geldt wel dat alle projecten zowel inhoudelijk als financieel uiterlijk 31 december 2024 moeten zijn afgerond. Dit betekent dat uiterlijk dan de activiteiten zijn uitgevoerd en alle eventuele rapportages over de resultaten volledig zijn en zijn ingediend.
Een aanvrager kan gemotiveerd verlenging aanvragen voor het project van maximaal 6 maanden. Uit de motivatie moet duidelijk blijken dat er gegronde redenen zijn dat verlenging van de projectduur nodig is. De projectduur, inclusief de verlenging zal nooit de datum van 31 december 2024 overschrijden.
Tot slot zijn alle subsidieontvangers verplicht mee te werken aan het delen van de kennis en informatie die is opgedaan in de projectperiode. Hierdoor worden ook andere projecten in staat gesteld te profiteren van de met gemeenschapsgeld bereikte resultaten. Daarvoor is het van belang dat subsidieontvangers bij hun voorlichting- en communicatie-uitingen de term ‘Regio Deal Noordoost Fryslân’ duidelijk naar voren laten komen, zodat zoveel mogelijk potentiele projecten worden aangesproken, en dat zij meewerken aan alle nulmetingen, eindmetingen, monitoring, evaluaties en overige informatieverzoeken die voortvloeien uit de Regio Deal, zodat zoveel mogelijk kennis en informatie beschikbaar wordt voor toekomstige projecten in de Regio.
Ad artikel 14: (Bevoorschotting)
Subsidies hoger dan € 5.000,00 worden voor verlening voor ten hoogste 80% bevoorschot in jaarlijks gelijke termijnen. Bij het bepalen van het bevoorschottingspercentage en de voorschottermijnen is de looptijd van het project leidend. Voorbeeld: Bij een subsidieverlening van € 100.000,00 voor een project met een looptijd van 2 jaar, wordt in beginsel tweemaal een voorschot van maximaal € 40.000,00 uitgekeerd.
Indien een subsidieontvanger niet voldoet of heeft voldaan aan aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen, of als een subsidieontvanger in financiële problemen is geraakt, vormt dat grond voor opschorting of staking van verdere uitbetaling van voorschotten.
Ad artikel 15: (Vaststelling subsidie)
Op grond van de ASV worden subsidies tot € 10.000,00 in beginsel direct vastgesteld. Met deze regeling wordt daarvan in zoverre afgeweken, dat is bepaald dat subsidies op grond van deze regeling tot en met € 5.000,00 direct worden vastgesteld en uitbetaald.
Op aanvragen om subsidie hoger dan € 5.000,00 is de systematiek van afzonderlijke verlenings- en vaststellingsbesluiten van toepassing. Een aanvraag om subsidievaststelling moet, met gebruikmaking van het daarvoor vastgestelde formulier, uiterlijk binnen 13 weken na de einddatum van het betreffende project worden ingediend. Voor het daarbij te overleggen inhoudelijk en financieel verslag
moet gebruik worden gemaakt van het daarvoor door het College vastgestelde format. Bij subsidies vanaf € 50.000,00 geldt bovendien dat bij de vaststellingsaanvraag een controleverklaring van een accountant moet worden overgelegd. Deze verklaring bevat een oordeel van de accountant over de financiële verantwoording van het project.
Ad artikel 16: (Inwerkingtreding en looptijd)
Met dit artikel is bepaald vanaf welk moment voor het eerst subsidie op grond van deze regeling kan worden aangevraagd, en wanneer de regeling eindigt. Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:40 Awb kan subsidie eerst worden aangevraagd nadat het collegebesluit tot vaststelling van deze subsidieregeling op voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. De subsidieregeling eindigt op
31 december 2023.
Ad artikel 17: (Citeertitel)
Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.
Bijlage:
• Programmalijnen businesscases
Programmalijn 1 – Onderwijs & Arbeidsmarkt
o 1A Mobiliteitscentrum
o 1B Xxxxxxxx vakmanschap
Programmalijn 2 – Innovatie & Ondernemerschap
o 2A Campus voor bouwen en nieuwe materialen
o 2B Shared facilities centre
o 2C Lerend ondernemerschap
o 2D Economische en ecologische verbetering landbouw
Programmalijn 3 – Doorontwikkeling regionale samenwerking & Regiomarketing
o 3B Regiomarketing en destinatiemarketing
• Beoordelingskader
• Format subsidieaanvraagformulier
• Format projectplan
• Format voortgangsrapportage
• Format Eindrapportage