Managementstatuut ‘Stichting De Planthof’
Managementstatuut ‘Stichting De Planthof’
I. Definitiebepaling
In dit managementstatuut wordt verstaan onder:
· Managementstatuut: het statuut zoals bedoeld in artikel 31 van de wet;
· Wet: de Wet op het primair onderwijs / de Wet op de expertisecentra;
· Bevoegd gezag: het bestuur van de Stichting voor christelijk-reformatorisch primair onderwijs ‘De Planthof’; gevestigd te Zaltbommel
· Scholen: de scholen die onder de bestuurlijke verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag staan;
· Toezichthoudend bestuur: De (intern) toezichthouder; het intern toezichtsorgaan dat gevormd wordt door de toezichthoudende bestuursleden uit het stichtingsbestuur.
· Uitvoerend bestuur: de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) die de bestuurlijke taken uitvoert
· Directeur bestuurder: het lid van het stichtingsbestuur dat de taak van uitvoerend bestuurder uitvoert
· Locatiedirecteur: de directeur als bedoeld in artikel 29, eerste lid van de wet, die belast is met de dagelijkse (onderwijskundige, organisatorische en huishoudelijke) leiding van een school.
· Managementteam: het team bestaande uit de directeur-bestuur en de locatiedirecteuren.
· Identiteitsraad: de raad die tot taak heeft mede vorm te geven aan de identitaire couleur lokale van de desbetreffende school en deze ook mede te bewaken.
· Verenigingsbestuur: het bestuur van de lokale vereniging.
II. Vaststelling en wijziging van het managementstatuut
1. Het toezichthoudend bestuur stelt het managementteam in de gelegenheid (schriftelijk) advies uit te brengen over de vaststelling en iedere voorgenomen wijziging van het managementstatuut en het strategisch beleidskader.
2. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) wordt door het toezichthoudend bestuur in de gelegenheid gesteld – voordat het advies wordt uitgebracht – (mede namens het managementteam) met het toezichthoudend bestuur overleg te voeren.
3. Het toezichthoudend bestuur stelt het managementteam zo spoedig mogelijk (schriftelijk) en met redenen omkleed op de hoogte of ze aan het uitgebrachte advies gevolg willen geven.
4. Indien het toezichthoudend bestuur het advies niet of niet volledig wil volgen, stellen ze de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) in de gelegenheid (mede namens het managementteam) met hen overleg te voeren, alvorens definitief over het advies te besluiten.
5. Het besluit, na het overleg met de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder), wordt zo spoedig mogelijk ter kennis gebracht aan het managementteam.
III. Regeling van een collectief
1. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) en de locatiedirecteuren van de scholen vormen tezamen een managementteam. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) is voorzitter van het managementteam.
IV. Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van het toezichthoudend bestuur
1. Het toezichthoudend bestuur oefent alle verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden uit die hem bij of krachtens wet toekomen behoudens de aan de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) gemandateerde verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden en behoudens de aan de (leden van de) verenigingsbesturen (identiteitsraden) gemandateerde verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden.
2. De verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van het toezichthoudend bestuur (de toezichthoudende bestuursleden) zijn nader uitgewerkt in de kaart toezichthoudende bestuursleden (VTBH).
V. Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van het verenigingsbestuur (de identiteitsraad)
1. De verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van (de leden van) het verenigingsbestuur (de identiteitsraad) zijn nader uitgewerkt in het Reglement identiteitsraden van onderliggende scholen.
VI. Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de uitvoerend bestuurder (de directeur bestuurder)
1. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) oefent de aan hem opgedragen taken en bevoegdheden uit met inachtneming van algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals zorgvuldigheid, redelijkheid, motivering van besluiten, gelijke behandeling van gelijke gevallen, geen misbruik van bevoegdheid en dergelijke.
2. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) ziet toe op de naleving van wettelijke bepalingen, vastgestelde beleidsdocumenten, regelingen en procedures en gemaakte afspraken.
3. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) draagt zorg voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten, zoals genoemd in het strategisch beleidskader.
4. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) is verantwoordelijk voor zowel het opstellen van als het, na goedkeuring door het toezichthoudend bestuur, uitvoeren van (onderdelen van) de beleidsplannenplannen van de scholen.
5. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) kan zich bij het uitoefenen van de aan hem toebedeelde taken en bevoegdheden laten ondersteunen door personen binnen of door personen buiten de school. Dergelijke ondersteuning laat onverlet de eindverantwoordelijkheid van de directeur-bestuurder terzake.
6. De verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) zijn nader uitgewerkt in de kaart uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) (VTBH) en in het strategisch beleidskader.
VII. Verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de locatiedirecteur;
1. De locatiedirecteur heeft – met inachtneming van de uitgangspunten, zoals geformuleerd in het managementstatuut het strategisch beleidskader en de kaart locatiedirecteur – in ieder geval de volgende taken en bevoegdheden:
· De locatiedirecteur is belast met de dagelijkse leiding van de school.
· De locatiedirecteur is belast met de zorg voor de schoolorganisatie en de kwaliteit van het onderwijs op de school.
2. De locatiedirecteur oefent de aan hem/haar opgedragen taken en bevoegdheden uit met inachtneming van algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals zorgvuldigheid, redelijkheid, motivering van besluiten, gelijke behandeling van gelijke gevallen, geen misbruik van bevoegdheid en dergelijke.
3. De locatiedirecteur ziet toe op de juiste naleving van wettelijke bepalingen, vastgestelde beleidsdocumenten, regelingen en procedures en gemaakte afspraken.
4. De locatiedirecteur draagt mede zorg voor de voorbereiding en uitvoering van de besluiten, zoals genoemd in het strategisch beleidskader voor zover gerelateerd aan de eigen school.
5. De locatiedirecteur is mede verantwoordelijk voor zowel het opstellen van als het, na goedkeuring door het toezichthoudend bestuur, uitvoeren van (onderdelen van) de beleidsplannenplannen en daarvan voor zijn/haar school afgeleide jaarplannen.
6. De locatiedirecteur kan zich bij het uitoefenen van de aan hem toebedeelde taken en bevoegdheden laten ondersteunen door personen binnen of (na goedkeuring door de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder)) door personen buiten de school. Dergelijke ondersteuning laat onverlet de eindverantwoordelijkheid van de locatiedirecteur terzake.
7. De verantwoordelijkheden, taken en bevoegdheden van de locatiedirecteur zijn nader uitgewerkt in de kaart locatiedirecteur (VTBH) en in het strategisch beleidskader.
8. De locatiedirecteur voert overigens alle taken en verantwoordelijkheden uit conform het functieprofiel locatiedirecteur.
VIII. Rapportage;
1. De uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) informeert het toezichthoudend bestuur overeenkomst door het toezichthoudend bestuur vastgestelde richtlijnen over het verloop en de resultaten van het gevoerde beleid van de scholen.
2. De locatiedirecteur informeert de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder) overeenkomstig door het toezichthoudend bestuur vastgestelde richtlijnen over het verloop en de resultaten van het gevoerde beleid van de school.
IX. Schorsing en vernietiging;
1. Het toezichthoudend bestuur kan maatregelen en/of besluiten van de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder), locatiedirecteuren, of derden wegens strijd met enig geldende regeling en/of
wegens mogelijke schade aan de belangen van de Stichting voor christelijk-reformatorisch primair onderwijs ‘De Planthof’; gevestigd te Zaltbommel en haar scholen bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk vernietigen.
2. De voorzitter van het bevoegd gezag kan een besluit of maatregel van de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder), locatiedirecteuren of derden schorsen, indien het besluit of maatregel naar zijn oordeel voor vernietiging in aanmerking komt. Ziet het bevoegd gezag binnen twee weken, nadat de voorzitter het schorsingsbesluit heeft genomen, af van een vernietiging dan vervalt tegelijkertijd de schorsing.
3. De bevoegdheid tot schorsing c.q. vernietiging is tevens toegekend aan de uitvoerend bestuurder (directeur bestuurder), indien het maatregelen en/of besluiten betreft van de locatiedirecteuren of derden.
X. Werkingsduur managementstatuut
Het managementstatuut geldt voor het tijdvak van 1 november 2019 tot 1 november 2023 en wordt vervolgens telkens stilzwijgend verlengd met een periode van vier jaren.
XI. Slotbepaling
In gevallen waarin dit managementstatuut niet voorziet, beslist het bevoegd gezag.