stuk ingediend op
stuk ingediend op
2113 (2012-2013) – Nr. 1
11 juni 2013 (2012-2013)
Ontwerp van decreet
tot instemming met de kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking
tussen de Europese Unie en haar lidstaten enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, ondertekend in Phnom-Penh op 11 juli 2012
verzendcode: BUI
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMENE TOELICHTING
1. De betrekkingen tussen de Europese Unie en de Filipijnen
De Europese Unie (EU) onderhoudt al vele jaren goede betrekkingen met de Filipijnen. Formeel knoopten de Europese Gemeenschap (EG), thans de Europese Unie, en de Filipij- nen diplomatieke betrekkingen aan op 12 mei 1964. De ondertekening in 1980 van de sa- menwerkingsovereenkomst tussen de EG en de Associatie van Zuidoost-Aziatische staten (ASEAN) zorgde voor nauwere politieke en institutionele banden tussen de beide orga- nisaties. In 1984 sloten de Europese Commissie en de Filipijnen een kaderovereenkomst voor ontwikkelingssamenwerking die de basis vormde voor Europese ontwikkelingspro- jecten op de Filipijnen. De relatie werd de jongste jaren aanzienlijk verruimd.
De EU is een belangrijke partner van de Filipijnen op het vlak van handel en investerin- gen. In tegenstelling tot de andere ASEAN-partners is de Filipijnse export naar de EU de voorbije jaren afgenomen. Het land maakt onvoldoende gebruik van de mogelijkheden die de EU-markten bieden. Europese bedrijven zijn belangrijke investeerders. Na een kleine terugval in 2001-2003, kenden de investeringen een aanzienlijke groei in 2005-2006 die ruwweg in de lijn lag met die in andere landen in de regio. De investeringen gaan vooral naar het bankwezen, de industrie en de dienstensector.
De ontwikkelingssamenwerking van de EU heeft zich van bij de start gefocust op de bestrijding van de armoede en op de verbetering van de levensomstandigheden van de armste bevolkingsgroepen. Dit betekende onder meer steunverlening voor plattelandsont- wikkeling, landbouwhervormingen, een betere gezondheidszorg, lokale besturen, en de bevordering van de mensenrechten, de democratie en de rechtsstaat. Vanaf 2005 steunt de EU vooral een betere toegang tot sociale diensten, met speciale aandacht voor de kwaliteit van de gezondheidsdiensten. Andere belangrijke aandachtspunten zijn duurzame ontwik- keling en gendergelijkheid. Sinds 1976 heeft de EU voor ongeveer 1 miljard euro hulp verleend aan de Filipijnen, waarvan 60% in de vorm van subsidies en 40% via leningen van de Europese Investeringsbank (EIB).
Tussen 1992 en 2004 zorgden de EG, de EIB en de EU-lidstaten samen voor 1,9 miljard US dollar via het programma voor overzeese ontwikkelingshulp (ODA). Daarmee was de EU de vierde belangrijkste ODA-partner na Japan, de Wereldbank en de Aziatische Ontwikkelingsbank.
Tijdens de periode 2007-2013 richt de EU haar samenwerking enerzijds op hulp om de millenniumdoelstellingen te halen, en anderzijds op steun aan het hervormingsproces op politiek, economisch en sociaal vlak. Onder het financieringsinstrument voor ontwikke- ling legde de EU 130 miljoen euro vast. Deze middelen kunnen worden aangevuld door projecten en programma’s die worden gefinancierd onder de regionale programma’s voor Azië en onder verschillende thematische programma’s.
2. Het ontstaan van de overeenkomst
De politieke en economische ontwikkelingen binnen de ASEAN, enerzijds, en de wens om zich meer te profileren in Azië, anderzijds, zetten de EU ertoe aan na te gaan hoe zij de banden met de ASEAN kon versterken. In het bijzonder werd gedacht aan betere institu- tionele relaties, meer bepaald door onderhandelingen te starten met het oog op het sluiten van nieuwe akkoorden.
Deze PSO (partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst) vormt een belangrijke stap in de versterking van de rol van de EU in Zuidoost-Azië en zal een basis leggen om de
bredere politieke en economische belangen van de EU te bevorderen. Deze overeenkomst met de Filipijnen is van cruciaal belang voor de EU omwille van het feit dat deze regio voornamelijk op China en op de Verenigde Staten is gericht.
In november 2004 gaf de Raad aan de Europese Commissie het mandaat om over globale partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten te onderhandelen met de zes meest ont- wikkelde landen van de ASEAN (naast de Filipijnen zijn dat Brunei, Indonesië, Maleisië, Singapore en Thailand). In 2007 werd ook Vietnam aan die lijst toegevoegd. Deze PSO’s komen voor de betrokken landen in de plaats van de samenwerkingsovereenkomst van 1980 tussen de EG en de ASEAN.
Na twee jaar voorbereiding en zeven rondes van intense onderhandelingen die meer dan een jaar duurden, bereikten de onderhandelaars tijdens hun bijeenkomst van 1 en 2 juni 2010 overeenstemming over alle openstaande knelpunten. De parafering van de ontwerp- overeenkomst vond plaats in Manilla op 25 juni 2010 nadat de overeenkomst door het Comité van Permanente Vertegenwoordigers (COREPER) was bekrachtigd.
Op 11 juli 2012 werd te Phnom-Penh de overeenkomst ondertekend.
De PSO met de Filipijnen is de vierde overeenkomst die de EU sluit met een land uit Zuid- oost-Azië (na Indonesië, Zuid-Korea en Vietnam), maar de eerste bilaterale overeenkomst met de Filipijnen zelf.
3. De inhoud van de overeenkomst
De partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst is een traditioneel algemeen kaderak- koord dat drie traditionele aspecten behelst, met name het politieke, het economische en de samenwerking in verschillende andere domeinen.
De PSO zal bijdragen tot een grotere rol voor de EU in de regio en dienen als een model voor de betrekkingen tussen de EU en andere Aziatische landen. De voorliggende over- eenkomst zal helpen om de weg te bereiden voor de verdere ontwikkeling van vrijhandels- overeenkomsten in Zuidoost-Azië, hoewel de Filipijnen hun interesse moeten uiten voor een dergelijk eigen bilateraal vrijhandelsakkoord.
De PSO voorziet verder samenwerking in een groot aantal sectoren die bovenaan de po- litieke en economische agenda van de EU prijken. Het hoofdstuk inzake handel en inves- teringen bevat duidelijke bepalingen in verband met de bescherming van de intellectuele eigendomsrechten en de versterking van de douanesamenwerking. De partijen werken ver- der onder meer samen op het vlak van justitie en veiligheid, het leefmilieu, transport, on- derwijs en cultuur. Tot slot houdt de PSO rekening met specifieke aandachtspunten van de EU zoals het vredesproces en conflictpreventie, risicomanagement bij rampen, maritieme arbeid en ontwikkelingssamenwerking.
De overeenkomst geldt initieel voor een periode van vijf jaar, die automatisch met een jaar wordt verlengd tenzij de ene partij de andere partij in kennis stelt dat zij geen verlenging wil.
4. Belang voor Vlaanderen
De samenwerking tussen Vlaanderen en de Filipijnen is beperkt. Deze PSO kan echter ruimte creëren om de samenwerking uit te diepen en te bevorderen en dit in verschillende domeinen.
De Vlaamse uitvoer kende tot 2009 een uiterst grillig verloop, maar kon vanaf 2010 een forse vooruitgang boeken. In 2012 exporteerde Vlaanderen voor 232,881 miljoen euro naar de Filipijnen dat daarmee de 69e exportmarkt was.
De Vlaamse invoer uit de Filipijnen gaat sinds 2006 in dalende lijn. Tussen 2002 en 2010 was de import met meer dan een kwart gedaald. In 2011 kon een merkbare stijging (+43%) worden genoteerd. In 2012 was er een echter weer daling met 32% ten opzichte van 2011. De Filipijnen staan met 157,958 miljoen euro op de 79e plaats.
Het Vlaamse Gewest is partij bij de investeringsovereenkomst die de Belgisch-Luxemburgse Economische Unie (BLEU) en de Filipijnen op 14 januari 1998 ondertekenden. De over- eenkomst werd goedgekeurd bij het decreet van 7 december 2001. Zij is op 19 december 2003 in werking getreden.
II. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
De overeenkomst telt achtenvijftig artikelen, verdeeld over acht titels.
In de preambule wordt onder meer gewezen op de nauwe historische, politieke en econo- mische relaties tussen de EU en de Filipijnen, en de wil om de samenwerking te verdiepen op grond van gemeenschappelijke waarden en tot wederzijds voordeel.
Titel I – Aard en toepassingsgebied (artikelen 1-4)
In deze titel worden de algemene principes en het doel van de samenwerking opgesomd. Respect voor de democratische beginselen en de fundamentele mensenrechten vormen een essentieel element van deze overeenkomst. De partijen bevestigen hun verbintenis om duurzame ontwikkeling te bevorderen, samen te werken om het hoofd te bieden aan de gevolgen van de klimaatverandering en bij te dragen om de millenniumdoelstellingen te halen. De partijen bevestigen ook hun gehechtheid aan de principes van goed bestuur en komen overeen dat de samenwerking zal geschieden volgens de eigen wet- en regelgeving (artikel 1).
De partijen voeren een brede dialoog en stimuleren verdere samenwerking in sectoren van gezamenlijk belang (artikel 2).
De inspanningen van de partijen zijn onder meer gericht op:
– samenwerking inzake politieke, sociale en economische aangelegenheden in regionale en internationale fora en organisaties;
– samenwerking in de strijd tegen terrorisme, de georganiseerde misdaad, de verspreiding van massavernietigingswapens, de illegale handel in kleine en lichte wapens, drugs, wit- waspraktijken en corruptie;
– samenwerking met betrekking tot mensenrechten en dialoog inzake de strijd tegen ern- stige internationale misdaad;
– samenwerking inzake handel en investeringen;
– samenwerking op het vlak van migratie en maritieme arbeid;
– samenwerking in alle sectoren van wederzijds belang;
– een verhoogde deelname aan subregionale en regionale samenwerkingsprogramma’s;
– een betere wederzijdse beeldvorming;
– de bevordering van wederzijds begrip tussen de inwoners.
In artikel 3 wordt aandacht besteed aan de samenwerking in regionale en internationale organisaties. De partijen verbinden zich ertoe standpunten uit te wisselen en samen te werken in het kader van onder meer de Verenigde Naties (VN), de dialoog tussen de EU en de ASEAN, de Conferentie van de VN inzake Handel en Ontwikkeling (UNCTAD) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO). Eveneens wordt aandacht besteed aan de regionale en bilaterale samenwerking. Bij het kiezen van het passende kader trachten de partijen de voordelen voor en de betrokkenheid van alle geïnteresseerde partijen te optimaliseren. Zij maken daarbij gebruik van de beschikbare middelen en houden rekening met de politieke
en institutionele haalbaarheid. De partijen kunnen eventueel besluiten financiële steun te verlenen aan samenwerkingsactiviteiten (artikel 4).
Titel II – Politieke dialoog en samenwerking (artikelen 5-11)
De partijen zetten zich in om conflicten te voorkomen en een vredescultuur te bevorderen (artikel 5). Eveneens komen zij overeen samen te werken aan de bevordering en de bescher- ming van de mensenrechten (artikel 6). Zij erkennen dat de ernstige misdrijven waarmee de internationale gemeenschap wordt geconfronteerd niet ongestraft kunnen blijven en trachten dan ook een vruchtbare dialoog te voeren over universele onderschrijving van het Statuut van Rome van het Internationaal Strafhof (artikel 7). Daarbij wordt ook aan- dacht geschonken aan de bestrijding van de verspreiding van massavernietigingswapens en hun overbrengingsmiddelen (artikel 8), de aanpak van de illegale handel in de handvuur- wapens en lichte wapens (artikel 9) en de strijd tegen het terrorisme (artikel 10).
Artikel 11 handelt over de verbetering van de capaciteit van overheidsadministraties.
Titel III – Handel en investeringen (artikelen 12-19)
De partijen streven naar de bevordering van de verdere ontwikkeling en diversifiëring van hun handelsbetrekkingen en naar betere voorwaarden voor markttoegang door het af- schaffen van handelsbelemmeringen. Zij erkennen dat handel onontbeerlijk is voor de ontwikkeling en dat bijstand in de vorm van handelspreferenties zijn nut voor ontwikke- lingslanden heeft bewezen. Overleg over dergelijke bijstand moet gebeuren met eerbiedi- ging van de WTO-regels (artikel 12).
De samenwerking heeft betrekking op sanitaire en fytosanitaire aangelegenheden (arti- kel 13), technische handelsbelemmeringen (artikel 14), douanekwesties en het vergemak- kelijken van het handelsverkeer (artikel 15), het verhogen van investeringen (artikel 16), het mededingingsbeleid (artikel 17), de dienstensector (artikel 18) en de bescherming van intellectuele eigendomsrechten (artikel 18).
Titel IV – Samenwerking op het gebied van justitie en veiligheid (artikelen 20-25)
Artikel 20 behandelt de juridische samenwerking. Specifieke aandacht wordt gegeven aan de samenwerking op het gebied van drugsbestrijding (artikel 21), voor de bestrijding van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (artikel 22), bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad en corruptie (artikel 23), het beschermen van persoonsgege- vens (artikel 24) en het welzijn van vluchtelingen en binnenlands ontheemden (artikel 25).
Titel V – Samenwerking inzake migratie en maritieme arbeid (artikelen 26 en 27)
De partijen bevestigen het belang van een gezamenlijke aanpak van de migratiestromen. Zij zullen migratiethema’s opnemen in hun beleid en hun nationaal kader voor de econo- mische en sociale ontwikkeling van de landen van oorsprong, transit of bestemming van de migranten. De samenwerking tussen de partijen zal zijn gebaseerd op een specifieke analyse van de behoeften, en zij zal zich onder meer richten op de aanpak van de oorzaken van migratie, de ontwikkeling en implementatie van de nationale wetgeving en praktijken, toelatingscriteria, het opzetten van een doelmatige en preventieve aanpak en de humane en waardige terugkeer van illegale migranten. De partijen zullen hun onderdanen opnieuw opnemen en hen de nodige documenten bezorgen (artikel 26).
De partijen zullen ook samenwerken op het vlak van maritieme arbeid opdat zeelieden in goede omstandigheden kunnen werken en leven aan boord van schepen. Zij wijzen daarbij op het belang van opleiding en vorming en zij zullen de bepalingen van het verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de zee respecteren (artikel 27).
Titel VI – Economische samenwerking, ontwikkelingssamenwerking en andere sectoren (ar- tikelen 28-47)
In deze titel wordt bepaald in welke domeinen de partijen zullen samenwerken:
– werkgelegenheid en sociale zaken: de partijen bevestigen de verbintenissen die zij zijn aangegaan om de internationaal erkende normen te respecteren, te bevorderen en te realiseren (artikel 28);
– ontwikkelingssamenwerking waarvan het voornaamste doel is het aanmoedigen van duurzame ontwikkeling om op die manier bij te dragen tot een vermindering van de armoede en tot het bereiken van de millenniumdoelstellingen (artikel 29);
– de uitbreiding van de dialoog over het economisch beleid (artikel 30);
– de risicobeheersing bij natuurrampen (artikel 32);
– energie waarbij de nadruk onder meer ligt op gunstige investeringsmogelijkheden, het diversifiëren van de voorraden en het ontwikkelen van nieuwe en hernieuwbare ener- giebronnen (artikel 33);
– leefmilieu en natuurlijke hulpbronnen: de partijen wijzen op de noodzaak van het behoud en het beheer op een duurzame manier van natuurlijke hulpbronnen en biolo- gische diversiteit als basis voor de ontwikkeling van de huidige en toekomstige genera- ties (artikel 34);
– landbouw, visserij en plattelandsontwikkeling: ook hier ligt de nadruk op duurzame ontwikkeling; de dialoog tussen de partijen heeft onder meer betrekking op dierenwel- zijn, geografische aanduidingen, de ontwikkeling van een duurzame en milieuvrien- delijke landbouw, de bescherming van plantenvariëteiten en de strijd tegen illegale visvangst (artikel 35);
– regionale ontwikkeling en samenwerking: uitwisselen van informatie en samenwerking inzake het regionale beleid (artikel 36);
– het industriële beleid en de samenwerking inzake kleine en middelgrote ondernemin- gen: creëren van een klimaat dat moet leiden tot economische ontwikkeling en de ver- betering van het concurrentievermogen van de industrie in het algemeen, en de kleine en middelgrote ondernemingen in het bijzonder (artikel 37);
– vervoer: de partijen willen de investeringsmogelijkheden en het personen- en goederen- vervoer verbeteren, de veiligheid in de lucht- en zeevaart bevorderen, de milieu-impact van transport aanpakken en de efficiëntie van de verschillende vervoersmiddelen ver- beteren (artikel 38);
– wetenschap en technologie: de samenwerking kan onder meer de vorm aannemen van gezamenlijke onderzoeksprojecten en de uitwisseling en opleiding van wetenschappers (artikel 39);
– informatie- en communicatietechnologie: de partijen erkennen het vitale belang van deze technologie voor de economische en sociale ontwikkeling (artikel 40);
– de audiovisuele sector, de media en de multimedia: de partijen zullen onder meer een dialoog instellen (artikel 41);
– toerisme: de partijen willen een evenwichtige en duurzame ontwikkeling van het toerisme, overeenkomstig de ethische code van de Wereldorganisatie voor Toerisme (WOT) en principes van duurzaamheid; de partijen willen ook samenwerken om het natuurlijke en culturele erfgoed te bewaren en het potentieel van dat erfgoed aan te wenden, en zij willen onder meer het ecotoerisme bevorderen (artikel 42);
– financiële diensten: de partijen wensen samen te werken om onder andere een beter controlemechanisme op banken, verzekeringsinstellingen en andere financiële sectoren uit te bouwen (artikel 43);
– goed bestuur op fiscaal gebied (belastingsaangelegenheden): de partijen willen dat het principe van goed bestuur toegepast wordt in het kader van bestaande of toekomstige bilaterale belastingsakkoorden tussen de Filipijnen en de EU-lidstaten (artikel 44);
– de gezondheid: de partijen richten hun samenwerking op de reorganisatie van de gezondheidszorg, de aanpak van ziektes en de internationale overeenkomsten die moe-
ten zorgen voor een verbetering van de gezondheidszorg en een duurzame ontwikke- ling van de sector (artikel 45);
– onderwijs, cultuur en de interculturele en interreligieuze dialoog: de partijen willen een samenwerking die hun diversiteit respecteert met het oog op wederzijds begrip en kennis van elkaars culturen; zij willen hun onderwijsstelsels moderniseren en persoon- lijke contacten bevorderen; de partijen werken samen in internationale fora zoals de UNESCO en hebben ook aandacht voor de ratificatie en de toepassing van het verdrag inzake de diversiteit van de culturele uitingen (artikel 46);
– statistieken: de partijen bevorderen op dit vlak een samenwerking in overeenstemming met de bestaande activiteiten van samenwerking tussen de EU en de ASEAN (artikel 47).
De partijen erkennen de rol en de potentiële bijdrage van het maatschappelijke middenveld in een democratisch bestuur. Zij zullen de dialoog en de interactie met het maatschappe- lijke middenveld bevorderen (artikel 31).
Titel VII – Institutioneel kader (artikel 48)
De partijen zullen een Gemengd Comité instellen. Dit Gemengd Comité zal zorgen voor de goede werking en uitvoering van deze overeenkomst, prioriteiten bepalen en aanbeve- lingen doen met betrekking tot de doelstellingen en toezicht houden op de goede werking van de sectorale overeenkomsten of protocollen die de partijen hebben gesloten of zullen sluiten. Eveneens kan het Gemengd Comité werkgroepen instellen.
Titel VIII – Slotbepalingen (artikelen 49-58)
Artikel 49 is een aanpassingsclausule die de partijen de mogelijkheid biedt de overeen- komst te wijzigen, te herzien of uit te breiden met het oog op de intensivering van het sa- menwerkingsniveau. Artikel 50 handelt over het ter beschikking stellen van middelen om de doelstellingen van de samenwerking te bereiken. De partijen zullen financiële bijstand verlenen in overeenstemming met de principes van een gezond financieel management, en zij zullen de EIB aanmoedigen om haar projecten op de Filipijnen voort te zetten. Artikel 51 omvat het toekennen van voldoende faciliteiten aan ambtenaren en deskundigen die belast zijn met de implementatie van de overeenkomst.
De daarop volgende artikelen hebben betrekking op de verhouding van de overeenkomst tot andere overeenkomsten (artikel 52), het nakomen van de verplichtingen (artikel 53), de definitie van ‘partijen’ (artikel 54), de territoriale toepassing van de overeenkomst (artikel 55) en de kennisgevingen (artikel 56).
De overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures. De overeenkomst geldt initieel voor een periode van vijf jaar, die automatisch met een jaar verlengd wordt tenzij de ene partij de andere partij in kennis stelt dat zij geen verlenging wil. Met onderlinge instemming kan deze over- eenkomst worden gewijzigd en met schriftelijke kennisgeving kan deze worden beëindigd (artikel 57).
Deze overeenkomst wordt opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Italiaanse, de Let- se, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische en de Zweedse taal, zijnde alle tek- sten gelijkelijk authentiek. Taalverschillen worden voorgelegd aan het Gemengd Comité (artikel 58).
III. PROCEDUREVERLOOP
1. Gemengd karakter en ondertekening
De Werkgroep Gemengde Verdragen (WGV), adviesorgaan van de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid (ICBB), legde het gemengde karakter vast tijdens zijn ver- gadering d.d. 17 maart 2010. Zowel de federale staat als de gemeenschappen, de gewesten en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, zijn bevoegd. In de brief d.d. 5 juli 2010 aan de minister-president van de Vlaamse Regering deelde de voorzitter van de ICBB mee dat de leden van de ICBB geen bezwaar geuit heb- ben bij het verslag van de WGV dat bijgevolg definitief goedgekeurd is.
De overeenkomst werd ondertekend op 11 juli 2012 in Phnom-Penh volgens formule 3 van de ICBB, dit wil zeggen één enkele handtekening in naam van het Koninkrijk België, doch met vermelding van al de betrokken overheden onder de handtekening. Dit is immers de gebruikelijke formule voor de ondertekening door België van verdragen tussen de EU en derde landen.
2. Advies van de Strategische Adviesraad internationaal Vlaanderen
De Strategische Adviesraad internationaal Vlaanderen (SARiV) bracht op 7 maart 2013 advies uit (kenmerk 2013/5). Gezien de gelijkaardige problematiek die aan de basis ligt van de overeenkomsten tussen de Europese Unie (EU) en respectievelijk de Socialisti- sche Republiek Vietnam en de Republiek der Filipijnen, besloot de SARiV één advies uit te brengen. De SARiV verwijst bij deze werkwijze naar zijn eerdere advies over de EU- kaderovereenkomsten met Indonesië en Zuid-Korea van juli 2010.
De SARiV verwijst naar de Samenwerkingsovereenkomst uit 1980 en de samenwer- kingsovereenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en lidstaten van de Association of South Asian Nations (ASEAN) als huidige basis voor samenwerking tus- sen de EU en de Filipijnen. De Europese Commissie en de Filipijnen sloten in 1984 een kaderovereenkomst voor ontwikkelingssamenwerking. De voorliggende kaderovereen- komst inzake partnerschap en samenwerking is de eerste bilaterale overeenkomst tussen de EU en de Filipijnen. Verder verwijst de Adviesraad naar de intentie tot het sluiten van een vrijhandelsakkoord. Hiervoor is het sluiten van een PSO een voorwaarde. De onder- handelingen zijn nog niet opgestart.
De SARiV merkt op dat de Filipijnen, als potentieel groeiland, een strategische en econo- misch interessante partner is, zowel binnen de ASEAN als binnen de hele regio in Zuid- oost-Azië. Het sluiten van een kaderovereenkomst is een belangrijke stap voor de onder- linge betrekkingen en voor de relaties van de EU met de gehele regio.
Verder haalt de SARiV aan dat de kaderovereenkomst de EU toelaat om sterkere relaties op te bouwen met de Filipijnen. Deze kaderovereenkomst beoogt samenwerking inzake handel en op andere domeinen zoals mensenrechten, cultuur, gerechtelijke samenwerking, milieu, toerisme, onderwijs enzovoort. De overeenkomst bepaalt tevens dat bilaterale sa- menwerkingsverbanden tussen de lidstaten en de Filipijnen kunnen blijven bestaan. Tot slot spoort de SARiV de Vlaamse Regering aan om de mogelijkheden van de kaderover- eenkomst te onderzoeken en te benutten en om hiermee maximaal rekening te houden bij de invulling van haar bilaterale relaties met de Filipijnen.
3. Advies van de Raad van State
De Raad van State, afdeling Wetgeving, bracht advies uit op 18 april 2013 (kenmerk 53.066/1). De Raad van State merkte op dat het raadzaam is de Nederlandse tekst van de overeenkomst voor te leggen aan het Vlaams Parlement. De Nederlandse tekst van de overeenkomst is als bijlage bij de nota gevoegd.
Ook stelt de Raad van State dat het beter was geweest de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest te vermelden in de handgeschreven vermelding van al de bevoegde overheden onder de handtekening van de eerste minister en de minister van Buitenlandse Zaken.
De Vlaamse Regering neemt akte van de opmerking van de Raad van State.
4. Inwerkingtreding en duur
Volgens het artikel 57 treedt de Overeenkomst in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de laatste partij de andere partij in kennis heeft gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste juridische procedures.
De overeenkomst geldt initieel voor een periode van vijf jaar, die automatisch met een jaar verlengd wordt tenzij de ene partij de andere partij in kennis stelt dat zij geen verlenging wil.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,
Xxxx XXXXXXX
Voorontwerp van decreet tot instemming met
de kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en
de Republiek der Filipijnen, anderzijds, ondertekend in Phnom-Penh op 11 juli 2012
DE VLAAMSE REGERING,
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid;
Na beraadslaging,
BESLUIT:
De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt:
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en een gewestaangelegenheid.
Art. 2. De kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, ondertekend in Phnom-Penh op 11 juli 2012, zal volkomen gevolg hebben.
Brussel,
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,
Xxxx XXXXXXX
Stuk 2113 (2012-2013) – Nr. 1 35
ONTWERP VAN DECREET DE VLAAMSE REGERING,
Op voorstel van de Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid;
Na beraadslaging,
BESLUIT:
De Vlaamse minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid is ermee belast, in naam van de Vlaamse Regering, bij het Vlaams Parlement het ontwerp van decreet in te dienen, waarvan de tekst volgt:
Artikel 1. Dit decreet regelt een gemeenschaps- en een gewestaangelegenheid.
Art. 2. De kaderovereenkomst inzake partnerschap en samenwerking tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek der Filipijnen, anderzijds, ondertekend in Phnom-Penh op 11 juli 2012, zal volkomen gevolg hebben.
Xxxxxxx, 00 mei 2013.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Economie, Buitenlands Beleid, Landbouw en Plattelandsbeleid,
Xxxx XXXXXXX