OVEREENKOMST nr. ZH/UT 2011-1
OVEREENKOMST
nr. ZH/UT 2011-1
betreffende de nadere regeling van het (nautisch) beheer en onderhoud van het gedeelte van het Merwedekanaal, dat is gelegen op het grondgebied van de provincie Utrecht alsmede de financiële gevolgen daarvan.
2011RGW81 bijlage 1
DE ONDERGETEKENDEN:
De publiekrechtelijke rechtspersoon Provincie Zuid-Holland, zetelende te Den Haag,
te dezen op grond van artikel 176 van de Provinciewet vertegenwoordigd door de Commissaris van de Koningin dan wel zijn gemachtigde xxxxxxx X. xx Xxxxx (gedeputeerde) ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Zuid-Holland van 2011, nr. ,
hierna te noemen: Zuid-Holland en
De publiekrechtelijke rechtspersoon Provincie Utrecht, zetelende te Utrecht,
te dezen op grond van artikel 176 van de Provinciewet vertegenwoordigd door de Commissaris van de Koningin dan wel zijn gemachtigde X. xx Xxxxx (gedeputeerde), ter uitvoering van het besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Utrecht van 2011, nr. ,
hierna te noemen: Utrecht,
Zuid-Holland en Utrecht in het hierna volgende tevens gezamenlijk worden aangeduid als Partijen,
Overwegende dat:
1. Het Merwedekanaal vanaf de aanleg een waterstaatswerk in beheer en onderhoud van het Rijk was;
2. Begin jaren negentig van de 20e eeuw in het rapport van de commissie Brokx -Nat het Merwedekanaal door de commissie Brokx -Nat niet meer werd gerekend tot de natte hoofdinfrastructuur van Nederland;
3. Het Merwedekanaal derhalve door het Rijk op basis van het advies van de Commissie Brokx -Nat werd beschouwd als waterstaatswerk dat niet langer van nationaal belang was;
4. Het Merwedekanaal derhalve als waterstaatswerk op grond van artikel 1 van de Waterstaatswet 1900 bij Koninklijk Besluit door het Rijk aan anderen kon worden overgedragen mits met deze anderen daarover overeenstemming is bereikt;
5. Het Rijk en Zuid-Holland bij overeenkomst van 17/18 december 1997 met kenmerk Zha 6628 overeenstemming hebben bereikt over de overdracht van het beheer en onderhoud van het Merwedekanaal bezuiden de Lek, hierna te noemen: het Merwedekanaal, door het Rijk aan Zuid-Holland;
6. Zuid-Holland blijkens het Koninklijk Besluit van 3 maart 1998 het beheer en onderhoud van het Merwedekanaal per 1 januari 1998 van het Rijk heeft overgenomen;
7. In de onder 5 bedoelde overeenkomst van 17/18 december 1997 is vastgelegd dat het Rijk zou bevorderen dat de eigendom van het Merwedekanaal met alle bijbehorende objecten tevens door het Rijk zou worden overgedragen aan Zuid-Holland;
8. In het kader van een wijziging van de grens tussen Zuid-Holland en Utrecht het gebied van de gemeente Vianen per 1 januari 2002 is overgeheveld van Zuid-Holland naar Utrecht bij wet van 18 oktober 2001 (Staatsblad 2001, nr. 521);
9. Door deze grenscorrectie een deel van het Merwedekanaal per 1 januari 2002 is komen te liggen in Utrecht;
10. Utrecht en Zuid-Holland stellen vast dat Utrecht op grond van het bepaalde in de artikelen 44, juncto 46 van de Wet algemene regels herindeling door deze grenscorrectie per 1 januari 2002, formeel verantwoordelijk is geworden voor het beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal;
11. Zuid-Holland en Utrecht ten aanzien van de gevolgen van deze grenscorrectie voor het onderhoud van het Merwedekanaal echter zijn overeengekomen dat Zuid-Holland het beheer en onderhoud van het gehele Merwedekanaal, dus ook voor het Utrechtse deel, blijft uitoefenen;
12. Zuid-Holland de algehele kosten van beheer en onderhoud voor het gehele Merwedekanaal op grond van de overeenkomst van 17/18 december 1997 jaarlijks bij het Rijk heeft kunnen declareren, ook na de grenscorrectie van 1 januari 2002;
13. Tussen Utrecht en Zuid–Holland sedert de grenscorrectie ambtelijke contacten hebben plaatsgevonden over de gevolgen die beide provincies wensen te verbinden aan deze grenscorrectie voor het door Zuid-Holland uit te voeren beheer en onderhoud en de financiële aspecten hiervan, hetgeen heeft geleid tot een Notitie van een ambtelijke werkgroep van 30 januari 2003;
14. Utrecht bij besluit van Gedeputeerde Staten van 4 maart 2003 conform de overeenstemming met Zuid-Holland de eigen bevoegdheden betreffende het beheer en onderhoud, vergunningverlening en handhaving, optreden bij calamiteiten en afhandeling van schade van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal heeft gemandateerd aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland;
15. Over de financiële aspecten door Oranjewoud op verzoek van beide provincies op 16 april 2004 een rapport is opgesteld onder de titel “Verdeling van kosten en vergoedingen voor het beheer van het Merwedekanaal tussen de Provincies Zuid- Holland en Utrecht”;
16. Utrecht en Zuid-Holland vaststellen dat zowel in de onder 13 vermelde notitie van 30 januari 2003 als in het onder 15 vermelde Oranjewoud -rapport werd uitgegaan van de presumptie dat het Rijk op grond van de onder 5 bedoelde overeenkomst van 17/18 december 1997 sedert 1 januari 1998 jaarlijks vergoedingen aan Zuid-Holland heeft betaald en nog in de toekomst zou betalen;
17. Het Rijk zich in de overeenkomst van 17/18 december 1997 het recht heeft voorbehouden om de in de overeenkomst opgenomen jaarlijkse vergoeding aan Zuid- Holland af te kopen door betaling van een eenmalige afkoopsom;
18. Bij brieven van 17 oktober en 24 november 2005 het Rijk Zuid-Holland impliciet in kennis heeft gesteld van het voornemen om de jaarlijkse bijdrage ten behoeve van beheer en onderhoud van het Merwedekanaal af te kopen door betaling van een uitkering ineens;
19. Overleg tussen het Rijk en Zuid-Holland heeft geleid tot betaling door het Rijk in december 2005 van een bedrag van € 51.369.771,-- aan Zuid-Holland;
20. Partijen zich realiseren dat een deel van de onder 19 bedoelde afkoopsom van € 51.369.771,-- moet worden toegerekend aan het beheer en onderhouden van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal;
21. Er tot op heden slechts gedeeltelijk uitwerking is gegeven aan de gemaakte afspraken van 30 januari 2003, die bestuurlijk zijn bevestigd bij besluit van 4 maart 2003;
22. Partijen van oordeel zijn, dat tussen hen op grond van de hierna bepaalde voorwaarden overeenstemming kan worden bereikt over de regeling van het (nautisch) beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal en de daarmee samenhangende zaken, alsmede over de verrekening van kosten en de verdeling van de onder 19 bedoelde afkoopsom.
VERKLAREN TE ZIJN OVEREENGEKOMEN ALS VOLGT
ARTIKEL 1. Het formele beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal
1. Partijen gaan er op grond van de Wet algemene regels herindeling vanuit, dat gegeven de per 1 januari 2002 doorgevoerde grenscorrectie tussen Zuid-Holland en Utrecht, waardoor een deel van het Merwedekanaal in Utrecht is komen te liggen, het formele beheer en onderhoud voor het Utrechtse deel van het Merwedekanaal per 1 januari 2002 bij Utrecht is komen te berusten.
2. Partijen hebben vastgesteld, dat het in lid 1 bedoelde formele beheer en onderhoud met zich brengt dat bij Utrecht de publiekrechtelijke zorgplicht berust voor het instandhouden van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal.
ARTIKEL 2. De uitvoering van het beheer en onderhoud van het Merwedekanaal
1. Onverlet het formele beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal door Utrecht, berusten de bevoegdheden betreffende de uitvoering van het beheer, inclusief het nautisch beheer, en het onderhoud van het gehele Merwedekanaal, dus ook het Utrechtse deel daarvan, bij Zuid-Holland op grond van het mandaatbesluit van 4 maart 2003, dat als bijlage 2 onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst.
2. Onder de uitvoering van het beheer en onderhoud, bedoeld in lid 1, beschouwen Partijen eveneens: op grond van regelgeving van Utrecht namens Utrecht door Zuid-Holland verlenen of weigeren van vergunningen, het uitoefenen van toezicht en het toepassen van handhavingsmiddelen, optreden bij calamiteiten en afhandeling van schades.
3. De uitvoering van het beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal vindt plaats aan de hand van het beheerplan Merwedekanaal. Dit plan behoeft voor het Utrechtse deel de voorafgaande instemming van Utrecht.
ARTIKEL 3. Het aan Utrecht toekomende deel voor het Utrechtse deel van Merwedekanaal van de door Zuid-Holland van het Rijk ontvangen vergoedingen voor beheer en onderhoud
1. Partijen hebben vastgesteld, dat aan Utrecht voor het Utrechtse deel van het Merwedekanaal vanaf 1 januari 2002 toekomt een deel van de vergoeding die het Rijk:
a. over de jaren 2002 tot en met december 0000 xxx Xxxx-Xxxxxxx jaarlijks heeft betaald op grond van de overdrachtsovereenkomst van december 1997, welke overeenkomst als bijlage 3 onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst;
b. eind december 2005 eenmalig aan Zuid-Holland heeft betaald, zijnde € 51.369.711,--, strekkende tot afkoop van de toekomstige jaarlijkse vergoedingen, als vastgelegd in de brief van Rijkswaterstaat van 24
november 2005, welke brief als bijlage 4 onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst.
2. Partijen bepalen het onder 1 bedoelde Utrechtse deel met inachtneming van de inhoud van het Oranjewoudrapport van 16 april 2004, welk rapport als bijlage 5 onderdeel uitmaakt van deze overeenkomst, en het rentevoordeel dat Zuid-Holland heeft genoten, in redelijkheid en billijkheid op 14.989.124,-- per 1 januari 2010. Nu dit bedrag eerst in de loop van 2011 zal worden betaald, dient dit bedrag nog door Partijen te worden bijgesteld naar de stand per datum van overmaking naar Utrecht.
ARTIKEL 4. Financiële afspraken inzake het uitvoeren van het beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal
1. Partijen zijn overeengekomen, dat de verdeling van de kosten tussen Utrecht en Zuid-Holland die Oranjewoud heeft uitgewerkt en heeft vastgelegd in een rapport van 16 april 2004, zal worden aangehouden als basis voor de kostenverdeling van het beheer en onderhoud en het onderhoud aan de kunstobjecten gelegen in het Merwedekanaal.
2. De totale jaarlijkse kosten van beheer en onderhoud van het Utrechtste deel van het Merwedekanaal bedragen gemiddeld € 637.462,18 (exc.BTW), hetgeen overeenkomt met 26,47% van de totale kosten voor beheer en onderhoud.
3. Het bedrag vermeld in lid 2 wordt jaarlijks herzien aan de hand van de IBOI cijfers van het Centraal Planbureau en zal per periode van 4 jaar, te beginnen in 2015, worden afgerekend op grond van daadwerkelijk gemaakte kosten op basis van het percentage van 26,47% zoals genoemd in lid 2. De gemiddelde kosten per jaar en de jaarlijkse facturering zullen in het eerste kwartaal van 2015 worden geëvalueerd en zonodig worden aangepast.
4. De kosten genoemd in lid 2 komen vanaf januari 2010 voor rekening van Utrecht, waarbij jaarlijks een factuur vanuit Zuid-Holland aan Utrecht zal worden gestuurd in het eerste kwartaal van het daarop volgende jaar. Voor 2010 zal dit bedrag worden verrekend met de afkoopsom genoemd in artikel 3, lid 2.
5. Mogelijke toekomstige uitkeringen vanuit het waterschap in verband met de toerekening van kosten aan de waterhuishoudkundige functie van het Merwedekanaal zullen betreffende het Utrechtse deel van het Merwedekanaal toekomen aan Utrecht en betreffende het Zuid-Hollandse deel van het Merwedekanaal aan Zuid-Holland.
ARTIKEL 5. Betalingsregeling voor calamiteiten en afhandeling van schades
1. In afwijking van het bepaalde in artikel 4, zal Zuid-Holland de kosten die zijn gemaakt ter bestrijding van de gevolgen die zich hebben voorgedaan aan het Utrechtse deel van het Merwedekanaal door opgetreden calamiteiten en de kosten voor de afhandeling van schades, vanaf 1 januari 2011 per calamiteit en per schade
apart factureren aan Utrecht. Deze kosten bedroegen over de afgelopen 5 jaar gemiddeld € 10.000,-- per jaar.
2. Bij het optreden van calamiteiten en schades van meer dan € 50.000,-- treedt Zuid- Holland in overleg met Utrecht over de afwikkeling van de schade.
ARTIKEL 6. Hardheidsclausule financiën
1. In de artikelen 4 en 5 zijn financiële bepalingen opgenomen gebaseerd op gemiddelden zoals die zich tot op heden hebben voorgedaan.
2. Mochten er zich onverhoopte en niet te voorziene omstandigheden voordoen, waarbij sprake is van een afwijking van de bedragen van meer of minder dan 20%, dan wordt hierover naar redelijkheid en billijkheid een nieuwe afspraak gemaakt.
ARTIKEL 7. Privaatrechtelijke gevolgen
1. Utrecht vrijwaart Zuid-Holland voor alle aanspraken van derden tot vergoeding van schade die op grond van het in artikel 1 lid 1 bedoelde formele beheer en onderhoud van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal bij Utrecht berusten.
2. Indien en voor zover Utrecht als formele beheerder van het Utrechtse deel van het Merwedekanaal schade aan een derde dient te vergoeden, die naar het oordeel van Utrecht rechtstreeks voortvloeit uit achterstallig of onoordeelkundig onderhoud door Zuid-Holland, kan Utrecht bij Zuid-Holland gemotiveerd aanspraak maken op gehele of gedeeltelijke vergoeding door Zuid-Holland van het door Utrecht aan een derde betaalde schadebedrag.
3. Zuid-Holland zal aan Utrecht alle medewerking verlenen indien Utrecht aan een derde betaalde schade wenst te verhalen op ofwel de eigenlijke veroorzaker van de schadevormende omstandigheid ofwel de derde die op grond van een juridische titel voor de risicodragende omstandigheid verantwoordelijk kan worden gesteld.
ARTIKEL 8. Informatieverschaffing en controle
1. Op verzoek van Utrecht dient Zuid-Holland de relevante informatie te verschaffen waardoor Utrecht, een door haar ingeschakelde derde of de Randstedelijke Rekenkamer in staat is de uitvoering van beheer en onderhoud als bedoeld in artikel 2 van deze overeenkomst te controleren. De informatie zal binnen een redelijke termijn worden verschaft.
2. Indien Utrecht daar behoefte aan heeft vormen de op grond van het eerste lid van dit artikel verstrekte documenten onderwerp van een bespreking tussen Partijen.
ARTIKEL 9. Algemene slotbepalingen
1. Door ondertekening van deze overeenkomst vervallen alle eerdere tussen Partijen gemaakte mondelinge en schriftelijke afspraken over de onderwerpen geregeld in deze overeenkomst, en treedt deze overeenkomst in plaats hiervan, behoudens de in deze overeenkomst genoemde stukken.
2. Eventuele persberichten of publieke aankondigingen in verband met de inhoud en uitvoering van deze overeenkomst zullen uitsluitend door Partijen in onderling overleg (en zoveel mogelijk gezamenlijk) worden gedaan.
3. Titels van de bepalingen in deze overeenkomst zijn slechts opgenomen voor de leesbaarheid en hebben inhoudelijk geen zelfstandige betekenis.
4. Bij deze overeenkomst behoren de bijlage(n) als opgenomen achter deze overeenkomst. Deze bijlage(n) maken integraal onderdeel uit van deze overeenkomst. In geval van vermeende tegenstrijdigheden tussen het bepaalde in deze overeenkomst en de bijlagen geldt het bepaalde in deze overeenkomst, tenzij nadrukkelijk in deze overeenkomst anders is overeengekomen.
5. Elke partij kan de andere partij schriftelijk verzoeken de overeenkomst te wijzigen. De wijziging behoeft de schriftelijke instemming van beide Partijen. Partijen treden in overleg uiterlijk binnen 2 maanden, nadat een partij de wens daartoe aan de andere partij schriftelijk heeft medegedeeld. De wijziging wordt als bijlage, ondertekend door daartoe bevoegde personen aan deze overeenkomst gehecht.
6. Indien een of meer bepalingen van deze overeenkomst ongeldig / onverbindend blijken te zijn, zullen Partijen in overleg treden teneinde deze overeenkomst zodanig (te) wijzigen, dat deze geen ongeldige / onverbindende bepalingen meer bevat en dat het doel dat met deze overeenkomst wordt beoogd zoveel mogelijk wordt bereikt.
ARTIKEL 10. Geschillen
1. Deze overeenkomst wordt beheerst door Nederlands recht.
2. Indien één der Partijen stelt dat er sprake is van een geschil betreffende de totstandkoming, de uitleg of uitvoering van deze overeenkomst of nadere overeenkomsten, die daaruit mochten voortvloeien, alsmede elk ander geschil ter zake of in verband met deze overeenkomst, dient deze de andere partij onverwijld hiervan schriftelijk in kennis te stellen. Partijen zullen zich dan eerst inspannen om het geschil eventueel middels een bemiddelaar of door middel van mediation in der minne te regelen.
3. Als het geschil niet op de in het tweede lid genoemde wijze kan worden opgelost, zal het door de meest gerede partij ter beslechting worden voorgelegd aan de bevoegde burgerlijke rechter te 's-Gravenhage.
4. Een geschil is aanwezig indien één der Partijen dat stelt. Dit geldt eveneens na toepassing van de in het tweede lid genoemde procedure tot minnelijke regeling.
ARTIKEL 11. Inwerkingtreding en Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst treedt in werking op de dag van ondertekening door de laatste partij.
2. De duur van de overeenkomst bedraagt vier jaar, te rekenen vanaf de inwerkingtreding en wordt jaarlijks stilzwijgend verlengd.
3. De overeenkomst kan door een van Partijen schriftelijk worden opgezegd met ingang van de datum waarop de overeenkomst op grond van het bepaalde in het tweede lid eindigt, mits deze opzegging tenminste een jaar voor deze einddatum aangetekend is verzonden.
4. Indien een verzoek tot beëindiging van de overeenkomst bij één van de Partijen binnenkomt, zullen Partijen binnen 3 maanden in overleg treden en afspraken maken over de (financiële) consequenties.
Aldus in tweevoud opgemaakt en ondertekend,
Xxx Xxxx, 0000 Xxxxxxx, 2011,
De Provincie Zuid-Holland, De Provincie Utrecht,
Namens deze, Namens deze,