STAATSCOURANT
STAATSCOURANT
Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.
Nr. 10563
5 april
2018
Fashion, Sport & Lifestyle 2018 Verbindendverklaring gewijzigde CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 3 april 2018 tot wijziging van het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Fashion, Sport & Lifestyle
XXX Xx. 00000
Xx Xxxxxxxx van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
Gelezen het verzoek van INretail mede namens de overige partijen bij bovengenoemde collectieve arbeidsovereenkomst, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van gewijzigde bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Partijen ter ener zijde: INretail, Tuinbranche Nederland, de Nederlandse Juweliers- en Uurwerkenbran- che (NJU) en Bond van Detaillisten in de Parfumeriehandel (Bodepa);
Partijen ter andere zijde: AVV, De Unie en CNV Vakmensen.
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten;
Besluit:
Dictum I
Het besluit tot algemeen verbindendverklaring van bepalingen van de collectieve arbeidsovereen- komst voor de Fashion, Sport & Lifestyle1 wordt met inachtneming van dictum II als volgt gewijzigd:
A
De onder dictum I opgenomen bepalingen worden als volgt gewijzigd:
Artikel 1 komt te luiden:
‘Artikel 1 • Werkingssfeer
Deze cao is een raam-cao. Het gedeelte t/m ‘IV Collectieve Regelingen’ en alle bijlagen behalve bijlage 1b gelden voor alle ondernemingen die onder de werkingssfeer van deze cao vallen. De andere artikelen zijn opgenomen in modules en gelden voor bepaalde branches/sectoren. Waar arbeidsvoor- waarden in de module afwijken van het basisgedeelte (t/m IV Collectieve Regelingen) gelden de arbeidsvoorwaarden in de module, niet die in het basisgedeelte. Bij elke module staat vermeld voor welke branche(s)/sector(en) deze van toepassing is.
In bijlage 1b staan de loontabellen die per branche/sector gelden.
Deze cao is van toepassing op de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de medewerker, die in Nederland werkzaam is in de sector Fashion, Sport & Lifestyle. Een onderneming (of een afdeling van die onderneming, w.o hoofdkantoor en centraal magazijn) valt onder de sector Fashion, Sport & Lifestyle als de omzet voor tenminste 50% afkomstig is uit een of meer van de volgende activiteiten:
1. De verkoop (in een winkel of via internet) aan particulieren of eindgebruikers van
a. Mode-artikelen
b. Sportartikelen
c. Schoenen
1 Stcrt. 2017, nr. 10296.
d. Verf, verfbenodigdheden en aanverwante artikelen, in deze cao verder te noemen Detailhandel in Verf en Woninginrichting
e. Tuincentra-artikelen
f. Meubelen en woonaccessoires, met uitzondering van antieke meubelen, kampeermeubelen, schoolmeubelen, kantoormeubelen en betimmeringen
g. Voor woninginrichting bestemde (textiel en niet-textiel)goederen, waaronder vloerbedekking, vaste tapijten, lopers, raambekleding, bespanningsstoffen, behang of andere wandbekleding
h. Keukens
i. Badkamersanitair en aanverwante artikelen
j. Parket- en/of andere soortgelijke vloeren, alsmede linoleum-, kurk-, kunststof- en laminaatvloe- ren. De cao is niet van toepassing op ondernemingen die volgens artikel 5.1 van de Regeling ter uitvoering van de Wet Financiering Sociale Verzekeringen (Regeling Wfsv d.d. 2 december 2005, stcrt. 2005, 242, laatstelijk gewijzigd d.d. 6 februari 2017, stcrt. 2017, 7787) vallen onder sector 5 (houten emballage-industrie, houtwaren- en borstelindustrie) of onder xxxxxx 00 (xxxxxxxxxxxx xx xxxxxxxxx), mits zij lid zijn van de Vereniging van Parketvloerenleveranciers of Parketmeesters.
x. xxxxxxx, goud en zilveren werken, uurwerken, edelstenen en aanverwante artikelen.
l. producten op het gebied van schoonheid, lichaamsverzorging van de mens en aanverwante artikelen.
2. De verkoop van meubelen en voor woninginrichting bestemde textielgoederen (door projectstof- feerders of in een winkel of via internet) aan grootverbruikers of aan personen die het gekochte in een door hen gedreven onderneming gebruiken, tenzij deze goederen in hoofdzaak in eigen onderneming worden vervaardigd, waarbij de verkoop van de voor woninginrichting bestemde textielgoederen gepaard gaat met de plaatsing of verwerking ervan. Onder grootverbruikers wordt verstaan: bedrijven, scholen en instellingen in de breedste zin van het woord.
3. De uitoefening van technische/ambachtelijke en dienstverlenende werkzaamheden, verband houdende met de verkoop van artikelen als onder
a. artikel 1 lid 1 sub f (zoals het plaatsen en monteren),
b. artikel 1 lid 1 sub g (zoals het leggen van vaste tapijten en lopers, het aanbrengen van bespanningsstoffen of verwerken daarvan tot wandbekleding, herstellen van vloerbedekking of wandbekleding),
c. artikel 1 lid 1 sub h (zoals het plaatsen of aansluiten), behalve wanneer de werkzaamheden in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw of in de uitoefening van detailhandel in doe-het-zelf artikelen of in bouwmaterialen gebeuren,
d. artikel 1 lid 1 sub i (zoals het plaatsen of aansluiten), behalve wanneer de werkzaamheden in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw of in de uitoefening van detailhandel in doe-het-zelf artikelen of in bouwmaterialen gebeuren,
e. artikel 1 lid 1 sub j (zoals het leggen van deze vloeren).
4. Het leggen van vloeren (niet gekoppeld aan de verkoop ervan) genoemd onder artikel 1 lid 1 sub j.
5. Het bedrijfsmatig aanbrengen van behangsel, behalve wanneer dit in de uitoefening van het aannemersbedrijf op het gebied van de burgerlijke en utiliteitsbouw of in de uitoefening van het schilders- en afwerkingsbedrijf gebeurt.
6. Het vervaardigen en bewerken van gordijnen in gordijnenateliers, mits deze lid zijn van INretail.
Subwerkingssferen (ten behoeve van bepaling van kracht zijnde module)
De cao-omzet van een onderneming wordt als volgt gedefinieerd: de cao-omzet van een onderneming vallend onder de werkingssfeer uit artikel 1 is de omzet gerealiseerd uit alle activiteiten die meetellen voor de bepaling van de omzet in artikel 1.
De module Wonen is van toepassing op een onderneming die valt onder de werkingssfeer in artikel 1 en waarvan de cumulatieve omzet uit de artikelen 1 lid 1 sub f tot en met j en de leden 2, 3, 4, 5 en 6 groter is dan elk van de andere onderdelen uit de cao-omzet.
De module Schoenen is van toepassing op een onderneming die valt onder de werkingssfeer in artikel 1 en waarvan de omzet uit artikel 1 lid 1 sub c groter is dan elk van de andere onderdelen uit de
cao-omzet en groter dan de cumulatieve omzet uit de artikelen 1 lid 1 sub f tot en met j en de leden 2, 3, 4, 5 en 6.
De module Tuincentra is van toepassing op een onderneming die valt onder de werkingssfeer in artikel 1 en waarvan de omzet uit artikel 1 lid 1 sub e groter is dan elk van de andere onderdelen uit de cao-omzet en groter dan de cumulatieve omzet uit de artikelen 1 lid 1 sub f tot en met j en de leden 2, 3, 4, 5 en 6.
De module Detailhandel in Juweliersartikelen en parfumerie-artikelen is van toepassing op een onderneming die valt onder de werkingssfeer in artikel 1 en waarvan de omzet uit artikel 1 lid 1 sub k resp. sub l groter is dan elk van de andere onderdelen uit de cao-omzet en groter dan de cumulatieve omzet uit de artikelen 1 lid 1 sub f tot en met j en de leden 2, 3, 4, 5 en 6.
Uitsluitingen van de werkingssfeer
Deze cao is niet van toepassing op de overeenkomst met:
• directieleden;
• de medewerker die werkt in een onderneming aangesloten bij de Vereniging van Grootwinkelbe- drijven in Textiel (VGT);
• de medewerker die niet beroepsmatig kortdurend werk doet, waaronder de vakantiewerker;
• de medewerker in een tuincentrum die uitsluitend hovenierswerkzaamheden verricht;
• de medewerker in een tuincentrum die uitsluitend horecawerkzaamheden verricht;
• De medewerker die werkt in een onderneming waar de cao voor de drogisterijbranche van toepassing is;
• de medewerker die in dienst is bij IKEA, Hema hoofdkantoor of een niet franchise Hema-filiaal. Afwijking cao:
De werkgever mag geen arbeidsvoorwaarden overeenkomen die in strijd zijn met bepalingen van de cao, tenzij hiervoor dispensatie is verleend. De werkgever kan om dispensatie van toepassing van (een) bepaling(en) van de cao vragen. Zie hiervoor artikel 17 van deze cao.
De werkgever mag wel arbeidsvoorwaarden aanbieden die voor de medewerker in positieve zin afwijken van de cao. Bij bepaalde artikelen is het mogelijk om in overleg met de ondernemingsraad afwijkende afspraken te maken, die qua niveau minimaal gelijkwaardig zijn aan de afspraken in de cao.’
Artikel 2 komt te luiden:
‘Artikel 2 • Definities
Werkgever: Een (natuurlijke- of rechts-) persoon met een onderneming waarin de activiteiten zoals bedoeld in artikel 1 van deze cao worden uitgeoefend en die op basis van een arbeidsovereenkomst één of meer medewerkers in de onderneming in dienst heeft.
Medewerker: De persoon waarmee de werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan. De cao kent geen onderscheid tussen vrouwen en mannen. In deze cao wordt onder ‘medewerker’ zowel een man als een vrouw verstaan. Waar ‘hij’, ‘zijn’ of ‘hem’ staat, kan ook ‘zij’ of ‘haar’ gelezen worden.
Een medewerker met een fulltime dienstverband is een medewerker waarvan de overeengekomen arbeidsduur 38 uur per week en in Wonen 37 uur bedraagt. Indien op grond van de individuele arbeidsovereenkomst de overeengekomen arbeidsduur minder bedraagt dan de arbeidsduur van de medewerker in volledige dienst, zijn de bepalingen van deze cao naar rato van de individuele arbeidsduur op overeenkomstige wijze van toepassing, tenzij bij de desbetreffende artikelen anders is vermeld.
Afroepmedewerker: Een afroepmedewerker is een medewerker die alleen in perioden van een onvoorzien personeelstekort wordt opgeroepen om tijdelijk en/of voor korte duur bepaalde werkzaam- heden te verrichten.
Vakantiewerker: Een scholier/student die tijdens zijn schoolvakanties/collegevrije perioden maximaal acht weken werkt.
Loon: De tussen werkgever en medewerker overeengekomen financiële vergoeding voor het verrichten van de overeengekomen werkzaamheden. Voor iedere medewerker geldt dat tot het loon wordt gerekend:
• het periode- of basis(uur)loon;
• de vakantietoeslag;
• diplomatoeslag;
• de provisie, die verband houdt met individuele prestaties;
• vaste toeslagen. Hieronder valt ook de toeslag voor het werken op bepaalde uren, als de medewer- ker vast op deze uren werkt.
Garantieloon: Het bedrag dat aan de medewerker op basis van de loonschalen in deze cao ten minste moet worden uitbetaald.
Basis- of contracturen: Het contractueel overeengekomen gemiddelde aantal arbeidsuren per week. Bij een flexibele inzet is dit gemiddelde het ijkpunt voor het bepalen van de bandbreedte. Zie ook artikel
4.2 van deze cao.
Gerealiseerde uren:
• Tot de gerealiseerde uren (zie ook artikel 4.2 van deze cao) worden gerekend:
• alle feitelijk gewerkte uren;
• doorbetaalde ziekte-uren;
• opgenomen en doorbetaalde vakantie-uren;
• opgenomen en doorbetaald bijzonder verlof;
• compensatie van toeslagen in tijd; en
• andere bij de individuele ondernemingen bestaande compensatie in uren.
Mode-artikelen: Mode-artikelen in de ruimste zin van het woord (inclusief huishoudtextiel, bijouterie, mode-accessoires, lederwaren, reisartikelen, stoffen, garens, fournituren en handwerkartikelen), met uitzondering van artikelen die voor de woninginrichting zijn bestemd.
Sportartikelen: Sportartikelen in de ruimste zin van het woord (inclusief kampeer-, watersport- en ruitersportartikelen), met uitzondering van sportprijzen, hengelsport- en wapensportartikelen.
Schoenen: Schoenen in de ruimste zin van het woord.
Tuincentrum: Grootschalig detailhandelscentrum met een breed aanbod aan levende en niet levende huis-, tuin- en diergerelateerde artikelgroepen in het basisassortiment. Daarnaast wordt een nevenas- sortiment gevoerd dat o.a. bestaat uit vrijetijdsartikelen.
Tuincentra-artikelen: Artikelen zoals verkocht in tuincentra.
Vrijetijdsartikelen: artikelen bedoeld voor vrijetijdsbesteding zoals onder meer sport, visserij, kamperen, wandelen etc.
Meubelen: Meubelen in de ruimste zin van het woord met uitzondering van antieke meubelen, kindermeubelen, kampeermeubelen, schoolmeubelen, kantoormeubelen en betimmeringen Keukens: Keukens in de ruimste zin van het woord, al dan niet met inbouwapparatuur,
Parket- en vergelijkbare vloeren: Legbare vloeren in de ruimste zin van het woord zoals parket, linoleum, kurk, kunststof en laminaat.
Feestdagen: Als feestdagen worden beschouwd:
• Nieuwjaarsdag;
• beide Paasdagen,
• Hemelvaartsdag;
• beide Pinksterdagen;
• beide Kerstdagen;
• de dag door de overheid aangewezen waarop Koningsdag wordt gevierd;
• lustrumviering van Bevrijdingsdag (eenmaal per 5 jaar in jaren die een veelvoud zijn van 5). Werkrooster: Een arbeidstijdenregeling, die aangeeft op welke tijdstippen de individuele medewerker zijn werkzaamheden aanvangt, onderbreekt en beëindigt. Zie ook artikel 5 van deze cao.’
Artikel 5.2 komt te luiden:
‘5.2 Arbeidstijd
Normale arbeidstijd: De normale arbeidstijden zijn de tijden waarop de onderneming op grond van de Winkeltijdenwet geopend mag zijn. Voor het werken op bepaalde uren kan er sprake zijn van een toeslag (artikel 7.1 tot en met artikel 7.5 van deze cao).
De normale arbeidstijd voor de medewerker met een fulltime dienstverband is gemiddeld 38 uur per week, berekend over een periode van 12 aaneengesloten maanden. Voor medewerkers in Wonen is een fulltime dienstverband gemiddeld 37 uur per week.’
Artikel 6 komt te luiden:
‘Artikel 6 • Functie-indeling en loon
6.1 Functie-indeling
Deze cao kent een functiewaarderingssysteem (FUWAM). Er zijn 9 functieniveaus, A t/m I, en daarmee corresponderende loonschalen. Elk functieniveau bevat volwaardige functies; elke schaal kan daardoor eindschaal zijn. Medewerkers worden op het juiste functieniveau ingedeeld met behulp van het Handboek Functie-indeling voor Fashion, Sport & Lifestyle of de door de brancheorganisatie online beschikbaar gestelde tools, zoals de website xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx. In bijlage 1c staat een samenvatting van de niveaubladen van dat Handboek. Het Handboek is digitaal beschikbaar. Voor medewerkers die het niet eens zijn met de indeling bestaat een bezwaar- en beroepsprocedure (zie bijlage 1d). Eventuele geschillen over functie-indeling kunnen slechts op basis van het (uitgebreide/ gedetailleerde) Handboek Functie-indeling voor Fashion, Sport & Lifestyle worden beslecht.
Werkgevers die een eigen loongebouw willen toepassen, kunnen hiervoor een verzoek tot dispensatie indienen bij de Sociale Commissie.
6.2 Loon
Vaststelling garantieloon:
Het loon dat aan een medewerker wordt betaald, is gekoppeld aan een functiegroep waarin de functie van de medewerker is ingedeeld. De medewerker ontvangt een loon dat tenminste gelijk is aan het voor zijn leeftijd, dan wel voor zijn functiejaren vastgestelde bedrag volgens de loonschalen (zie ook de bijlage 1b van deze cao). De daarin opgenomen bedragen zijn bruto en worden zowel op basis van een gewerkt uur als per maand met een gemiddelde arbeidstijd van 38 uur per week, en bij Wonen 37 uur per week, vermeld.
Berekening uurloon:
Voor de berekening van het uurloon wordt het loon per maand gedeeld door 164,67 en het loon per week door 38. Bij Wonen wordt voor de berekening van het uurloon het loon per maand gedeeld door 160,33 en het loon per week door 37.
Loonaanpassing:
Per 1 juli 2016 worden de lonen van de medewerkers die het nieuwe maximum van hun schaal nog niet hebben bereikt, verhoogd met 0,83%. (Zie systematiek loongebouw, bijlage 1a.) De schaallonen worden per deze datum met dit percentage verhoogd. Tijdens de looptijd van de cao worden op
1 januari 2017, 1 juli 2017 en 1 januari 2018 de schaallonen en de lonen van de medewerkers die het nieuwe maximum van hun schaal nog niet hebben bereikt, verhoogd met het percentage waarmee het Wettelijk Minimumloon wordt verhoogd. Als het door de overheid vastgestelde percentage op een van de genoemde data lager is dan 0,4%, dan worden de genoemde lonen en de loonschalen met 0,4% verhoogd.
Om differentiatie terug te brengen in het loongebouw Mode en Verf en Woninginrichting vervalt loonschaal A en wordt loonschaal B de nieuwe schaal voor functies in A en B.
Ook bij Sport en Schoenen wordt differentiatie hersteld in het loongebouw. De verschillen zoals die bestonden bij invoering van het nieuwe loongebouw op 1 januari 2012 worden teruggebracht in het loongebouw. Dat betekent dat de loonschalen B t/m I zoals die op 1 januari 2012 waren, per 1 juli 2016 worden verhoogd met het percentage dat die verschillen terugbrengt. Op het moment dat een medewerker op of na 1 juli 2016 een ervaringsjaar bereikt, wordt hij ingeschaald op de trede in de schaal met het naasthogere bedrag. Schaal A blijft de schaal die geldt op 1 juli 2016.
De loontabellen staan in bijlage 1b. Als niet anders is vermeld, geldt de loontabel voor Mode.
In bijlage 1a staan de invoeringsafspraken en de systematiek voor het geven van loonsverhogingen vermeld. De werkgever bepaalt of beoordelingsafhankelijk belonen wordt toegepast. Als er een ondernemingsraad aanwezig is, dan dient de werkgever hiermee te overleggen. Als wordt besloten om beoordelingsafhankelijk te belonen, dan geldt het beoordelingssysteem voor alle medewerkers vanaf 22 jaar. Het systeem dient minimaal aan vastgestelde criteria te voldoen (zie bijlage 1d). Voor de branche worden voorbeelden van eenvoudige tot meer complexe beoordelingssystemen aangeboden. Beoordelingsafhankelijk belonen is mogelijk nadat een beoordelingscyclus van een jaar heeft plaatsgevonden.
Loon naar leeftijd:
Verhoging van het loon in verband met leeftijd gaat in op de eerste dag van de betalingsperiode waarin de medewerker jarig is. Dit geldt voor medewerkers die vóór hun 22e in dienst komen. Dit blijft ook de datum waarop na hun 22e een ervaringsjaar wordt toegekend.
Ervaringsjaar:
Voor medewerkers die 22 jaar of ouder zijn bij indiensttreding: Verhoging van het loon in verband met het bereiken van een ervaringsjaar gaat in op de eerste dag van de betalingsperiode waarin de medewerker een jaar ervaring in de functie heeft.
Als binnen een bedrijf het systeem van beoordelingsafhankelijk belonen wordt toegepast, wordt het ervaringsjaar vervangen door de beoordelingsverhoging. Een bedrijf kan ervoor kiezen de beoorde- lingsverhoging op een vast moment in het jaar toe te kennen – dit vaste moment geldt dan voor alle medewerkers –, wat betekent dat de verhogingsdatum niet overeen hoeft te komen met het bereiken van het ervaringsjaar door de medewerker. In dat geval dient iedere medewerker met ten minste
6 maanden ervaring in een functie in aanmerking te komen voor de beoordelingsverhoging.
Ervaringsloon 21-jarigen:
Medewerkers die op het moment dat zij de leeftijd van 21 jaar bereiken ten minste twee jaar ervaring in hun functie bij het bedrijf hebben, ontvangen het schaalloon van een 22-jarige.
De bepaling over ervaringsloon van 21-jarigen geldt niet voor medewerkers werkzaam in de woonde- tailhandel.
Plaatsing in andere functie:
Indien de medewerker wordt geplaatst in een andere functie, wordt hij per datum van aanstelling in die functie ingedeeld in de functiegroep die behoort bij die functie. Vanaf die dag ontvangt hij het daarbij behorende loon, tenzij een functionele proeftijd is afgesproken. Bij plaatsing in een hogere functiegroep heeft de medewerker recht op tenminste hetzelfde loon.
Loon over feestdag:
De medewerker heeft op een feestdag (voor definitie zie art. 2 van deze cao) recht op doorbetaling van het loon als hij normaal gesproken op die dag arbeid verricht. Bij een onregelmatig arbeidspatroon kan dit worden vastgesteld als de medewerker van de afgelopen 13 weken in tenminste 8 weken op de bewuste dag arbeid heeft verricht. Bij de bepaling hiervan tellen alle gerealiseerde uren (zie artikel 2) mee als gewerkte dagen. Is aan het criterium 8 uit 13 voldaan, dan wordt het loon doorbetaald op
basis van het gemiddeld op die dagen gewerkt aantal uren. Als de medewerker op de feestdag arbeid verricht, dan geldt bovendien de toeslagregeling van artikel 7.4.’
Artikel 8 komt te luiden:
‘Artikel 8 • Vakantie
8.1 Algemeen
Vakantiejaar:
Het vakantiejaar valt samen met het kalenderjaar, tenzij met de ondernemingsraad andere afspraken zijn gemaakt. Over deze periode bouwt de medewerker vakantierechten op.
Vakantie-uren met behoud van loon:
De medewerker heeft per vakantiejaar recht op vakantie met behoud van loon gedurende 182,4 uur per jaar (gebaseerd op een werkweek van gemiddeld 38 uur ofwel een werkdag van gemiddeld 7,6 uur). Bij Wonen is dit 185 uur (gebaseerd op een werkweek van gemiddeld 37 uur ofwel een werkdag van gemiddeld 7,4 uur).
De vakantierechten worden geacht evenredig over het jaar te worden opgebouwd.
De medewerker die slechts een deel van het vakantiejaar in dienst van de werkgever is, heeft recht op een evenredig deel van de in dit artikel genoemde vakantie.
Opbouw vakantie-uren:
Voor de opbouw van de vakantie-uren wordt in beginsel uitgegaan van het aantal overeengekomen contracturen (ofwel de basisuren). Als de medewerker op basis van een vakantiejaar meer werkt dan zijn basisuren, dan worden over het meerdere ook vakantie-uren opgebouwd, tenzij de plusuren conform artikel 4 in tijd worden opgenomen.
Bepaling op te nemen vakantie-uren:
Bij de bepaling van het aantal op te nemen uren bij (een) vakantie(dag), wordt in beginsel uitgegaan van het aantal uren dat de medewerker volgens zijn rooster zou werken.
Is geen rooster vastgesteld, dan is het aantal op te nemen vakantie-uren in de betreffende week gelijk aan het aantal uren per week dat de medewerker gemiddeld in de laatste 13 weken, voorafgaand aan de vakantie, heeft gewerkt. Wanneer die referteperiode niet representatief is, wordt uitgegaan van de laatste 52 weken voorafgaande aan de dag van de vakantie.
De medewerker heeft per kalenderjaar recht op twee weken aaneengesloten vakantie.
Vakantie tijdens ziekte:
Als de medewerker toestemming heeft gekregen om tijdens de ziekteperiode op vakantie te gaan (zie ook het verzuimreglement in bijlage 2 van deze cao), dan worden deze dagen afgeboekt van het vakantietegoed.
Verjaring wettelijke vakantiedagen:
Wettelijke vakantiedagen verjaren 6 maanden na het kalenderjaar waarin ze zijn verworven, maar de werkgever mag in overleg met de ondernemingsraad afwijken van deze verjaringstermijn en dan de oude verjaringstermijn van 5 jaar hanteren. De dan afgesproken regeling geldt in dat geval voor alle medewerkers.
Collectieve vakantiedagen:
De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad voor de onderneming ten hoogste 2 dagen per jaar als verplichte collectieve vakantiedagen aanwijzen. Afwijkingen per vestiging en locatie zijn hierbij mogelijk.
Afwijking in overleg met de ondernemingsraad:
Verdere uitvoeringsregels kunnen door de werkgever in overleg met de ondernemingsraad worden vastgesteld.
8.2 Extra vakantie-uren
Vanwege leeftijd:
De medewerker met een leeftijd van:
• 50 tot 55 jaar heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 1/5 van het aantal basisuren per week
• 55 tot 60 jaar heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 2/5 van het aantal basisuren per week
• 60 jaar of ouder heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 3/5 van het aantal basisuren per week, tenzij er sprake is van aanpassing arbeidsduur conform artikel 15. In dat geval vervallen deze extra vakantie-uren.
De medewerker bouwt de extra vakantie-uren op per vakantiejaar.
Vanwege lengte dienstverband:
De medewerker met een dienstverband van:
• 25 tot 40 jaar heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 2/5 van het aantal basisuren per week;
• 40 jaar of meer heeft recht op extra vakantie-uren gelijk aan 4/5 van het aantal basisuren per week. De medewerker bouwt de extra vakantie-uren op per vakantiejaar.
Samenloop extra vakantie-uren:
Als de extra vakantie-urenregeling wegens leeftijd samenloopt met de extra vakantie-urenregeling wegens de duur van het dienstverband, dan geldt alleen de regeling die voor de medewerker het gunstigst is.
Behoud van loon:
Over de extra vakantie-uren behoudt de medewerker het recht op zijn normale loon.
8.3 Vakantietoeslag
Het vakantietoeslagjaar loopt van 1 juni tot en met 31 mei. De werkgever kan in overleg met de ondernemingsraad een ander vakantietoeslagjaar overeenkomen.
De medewerker die het gehele vakantietoeslagjaar in dienst is geweest, ontvangt uiterlijk in de maand juni een bedrag aan vakantietoeslag van 8% over het in het vakantietoeslagjaar feitelijk genoten loon, mits voldaan is aan de bandbreedte die in artikel 16 WML is bepaald.’
De artikelen 10 tot en met 14 worden vernummerd tot 15 tot en met 19.
Na artikel 9 worden de nieuwe artikelen 10 tot en met 14 ingevoegd die komen te luiden:
‘Artikel 10 • Avondmaaltijden
Wie heeft recht op een maaltijdverstrekking of -vergoeding?
De medewerker die zijn werk begint vóór 13.30 uur, op die dag doorwerkt tot 20.00 uur en niet thuis eet, heeft recht op verstrekking of vergoeding van een avondmaaltijd.
Maaltijdverstrekking
Van maaltijdverstrekking is sprake wanneer de medewerker een maaltijd in natura van de werkgever ontvangt of bij een door de werkgever aangewezen eetgelegenheid of eetgelegenheden op kosten van de werkgever een maaltijd kan nuttigen, zonder dat hij het bedrag van de maaltijd moet voorschieten of achteraf moet betalen.
Maaltijdvergoeding
Indien de werkgever geen maaltijd verstrekt, heeft de medewerker recht op een vergoeding. Deze vergoeding is ten minste € 4,23. Overlegt de medewerker een kassabon met een hoger bedrag, dan ontvangt hij het bonbedrag tot een maximum van € 8,70.
Artikel 11 • Arbeidsongeschiktheid Verzuimreglement
Bij ziekte of ongeval waardoor de medewerker de arbeid niet kan verrichten wordt het in de onderne- ming vastgestelde verzuimreglement nageleefd. Ontbreekt een dergelijk reglement, dan is het standaard verzuimreglement Fashion, Sport & Lifestyle (bijlage 2 van deze cao) van toepassing. Met de ondernemingsraad kunnen wijzigingen in dit reglement worden overeengekomen.
Doorbetaling van loon
De medewerker heeft bij arbeidsongeschiktheid gedurende de eerste 26 weken recht op loondoorbeta- ling van 100% van het brutoloon. In de daarop volgende periode van 26 weken (week 27 t/m 52) wordt 90% van het brutoloon, maar ten minste het wettelijk minimumloon, doorbetaald. In de periode van 26 weken daarna (week 53 t/m 78) wordt 80% van het brutoloon doorbetaald. In de periode van 26 weken daarna (week 79 t/m 104) geldt de wettelijke loondoorbetalingsverplichting van 70% van het bruto- loon.
Wachtdagen
Per ziektegeval kan 1 wachtdag worden ingehouden. Perioden van ziekte worden samengeteld indien zij elkaar met een onderbreking van minder dan vier weken opvolgen.
Over een wachtdag hoeft de werkgever geen loon te betalen. Het is de werkgever toegestaan om de wachtdag te verrekenen met vakantie-uren, die aan de medewerker bovenwettelijk zijn toegekend, met
het loon of met compensatiedagen/-uren, tenzij anders met het medezeggenschapsorgaan is overeengekomen. Er kunnen per jaar maximaal vier wachtdagen met vakantie-uren worden verrekend of worden ingehouden op het loon.
Indien de Arboarts/Bedrijfsarts (zijnde een arts van de Arbodienst van de onderneming) een chroni- sche ziekte bij werknemer heeft vastgesteld, zal de werkgever uiterst terughoudend zijn bij het inhouden van wachtdagen.
Bepaling loondoorbetaling bij ziekte en wachtdag
Bij de bepaling van het aantal doorbetaalde ziekte-uren per dag en het aantal uren voor de wachtdag wordt uitgegaan van het aantal uren dat de medewerker volgens zijn rooster zou hebben gewerkt.
Indien de medewerker niet werkzaam is in een winkel en de werktijden kunnen vooraf niet worden vastgesteld, veroorzaakt door externe omstandigheden (bijv. bij chauffeurs), dan kan in plaats van de ingeroosterde uren het aantal contracturen per week worden gehanteerd.
Als geen rooster is vastgesteld, dan wordt uitgegaan van het aantal uren dat de medewerker gemiddeld in de laatste 13 weken voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid, per dag heeft gewerkt. Als die referteperiode naar de mening van de werkgever niet representatief is, wordt uitgegaan van de laatste 52 weken voorafgaande aan de dag van ziekte.
Opvolgende ziektegevallen
Ziektegevallen die elkaar binnen een periode van 4 weken opvolgen worden als één ziektegeval gerekend, ongeacht de oorzaak van de ziekte.
Verrekening
Op de loonbetalingen worden in mindering gebracht de eventuele uitkeringen krachtens sociale verzekeringswetten, die via de werkgever betaalbaar zullen worden gesteld.
Einde loondoorbetaling
De loondoorbetalingen genoemd in dit artikel eindigen bij het einde van de arbeidsovereenkomst van de betrokken medewerker.
Overdracht van rechten
Als de werkgever verplicht is om het loon tijdens de arbeidsongeschiktheid door te betalen, dan dient de medewerker zijn rechten jegens derden (inclusief die van de UWV) wegens loonderving door arbeidsongeschiktheid aan de werkgever over te dragen.
Kostenvergoeding en arbeidsongeschiktheid
Als de arbeidsongeschiktheid aaneengesloten langer duurt dan één maand, dan hoeft de werkgever na die maand kostenvergoedingen die direct verband houden met het werk niet uit te betalen.
Artikel 12 • Arbeidsomstandigheden Veiligheid
BOL-leerlingen, medewerkers jonger dan 20 jaar en medewerkers vallend in functiegroep A mogen niet alleen in het winkelpand werken, met uitzondering van pauzes.
Artikel 13 • Overlijden Uitkering bij overlijden
Als de medewerker overlijdt, dan ontvangen de nagelaten betrekkingen een overlijdensuitkering. Onder nagelaten betrekkingen wordt verstaan:
• de langstlevende partner, tenzij die duurzaam van de overledene gescheiden leefde, of bij afwezigheid daarvan;
• de minderjarige, wettige of erkende natuurlijke kinderen en/of de meerderjarige, wettige of erkende natuurlijke kinderen tussen de 18 en 21 jaar, waarvoor volgens de wet een onderhouds- plicht bestaat, of bij afwezigheid daarvan;
• degene voor wie de overledene grotendeels in de kosten van het onderhoud voorzag en met wie hij of zij in gezinsverband leefde.
De hoogte van de uitkering
De hoogte van de uitkering is gelijk aan het loon over de volledige maand waarin het overlijden van de medewerker heeft plaatsgevonden, plus het loon over de twee daaropvolgende maanden.
Artikel 14 • Vakbondsfaciliteiten
Fiscale verrekening vakbondscontributie
Binnen de geldende wet- en regelgeving werkt de werkgever op verzoek van de medewerker mee aan
fiscale verrekening van de door de medewerker betaalde vakbondscontributie. Artikel 15 komt te luiden:
‘Artikel 15 • Levensfasebewust personeelsbeleid en duurzame inzetbaarheid
Scholing:
Medewerkers die ten minste 1 jaar in dienst zijn, worden op hun verzoek in de gelegenheid gesteld zich te scholen tot op het niveau dat past bij het functieniveau. Werkgevers kunnen deze scholing op hun eigen wijze faciliteren. Hierbij past het aanbieden van interne trainingen of het ondersteunen van deelname aan het MBO-onderwijs of een mix van deze twee mogelijkheden.
Recht op aanpassing arbeidsduur:
Werkgevers passen op verzoek van werknemers met een leeftijd van 60 jaar en ouder de arbeidsduur aan. Heeft de werknemer een fulltime dienstverband, en heeft men de wens 7,6 uur minder te gaan werken, dan compenseert de werkgever als volgt het verlies aan inkomsten:
• De werknemer werkt 80% van de initiële contracturen;
• De werkgever betaalt 85% van het fulltime salaris; alle andere bepalingen van de cao gelden naar rato, dus voor het 80% dienstverband.
De werkgever houdt op het salaris 100% werknemerspremie in en draagt 100% werknemers- en werkgeverspremie aan het Bedrijfspensioenfonds af.
De werknemer levert de extra vakantiedagen vanwege leeftijd en lengte van het dienstverband in om voor deze regeling in aanmerking te komen.
Recht op 1 roostervrije zaterdag per maand:
Werknemers van 55 jaar en ouder komen op hun verzoek in aanmerking voor 1 roostervrije zaterdag per maand. In overleg tussen werknemer en werkgever worden de roostervrije zaterdagen, rekening houdend met de overige werknemers en de bezettingen, gepland. Het recht op 1 roostervrije zaterdag per maand geldt niet voor medewerkers werkzaam in de woondetailhandel.
Recht op preventief spreekuur bedrijfsarts:
Medewerkers met een leeftijd van 46 jaar en ouder hebben het recht jaarlijks één maal gebruik te maken van het preventief spreekuur van de bedrijfsarts.
Recht op aanpassing ploegendienst/nachtritten:
Werknemers met een leeftijd van 55 jaar en ouder en met aantoonbare gezondheidsklachten, welke door de bedrijfsarts worden vastgesteld, hebben het recht te verzoeken om niet langer in de ploegen- dienst werkzaam te zijn of nachtritten te rijden. Individueel en/of in overleg met de ondernemingsraad, die zich kan laten adviseren door de sociale partners, maakt werkgever afspraken over de voorwaar- den.
Loopbaanscan:
De medewerker zal eens per twee jaar in de gelegenheid worden gesteld een kosteloze loopbaanscan te maken. Deze zal worden geïntegreerd in xxxxxxxxxxxxxx.xx.
Financiële planning:
Medewerkers krijgen het recht om één keer per 5 jaar inzichtelijk te laten maken hoe zij er financieel voor staan, zodat ze de combinatie werk en privé beter kunnen invullen.
Ontwikkeling:
Om duurzame inzetbaarheid na te streven heeft de werkgever/leidinggevende één keer per jaar een gesprek met de medewerker over diens functioneren, ontwikkeling en de behoefte aan bij- of omscholing.
In dit gesprek worden concrete afspraken gemaakt, die schriftelijk vastgelegd worden, tussen werkgever/leidinggevende en medewerker hoe deze zich verder bekwaamt in het vak en/of voor de arbeidsmarkt.
Hierbij kan gebruik gemaakt worden van het stuk Criteria voor de beoordeling van beoordelingssyste- men uit bijlage 1.d van de cao.’
De modules geldend voor Modedetailhandel, geldend voor Sportdetailhandel en geldend voor Detailhandel in Verf en Woninginrichting zijn vervallen.
In de module geldend voor Schoendetailhandel zijn de artikelen 2 tot en met 6 vervallen.
In de module geldend voor Tuincentra zijn de artikelen 1 tot en met 5 vervallen en worden de artikelen 6 tot en met 15 vernummerd tot 1 tot en met 10.
Na de module geldend voor Tuincentra worden de nieuwe modules geldend voor Woondetailhandel en geldend voor Detailhandel in Juweliersartikelen en Parfumerie-artikelen ingevoegd die komen te luiden:
‘MODULE GELDEND VOOR WOONDETAILHANDEL
Artikel 1 • Loonontwikkeling en loontabel
Vanaf 1 april 2017 is een nieuw loongebouw, met een nieuwe systematiek, van toepassing, zie bijlage 1b.
Tot 1 juli 2018 is de loonontwikkeling separaat van cao Fashion, Sport & Lifestyle.
Per 1 april 2017 worden de lonen verhoogd met 2,75%. Medewerkers worden met hun verhoogde salaris ingeschaald in het nieuwe loongebouw. Dat betekent dat het loon bijna altijd tussen twee treden in zal komen. Bij het bereiken van een ervaringsjaar wordt de stap gemaakt naar de naastho- gere trede, als de medewerker recht heeft op een tredeverhoging.
Collectief gegeven loonsverhogingen in 2015 en 2016 kunnen in mindering worden gebracht op de loonsverhoging van 2,75%.
Per 1 januari 2018 worden de lonen verhoogd met 1%.
Beide genoemde loonsverhogingen zijn van toepassing op het gedeelte van het loon tot en met het maximum van de schaal waarin de functie van de medewerker is ingedeeld. Als de medewerker bijvoorbeeld € 2.000 per maand verdient en het maximum van de schaal waarin zijn functie is ingedeeld is € 1.600, dan ontvangt hij de loonsverhoging over € 1.600.
Artikel 2 • Zondagstoeslag
De zondagstoeslag is per 1 januari 2017 50%. De medewerker die in 2016 op zondag werkte, bereid blijft dit te doen en voor het werken op zondag in 2016 een toeslag van 100% ontving, wordt gedu- rende een bepaalde periode gecompenseerd voor de verlaging van 100 naar 50%. De compensatie is in de vorm van een toeslag op het loon, tenzij de werkgever en de medewerker overeenkomen de compensatie in vrije tijd uit te keren, bijvoorbeeld omdat het gebruikelijk was de toeslag op zondag te compenseren in tijd.
C De toeslag per maand wordt berekend door de helft van het bedrag dat bruto aan zondagstoeslag is verdiend in het jaar 2016 te delen door 12. Als wordt gecompenseerd in vrije tijd, bedraagt de compensatie op jaarbasis de helft van het aantal gewerkte uren op zondag in 2016 en op maandba- sis wordt dit aantal uren gedeeld door 12.
C De duur van de compensatie is even lang als de lengte van het dienstverband in hele jaren, met dien verstande dat de minimumduur 1 jaar bedraagt en de maximumduur 7 jaar.
C Het compensatiebedrag wordt geïndexeerd met de loonstijgingen in deze cao.
C Voor bedrijven die 4 jaar of minder open zijn op zondag is de duur van de compensatie maximaal even lang als het aantal hele jaren dat het bedrijf op zondag open is geweest. Bij bedrijven met meer vestigingen geldt dat deze uitzondering voor het hele bedrijf geldt: als één vestiging langer dan 4 jaar open is op zondag, geldt deze uitzondering niet.
C De afspraak over compensatie voor het verlagen van de zondagstoeslag geldt niet voor afroepme- dewerkers.
C In geval van langdurige ziekte of zwangerschap geldt de referteperiode 1 januari 2015 t/m
31 december 2016. Voor de berekening van het bedrag dat bruto aan zondagstoeslag is verdiend wordt dan uitgegaan van het gemiddeld in deze twee jaren bruto op zondag verdiende bedrag.
C Medewerkers die in 2016 meer dan 12 zondagen hebben gewerkt, ontvangen na afloop van de compensatieperiode een extra loonsverhoging van 0,75% over het loon tot en met het maximum van de schaal waarin de functie van de medewerker is ingedeeld. De verhoging geldt niet voor medewerkers in dienst van bedrijven die vóór 1 januari 2013 niet open zijn geweest op zondag.
Voor de berekening van de duur van de compensatie is onderstaand schema van toepassing.
Aantal jaren op zondag open | |||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 en meer | |
Jaren in dienst | |||||
1 | 1 | 1 | 1 | 1 | 1 |
2 | 1 | 2 | 2 | 2 | 2 |
3 | 1 | 2 | 3 | 3 | 3 |
4 | 1 | 2 | 3 | 4 | 4 |
5 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
Aantal jaren op zondag open | |||||
1 | 2 | 3 | 4 | 5 en meer | |
Jaren in dienst | |||||
6 | 1 | 2 | 3 | 4 | 6 |
7 en meer | 1 | 2 | 3 | 4 | 7 |
Artikel 3 • Werktijd
De normale werkdag is maximaal 9 uur.
Bij een fulltime dienstverband is de arbeidsduur per week gemiddeld 37 uur, gemeten over een periode van zes maanden. Deze periode begint op de eerste dag van een kalendermaand en is voor alle medewerkers gelijk. De werkgever stelt de periode na overleg met de medewerkers vast.
Van de gemiddelde arbeidsduur per week mag maximaal 8 uur naar boven en 5 uur naar beneden worden afgeweken. Als voor fulltimers de week hierdoor 32 uur wordt, heeft deze er recht op dat het werk in vier dagen gebeurt. Werkweken met een afwijkende arbeidsduur of wijzigingen hierin moeten minstens vier weken van tevoren worden aangekondigd. De werkgever mag, als het bedrijfsbelang dat nodig maakt, een al vastgesteld rooster wijzigen, nadat hij hierover met de medewerker heeft overlegd.
De limitering in boven- en ondergrens van 8 respectievelijk 5 uur geldt niet voor medewerkers in de loonschalen 7, 8 en 9 die ten minste 15% meer verdienen dan hun schaalmaximum als dit is vastge- legd in hun arbeidsovereenkomst.
Een medewerker kan niet verplicht worden om meer dan drie avonden per week, en over een periode van zes maanden gemiddeld meer dan twee avonden per week, te werken. Met schriftelijke instem- ming van het medezeggenschapsorgaan mag de werkgever voor niet-winkelpersoneel van de genoemde maxima afwijken, waarbij de geldende compensatie in geld of tijd minimaal gelijk blijft.
Een medewerker mag geen gebroken dienst draaien. Hiervan is sprake als in de werktijd een onder- breking zit van langer dan een uur, de lunch, koffiepauze en diner niet meegerekend.
Artikel 4 • Overwerk
Voor de fulltimer is sprake van overwerk als de medewerker, na overleg tussen de werkgever en de medewerker, opdracht heeft gekregen arbeid te verrichten:
• op meer dan 9 uur per dag;
• op meer dan 5 dagen in de week.
Voor parttimers is er pas sprake van overwerk wanneer zij meer dan 37 uur gemiddeld per week werken.
Het maximale aantal overuren per jaar is 200.
Medewerkers met een min-max-contract mogen per week nooit meer dan 8 uur boven het maximum aantal uren werken, behalve bij ziekte of aaneengesloten vakantie van collega’s.
Medewerkers van 55 jaar en ouder dienen te worden ontzien voor overwerk en kunnen hier niet toe worden verplicht.
Overwerk wordt gecompenseerd in geld of vrije tijd, behalve voor medewerkers in de loonschalen 7, 8 en 9 die meer verdienen dan het schaalmaximum en waarvan in hun arbeidsovereenkomst is vastgelegd dat zij dit recht missen en bij de samenstelling van hun loon hier rekening mee is gehouden.
Overwerk kan binnen 6 maanden in een gelijk aantal uren worden gecompenseerd. Als dat niet gebeurt, dan is de overwerktoeslag van toepassing.
De overwerktoeslag bedraagt 33,33%. Over overwerk en overwerktoeslag wordt geen vakantietoeslag betaald.2 Over overuren worden geen vakantierechten opgebouwd.
Over de eerste drie overuren per week ontvangen chauffeurs en bijrijders geen toeslag.
Artikel 5 • Vakantiedagen
Een fulltimer krijgt per vakantiejaar 25 vakantiedagen. Dat is 185 uur, gebaseerd op een werkweek van 37 uur, ofwel een werkdag van gemiddeld 7,4 uur.
De aaneengesloten vakantie bestaat als regel uit 15 werkdagen. Werkgever en werknemers kunnen afspreken deze periode te bekorten, maar nooit tot minder dan 10 werkdagen. Heeft een werknemer te weinig uren opgebouwd om de aaneengesloten vakantie te kunnen opnemen, dan geldt de ontbre- kende tijd als onbetaald verlof.
De werkgever kan in overleg met zijn medewerkers of het medezeggenschapsorgaan maximaal drie weken collectief verlof vaststellen. Werkgevers in vloerenlegbedrijven mogen hun medewerkers
2 Onverminderd het bepaalde in artikel 16, tweede lid, Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag.
verplichten om tussen Xxxxxxxx en Nieuwjaar vrij te nemen, als er dan door de sluiting van bouwbe- drijven niet gewerkt kan worden.
Een BBL-leerling die op 1 mei 18 of 19 jaar oud is en binnen werktijd regelmatig vakonderwijs volgt, krijgt per vakantiejaar 37 extra vakantie-uren, als het vakonderwijs direct betrekking heeft op zijn functie.
Vanaf het jaar waarin een fulltime medewerker 50 jaar wordt, heeft hij recht op 26 vakantiedagen per jaar.
In het jaar waarin de fulltime medewerker 55 jaar wordt, heeft hij recht op 27 vakantiedagen per jaar. In het jaar waarin de fulltime medewerker 56 jaar wordt, heeft hij recht op 29 vakantiedagen.
Parttimers ontvangen de extra vrije uren naar rato van het dienstverband.
Artikel 6 • Bijzonder verlof
In een aantal bijzondere omstandigheden wordt loon doorbetaald.
Het bijzonder verlof wordt alleen toegekend op de dag waarop de gebeurtenis plaatsvindt, tenzij anders vermeld. Gehuwden, duurzaam samenwonenden en geregistreerde partners worden op gelijke manier behandeld.
Huwelijk:
• bij het in ondertrouw gaan van de werknemer: 1 dag.
• als de werknemer 25 of 40 jaar getrouwd is: 1 dag.
• als de ouders, xxxxxx-, pleeg- of stiefouders van de werknemer 25, 40, 50 of 60 jaar getrouwd zijn: 1 dag.
• voor het bijwonen van het huwelijk van een ouder, schoonouder, kind, xxxxxxxxx, pleegkind, broer, zus, zwager of schoonzus van de werknemer: 1 dag.
• bij het huwelijk van de werknemer: 2 dagen. Overlijden:
• voor her bijwonen van de uitvaart van een broer, zus, zwager, xxxxxxxxx, grootouder of kleinkind: 1 dag
• bij overlijden van een uitwonende ouder, stiefouder, schoonouder, kind, aangehuwd kind of
• xxxxxxxxx één dag en voor het bijwonen van de uitvaart nog één dag: 2 dagen.
• bij overlijden van de partner, een kind, een ouder of schoonouder waarmee de werknemer samenwoont: van het moment van overlijden tot en met de dag van de uitvaart.
Bijzondere gevallen:
• als de werknemer 25 of 40 jaar bij dezelfde werkgever in dienst is: 1 dag.
• als de werknemer gaat verhuizen: éénmaal per jaar 1 dag.
• als de overheid geen vergoeding geeft om naar het stembureau te gaan of burgerlijke verplichtin- gen te vervullen: de benodigde tijd.
• als de overheid geen vergoeding geeft voor het vervullen van militaire verplichtingen: een redelijke tijd.
• maximaal 1 jaar voor de pensioendatum kan de werknemer de pensioneringscursus bijwonen: maximaal één week.
• moet een werknemer een bezoek aan huis- of tandarts brengen, dan gebeurt dit zoveel mogelijk buiten werktijd.
Rouwverlof:
De werkgever kan in overleg met de medewerker, en zo nodig in overleg met de arbodienst, vrijaf geven met behoud van loon om het verlies van partner, ouder, schoon-, pleeg-, stiefouder, kind, stief-, pleegkind, broer, zus, zwager of schoonzus te verwerken. De wijze waarop van het verlof gebruik gemaakt wordt en de duur ervan worden in onderling overleg tussen werkgever en medewerker besproken.
Artikel 7 • Toeslagen
Voor de functiefamilie Logistiek zijn de toeslagen voor het werken op bijzonder uren als volgt:
• maandag t/m vrijdag van 21,00 tot 6.00 uur: 50%
• zaterdag van 0.00 tot 6.00 uur: 50%
• zaterdag van 18.00 tot 24.00 uur: 100%
• zondag: 50%
• feestdagen: 100%
Artikel 8 • Scholing
Een werknemer van 20 jaar en ouder kan verplicht worden tot scholing, maar heeft ook recht op scholing.
Scholingsplicht: de werkgever kan de werknemer verplichten tot scholing. Dit gebeurt in werktijd. De kosten zijn voor rekening van de werkgever. Bij avondcursussen worden de uren 100% uitbetaald.
Deze uren gelden niet als overwerk en kunnen ook in vrije tijd worden gecompenseerd.
Scholingsrecht: als een werknemer een cursus wil volgen ter verbetering van zijn functioneren in zijn functie of beroep, dan heeft een werknemer recht op een vergoeding van tijd en geld. De helft van de benodigde tijd wordt vergoed, met een maximum van 20 uur per jaar. De kosten van de cursus (inclusief reiskosten) worden voor 50% vergoed, met een maximum van één bruto maandsalaris.
Medewerkers die een erkend vakdiploma in parketleggen of woning stofferen halen in het Beroepsbe- geleidende Leerweg (BBL) traject, kunnen een aanvraag voor een diplomabonus indienen bij Stichting Sociaal Fonds Fashion, Sport & Lifestyle, Arnhemse Xxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxx. Bij opleidingsni- veau 1 is het bedrag € 225 en bij opleidingsniveaus 2 en 3 € 450.
Artikel 9 • Veilig vervoer
Voor voertuigen waar personeel in verband met werk gebruik van maakt, dient de werkgever een inzittendenverzekering voor alle inzittenden af te sluiten. Dat geldt alleen voor ander dan het normale woon-werkverkeer, maar zowel voor eigen voertuigen als die van de werknemers. Die verzekering geeft tenminste de volgende dekkingen per inzittende:
• bij overlijden € 13.613,–
• bij blijvende invaliditeit € 22.689,–
De kosten van deze verzekering zijn voor rekening van de werkgever.
De werknemer is niet verplicht gebruik te maken van een aan hem ter beschikking gesteld voertuig waarvoor geen inzittendenverzekering of een WA-verzekering is afgesloten.
Artikel 10 • Tijdelijk ander werk
Een werkgever kan een werknemer verplichten om ander werk binnen de onderneming (binnen hetzelfde filiaal of een ander filiaal) te doen, indien daar een gegronde reden voor is. Het ander werk is dan altijd tijdelijk en zolang de reden duurt. Tijdelijk duurt maximaal 3 maanden, daarna is verlenging mogelijk in overleg tussen werkgever en werknemer. Tijdelijk ander werk heeft nooit een achteruit- gang in loon tot gevolg. Gaat het om een hoger ingeschaalde functie voor langer dan één maand, dan krijgt de werknemer bij volledige vervanging en verantwoordelijkheden van die functie het schaalloon betaald dat bij die functie hoort, voor zover dit hoger is dan zijn normale loon.
Een werknemer kan alleen worden verplicht in een andere onderneming van zijn werkgever te werken, wanneer die onderneming commercieel samenhangt met de onderneming waarin de werknemer werkzaam is.
Artikel 11 • Vergoedingen, verstrekkingen en jubileumuitkering
Kleding: als een werknemer beschermende kleding en schoeisel nodig heeft, wordt dat door de werkgever gratis ter beschikking gesteld.
Gereedschap: elektrische apparatuur/ gereedschap wordt door de werkgever ter beschikking gesteld. Al het overige gereedschap wordt ook door de werkgever in bruikleen gegeven. Verstrekt de werkge- ver dat niet, dan ontvangt de werknemer voor dit overige gereedschap een vergoeding van € 2,60 per week voor de aanschaf en het onderhoud. Dit bedrag wordt jaarlijks, per 1 januari, geïndexeerd met het inflatiecijfer (consumentenprijzen) van twee jaar daarvoor. De eerstvolgende aanpassing vindt plaats per 1 januari 2018 aan de hand van de cijfers over 2016.
Bij buitendienstmedewerkers gelden 30 minuten (enkele reis) als eigen tijd bij het reizen van de eigen woning rechtstreeks naar de plaats waar gewerkt wordt. Voor niet buitendienstmedewerkers is bij het werken op andere plaats een reistijd (enkele reis) van in ieder geval 1 uur normaal als het gaat om reistijd van huis naar werk of filiaal. Als een werknemer voor werk in een andere dan de gebruikelijk gemeente moet werken, wordt eventuele meerdere reistijd tussen woning en werk met het normale uurloon vergoed. Er is dan geen sprake van overwerk. Deze regeling geldt niet voor chauffeurs en bijrijders, omdat reizen hun werk is. In alle gevallen vergoedt de werkgever de eventueel te maken reis- en verblijfkosten. Dit gebeurt achteraf. Zo mogelijk overlegt de werknemer bewijsstukken.
Buitendienstmedewerkers zijn alle medewerkers, behalve bijvoorbeeld verkoop-, winkel-, magazijn, schoonmaak- en administratiepersoneel.
Eigen vervoer: als een werknemer in opdracht van de werkgever zijn eigen vervoermiddel gebruikt, krijgt hij de kilometerkosten vergoed tot maximaal de door de fiscus toegestane onbelaste kilometer- vergoeding.
Schade: als een werknemer tijdens werktijd schade oploopt aan zijn bril, contactlenzen, kunstgebit en/of overige persoonlijke hulpmiddelen, dan vergoedt de werkgever de schade. Dat gebeurt overigens niet als de werknemer daaraan zelf schuldig is of als een ander de kosten dekt.
Als de werkgever de werknemer verzoekt om een collega in een hogere functie tijdelijk te vervangen, heeft de werknemer (de vervanger) tijdens de duur van de plaatsvervanging recht op een extra periodiek binnen de huidige salarisschaal.
Indien de vervanger het maximum van de periodieken al heeft bereikt of als zijn salaris hoger is dan zijn functie-indeling voorschrijft, ontvangt hij voor de duur van de vervanging een bedrag dat gelijk is aan tweemaal het verschil tussen het functiejaar 22/0 en 22/1 binnen zijn huidige salarisschaal.
De werknemer ontvangt bij een dienstverband van 25 en 40 jaar een bruto maandsalaris uitgekeerd conform de fiscale regelgeving.
MODULE GELDEND VOOR DETAILHANDEL IN JUWELIERSARTIKELEN EN PARFUMERIE-ARTIKELEN
Artikel 1 • Functiewaardering en loongebouw
Vóór 1 augustus 2017 hebben werkgevers de functies van hun medewerkers ingedeeld in FUWAM, het functiewaarderingssysteem in cao Fashion, Sport & Lifestyle. Vanaf deze datum is het loongebouw Mode van cao Fashion, Sport & Lifestyle van toepassing voor nieuwe medewerkers. Huidige mede- werkers worden met hun op 1 juli of op 1 augustus 2017 verhoogde loon, met daarin de eventuele verhoging ter compensatie van het vervallen van de koopavondtoeslag, en als de compensatie van de verlaging van de zondagstoeslag in geld heeft plaatsgevonden ook het hiermee verhoogde loon, ingeschaald in het nieuwe loongebouw. Dat betekent dat het loon bijna altijd tussen twee treden in zal komen. Bij het bereiken van een ervaringsjaar wordt de stap gemaakt naar de naasthogere trede, als de medewerker recht heeft op een tredeverhoging.
Artikel 2 • Loon
Per 1 augustus 2017 worden de lonen van de medewerkers die het nieuwe maximum van hun schaal nog niet hebben bereikt met 0,89% verhoogd. Medewerkers die het Wettelijk Minimumloon ontvangen krijgen deze verhoging op 1 augustus niet, omdat hun loon al op 1 juli 2017 wordt verhoogd met 0,89%, het percentage waarmee de wettelijke minimumlonen per 1 juli 2017 worden verhoogd.
Collectief gegeven loonsverhogingen vanaf 1 januari 2016 kunnen in mindering worden gebracht op de loonsverhoging per 1 augustus 2017.
Per 1 januari 2018 ontvangen medewerkers een loonsverhoging ter hoogte van het percentage waarmee de wettelijke minimumlonen stijgen, met een minimum van 0,4%. Medewerkers die meer verdienen dan het maximum van hun schaal krijgen alleen een verhoging over het deel van hun salaris tot aan dit maximum.
Artikel 3 • Zondagstoeslag
De zondagstoeslag zal per 1 juli 2017 50% bedragen.
De medewerker die in de periode 1 juli 2016 tot 1 juli 2017 op zondag werkte, bereid blijft een vergelijkbaar aantal zondagen te blijven werken en in genoemde periode een toeslag van 100% over de gewerkte uren op zondag ontving, krijgt compensatie voor het verlagen van de zondagstoeslag naar 50%. De compensatie wordt toegekend als loonsverhoging of in vrije tijd. De werkgever besluit na overleg met de medewerker over de wijze van compensatie.
De compensatie wordt berekend over het aantal gewerkte uren op zondag in de periode van 1 juli 2016 tot 1 juli 2017 waarover een toeslag van 100% is betaald. De compensatie in vrije tijd bedraagt op jaarbasis de helft van dit aantal uren. Dit wordt omgerekend naar maandbasis en krijgt een medewer- ker bovenop zijn maandelijkse verlofopbouw erbij.
De compensatie in een loonsverhoging per maand wordt berekend door de helft van het bedrag dat bruto aan zondagstoeslag is verdiend te delen door 12.
Op verzoek van de medewerker kunnen werkgever en medewerker samen de bedrijfsbrede afspraak over de compensatieregeling individueel aanpassen (tijd in de plaats van geld; geld in de plaats van tijd). Valide argument voor aanpassing is een aantoonbare financiële achteruitgang (zoals het verlies van huur- en/ of zorgtoeslag) van de positie van de medewerker op het moment van invoering van de compensatieregeling. Dergelijke aanpassing dient binnen 3 maanden na de ingangsdatum van de compensatieregeling door de medewerker te zijn aangevraagd.
De afspraak over compensatie voor het verlagen van de zondagstoeslag geldt niet voor afroepmede- werkers.
In geval van langdurige ziekte of zwangerschap geldt de referteperiode 1 juli 2015 tot 1 juli 2017.
Artikel 4 • Toeslag plaatsvervanging
De werknemer die in een hogere functie vervangt, heeft gedurende de tijd van vervanging recht op een toeslag van 15% van het bedrag bij nul functiejaren in de schaal waarin de te vervangen functie is ingedeeld. Het tijdelijk nieuwe salaris (salaris plus 15%) kan echter niet meer bedragen dan het salaris van de te vervangen functionaris. Er is geen recht op deze toeslag bij vervanging ten gevolge van vakantie en wanneer de vervanging korter dan een kalendermaand duurt.
Artikel 5 • Toeslag koopavonden
Per 1 juli 2017 vervalt de toeslag voor het werken op koopavonden.
De medewerker die op koopavonden werkt, bereid blijft dit te doen en hiervoor toeslag ontvangt, krijgt compensatie voor het vervallen van de toeslag op koopavonden in de vorm van een loonsverhoging ter hoogte van het percentage dat hij van 1 juli 2016 tot 1 juli 2017 (dit is de referteperiode) aan toeslag op koopavonden heeft verdiend. Zie de volgende berekening:
3 uur werken op koopavond à 33,33% toeslag is 1 uurloon. De cao kent een 38-urige werkweek en dus is een uurloon voor een fulltime medewerker 1/38 = 2,63%. Bij een parttime medewerker moet niet worden gedeeld door 38, maar door het aantal uren per week.
De referteperiode is een jaar. Dat is 52 weken. De berekening voor een fulltime medewerker wordt dan x/52 * 2,63%, waarbij x = het aantal gewerkte koopavonden in de referteperiode.
Voorbeeld: een fulltime medewerker die 26 koopavonden heeft gewerkt, krijgt een loonsverhoging van 26/52 * 2,63% = 1,32%.
Artikel 6 • Overwerk
Er is sprake van overwerk als de medewerker, na overleg tussen de werkgever en de medewerker, opdracht heeft gekregen arbeid te verrichten:
• op meer dan 9 uur per dag; of
• op meer dan 38 uur per week, berekend over een periode van zes maanden. Dit half jaar is voor alle medewerkers in het bedrijf gelijk. Indien werkgever en medewerker geen flexibele inzet hebben afgesproken (art. 4.2), dan geldt een periode van vier weken.
Er is geen sprake van overwerk wanneer werk wordt verricht op de vastgestelde wekelijkse vrije dag die binnen vier weken daarna op een gelijkwaardige dag wordt gecompenseerd.
De werkgever voorkomt zoveel mogelijk dat de medewerker moet overwerken, maar kan dit rechtsgel- dig van de medewerker eisen. De medewerker is dan verplicht om de arbeid te verrichten. In dit geval heeft de medewerker recht op een overwerktoeslag.
In geval van planbare en/of voorzienbare arbeid wordt een incidentele overschrijding van bovenge- noemde urengrenzen met een kwartier of minder niet tot overwerk gerekend. De overwerkgrenzen gelden voor alle medewerkers.
Een medewerker in volledige dienst met een bruto loon dat per maand hoger is dan tweemaal het wettelijk bruto minimumloon per maand (voor medewerkers van 22 jaar en ouder), komt niet in aanmerking voor overwerktoeslag. Gewerkte overuren tellen maar eenmaal mee voor het vaststellen of er sprake is van overwerk.
De overwerktoeslag bedraagt 25% voor de eerste twee overuren aansluitend op de dagelijkse arbeidstijd en 50% voor alle andere overuren.
Wanneer overuren samenvallen met bijzondere uren waarvoor een toeslag is verschuldigd, dan is zowel deze toeslag als de overwerktoeslag verschuldigd.
Loon en toeslag voor overwerk wordt bij voorkeur uitgekeerd in vrije tijd, die binnen vier weken na het overwerk wordt gegeven.’
Bijlage 1b komt te luiden:
BIJLAGE 1B
Loontabel Mode, Verf en Woninginrichting, Juweliers en Parfumerieën per 1 januari 2018 Uurlonen
Maandlonen op basis van 38-urige werkweek
Loontabel Sport en Schoenen per 1 januari 2018 Uurlonen
Maandlonen op basis van 38-urige werkweek
Loontabel Tuincentra nieuw per 1 januari 2018
Op basis van 38-urige werkweek
Virtuele loontabel Tuincentra per 1 januari 2018 voor medewerkers in dienst op 31 december 2016, maandlonen
Deze tabel dient ervoor om te kunnen vaststellen of het oude perspectief in loon hoger is dan in de loontabel Tuincentra Nieuw.
Als dit zo is, dan ontvangt de medewerker bij het bereiken van zijn ervaringsjaar het loon van deze tabel waar hij volgens zijn ervaringsjaren recht op zou hebben.
Leeftijd/Functiejaar | Schaal 0 | Schaal 1 | Schaal 2 | Schaal 3 | Schaal 4 | Schaal 5 | Schaal 6 |
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 15 tot 16 jaar | 475,61 | ||||||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 16 tot 17 jaar | 546,98 | 563,25 | 618,61 | ||||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 17 tot 18 jaar | 626,24 | 644,92 | 708,28 | ||||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 18 tot 19 jaar | 749,57 | 749,57 | 792,12 | 871,32 | |||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 19 tot 20 jaar | 867,92 | 867,92 | 913,94 | 1.005,37 | |||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 20 tot 21 jaar | 1.104,68 | 1.104,68 | 1.104,68 | 1.177,69 | 1.252,08 | 1.387,38 | |
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 21 tot 22 jaar | 1.341,38 | 1.341,38 | 1.341,38 | 1.388,34 | 1.476,04 | 1.635,53 | |
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 1.578,08 | 1.578,08 | 1.578,08 | 1.627,71 | 1.730,52 | 1.917,53 | |
Functiejaar: 1; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 1.585,39 | 1.585,39 | 1.740,87 | 1.914,96 | 2.035,89 | 2.255,90 | 2.481,49 |
Functiejaar: 2; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 1.610,40 | 1.768,72 | 1.945,56 | 2.068,47 | 2.291,98 | 2.521,18 | |
Functiejaar: 3; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 1.636,46 | 1.796,55 | 1.976,20 | 2.101,01 | 2.328,07 | 2.560,86 | |
Functiejaar: 4; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 1.824,42 | 2.006,83 | 2.133,57 | 2.364,13 | 2.600,57 | ||
Functiejaar: 5; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 1.852,26 | 2.037,46 | 2.166,15 | 2.400,22 | 2.640,24 | ||
Functiejaar: 6; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 2.436,30 | 2.679,94 |
Uurlonen
Leeftijd/Functiejaar | Schaal 0 | Schaal 1 | Schaal 2 | Schaal 3 | Schaal 4 | Schaal 5 | Schaal 6 |
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 15 tot 16 jaar | 2,89 | ||||||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 16 tot 17 jaar | 3,32 | 3,42 | 3,76 | ||||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 17 tot 18 jaar | 3,80 | 3,92 | 4,30 | ||||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 18 tot 19 jaar | 4,56 | 4,56 | 4,81 | 5,29 | |||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 19 tot 20 jaar | 5,28 | 5,28 | 5,55 | 6,11 | |||
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 20 tot 21 jaar | 6,71 | 6,71 | 6,71 | 7,15 | 7,60 | 8,43 | |
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 21 tot 22 jaar | 8,15 | 8,15 | 8,15 | 8,43 | 8,96 | 9,93 | |
Functiejaar: 0; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 9,59 | 9,59 | 9,59 | 9,88 | 10,51 | 11,64 | |
Functiejaar: 1; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 9,63 | 9,63 | 10,57 | 11,63 | 12,36 | 13,70 | 15,07 |
Functiejaar: 2; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 9,78 | 10,74 | 11,81 | 12,56 | 13,92 | 15,31 | |
Functiejaar: 3; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 9,94 | 10,91 | 12,00 | 12,76 | 14,14 | 15,55 | |
Functiejaar: 4; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 11,08 | 12,19 | 12,96 | 14,36 | 15,79 | ||
Functiejaar: 5; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 11,25 | 12,37 | 13,15 | 14,58 | 16,03 | ||
Functiejaar: 6; Leeftijd: vanaf 22 jaar | 14,80 | 16,27 |
Xxxxxxxxx Xxxxx per 1 januari 0000
Xxxxxxxx
M’ aandlonen op basis van 37-urige werkweek
Dictum II
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en heeft geen terugwerkende kracht.
’s-Gravenhage, 3 april 2018
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, namens deze,
De directeur Uitvoeringstaken Arbeidsvoorwaardenwetgeving,
X.X.X. xxx xxx Xxxx