Artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap)
XXXXXXXXXXXXXXXX XXX XX XXXXXX X 00/00 (XX 00/00)
Xxxxxx
(98/C 297/03)
(Voor de EER relevante tekst)
(Artikelen 92, 93 en 94 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap)
Mededeling van de Commissie overeenkomstig artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag aan de overige lidstaten en belanghebbenden met betrekking tot steunmaatregelen van Italië aan Banco di Sicilia en Sicilcassa
Bij onderstaande brief heeft de Commissie de Italiaanse regering in kennis gesteld van haar beslissing om de pro- cedure van artikel 93, lid 2, in te leiden.
,,De Commissie deelt de Italiaanse regering mee dat zij besloten heeft de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van ten gunste van Banco di Sicilia en Sicilcassa voorgenomen steunmaatre- gelen. De bijzonderheden en redenen van de inleiding van de procedure worden hieronder uiteengezet.
In het kader van deze procedure verzoekt de Commissie de Italiaanse regering binnen 30 dagen vanaf de ont- vangst van deze brief haar opmerkingen kenbaar te ma- ken tezamen met alle inlichtingen die zij voor het onder- zoek van de zaak dienstig acht. Inzonderheid verzoekt zij de Italiaanse regering haar de documenten en inlich- tingen vermeld in punt 6 van de bijlage te doen toeko- men. Tevens nodigt zij de Italiaanse regering uit, Banco di Sicilia en Sicilcassa onverwijld van de inleiding van de procedure op de hoogte te brengen.
De Commissie deelt de Italiaanse regering voorts mee dat zij de overige lidstaten en andere belanghebbenden in de Europese Unie via bekendmaking van deze brief met bijlage in het Publicatieblad van de Europese Gemeen- schappen zal uitnodigen hun opmerkingen kenbaar te maken. Overeenkomstig protocol nr. 27, gehecht aan de
Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, zal een kopie van deze brief worden toegezon- den aan de Toezichthoudende Autoriteit van de Euro- pese Vrijhandelsassociatie en zal een mededeling worden gepubliceerd in het EER-supplement bij het Publicatie- blad. Zij zal de Toezichthoudende Autoriteit, de lidsta- ten van de Europese Vrijhandelsassociatie die de Over- eenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte hebben ondertekend en andere belanghebbenden uitno- digen hun opmerkingen kenbaar te maken.
Deze brief zal in het Publicatieblad van de Europese Ge- meenschappen worden bekendgemaakt; ingeval de Ita- liaanse autoriteiten bepaalde gegevens vanwege het be- roepsgeheim vertrouwelijk achten, dienen zij de Com- missie hiervan binnen 15 werkdagen na datum van deze brief in kennis te stellen.
De Commissie attendeert de Italiaanse regering op haar brief aan alle lidstaten van 3 november 1983 met betrek- king tot hun verplichtingen ex artikel 93, lid 3, van het EG-Verdrag, alsmede op haar mededeling in Publicatie- blad van de Europese Gemeenschappen C 318 van 24 no- vember 1983, bladzijde 3, volgens welke de Commissie de teruggave kan bevelen van steun die onrechtmatig is verleend, of die is verleend zonder de definitieve beslis- sing van de Commissie in het kader van de procedure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag af te wachten.
BIJLAGE
1. Inleiding
Tengevolge van in juli 1997 in de pers verschenen berichten heeft de Commissie de Italiaanse autoriteiten om inlichtingen verzocht over het saneringsproject voor de Siciliaanse openbare banken en over de oprich- ting van een regionale bankenpool onder leiding van de — naar behoren geherkapitaliseerde — openbare bank Banco di Sicilia SpA (,,Banco’’). De Italiaanse autoriteiten hebben bij brieven van 1 en 11 september 1997 de balansen van de betrokken banken toegezonden en de belangrijkste aspecten van de projecten uiteengezet: de operatie bestond in de vereffening van Sicilcassa SpA, onder buitengewoon beheer gesteld volgens de Italiaanse bankwet, en in de overdracht van de activa en passiva ervan aan ,,Banco’’, met steun van Banca d’Italia, Mediocredito centrale (gecontroleerd door de staatskas) en van het Fondo interbanca- rio di tutela dei depositi (,,Fondo’’). Het steunpakket voor de overdracht omvatte een maatregel van het Fondo voor de opvang van de verliezen van Sicilcassa tot 1 000 miljard ITL en een maatregel van Banca d’Italia volgens de bepalingen van het decreet van de minister van de Staatskas van 27 september 1974. De openbare bank Mediocredito centrale zou vervolgens de eerste aandeelhouder zijn geworden van Banco di Sicilia, door inschrijving op een gereserveerde kapitaalverhoging van de Siciliaanse bank van 1 000 miljard ITL. Hoewel niet uitdrukkelijk in het projekt beschreven, omvat het herkapitalisatieplan voor Banco di Sicilia ook de beslissing van de staatskas van 1995, namelijk om haar eigen participatie in ,,Irfis — Medio- credito xxxxx Xxxxxxx’’ in ,,Banco’’ in te brengen; het gaat hier om een kleine openbare financiële instelling gespecialiseerd in het beheer van regionale fondsen ten behoeve van de Italiaanse ondernemingen.
Omdat haars inziens de operatie elementen van staatssteun kan omvatten, heeft de Commissie in oktober 1997 bijkomende inlichtingen gevraagd aangaande:
— de voor de overdracht van Sicilcassa gevolgde procedure;
— de omvang van de aan Banco di Sicilia overgedragen activa en passiva en van de aan de commissaris- sen-vereffenaars van Sicilcassa in beheer gegeven activa en passiva;
— de tussenkomst van het Fondo;
— de participatie van de particuliere banken in de financiering van Mediocredito centrale voor de herkapi- talisatie van Banco di Sicilia.
De Italiaanse autoriteiten hebben bij brief van 9 december 1997 onder meer het volgende uiteengezet:
— de verplichtevereffeningsprocedure van Sicilcassa;
— de voorwaarden van overdracht van de activa en passiva van Sicilcassa aan Banco di Sicilia;
— de redenen en inhoud van de maatregel van het Fondo.
2. De bij de operatie betrokken banken
2.1. Sicilcassa
Sicilcassa was een kleine regionale bank met 238 loketten in Sicilië, twee in Rome en in Milan en met een balanstotaal van circa 13 925 miljard ITL eind 1995. Zij was voorheen een openbare bankinstelling, maar werd in 1992 krachtens wet nr. 218/90 (wet-Amato) omgevormd tot een vennootschap op aandelen; het maatschappelijk kapitaal (400 miljard ITL) was in handen van de regio Sicilië (23,1 %) en van Fondazione Sicilcassa (76,9 %), een bankstichting krachtens de wet-Amato gericht op doelstellingen van openbaar be- lang en maatschappelijk nut, wat voorheen een werkterrein van de openbare banken was.
In 1995 had Sicilcassa belangrijke verliezen geboekt (1 138 miljard ITL) die haar eigen middelen (kapitaal en reserves, 910 miljard ITL) overtroffen en waardoor de banktoezichtrechtelijke coëfficiënten niet meer konden worden nageleefd. Het vermogensverlies heeft verschillende oorzaken: geen efficiënten commer- ciële strategie, onvoldoende diversificatie van producten en diensten en een activiteit die gestructureerd was rond de traditionele branches van inzamelen en uitlenen. Bovendien had de bank relatief hoge werkings- kosten, grotendeels personeelskosten gekenmerkt door hoge loonkosten en sociale lasten. Naast de ernstige recessie van de regionale economie kende de bank administratieve onregelmatigheden bij haar eigen orga-
nen: volgens de buitengewone commissarissen had het ontoereikende toezicht op de kredietrisico’s vooral te maken met de invloed van bepaalde debiteuren die al te zeer in speculatieve, zelfs dubbelzinnige activi- teiten waren betrokken. Gezien de sterke kredietconcentratie en vooral de dubieuze vorderingen op een beperkt aantal klanten, was de overleving van de bank sterk afhankelijk van die van haar debiteuren.
Bij ministerieel decreet nr. 401467 van 7 maart 1996 werd de bank onder buitengewoon beheer gesteld teneinde het beleid te corrigeren, de boekhoudkundige situatie te verifiëren en dienstige oplossingen in het belang van de deposanten aan te brengen. Deze situatie werd verlengd tot het einde van de zomer 1997 om de precieze stand van de activa en passiva van de bank te kunnen bepalen. In het boekhoudkundige verslag over 1995 hadden de buitengewone commissarissen 4 922 miljard ITL vorderingen als dubieus gekwalifi- ceerd (,,sofferenze’’) en 495 miljard ITL als niet invorderbaar (,,incagli’’). De waardecorrectie van de vor- deringen ten belope van 2 197 miljard ITL gaf een negatief resultaat van 1 138 miljard ITL, of een netto- tekort van 227 miljard ITL. Zelfs met de inbreng in 1996 van 300 miljard ITL door de regio Sicilië ter aanvulling van de door regionale wet nr. 39 van 19 juni 1991 betreffende de herkapitalisatie van de Sicili- aanse banken voorgeschreven bijdragen, beliep het nettovermogen slechts 73 miljard ITL. In augustus 1997 oordeelden de buitengewone commissarissen dat voor de herkapitalisatie en de sanering van Sicilcassa mi- nimaal 1 800 miljard ITL nodig was.
Omdat de boekhoudkundige situatie geen terugkeer naar een levensvatbaarheid op lange termijn van de bank in het vooruitzicht stelde en de erkenning voor de uitoefening van de bankactiviteiten bij decreet van de governeur van Banca d’Italia van 5 september 1997 werd ingetrokken, besloot de staatskas bij decreet nr. 6025/29 van 5 september 1997 Sicilcassa in verplichte vereffening te stellen.
Onderstaande tabellen geven de situatie van Sicilcassa weer per 31 mei 1997, 31 december 1996 en 31 december 1995.
Tabel 1: Balans van Sicilcassa (in miljard ITL)
31.5.1997 | 31.12.1996 | 31.12.1995 | |
ACTIVA Kas, effecten | 1 024 | 924 | 821 |
Vorderingen: | 9 605 | 11 070 | 10 974 |
a) Vorderingen op banken | 656 | 1 394 | 1 183 |
b) Vorderingen op cliënteel | 8 949 | 9 676 | 9 791 |
Obligaties, andere titels en participaties | 755 | 1 044 | 1 820 |
Beleggingen | 335 | 339 | 349 |
Andere activa | 1 178 | 882 | 1 032 |
Totaal | 12 897 | 14 258 | 13 925 |
PASSIVA Schulden: | 11 327 | 12 721 | 12 370 |
a) Schulden ten aanzien van banken | 370 | 709 | 1 483 |
b) Schulden ten aanzien van cliënteel | 10 957 | 12 012 | 10 887 |
Andere passiva | 1 504 | 1 316 | 1 300 |
Vermogen: | 2 071 | 1 887 | 1 391 |
Kapitaal en reserves | 1 211 | 1 211 | 911 |
Totaal | 12 897 | 14 258 | 13 925 |
Bron: Verslagen van de buitengewone commissarissen.
Tabel 2: Resultatenrekening van Sicilcassa (in miljard ITL)
31.5.1997 | 31.12.1996 | 31.12.1995 | |
Actief rente en vergelijkbare inkomsten | 1 626 | 1 182 | 1 362 |
Passief rente en vergelijkbare lasten | 1 186 | 872 | 934 |
Rentemarge | 440 | 310 | 428 |
Actief commissielonen | 91 | 75 | 64 |
Passief commissielonen | 8 | 6 | 3 |
Xxxxxxx uit financiële verrichtingen | 51 | 49 | 37 |
Andere exploitatieopbrengsten | 40 | 26 | 27 |
Bemiddelingsopbrengsten | 190 | 156 | 131 |
Bemiddelingsmarge | 630 | 466 | 559 |
Administratieve lasten | 736 | 567 | 602 |
a) Personeelskosten | 536 | 422 | 441 |
b) Overige administratieve lasten | 199 | 145 | 161 |
Waardeaanpassing te beleggingen | 34 | 24 | 22 |
Bedrijfsresultaat | – 140 | – 125 | – 65 |
Provisies | 401 | 198 | 147 |
Waardeaanpassing vorderingen naar onder | 413 | 283 | 967 |
Waardeaanpassing vorderingen naar boven | 33 | 19 | 2 |
Waardeaanpassing financiële beleggingen | 9 | 6 | 3 |
Verlies gewone activiteiten | 951 | 609 | 1 194 |
Buitengewone inkomsten | 90 | 82 | 57 |
Buitengewone lasten | 5 | 3 | 24 |
Buitengewoon resultaat | 85 | 79 | 34 |
Verliezen | 867 | 530 | 1 138 |
Bron: Verslagen van de buitengewone commissarissen.
Tabel 3: Economische en financiële indexen van Sicilcassa
31.5.1997 | 31.12.1996 | 31.12.1995 | |
Rendabiliteit | – 71,59 | – 43,77 | – 124,92 |
Personeelskosten/bemiddelingsmarge | 85,08 | 90,36 | 78,89 |
Overige administratieve kosten/bemiddelingsmarge | 31,59 | 11,66 | 28,80 |
Bedrijfsresultaat/totaal activa | – 6,72 | – 3,72 | – 8,17 |
Bron: Verslagen van de buitengewone commissarissen.
Tegelijkertijd en in overeenstemming met artikel 90 van de Italiaanse bankwet en met instemming van Banca d’Italia hebben de commissarissen-vereffenaars de bankactiviteiten van Sicilcassa in hun geheel over- gedragen aan Banco di Sicilia voor de symbolische prijs van 1 ITL. De commissarissen-vereffenaars zullen het beheer voortzetten van 50 % van de dubieuze vorderingen (1 600 miljard ITL), van de gerechtelijke invorderingen van de niet overgedragen of vereffende vorderingen en van de wettelijkeaansprakelijkheids- vorderingen tegen de gewezen bestuurders van Sicilcassa. Xxxxxxxxxx wordt aangemerkt als een afdeling van Banco de Sicilia, doch haar loketten blijven het oude logo voeren en op grond van een akkoord met de vakbonden, bevestigd bij wetsdecreet nr. 292 van 9 september 1997 en omgezet bij wet nr. 388 van 8 no- vember 1997, blijven de loon- en sociale voorwaarden van de aan Banco di Sicilia overgedragen werk- nemers van Sicilcassa behouden.
2.2. Banco di Sicilia
Banco di Sicilia is eveneens een voormalige publiekrechtelijke kredietinstelling die ingevolge de wet-Amato in een vennootschap op aandelen werd omgevormd. Volgens de balans van 1996 is de bankgroep Banco di Sicilia actief op verschillende gebieden van financiële en bankbemiddeling; hij bestaat uit de bankvennoot- schap Xxxxx xx Xxxxxxx XxX (xxxxxxxxxxxxxxxxxx), xxxx xxxxxxxx (Xxxxx xxx Xxx XxX, Xxxxx xx Xxxxxxx international SA, Irfis-Mediocredito xxxxx Xxxxxxx SpA), drie financiële vennootschappen (Basileasing Spa, Euramerica Fiduciaria SpA, Euramerica Gestioni sim SpA) en twee vennootschappen in de hotelsector. In 1996 bedroeg het balanstotaal van de groep 47 589 miljard ITL en waren er 8 322 werknemers in dienst; het zwaartepunt van de activiteiten lag bij de moedermaatschappij. Banco di Sicilia SpA is in het gehele land aanwezig en telt 394 loketten, waarvan het merendeel in Sicilia, één in Londen, één in New York en één in Frankfurt. Het balanstotaal bedraagt 45 269 miljard ITL en het maatschappelijk kapitaal is gespreid over de staatskas (36,52 %), de regio Sicilië (32,37 %) en de Xxxxxxxxxx Xxxxx xx Xxxxxxx (00,00 %).
Xx xxxxxxxxx Xxxxx xx Xxxxxxx heeft zopas een periode van ernstige moeilijkheden achter de rug. Hij had niet alleen te lijden van de moeilijke Sicilaanse economie en de daaruit voortvloeiende achteruitgang van de activiteit, maar ook van het sedert lang ondoelmatige bestuur en middelenallocatie. Meer bepaald kende de moedermaatschappij hoge werkingskosten die haar resultaat sterk beïnvloedden. Tijdens de laatste drie boekjaren heeft zij een totaalverlies geleden van 1 781,5 miljard ITL. Ter dekking van het tekort aan eigen middelen hadden de zes grootste Italiaanse banken in 1993 ingeschreven op een ondergeschikte obligatiele- ning van 700 miljard ITL. Eind 1995 omvatten de eigen middelen van de bank 1 000 miljard ITL aan ondergeschikte passiva, op een totaal van 1 806 miljard ITL.
Het in 1994 gelanceerde saneringsprogramma had de reorganisatie van de activiteiten van de groep en een kostenvermindering tot doel, inzonderheid personeelskosten — tot nog toe zonder veel resultaat. Niette- genstaande alle inspanningen is ,,Banco’’ nog steeds sterk afhankelijk van haar traditionele bankactiviteiten en is het resultaat van eind 1996 (circa 12 miljard ITL) veeleer een gevolg van geslaagde financiële verrich- tingen met haar effectenportefeuille en van de waardeaanpassingen naar onder van de vorderingen dan wel van enige verbetering van de vorderingen: de dubieuze vorderingen (3 547 miljard ITL) belopen nog steeds 14,3 % van de totale vorderingen op de cliënteel (24 774 miljard ITL). De personeelsafvloeiing (800 werk- nemers in de periode 1993-1996) werd aangemoedigd door vervroegdpensioenregelingen waardoor de per- soneelskosten in 1996 met 5,2 % zijn gestegen.
Onderstaande tabellen geven de situatie van Banco di Sicilia per 31 december 1995 en 31 december 1996 weer.
Tabel 4: Balans van Banco di Sicilia (in miljard ITL)
31.12.1996 | 31.12.1995 | Variatie (%) | |
ACTIVA Kas, centrale bank enz. | 221 | 156 | 41,58 |
Vorderingen: | 34 017 | 33 141 | 2,64 |
a) Vorderingen op banken | 9 243 | 7 851 | 17,73 |
b) Vorderingen op cliënteel | 24 774 | 25 290 | – 2,04 |
Effecten | 4 586 | 2 705 | 69,54 |
Beleggingen | 3 161 | 5 362 | – 41,05 |
Participaties | 1 076 | 1 109 | – 2,98 |
Andere | 3 284 | 2 935 | 11,89 |
Totaal | 45 269 | 44 298 | 2,19 |
31.12.1996 | 31.12.1995 | Variatie (%) | |
PASSIVA Schulden: | 38 160 | 37 388 | 2,06 |
a) Schulden ten aanzien van banken | 6 053 | 6 812 | – 11,14 |
b) Schulden ten aanzien van cliënteel | 10 712 | 10 327 | 3,73 |
Schulden uit effecten | 21 213 | 20 068 | 5,71 |
Andere passiva | 3 226 | 2 842 | 13,51 |
Ondergeschikte passiva | 537 | 1 000 | – 46,30 |
Vermogen | 1 368 | 948 | 44,30 |
Kapitaal, reserves enz. | 1 357 | 1 222 | 11,05 |
Winst/verlies | 12 | – 274 | – 104,38 |
Totaal | 45 269 | 44 298 | 2,19 |
Bron: Xxxxx xx Xxxxxxx, xxxxxxxx 0000.
Tabel 5: Resultatenrekening van Banco di Sicilia (in miljard ITL)
31.12.1996 | 31.12.1995 | Variatie (%) | |
Actief rente en vergelijkbare inkomsten | 3 735 | 3 999 | – 6,60 |
Passief rente en vergelijkbare inkomsten | 2 777 | 2 960 | – 6,18 |
Dividenden en andere opbrengsten | 12 | 12 | 0,00 |
Rentemarge | 970 | 1 051 | – 7,71 |
Actief commissielonen | 234 | 213 | 9,86 |
Passief commissielonen | 17 | 21 | – 19,05 |
Winsten uit financiële verrichtingen | 188 | 54 | 248,15 |
Andere exploitatieopbrengsten | 46 | 45 | 2,22 |
Bemiddelingsopbrengsten | 449 | 287 | 56,45 |
Bemiddelingsmarge | 1 419 | 1 338 | 6,05 |
Administratieve lasten | 1 089 | 1 061 | 2,64 |
a) Personeelskosten | 855 | 813 | 5,17 |
b) Overige administratieve lasten | 234 | 248 | – 5,65 |
Waardeaanpassing beleggingen | 58 | 65 | – 10,77 |
Bedrijfsresultaat | 272 | 212 | 28,30 |
Opwaarderingen | 129 | 119 | 8,40 |
Provisies | 77 | 106 | – 27,36 |
Waardeaanpassing | 314 | 543 | – 42,17 |
Winst/verlies uit gewone activiteiten | 10 | – 318 | – 103,14 |
Buitengewone inkomsten | 61 | 87 | – 29,89 |
Buitengewone lasten | 59 | 42 | 40,48 |
Buitengewoon resultaat | 2 | 46 | – 95,65 |
Winst/verliezen | 12 | – 274 | – 104,38 |
Bron: Xxxxx xx Xxxxxxx, Xxxxxxxx 0000.
Tabel 6: Economische en financiële indexen van Banco di Sicilia
31.12.1996 | 31.12.1995 | |
Liquiditeit | 8,21 % | 7,01 % |
Rendabiliteit | 0,84 % | – 28,89 % |
Personeelskosten/bemiddelingsmarge | 60,24 % | 60,74 % |
Overige administratieve kosten/bemiddelingsmarge | 76,74 % | 79,29 % |
Bedrijfsresultaat/totaal activa | 0,03 % | 0,62 % |
Bron: Xxxxx xx Xxxxxxx, xxxxxxxx 0000.
De sanering van de bank werd ook bevorderd door een herkapitalisatie uitgevoerd krachtens de wet- Amato door de staatskas (200,2 miljard ITL, reeds gestort en 115,5 miljard ITL nog te storten) en krach- tens regionale wet nr. 39/91 betreffende de herkapitalisatie van de Siciliaanse banken door de regio Sicilië (600 miljard ITL). De Commissie had tegen deze kapitaalsteun geen bezwaar gemaakt (PB C 160 van 26.6.1992, blz. 8). De kapitaalinbreng van de aandeelhouders en de terugbetaling van de ondergeschikte obligatielening van 700 miljard ITL tussen 1995 en januari 1996 hebben de last van de ondergeschikte passiva verminderd, waardoor de liquiditeitscoëfficiënt van 7,1 % naar 8,2 % kon stijgen.
2.3. Irfis
Irfis Mediocredito xxxxx Xxxxxxx SpA is een kleine openbare financiële instelling die gespecialiseerd is in het beheer van regionale steunmiddelen ten behoeve van Siciliaanse ondernemingen en waarin Banco di Sicilia een participatie heeft.
Irfis heeft een balanstotaal van 14 000 miljard ITL, 217 werknemers en een solide kapitaalbasis (liquiditeits- coëfficiënt 32,5 %); in 1996 boekte zij een bescheiden winst van 763,2 miljoen. Zoals alle Zuid-Italiaanse banken heeft ook Irfis een hoog aandeel aan dubieuze vorderingen (19 %). Tot 1995 was haar kapitaal verdeeld over de staatskas (52 %), de regio Sicilië (21 %), Banco di Sicilia (16 %), Sicilcassa (8 %) en een aantal andere banken. Vervolgens heeft de staatskas in de loop van 1995 zijn participatie overgedragen aan Banco di Sicilia, die Irfis nu controleert (68 %). De opneming van Irfis in de bankgroep Banco di Sicilia heeft het evenwicht van de groep niet echt gewijzigd, aangezien de activa in 1995 slechts 4 % van de totale geconsolideerde activa van de groep vertegenwoordigden. Ook wat de geconsolideerde winst betreft is het aandeel van Irfis beperkt, aangezien het grootste deel aan Banco di Sicilia moet worden toegeschreven: het in 1996 geboekt verlies (31,5 miljard ITL) is een gevolg van het slechte resultaat van de gecontroleerde Banca del Sud, die in 1997 van de hand werd gedaan. Desalniettemin mag niet worden uitgesloten dat de bijdrage van Xxxxx gezorgd heeft voor een verbetering van de liquiditeitscoëfficiënt.
De regio Sicilië heeft recent gewag gemaakt van een voornemen om zijn eigen participatie in Irfis aan Banco di Sicilia over te dragen, doch tot dusver zijn geen concrete stappen ondernomen.
2.4. Mediocredito centrale
De inspanning van Banco di Sicilia om Sicilcassa in de eigen structuur te integreren en een Siciliaanse bakenpool op te richten, werd bevorderd door Mediocredito centrale, die voor 100 % gecontroleerd is door de staatskas en gespecialiseerd is in middellange- en langetermijnkrediten aan KMO’s. Mediocredito centrale heeft ingeschreven op een gereserveerde kapitaalverhoging van 1 000 miljard ITL en is zo de belangrijkste aandeelhouder van ,,Banco’’ geworden (40 %).
Het concern Mediocredito centrale beschikt over een solide kapitaalbasis (2 341 miljard ITL aan eigen vermogen), een balanstotaal van 10 347 miljard ITL in 1996 en een winst van 96,7 miljard ITL; het heeft geen bankloketten. Sedert een aantal jaren poogt Mediocredito centrale zijn concurrentiepositie op de Italiaanse netwerken van bankloketten en met de lage prijzen daarvan. Hij deed onder meer een bod –
weliswaar zonder success – bij de openbare verkoop van Banco di Napoli. Mediocredito heeft zijn aan- dacht de jongste tijd vooral gericht op Zuid-Italië en heeft staatskas in de gelegenheid gesteld zijn positie binnen de Xxxxx xx Xxxxxxx xxx xxxxxxx xxx xx xxxxx Xxxxxxx en van de Fondazione Banco di Sicilia uit te bouwen; bij gebrek aan middelen was participatie in de kapitaalverhoging van Banco di Sicilia immers onmogelijk geweest. Nu had de staatskas eind 1997 een directe participatie in ,,Banco’’ van 22 % en een indirecte participatie, via het gecontroleerde Mediocredito centrale, van 40 %.
3. Beoordeling
Bij het onderzoek van steunmaatregelen aan de banksector heeft de Commissie reeds bij verschillende gelegenheden rekening gehouden met de bijzonderheid van deze sector en met de grote gevoeligheid van de financiële markten voor bankcrisissen. Desalniettemin moet de Commissie, wanneer het grootste deel van de financiële maatregelen ten gunste van een bank in moeilijkheden door de overheid wordt verstrekt, het eventuele steungehalte van die maatregelen onderzoeken. De omstandigheid dat een overheidsinterven- tie soms noodzakelijk is, doet niets af aan de beoordeling van de maatregelen in het licht van artikel 92 van het Verdrag. Overheidsinterventies vormen geen steunmaatregelen wanneer de steun verleend wordt door andere banken, met een beduidende participatie van particuliere financiële instellingen, en wanneer dat vrijwillig geschiedt, dat wil zeggen zonder dat de kredietinstellingen daartoe door de staat worden ge- dwongen.
Bij de beoordeling van steunmaatregelen in de vorm van kapitaalinbreng hanteert de Commissie het crite- rium van de particuliere investeerder in een martkeconomie (¹): er is geen sprake van overheidssteun wan- neer de steunmaatregel wordt uitgvoerd tegen voor een particuliere investeerder aanvaardbare voorwaar- den. Dit beginsel geldt ook voor de banksector: in geval van openbare participaties in het maatschappelijk kapitaal geldt het vermoeden van staatssteun, wanneer de financiële situatie geen zekerheid geeft dat bin- nen een redelijke termijn een normale rentabiliteit van het geïnvesteerde kapitaal (in de vorm van dividen- den of kapitaalwinst) kan worden bereikt of wanneer de risico’s van een dergelijke verrichting te groot zijn of zich over een te lange periode uitstrekken.
Om de Commissie de mogelijkheid te geven na te gaan of aan het criterium van de particuliere investeerder in een markteconomie is voldaan, moeten de redenen van het optreden van de staat als aandeelhouder vergeleken worden met die van een particuliere investeerder. Hiertoe moet een coherent en gedetailleerd herstructureringsplan worden voorgelegd, waaruit blijkt dat redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de steunmaatregel voor de gehele operatie een normale opbrengst oplevert, die ook voor een particuliere investeerder in markteconomische omstandigheden aanvaardbaar zou zijn. Zoniet, dan is er sprake van staatssteun.
De Commissie heeft onderzocht of de hiernagenoemde overheidssteun ten behoeve van Sicilcassa en Banco di Sicilia steunelementen bevat:
3.1. maatregel van het ,,Fondo’’ voor de vereffening van Sicilcassa, ten bedrage van 1 000 miljard ITL;
3.2. de mogelijkheid voor Xxxxx x’Xxxxxx xx xxx Xxxxx xx Xxxxxxx vooruitbetalingen te verrichten volgens het decreet van de minister van de staatskas van 27 september 1997 in het kader van de activa- en passivaoverdracht aan haar van Sicilcassa;
3.3. de aan Mediocredito centrale gereserveerde kapitaalverhoging van Xxxxx xx Xxxxxxx xxx 0 000 xxxxxxx XXX;
0.0. xx xxxxxxx xx Xxxxx xx Xxxxxxx van de participaties van de staatskas in het maatschappelijk kapitaal van Irfis (52 %).
De verrichtingen onder 3.1 en 3.2 maken deel uit van de verplichte vereffening van Sicilcassa.
(¹) Bulletin van de EG 1984.
3.1. De maatregel van het ,,Fondo’’
Sedert de inwerkingtreding van Richtlijn 94/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 inzake de depositogarantiestelsels (²) mogen kredietinstellingen alleen nog deposito’s aanvaarden in- dien zij aan een officieel erkend garantiestelsel deelnemen.
De richtlijn heeft tot doel de stabiliteit van het bankenstelsel en de bescherming van de deposanten te verstevigen in het kader van de opheffing van de belemmeringen voor de vrije vestiging en vrije dienstver- richting. In de richtlijn is het beginsel neergelegd dat deposito’s die zijn ingezameld door bijkantoren van een communautaire bank in de andere lidstaten gedekt worden door het depositogarantiestelsel van de lidstaat van herkomst van die deposito’s. Opdat het percentage en de omvang van de dekking geen concur- rentie-instrumenten zouden worden, voorziet de richtlijn er enerzijds in dat de dekking van de bijkantoren tot 31 december 1999 niet hoger mag zijn dan die welke het depositogarantiestelsel van de lidstaat van vestiging garandeert en anderzijds dat, wanneer de dekkingsgraad van het stelsel van herkomst voor een bijkantoor lager is dan die van de lidstaat van vestiging, het bijkantoor in laatstgenoemde lidstaat aan een garantiestelsel kan deelnemen om de oorspronkelijke garantie aan te vullen.
De richtlijn bepaalt niet hoe de stelsels moeten worden opgezet en georganiseerd, maar legt een minimum- dekking in geval van niet-beschikbaarheid van de deposito’s vast van 20 000 ECU tezamen met het beginsel dat de stelsels over de daartoe noodzakelijke middelen moeten beschikken, hoofdzakelijk uit de bijdragen van de deelnemende instellingen. Evenmin wordt in de richtlijn gezegd hoe de stelsels kunnen en moeten interveniëren.
Bijgevolg kan niet uitgesloten worden dat het garantiestelsel ook andere oplossingen dan de terugbetaling aan de deposanten, en die niettemin aan de doelstelling van de richtlijn tegemoetkomen, mogelijk maakt. Meer bepaald kan niet worden uitgesloten dat het stelsel middelen ter beschikking kan stellen waarmee de economische activiteit van een bank kan worden voortgezet in situaties waarin aanspraken door de depo- santen op de terugbetalingsgarantie waarschijnlijk zijn.
Het samengaan van deze beide elementen – het verplichte karakter van de bijdragen en de mogelijkheid om die bijdragen aan te wenden voor de voortzetting van de economische activiteit van een bank in moei- lijkheden – rechtvaardigt de toetsing van deze maatregelen aan artikel 92 van het Verdrag (³). Het onder- zoek is bovendien in lijn met de bezorgdheid van de richtlijn over de aspecten van stabiliteit en concurren- tie.
De omstandigheid dat de bijdragen verplicht zijn, maakt dat zij als staatsmiddelen in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag kunnen worden aangemerkt. Het Hof van Justitie heeft gepreciseerd dat inzon- derheid als staatsmiddelen moeten worden beschouwd fondsen die worden gestijfd met verplichte bijdragen die drachtens nationale bepalingen worden geheven, beheerd en verdeeld, zelfs wanneer het bestuur van die fondsen niet bij overheidsorganen berust (ª). Het Hof heeft ook bevestigd dat een overheidsmaatregel waardoor enkele ondernemingen worden begunstigd, niet volstaat om aan die maatregel het karakter van voordeel om niet te ontnemen op gron van het enkele feit dat de maatregel gedeeltelijk of volledig gefinan- cierd met door de overheid opgelegde bijdragen van de betrokken ondernemingen (’). De aard van de instelling die de steun beheert, doet weinig terzake aangezien zowel openbare als particuliere instellingen de aanwending van de overheidsmiddelen tot taak hebben. Daarom hangt de kwalificatie van de regelingen in het licht van artikel 92 van het Verdrag dan ook af van de modaliteiten en gevolgen ervan (').
(²) PB L 135 van 31.5.1994, blz. 5.
(³) De diensten van de Commissie hebben recentelijk vergelijkbare maatregelen van depositogarantiestelsels kunnen on- derzoeken, namelijk in het kader van de redding van de Spaanse bank Banesto in 1993. Zij kwamen tot de bevinding dat de interventie van het depositogarantiefonds geen staatssteun uitmaakte. Toendertijd was deelneming aan het fonds evenwel niet verplicht.
(ª) Arrest van 2 juli 1974 in zaak 173/73 (Italië/Commissie), Jurisprudentie 1974, blz. 709, rechtsoverweging 35.
(’) Arrest van 22 maart 1977 in zaak 78/76 (Steinike @ Weinlig/Duitsland), Jurisprudentie 1977, blz. 595, rechtsoverwe- ging 22, en arrest van 11 november 1987 in zaak 259/85 (Frankrijk/Commissie), Jurisprudentie 1987, blz. 4393,
rechtsoverweging 23.
(') Arrest van 22 maart 1977, reeds aangehaald, rechtsoverweging 21. Zie ook het arrest van 30 januari 1985 in zaak 290/83 (Commissie/Frankrijk), Caisse nationale de crédit agricole, Jurisprudentie 1985, blz. 439, rechtsoverweging 14, en arrest van 7 juni 1998 in zaak 57/86 (Griekenland/Commissie), Jurisprudentie 1988, blz. 2855, rechtsoverweging 12.
Aangezien niet kan worden uitgesloten dat de door een depositogarantiestelsel ingezamelde middelen als staatsmiddelen kunnen worden gekwalificeerd, moet de Commissie onderzoeken of de aanwending ervan kan neerkomen op stattssteun in de zin van artikel 92 van het Verdrag. Dit is duidelijk niet het geval wanneer de middelen voor de terugbetaling aan de deposanten worden gebruikt – tenslotte het inherente doel van depositogarantiestelsels. De voor directe betaling aan de deposanten bestemde maatregelen van de depositogarantiestelsels vallen niet onder artikel 92 van het EG-Verdrag omdat zij geen ondernemingen of bepaalde producties begunstigen.
Interveniëren de garantiestelsels daarentegen om een economische activiteit te laten overleven, dan is arti- kel 92 wel van toepassing, ook in het geval van vereffening en verdwijning van de betrokken juridische entiteit. Zoals de Commissie in de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden heeft aangegeven (7) ,,is het niet mogelijk aan toezicht te ontkomen door de onderneming over te dragen aan een andere rechtspersoon of eigenaar’’.
De Commissie moets dus onderzoeken of de interventie van het garantiestelsel, waarbij door de handha- ving van de economische activiteit van de bank in moeilijkheden een gratis voordeel wordt verstrekt, aan de staat toe te rekenen is en of het criterium van de minimale kosten in acht is genomen. Daartoe moeten de werking en de besluitvorming van het garantiestelsel worden geanalyseerd om vervolgens te kunnen uitmaken of de overheid direct of indirect de beslissingen van het garantiestelsel kan beïnvloeden.
Op grond van haar bevoegdheid om de maatregelen van de depositogarantiestelsels aan het Verdrag te toetsen, houdt de Commissie ook rekening met de rol van de garantiestelsels in de uitoefening van de bankactiviteit. Door de bescherming van de deposanten, inzonderheid van de kleinste deposant die de solvabiliteit van zijn bank doorgaans niet juist kan inschatten, voorkomen de garantiestelsels dat deposito’s elders worden belegd en versterken zij het vertrouwen in het bankgeld. Alle banken hebben belang bij deelneming aan een depositogarantiestelsel om eventuele crisissen zo vlug mogelijk te kunnen indijken en om zich tegen – ook indirecte – gevolgen van bankmoelijkheden, met name van de kleinere banken, te kunnen indekken. Het is immers goed denkbaar dat bij gebreke van garantie de deposanten zouden kiezen voor grotere, meer bekende banken, die niet noodzakelijk efficiënter zijn. Bovendien kan dit stelsel de bankbemiddeling en de efficiënte spaarbelegging vergemakkelijken. De noodzaak om de gevolgen van het morele risico (,,moral hazard’’) te vermijden en om de controle van de markten op de soliditeit van de banken te handhaven, lag aan de oorsprong van de invoering van grenzen voor het garantiesysteem.
De Commissie is van oordeel dat de verplichte deelneming aan het garantiestelsel ook kan zijn gerecht- vaardigd door de doelstelling, meer marktgerichte oplossingen voor bankcrisissen ingang te doen vinden en de overheid te ontslaan van de morele verplichting om in ernstige gevallen te interveniëren. Wanneer de banken weten dat de staat in geval van nood optreedt om een faillissement van een bank te verhinderen en haar schuldeisers te beschermen, zullen zij geen direct of indirect toezicht op het beheer uitoefenen en geneigd zijn meer middelen ter beschikking te stellen dan haar financiële situatie rechtvaardigt. Wanneer de banken daartegen weten dat zij erop kunnen worden aangesproken om in de kosten van redding en/of vereffening bij te dragen, zullen zij er met meer aandacht voor waken zich niet al te zeer tegenover de betrokken bank bloot te stellen, en zo de risico’s beperken. Dit beginsel wordt ook bevestigd door het feit dat deposito’s van banken in eigen naam en voor eigen rekening buiten het garantiestelsel vallen.
De maatregel van het Fondo past in het plan van de overdracht van de economische activiteit van Sicilcassa door Banco di Sicilia. In casu werd de volledige activiteit van Xxxxxxxxxx aan Banco di Sicilia overgedragen, dat wil zeggen zowel activa als passiva, daaronder begrepen de verbintenissen, het personeel, de roerende en onroerende goederen, de vestigingen, het merk en alle andere bezittingen, met uitzondering van een deel van de laagwaardige vorderingen (,,sofferenze’’) en van de actieve en passieve geschillen alsmede van de aansprakelijkheids- en schadevergoedingsvorderingen ten aanzien van de verantwoordelijken voor de moeilijkheden van Xxxxxxxxxx. Bijgevolg moet worden aangenomen dat de maatregel van het Fondo de overleving van de economische activiteit van Silicassa mogelijk heeft gemaakt. De daartoe aangewende middelen komen van de bijdragen die den deelnemers aan het Fondo moeten overmaken.
(7) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.
Om uit te maken of de maatregel van het Fondo voldoet aan het beginsel van de minimale kosten en of zijn beslissingen direct noch indirect door de autoriteiten zijn beïnvloed, heeft de Commissie vooral de rechtsvorm van het Fondo, de samenstelling en de besluitvorming van zijn organen onderzocht.
Het Fondo is een privaatrechtelijke vereniging van banken met als doel de garantie van de deposito’s van de deelnemende instellingen. De vereniging telt drie soorten leden:
— alle Italiaanse baken met uitzondering van de coöperatieve banken, die aan een ander garantiestelsel deelnemen;
— de bijkantoren van communautaire banken die een eigen activiteit uitoefenen in Italië en die aan het Fondo kunnen deelnemen om de bescherming van het garantiestelsel van de lidstaat van het hoofdkan- toor aan te vullen;
— de bijkantoren van niet-communautaire banken waaraan Italië een vergunning heeft verleend, tenzij zij deelnemen aan een gelijkwaardig buitenlands garantiestelsel (artikel 2).
De samenstelling van de leden is een weerspiegeling van het nationale bankstelsel, dat kan bestaan uit een meerderheid van openbare of particuliere banken, of van naar de vorm particuliere banken die indirect door de overheid worden gecontroleerd. De eventuele ,,publiekrechtelijke’’ aard van de meerderheid van de leden volstaat op zich niet om het garantiefonds een publiek karakter te geven.
De financiële middelen om de doelstellingen van het Fondo te realiseren worden uitsluitend aangebracht door de leden (artikel 1 van de statuten van het Fondo), met bijdragen op basis van de activa en van de financiële situatie van elk lid.
Om te kunnen uitsluiten dat er sprake is van een voordeel om niet ten gunste van Sicilcassa, moet het Fondo aldus zijn georganiseerd dat voor elk lid overeenstemming tussen de bijdragen en de voordelen is verzekerd. Zulks zou het geval zijn wanneer de bijdragen van elke deelnemer, zoals in een verzekerings- stelsel, zouden zijn gebaseerd op het beginsel van waarschijnlijke overeenstemming tussen betalende pre- mies en vergoed risico (8). Gelet op de regel van het Fondo kan bezwaarlijk worden gesteld dat dit beginsel geheel wordt nageleefd, omdat de premies niet worden gestort in een effectief regelmatig gestijfd fonds waarover de deelnemers kunnen beschikken, maar bij de deelnemers in kas blijven en enkel op verzoek van het Fondo worden gestort. De aanvullende bijdrage van elke bank in de interventiekosten van het Fondo hangt veeleer samen met de kans van interventie van het Fondo ten behoeve van andere banken. Zo kan het gebeuren dat een bank met een hoog risicoprofiel die geen bijdrage in de middelen van het Fondo levert, toch door het Fondo wordt gesteund. Bijgevolg kan niet worden gesteld dat er voor elke deelne- mende instelling overeenstemming is tussen de betaalde premies en de waarde van de kans van interventie van het Fondo.
In deze omstandigheden kan de Commissie op het eerste gezicht, enkel vanuit het financieringsmechnisme bezien, niet uitsluiten dat de maatregel van het Fondo steunelementen bevat, maar moet zij nagaan of de maatregelen genomen zijn volgens het beginsel van de minimale kosten en niet voor rekening van de staat komen, gelet op de beperkingen van de richtlijn.
De statuten van het Fondo voorzien in drie interventiemogelijkheden ten behoeve van de deelnemende instellingen:
— uitbetaling aan deposanten van banken in verplichte vereffening (artikel 27),
— interventie in de overdracht van activa en passiva (artikel 28),
— steuninterventie ten behoeve van banken onder buitengewoon beheer (artikel 29).
(8) D.w.z. de overeenstemming, tijdens de gehele duur van het verzekeringscontract, tussen de geactualiseerde waarde van de door de verzekeringsnemer betaalde premies en de waarde van de garantie, gemeten aan de kans dat een risico zich voordoet en aan het door de verzekeraar in dat geval te betalen bedrag.
Artikel 90 van de Italiaanse bankwet bepaalt dat de commissarissen-vereffenaars met instemming van de Banca d’Italia de activa en passiva van de vereffende bank in hun geheel of afzonderlijk mogen overdragen. Bijgevolg valt artikel 90 van de bankwet met artikel 28 van de statuten van het Fondo te combineren.
De organen die bevoegd zijn om interventiebeslissingen te nemen, de raad en het beheercomité worden gekozen door de deelnemende banken, volgens vennootschapsrechtelijke beginselen en naar evenredigheid van de bijdragen van elk lid. De leden van de raad worden aangewezen door de vergadering van de deelnemende kredietinstellingen. De kandidatuur van de leden van de raad moet worden gesteund door 25 deelnemende instellingen die ten minste 10 % van het totale aantal stemmen vertegenwoordigen. De raad telt tussen 16 en 22 leden, waaronder ten minste vijf vertegenwoordigers van banken die beperkt bijdragen, en de voorzitter van de Italiaanse vereniging van banken. De raad besluit met meerderheid van de aanwe- zige stemmen. De samenstelling van de raad en de wijze van stemmen maken op zich beïnvloeding van de besluitvorming door de overheid niet mogelijk. Daarenboven zij opgemerkt dat geen enkele overheid in de organen van de vereniging vertegenwoordigd is: de deelneming, zonder stemrecht, aan de vergaderingen van een vertegenwoordiger van de Banca d’Italia heeft te maken met de behoefte aan bij de centrale bank beschikbare informatie over het banksysteem, die voor de beslissingen noodzakelijk is. Er bestaat geen individueel mandaat tussen de banken aan de leden van de raad. Vastgelegd is enkel dat banken van geringe omvang voldoende in de raad van bestuur moeten zijn vertegenwoordigd. Tussen de grotere en de kleinere banken kunnen namelijk conflicten ontstaan door de verschillende impact die een bankcrisis op de deposito’s van banken van verschillende omvang kan hebben (zie hierboven). Bijgevolg is er geen sprake van directe beïnvloeding tussen de overheidsorganen en het Fondo.
De mogelijkheid voor de overheid om de beslissingen van het Fondo direct te beïnvloeden, wordt ook beperkt door de bepaling in het statuut van het Fondo dat de keuze uit de drie interventiemogelijkheden moet worden gemaakt op basis van het criterium minimale kosten, rekening gehouden met het plafond van uitbetaling aan elke deposant (volgens de statuten 200 miljoen ITL). Het feit dat de statutaire bepalingen aangaande de bijdragen en de uitbetalingsplafonds een bevoegdheid van het Fondo zijn, is een aanvullende aanwijzing dat het gevaar van beïnvloeding door de overheid zeer klein is.
In het onderhavige geval werd het Fondo, na de opening van de verplichte vereffening van Sicilcassa, verzocht de garantie voor de deposanten binnen de statutaire grenzen over te nemen en te opteren voor de oplossing met de laagste kosten. De raad van het Fondo besloot op 13 augustus 1997 tot interventie in het kader van de afspraken gemaakt bij het ministerie van de staatskas, met betrekking tot het project van 0 xxxxxxxx 0000, xxxxxx xx xxxxx Xxxxxxx, xx Xxxxxxxxxx Xxxxx xx Xxxxxxx en Mediocredito centrale voor een bedrag van 1 000 miljard ITL, waarvan 750 miljard voor het voorlopige vereffeningspassief en 250 miljard voor eventuele extra verliezen. De helft hiervan werd uitgekeerd bij de vereffening, het saldo volgt na zes maanden, met dien verstande dat Banca d’Italia ingevolge het ministerieel decreet van 27 september 1974 aanvaardt de vooruitbetalingen voor de vereffeningsverliezen te verrichten die de door het Fondo beschik- baar gestelde bedrag van 1 000 miljard overschrijden.
Voor deze interventie werd uitgegaan van de boekhoudkundige situatie zoals die bij de commissarissen- vereffenaars bij de overdracht van de passiva en activa aan Banco di Sicilia voorkwam. Zoals uit het op de voorlopige boekhoudkundige situatie per 6 september 1997 gebaseerde contract van overdracht blijkt, werd de helft van de dubieuze vorderingen – op 31 mei 1997 geraamd op 1 600 miljard ITL – in beheer gegeven aan de commissarissen-vereffenaars. Voorzien is ook dat de overige op 31 mei 1997 geëvalueerde dubieuze vorderingen (50 % van het verschil ten aanzien van de stand per 31 mei 1997 tot 300 miljard ITL en 100 % voor het gedeelte boven deze grens) die eventueel tijdens de periode voor de definitieve bepaling van de overgedragen activa en passiva zouden worden vastgesteld (due diligence) aan de commissarissen- vereffenaars worden geretrocedeerd.
Luidens de informatie van de Italiaanse autoriteiten berust de beslissing van het Fondo om 1 000 miljard ITL beschikbaar te stellen om de overdracht van de activa en de passiva van Sicilcassa te ondersteunen, op de overweging dat beide andere mogelijke oplossingen – uitbetaling aan deposanten en steun aan de deel- nemende instellingen onder buitengewoon beheer – duurder waren geweest. Uitbetaling aan de deposanten zou veel kosten hebben meegebracht, zonder enige zekerheid dat deze bij de vereffening zouden worden gerecupereerd, want het Fondo is geen bevoorrechte schuldeiser. Bij de berekeningen van de kosten werd uitgegaan van het verschil tussen de terug te betalen middelen van Xxxxxxxxxx (in het verslag van 31 maart
1997 geraamd op 6 509 miljard ITL) en het op grond van diverse hypothesen van termijn en uitbetalings- percentages geactualiseerde deel van de vereffeningsactiva van het Fondo. Bij uitbetaling van 6 509 miljard ITL (5 074 miljard onmiddellijk en 1 435 miljard volgens het tijdschema en de voorwaarden van het Fondo) zouden de kosten voor het Fondo minimaal 1 222 miljard ITL en maximaal 2 073 miljard ITL hebben bedragen, d.w.z. meer dan bij de gekozen oplossing. Conform zijn statuut heeft het Fondo ook de andere mogelijkheid van directe steun aan Xxxxxxxxxx en haar eigenaars afgewezen, omdat de ernst van de situatie van Sicilcassa en de precaire economie van Sicilië, zonder opneming in een nieuw bankconcern of radicale wijziging van het management, geen heropleving in het vooruitzicht stelden. Uit deze analyse blijkt dat het criterium van de minimale kosten daadwerkelijk is toegepast.
Om met zekerheid uit te sluiten dat er in casu enige directe of indirecte beïnvloeding van overheidswege is geweest, kon de Commissie de belangrijke participatie van niet-openbare banken in de besluitvorming ook nog toetsen aan haar Richtlijn 80/723/EEG (ª) zoals gewijzigd bij de Richtlijnen 85/413/EEG (¹º) en 93/84/EEG (¹¹), betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen lidstaten en openbare bedrijven. Zij heeft kunnen vaststellen dat deze banken duidelijk participieren in zowel de algemene verga- dering als de raad van bestuur en dat zij duidelijk aanwezig waren op de vergadering van 13 augustus 1997 waar overeenkomstig de statuten met eenparigheid werd besloten.
Op grond van de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte inlichtingen en rekening gehouden met het bovenstaande, oordeelt de Commissie in deze fase van het onderzoek dat de beslissing van het Fondo voor een steunmaatregel ten gunste van Sicilcassa, bestaande in een bedrag van 1 000 miljard ITL ter dekking van het verlies bij de overdracht van de activa en passiva van Sicilcassa aan Branco di Sicilia, zoals ten tijde van de opening van de vereffening vastgesteld (circa 762 miljard ITL), en ter dekking van een deel van de tijdens de vereffening vastgestelde extra verliezen, niet neerkomt op staatssteun in de zin van artikel 92 van het EG-Verdrag.
3.2. De vooruitbetalingen van Banca d’Italia volgens het decreet van 27 september 1974
De overdracht van de activa en passiva van Sicilcassa aan Banco di Sicilia was mogelijk dankzij de steun- maatregelen van de Italiaanse centrale bank conform het decreet van de minister van de Staatskas van 27 september 1974. Dit bepaalt dat Banca d’Italia vooruitbetalingen op staatseffecten kan toestaan, voor 24 maanden en tegen een rente van 1 %, aan banken die in de rechten zijn getreden van deposanten van in verplichte vereffening gestelde banken en die verliezen uit niet invorderbare vorderingen af te schrijven hebben. Banca d’Italia stelt de omvang van de vooruitbetalingen vast afhankelijk van die van de verliezen en van de afschrijvingsplannen.
In casu zijn de maatregeln van de centrale bank bestemd om aan Banco di Sicilia de verliezen terug te betalen die voor de overgedragen activiteiten uit de economische activiteit van Sicilcassa zullen voort- vloeien en die niet door de interventie van het Fondo zijn getest. Met andere woorden, wanneer het totale verlies de 1 000 miljard ITL van het Fondo overschrijdt, kan Xxxxx x’Xxxxxx xxx Xxxxx xx Xxxxxxx vooruitbe- talingen toestaan, volgens het decreet van 27 september 1974, voor de verliezen uit de financieringen en andere maatregelen ten gunste van Sicilcassa.
Volgens de Italiaanse autoriteiten is de interventie van Banca d’Italia enkel voorzien voor het geval dat de middelen van het Fondo niet toereikend zijn om de passiva van de vereffening te dekken. Dit neemt echter niet weg dat de interventie, al is zij slechts potentieel, een wezenlijke rol speelt in de beslissingen van Banco di Sicilia en Mediocredito. Zoals de Italiaanse autoriteiten hebben verklaard, zou zonder deze maat- regel geen koper voor Sicilcassa gevonden zijn. Het gaat derhalve om een garantie die, ook al is zij for- meel gezien bestemd voor ,,Banco’’, de verliezen van de economische activiteit van Sicilcassa dekt en de voortzetting ervan mogelijk maakt.
(ª) PB L 195 van 29.7.1980, blz. 35.
(¹º) PB L 299 van 28.8.1985, blz. 20.
(¹¹) PB L 254 van 12.10.1993, blz. 16.
Gelet op de ernst van de moeilijkheden en op de blijvende onzekerheid rond Xxxxxxxxxx wat haar vorderin- gen en de omvang van de toekomstige verliezen betreft, hebben beide banken extra garanties gevraagd om te vermijden dat ,,Banco’’ de met de overgedragen activa samenhangende kosten zou moeten dragen. De verliezen van de vereffening belopen immers naar schatting van het Fondo 2 384 miljard ITL, duidelijk meer dan de inbreng van het Fondo van 1 000 miljard ITL. Dit betekent dat interventie van Banca d’Italia, waardoor het Fondo zijn maatregel tot 1 000 miljard ITL kan beperken, zich meer dan waarschijnlijk zal voordoen, hoewel het precieze bedrag moeilijk in te schatten is.
Het concurrentieverstorende karakter van de openbare maatregel die een onderneming zonder duidelijke rendabiliteitsvooruitzichten, die normaliter had moeten verdwijnen, laat voortbestaan, kan ook worden vermoed uit de omstandigheid dat er geen officiële doorzichtige openbare verkoping werd georganiseerd. Volgens de verklaringen van de Italiaanse autoriteiten heeft behalve de door Mediocredito gesteunde Banco di Sicilia geen enkele andere Italiaanse bank belangstelling betuigd voor de overname van de activa en passiva van Xxxxxxxxxx. Wat buitenlandse banken betreft, voegden zij hieraan toe dat bij de openbare verkop van Banco di Napoli al geen enkele buitenlandse bank belangstelling had getoond voor investerin- gen in Zuid-Italië. Hoe dan ook, uit de informatie van de Italiaanse autoriteien kan nog niet worden geconcludeerd dat bij de verkoop van Sicilcassa een echte concurrentie tussen binnen- en buitenlandse belangstellenden met bod en afsluittermijnen heeft plaatsgevonden. Het verslag van de buitengewone com- missarissen daarentegen maakt wel melding van belangstelling van andere banken voor van passiva bevrijde aandelen van de bank. Daar beide banken in dezelfde streek gevestigd zijn en bijgevolg misschien dezelfde cliënteel hebben, zijn er onvoldoende gegevens voorhanden om uit te sluiten dat Xxxxx xx Xxxxxxx xxx xx xxxxxxxxxxxxxxxxx xxx Xxxxx x’Xxxxxx kan profitieren om haar vorderingenstaat te verbeteren.
In dit stadium van het onderzoek en op basis van de beschikbare informatie is de Commissie van mening dat de interventie van Banca d’Italia volgens het ministerieel decreet van 27 september 1974, in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag, neerkomt op staatssteun ten gunste van Sicilcassa of eventueel ten gunste van Xxxxx xx Xxxxxxx. Xx xxxxxxxxxx xx xx xxxxxxxxxxxxxxxxx xxx Xxxxx x’Xxxxxx aan te wenden voor de overdracht van de activiteit van Sicilcassa diende volgens de Commissie vooraf te worden aangemeld.
Bijgevolg gaat het hier om onrechtmatige herstructureringssteun. Zoals zij reeds in andere bankzaken heeft bevestigd (¹²), is de Commissie van mening dat het ontbreken van een doorzichtige en openbare verkoping van Sicilcassa — zelfs in het kader van de vereffening — niet betekent dat er sprake is van steun ten gunste van Banco di Sicilia, waardoor deze tegen gunstige voorwaarden de Sicilcassa gesaneerd kon verwerven.
3.3. De kapitaalverhoging van Xxxxx xx Xxxxxxx
Xx Xxxxxxxxx xxxxx xxxxx xxxxxxxxxx xx Xxxxx xx Xxxxxxx en Mediocredito centrale openbare of particuliere instellingen zijn, om vervolgens te bezien of hun participatie toereikend is voor de conclusie dat bij de openbare interventie het beginsel van de particuliere investeerder in markteconomische omstandigheden in acht werd genomen. Aan de hand van artikel 2 van Richtlijn 80/723/EEG betreffende de doorzichtigheid in de financiële betrekkingen tussen de lidstaten en de openbare bedrijven kan worden vastgesteld of het hier al dan niet om openbare banken gaat. Volgens deze bepaling wordt als openbaar bedrijf aangemerkt, elk bedrijf waarop overheden rechtstreeks of middellijk een dominerende invloed kunnen uitoefenen (¹³), omdat zij de meerderheid van het geplaatste kapitaal van het bedrijf bezitten of de facto controle uitoefe- nen op het orgaan van bestuur.
In dit geval staat de privaatrechtelijke vorm van beide banken (vennootschap op aandelen) er niet aan in de weg dat zij als publiek worden aangemerkt, omdat de aandeelhouders overheden zijn. Beide banken vloeien voort uit de omvorming in vennootschap op aandelen van voormalige publiekrechtelijke kredietin- stellingen, overeenkomstig wet nr. 218/90, maar waarbij de staatskas vergeleken bij andere voormalige openbare banken een veel sterkere positie heeft behouden. Mediocredito werd omgevormd tot een ven- nootschap op aandelen maar is onder controle van de staatskas blijven staan (100 %). Door de financiële
(¹²) Zie inzonderheid de inleiding van de procedure wegens overheidssteun aan S.D.B.O. (PB C 346 van 16.11.1996, blz. 4).
(¹³) Er wordt vermoed dat er sprake is van dominerende invloed, wanneer de overheden al dan niet rechtstreeks de meerderheid van het geplaatste kapitaal van het bedrijf bezitten, over de meerderheid van de stemrechten, verbonden aan de door het bedrijf uitgegeven aandelen, beschikken, of meer dan de helft van de leden van het orgaan van bestuur, van beheer of van toezicht van het bedrijf kunnen benoemen.
moeiligheden van Xxxxx xx Xxxxxxx xxxxxx Xxxxxxxxxx Xxxxx xx Xxxxxxx die over geen financiële middelen beschikte, en de regio Sicilië aan gewicht verloren ten voordele van de staatskas. Ook vóór de kapitaalver- hoging werd Banco di Sicilia reeds door openbare aandeelhouders gecontroleerd.
De Italiaanse autoriteiten hebben als bewijs voor het commerciële karakter van de operatie de participatie van de volksbanken aangevoerd die Mediocredito centrale gedeeltelijk hebben gefinancierd: het Istituto centrale delle banche popolari italiane (Istpopolbanche— een vennootschap op aandelen bestaande uit Ita- liaanse volksbanken) heeft namelijk ingeschreven op een ondergeschikte obligatielening van vijf jaar voor 500 miljard ITL tegen een variabele marktrente ,,Libor lire 6 mesi flat’’, ten gunste van Mediocredito. Het grootste deel van deze lening is gespreid over 14 volksbanken (395 miljard ITL) en slechts 105 miljard ITL is bij Istpopolbanche verbleven. Volgens de Italiaanse bankwet (artikelen 29 en 30) zijn de volksbanken coöperatieve vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid en minimaal 200 leden. Hun maatschappe- lijke en bestuurlijke organen worden door de vergadering aangewezen: elk lid heeft recht op één stem en niemand mag meer dan 0,5 % van het kapitaal bezitten. Overheden mogen niet overmatig vertegenwoor- digd zijn en kunnen dus ook geen formele invloed op de besluitvorming hebben. Aangezien de particuliere banken op de lening vrij hebben ingeschreven, vormt zij geen staatssteun in de zin van artikel 92 van het EG-Verdrag.
De participatie van een concern volksbanken in de financiering van Mediocredito centrale volstaat niet om staatssteun bij de kapitaalinbreng van Mediocredito centrale in Banco di Sicilia uit te sluiten. Het gaat trouwens om twee onderscheiden verrichtingen met verschillend rendements- en risicoprofiel. Het risico en het rendement van de kapitaalverhoging ten gunste van ,,Banco’’ door Mediocredito heeft geen directe automatische gevolgen voor het risico en het rendement van de verrichting van de volksbanken. Bijgevolg moeten de twee verrichtingen, die niet gelijktijdig zijn doorgevoerd, afzonderlijk worden bezien. In dat verband zij opgemerkt dat Mediocredito zonder enige twijfel een openbare bank is. Volgens de mededeling van 1984 betreffende de participatie van de overheden in het kapitaal van ondernemingen bestaat er een vermoeden van staatssteun wanneer de inbreng van een openbaar bedrijf gerealiseerd is in omstandigheden die voor een particuliere investeerder in een markteconomie niet aanvaardbaar waren geweest. Dit is onder meer het geval wanneer:
— de financiële situatie van de onderneming en vooral de structuur en de omvang van de schuldenlast binnen een redelijke termijn geen normaal rendement van de geïnvesteerde kapitalen in het vooruitzicht stellen;
— de onderneming, alleen al vanwege haar ontoereikende cashflow, de voor haar investeringsplan nood- zakelijke financiële middelen niet op de kapitaalmarkt kan verkrijgen.
Gelet op de situatie van Banco di Sicilia zoals hierboven beschreven kan de operatie niet als commercieel worden aangezien. Ondanks de grote herstructureringsinspanningen heeft ,,Banco’’ nog geen voldoende rendabiliteitsniveau kunnen bereiken (netto kapitaalopbrengst < 1 %). De interventie van Mediocredito lijkt veeleer door openbare doelstellingen te zijn ingegeven dan door het streven om de eigen rendabiliteit te maximaliseren.
Om steun ten gunste van ,,Banco’’ te kunnen uitsluiten, moet de Commissie een coherent en gedetailleerd herstructureringsplan worden voorgelegd dat aanneembaar maakt dat de interventie van Mediocredito een normaal rendement van de gehele operatie kan opleveren, dat ook voor een particuliere investeerder in een markteconomie aanvaardbaar zou zijn.
3.4. De overdracht van Irfis-participatie van de staatskas aan Banco di Sicilia
Tot juli 1995 was het maatschappelijk kapitaal van Irfis, na de kapitaalverhoging in 1994, vooral in handen van de regio Sicilië (21 %), de staatskas (52 %) en Sicilcassa (8,26 %). De in vergelijking met haar concur- renten ontoereikende kapitaaldekking van Banco di Sicilia had haar belangrijkste aandeelhouders op het idee gebracht om vanuit het kapitaal van Irfis een nieuwe participatie aan te trekken.
In juli 1995 bracht het ministerie van de Staatskas zijn Irfis-meerderheidsparticipatie (52 %) in Banco di Sicilia in; ,,Banco’’ had reeds een minderheidsparticipatie. De participatie van het ministerie werd geraamd op 218 841 miljoen ITL. Sedert 1995 is Irfis dus in de geconsolideerde balans van Banco di Sicilia opgeno- men waardoor de waarde van de participaties van de groep is verhoogd.
Bij brief van 16 oktober 1995 zond de regio Sicilië de Commissie een ontwerp van regionale wet ten behoeve van de verwerving van de toenmalige participatie van het ministerie van de Staatskas in Banco di Sicilia, waarvoor gedeeltelijk regionale steunmiddelen zouden worden aangewend. Vervolgens zou de re- gio deze participatie op de kapitaalmarkt aan de regionale coöperatieve banken verkopen. De Commissie heeft de Italiaanse autoriteiten om aanvullende inlichtingen verzocht, doch heeft intussen uit andere bron- nen vernomen dat het plan niet is uitgevoerd, omdat de regionale wet in het regionale parlement, dat zijn werkzaamheden in juni 1996 heeft beëindigd, niet meer besproken werd.
De overdracht van de participatie van het ministerie van de Staatskas zou volgens berichten in de pers nooit zijn geregulariseerd: in 1995 zou het ministerie van de Staatskas zijn Irfis-participatie in Banco di Sicilia hebben ingebracht zonder vaststelling van de waarde van de aandelen van ,,Banco’’, want er was geen evaluatie van het vermogen van ,,Banco’’ gebeurd. Het ministerie van de Staatskas heeft de Siciliaanse bank gesteund, doch heeft willen wachten totdat in 1996 het evenwicht was hersteld om de ruilwaarde tussen de aandelen van ,,Banco’’ en die van Irfis vast te leggen, om aldus van de waardevermindering van
,,Xxxxx’’ te profiteren.
In dit stadium van het onderzoek en op basis van de beschikbare informatie kan het optreden van het ministerie van de Staatskas dan ook niet worden gelijkgesteld met dat van een particuliere investeerder, omdat de kapitaalinbreng gebeurd is zonder een herstructureringsplan dat het langdurig herstel van de levensvatbaarheid van Banco di Sicilia in het vooruitzicht stelt. De operatie heeft bovendien de concurren- tiepositie van ,,Banco’’ en haar economische en vermogenssituatie verbeterd.
In het kader van deze procedure moeten de Italiaanse autoriteiten de Commissie het herstructureringsplan van ,,Banco’’ voorleggen, tezamen met het verslag van een onafhankelijke deskundige over de ruilwaarde van de activa van ,,Banco’’ en van Irfis, opdat zij kan onderzoeken of de maatregel steun inhoudt en verenigbaar is met het Verdrag.
4. Vervalsing van het handelsverkeer tussen de lidstaten
Banco di Sicilia verstrekt in concurrentie met andere Europese kredietinstellingen leningen en andere fi- nanciële middelen aan ondernemingen. Zij breidt daartoe haar netwerk van bijkantoren buiten Italië uit. Xxxxx aan deze bank kan bijgevolg leiden tot distorsie van het handelsverkeer binnen de Gemeenschap.
De vrijmaking van de financiëledienstverlening en de integratie van de financiële markten hebben tot ge- volg dat het intracommunautaire handelsverkeer alsmaar gevoeliger wordt voor concurrentievervalsingen. Dit geldt des te meer in het kader van de Economische en Monetaire Unie. Met de invoering van de Europese munt zal het handelsverkeer in de Gemeenschap zich zonder wisselrisico’s en -kosten kunnen ontplooien.
Banken ondervinden bij hun uitbreiding naar het buitenland vaak belemmeringen, hoewel zij de hoofdza- kelijk op inzameling van deposito’s en het verstrekken van leningen gebaseerde activiteiten in beginsel vrij over de grenzen mogen uitoefenen. Deze belemmeringen staan dikwijls in samenhang met de lokale gebon- denheid van de binnenlandse banken, die toegang tot de markt voor buitenlandse concurrenten lastiger maakt. Aangezien de vrijmaking voor de banken steeds meer mogelijkheden openstelt om diensten in an- dere lidstaten aan te bieden, kan elke vorm van steun aan een buitenlandse of binnenlandse bank deze mogelijkheden in de weg staan. Steun die — ook plaatselijke — banken wil laten voortbestaan die anders vanwege hun ontoereikende prestaties en concurrentiekracht van de markt zouden verdwijnen, houdt dus het gevaar in van vervalsing van de concurrentie in de Gemeenschap, omdat hij de toegang van buiten- landse banken tot de Italiaanse markt bemoeilijkt.
Zonder de hier onderzochte steunmaatregelen was Sicilcassa waarschijnlijk verdwenen zonder overdracht van activa en passiva aan Banco di Sicilia. In dat geval konden haar activa worden overgenomen door buitenlandse concurrenten die streven naar een sterke marktpositie in Sicilië. Bovendien hadden de klanten van Sicilcassa andere, eventueel ook buitenlandse banken kunnen aanspreken. Zonder de sanering door de bijdrage van het Fondo en de vooruitbetalingen van Xxxxx x’Xxxxxx xxx Xxxxx xx Xxxxxxx de activa en passiva van Sicilcassa niet hebben kunnen overnemen. Bovendien zou ook de door de verwerving van Sicilcassa tot stand gekomen uitbreiding van het distributienet van ,,Banco’’ zonder de kapitaalinbreng van Mediocredito centrale niet tot stand zijn gekomen. Bijgevolg moet worden aangenomen dat de steunmaatregelen ten gunste van Sicilcassa en Banco di Sicilia voor de overdracht van de activa en passiva van Sicilcassa onder artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag vallen, aangezien zij de concurrentie in die mate vervalsen dat het intracommunautaire handelsverkeer nadelig kan worden beïnvloed.
5. Eerste onderzoek van de verenigbaarheid van de steunmaatregelen
Na de beoordeling of er sprake is van steun bij de financiële steunmaatregelen ten gunste van Sicilcassa en Banco di Sicilia moet de Commissie onderzoeken of de maatregelen in de zin van artikel 92, leden 2 en 3, verenigbaar zijn met het Verdrag. Hierbij is de Commissie van oordeel dat in bepaalde omstandigheden bijzondere schikkingen moeten worden genomen om te voorkomen dat het faillissement van een bank negatieve gevolgen sorteert voor de financiële markten, vooral wanneer het gaat om algemene moeilijkhe- den die niet aan het optreden van de bank zelf kunnen worden toegeschreven.
Tegelijk heeft de Commissie oog voor het bijzondere karakter van de banksector en voor de grote gevoe- ligheid van de financiële markten voor de moeilijkheden van zelfs één bank, een omstandigheid waarmee bij de toepassing van de bepalingen inzake staatssteun rekening moet worden gehouden. In elk geval zou- den de negatieve gevolgen van een eventueel faillissement van Sicilcassa voor de financiële markten duide- lijk marginaal zijn, aangezien het hier gaat om een eerder kleine bank en er een depositogarantiefonds bestaat.
In casu moet er vooral rekening, mee worden gehouden dat het niet gaat om een sociale steunmaatregel voor individuele consumenten of om steun ter bevordering van de ontwikkeling van bepaalde regio’s in Italië. Evenmin gaat het om steun om een ernstige verstoring in de economie op te heffen, aangezien de steun bedoeld is om de moeilijkheden van Xxxxxxxxxx en niet die van alle marktdeelnemers in de sector uit de weg te ruimen. De oorzaken van de moeilijkheden moeten bij Sicilcassa zelf worden gezocht en lijken samen te hangen met het ontbreken van een strenge risicocontrole.
Bijgevolg kan niet worden gesteld dat de steun in gemeenschappelijk Europees belang is verleend.
Enkel de uitzondering van artikel 92, lid 3, onder c), tweede deel, kan in aanmerking worden genomen. De verenigbaarheid van de steun met de gemeenschappelijke markt moet worden getoetst aan de bijzon- dere regeling betreffende reddings- en herstructureringssteun. Ingevolge de communautaire kaderregeling voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (¹ª) van 1994 moet de Com- missie nagaan welke concurrentiedistorsies de steunmaatregelen ten gunste van de beide ondernemingen kunnen inhouden en/of die maatregelen in het licht van een reeks voorwaarden verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt:
1. de uitvoering van een op realistische veronderstellingen gebaseerd herstructureringsplan waarmee binnen een redelijk tijdsbestek de verlangde opbrengst van het geïnvesteerde kapitaal kan worden bereikt en de economisch-financiële levensvatbaarheid van de onderneming kan worden verzekerd;
2. de inbreng van toereikende tegenprestaties om het concurrentievervalsende effect van de steun op te heffen, zodat kan worden aangenomen dat de steun niet in strijd is met het gemeenschappelijk belang;
3. de steun moet in verhouding zijn tot het nagestreefde doel en beperkt zijn tot het voor de herstructure- ring vereiste bedrag, zodat de saneringsinspanningen zoveel mogelijk ten laste komen van de onderne- ming zelf;
4. de volledige uitvoering van het herstructureringsplan en het vervullen van alle in de definitieve beschik- king opgelegde verplichtingen;
5. de inachtneming van bovenstaande voorwaarden.
Zoals hierboven gezegd, zijn de algemene beginselen voor ondernemingen in moeilijkheden ook op de banksector van toepassing.
Om te beginnen zij vastgesteld dat de steun niet werd aangemeld, hoewel de Italiaanse autoriteiten uit de door de Commissie in haar mededeling betreffende Banco di Napoli uiteengezette criteria hadden kunnen opmaken dat de maatregelen steunelementen konden inhouden.
(¹ª) PB C 368 van 23.12.1994, blz. 12.
De Commissie erkent dat bij toepassing van de wet van de vrije markt op de banksector rekening moet worden gehouden met de bijzonderheden van deze sector en vooral met het feit dat bescherming van deposanten en debiteuren noodzakelijk kan zijn om ernstige negatieve gevolgen voor en het risico van een crisis in het gehele systeem vermijden. Zij erkent ook dat een drastische splitsing bij banken moeilijker kan zijn dat bij industriële ondernemingen en dat een totale overdracht van activa en passiva dan ook de voorkeur kon wegdragen. Totale overdracht in het kader van een vereffeningsprocedure sluit evenwel niet uit dat aandeelhouders en bestuurders van een onderneming in moeilijkheden worden vervangen en dat jegens hen disciplinaire maatregelen worden getroffen.
Een dergelijke oplossing zou echter een uitsluitende bevoegdheid van het depositogarantiefonds moeten zijn en zou er enkel mogen komen op basis van een kostenvergelijking met andere oplossingen. Ingeval deze oplossing gepaard gaat met staatssteun kan zij de concurrentie vervalsen: de steun laat een niet rende- rende onderneming voortbestaan en staat aldus in de weg aan capaciteitsvermindering in de betrokken sector, het te bereiken resultaat bij een vereffeningsprocedure. Op een markt met een vrijgemaakte en dankzij de technologische vooruitgang gemakkelijker geworden toegang zijn steunmaatregelen die het voortbestaan van een onderneming mogelijk maken een belemmering voor het verdwijnen van die onderne- ming van de markt en vervalsen daardoor de concurrentie. Een verbetering van het mechanisme van depo- sitogarantie, door de oprichting van een werkelijk ex ante gevormd garantiefonds met passende middelen en mechanismen, kan het evenwicht tussen de inkomende en uitgaande stromen van het banksysteem her- stellen. Anderzijds zou de kunstmatige belemmering die uit de asymmetrie van de voorwaarden voor beide stromen zou ontstaan, onvermijdelijk gevolgen hebben voor de marges en de gemiddelde rendabiliteit van het bankensysteem.
In beginsel is de vereffening van een bank met overdracht van activa en passiva niet in strijd met het Europese concurrentierecht, ongeacht of zij vrij over de concurrenten worden verspreid dan wel of zij in hun geheel door een andere bank worden overgenomen. In geval van maatregelen zoals die van het minis- terieel decreet van 27 september 1974, die erop gericht zijn de vereffeningsverliezen van de schuldeisers te dekken, moet de Commissie nagaan of zij verenigbaar zijn met artikel 92, lid 1, van het Verdrag. Worden de activa en passiva verdeeld over meerdere verwervers, dan kan worden aangenomen dat deze maatrege- len geen staatssteun vormen ten gunste van de vereffende onderneming, die effectief ophoudt te bestaan als economische entiteit. Worden daarentegen de activa en de passiva van de bank in vereffening in hun geheel aan een andere entiteit overgedragen, dan komen de bepalingen van het ministerieel decreet van 27 sep- tember 1974 — die een vergoeding ten belope van de negatieve waarde van het verworven goed mogelijk maken — neer op staatssteun, die de concurrentie kan vervalsen omdat hij de activiteit van een onderne- ming in moeilijkheden laat voortbestaan.
Gelet op deze beginselen heeft de Commissie aanvullende informatie nodig om de zaak in zijn volle om- vang te kunnen beoordelen.
In de eerste plaats zijn nadere gegevens nodig om de aard en de omvang van de in de betrokken steun- maatregelen vervatte staatssteun te kunnen vaststellen. De omvang van de steun moet gekend zijn om te kunnen onderzoeken of hij beperkt is tot het bedrag dat voor de herstructurering noodzakelijk is en in verhouding staat tot de kosten en baten van de herstructurering, maar ook om de tegenprestaties vast te stellen die ter compensatie van de concurrenten nodig worden geacht.
In de tweede plaats verzoekt de Commissie om overlegging van een gedetailleerd en uitvoerig herstructure- ringsplan, zodat zij de steun op hun verenigbaarheid kan toetsen.
Zoals de buitengewone commissarissen reeds hebben vastgesteld, zijn de oorzaken van de crisis van Sicil- cassa van structurele aard en vereisen zij een herstructureringsplan dat voorziet in een vermindering van de exploitatiekosten, inzonderheid van de personeelskosten, en in een verhoging van de productiviteit. In 1996 is een akkoord met de vakbonden gesloten over de afvloeiing van 706 werknemers en over een duidelijke vermindering van de kosten per werknemer, doch de sanering van de bank vooronderstelt een aanzienlijke kapitaalinbreng en nieuw management waarmee de kwaliteit van het bedrijfsbeheer kan verbeteren.
Volgens de Italiaanse autoriteiten hebben de buitengewone commissarissen de verschillende hypothesen voor een sanering van Xxxxxxxxxx onderzocht, maar hebben zij geen andere banken bereid gevonden om financiële middelen of human resources beschikbaar te stellen. De verplichte vereffening was zo onvermij- delijk geworden.
Hoewel de buitengewone commissarissen reeds een hele reeks maatregelen hebben genomen om de achter- uitgang van Sicilcassa tegen te gaan, in het bijzonder de waardevermindering van de vorderingen (45 % van de dubieuze en 25 % van de niet-invorderbare vorderingen, voor een totaal van 2 800 miljard ITL) en de vermindering van de exploitatiekosten, blijft het herstel van de rendabiliteit onzeker. De voorlopige balans van het buitengewone bestuur per 31 mei 1997 vermeldt een verlies van circa 2 000 miljard ITL, waaronder overgedragen verliezen van 1995, tegenover een vermogen van 1 210 miljard ITL — een toe- stand die alleen maar tot vereffening kon leiden. Onder meer de resterende dubieuze en niet-invorderbare vorderingen, van respectievelijk 3 150 miljard ITL en 600 miljard ITL, werden overgedragen. Het verlies voor 1997 kan dan ook 140 miljard ITL belopen.
Volgens persberichten werd op de bijeenkomst van de raad van bestuur van 4 december 1997 en herstruc- tureringsplan voorgelegd. Om de haalbaarheid van dit plan te beoordelen zijn nadere financiële inlichtin- gen nodig. Teneinde de Commissie toe te laten het herstructureringsplan te evalueren, moet zij beschikken over alle analysen en verslagen die door Xxxxx x’Xxxxxx xx xxxx xxxxxx xxxxxx xxx Xxxxx xx Xxxxxxx, Medio- credito centrale of het ministerie van de Staatskas van advies dienen, zijn opgesteld of nog zullen worden opgesteld.
In de derde plaats is informatie nodig over de overeenkomsten met de vakbonden voor de overname van werknemers van Sicilcassa door Banco di Sicilia en over de vermindering van de personeelskosten van laatstgenoemde.
Wat de maatregelen ter compensatie van de concurrentievervalsende gevolgen van de steun betreft, be- schikt de Commissie over onvoldoende gegevens om uit te sluiten dat de fusie tussen Banco di Sicilia en Sicilcassa tot te veel concentratie in de Italiaanse banksector kan leiden. Volgens persberichten zal de overdracht van Sicilcassa aan Banco di Sicilia duidelijk leiden tot een hogere concentratie op de banken- markt in Sicilië. De handhaving van twee lokettennetwerken kan te duur uitvallen, gelet op de grote over- lappingen. Daarom zal de Commissie het voorgelegde herstructureringsplan vooral toetsen op de vraag of het uit de loketten van Banco en van Sicilcassa samengesmolten netwerk verenigbaar is met het beoogde rendabiliteitsherstel en met de compensatie, noodzakelijk als tegenprestatie voor de concurrentieverval- sende gevolgen van de steun.
Ten slotte zijn er ook nog gegevens nodig over de rol van de aandeelhouders van Banco di Sicilia, in het bijzonder over het voornemen van de regio Sicilië in verband met de inbreng van haar Irfis-participatie in Banco di Sicilia. Zonder deze gegevens kan de Commissie geen uitspraak doen over de verenigbaarheid van de steunmaatregelen met het EG-Verdrag.
6. Conclusie
In de huidige stand van het onderzoek en op grond van de gegevens waarover zij beschikt, is de Commis- sie van mening dat een aantal maatregelen ter ondersteuning van het herstel van Sicilcassa kan neerkomen op staatssteun in de zin van artikel 92, lid 1, van het EG-Verdrag. Meer bepaald meent de Commissie dat de vooruitbetalingen van Banca d’Italia volgens het decreet van 27 september 1974 — waarvan het juiste bedrag haar niet bekend is — de kapitaalinbreng door Mediocredito centrale in ,,Banco’’ van 1 000 miljard ITL en de inbreng van de Irfis-participatie door de staatskas in ,,Banco’’ steun kunnen inhouden aan Sicilcassa en/of Banco di Sicilia. De omvang van de steun kan dus niet precies worden bepaald. Anderzijds is in dit stadium en op grond van de door de Italiaanse autoriteiten verstrekte informatie geen sprake van staatssteun bij de interventie van het Fondo voor 1 000 miljard ITL in de overdracht van de activa en de passiva van Sicilcassa.
In deze fase van het onderzoek beschikt de Commissie over onvoldoende gegevens om zich over de ver- enigbaarheid van de steunmaatregelen te kunnen uitspreken. Bijgevolg is nader onderzoek vereist in het licht van artikel 92, lid 3, onder c), van het EG-Verdrag. Daarom heeft de Commissie besloten de proce- dure van artikel 93, lid 2, van het EG-Verdrag in te leiden ten aanzien van de herstructureringssteun ten gunste van Sicilcassa en van de steunmaatregelen om de overname door Banco de Sicilia mogelijk te ma- ken.
In het kader van deze procedure verzoekt de Commissie de Italiaanse autoriteiten over de volgende punten aanvullende documenten en toelichtingen te verstrekken:
a) De verslagen en balansen van de bankgroep Banco di Sicilia en Mediocredito centrale over 1997.
b) Een gedetailleerd verslag over de moeilijkheden van Banco di Sicilia en van Sicilcassa alsmede over de getroffen herstructureringsmaatregelen. Dit document moet een analyse bevatten van de herschikking van de vorderingen, van de participaties en van de risicocontrole alsmede van de vermindering van de personeelskosten (inclusief pensioenen), één en ander in vergelijking tot het nationale systeem bij ban- ken en rekening gehouden met de integratie van beide bemiddelaars.
c) Verslagen over de situatie van het fonds van sociale voorzieningen van Banco di Sicilia en van Sicil- cassa.
d) Het sanerings- en herstructureringsplan van Banco di Sicilia, onder bijzondere verwijzing naar Sicil- cassa, met onder meer de volgende gegevens:
— de voorziene verlies- en winstrekeningen en balansen voor de komende vier jaar en de veronderstel- lingen die eraan ten grondslag liggen,
— het verloop van de economische, financiële en vermogenssituatie van Banco di Sicilia, ook in andere veronderstellingen dan tot nu toe aangenomen.
— de concrete mogelijkheid voor ,,Banco’’ om binnen een redelijk tijdsbestek de levensvatbaarheid op langere termijn te herstellen.
e) Alle reeds uitgevoerde en nog uit te voeren evaluaties en studies van Banca d’Italia of van andere zakenbanken die Banco di Sicilia, Mediocredito centrale of de staatskas van advies dienen.
f) Prognoses over de ontwikkeling van het Italiaanse bankensysteem.
g) Een nota over de commerciële positie van Banco di Sicilia en van Sicilcassa in vergelijking tot de rest van het systeem en tot de concurrenten, met inbegrip van een prognose over de ontwikkeling van de marktaandelen in de onderscheidene sectoren en geografische gebieden, met name op de Siciliaanse bankenmarkt; deze nota moet ook ingaan op de mogelijke overlapping van de loketten van beide netten en op de oplossingen die Banco di Sicilia daarvoor in het vooruitzicht stelt.
h) Gedetailleerde gegevens over de bij de vereffening overgedragen dubieuze vorderingen, waarop de interventie van het Fondo betrekking heeft, alsmede gedetailleerde gegevens over de gezamenlijke du- bieuze vorderingen van Banco di Sicilia en Sicilcassa.
i) In verband met de vooruitbetalingen van Banca d’Italia, een evaluatie van de geraamde omvang en gegevens over het voorziene toezicht om te vermijden dat activiteiten overgaan van Banco di Sicilia op het Fondo.
j) Een gedetailleerde nota over de modaliteiten en het tijdstip voor de toekomstige financieringsoperaties van Banco di Sicilia en over de geplande kapitaalmaatregelen, inzonderheid aangaande de vooruitzich- ten, de tijdstippen en de modaliteiten van de privatisering.
k) Een nota over de betrekkingen tussen de staatskas en de andere aandeelhouders van Banco di Sicilia.
l) Het evaluatieverslag van een onafhankelijke deskundige over de ruilwaarde tussen de Irfis-aandelen die door de staatskas aan Banco di Sicilia zijn overgedragen en de aandelen van Banco di Sicilia.
m) De tegenprestaties als compensatie voor de concurrenten voor de concurrentievervalsende gevolgen van de steunmaatregelen.
n) Alle andere informatie die nuttig is voor de beoordeling van het voornemen ten gunste van Banco di Sicilia en Sicilcassa.
De Commissie behoudt zich het recht voor, om na analyse van bovengenoemde documenten om nadere inlichtingen te verzoeken. Zij behoudt zich eveneens het recht voor, de beoordeling van deze documenten en van de haalbaarheid van het voornemen aan gespecialiseerde consulenten op te dragen.’’.
De Commissie nodigt de overige lidstaten en alle belanghebbenden uit haar hun opmerkingen bij deze maatregelen kenbaar te maken binnen 30 dagen gerekend vanaf deze mededeling, op het volgende adres:
Europese Commissie Xxxxxxxxx 000
X-0000 Xxxxxxx.
De opmerkingen zullen aan de Italiaanse regering worden meegedeeld.
Mededeling in verband met het vervallen van bepaalde antidumpingmaatregelen
(98/C 297/04)
De Commissie deelt mee dat de hiernavolgende antidumpingmaatregelen binnenkort zullen vervallen.
Deze mededeling wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 11, lid 2, van Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (¹), laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 905/98 (²).
Product | Land(en) van oorsprong of van uitvoer | Maatregel | Referentie | Vervaldatum |
Bindtouw | Brazilië | Verbintenis- sen | Besluit 93/521/EEG (PB L 251 van 8.10.1993) | 9.10.1998 |
(¹) PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.
(²) PB L 128 van 30.4.1998, blz. 18.