SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Arbitraal vonnis van 15 februari 2023 Kenmerk: SG 22/13
Het Scheidsgerecht, bestaande uit,
mr. R.J.B. Xxxxxxxxx, wonende te Arnhem, voorzitter, drs. M.F. Kool RA, wonende te Montfoort,
dr. R.B. xxx Xxxxxxx, wonende te Apeldoorn, bijgestaan door xx. X.X.X. Xxxxx, griffier, heeft het navolgende vonnis gewezen
in de zaak van
de besloten vennootschap A,
(waarvan de heer B de enig aandeelhouder en directeur is), gevestigd te Z,
eiseres,
gemachtigde: mr. X.X.X. Xxxxxxxxx, tegen
de maatschap C, gevestigd te Y, verweerster,
gemachtigde: mr. T van den Kieboom.
De partijen zullen hierna worden aangeduid als eiseres en de maatschap.
1. De procedure
1.1 Met een brief van 15 december 2022 heeft de gemachtigde van eiseres deze procedure aanhangig gemaakt. Met een daarbij gevoegde memorie van eis (met producties, genummerd 1- 39) heeft eiseres het Scheidsgerecht verzocht bij arbitraal vonnis uit te spreken:
I. Goodwill
Primair
dat de maatschap aan eiseres aan goodwill verschuldigd is, berekend op basis van systematiek de Federatie Medisch specialisten gezien het bepaalde in artikel 9.2 sub d van de maatschapsovereenkomst, een bedrag ter hoogte van € 78.769,--;
Subsidiair
dat de maatschap aan eiseres een bedrag aan goodwill verschuldigd is, zoals dat op basis van een nog in te dienen verzoek, bepaald zal worden door de Federatie Medisch Specialisten.
II. Uitbetaling kapitaalrekening
De maatschap dient eiseres het volledige bedrag van de kapitaalrekening ter hoogte van
€ 48.994,-- euro uit te betalen
III. Onrechtmatige handelen bij beëindigen maatschapsovereenkomst
De maatschap dient eiseres als schadevergoeding een bedrag ter hoogte van € 88.787,-- te betalen, dan wel een door het Scheidsgerecht naar redelijkheid vast te stelen bedrag aan schadevergoeding.
IV. Wettelijke rente
De maatschap dient over het verschuldigde bedrag aan goodwill, als vermeld onder I. vanaf 1 januari 2018 tot aan de dag van uitbetaling de wettelijke rente te betalen;
De maatschap dient over het verschuldigde bedrag van de kapitaalrekening als vermeld sub II, vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag van uitbetaling de wettelijke rente te betalen;
Primair dat hierbij de wettelijke rente voor handelstransacties gehanteerd dient te worden en subsidiair die voor consumententransacties.
V. D-rapport
- de maatschap op te dragen om binnen 14 dagen na het in deze te wijzen arbitraal vonnis schriftelijk aan eiseres te melden hoe de maatschap in bezit is gekomen van dit rapport;
- de maatschap op te dragen om binnen 14 dagen na het in deze te wijzen arbitraal xxxxxx de maatschap en haar leden die dit rapport in hun bezit hebben dit dienen te vernietigen zowel in fysieke vorm als digitale vorm en een schriftelijke verklaring aan eiseres af te leggen waaruit blijkt dat zij dit gedaan hebben;
de maatschap en haar leden op te dragen op generlei wijze in communicatie in welke vorm dan ook zich uit te laten over de inhoud van dit rapport naar derden, waaronder meedelen dat er sprake zou zijn van 24 uitvoerig gedocumenteerde incidenten die ernstige twijfel geven aan de betrouwbaarheid en de bekwaamheid van B als neurochirurg, en of dat genoemde incidenten aanleiding geven tot vermoedens van middelenmisbruik en alcoholgebruik tijdens het werk en dat uit dit rapport blijkt dat B herhaaldelijk ernstig heeft gedisfunctioneerd als chirurg;
- onder oplegging van een dwangsom van € 100.000 voor iedere keer dat in strijd met dit arbitraal vonnis wordt gehandeld.
VI. Advocaatkosten en kosten arbitrageprocedure
dat de maatschap aan eiseres een vergoeding van €25.000 excl. btw aan advocaatkosten dient te betalen als ook de maatschap te veroordelen in de kosten van de arbitrageprocedure.
1.2 Bij memorie van antwoord van 17 januari 2023 (met producties, genummerd 1-12) heeft de gemachtigde van de maatschap het volgende geconcludeerd:
Primair: dat de vorderingen van eiseres dienen te worden afgewezen, aangezien zij haar rechten heeft verwerkt en/of sprake is van verjaring, althans deze vorderingen als ongegrond kwalificeren, dan wel niet voor toewijzing in aanmerking kunnen komen, doelend op de gevorderde verstrekking van het D rapport.
Subsidiair: dat de vorderingen van eiseres door het Scheidsgerecht dienen te worden gematigd, en het Scheidsgerecht wordt verzocht te oordelen ten aanzien van:
De goodwill; dat deze wordt gematigd tot een bedrag ad € 38.816,50, althans en meer subsidiair tot een bedrag ad € 64.324,--.
De afwikkeling van de kapitaalrekening; dat de maatschap nog een bedrag ad € 34.479,-- aan eiseres verschuldigd is.
Het onrechtmatig handelen; dat indien onrechtmatig handelen door het Scheidsgerecht wordt aangenomen, het bedrag aan schade hiermee verband houdend wordt gesteld op nihil, nu deze schade niet is gebleken, dan wel enigszins aannemelijk is gemaakt.
De rente; dat eiseres eerst en vanaf de datum van betekening van het nog te wijzen arbitrale vonnis aan de maatschap, aanspraak heeft op wettelijke rente, dan wel en subsidiair, eerst vanaf de datum dat deze procedure door eiseres bij het Scheidsgerecht aanhangig is gemaakt, dan wel en meer subsidiair, eerst vanaf een datum door het Scheidsgerecht in goede justitie vast te stellen.
Althans en meer subsidiair dat dat de vorderingen van eiseres worden gematigd op een wijze door het Scheidsgerecht in goede justitie vast te stellen.
In alle gevallen: met veroordeling van eiseres in de volledige kosten van deze procedure, het salaris van de advocaat van de maatschap daaronder begrepen.
1.3 Met een brief van 31 januari 2023 heeft de gemachtigde van eiseres nog een vijftal nadere producties ingezonden (genummerd 40-44).
1.4 Met een brief van 1 februari 2023 heeft de gemachtigde van de maatschap eveneens een nadere productie ingezonden (genummerd 13).
1.5 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 8 februari 2023. Aan zijde van eiseres was aanwezig de heer B (aandeelhouder van eiseres, hierna: B), bijgestaan door de gemachtigde van eiseres (met een kantoorgenoot). Aan de zijde van de maatschap waren aanwezig de heer E (voorzitter van de maatschap, hierna: E) en de heer F (penningmeester van de maatschap, hierna: F), bijgestaan door de gemachtigde van de maatschap.
2. De feiten
2.1 B is neurochirurg. De maatschap bestaat uit neurochirurgen die op basis van een ‘Overeenkomst van Maatschap’ (hierna: de maatschapsovereenkomst) voor gezamenlijke rekening hun beroep van neurochirurg uitoefenen. B is in 2010 toegetreden tot de maatschap op basis van twee- derde maatschapsaandeel (0,2 fte), aanvankelijk op persoonlijke titel en sedert 2014 middels zijn praktijk-B.V. (eiseres). B was net als de andere leden van de maatschap in hoofdzaak (0,7 fte) in loondienst werkzaam in het H (hierna: het H). Het werk dat de maten vanuit de maatschap verrichtten betrof een nevenfunctie ten opzichte van hun werk voor en in het H. Vanaf 2013 was B vanuit de maatschap werkzaam in het I te X en (vanaf 2016) W (hierna: het I).
2.2 In de maatschapsovereenkomst (van 1 juli 2004) is onder meer het volgende bepaald: ‘7.5 Winstverdeling
(…)
d. Nieuw toetredende leden van de maatschap zijn een goodwill verschuldigd, waarvan de hoogte bepaald dient te worden conform de richtlijnen van de Orde.
e. Iedere maat is opbrengst verantwoordelijk voor zijn praktijk. Ingeval van een blijvende opbrengst vermindering overeenkomende met 10% of meer van de gemiddelde lokatie- praktijkopbrengst, berekend over de laatst verstreken drie volle kalenderjaren, wordt er individuele strafkorting op het aandeel in het resultaat van de desbetreffende maat opgelegd naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, rekening houdende met de maatregelen en activiteiten welke de desbetreffende maat tijdig heeft genomen om de
(…)
opbrengstvermindering tegen te gaan en voor zoveel mogelijk te beperken. Indien er om welke reden dan ook tijdelijke redenen zijn waarom de productie in de afgelopen jaren lager is geweest, kan het bestuur besluiten een andere referentie periode te kiezen. Per kwartaal worden de productie cijfers door het bestuur bekeken. Na 6 respectievelijk 9 maanden worden een eerste en tweede waarschuwing gegeven indien de productie meer dan 10% achterblijft. Na een jaar volgt een korting in het aandeel tot het percentage waarmee de productie achterblijft. Indien de productie in de volgende kwartalen wordt gecompenseerd, kan het bestuur besluiten het gederfde inkomen alsnog uit te keren. Het bestuur bereidt de maatregelen voor, de maatschapvergadering beslist.
Einde lidmaatschap
Artikel 8
8.1 De maatschap eindigt ten aanzien van een maat: (…)
g. door opzegging door de maatschap wegens zwaarwegende redenen tengevolge waarvan voortzetting van de maatschap met de betreffende maat niet in redelijkheid verlangd kan worden. Opzegging onder deze bepaling kan slechts plaatsvinden als gevolg van een besluit van de maatschapvergadering, dat genomen wordt met een meerderheid van 80% van de geldig uitgebrachte stemmen in een vergadering waarin tenminste 80% van alle maten aanwezig dan wel vertegenwoordigd is. Opzegging als gevolg van deze bepaling zal in beginsel plaatsvinden tegen het einde van een boekjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van drie maanden onverminderd echter de bevoegdheid van de maatschapvergadering om in gevallen waarin dit in redelijkheid gerechtvaardigd is, opzegging te doen plaatsvinden met onmiddellijke ingang. Deze opzegging dient per aangetekende brief te worden kenbaar gemaakt aan de betreffende maat;
Voortzetting
Artikel 9
9.1. Bij beëindiging van de maatschap met betrekking tot een of meer maten, om welke reden ook, hebben de overblijvende maten het recht de maatschap voort te zetten, mits zij hun wens daartoe binnen drie maanden na het in artikel 8 bedoelde beëindiging van de maatschap aan de uittredende maat of diens erfgenamen of rechtverkrijgenden schriftelijk meedelen. Tot het doen van deze schriftelijke mededeling is het bestuur bevoegd.
9.2. De maten die in overeenstemming met het in lid 9.1 bepaalde de maatschap voortzetten, zijn gerechtigd, respectievelijk verplicht alle activa en passiva der maatschap over te nemen. Zij zijn gehouden aan de uitgetreden maat dan wel zijn erfgenamen of rechtverkrijgenden uit te keren:
a. het bedrag waarvoor de uitgetreden of overleden maat in de boeken der maatschap als kapitaalrekening is gecrediteerd;
b. het aan die maat toekomende aandeel in de winst, over de periode verstreken vanaf de aanvang van het dan lopende boekjaar tot de dag waarop de maatschap met betrekking tot de betreffende maat is geëindigd;
c. ieder overig bedrag waartoe de uitgetreden dan wel overleden maat ingevolge de boekhouding van de maatschap gerechtigd is;
d. het bedrag aan goodwill dat berekend wordt conform de richtlijnen van de Orde. Betreffende uitkeringen, eventueel in termijnen, van de bedragen bedoeld onder a, b en c, pleegt het bestuur overleg met de betrokkenen
(…)
9.4. De regeling vervat in artikel 9.2, letter d wordt opgeschort indien vervangende leden niet beschikbaar zijn ter vervulling van de vacature(s) en treedt pas in werking vanaf het tijdstip waarop de toetreding ter vervulling van de vacature(s) een feit is, mits de uittredende maat langer dan 4 jaren lid is van de maatschap. Het bestuur verzorgt de berichtgeving aan de belanghebbenden.’
2.3 Bij brief van 19 januari 2011 is door de Orde van Medisch Specialisten een bindend advies uitgebracht ten aan zien van de door B te betalen goodwill aan de maatschap. In deze brief staat onder meer:
‘Voor de voor goodwill relevante omzet wordt uitgegaan van de honoraria (….). Voorts geldt als aftrekpost ‘kosten van uitbesteed werk’ ad (…) en de gestandaardiseerde pensioenpremie ad
€ 19.250,- p.p. van de zittende maatschapsleden. (….)
Het bindend advies luidt dat de heer B in verband met toetreding tot de C per 1 september 2010 een goodwill is verschuldigd van € 77.633,--.’
2.4 De maatschap heeft als productie 3 een document overgelegd zijnde een bericht ‘dat toenmalige collega J op 19 maart 2015 heeft gestuurd naar het toenmalige bestuur van de maatschap’ (randnr. 127 mva). In dit bericht staat het volgende:
‘Hoewel ik eerder geneigd was om een ieder te schrijven is mijn toorn inmiddels tot verstandig nivo gedaald en wil ik jullie graag op de hoogte stellen van het probleem rond de inzet van [B] binnen de maatschap.
Meest recente aanleiding was mijn verzoek aan [B] om morgen ipv mijzelf plaats te nemen in het productie overleg van het I omdat hij dat ip zal moeten overnemen. Dit verzoek heb ik gedaan aan hem via de mail op 12 maart jongstleden zowel naar zijn prive- als naar zijn werkadres. Hiervan kreeg ik geen enkele reactie, behalve dan mails over TV optredens over cochlear implants...Begin deze week hem mondeling hierover aangesproken: "hij zou wel kijken, want hij had zijn mail nog niet gelezen..???"
Vandaag opnieuw aangesproken en krijg ik mail terug dat hij alleen op woensdags in het I wil zijn.. En dat hij morgen niet kan. Hij staat overigens nergens ingedeeldll Dus ik zal het morgen wel weer
moeten doen. Het moet mij van het hart dat ik bij hem geen enkele betrokkenheid voel om maar op enige manier het bedrijf van de maatschap op peil te houden.. Die indruk heeft men in het I ook al omdat hij regelmatig patienten doorverwijst naar mijn poli toe of niets meer wil….omdat hij weer niet kan of het te druk heeft.
Eerdere aanleiding waren ook de productie getallen in het I. Hierover hebben G en ik al enige tijd contact gehad: Inmiddels heb ik de officiele getallen binnen en ook die vind ik stuitend:
2014 [B]: EPB : 217 ok-sessies: 90 poli dagen 20
2014 J: EPB : 352 ok-sessies: 184 polidagen 41 (poli van 1 tot 5, in totaal 164 uur)
Correctie naar aanstelling [B] werkt voor 2/3 deel aandeel in maatschap en ik 3/3) zijn zijn getallen: EPB: 217 x 3/2 = 325 (nog steeds erg laag maar ok) en ok: 90x 3/2= 135: opnieuw erg laag!
Komt bij dat zijn hele poli dag bestaat uit 3,5 u in ochtend en 2 u in middag: 5,5 u per hele dag: totaal 110 uur per jaar)(hij begint ‘s ochtends om 9 uur, pauze 1,5 u, middags van 2-4).
Mijn voorstel morgen bij het overleg zal zijn dat ik denk dat de productie hoger kan door normaliseren van de intensiviteit van de activiteiten van [B] en dat hij voortaan het overleg met het (Financieel) management moet gaan doen.
Zijn jullie het daarmee eens? Of met dat laatste juist niet? …
Ik stel voor dat jullie hierin de lead nemen omdat ik wellicht over enige tijd met hem ook moet dealen op het H… Mocht dat laatste niet doorgaan om wat voor reden dan ook (ik blijf slag om arm houden) blijf ik van mening dat het maatschapsgevoel dat ik altijd erg belangrijk heb gevonden en de uitstraling naar onze klanten, de perifere neurologen, alsook de uitstraling naar het H door hem nogal wordt geschaad door desinteresse en gebrek aan inzet....
Ik hoor graag van jullie,’
2.5 De maatschap heeft als productie 4 bij memorie van antwoord een document overgelegd met daarin enkele passages uit verschillende notulen van maatschapsvergaderingen. In dit document is onder meer het volgende opgenomen:
‘Notulen maatschapvergadering woensdag 22 april 2015
In I wordt geen CTS meer gedaan, is naar plastisch chirurg gegaan.
[B] onderproduceert.
K gaat analyse op getallen doen.
Notulen maatschapvergadering maandag 33 augustus 2015
Wachttijd xxxx X (destijds voorzitter van de maatschap, toevoeging Scheidsgerecht) is 3 weken, wachttijd poli B is 1 week. Wachttijd OK J is 4 weken, Wachttijd OK voor B is er niet, dit komt volgens J omdat er door B geen poliproductie wordt gedaan. J geeft aan dat xxxx'x en OK's door B worden afgezegd, en dat de goede overdracht door hem naar B niet heeft plaatsgevonden. K geeft aan dat productie B minimaal is. Zie productiebijlage. Bij onderproductie zonder goede reden is er volgens de maatschapovereenkomst reden tot financiële sancties De afgesproken managementoverdracht in I is volgens J niet goed verlopen. B reageert volgens hem niet op mails vanuit I, hierover zegt J klachten te krijgen. K geeft aan dat als er geen verandering komt op korte termijn hij gaat proberen zich uit de maatschap terug te trekken. Voorstel L: indien geen verbetering is de situatie optreedt er naar streven B uit te betalen over de daadwerkelijke productie. De maatschap kan zich hierin wel vinden.
De uitbetalingen aan B worden vooralsnog even gestaakt totdat duidelijkheid is verkregen over de inzet.
De neurologen in X sturen hun patiënten naar de M. B opereert in X, maar moet op termijn naar W. X is volgens J een sterfhuis.
Notulen maatschapvergadering C woensdag 16 december 2015. Invulling Neurochirurgie I
Brief aan maatschapvergadering, bijlage 2 e-mail, bijlage 3 e-mail) B wil niet uitbreiden in het I.’
2.6 In een brief aan het bestuur van het I van 9 oktober 2016 hebben E en B onder meer het volgende geschreven:
‘Na aanleiding van het accountability-gesprek C dd 5 oktober jl. komt naar voren dat er een tekort is van productie van 21 % tov de begroting 2016. Daarnaast is er ook sprake van een ok-reductie van om en nabij de 38% in 2016. De begroting van dit jaar is echter uitgegaan van 2 operatiedagen per maand voor dhr B en wekelijks 1 operatiedag voor dhr. E zonder reductie!
Er is een duidelijke correlatie tussen het tekort van realisatie qua productie en de gereduceerde operatiedagen aan te tonen. Hieruit kunnen wij, ondergetekenden, concluderen dat deze tekortkoming in productie primair te wijten is aan het feit dat ten onrechte vele operatie-dagen vergeven werden aan andere specialismen. Ondanks recente toezeggingen, is deze situatie tot op heden in 2016 nog niet hersteld en blijven wij als neurochirurgen achter in operatietijd.
Vanaf het begin hebben dhr B en ik heftig verzet hiertegen gevoerd en geprobeerd om de operatiedagen terug te krijgen, helaas zonder succes. Als redenen werden aangevoerd dat de oogheelkunde te weinig dagen had door de samenvoeging van ziekenhuizen en ook dat de wachttijd van operatie van de neurochirurgie niet lang is. De laatste weken in augustus/ september 2016 was echter de wachttijd zo hoog opgelopen dat een aantal patiënten ging klagen aan de balie en een flink aantal patiënten van de wachtlijst weglekten naar elders. Hierdoor werd eindelijk het tekort van operatiedagen onderkend door het management.’
2.7 In de concept notulen van de maatschapsvergadering van woensdag 19 oktober 2016 staat onder meer het volgende:
‘Agendapunten:
1-Productiecijfers t/rn Q2 2016 Logex (K) (bijlage 1).
Deze worden besproken. Hieruit blijkt met name een onderproductie door B in het I. 2-Situatie I (Bestuur, F) (bijlage 2,3).
B bericht dat in het I vooralsnog het zelfde honorarium als vorig jaar wordt uitgekeerd.
Het honorarium bedrag per FTE is toegenomen omdat de gehele productie in het I is toegenomen. Er is door de neurochirurgen in het I minder geproduceerd maar omdat het honorarium per FTE is toegenomen is het honorarium bedrag ongewijzigd gebleven.
De productie is 21% onder de afspraak geweest, maar er is 38% in OK tijd gekort.
B opereert nu 1x per maand op een woensdag, hij doet dit al vanaf maart 2016. B geeft aan hierdoor dit jaar 10 dagen te zullen opereren.
K vraagt of B het werk in de periferie wel leuk vindt.
E krijgt 50% extra honorarium voor zijn extra inspanningen in het I.
B heeft echter ondergeproduceerd 18,7% van het totaal tegen E 81,3% van de totale produktie in Q1 en Q2 2016. E heeft 1,5 dag werk in het I en B 1,0 dag.
B heeft in de periode van OK reductie geen werkzaamheden van E overgenomen, en dit ook niet aangeboden. B geeft aan het gebrek aan operatietijd te compenseren door het op die woensdagen verrichten van polikliniek van 9:00 tot 16:00 of zelfs 17:00 uur. B geeft aan hier zeer veel werk te verzetten.
De vergadering vraagt zich of wat er dan met alle poliklinische patiënten gebeurt waarbij B een operatie-indicatie stelt.
Het bestuur komt met een financieel voorstel aan B. B wordt gevraagd zijn productie (aantallen geopereerde patiënten, poliprogramma's, aantallen nieuwe patiënten) aan het bestuur te tonen, deze productie zal tijdens de volgende maatschapvergadering worden besproken.
B overweegt zich terug te trekken bij het korten op zijn inkomen.’
2.8 In een brief van het bestuur van de maatschap aan B van 2 november 2016 staat het volgende:
‘Van hoogleraar N heeft het bestuur van de C begrepen dat je door hem tot nader order ontheven bent van alle patiëntgebonden taken in het H.
Naar aanleiding hiervan geeft het bestuur van de Maatschap je hierbij opdracht om per direct ook je patiëntgebonden activiteiten in het I te beëindigen.
Xxx verzoeken je vriendelijk om lopende behandelingen over te dragen aan E, je waarnemer in het I. Het bestuur van de Maatschap zal de Raad van Bestuur en het medisch stafbestuur van het I informeren dat je je klinische werkzaamheden aldaar tot nader order om persoonlijke reden per direct zal staken.
Het bestuur van de Maatschap zal je op korte termijn uitnodigen voor nader overleg. Gegeven de omstandigheden wensen we je het allerbeste toe.’
2.9 In een e-mail van 4 december 2016 van E aan B staat het volgende:
‘Naar aanleiding van jouw telefonisch verzoek van vandaag zend ik je hierbij een schriftelijke bevestiging van onze reeds gemaakte afspraak.
Het bestuur van de C (C) nodigt je hierbij schriftelijk uit voor een overleg op maandag 5 december 2016 (…). Er staat nog niets vast derhalve zou het fijn zijn als je toch kan komen voor een gesprek hieromtrent.
Agendapunt: voorstel tot beëindiging van je werkzaamheden in de maatschap.
-We betreuren de huidige situatie. we hebben gevoelsmatig veel begrip voor de situatie waarin [B] zich bevindt.
-Maar de C is uiteindelijk een commercieel bedrijf, en zakelijk is er een nu al langer bestaande onwenselijke situatie zonder uitzicht op een spoedig herstel.
- Het bestuur en de maatschapsleden stellen voor de samenwerking in de maatschap per 1 januari 2017 te ontbinden waarbij het bestuur, indien [B] hiermee akkoord kan gaan garant staat dat de gehele goodwillsom zonder kortingen op zeer korte termijn zal worden gerestitueerd.
-Indien [B] hiermee niet akkoord gaat dan zal het maatschapbestuur op woensdag 7 december 2016 het voorstel tot beëindigen van de samenwerking van [B] in de maatschap ter stemming aan de maatschapsvergadering aanbieden.
-Indien de vergadering dit voorstel accordeert dan zal de samenwerking worden beëindigd, waarbij de goodwill uitbetaling volgens de gangbare procedure zal plaatsvinden.
-Tevens zal dan op basis van de geleverde productie van [B] een voorstel voor aanpassing van het honorarium van [B] ter stemming worden aangeboden.
-Het bestuur vraag [B] voorafgaand aan de maatschapsvergadering van woensdag 7 december a.s. een standpunt hieromtrent in te nemen.
-Het bestuur wenst [B] veel sterkte in zijn toekomstige activiteiten.’
2.10 In een e-mail aan E van 7 december 2016 heeft B het volgende geschreven:
‘Xxxxxx ben ik niet in staat om vanavond en as woensdag te komen, ik heb mij afgelopen week (definitief) ziek gemeld bij het H.
Begin november ben ik akkoord gegaan om patiëntgerichte werkzaamheden niet te verrichten in afwachting van (medisch) onderzoek in verband met mijn lichamelijke klachten.
Verder zijn er vage signalen / klachten uit de organisatie gekomen (H) die voor mij nog steeds erg onduidelijk en vaag zijn. Vanuit het I zijn er geen klachten gekomen.
lk vertrouw er op dat er geen beslissingen worden genomen voordat er onder meer over vorengaande meer duidelijkheid is en ik daarover ben gehoord.’
2.11 In de concept notulen van de maatschapsvergadering van 7 december 2016 staat onder meer het volgende:
‘3-maatschapactiviteiten [B].
B is op maandag 5 december 2016 door het maatschapsbestuur uitgenodigd voor overleg. Naar aanleiding van de al gemaakte mondelinge afspraak heeft B op zondag 4 december verzocht om een schriftelijke bevestiging. Deze is op 4/12/2016 21:46 uur via e-mail door E aan hem verzonden. (…)
(…)
K meldt de Logex productiegegevens van het I: Aantal normuren geheel 2015: 1529 uur.
Deel J 60% = 917 uur. Verricht 1014 uur, dit is +10%.
Deel B 40%= 612 uur. Verricht 514 uur dit is -16%.
Aantal normuren deel 2016: 388 uur.
Deel E 60% = 233 uur. Verricht 315 uur, dit is +35%.
Deel B 40% = 155 uur. Verricht 72 uur, dit is -47%.
Financiële calculatie:
Gerelateerd aan de omzet in I in 2014 van 218.791 euro. 2015:
J: Verwachte omzet: 131.000 euro, gerealiseerd 145.058 euro, dit is +14.000 euro. B: Verwachte omzet: 87.516 euro, gerealiseerd 73.700 euro, dit is -14.000 euro.
2016:
E: Verwachte omzet 65.640 euro, gerealiseerd 88.614 euro, dit is +23.000 euro. B: Verwachte omzet 43.760 euro, gerealiseerd 20.786, dit is -23.000 euro.
E meldt de FB parameters 2016 tot heden (aantal eerste poli en aantal klinische OK) van het I: Polikliniek:
E: 260 nieuwe patiënten
B 148 nieuwe patiënten (extrapolatie) OK:
E 189 klinische operaties. B 61 klinische operaties.
De inzet van B en de gehele voorgeschiedenis (ondermeer: inzet, geen overname managementactiviteiten I na vertrek J, op korte termijn afzeggen OK en poliprogramma's, geen opvang in vrijkomende OK timeslots of ondersteunen E, mening neurologen I, bereikbaarheid voor overleg, afname reputatie neurochirurgie in het I) worden in de maatschapvergadering besproken.
Er volgt een stemming over Voorstel 1:
Het bestuur van de C stelt voor de samenwerking van [B] in de maatschap per 1 januari 2017 te beëindigen op grond van artikel 8.1.g. in de Overeenkomst van Maatschap:
(…)
Stemresultaat voorstel 1: 7 aanwezigen voor, 1 bij volmacht voor, 0 aanwezigen tegen. Het voorstel is aangenomen.
Er volgt een stemming over Voorstel 2:
Op basis van de geleverde productie van [B] zal door de penningmeester een aanpassing van het honorarium 2016 worden voorgesteld.
Stemresultaat voorstel 1: 7 aanwezigen voor, 1 bij volmacht voor, 0 aanwezigen tegen. Het voorstel is aangenomen.
B zal door E over deze stemresultaten worden geïnformeerd.’
2.12 Bij brief van 23 december 2016 heeft de maatschap de uitkomst van voornoemde vergadering aan B te kennen gegeven. Deze brief houdt het volgende in:
‘Reeds in de notulen van de maatschapsvergadering van 31 augustus 2015 staat vermeld dat de C niet tevreden was over jouw lage productiecijfers in het I (I). Nadien heeft een gesprek plaatsgevonden tussen jou en de collegae E en K op 10 september 2015 om een en ander te hespreken. Ook nadien is dit onderwerp bij herhaling op de vergaderingen aan de orde geweest. Ondanks jouw toezeggingen heeft dit niet geleid tot een verbetering van de cijfers, integendeel: was er in 2015 sprake van een onderproductie van €.14.000, over de eerste helft van 2016 was dit inmiddels opgelopen tot een onderproductie van €.23.000 oftewel een ruime verdrievoudiging.
Herhaalde aanbiedingen van de secretaresse van de hoogleraar neurochirurgie in het H (H) je vrij te maken om openvallende slots op de operatiekamer in het I op te vullen zijn steeds door jou afgewezen. Er ontstond tevens onvrede hij de neurologen van het I wegens het door jou op korte termijn afzeggen van operatieprogramma's en poliklinieken, hetgeen leidde tot onaanvaardbare wachttijden voor patiënten en leegstand voor operatiekamers, waarvoor wel personeel aanwezig was.
Om de nood te lenigen is collega E per 1 januari j.l. in het I gaan werken. Deze heeft zijn uiterste best gedaan de wachttijden terug te brengen. Gedurende het eerste halfjaar 2016 was er sprake van een overproductie van collega E van meer dan 30% en een onderproductie van jou van 47%. Zeggen en schrijven heb je over het afgelopen jaar slechts 13 operatiesessies ingevuld.
Voor de zoveelste keer is jou op de maatschapsvergadering van 19 oktober j.l. gevraagd te komen met productiecijfers, omdat je twijfelde aan de cijfers, zoals die door LOGEX waren aangeleverd. Aan dat verzoek heb je geen gehoor gegeven. Voorts was de C genoodzaakt, in navolging op de beslissing van de hoogleraar neurochirurgie van het H jou met ingang van begin november j.l. alle patiëntencontacten te verbieden, deze maatregel te volgen ten aanzien van je werkzaamheden in het I.
(…)
De maatschap heeft geconstateerd, dat jij bij herhaling en zonder enige waarneembare intentie tot verbetering in gebreke blijft je plichten zoals verwoord in het maatschapscontract na te leven. Je voldoet niet aan het allerbelangrijkste criterium, dat geldt in een maatschap, te weten artikel 4 lid 1, waar gesteld wordt: "leder der maten brengt in de maatschap in zijn kennis, arbeid en vlijt " Je hebt zeer weinig initiatief genomen de overige maten er ook maar enigszins van te overtuigen, dat je wel wilde gaan voldoen aan deze eis. De feiten hebben aangetoond. dat de onderproductie alleen maar in ernstige mate is toegenomen. Voorts voldoe je niet aan het gestelde in artikel 6, lid 2a, waar staat: "De maten zullen de werkzaamheden zodanig verdelen dat sprake is van een evenwichtige werklastverdeling."
Over bovenstaande zijn twee besluiten genomen.
Ten eerste is in stemming gebracht of er redenen aanwezig zijn je te korten op het honorarium 2016. Daartoe is de maatschapsvergadering bevoegd conform artikel 7 lid 5b en lid Se en artikel 10 lid 1. In unanimiteit is besloten tot een dergelijke korting over te gaan. (…) De hoogte van de korting zal worden berekend door de maatschapsaccountant gebaseerd op de LOGEX cijfers.
Voorts is in stemming gebracht of er zwaarwegende reden voorhanden zijn jouw lidmaatschap van de C op te zeggen, zoals voorzien in artikel 8 lid 1g. In unanimiteit is besloten daartoe over te gaan. (…) De voltallige vergadering acht de redenen daartoe over te gaan dermate zwaarwegend, dat jouw lidmaatschap wordt beëindigd per 31.12.2016.
Indien je instemt zonder verdere bezwaren dan is de C bereid jouw goodwill, waarvan de hoogte wordt bepaald volgens de gebruikelijke procedure. op sterk verkorte termijn te betalen, dat wil zeggen uiterlijk per 30.06.2017. Indien je niet akkoord gaat, dan zal de C zich houden aan hetgeen daaromtrent staat vermeld in het maatschapscontract. Daar wordt bepaald, dat de C pas goodwill behoeft uit te keren indien een nieuwe maat ter vervanging van jou wordt aangetrokken. Voor alle duidelijkheid: de komst van O per 1 januari a.s. vervangt het vertrek van collega J en niet jouw vertrek.
De C wenst je het beste voor de toekomst en tekent, namens de maatschap.’
2.13 Met een brief van 16 februari 2017 heeft de toenmalig gemachtigde van eiseres bezwaar gemaakt tegen de opzegging van het lidmaatschap van de maatschap van eiseres waarna er tussen (de gemachtigden van) de partijen enige correspondentie heeft plaatsgevonden zonder tot een akkoord te komen. Het laatste bericht in die periode is van de toenmalige gemachtigde van de maatschap en dateert van 21 april 2017 (waarin te kennen gegeven wordt dat men bereid is tot nader overleg).
2.14 In een bericht van maatschap P (zenuwarts-psychiater en klinisch psycholoog) van 28 februari 2017 aan de huisarts van B staat:
Zeer geachte collega,
Onlangs zag ik op uw verzoek op mijn spreekuur Uw patiënt de heer B
( )
Op grond van mijn bevindingen bij anamnese en onderzoek kom ik tot de volgende diagnose: Bij betrokkene is sprake van een ernstige depressie met (deels atypische) vitale kenmerken. Er is sprake van onderrapportage van symptomen.
2.15 In een e-mail van de accountant van de maatschap aan B van 24 juni 2019 staat onder meer het volgende:
‘Zie onderstaand de door ons opgestelde goodwillberekening inzake uittreding van [B] per 1 januari 2017. De berekening Is op eenzelfde wijze opgesteld, zoals wij hebben berekend voor J, op basis van de laatste 3 definitieve jaren gemiddeld, waarbij wordt uitgegaan van het 'genormaliseerde' aandeel in het resultaat van één regulier maatschapslid met aftrek van de gestandaardiseerde pensioenpremie (SPMS-premie). Dan komen wij op een goodwillbedrag voor [B] die een 2/3 maatschapsaandeel heeft van € 64.324,--‘
2.16 De accountant van de maatschap heeft op dezelfde dag voornoemde e-mail eveneens aan het bestuur van de maatschap gezonden met daarbij het volgende:
‘[B] belde mij vanochtend en hij gaf aan dat hij met E, toevoeging Scheidsgerecht) contact heeft gehad en vroeg om de door ons opgestelde goodwillberekening en enkele jaarrekeningen over de afgelopen jaren van de maatschap.’
2.17 In een e-mail van dezelfde dag (24 juni 2019) heeft een van de leden van het bestuur van de maatschap gereageerd op voornoemd bericht (met c.c. aan onder meer B) en daarbij het volgende geschreven:
‘Wij hebben in de maatschap besloten dat [B] de goodwill kan krijgen conform de regeling van het I. Hij heeft de jaarrekeningen over ‘zijn’ jaren allang ontvangen.
Mijn voorstel is om hem die afrekening (van het I dus) te sturen en zeker geen jaarrekeningen van na zijn vertrek.’
2.18 In een e-mail van 6 oktober 2021 aan de penningmeester van de maatschap heeft B het volgende geschreven:
‘Via de accountant van de maatschap heb ik het verzoek gekregen om mij tot jou te richten, als penningmeester van de maatschap over de financiële afwikkeling van de maatschapsovereenkomst. lk heb contact gezocht met de accountant van de maatschap omdat ik enkele vragen had over de jaarrekening. Niet om de maatschapszaken met hem direct af te handelen.
Het heeft enige tijd geduurd voordat ik eraan toe was om mij bezig te gaan houden met de afwikkeling van de maatschap. De gang van zaken de afgelopen jaren heeft grote impact op mij gehad en de pogingen om na beëindiging van de werkzaamheden bij het H weer elders onder dak te
komen, vergden en vergen zeer veel van mij. Maar het is goed om nu ook tot een afronding van de financiële kant met de maatschap te komen.
In je mail aan de accountant geef je aan dat dat je graag met mij de visie wilt delen die het maatschap bestuur zich heeft gevormd over de afrekening. Ik zou je willen vragen mij daarin inzicht te geven. Dan kan ik dit bekijken en ik zal daar dan ook snel op reageren en dan kunnen we daar ook verder overleg over hebben.’
2.19 In een e-mail van 9 oktober 2021 van de (penningmeester van de) maatschap aan B staat onder meer het volgende:
‘Recentelijk heeft het maatschap bestuur van de C vernomen dat je telefonisch contact hebt gezocht met onze maatschap accountant (…).
(…)
Na je vertrek uit de maatschap heb je nog recht op achterstallige betalingen. Deze bestaan uit een tweetal componenten.
Ten eerste heb je recht op uitbetaling van goodwill. Je hebt immers bij intrede in de maatschap goodwill betaald. Het maatschap bestuur heeft navraag gedaan bij het Medisch Specialistisch Bedrijf van het [I] en hen verzocht de goodwill te berekenen. (…), administrateur C, heeft ons laten weten dat je goodwill €41.385 bedraagt. Dit bedrag is inmiddels door het [I] aan de maatschap voldaan.
Ten tweede dient er nog een verrekening te geschieden van het kapitaal op de kapitaalrekening. Het maatschap bestuur heeft besloten hierbij een korting wegens onderproductie toe te passen.
Uitgangspunt zal zijn de daadwerkelijke onderproductie, dat wil zeggen het verschil tussen door jou in het [I] geleverde productie en reeds uitgekeerde voorschotten. Teneinde te komen tot een reële inschatting van deze korting is opnieuw contact gezocht met het [I]. Op ons verzoek is door de firma Logex een berekening gemaakt van jouw aandeel in de productie in (wat zal gelden als het referentiejaar) 2016. Q van de firma Logex heeft ons op 07-11-2017 laten weten dat jouw aandeel in de productie in 2016 41% van het totaal betrof. Uitgaande van jou aandeel (van 41%) van de totale productie in 2015 en 2016, en de reeds uitgekeerde voorschotten, was er in 2015 en 2016 tezamen een onderproductie van (productieaandeel = € 138.770, voorschotten= € 153.285, verschil = €
14.515. Dit bedrag zal worden verrekend met het openstaande bedrag op de kapitaalrekening =
€48.994. Er resteert dus een uit te betalen bedrag van € 48.994-€14.515 = €34.479.
Het maatschap bestuur heeft onderzoek laten doen door het MSB I en door de firma Logex en brengt je hiervoor een bedrag aan onderzoekskosten en administratie in rekening a € 881.
Het totale bedrag dat je nog toekomt bestaat dus uit €41.385 + €34.479 - €881 = €74.983. (…)
Indien je geïnteresseerd bent in bovenstaande aanbod, verzoek ik je binnen twee weken te reageren. Indien de maatschap binnen deze termijn niet van je verneemt, ga ik er van uit dat je niet van dit aanbod gebruikt wilt maken.
lk hoop dat we spoedig tot een (financiële) afronding kunnen komen.’
2.20 Met een e-mail van 22 oktober 2021 aan de penningmeester van de maatschap heeft B te kennen gegeven dat hij niet kan instemmen met het voorstel van de maatschap en dat hij de verdere onderhandelingen over zal laten aan zijn advocaat.
2.21 Met een e-mail van 1 november 2021 heeft de heer Q van LOGEX (hierna: Q) aan B de Benchmarkanalyse van de vakgroep Neurochirurgie in het I over 2016 toegezonden. In de e-mail staat onder meer het volgende:
‘Gewogen opgeteld (input voor 40%, waarvan 1/3e obv unieke patiënten, 1/3e obv poliklinische activiteiten en 1/3e obv uur operatief, output voor 40% en efficiency voor 20%) resulteerde in 2016 een norm-fte van 0,54 (waarmee de vakgroep 8,9% `productiever' was dan het gemiddelde van de benchmark).
Op verzoek van dhr. E is – via het MSB bestuur – zijn aandeel in de gerealiseerde productie in 2016 uitgesplitst, waarbij hij aangaf zowel de productie onder zijn code `S/0437' als de DBC-productie onder de code `S/0431' (J?) te hebben geleverd. Automatisch werd daarmee uw productie uitgesplitst, aangezien dit het complement was van de productie van dhr. E. In de bijlage (Excel) is uitgesplitste productie weergegeven. De hierboven genoemde 'input' (m.u.v. unieke patiënten) en 'output' zijn eenvoudig op specialistcode uit te splitsen, de 'efficiency' niet. In de Excel ziet u dezelfde onderdelen (en randtotalen) terug die ook op slide 7 van de benchmarkanalyse van de gehele vakgroep terugkomen. Uw aandeel in de ‘output’ is 42% van de gerealiseerde normuren (534 van de
1.282 normuren in totaal) in de ‘input’ van poliklinische verrichtingen is dat 47% (423 van de 899 poliklinische verrichtingen in totaal) en van operatieve verrichtingen 26% (75 van de 285 uur in totaal).
De kosten waar u aan refereerde waren waarschijnlijk de kosten per kwartaal voor de benchmarkanalyse van de gehele vakgroep — die voorkomen uit de overeenkomst die wij met het MSB-bestuur hadden om voor iedere vakgroep ieder kwartaal de prestatiebenchmark uit te voeren. Voor de uitsplitsing an sich zijn geen aanvullende kosten in rekening gebracht.’
2.22 Het Excelbestand waar in voornoemde e-mail sprake van is zit niet bij de stukken. De maatschap heeft als productie 11 bij de memorie van antwoord een overzicht overgelegd van verrichtingen van de in het I werkzame neurochirurgen volgens hetwelk de ‘onderprestatie B (%)’ in de jaren 2013 – 2016 in rood is weergegeven als (respectievelijk) ‘-37, -19, -33, -51’.
2.23 Naar aanleiding van vragen van B heeft Q in een e-mail van 30 december 2021 aan B onder meer nog het volgende geschreven:
‘Dank voor de uitgebreide mail. lk constateer het volgende:
− O.b.v. de analyse die wij over 2016 hebben uitgevoerd komt jouw aandeel in de gerealiseerde productie van de maatschap Neurochirurgie (in 2016) neer op 41% van het totaal van de gerealiseerde productie door de maatschap
− Gegeven dat jij 1 dag werkte en je collega 1,5 dag is dat ook in lijn der verwachtingen: 1 dag (0,2 FTE) van de totale 2,5 dagen (0,5 FTE) gewerkt door de maatschap komt neer op 40% van de geleverde fte's
− Mijn vermoeden is dat de constatering van 'onderproductie' niet zozeer betrekking heeft op jou persoonlijk maar op de maatschap als geheel: T.o.v. 2015 daalde de productie met bijna 10% (van 0,59 norm-fte naar 0,54 norm-fte). Zie onderstaande figuur. Hierin is ook te zien dat de lagere productie in 2016 niet zozeer aan de OK-productie ligt (0,56 norm-fte in 2016 versus 0,57 norm-fte in 2015), maar aan minder poliklinische productie (0,47 norm-fte in 2016 versus 0,53 norm-fte in 2015).
(…)
− De woordkeuze onderproductie is m.i. hoe dan ook ongelukkig want t.o.v. de benchmark leverde de maatschap — ook in 2016 - nog steeds relatief veel productie (109%), maar dus wel minder dan in 2015.
− Verder vermoed ik dat de voorschotten (over 2016) zijn gebaseerd op het productieniveau van 2015, en dat de verrekening van de 'onderproductie' evenredig over de gehele maatschap is verdeeld — en dat dus ook collega E is `gekort'?
− De uitsplitsing van de productie die wij hebben gemaakt gaat over 2016 — over 2015 kunnen we
o.b.v. de uitgevoerde analyse geen uitspraken doen.’
2.24 Eiseres heeft als productie 21 een document overgelegd met daaronder de naam van de penningmeester van de maatschap. De kop (met datum) van het document ontbreekt maar volgens het ‘overzicht producties bij memorie van eis’ gaat het om een e-mail van 13 november 2021 van de penningmeester van de maatschap aan de gemachtigde van eiseres. In dit document staat onder meer het volgende:
‘In antwoord op uw schrijven dd 29-10-21 wil het bestuur van [de maatschap] u als volgt berichten. De maatschap is onder andere in het bezit van de volgende documenten:
(…)
• Documentatie van bureau D, consultants, Y.
• Een verslag van een bijeenkomst van de staf neurochirurgie van het H naar aanleiding van de documentatie van bureau D.
Uit onder andere deze documenten blijkt dat uw client;
• Betrokken was bij tenminste 24 uitvoerig gedocumenteerde incidenten in het H die aanleiding geven tot ernstige twijfel over zijn betrouwbaarheid en bekwaamheid als neurochirurg.
• Onderwerp is geweest van een externe analyse van genoemde incidenten door bureau D waarbij genoemde incidenten aanleiding geven tot vermoedens van middelenmisbruik en alcoholgebruik tijdens het werk en documenteren dat uw client herhaaldelijk ernstig heeft gedisfunctioneerd als chirurg.
• Op grond van dit disfunctioneren door de afdelingsleiding van het H op non-actief is gesteld.
• Onderwerp is geweest van een poging tot mediation die heeft gefaald omdat de voltallige staf neurochirurgie van het H collectief het vertrouwen in uw client heeft opgezegd.’
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht, de beslissingsmaatstaf en de aard van de beslissing.
De partijen hebben te kennen gegeven dat zij zijn overeengekomen dat zij hun geschil aan arbitrage door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg wensen te onderwerpen volgens het vigerende arbitragereglement van het Scheidsgerecht. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht te beslissen bij wege van arbitraal vonnis is tussen de partijen niet in geschil. Op grond van artikel 25 van het Arbitragereglement van het Scheidsgerecht Gezondheidszorg beslist het Scheidsgerecht naar de regelen des rechts, tenzij partijen anders zijn overeengekomen. Dat laatste is hier niet het geval.
4. De beoordeling van het geschil
Rechtsverwerking
4.1 De maatschap heeft als verweer van de verste strekking tegen de vorderingen aangevoerd dat eiseres haar recht heeft verwerkt om -kort gezegd- nog afrekening te verlangen na en ter zake van de beëindiging van de maatschap. Aan dat verweer legt de maatschap kort samengevat het volgende ten grondslag. Na de opzegging op 23 december 2016 heeft de maatschap eiseres enkele malen schriftelijk gevraagd om een reactie. Nadat de toenmalige raadsman van eiseres
tegen de opzegging van de maatschap had geprotesteerd bij brief van 16 februari 2017 heeft de maatschap in maart en april 2017 via de toenmalige raadslieden pogingen gedaan om in overleg met eiseres tot een afwikkeling te komen. Na de laatste brief van de raadsman van de maatschap van 21 april 2017 heeft eiseres echter nooit meer iets van zich laten horen tot aan de e-mail van 6 oktober 2021 van B aan F. Xxxxxxx heeft dus vier en een half jaar stilgezeten en daarmee in de gegeven omstandigheden de indruk gewekt dat zij het er verder bij zou laten zitten. In ieder geval, aldus de maatschap, is haar positie door dit lange tijdsverloop onredelijk verzwaard omdat zij nu alsnog gegevens over gebeurtenissen van jaren geleden boven water moet zien te krijgen.
4.2 Voor een geslaagd beroep op rechtsverwerking is enkel tijdsverloop onvoldoende, zoals de maatschap ook zelf voorop stelt. De door de maatschap in haar memorie van antwoord in nr. 38 genoemde omstandigheden wettigen ook in onderling verband en samenhang niet de conclusie dat B het vertrouwen bij de maatschap heeft gewekt dat hij geen afwikkeling meer zou verlangen. Alle daar aangevoerde omstandigheden daterend van na de opzegging komen erop neer dat B gedurende een lange tijd niets heeft ondernomen jegens de maatschap om tot afrekening en afwikkeling te komen terwijl hij wel in onderhandeling was met het H en daartoe kennelijk ook in staat was. Daaraan kon de maatschap wellicht het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen dat B zich bij de opzegging en dus de beëindiging van de maatschap als zodanig had neergelegd, zoals B overigens ook blijkens zijn standpunt in deze procedure heeft gedaan. Maar het is onvoldoende om de gerechtvaardigde verwachting aan te ontlenen dat eiseres ook afzag van uitbetaling van hetgeen haar op grond van de maatschapsovereenkomst bij beëindiging van de maatschap toekomt. Er is van geen enkele goede reden gebleken waarom de maatschap er vanuit mocht gaan dat eiseres haar dit cadeau zou doen. Opmerking verdient in dit verband overigens dat eiseres de kwestie van uitbetaling van de goodwill in juni 2019 wel weer aan de orde heeft gesteld en in zoverre van ononderbroken stilzitten ook geen sprake is geweest. Evenmin is er van een goede reden gebleken waarom de maatschap er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat eiseres geen financiële genoegdoening meer zou verlangen ter zake van de wijze waarop de maatschap is opgezegd. Het beroep op rechtsverwerking moet in ieder geval in zoverre worden verworpen. De door de maatschap gestelde onredelijke verzwaring van haar positie door het lange tijdsverloop, komt hierna bij de afzonderlijke vorderingen waarvoor dat mogelijk een rol speelt nog ter sprake.
Goodwill
4.3 Uit art. 9.1 en 9.2 onder d van de maatschapsovereenkomst volgt dat de maten die na beëindiging de maatschap voortzetten gehouden zijn aan de uittredende maat het bedrag aan goodwill uit te keren conform de richtlijnen van de Orde. De maatschap stelt zich op het standpunt dat het de bedoeling van de partijen is geweest dat die verplichting alleen geldt bij een uittreding van een maat op eigen verzoek, maar niet in geval van opzegging door de anderen op grond van zwaarwegende redenen. Een dergelijke uitleg vindt geen enkele steun in de tekst van de maatschapsovereenkomst. De maatschap heeft geen feiten en omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de leden van de maatschap moesten begrijpen dat dit wel de bedoeling was. Het enkele feit dat de maten eiseres in december 2016 hebben voorgehouden dat als zij akkoord ging met de opzegging zij dan de gehele goodwillsom zonder kortingen zou krijgen, kan niet een aanwijzing vormen dat de partijen bij het aangaan van de overeenkomst van maatschap de bedoeling hadden dat goodwill alleen bij vertrek op eigen initiatief zou worden uitgekeerd en dat zo moesten en mochten begrijpen. Xxxxxxx heeft dus aanspraak op uitbetaling van goodwill. Volgens de maatschap zou eiseres de uitbetaling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moeten worden ontzegd althans zou het bedrag waarop eiseres aanspraak heeft moeten worden gematigd. Dat zou zo zijn omdat hij door zijn houding en
gebrek aan inzet er aanleiding toe heeft gegeven dat hem de maatschap werd opgezegd en daarmee een bad leaver is. Zoals hierna nog zal blijken waren de gronden voor de opzegging ondeugdelijk. Reeds daarom kan van een ontzegging of matiging geen sprake zijn.
4.4 De partijen zijn het in wezen eens over de waarde van de goodwill overeenkomstig de berekening van de accountant van de maatschap van 24 juni 2019. Zij verschillen op één punt van mening en dat is of van het gemiddelde reguliere resultaat over de drie in aanmerking te nemen jaren 2014 – 2016 de pensioenpremie moet worden afgetrokken. Bij de berekening van de goodwill die eiseres bij toetreding heeft moeten betalen is de pensioenpremie kennelijk conform de richtlijnen van de Orde van het resultaat afgetrokken. Het valt niet in te zien waarom thans bij de uitbetaling daarvan niet hetzelfde zou moeten gebeuren. Daarom moet het bedrag aan goodwill waarop eiseres aanspraak heeft worden bepaald op het door de accountant becijferde bedrag van € 64.324,-. Het verweer dat de positie van de maatschap door het tijdsverloop zodanig is verzwaard dat het recht van eiseres op volledige uitbetaling daarvan is verwerkt, wordt verworpen. Sinds juni 2019 was al duidelijk wat de waarde van de goodwill was. Daarover bestond geen ander punt van geschil dan de vraag of voor de berekening van de waarde van de goodwill de pensioenpremie van het resultaat moet worden afgetrokken. Door het tijdsverloop is de beantwoording van die vraag niet moeilijker geworden. De maatschap heeft er verder steeds rekening mee moeten houden dat het bedrag aan goodwill op enig moment aan eiseres zou moeten worden uitbetaald. De maatschap zal worden veroordeeld tot uitbetaling van dit bedrag aan eiseres. Op de daarover verschuldigde wettelijke rente wordt hierna nog teruggekomen.
Kapitaalrekening
4.5 De partijen zijn het ook eens over de stand van de kapitaalrekening met een saldo van € 48.994,- ten gunste van eiseres. De maatschap stelt zich op het standpunt dat zij een tegenvordering heeft van € 14.515,- uit hoofde van korting op het winstaandeel van eiseres over 2015 en 2016 wegens onderproductie. Zoals hierna nog zal blijken kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een onderproductie door eiseres die tot korting kon leiden en opzegging van de maatschap. Daarom zijn ook de kosten van het Logexrapport ad € 881,- niet door eiseres verschuldigd en niet te verrekenen. Niet valt in te zien dat de positie van de maatschap door het tijdsverloop ten aanzien van dit onderdeel van de vordering is verzwaard. Over het precieze saldo van de kapitaalrekening ten gunste van eiseres heeft nooit enige onduidelijkheid of geschil bestaan. De maatschap heeft er steeds rekening mee moeten houden dat dit bedrag aan eiseres is verschuldigd en uitbetaald zou moeten worden. De maatschap zal daarom worden veroordeeld een bedrag van
€ 48.994,- aan eiseres te betalen. Op de verschuldigdheid van de wettelijke rente daarover wordt hierna nog ingegaan.
Opzegging, verjaring en onderproductie
4.6 Eiseres stelt zich op het standpunt dat aan de opzegging geen valide reden ten grondslag lag en eist schadevergoeding op de grond dat de opzegging onrechtmatig jegens haar heeft plaatsgevonden. De maatschap heeft zich daartegen in de eerste plaats verweerd met de stelling dat de vernietigbaarheid van de opzegging wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid op de voet van art. 7A: 1686 lid 2 BW op grond van art. 3:52 BW is verjaard. Dat verweer wordt verworpen omdat die verjaring alleen betrekking heeft op de vernietigbaarheid, maar niet op een vordering tot schadevergoeding ter zake van de grond waarop vernietigd had kunnen worden indien het recht daartoe niet was verjaard. Eiseres vordert geen vernietiging van de opzegging en haar vordering strekt er niet toe de beëindiging van de maatschap ongedaan te
maken. Het nadere verweer van de maatschap dat met de verjaring van de vernietigbaarheid vast staat dat de opzegging niet in strijd was met de redelijkheid en billijkheid kan evenmin worden aanvaard, omdat de verjaring alleen ziet op de vernietigbaarheid van de rechtshandeling als zodanig, maar onverlet laat dat de onjuistheid van de gronden daarvoor nog via een vordering tot schadevergoeding aan de orde kunnen worden gesteld.
4.7 De opzegging van de maatschap is blijkens de opzeggingsbrief van 23 december 2016 gebaseerd op een structurele onderproductie van B, die door eiseres echter gemotiveerd wordt betwist. Vastgesteld moet worden dat de maatschap telkens wisselende standpunten heeft ingenomen over de (mate van) onderproductie en de wijze van benadering en becijfering daarvan. In de conceptnotulen van 19 oktober 2016 heet het dat B in Q1 en Q2 van 2016 slechts 18,7% van de totale productie in het I heeft gerealiseerd tegen E 81,3%. Het is niet duidelijk op welke gegevens dat is gebaseerd. In de notulen van de maatschapsvergadering van 7 december 2016 worden op basis daarin genoemde normuren volgens Logex productiegegevens geheel andere percentages genoemd, te weten 16% onderproductie van B tegenover 10% overproductie van E over 2015 en 47% onderproductie van B tegenover 35% overproductie van E over 2016 met daarmee corresponderende bedragen van € 14.000,- respectievelijk € 23.000,- onder- en overproductie. Uit de berichten van Q van Logex van 1 november 2021 en 30 december 2021 aan B valt echter niet af te leiden dat B in de Logexberekening ondergeproduceerd heeft ten opzichte van E. Later heeft de maatschap nog weer een andere benadering gehanteerd zoals in het overzicht dat door haar als productie 12 bij memorie van antwoord is overgelegd. In dat overzicht zijn verrichtingen uitgesplitst naar uitvoerder. Op basis daarvan komt de maatschap dan op een onderproductie door B van 37% in 2013, 19% in 2014, 33% in 2015 en 51% in 2016. Met deze wisselende gegevens kan niet worden vastgesteld dat sprake was van een structurele onderproductie door B, noch in welke orde van grootte die zou hebben gelegen. Het is in het licht van dit alles evenmin goed te begrijpen hoe de maatschap op een totale korting van € 14.515,- op het winstaandeel van B over de jaren 2015 en 2016 is gekomen. De betrekkelijk geringe hoogte van dat bedrag relativeert ook de ernst van de gepretendeerde onderproductie. Het kan verder ook niet worden vastgesteld dat de maatschap de in art. 7.5 onder e van de maatschapsovereenkomst voorgeschreven weg om tot een korting te komen heeft gevolgd. Dit alles in aanmerking genomen was het onvoldoende gegrond en disproportioneel om eiseres wegens onderproductie de maatschap op te zeggen en nog wel zonder in achtneming van een opzegtermijn en bovendien zonder B daarover te horen, terwijl de maten, die allen in het H als collega’s van B werkzaam waren, wisten dat hij zich ziek had gemeld en enig zicht gehad moeten hebben op de toestand waarin B zich bevond. Niet valt in te zien waarom dit oordeel zou moeten afstuiten op rechtsverwerking doordat de positie van de maatschap door tijdsverloop is verzwaard, nu het de maatschap zelf is geweest die altijd onduidelijkheid heeft laten bestaan over de wijze waarop zij tot (welke mate van) onderproductie van B heeft geconcludeerd. Onder deze omstandigheden moet de opzegging met onmiddellijke ingang jegens eiseres onrechtmatig worden genoemd.
Schade
4.8 Eiseres stelt dat zij zonder de onrechtmatige opzegging nog een jaar lid van de maatschap had kunnen zijn omdat beëindiging pas na ommekomst van een periode van 12 maanden arbeidsongeschiktheid had kunnen plaatsvinden. Zij stelt daarom aanspraak te hebben op een jaar winstdeel minus de kosten van waarneming in het I. Eiseres kan daarin niet worden gevolgd. Het staat wel vast dat B in ieder geval begin 2017 arbeidsongeschikt was. Maar daargelaten of hij dat ook geheel 2017 is gebleven (dat lijkt volgens zijn eigen verklaringen ter zitting niet ononderbroken het geval te zijn geweest) betekent dit niet dat de maatschap nog een jaar zou hebben voortgeduurd. Het staat vast dat het H B in november 2016 heeft verboden nog patiëntgerichte activiteiten te ontplooien, overigens met behoud van volledig salaris. Blijkens de
verklaringen van B ter zitting heeft die situatie voortgeduurd tot juni 2019 toen de arbeidsovereenkomst met het H met een vaststellingsovereenkomst is geëindigd. Die vaststellingsovereenkomst is niet overgelegd, maar het is mogelijk dat daarin een schadeloosstelling is overeengekomen die mogelijk ook compensatie biedt voor verlies van inkomen uit de maatschap. Ook de maatschap heeft B kort nadat het H daartoe was overgegaan verboden nog patiëntgebonden activiteiten te verrichten. Uit de verklaring ter zitting van vertegenwoordigers van de maatschap blijkt dat het feit dat B geen patiëntgebonden activiteiten meer mocht verrichten een belangrijke reden was om tot beëindiging van de maatschap zonder opzegtermijn over te gaan. Waartoe dit alles zou hebben geleid zonder de opzegging op grond van onderproductie is niet vast te stellen. Geconstateerd moet in ieder geval ook worden dat B geen arbeidsongeschiktheidsverzekering had afgesloten hoewel hij daartoe op grond van de maatschapsovereenkomst wel verplicht was. Het valt op zijn minst te betwijfelen of B bij voortdurende arbeidsongeschikt aanmerkelijke inkomensschade zou hebben geleden als hij wel een verzekering had afgesloten, waarmee hij zijn schade had kunnen beperken maar dat niet heeft gedaan. Dit alles in aanmerking genomen kan onvoldoende worden vastgesteld dat B/eiseres schade heeft geleden als gevolg van de opzegging van de maatschap op 23 december 2016 op de grond waarop dat is gebeurd. De vordering tot schadevergoeding is aldus onvoldoende geconcretiseerd en onderbouwd om tot toewijzing van enig bedrag te kunnen komen.
Wettelijke rente
4.9 Wettelijke rente is volgens art. 6:119 BW verschuldigd over de periode dat de schuldenaar met de voldoening in verzuim is geweest. Xxxxxxx maakt aanspraak op de wettelijke rente over de goodwill vanaf 1 januari 2018 en vanaf 1 januari 2017 over het kapitaalsaldo. De maatschap heeft gesteld dat zij niet in gebreke is gesteld en dus nooit in verzuim is gekomen en daarom geen wettelijke rente is verschuldigd over het verleden maar pas vanaf het moment van betekening van het arbitrale vonnis althans vanaf het moment van aanhangig maken van de procedure. Xxxxxxx heeft niet weersproken dat zij de maatschap nooit in gebreke heeft gesteld ten aanzien van goodwill en kapitaal en harerzijds evenmin duidelijk gemaakt hoe en wanneer zij dat wel zou hebben gedaan. Daarom zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf het moment van het aanhangig maken van deze procedure omdat toen in ieder geval duidelijk was dat de maatschap niet vrijwillig tot uitbetaling zou overgaan en dus in verzuim was. De gewone wettelijke rente zal worden toegewezen en niet de wettelijke handelsrente omdat het hier niet gaat om de tegenprestatie voor geleverde goederen of diensten maar om afwikkeling van de maatschap.
Drapport
4.10 Ter zitting is desgevraagd namens de maatschap verklaard dat zij niet beschikt over het Drapport maar wel over enige documentatie die mede aan dat rapport ten grondslag ligt en wel bestaande uit beschrijving van 24 incidenten waarbij B in het H betrokken zou zijn geweest. Volgens de maatschap hebben de leden van de maatschap als collega’s van B in de vakgroep neurochirurgie in het H die documentatie verkregen. Namens eiseres is dit niet gemotiveerd weersproken. Nog afgezien daarvan dat eiseres haar eis niet heeft gewijzigd gericht op deze documentatie kan niet worden aangenomen dat leden van de maatschap die documentatie onrechtmatig in hun bezit hebben gekregen en houden. Verder is niet aannemelijk gemaakt dat leden van de maatschap informatie uit die documentatie op enigerlei wijze met derden hebben gedeeld. Een dreiging van onrechtmatig handelen jegens B (die overigens geen partij is in dit geschil) in dit opzicht kan daarom niet worden vastgesteld. De redenering van eiseres dat er daarom dan ook geen bezwaar tegen kan bestaan om de maatschap te verbieden informatie uit die documentatie met derden te delen, miskent dat een verbod niet zonder goede grond, voor
zover hier van belang door eiseres aannemelijk te maken dreiging van onrechtmatig handelen, kan worden gegeven. Het enkele feit dat binnen de gezondheidszorg geruchten over B gaan die hem in het vinden van ander werk belemmeren is onvoldoende voor de conclusie dat die geruchten afkomstig zijn van leden van de maatschap. Voor toewijzing van enig deel van het gevorderde met betrekking tot het Drapport is daarom om deze redenen geen grond.
Proceskosten
4.11 De maatschap is als de overwegend in het ongelijk gestelde partij te beschouwen. Daarom zal zij de kosten van het Scheidsgerecht moeten dragen. Die worden bepaald op € 8.205,83 en zullen op het voorschot worden verhaald. De maatschap zal worden veroordeeld dit bedrag aan eiseres te betalen. Daarnaast zal de maatschap worden veroordeeld tot betaling van een tegemoetkoming aan eiseres in diens kosten van rechtsbijstand te bepalen op € 7.500,-. Het Scheidgerecht ziet geen grond voor een andere beslissing in dit opzicht gezien de uitkomst van dit geschil. De maatschap is steeds verplicht geweest goodwill en kapitaal aan eiseres uit te keren, heeft dat ten onrechte nagelaten en in deze procedure in plaats daarvan in alle toonaarden betoogd dat zij daartoe niet is verplicht, waarin zij ongelijk heeft gekregen.
5.1 De beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het volgende arbitrale vonnis naar de regelen des rechts:
5.1 De maatschap wordt veroordeeld tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 64.324,- ter zake van goodwill en een bedrag van € 48.994,- ter zake van kapitaal, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 15 december 2022 tot aan de dag van voldoening.
5.2 De maatschap moet de kosten van het scheidsgerecht dragen. Die worden bepaald op € 8.205,83 en zullen op het voorschot worden verhaald. De maatschap wordt veroordeeld dit bedrag aan eiseres te betalen. Daarnaast wordt de maatschap veroordeeld een bedrag van € 7.500,- aan eiseres te betalen als tegemoetkoming in haar kosten van rechtsbijstand.
5.3 Al hetgeen meer of anders is gevorderd wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht op 15 februari 2023 en op die datum aan de partijen verzonden.