Pensioenreglement 2002
Pensioenreglement 2002
Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
Versie 22.0 - Tekst van 1 januari 2015 – factoren reglement 2006
Inhoudsopgave
1
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 1
2 De pensioenaanspraken van de deelnemers
8
Artikel 3 Pensioenaanspraken van de deelnemers 8
Artikel 4 Ouderdomspensioen op de normpensioendatum 9
Artikel 5 Ploegendienstpensioen 10
Artikel 5A Pensioenopbouw bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid 10
Artikel 6 Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 7 Wijziging arbeidsongeschiktheid 13
Artikel 8 Nabestaandenpensioen 13
Artikel 9 Facultatief nabestaandenpensioen en Anw-hiaatpensioen 15
Artikel 11 Overbruggingspensioen op de normpensioendatum voor deelnemers van 50 jaar en ouder 21
3 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging van het samenlevingsverband
23
Artikel 12 Bijzonder nabestaandenpensioen 23
Artikel 13 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding 24
4 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
27
Artikel 14 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers 27
5 Eerder of later met pensioen
29
Artikel 15 Eerder of later met pensioen 29
Artikel 16 Deeltijdpensioen 31
6 Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap vóór de vroegst mogelijke pensioendatum
33
Artikel 17 Beëindiging van het deelnemerschap vóór de (vervroegde of verlate) pensioendatum 33
7 Omzetting nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en omgekeerd
37
Artikel 18 Wijziging in de verhouding tussen nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen 37
8 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderschapsverlof en non-activiteit
40
Artikel 19 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 40
Artikel 20 Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid 42
Artikel 21 Keuzemogelijkheid voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof 43
45
Artikel 23 Pensioenpromotie na leeftijd 56 45
10 Waardeoverdracht, bijsparen voor extra pensioenaanspraken, uitzending en sociale verzekering
46
Artikel 24 Waardeoverdracht 46
Artikel 25 Bijsparen voor extra pensioenaanspraken 47
Artikel 26 Uitzending en sociale verzekering 47
11 Aanpassing van de pensioenen
49
12 Premiebijdragen van deelnemers
50
Artikel 28 Premiebijdragen van deelnemers 50
52
Artikel 29 Pensioenegalisatie 52
53
Artikel 30 Uitbetaling van pensioenen 53
Artikel 31 Afkoop kleine pensioenen 53
15 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het fonds.
55
Artikel 32 Verplichtingen van de deelnemers 55
Artikel 33 Verstrekken van informatie door het Fonds 56
16 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving, vermindering
57
Artikel 34 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving, vermindering 57
58
Artikel 35 Bijzondere gevallen 58
61
Artikel 39 Datum inwerkingtreding en glijclausule 61
OVERGANGSREGELINGEN
OVERGANGSREGELING 1
Voor deelnemers die op 29 juni 2002 deelnamen op grond van de pensioenregeling van het Reglement 2001 van het Fonds en op wie, in aansluiting daarop, op 30 juni 2002 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
OVERGANGSREGELING 2
Vervallen
OVERGANGSREGELING 3
Garantie-opbouwpercentage ploegendienstpensioen voor degenen die vóór 1 januari 2001 ploegendienstpensioen opbouwden.
OVERGANGSREGELING 4
Garantie Overbruggingspensioen voor degenen die op 31 december 2000 50 jaar of ouder waren.
OVERGANGSREGELING 5
Overbruggingspensioen onderdeel b (OBP-b) voor zowel degenen van 50 jaar en ouder, van wie het deelnemerschap anders dan door overlijden,
arbeidsongeschiktheid of pensionering tussen 1 januari 2000 en 30 juni 2002 is geëindigd als voor degenen die tussen 1 januari 2000 en 30 juni 2002 met pensioen of deeltijdpensioen zijn gegaan.
OVERGANGSREGELING 6
Voor degenen die op 31 december 2003 op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1976 bij het Fonds deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerd waren en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 2004 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
OVERGANGSREGELING 7
Voor degenen die op 31 december 2003 op grond van de pensioenregeling van het Reglement1987 bij het Fonds deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerd waren en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 2004 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
OVERGANGSREGELING 8
Voor degenen die op 31 december 2003 op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1995 bij het Fonds deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerd waren en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 2004 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
OVERGANGSREGELING 9
Voor degenen die op 1 juni 2005 onder de werkingsfeer van Reglement 2001 vielen, is op diezelfde datum in plaats van Reglement 2001 dit pensioenreglement van toepassing geworden.
OVERGANGSREGELING 10
Voor diegenen die uit hoofde van het Protocol overtolligheid boordwerktuigkundigen aanspraak kunnen maken op pensioenopbouw onder dit reglement.
OVERGANGSREGELING 11
Voor werknemers die op 1 juli 2007 deelnamen in het Fonds én gedeeltelijk arbeidsongeschikt waren in de zin van de WAO.
BIJLAGE 1: Prepensioenreglement (separaat)
BIJLAGE 2: Factoren met betrekking tot eerder of later met pensioen gaan
BIJLAGE 3: Overgangsregeling Individueel Pensioensparen BIJLAGE 4: Factoren bij afkoop kleine pensioenen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Fonds:
De Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM.
KLM:
De Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
CAO:
De Collectieve Arbeidsovereenkomst voor KLM-Grondpersoneel Nederland.
Werknemersorganisaties:
De als zodanig door de KLM erkende werknemersorganisaties voor de CAO van het grondpersoneel. 1
Statuten:
De statuten van het Fonds.
Bestuur:
Het bestuur van het Fonds.
Basispensioenregeling:
De basispensioenregeling krachtens dit reglement.
Prepensioenregeling:
De prepensioenregeling krachtens Bijlage 1 van dit reglement.
Deelnemer:
> de persoon die op 31 december 2005 een onder de CAO vallend dienstverband had en op die datum 56 jaar of ouder was en vanaf 1 januari 2006 ononderbroken in dienst is gebleven van KLM, alsmede
> de persoon die op 31 december 2005 een individuele arbeidsovereenkomst met de KLM had en op die datum 56 jaar of ouder was en vanaf 1 januari 2006
ononderbroken in dienst gebleven is van KLM, waarin is overeengekomen dat deze persoon als deelnemer aan het Fonds wordt toegelaten.
Gewezen deelnemer:
De persoon van wie de deelname aan het Fonds is geëindigd en die een premievrije aanspraak op uitgesteld pensioen tegenover het Fonds heeft verkregen en behouden.
Gepensioneerde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit reglement een ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen, (bijzonder) nabestaandenpensioen, wezenpensioen of overbruggingspensioen van het Fonds ontvangt.
Partner:
Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
x. xx xxxxxxxx(o)t(e) van de deelnemer, de gewezen deelnemer of de gepensioneerde;
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1
2
van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan (Staatsblad 1997, 324);
x. xx xxxxxxxxx man of vrouw, met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde een door KLM erkend samenlevingsverband heeft, zoals neergelegd in de "Regeling Samenlevingsverbanden" van de KLM, mits de partner de hoedanigheid van partner in de zin van dit reglement tijdens het deelnemerschap heeft verkregen. Voor de toepassing van dit reglement kan een ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op enig tijdstip slechts één partner hebben.
Kind:
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
a. het kind tot wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat;
b. het door de KLM erkende kind van de partner, mits:
> het kind minderjarig is op het moment van erkenning;
> de erkende partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
> het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
> de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt;
met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het Bestuur vereist is, indien de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren.
c. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (adoptiekinderen en pleegkinderen), mits het kind de hoedanigheid van kind in de zin van dit reglement tijdens het deelnemerschap heeft verkregen.
Normpensioendatum:
De eerste dag van de maand waarin de 63-ste verjaardag van de deelnemer valt.
Vervroegde of verlate pensioendatum:
Op zijn vroegst de eerste dag van de maand waarin de 60-ste verjaardag van de deelnemer valt maar uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de deelnemer valt, een en ander naar keuze van de deelnemer.
3
Deelnemerstijd:
De op maanden afgeronde periode van deelnemerschap in het Fonds, waarbij 16 dagen of meer voor een maand worden gerekend en 15 dagen of minder worden verwaarloosd. Onder deelnemerstijd wordt in dit reglement tevens verstaan deelnemerstijd verkregen uit waarde-overdracht van pensioenaanspraken uit een andere pensioenregeling naar de pensioenregeling van het Fonds.
AOW-pensioen:
Het pensioenbedrag voor de gehuwde pensioengerechtigde, van wie de echtgenoot 65 jaar of ouder is, als bedoeld in artikel 9 lid 10 sub b en artikel 12 van de Algemene Ouderdomswet (AOW).
Bruto pensioengrondslag:
12 x het vaste maandsalaris van de deelnemer, zoals vastgesteld per 1 januari van ieder jaar, uitgaande van de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur, vermeerderd met de vakantietoeslag (8%), een en ander verhoogd met de door de KLM opgegeven toeslagen. Voor de deelnemer met standplaats buiten Nederland: de bruto pensioengrondslag die zou gelden indien de standplaats van de deelnemer Nederland zou zijn geweest.
Bij aanvang van de deelneming na 1 januari geldt voor het betreffende jaar als grondslag 12 maal het op het tijdstip van aanvang van de deelneming geldende vaste maandsalaris, verminderd met de eventuele component die daarin begrepen moet worden geacht voor na 1 januari doorgevoerde algemene salarisverhogingen en vermeerderd met de vakantietoeslag (8%) en eventuele toeslagen als door de KLM opgegeven.
Franchise:
Per 1 januari 2012 bedraagt de franchise € 17.639,-.
Per 1 januari van volgende jaren wordt de franchise afgeleid van die van het voorgaande jaar door die aan te passen aan de sinds de laatste wijziging opgetreden algemene salarisaanpassing(en) volgens de CAO.
Op het moment dat het verschil tussen de aan de algemene salarisaanpassing(en) volgens de CAO gekoppelde jaarlijkse aanpassing van de franchise en de jaarlijkse procentuele ontwikkeling van het AOW-pensioen daartoe aanleiding geeft, kan in overleg tussen de KLM en de werknemersorganisaties besloten worden een afwijkend franchisebedrag vast te stellen.
Netto pensioengrondslag:
4
De bruto pensioengrondslag van enig jaar verminderd met de franchise per 1 januari van
dat jaar.
Ploegendienstbetaling:
Het in een kalendermaand volgens opgave van de KLM in totaal uitgekeerde bedrag aan vaste onregelmatigheidstoeslag en/ of overbruggingstoeslag en/of fictieve ploegendienstbetaling bij uitzending.
Gemiddelde ploegendienstbetaling:
Het gemiddelde van de ploegendienstbetalingen in de laatste 12 kalendermaanden.
Deeltijdwerknemer:
Deelnemer met een kortere dan de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur.
Deeltijdpercentage:
Het percentage dat de arbeidsduur van een deeltijdwerknemer uitmaakt van de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur. Wijzigingen van bedoeld percentage in de loop van een kalenderjaar worden hierbij volledig in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand samenvallend met of volgend op de datum van wijziging.
Gemiddeld deeltijdpercentage:
Het gemiddelde van de deeltijdpercentages over de deelnemerstijd, met inbegrip van tijdvakken van de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur.
Deeltijdpensioenpercentage:
Het percentage van gedeeltelijke pensioeningang.
Deeltijdpensioendatum:
De datum, als gekozen volgens artikel 16, waarop het pensioen gedeeltelijk ingaat.
Nabestaandenpensioen:
Het pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Scheiding:
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
Arbeidsongeschikte:
5
Degene die arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 18 van de Wet werk en inkomen
naar arbeidsvermogen (WIA) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest.
WIA-uitkering:
> de uitkering krachtens de WIA-regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering), dan wel
> de uitkering krachtens de WIA-regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
Tijdvak van arbeidsongeschiktheid:
De periode waarin betrokkene een WIA-uitkering ontvangt. Deze periode vangt niet eerder aan dan na twee jaar na de eerste ziektedag van betrokkene.
WIA-uitkeringsgrens:
Per 1 januari 2012 bedraagt de WIA-uitkeringsgrens bij de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen €50.065. De WIA-uitkeringsgrens volgt het maximum dagloon bedoeld in artikel 17 lid 1 en artikel 18 van de Wet financiering sociale verzekering.
Arbeidsongeschiktheidsgrondslag:
De som van de bruto pensioengrondslag geldend op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen en de volgens opgave van de KLM in aanmerking te nemen ploegendienstbetalingen.
Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering:
De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, bedoeld in artikel 2 van de Wet privatisering FVP van 2 juli 1998 (Staatsblad 457).
Prijsindexcijfer:
De door het CBS vastgestelde afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle huishoudens (niveau basisjaar: 2000).
Indien dit prijsindexcijfer op enig moment niet meer wordt gehanteerd door het CBS, treedt hiervoor in de plaats een naar het oordeel van het Bestuur vergelijkbaar door het CBS te publiceren prijsindexcijfer.
Artikel 2 Deelnemerschap
1. Het deelnemerschap vangt aan:
> op de datum waarop het op basis van de CAO afgesloten arbeidscontract is ingegaan, respectievelijk
> op de datum waarop de individuele arbeidsovereenkomst met de KLM waarin is overeengekomen dat de betrokken persoon als deelnemer aan het Fonds wordt toegelaten, is ingegaan.
2. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met de KLM, maar in ieder geval op de 1e van de maand waarin de 65-ste verjaardag valt.
3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband zolang de persoon:
a. recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid;
b. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw wegens werkloosheid, zoals geregeld in artikel 20 lid 1;
c. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een door de KLM met de werknemersorganisaties overeengekomen regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden;
d. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een door het Bestuur met toestemming van de KLM genomen beslissing krachtens artikel 14 lid 3 van de statuten.
Dit artikellid geldt niet indien en voorzover het in strijd is met de Pensioenwet en artikel 10a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
4. Het Fonds stelt de deelnemer een exemplaar van de statuten en van het reglement alsmede van alle toekomstige wijzigingen daarin ter beschikking.
7
2 De pensioenaanspraken van de deelnemers
Artikel 3 Pensioenaanspraken van de deelnemers
1. De pensioenregeling die is vastgelegd in dit reglement heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst.
2. Overeenkomstig de bepalingen van de statuten en dit reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op:
a. ouderdomspensioen (artikel 4 van dit reglement)
b. ploegendienstpensioen (artikel 5 van dit reglement)
c. arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 6 en 7 van dit reglement)
d. nabestaandenpensioen (artikel 8 van dit reglement)
e. wezenpensioen (artikel 10 van dit reglement)
f. overbruggingspensioen (artikel 11 van dit reglement)
x. xxxxxxxxxxx (Bijlage 1 bij dit reglement)
3. Recht op nabestaandenpensioen over de toekomstige diensttijd en/of Anw- 8
hiaatpensioen heeft de nagelaten partner van de deelnemer tenzij de deelnemer en partner gezamenlijk schriftelijk aan het Fonds te kennen hebben gegeven dat zij dit nabestaandenpensioen met betrekking tot de toekomstige diensttijd niet wensen te verzekeren (facultatief nabestaandenpensioen en Anw-hiaatpensioen in artikel 9 van dit reglement).
4. De deelnemer die 50 jaar of ouder is, bouwt bovendien aanspraken op een overbruggingspensioen op (artikel 11 van dit reglement).
5. De deeltijdwerknemer bouwt pensioenaanspraken op naar rato van het deeltijdpercentage (artikel 14 van dit reglement).
6. De deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om het ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en het overbruggingspensioen eerder of later te laten ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de 63-ste verjaardag valt (artikel 15 van dit reglement).
7. De gewezen deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om het premievrije ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen eerder of
later te laten ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de 63-ste verjaardag valt (artikel 17 van dit reglement).
8. Op de (vervroegde of verlate) pensioendatum of deeltijdpensioendatum heeft de deelnemer eenmalig de mogelijkheid om de verhouding tussen het nabestaandenpensioen enerzijds en het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen anderzijds te wijzigen (artikel 18 van dit reglement).
9. Op de (vervroegde of verlate) pensioendatum heeft de gewezen deelnemer eenmalig de mogelijkheid om de verhouding tussen het nabestaandenpensioen enerzijds en het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen anderzijds te wijzigen (artikel 17 van dit reglement).
Artikel 4 Ouderdomspensioen op de normpensioendatum
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de normpensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
9
2. Het jaarlijkse ouderdomspensioen bedraagt voor elk jaar deelnemerstijd een percentage van de laatste netto pensioengrondslag. Dit percentage bedraagt:
- voor de deelnemerstijd tot 1 januari 2013: 1,75;
- voor de deelnemerstijd gedurende het jaar 2013: 1,65;
- voor de deelnemerstijd gedurende het jaar 2014: 1,41;
- voor de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015: 1,24.
3. Voor de berekening van het ouderdomspensioen komt de gehele deelnemerstijd, zoals omschreven in artikel 1 van dit reglement, in aanmerking, met dien verstande dat maximaal 40 jaren in aanmerking worden genomen. Wanneer de deelnemerstijd voor het ouderdomspensioen meer bedraagt dan 40 jaren, wordt voor de vaststelling van de hoogte van het ouderdomspensioen de laatste netto pensioengrondslag gehanteerd.
4. Bij een verlaging van de netto pensioengrondslag (bijvoorbeeld door het aanvaarden van een lager betaalde functie) bedraagt het jaarlijkse ouderdomspensioen in afwijking van het bepaalde in het tweede lid, een in het tweede lid genoemd percentage van de laatste netto pensioengrondslag voor elk jaar deelnemerstijd gelegen na de vaststelling van de verlaagde netto pensioengrondslag en blijft het tot de datum van verlaging van de netto
pensioengrondslag opgebouwde ouderdomspensioen behouden. Zodra de laatste netto pensioengrondslag de netto pensioengrondslag die gold direct voorafgaande aan de vaststelling van de verlaagde netto pensioengrondslag overstijgt, wordt het jaarlijkse ouderdomspensioen weer overeenkomstig het tweede lid vastgesteld.
5. Indien en zolang een gerechtigde op een ouderdomspensioen in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WAO of enig andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met de KLM, wordt deze met het ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen verrekend.
Artikel 5 Ploegendienstpensioen
1. Recht op ploegendienstpensioen heeft de deelnemer aan wie volgens opgave van de KLM een ploegendienstbetaling is uitgekeerd.
2. Het ploegendienstpensioen gaat in op de normpensioendatum en wordt 10
uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
3. De opbouw van het ploegendienstpensioen bedraagt voor elke kalendermaand 1,75% van de ploegendienstbetaling.
4. De jaarlijkse opbouw van het ploegendienstpensioen wordt per 31 december van ieder jaar berekend of bij einde deelnemerschap per de datum van beëindiging van het deelnemerschap.
5. De aanspraken op ploegendienstpensioen worden gedurende het deelnemerschap aangepast aan de algemene salariswijzigingen volgens de CAO en wel per dezelfde datum.
Artikel 5A Pensioenopbouw bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid vindt de pensioenopbouw over het arbeidsgeschikte gedeelte plaats over de bij dat arbeidsgeschikte gedeelte behorende nieuwe bruto pensioengrondslag en ploegendienstbetaling, zonodig rekening houdend met een nieuw deeltijdpercentage. Voor de vaststelling van de netto
pensioengrondslag over het arbeidsgeschikte gedeelte wordt de franchise zodanig vastgesteld dat deze, tezamen met de franchise voor het arbeidsongeschikte gedeelte, niet hoger is dan de franchise bedoeld in artikel 1 van dit reglement.
Artikel 6 Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Recht op arbeidsongeschiktheidspensioen heeft de deelnemer die arbeidsongeschikt is geworden in de zin van artikel 1 van dit reglement en voor wie de bij arbeidsovereenkomst vastgestelde betalingen bij arbeidsongeschiktheid zijn beëindigd.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid:
> 10% van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag, voorzover deze lager is dan de WIA-uitkeringsgrens, geldend op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen en
> 80% van het deel van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag, dat uitgaat
boven bedoelde uitkeringsgrens. 11
De arbeidsongeschiktheidsgrondslag zoals die geldt aan het einde van het eerste ziektejaar van de deelnemer wordt tot de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen geïndexeerd met de doorgevoerde algemene salariswijzigingen volgens de CAO.
3. Indien de bruto pensioengrondslag op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen lager was dan de bruto pensioengrondslag die betrokkene op grond van de laatste beoordeling en functiegroep had kunnen bereiken, wordt deze bruto pensioengrondslag opnieuw vastgesteld en gedurende maximaal 2 jaar jaarlijks verhoogd.
De bedragen van deze verhoging komen overeen met de bedragen waarmee de bruto pensioengrondslag bij niet-arbeidsongeschiktheid zou zijn verhoogd. Deze verhogingen worden gebaseerd op de salaristabel, functiegroep en beoordeling die voor de betrokkene op de aanvangsdatum van de arbeidsongeschiktheid (eerste ziektedag) golden.
Op basis van deze opnieuw vastgestelde bruto pensioengrondslagen en de daarvan afgeleide arbeidsongeschiktheidsgrondslag wordt de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen jaarlijks gedurende maximaal 2 jaar herzien, met dien verstande dat het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verhoogd met 70%
van de hieruit voortvloeiende verhoging van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag. Voor arbeidsongeschiktheidspensioenen die vóór 1 april 2002 zijn ingegaan, wordt de bruto pensioengrondslag gedurende maximaal 6 jaar opnieuw vastgesteld
4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid bedraagt het arbeidsongeschiktheidspensioen onderstaand percentage van het in het tweede lid genoemde arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid.
Arbeidsongeschiktheid van: Percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid:
80-100% 100
65-80% 72,5
55-65% 60
45-55% 50
35-45% 40
5. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de dag waarop de bij
12
arbeidsovereenkomst vastgestelde betalingen bij arbeidsongeschiktheid zijn
beëindigd. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat evenwel nooit eerder in dan na twee jaar na de eerste ziektedag van de betrokken deelnemer of, in geval van gedeeltelijke of niet duurzaam volledige arbeidsongeschiktheid, dan na beëindiging van de loongerelateerde WGA-uitkering ingevolge de WIA.Het wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt, maar uiterlijk tot de normpensioendatum of, in geval van eerder overlijden, tot en met de dag van overlijden. Na beëindiging van het arbeidsongeschiktheidspensioen anders dan door overlijden of revalidatie gaan aansluitend het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen in.
6. Indien de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap een arbeidsongeschiktheidsuitkering, een arbeidsongeschiktheidspensioen of een soortgelijke uitkering ontvangt, heeft deze geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid, tenzij en voorzover dit bij arbeidsovereenkomst uitdrukkelijk anders is vastgelegd. Hetzelfde is van toepassing indien de deelnemer tijdens de periode van twee jaar die aan de aanvang van het deelnemerschap voorafging, een dergelijke uitkering heeft ontvangen.
7. In tegenstelling tot het gestelde in lid 1 van dit artikel bestaat geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen indien en voorzover de uitkering op basis van de WIA niet wordt uitgekeerd.
8. Indien recht op een uitkering van ouderdomspensioen krachtens artikel 4 dan wel een van de overgangsregelingen van dit reglement bestaat, vervalt het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen.
Artikel 7 Wijziging arbeidsongeschiktheid
1. Degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen, is verplicht op verzoek van het Bestuur mee te werken aan een geneeskundig onderzoek door een door het Bestuur aan te wijzen geneeskundige. Indien betrokkene deze medewerking niet binnen een door het Bestuur te bepalen termijn verleent, kan het Bestuur de uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeiende rechten en aanspraken vervallen verklaren.
2. Indien het uitkeringspercentage van de WIA-uitkering wijzigt, wordt het 13
arbeidsongeschiktheidspensioen dienovereenkomstig aangepast indien die wijziging het gevolg is van:
> een verlaagde mate van arbeidsongeschiktheid;
> een verhoogde mate van arbeidsongeschiktheid mits deze toename voortvloeit uit dezelfde ziekte of hetzelfde gebrek op grond waarvan de WIA-uitkering werd toegekend en na die toekenning tevens geen nieuw inkomen uit arbeid of uit onderneming werd genoten.
Artikel 8 Nabestaandenpensioen
1. Recht op nabestaandenpensioen heeft de nagelaten partner met wie de deelnemer respectievelijk de gepensioneerde tijdens het deelnemerschap gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband had.
Eveneens recht op nabestaandenpensioen heeft de nagelaten partner met wie de gepensioneerde, die direct aansluitend aan het deelnemerschap een ouderdomspensioen geniet, in de periode tussen de beëindiging van het deelnemerschap en de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de
gepensioneerde valt, een huwelijk heeft gesloten of een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband is aangegaan.
2. Het nabestaandenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer, de gewezen deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen. In het geval dat de overledene recht had op ouderdomspensioen gaat het nabestaandenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden.
Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
3. Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van de som van het tot en met de laatste dag van de maand van overlijden van de deelnemer opgebouwde dan wel ingegane ouderdomspensioen en het ploegendienstpensioen.
4. Indien de bruto pensioengrondslag op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met het overlijden lager was dan de bruto pensioengrondslag die betrokkene op
14
grond van de laatste beoordeling en functiegroep had kunnen bereiken, wordt de
bruto pensioengrondslag opnieuw vastgesteld en gedurende maximaal 2 jaar jaarlijks verhoogd.
De bedragen van deze verhoging komen overeen met de bedragen waarmee de bruto pensioengrondslag bij niet-overlijden zou zijn verhoogd. Deze verhogingen worden gebaseerd op de salaristabel, functiegroep en beoordeling die voor betrokkene op het moment van overlijden golden.
Op basis van deze opnieuw vastgestelde bruto pensioengrondslagen wordt de berekening van het nabestaandenpensioen jaarlijks gedurende maximaal 2 jaar herzien.
Bij overlijden van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt dit maximum van 2 jaar verminderd met het aantal reeds toegepaste verhogingen op grond van artikel 6, lid 3 van dit reglement.
Voor nabestaandenpensioenen die vóór 1 april 2002 zijn ingegaan, wordt de bruto pensioengrondslag gedurende maximaal 6 jaar opnieuw vastgesteld.
5. Indien de deelnemer respectievelijk de gepensioneerde gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een erkend samenlevingsverband had met een meer dan 10 jaar jongere partner, wordt het nabestaandenpensioen, zoals dit overeenkomstig de voorgaande leden van dit artikel is bepaald, verminderd met 2
1/2% voor ieder vol jaar dat het verschil groter is dan 10 jaar. Het bedoelde aantal jaren van overschrijding van 10 volle jaren leeftijdsverschil wordt geacht één lager te zijn voor elk vol jaar dat het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband heeft bestaan.
6. Indien er krachtens artikel 12 van dit reglement en/of krachtens voorgaande pensioenreglementen van het Fonds aanspraken jegens het Fonds zijn toegekend op een bijzonder nabestaandenpensioen, zullen deze in mindering gebracht worden op het nabestaandenpensioen berekend volgens dit reglement.
Indien bij de berekening van deze aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen de in lid 4 van artikel 12 van dit reglement of in voorgaande pensioenreglementen van het Fonds bedoelde korting wegens groot leeftijdsverschil is toegepast, zal het ongekorte bijzondere nabestaandenpensioen in mindering gebracht worden op het nabestaandenpensioen berekend volgens dit reglement.
Artikel 9 Facultatief nabestaandenpensioen en Anw-hiaatpensioen
1. Recht op nabestaandenpensioen over de toekomstige diensttijd en een Anw- 15
hiaatpensioen heeft de nagelaten partner met wie de deelnemer tijdens het deelnemerschap gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband had, vanaf het moment dat de deelnemer de KLM op de hoogte heeft gesteld van het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dan wel vanaf het moment dat het samenlevingsverband door KLM is erkend.
2. In afwijking van het voorgaande lid heeft de nagelaten partner met wie de deelnemer tijdens het deelnemerschap gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband had, geen recht op nabestaandenpensioen over de toekomstige diensttijd vanaf het moment dat de deelnemer en de partner gezamenlijk aan het Fonds - op een door de KLM ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben geven dat zij dit facultatieve nabestaandenpensioen niet of niet langer wensen te verzekeren.
3. Eveneens in afwijking van het eerste lid heeft de in het vorige lid bedoelde partner geen recht op een Anw-hiaatpensioen vanaf het moment dat de deelnemer en de partner gezamenlijk aan het Fonds en de KLM - op een door de KLM ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben geven dat zij het Anw-
hiaatpensioen niet of niet langer wensen te verzekeren.
4. Geen recht op facultatief nabestaandenpensioen en/of een Anw-hiaatpensioen bestaat indien de deelnemer overlijdt binnen een jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van het geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door de KLM, tenzij het voor het Bestuur aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de deelnemer reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk of het aangaan van het geregistreerd partnerschap dan wel de erkenning van het samenlevingsverband door de KLM.
5. De in het vorige lid genoemde termijn van een jaar gaat voor de deelnemer, die samen met de partner de overeenkomstig het eerste lid van dit artikel gedane afstandsverklaring wil intrekken, in op het moment dat het verzoek tot intrekking van de eerder gemaakte keuze aan het Fonds - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - is gedaan.
6. a. Het facultatieve nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het
16
ouderdomspensioen dat de deelnemer vanaf de eerste dag van de maand
volgend op die van het overlijden zou hebben opgebouwd indien het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot aan de normpensioendatum, vermeerderd met 70% van het ploegendienstpensioen dat de deelnemer vanaf de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden zou hebben opgebouwd op grond van de gemiddelde ploegendienstbetaling indien het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot aan de normpensioendatum.
b. Het Anw-hiaatpensioen bedraagt €13.600,- (2012) bruto per jaar. Het verzekerde Anw-hiaatpensioen wordt jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met de sinds de laatste vaststelling opgetreden verandering van de Anw-uitkering, waarbij het verzekerde Anw-hiaatpensioen telkens op het dichtstbijzijnde veelvoud van €50,- per jaar wordt afgerond.
7. Indien de bruto pensioengrondslag op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met het overlijden lager was dan de bruto pensioengrondslag die betrokkene op grond van de laatste beoordeling en functiegroep had kunnen bereiken, wordt de bruto pensioengrondslag opnieuw vastgesteld en gedurende maximaal 2 jaar jaarlijks verhoogd.
De bedragen van deze verhoging komen overeen met de bedragen waarmee de bruto pensioengrondslag bij niet-overlijden zou zijn verhoogd. Deze verhogingen worden gebaseerd op de salaristabel, functiegroep en beoordeling die voor betrokkene op het moment van overlijden golden.
Op basis van deze opnieuw vastgestelde bruto pensioengrondslagen wordt de berekening van het facultatieve nabestaandenpensioen jaarlijks gedurende maximaal 2 jaar herzien.
Voor een arbeidsongeschikte deelnemer wordt dit maximum van 2 jaar verminderd met het aantal reeds toegepaste verhogingen op grond van artikel 6, lid 3 van dit reglement.
Voor nabestaandenpensioenen die vóór 1 april 2002 zijn ingegaan, wordt de bruto pensioengrondslag gedurende maximaal 6 jaar opnieuw vastgesteld.
8. Indien de deelnemer gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een erkend samenlevingsverband had met een meer dan 10 jaar jongere partner, wordt het facultatieve nabestaandenpensioen, zoals dit overeenkomstig de voorgaande leden van dit artikel is bepaald, verminderd met 2 1/2% voor ieder vol jaar dat het verschil groter is dan 10 jaar. Het bedoelde aantal jaren van overschrijding van 10
17
volle jaren leeftijdsverschil wordt geacht één minder te zijn voor elk vol jaar dat
het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband heeft bestaan.
9. Het facultatieve nabestaandenpensioen en het Anw-hiaatpensioen gaan in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen.
Het facultatieve nabestaandenpensioen en het Anw-hiaatpensioen worden uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner, met dien verstande dat de uitkering van het Anw-hiaatpensioen uiterlijk eindigt op de eerste dag van de maand waarin de partner de 65-jarige leeftijd bereikt.
10. Indien er na het overlijden van de deelnemer die krachtens dit artikel voor het facultatieve nabestaandenpensioen was verzekerd, geen recht op wezenpensioen bestaat respectievelijk het recht daarop afloopt, wordt op het facultatieve nabestaandenpensioen een toeslag verleend.
De toeslag bedraagt jaarlijks 10% van de som van het nabestaandenpensioen en het facultatieve nabestaandenpensioen, met dien verstande dat deze toeslag maximaal 50% van de franchise bedraagt.
De toeslag wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de nagelaten partner valt of tot en met de maand van eerder overlijden.
11. Indien er na het overlijden van de gepensioneerde die direct aansluitend aan het deelnemerschap een ouderdomspensioen genoot en die krachtens dit artikel gedurende de volledige in aanmerking komende deelnemerstijd voor het facultatieve nabestaandenpensioen ten behoeve van de nagelaten partner was verzekerd, geen recht op wezenpensioen bestaat respectievelijk het recht daarop afloopt, wordt op het nabestaandenpensioen een toeslag verleend.
De toeslag bedraagt jaarlijks 10% van het nabestaandenpensioen met een maximum van 50% van de franchise, met dien verstande dat bij de vaststelling van deze toeslag de hoogte van het nabestaandenpensioen in aanmerking wordt genomen voordat de verhouding tussen nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen op grond van artikel 18 van dit reglement (eventueel) is gewijzigd.
De toeslag wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de 65-ste
verjaardag van de nagelaten partner valt of tot en met de maand van eerder
18
overlijden.
12. Bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering, komen de aanspraken op het facultatieve nabestaandenpensioen en het Anw-hiaatpensioen krachtens dit artikel te vervallen.
13. De deelnemer heeft het recht om na pensionering de verzekering van het Anw- hiaatpensioen voort te zetten tot uiterlijk de eerste dag van de maand waarin de 75-jarige leeftijd wordt bereikt. Xxxxxxx van overlijden van de gepensioneerde gaat het Anw-hiaatpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die van het overlijden.
Artikel 10 Wezenpensioen
1. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de deelnemer resp. de gepensioneerde.
Ook de kinderen van de nagelaten erkende partner hebben recht op wezenpensioen, mits:
> het kind minderjarig was op het moment van erkenning;
> de erkende partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
> het kind tot de gezamenlijke huishouding behoorde van deelnemer en partner;
> de deelnemer het kind als eigen kind verzorgde en opvoedde.
2. Geen recht op wezenpensioen hebben kinderen die zijn geboren uit een na de
65-ste verjaardag van de gepensioneerde gesloten huwelijk of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel erkend samenlevingsverband, of na bedoelde 65-ste verjaardag zijn gewettigd of geadopteerd. Eveneens geen recht op wezenpensioen hebben de kinderen van de nagelaten erkende partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband is aangegaan na de 65-ste verjaardag van de gepensioneerde.
3. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind 20% van de som van het ouderdomspensioen en het ploegendienstpensioen als omschreven in de artikelen 4 en 5 van dit reglement.
Indien de deelnemer vóór het bereiken van de normpensioendatum overlijdt,
19
wordt het wezenpensioen vastgesteld op 20% van het ouderdomspensioen dat de
deelnemer zou hebben opgebouwd indien het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot aan de normpensioendatum, vermeerderd met 20% van het ploegendienstpensioen dat de deelnemer op grond van de gemiddelde ploegendienstbetaling zou hebben opgebouwd indien het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot aan de normpensioendatum.
4. Indien de bruto pensioengrondslag op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met het overlijden lager was dan de bruto pensioengrondslag die betrokkene op grond van de laatste beoordeling en functiegroep had kunnen bereiken, wordt de bruto pensioengrondslag opnieuw vastgesteld en gedurende maximaal 2 jaar jaarlijks verhoogd.
De bedragen van deze verhoging komen overeen met de bedragen waarmee de bruto pensioengrondslag bij niet-overlijden zou zijn verhoogd. Deze verhogingen worden gebaseerd op de salaristabel, functiegroep en beoordeling die voor betrokkene op het moment van overlijden golden. Op basis van deze opnieuw vastgestelde bruto pensioengrondslagen wordt de berekening van het wezenpensioen jaarlijks gedurende maximaal 2 jaar herzien.
Voor een arbeidsongeschikte deelnemer wordt dit maximum van 2 jaar verminderd met het aantal reeds toegepaste verhogingen op grond van artikel 6, lid 3 van dit reglement.
Voor wezenpensioenen die vóór 1 april 2002 zijn ingegaan, wordt de bruto pensioengrondslag gedurende maximaal 6 jaar opnieuw vastgesteld.
5. Indien er tevens recht bestaat op (facultatief) nabestaandenpensioen, is het gezamenlijke bedrag van wezenpensioen, (facultatief) nabestaandenpensioen en het uitgekeerde wettelijke nabestaandenpensioen niet hoger dan 100% van de som van de bruto pensioengrondslag en de ploegendienstbetalingen in de laatste 12 kalendermaanden.
Alsdan worden de wezenpensioenen gekort en wel voor ieder kind met een gelijk gedeelte.
6. Het wezenpensioen gaat in op de dag volgend op die van het overlijden van de deelnemer, de gewezen deelnemer of degene die gerechtigd is tot een arbeidsongeschiktheidspensioen. In het geval dat de overledene recht had op
20
ouderdomspensioen gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand
volgend op die van het overlijden.
Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot aan de eerste dag van de maand volgend op de 18-de verjaardag van het kind respectievelijk tot en met de maand van overlijden van het kind.
7. In afwijking van hetgeen in lid 6 van dit artikel is bepaald, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot uiterlijk de eerste dag van de maand volgend op de 25-ste verjaardag van het kind indien en zolang het kind wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering.
8. a. Indien en zolang het kind dat op 1 januari 2001 de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering, wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot uiterlijk het einde van de maand waarin het kind de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt.
b. Indien en zolang het kind dat op 1 januari 2001 de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, wegens het volgen van een opleiding aanspraak heeft op studiefinanciering, herleeft het wezenpensioen vanaf 1 januari 2001 en wordt
het uitgekeerd tot uiterlijk het einde van de maand waarin het kind de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt.
Artikel 11 Overbruggingspensioen op de normpensioendatum voor deelnemers van 50 jaar en ouder
1. De deelnemer die 50 jaar of ouder is bouwt een aanspraak op een overbruggingspensioen op.
2. Het jaarlijkse overbruggingspensioen bedraagt:
a. voor elk jaar deelnemerstijd vanaf de eerste dag van de maand waarin de 50- ste verjaardag van de deelnemer valt tot aan de (vervroegde of verlate) pensioendatum 7,0% van de franchise per 1 januari van het jaar van de ingangsdatum van het overbruggingspensioen, vermeerderd met
b. voor elk jaar deelnemerstijd vanaf de eerste dag van de maand waarin de 50-ste verjaardag van de deelnemer valt tot aan de (vervroegde of verlate) pensioendatum, 1,8% van de ploegendienstbetalingen in dat jaar en 1,8%
van de laatste bruto pensioengrondslag voorafgaande aan de 21
(pre)pensioendatum.
Dit overbruggingspensioen onderdeel b bedraagt op 1 januari 2012 maximaal €10.249,-.
De aanspraken op overbruggingspensioen onderdeel b die verband houden met de ploegendienstbetaling, worden gedurende het deelnemerschap aangepast aan de algemene salariswijzigingen volgens de CAO en wel per dezelfde datum.
Voor de berekening van het overbruggingspensioen worden maximaal 10 jaren deelnemerstijd tussen de leeftijd van 50 jaar en 63 jaar in aanmerking genomen. Wanneer de deelnemerstijd voor het overbruggingspensioen meer bedraagt dan 10 jaren, wordt voor de berekening van de hoogte van het overbruggingspensioen a en het overbruggingspensioen b uitgegaan van de eerste tien jaren deelnemerstijd, waarbij onverminderd de laatst vastgestelde franchise en de laatste bruto pensioengrondslag worden gehanteerd. De meerdere jaren deelnemerstijd worden niet in aanmerking genomen.
Per 1 januari van volgende jaren wordt het onder b. genoemde maximumbedrag afgeleid van dat van het voorgaande jaar door dit bedrag aan te passen aan de sinds de laatste wijziging opgetreden algemene salarisaanpassing(en) volgens de CAO.
3. Het overbruggingspensioen gaat in op de normpensioendatum en wordt uitgekeerd tot aan de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de gepensioneerde valt of tot en met de maand van eerder overlijden.
22
3 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging van het samenlevingsverband
Artikel 12 Bijzonder nabestaandenpensioen
1. Xxxxxxx van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap of van het door de KLM erkende samenlevingsverband heeft de voormalige partner van de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen.
2. Het bijzonder nabestaandenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de voormalige partner.
3. Het bijzonder nabestaandenpensioen is gelijk aan de premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen die zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de 23
datum van echtscheiding dan wel ontbinding van het huwelijk na scheiding van
tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het door de KLM erkende samenlevingsverband anders dan door overlijden was geëindigd.
Wanneer de echtscheiding dan wel de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het door de KLM erkende samenlevingsverband plaatsvindt nadat het deelnemerschap reeds is geëindigd, is het bijzonder nabestaandenpensioen gelijk aan de (geïndexeerde) aanspraak op nabestaandenpensioen die bij het einde van de deelneming is verkregen.
4. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde gehuwd was een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband had met een meer dan 10 jaar jongere partner, wordt het bijzonder nabestaandenpensioen, zoals dit overeenkomstig de voorgaande leden van dit artikel is bepaald, verminderd met 2 1/2% voor ieder vol jaar dat het verschil groter is dan 10 jaar. Het bedoelde aantal jaren van overschrijding van 10 volle jaren leeftijdsverschil wordt verminderd met één voor elk vol jaar dat het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband heeft bestaan.
5. Tijdens het deelnemerschap wordt het bijzonder nabestaandenpensioen ieder jaar aangepast, rekening houdende met de algemene salarisaanpassing(en) volgens de CAO.
Na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder nabestaandenpensioen jaarlijks aangepast volgens artikel 27 van dit reglement.
6. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na schriftelijke melding daarvan aan het Fonds door de KLM.
7. Het bepaalde in lid 3 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde en de (voormalige) partner bij voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel van het erkende samenlevingsverband anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
24
8. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak. De gewezen partner ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen.
Artikel 13 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding
1. In geval van scheiding na 30 april 1995 heeft de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding (Staatsblad 1994, 342), mits een van beide echtgenoten dan wel geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het Fonds.
2. Het bepaalde in lid 1 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer resp. gepensioneerde en de (voormalige) echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner de toepasselijkheid van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
3. In afwijking van hetgeen in lid 1 van dit artikel is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat (in 2012 is dit bedrag €438,44 per jaar).
4. Tijdens het deelnemerschap wordt het bijzonder ouderdomspensioen ieder jaar aangepast rekening houdende met de algemene salarisaanpassing(en) volgens de CAO.
Na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder ouderdomspensioen jaarlijks aangepast volgens artikel 27 van dit reglement.
5. Op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap, de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners bij (huwelijkse) voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het in lid 1 van dit artikel bedoelde
25
bijzonder ouderdomspensioen samen met het in artikel 12 van dit reglement
bedoelde bijzonder nabestaandenpensioen wordt omgezet in een eigen recht op pensioen van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden en aanvullende bepalingen:
> op het pensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer respectievelijk gepensioneerde zal in verband met de conversie een aftrekbedrag in mindering komen; de aftrek hiervan is niet afhankelijk van het in leven zijn van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner;
> het recht op pensioen van de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner en het genoemde aftrekbedrag zullen jaarlijks worden aangepast volgens artikel 27 van dit reglement;
> conversie is alleen mogelijk voor deelnemers en gewezen deelnemers en niet voor gepensioneerden;
> het Bestuur kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere voorwaarden stellen.
6. Het Bestuur is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en/of conversie bij de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners in rekening te brengen.
7. Aan de voormalige echtgeno(o)t(e) of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
26
4 Pensioenaanspraken van deeltijdwerknemers
Artikel 14 Berekening aanspraken van deeltijdwerknemers
1. Voor een deeltijdwerknemer wordt de bruto pensioengrondslag vastgesteld alsof de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur zou gelden.
2. De deeltijdwerknemer bouwt - zonodig rekening houdend met het bepaalde in artikel 5A van dit reglement - pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur.
3. De pensioenaanspraken van de deeltijdwerknemer worden, met uitzondering van de berekening van het ploegendienstpensioen, het overbruggingspensioen, het arbeidsongeschiktheidspensioen en het Anw-hiaatpensioen berekend door de pensioenaanspraken bij normale arbeidsduur te vermenigvuldigen met het gemiddelde deeltijdpercentage.
27
4. In afwijking van hetgeen in lid 3 van dit artikel is bepaald wordt bij de vaststelling van de in artikel 4, lid 3 en artikel 15, lid 4 van dit reglement genoemde maximering van de deelnemerstijd, voor de deeltijdwerknemer die maximering pas toegepast nadat de werkelijke deelnemerstijd is vermenigvuldigd met het gemiddelde deeltijdpercentage.
5. Voor de berekening van de aanspraken op ploegendienstpensioen van de deeltijdwerknemer zal de door de KLM opgegeven ploegendienstbetaling in aanmerking worden genomen. Voor de berekening van de aanspraken op overbruggingspensioen onderdeel b die verband houden met de ploegendienstbetaling, zal de door de KLM opgegeven ploegendienstbetaling in aanmerking worden genomen.
6. Voor de berekening van de aanspraken op overbruggingspensioen van de deeltijdwerknemer zal het overbruggingspensioen vermenigvuldigd worden met het gemiddelde deeltijdpercentage over de deelnemerstijd die in aanmerking is genomen bij de berekening van het overbruggingspensioen.
7. Voor de berekening van de aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen van de deeltijdwerknemer, zal bij de vaststelling van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag
van de deeltijdwerknemer de bruto pensioengrondslag bij normale arbeidsduur vermenigvuldigd worden met het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage.
8. Bij de berekening van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte deeltijdwerknemer het bij ingang van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdpercentage gedurende de hele periode van arbeidsongeschiktheid zou hebben behouden.
9. Bij de berekening van het facultatieve nabestaandenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deeltijdwerknemer het bij overlijden geldende deeltijdpercentage tot de normpensioendatum zou hebben behouden.
10 Bij de in artikel 10, lid 5 van dit reglement bedoelde toetsing van het totale bedrag van (facultatief) nabestaandenpensioen, wezenpensioen en wettelijk pensioen, worden voor de deeltijdwerknemer de bruto pensioengrondslag en het wettelijke pensioen bij normale arbeidsduur vermenigvuldigd met het bij overlijden geldende deeltijdpercentage.
28
5 Eerder of later met pensioen
Artikel 15 Eerder of later met pensioen
1. Naar keuze van de deelnemer kunnen het ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen op zijn vroegst gelijktijdig ingaan op de eerste dag van de maand waarin de 60-ste verjaardag van de deelnemer valt respectievelijk uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de deelnemer valt. Als ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan alleen de eerste dag van de maand in genoemde periode worden gekozen. Het ouderdomspensioen, het ploegendienstpensioen en het overbruggingspensioen kunnen pas ingaan indien en voorzover als het dienstverband is geëindigd. Het ouderdomspensioen, het ploegendienstpensioen en het overbruggingspensioen kunnen alleen worden uitgesteld indien in dienstbetrekking wordt doorgewerkt.
2. Wanneer de deelnemer gekozen heeft om eerder met pensioen te gaan dan op de
eerste dag van de maand waarin de 63-ste verjaardag valt, dan kan hij kiezen tussen 29
variant a of b, met dien verstande dat bij keuze voor variant a instemming van de partner vereist is.
a. De ingangsdatum van het op grond van de artikelen 4, 5 en 11 van dit reglement berekende ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen wordt vervroegd onder gelijktijdige verlaging van dit ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen en een overeenkomstige verlaging van de daarvan afgeleide pensioenen.
b. De ingangsdatum van het op grond van de artikelen 4, 5 en 11 van dit reglement berekende ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen wordt vervroegd onder gelijktijdige verlaging van het ouderdomspensioen, het ploegendienstpensioen en het overbruggingspensioen, zonder dat de daarvan af te leiden pensioenen een wijziging ondergaan.
Bij ontstentenis van instemming van de partner voor variant a, vindt de vervroeging plaats conform de voorwaarden van variant b.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor. De factoren staan in Bijlage 2 van dit reglement.
3. Wanneer de deelnemer gekozen heeft om later met pensioen te gaan dan op de eerste dag van de maand waarin de 63-ste verjaardag valt, worden het op grond van de artikelen 4, 5 en 11 van dit reglement berekende ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen uitgesteld onder gelijktijdige verhoging van dit ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen en een overeenkomstige verhoging van de daarvan afgeleide pensioenen.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor. De factoren staan in Bijlage 2 van dit reglement.
Het overbruggingspensioen kan door toepassing van dit artikel maximaal 100% bedragen van het bedrag als bedoeld in artikel 18e lid 1 onderdeel b Wet op de
30
loonbelasting 1964. Het meerdere wordt omgezet in een hoger
ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen, met dien verstande dat de som van het ouderdomspensioen en het ploegendienstpensioen respectievelijk het nabestaandenpensioen niet hoger mag zijn dan 100% respectievelijk 70% van de fiscale pensioengrondslag, zijnde de laatst vastgestelde bruto pensioengrondslag vermeerderd met de gemiddelde ploegendienstbetalingen tijdens het deelnemerschap aan de basispensioenregeling en verminderd met het bedrag als bedoeld in artikel 18a lid 8, onderdeel a Wet op de loonbelasting 1964. Op het moment dat de som van het ouderdomspensioen en het ploegendienstpensioen deze grens bereikt, zullen het ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen gelijktijdig ingaan.
4. Voor de berekening van het ouderdomspensioen komt de gehele deelnemerstijd, zoals omschreven in artikel 1 van dit reglement, in aanmerking, met dien verstande dat maximaal 40 jaren in aanmerking worden genomen.
5. De in lid 1 van dit artikel genoemde keuze dient tenminste zes maanden voorafgaande aan de vervroegde of normpensioendatum door de KLM aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt. De deelnemer dient deze keuze - conform de bepalingen in de CAO - op zijn vroegst negen maanden maar ten minste zes
maanden voorafgaande aan de vervroegde of normpensioendatum aan de KLM kenbaar te maken.
6. a. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WIA/WAO of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met de KLM, en die op de eerste ziektedag nog niet had gekozen voor een vervroegde of verlate pensioendatum, op de normpensioendatum met pensioen. De in dit lid bedoelde loondoorbetaling respectievelijk uitkering wordt met het Fondspensioen verrekend.
b. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WIA/WAO of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met de KLM, en die op de eerste ziektedag
31
reeds gekozen had voor een vervroegde pensioendatum, op de reeds
gekozen vervroegde pensioendatum met pensioen. De in dit lid bedoelde loondoorbetaling respectievelijk uitkering wordt met het Fondspensioen verrekend.
c. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die in het genot is van een loondoorbetaling krachtens artikel 7:629 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek of van een uitkering krachtens de WIA/WAO of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met de KLM, en die op de eerste ziektedag reeds had gekozen voor een verlate pensioendatum, met pensioen aan het einde van het eerste ziektejaar of indien deze eerder ligt op de reeds gekozen verlate pensioendatum. De in dit lid bedoelde loondoorbetaling respectievelijk uitkering wordt met het Fondspensioen verrekend.
Artikel 16 Deeltijdpensioen
1. Naar keuze van de deelnemer kunnen het ouderdomspensioen, het ploegendienstpensioen en het overbruggingspensioen gelijktijdig gedeeltelijk ingaan.
Het deeltijdpensioenpercentage en het deeltijdpercentage voor het gedeelte dat de deelnemer bij de KLM in dienst blijft, mogen samen niet meer bedragen dan het percentage waarvoor de deelnemer in dienst was bij de KLM.
Deeltijdpensioen kan op zijn vroegst ingaan op de eerste dag van de maand, waarin de 60-ste verjaardag van de deelnemer valt en uiterlijk op de eerste dag van de maand voorafgaande aan de maand waarin de 65-ste verjaardag van de deelnemer valt. Als ingangsdatum kan alleen de eerste dag van de maand worden gekozen. Voor het gedeelte dat de deelnemer bij de KLM in dienst blijft wordt de opbouw van het pensioen voortgezet. Een eenmaal gekozen deeltijdpensioenpercentage geldt tot de datum van volledige pensioeningang en kan niet tussentijds gewijzigd worden.
2. Wanneer de deelnemer gekozen heeft om met deeltijdpensioen te gaan op de normpensioendatum, wordt het deeltijdpensioen berekend door het volgens de artikelen 4, 5, en 11 van dit reglement berekende ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen te vermenigvuldigen met het deeltijdpensioenpercentage.
32
3. Wanneer de deelnemer later met deeltijdpensioen wil gaan dan op de norm-
pensioendatum, wordt de ingangsdatum van het overeenkomstig lid 2 van dit artikel berekende deeltijdpensioen uitgesteld onder gelijktijdige verhoging van dit deeltijdpensioen.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor. De factoren staan in Bijlage 2 van dit reglement.
4. De keuze, bedoeld in lid 1 dient ten minste zes maanden voorafgaande aan de deeltijdpensioendatum door de KLM aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt. De deelnemer dient deze keuze - conform de bepalingen in de CAO - op zijn vroegst negen maanden maar ten minste zes maanden voorafgaande aan de deeltijdpensioendatum aan de KLM kenbaar te maken.
5. Op het moment dat het pensioen volledig ingaat, zijn de bepalingen van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
6 Aanspraken bij beëindiging van het deelnemerschap vóór de vroegst mogelijke pensioendatum
Artikel 17 Beëindiging van het deelnemerschap vóór de (vervroegde of verlate) pensioendatum
1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op een premievrij ouderdomspensioen en een premievrij ploegendienstpensioen, en ten behoeve van de partner en kinderen die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap daarop aanspraak hadden een aanspraak op een premievrij nabestaandenpensioen en een premievrij wezenpensioen; de gewezen deelnemer van 50 jaar en ouder heeft tevens een aanspraak op een premievrij overbruggingspensioen. De aanspraken op arbeidsongeschiktheidspensioen, facultatief nabestaandenpensioen en Anw-hiaatpensioen komen te vervallen.
2. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van
beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld 33
in de artikelen 4 en 14 van dit reglement.
3. Het premievrije ploegendienstpensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ploegendienstpensioen als bedoeld in artikel 5 van dit reglement.
4. Het premievrije nabestaandenpensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 8 van dit reglement. Voor de gewezen deelnemer die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap geen partner in de zin van dit reglement heeft, wordt bij waardeoverdracht als bedoeld in artikel 21 de waarde van een op overeenkomstige wijze vastgesteld fictief nabestaandenpensioen in de overdrachtswaarde betrokken.
5. Het premievrije wezenpensioen is voor elk gerechtigd kind gelijk aan 20% van de som van het in lid 2 van dit artikel omschreven premievrije ouderdomspensioen en het in lid 4 van dit artikel omschreven premievrije ploegendienstpensioen.
6. Voor een gewezen deelnemer van 50 jaar of ouder is het premievrije overbruggingspensioen gelijk aan het vanaf de eerste dag van de maand waarin de
50-ste verjaardag van de gewezen deelnemer viel, tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde overbruggingspensioen als bedoeld in artikel 11, lid 2 van dit reglement. Bij de vaststelling van het premievrije overbruggingspensioen worden de franchise en de bruto pensioengrondslag gehanteerd die golden op het moment dat het deelnemerschap werd beëindigd.
7. a. Op de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer eenmalig de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het nabestaandenpensioen enerzijds en het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen anderzijds te wijzigen. Op deze keuzemogelijkheid zijn de bepalingen van artikel 18, met uitzondering van lid 4, van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
b. De in onderdeel a van dit lid genoemde keuze dient binnen twee maanden voorafgaand aan de pensioendatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de gewezen deelnemer als de partner.
c. Op de pensioendatum wordt voor de gewezen deelnemer die ten tijde van de
34
beëindiging van het deelnemerschap geen partner in de zin van dit reglement
heeft, het premievrije fictieve nabestaandenpensioen omgezet in extra ouderdomspensioen. Op deze omzetting zijn de bepalingen van artikel 18, met uitzondering van de leden 4 en 5, van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
8. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
9. a. De gewezen deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om de ingangsdatum van een nog niet ingegaan premievrij ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen te vervroegen. Wanneer de gewezen deelnemer gekozen heeft om eerder met pensioen te gaan dan op de eerste dag van de maand waarin de 63-ste verjaardag valt, dan kan hij kiezen tussen variant 1 of 2, met dien verstande dat bij keuze voor variant 1 instemming van de partner vereist is.
1. De ingangsdatum van een nog niet ingegaan premievrij ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen wordt vervroegd onder gelijktijdige verlaging van dit ouderdomspensioen,
ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen en een overeenkomstige verlaging van de daarvan afgeleide pensioenen.
2. De ingangsdatum van een nog niet ingegaan premievrij ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen wordt vervroegd onder gelijktijdige verlaging van het ouderdomspensioen, het ploegendienstpensioen en het overbruggingspensioen, zonder dat de daarvan af te leiden pensioenen een wijziging ondergaan.
Bij ontstentenis van instemming van de partner voor variant 1, vindt de vervroeging plaats conform de voorwaarden van variant 2.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na de omzetting gelijk zijn aan die ervoor.
b. De gewezen deelnemer heeft de mogelijkheid om de ingangsdatum van een nog niet ingegaan premievrij ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen uit te stellen, mits de gewezen deelnemer aan kan
35
tonen dat in een volgende dienstbetrekking een ouderdomspensioen is
opgebouwd met een latere ingangsdatum dan de normpensioendatum. Uitstel vindt plaats onder gelijktijdige verhoging van dit premievrije ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen en de daarvan afgeleide pensioenen.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van sekseneutrale factoren - na omzetting gelijk zijn aan die ervoor.
Het uitgestelde premievrije ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen kunnen niet later ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de gewezen deelnemer valt.
Het overbruggingspensioen kan door toepassing van dit artikel maximaal 100% bedragen van het bedrag als bedoeld in artikel 18e lid 1 onderdeel b Wet op de loonbelasting 1964. Het meerdere wordt omgezet in een hoger ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen, met dien verstande dat de som van het ouderdomspensioen en het ploegendienstpensioen respectievelijk het nabestaandenpensioen niet hoger mag zijn dan 100% respectievelijk 70% van
de fiscale pensioengrondslag, zijnde de laatst vastgestelde bruto pensioengrondslag vermeerderd met de gemiddelde ploegendienstbetalingen tijdens het deelnemerschap aan de basispensioenregeling en verminderd met het bedrag als bedoeld in artikel 18a lid 8, onderdeel a Wet op de loonbelasting 1964. Op het moment dat de som van het ouderdomspensioen en het ploegendienstpensioen deze grens bereikt, zullen het ouderdomspensioen, ploegendienstpensioen en overbruggingspensioen gelijktijdig ingaan.
c. De in dit lid genoemde keuze dient tenminste twee maanden voorafgaande aan de vervroegde of normpensioendatum door de gewezen deelnemer aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
36
7 Omzetting nabestaandenpensioen in ouderdomspensioen en omgekeerd
Artikel 18 Wijziging in de verhouding tussen nabestaandenpensioen en ouderdomspensioen
1. Op de (vervroegde of verlate) pensioendatum of deeltijdpensioendatum heeft de deelnemer eenmalig de keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het nabestaandenpensioen enerzijds en het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen anderzijds te wijzigen. De hoogte van het volgens artikel 8 van dit reglement vastgestelde nabestaandenpensioen enerzijds en de hoogte van het volgens de artikelen 4 en 5 van dit reglement vastgestelde ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen anderzijds kunnen op de (vervroegde of verlate) pensioendatum of deeltijdpensioendatum gewijzigd worden in één van de hierna omschreven verhoudingen:
= | 100: | 100; |
= | 85: | 100; |
= | 50: | 100; |
= | 0 : | 100. |
a. nabestaandenpensioen :
ouderdomspensioen/ploegendienstpensioen 37
b. nabestaandenpensioen : ouderdomspensioen/ploegendienstpensioen
c. nabestaandenpensioen : ouderdomspensioen/ploegendienstpensioen
d nabestaandenpensioen: ouderdomspensioen/ploegendienstpensioen
De omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsonafhankelijke sekseneutrale factoren:
> bij variant a zal het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen met een factor 0,95 worden vermenigvuldigd;
> bij variant b zal het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen met een factor 0,98 worden vermenigvuldigd;
> bij variant c zal het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen met een factor 1,03 worden vermenigvuldigd;
> bij variant d zal het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen met een factor 1,10 worden vermenigvuldigd.
Indien er op grond van artikel 8, lid 5 sprake is van een korting op het nabestaandenpensioen wegens groot leeftijdsverschil tussen beide partners, zal deze
korting worden toegepast op de uitkomst van de berekening van de hoogte van het nabestaandenpensioen volgens de in variant a,b en cb genoemde keuzemogelijkheden.
2. In afwijking van hetgeen in lid 1 van dit artikel is bepaald, zal het ouderdomspensioen van de deelnemer die op de (vervroegde of verlate) pensioendatum of deeltijdpensioendatum geen partner heeft, op de (vervroegde of verlate) pensioendatum of deeltijdpensioendatum vermenigvuldigd worden met de voor variant d van de in lid 1 van dit artikel geldende factor van 1,10.
3. Indien er in verband met scheiding of beëindiging van het geregistreerde partnerschap dan wel van het door de KLM erkende samenlevingsverband aanspraken jegens het Fonds zijn toegekend op een bijzonder ouderdomspensioen en/of bijzonder nabestaandenpensioen respectievelijk indien er sprake is van conversie van pensioenrechten, zal hiermee bij de in eerste twee leden van dit artikel bedoelde omzetting rekening worden gehouden. Deze omzetting vindt in dat geval plaats op basis van door het Bestuur vast te stellen regels.
38
4. Indien een gepensioneerde, die direct aansluitend aan het deelnemerschap een
ouderdomspensioen geniet en die op de (vervroegde of verlate) pensioendatum of deeltijdpensioendatum geen partner had, in de periode tussen de beëindiging van het deelnemerschap en de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de gepensioneerde valt, een huwelijk sluit of een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband aangaat, krijgen de gepensioneerde en de partner eenmalig alsnog een keuzemogelijkheid om de verhouding tussen het nabestaandenpensioen enerzijds en het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen anderzijds te wijzigen overeenkomstig de bepalingen van dit artikel. Het Bestuur kan ten aanzien van deze keuzemogelijkheid nadere voorwaarden - waaronder medische - stellen.
5. De in lid 1 van dit artikel genoemde keuze dient tenminste 2 maanden vooraf - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de deelnemer als de partner.
De in lid 4 van dit artikel genoemde keuze dient tenminste binnen 2 maanden na het huwelijk of het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband - op een door het Fonds ter beschikking
gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de gepensioneerde als de partner.
6. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
7. De in lid 1 onder a,c en d genoemde factoren zijn geldig vanaf 1 januari 2012 tot de eerstvolgende aanpassing door het Bestuur. De in lid 1 onder b genoemde factor geldt voor pensioeningangen vanaf 16 mei 2012 tot de eerstvolgende aanpassing door het Bestuur.
39
8 Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, ouderschapsverlof en non-activiteit
Artikel 19 Voortzetting pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. Tijdens een tijdvak van gehele arbeidsongeschiktheid, wordt het deelnemerschap en de opbouw van pensioenen geacht voort te duren tot de normpensioendatum op basis van de bruto pensioengrondslag en de volgens opgave van KLM laatst uitbetaalde ploegendienstbetaling die golden aan het einde van het eerste ziektejaar.
2. Tijdens een tijdvak van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt de pensioenopbouw voortgezet conform het percentage uit onderstaande tabel. Bij wijziging van het feitelijke uitkeringspercentage volgens de WIA zijn de bepalingen van artikel 7 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Voor degene die niet arbeidsongeschikt is in de zin van dit reglement, maar voor 40
wie volgens een keuring door het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) of een daaraan gelijk te stellen keuring is vastgesteld dat sprake is van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%, vindt voortgezette pensioenopbouw plaats conform het bepaalde in dit artikel, rekening houdend met een door de KLM door te geven arbeidsongeschiktheidspercentage. Deze voortzetting van de pensioenopbouw vangt aan vanaf de dag waarop de loondoorbetaling bij ziekte als bedoeld in artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek is geëindigd en eindigt bij uitdiensttreding, behoudens eerder overlijden of eerdere revalidatie.
Arbeidsongeschiktheid van: Percentage voortgezette pensioenopbouw:
65-80% | 72,5 |
55-65% | 60 |
45-55% | 50 |
35-45% | 40 |
25-35% | 30 |
15-25% | 20 |
0-15% | 10 |
3. Bij gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid worden voor de berekening van de pensioenaanspraken gedurende de periode van voortzetting van het deelnemerschap enerzijds de bruto pensioengrondslag en anderzijds de volgens opgave van KLM laatst uitbetaalde ploegendienstbetaling jaarlijks per 1 januari aangepast aan de tijdens deze periode doorgevoerde algemene salariswijzigingen volgens de CAO.
4. Recht op facultatief nabestaandenpensioen krachtens artikel 9 van dit reglement heeft de nagelaten partner waarmee de arbeidsongeschikte tijdens de voortzetting van het deelnemerschap gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband had, onder de voorwaarde dat de arbeidsongeschikte ook op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid voor dit facultatieve nabestaandenpensioen ten behoeve van deze partner verzekerd was. Recht op Anw-hiaatpensioen krachtens artikel 9 bestaat slechts indien de arbeidsongeschikte de bijdrage als bedoeld in artikel 28, lid 2 onder c tot zijn overlijden aan het Fonds heeft doorbetaald.
41
5. Indien de bruto pensioengrondslag op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend
met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen lager was dan de bruto pensioengrondslag die betrokkene op grond van de laatste beoordeling en functiegroep had kunnen bereiken, wordt deze bruto pensioengrondslag opnieuw vastgesteld en gedurende maximaal twee jaar jaarlijks verhoogd. De bedragen van deze verhoging komen overeen met de bedragen waarmee de bruto pensioengrondslag bij niet-arbeidsongeschiktheid zou zijn verhoogd. Deze verhogingen worden gebaseerd op de salaristabel, functiegroep en beoordeling die voor betrokkene op de aanvangsdatum van arbeidsongeschiktheid (eerste ziektedag) golden.
Op basis van deze opnieuw vastgestelde bruto pensioengrondslagen wordt de berekening van de pensioenaanspraken jaarlijks gedurende maximaal twee jaar herzien.
Voor arbeidsongeschiktheidspensioenen die vóór 1 april 2002 zijn ingegaan, wordt de bruto pensioengrondslag gedurende maximaal 6 jaar herzien.
6. Voor de voortzetting van de pensioenopbouw als bedoeld in het eerste en tweede lid is vanaf de dag dat betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt geen premie meer verschuldigd.
7. In afwijking van hetgeen in het vierde en zesde lid van dit artikel is bepaald, heeft een arbeidsongeschikte die op de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheid niet verzekerd was voor een facultatief nabestaandenpensioen en/of Anw-hiaatpensioen alsnog de mogelijkheid om zich ten behoeve van de partner voor dit facultatieve nabestaandenpensioen en/of Anw-hiaatpensioen te verzekeren. In dat geval dienen de arbeidsongeschikte en de partner dit gezamenlijk aan het Fonds - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - kenbaar te maken. Voor de verzekering van het facultatieve nabestaandenpensioen is de arbeidsongeschikte een jaarlijkse bijdrage verschuldigd van 1% van de som van de netto pensioengrondslag en de ploegendienstbetaling die bij de berekening van de in dat jaar voortgezette pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid in aanmerking wordt genomen. Voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen is de arbeidsongeschikte de bijdrage verschuldigd als bedoeld in artikel 28, lid 2
onder c.
Artikel 20 Voortzetting pensioenopbouw tijdens werkloosheid
1. Tijdens een tijdvak van werkloosheid dat direct aansluit op een tijdvak van 42
deelnemerschap en waarin betrokkene recht heeft op een bijdrage in de pensioenpremie van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, worden het deelnemerschap en de opbouw van het ouderdomspensioen, het ploegendienstpensioen en, het nabestaandenpensioen geacht voort te duren overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het Uitvoeringsreglement 1999 van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering.
2. Bij voortzetting van het deelnemerschap bij werkloosheid wordt bij de aanvang van het betrokken tijdvak van werkloosheid de bruto pensioengrondslag in aanmerking genomen die gold onmiddellijk voorafgaand aan dit tijdvak. Voor de berekening van de pensioenaanspraken gedurende de periode van voortzetting van het deelnemerschap bij werkloosheid wordt enerzijds de bruto pensioengrondslag en anderzijds de laatstelijk door de KLM opgegeven ploegendienstbetaling aangepast aan de tijdens deze periode doorgevoerde algemene salariswijzigingen volgens de CAO. De voortzetting van het deelnemerschap bij werkloosheid vindt minimaal plaats op basis van de netto pensioengrondslag direct voorafgaande aan de periode van werkloosheid.
3. Recht op facultatief nabestaandenpensioen en Anw-hiaatpensioen krachtens artikel 9 van dit reglement heeft de nagelaten partner waarmee de werkloze tijdens
de voortzetting van het deelnemerschap gehuwd was of een geregistreerd partnerschap dan wel een door de KLM erkend samenlevingsverband had, onder de voorwaarde dat de werkloze ook op de dag voorafgaand aan de ingangsdatum van de werkloosheid voor dit facultatieve nabestaandenpensioen en Anw- hiaatpensioen ten behoeve van deze partner verzekerd was.
4. Indien de bijdrage in de premie van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering slechts een gedeeltelijke voortzetting van de pensioenopbouw mogelijk maakt, zal de opbouw van het ouderdomspensioen, het ploegendienstpensioen, en het nabestaandenpensioen gedurende het tijdvak van werkloosheid geacht worden te zijn voortgezet voor zover de bijdrage in de premie van de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering, conform het Uitvoeringsreglement 1999 dat mogelijk maakt.
Artikel 21 Keuzemogelijkheid voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof
1. Tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof, als omschreven in de CAO, heeft de 43
deelnemer de mogelijkheid om de opbouw van de pensioenen ook over het tijdvak van het ouderschapsverlof volledig voort te zetten, een en ander voor zover de voortzetting niet in strijd komt met het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
2. Indien de deelnemer voor volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet en de deelnemersbijdrage op dezelfde wijze worden vastgesteld als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan. Indien er sprake is van een volledig ouderschapsverlof waarbij het salaris tijdelijk wordt stopgezet, wordt de tijdens het ouderschapsverlof verschuldigde deelnemersbijdrage in mindering gebracht op de eerste salarisbetaling na afloop van de periode van volledig ouderschapsverlof.
3. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, blijft de risicodekking van het (facultatieve) nabestaandenpensioen, het Anw-hiaatpensioen, het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen tijdens die periode niettemin gehandhaafd als ware de deelnemer niet met ouderschapsverlof gegaan. Tijdens het ouderschapsverlof is voor deze risicodekking geen deelnemersbijdrage
verschuldigd.
4. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, wordt de resterende arbeidsduur als deeltijd in aanmerking genomen.
5. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het ouderschapsverlof kiest, is de deelnemer de deelnemersbijdrage als bedoeld in artikel 28, lid 2 onderdeel a niet verschuldigd voor dat gedeelte waarover de deelnemer ouderschapsverlof geniet.
Artikel 22 Non-activiteit
1. Tijdens een tijdvak van non-activiteit als omschreven in de CAO, zal de pensioenopbouw van de deelnemer worden voortgezet overeenkomstig hetgeen daarover in de CAO is vastgelegd, een en ander voor zover de voortzetting niet in strijd komt met het bepaalde in het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. De
hoogte van de premie wordt vastgesteld op basis van de door het Bestuur 44
vastgestelde grondslagen voor de vrijwillige aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 25 van dit reglement.
2. Indien de deelnemer geen volledige voortzetting van de pensioenopbouw tijdens non-activiteit kiest en de non-activiteit voor een tijdvak van achttien maanden of korter is verleend, blijft de risicodekking van het (facultatieve) nabestaandenpensioen en het Anw-hiaatpensioen tijdens die periode niettemin gehandhaafd als ware de deelnemer niet met non-activiteit gegaan. Tijdens de non-activiteit is voor deze risicodekking geen deelnemersbijdrage verschuldigd.
Artikel 23 Pensioenpromotie na leeftijd 56
1. In afwijking van hetgeen in artikel 4 van dit reglement is bepaald, zal voor een deelnemer die na leeftijd 56 nog een promotie en/of een betere beoordeling heeft gekregen, bij de berekening van het ouderdomspensioen niet worden uitgegaan van de laatste bruto pensioengrondslag op de (vervroegde of verlate) pensioendatum.
2. Bij de berekening van het ouderdomspensioen en de daarvan afgeleide pensioenen van een deelnemer die 56 jaar of ouder is, wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de laatste bruto pensioengrondslag gelijk is aan het gemiddelde van de met de algemene salarisaanpassing(en) volgens de CAO geïndexeerde bruto pensioengrondslagen tussen leeftijd 56 en de (vervroegde of verlate) pensioendatum.
45
10 Waardeoverdracht, bijsparen voor extra pensioenaanspraken, uitzending en sociale verzekering
Artikel 24 Waardeoverdracht
1. De deelnemer die voor zijn indiensttreding bij de KLM premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, verkrijgt een aanvullende aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, mits:
a. deze premievrije aanspraken zijn opgebouwd in een dienstbetrekking die op of na 8 juli 1994 is beëindigd;
b. de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan;
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxxxxx van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan het Fonds heeft overgedragen.
2. De aan het Fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van 46
pensioenaanspraken conform dit reglement, volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
3. De in artikel 17 van dit reglement bedoelde premievrije aanspraken op pensioenen worden op verzoek van de betrokkene en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet, vervangen door een uitkering-ineens mits:
a. de premievrije aanspraken zijn ontstaan op grond van een deelnemerschap dat op of na 8 juli 1994 is beëindigd;
b. de deelnemer binnen zes maanden na aanvang van het deelnemerschap in de nieuwe pensioenregeling schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken bij de nieuwe pensioenuitvoerder heeft gedaan;
c. dit bedrag besteed wordt voor inkoop van gelijkwaardige pensioenaanspraken bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet;
d. dit bedrag rechtstreeks wordt overgedragen aan die pensioenuitvoerder;
4. De in het vorige lid van dit artikel genoemde uitkering-ineens wordt berekend volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, een en ander onder de voorwaarde dat de partner instemt met de overdracht van de waarde van de aanspraak op nabestaandenpensioen.
5. Op een waardeoverdracht vanuit een andere KLM-pensioenregeling naar deze pensioenregeling en op een interne waardeoverdracht bij herleving van het deelnemerschap aan deze pensioenregeling zijn de bepalingen van dit artikel alsmede de bepalingen van artikel 76 van de Pensioenwet van overeenkomstige toepassing.
Artikel 25 Bijsparen voor extra pensioenaanspraken
Het Bestuur is bevoegd nadere regels te stellen op grond waarvan de deelnemer in staat wordt gesteld voor extra pensioenaanspraken te sparen. Deze regels waren tot 1 januari
2007 als Bijlage bij dit reglement opgenomen in het "Reglement Pensioensparen". Vanaf 47
1 januari 2007 kunnen alleen nog die deelnemers die op 1 januari 2007 een lopende aanvullende verzekering tegen maandelijkse premiebetaling bij het pensioenfonds hadden, hun aanvullende verzekering voortzetten, indien dat op grond van hun individuele fiscale bijspaarruimte is toegestaan. De regels daarvoor staan in de Overgangsregeling Individueel Pensioensparen, die als Bijlage 3 bij dit reglement is opgenomen.
Artikel 26 Uitzending en sociale verzekering
1. Indien en voor zover door uitzending van de deelnemer naar het buitenland uitkeringen ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx (AOW), de Algemene Nabestaandenwet (Anw) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) worden gederfd - anders dan door eigen toedoen van de deelnemer en/of diens partner - worden hiervoor door het Fonds vergoedingen uitgekeerd.
2. Voor elk jaar dat de deelnemer naar het buitenland uitgezonden is geweest, verstrekt het Fonds met ingang van 1 januari 2002 als vergoeding van de gederfde AOW-uitkering een aanvullend ouderdomspensioen ter grootte van 2,0% van de franchise.
Dit aanvullend ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de 65-ste verjaardag van de (gewezen) deelnemer valt.
3. Indien de deelnemer krachtens artikel 9 van dit reglement verzekerd was voor een facultatief nabestaandenpensioen, verstrekt het Fonds een aanvullend nabestaandenpensioen als de nagelaten partner een Anw-uitkering zou hebben gekregen indien deze voor de Anw verzekerd zou zijn geweest. Dit aanvullend nabestaandenpensioen bedraagt voor een nabestaande met kinderen onder de 18 jaar 100% van de franchise en voor een nabestaande zonder kinderen onder de 18 jaar 80% van de franchise. De uitbetaling van dit aanvullend nabestaandenpensioen eindigt op de 65-ste verjaardag van de nagelaten partner.
4. Als vergoeding voor de gederfde WIA-uitkering verzekert het Fonds een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen ter grootte van de WIA-uitkering die van toepassing zou zijn geweest indien de deelnemer in Nederland verzekerd was.
5. Uitkeringen krachtens buitenlandse sociale verzekeringen, die door de deelnemer en/of diens partner als gevolg van uitzending naar het buitenland worden
48
verkregen, worden op de Fondspensioenen in mindering gebracht.
6. Voor de toepassing van dit artikel worden uitkeringen-ineens krachtens buitenlandse sociale verzekeringen en uitkeringen met een overeenkomstig karakter herleid tot pensioen volgens de bij het Fonds in gebruik zijnde actuariële grondslagen.
11 Aanpassing van de pensioenen
Artikel 27 Indexering
1. De premievrije pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers en de ingegane pensioenen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal de procentuele ontwikkeling van het prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van het voorafgaande jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen worden aangepast.
2. Indien de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen naar het oordeel van het Bestuur niet volledig aangepast kunnen worden, worden de premievrije aanspraken en de ingegane pensioenen aangepast met een gelijk percentage van de maximale indexatiemaatstaf als bedoeld in lid 1. Het Bestuur is overigens bevoegd om in enig jaar extra indexaties te verlenen op de premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen, mits dit niet leidt tot een hoger
pensioen dan bij volledige indexatie verkregen zou zijn. 49
3. Voor de voorwaardelijke toeslagverlening als bedoeld in lid 1 is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
12 Premiebijdragen van deelnemers
Artikel 28 Premiebijdragen van deelnemers
1. De deelnemers dragen bij in de kosten van de pensioenregeling.
2. Voor ieder kalenderjaar is de bijdrage van de deelnemers gelijk aan:
a. 5,2% van de som van de netto pensioengrondslag en de ploegendienstbetaling in dat jaar voor de verzekering van het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen, wezenpensioen, arbeidsongeschiktheidspensioen en overbruggingspensioen;
b. 1% van de som van de netto pensioengrondslag en de ploegendienstbetaling in dat jaar voor de verzekering van het facultatieve nabestaandenpensioen indien voor de verzekering van het facultatieve nabestaandenpensioen is gekozen.
c. de in lid 6 genoemde maandelijkse bijdragen voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen, indien voor de verzekering van het Anw-hiaatpensioen
is gekozen. 50
Voor een gedeelte van een kalenderjaar wordt de deelnemersbijdrage naar evenredigheid vastgesteld.
3. De deelnemersbijdragen zijn per maand verschuldigd en worden voldaan door middel van inhouding door de KLM op het salaris of de het salaris vervangende uitkering.
4. Indien de deelnemer in deeltijd werkt, wordt de bijdrage als bedoeld in het tweede lid onder a en b vastgesteld in de verhouding tussen de in deeltijd gewerkte tijd en de bij CAO afgesproken normale arbeidsduur. Ten aanzien van de bijdrage over de ploegendienstbetalingen geschiedt dat door de in lid 2 van dit artikel bedoelde percentages toe te passen op de ploegendienstbetalingen.
5. In het overleg tussen de KLM en de werknemersorganisaties kan afhankelijk van de financiële positie van het Fonds worden besloten de hoogte van de in lid 2a van dit artikel genoemde bijdrage van de deelnemers te wijzigen op basis van een door de actuaris uit te brengen rapport. Overeenkomstig de in de uitvoeringsovereenkomst vastgelegde systematiek kan de jaarlijkse bijdrage van de deelnemers voor het onderdeel a van het tweede lid van dit artikel minimaal op 3,2% en maximaal op 7,2% van de som van de netto pensioengrondslag en de
ploegendienstbetaling in dat jaar worden vastgesteld, met dien verstande dat deze bijdrage jaarlijks maximaal 2%-punt kan wijzigen. (PM)
6. De maandelijkse bijdrage voor het Anw-hiaatpensioen bedraagt:
Leeftijd | Bijdrage |
t/m 29 jaar | €21,30 |
30 t/m 39 jaar | €26,60 |
40 t/m 49 jaar | €32,00 |
50 jaar en ouder | €37,20 |
Deze bedragen gelden vanaf 1 januari 2015 en worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met het percentage waarmee het verzekerde bedrag van het Anw- hiaatpensioen conform artikel 9, lid 6, sub b wordt aangepast.
51
Artikel 29 Pensioenegalisatie
1. Om te bereiken dat het netto pensioeninkomen vóór leeftijd 65 ongeveer gelijk is aan het netto pensioeninkomen na leeftijd 65, kan op verzoek van een deelnemer die direct aansluitend op het dienstverband met de KLM met pensioen gaat, het Bestuur - volgens door het Bestuur op te stellen regels - een ouderdomspensioen en een ploegendienstpensioen bij ingang tijdelijk verhogen respectievelijk verlagen, waarbij het daarna een gelijkwaardige verlaging respectievelijk verhoging zal ondergaan. Door deze tijdelijke verhoging respectievelijk tijdelijke verlaging bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. In deze omzetting zullen zonodig de van het ouderdomspensioen af te leiden pensioenen en het overbruggingspensioen betrokken kunnen worden. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk zijn aan die ervoor.
2. Op verzoek van een gewezen deelnemer kan het Bestuur een ouderdomspensioen 52
en een ploegendienstpensioen bij ingang tot leeftijd 65 verhogen respectievelijk verlagen, waarbij het daarna een gelijkwaardige verlaging respectievelijk verhoging zal ondergaan. Door deze tijdelijke verhoging respectievelijk tijdelijke verlaging bedraagt de laagste uitkering niet minder dan 75% van de hoogste uitkering. In deze omzetting zullen zonodig de van het ouderdomspensioen af te leiden pensioenen en het overbruggingspensioen betrokken kunnen worden. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk zijn aan die ervoor.
Artikel 30 Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de rechthebbende
2. Het pensioen wordt uitgekeerd ten kantore van het Fonds op een door de rechthebbende aan te wijzen en in de Europese Unie gevestigde bankrekening en wel in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling. De maandelijkse termijn is gelijk aan het jaarlijkse pensioen gedeeld door 12,96. De jaarlijkse vakantie- uitkering vindt in mei plaats en bedraagt 8% van het totaal van de over de maanden mei tot en met april uitgekeerde maandelijkse pensioentermijnen. In geval van aanwijzing door de rechthebbende van een niet in Nederland en binnen de Europese Unie gevestigde bankrekening, is het Fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen.
3. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
Artikel 31 Afkoop kleine pensioenen
1. Het Bestuur zal de in artikel 17 van dit reglement bedoelde premievrije pensioenaanspraken twee jaar na beëindiging van de deelneming door een uitkering-ineens vervangen indien de premievrije aanspraak op ouderdomspensioen op jaarbasis op het tijdstip van beëindiging van de deelneming het bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat, tenzij de gewezen deelnemer het Fonds binnen twee jaar na beëindiging van de deelneming heeft gemeld dat hij een procedure tot waardeoverdracht is gestart. (In 2012 is dit bedrag €438,44).
2. Indien de ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt voor het verstrijken van de in het eerste lid genoemde termijn van twee jaar, zal het Bestuur de pensioenaanspraken op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen vervangen door een uitkering-ineens indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
3. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel wordt berekend naar door het Bestuur
– gehoord de actuaris – vastgestelde grondslagen. De bijbehorende afkoopvoetfactoren zijn opgenomen in Bijlage 4 van dit Reglement.
4. Het Bestuur zal een nabestaandenpensioen dat op het tijdstip van ingang op jaarbasis minder bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag op de ingangsdatum vervangen door een uitkering-ineens.
5. Het Bestuur zal de aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 12 van dit reglement op de scheidingsdatum vervangen door een uitkering-ineens indien de uitkering van het nabestaandenpensioen op jaarbasis minder zal bedragen dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
54
15 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het fonds.
Artikel 32 Verplichtingen van de deelnemers
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak c.q. recht op uitkering van enig pensioen heeft, dan wel voor zo'n uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken, waaronder uitdrukkelijk begrepen gegevens en bewijsstukken inzake arbeidsongeschiktheid en wijzigingen daarvan, te worden overgelegd die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht.
2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop betrokkene recht had
kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op pensioen resp. 55
uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste dan wel - bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens.
Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepalingen gelden voor zover mogelijk ook ten aanzien van de (gewezen) partner en kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
3. Indien het Bestuur dit voor een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht, is – binnen de door de wet daarvoor gestelde grenzen - de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen.
4. Indien de deelnemer een derde aansprakelijk kan stellen voor de financiële gevolgen van de ziekte respectievelijk het ongeval van de deelnemer, zal een deelnemer alleen dan recht hebben op een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens artikel 6 van dit reglement en een voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid krachtens artikel 19 van dit reglement, als de deelnemer het recht op schadevergoeding aan het Fonds cedeert en een hierop betrekking hebbende akte van cessie ondertekent. Cessie vindt plaats tot maximaal het schadebedrag dat het Fonds lijdt.
De deelnemer is ook voor het overige verplicht alle medewerking te verlenen om
de financiële gevolgen voor het Fonds in verband met de (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid zo mogelijk te verhalen. Dit artikellid wordt toegepast indien de wet hierin voorziet.
5. Geen uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het Bestuur niet aan de bepalingen in de voorgaande leden van dit artikel is voldaan.
Artikel 33 Verstrekken van informatie door het Fonds
1. Jaarlijks wordt aan de deelnemer zowel een opgave van de hoogte van de opgebouwde en bereikbare pensioenaanspraken verstrekt, als een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. De pensioengerechtigde ontvangt jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht, inclusief eventuele opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen. De gewezen deelnemer ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
56
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer verstrekt het Fonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Die pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 17 van dit reglement. Het Fonds kan een vergoeding vragen voor de aan de opgave verbonden kosten.
3. Het Fonds zorgt ervoor dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen daarin door het Fonds op de hoogte gesteld.
4. De (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde ontvangen op verzoek de geldende statuten en het geldende pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en de KLM.
16 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving, vermindering
Artikel 34 Afkoop, beslag, overdracht, inpandgeving, vermindering
1. Het pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan niet worden afgekocht, vervreemd of worden prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. De pensioenen zijn niet vatbaar voor overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer, de gewezen deelnemer of enig andere belanghebbende enig recht aan een derde toekent anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990.
2. Beslag op pensioen is slechts mogelijk indien en voorzover dit wettelijk is toegestaan.
3. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming
ook verleend, is steeds herroepelijk. 57
4. Elk beding, strijdig met het bepaalde in een der voorgaande leden, is nietig.
5. De aanspraak op nabestaandenpensioen ten behoeve van een partner van een deelnemer of gewezen deelnemer kan zonder toestemming van die partner niet bij overeenkomst tussen de deelnemer of gewezen deelnemer en het Fonds worden verminderd, behalve in die gevallen waarin de Pensioenwet of daarop gebaseerde regelgeving afkoop van genoemd pensioen toestaat. Het in de vorige zin bepaalde geldt ook met betrekking tot aanspraak op ouderdomspensioen en overbruggingspensioen van de deelnemer of gewezen deelnemer, tenzij deze en de partner het recht op pensioenverevening ingevolge de in artikel 13 bedoelde wet hebben uitgesloten dan wel deze wet niet van toepassing is.
Artikel 35 Bijzondere gevallen
1. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien:
> in een individueel geval een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer door deze afwijking geen vermindering ondergaan;
> de KLM voor een bepaalde deelnemer of een groep van deelnemers daarom verzoekt, waarbij de afwijkende regeling verband moet houden met de arbeidsovereenkomst van betrokkene(n) en eventuele meerkosten door de KLM worden gedragen.
In beide gevallen mag de afwijkende regeling niet in strijd zijn met de Pensioenwet. De afwijkende regeling zal schriftelijk worden vastgelegd.
2. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen
indien: 58
a. De technische voorzieningen en het wettelijk vereiste minimale eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. Het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het
beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar te voldoen aan de wettelijke eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen.
Indien het Fonds besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten worden de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever daarover door het Fonds schriftelijk geïnformeerd. De vermindering wordt niet eerder gerealiseerd dan na afloop van een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder daarover zijn geïnformeerd.
3. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kunnen in overleg tussen de KLM en de werknemersorganisaties worden aangepast, indien:
> nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
> in het overleg tussen de KLM en de werknemersorganisaties is vastgesteld, dat de KLM zich de uitgaven voor deze regeling niet langer kan veroorloven.
4. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten.
5. De uit dit artikel voortvloeiende besluiten zullen in overeenstemming zijn met de normen en begrenzingen van Hoofdstuk IIB van de Wet op de loonbelasting 1964.
Artikel 36 Misdrijf
1. Er bestaat geen recht op nabestaandenpensioen, facultatief nabestaandenpensioen, Anw-hiaatpensioen resp. bijzonder nabestaandenpensioen dan wel wezenpensioen indien de ingang van bedoeld pensioen een gevolg is van enig misdrijf, gepleegd
door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en 59
ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
2. Er bestaat geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen en de in artikel 19 van dit reglement omschreven voortzetting van deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid, indien deze arbeidsongeschiktheid ontstaan is door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
Artikel 37 Anticumulatie
Indien de deelnemer in andere pensioenregelingen van de KLM aanspraken heeft opgebouwd op pensioen (levenslang pensioen of overbruggingspensioen) die betrekking hebben op de dezelfde periode als waarvoor de regeling van prepensioen een voorziening treft, wordt deze aanspraak in mindering gebracht op de op te bouwen aanspraak op prepensioen. Ditzelfde geldt voor een aanspraak op overbruggingspensioen uit een andere regeling van de KLM: ook deze wordt in mindering gebracht op de in deze regeling op te bouwen aanspraak op overbruggingspensioen.
Overigens geldt in elk geval dat, indien de aanspraak op pensioen naar het oordeel van de belastingdienst uitgaat boven de aanspraak die volgens de Wet op de Loonbelasting 1964 mag worden opgebouwd, de aanspraak zodanig zal worden aangepast dat deze daarmee
wel in overeenstemming is. Bij deze aanpassing zal zoveel mogelijk rekening worden gehouden met doel en strekking van de regeling.
60
Artikel 38 Werkingssfeer
> die per 30 juni 2002 op grond van het vóór die datum geldende pensioenreglement deelnemer aan het Fonds waren, respectievelijk daarna als deelnemer zijn toegetreden, en
> die geboren zijn voor 1 januari 1950, en
> die op 31 december 2005 deelnemer zijn aan deze pensioenregeling.
2. De bepalingen van dit reglement, alsmede de bij dit reglement behorende overgangsregelingen, zijn eveneens van toepassing op de per 31december 2005 opgebouwde aanspraken c.q. rechten op basis van deze pensioenregeling van degenen:
> die per 30 juni 2002 op grond van het vóór die datum geldende
pensioenreglement deelnemer aan het Fonds waren, respectievelijk 61
daarna als deelnemer zijn toegetreden, en
> die geboren zijn op of na 1 januari 1950.
3.. De bepalingen van dit reglement zijn eveneens van toepassing op degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1950 en na 29 juni 2002 arbeidsongeschikt in de zin van de WAO zijn geworden en per 30 juni 2002 nog een dienstverband met de KLM hadden.
4. De bepalingen van dit reglement zijn eveneens van toepassing op degenen die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en na 29 juni 2002 maar voor 1 januari 2006 arbeidsongeschikt in de zin van de WAO zijn geworden en per 30 juni 2002 nog een dienstverband met de KLM hadden.
5 Voor degenen op wie dit reglement van toepassing is, worden alle aanspraken uit het voorgaande reglement vervangen door aanspraken krachtens dit reglement.
Artikel 39 Datum inwerkingtreding en glijclausule
Dit reglement is vastgesteld op 15 april 2003 en wordt geacht met terugwerkende kracht tot 30 juni 2002 in werking te zijn getreden onder de naam "Pensioenreglement 2002 ". Het reglement is voor het laatst gewijzigd op 1 januari 2015.
Het Fonds heeft het recht de bevoegde inspecteur der belastingen te verzoeken om afgifte van een voor bezwaar vatbare beschikking, waarin deze verklaart dat het onderhavige pensioenreglement kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien een zodanig verzoek is gedaan en onherroepelijk komt vast te staan dat het voorgelegde pensioenreglement niet als zodanig kwalificeert, heeft het Fonds het recht dit pensioenreglement en de op basis daarvan toegekende aanspraken onverwijld en met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van dit pensioenreglement aan te passen, zodanig dat dit pensioenreglement wél kwalificeert als pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
Handtekening:
62
drs. X.X. xx Xxxx, vice-voorzitter van werkgeverszijde van het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
Handtekening:
G.K.R. Lagendaal, vice-voorzitter benoemd door de pensioengerechtigden van het bestuur van Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
OVERGANGSREGELINGEN
OVERGANGSREGELING 1
Voor deelnemers die op 29 juni 2002 deelnamen op grond van de pensioenregeling van het Reglement 2001 van het Fonds en op wie, in aansluiting daarop, op 30 juni 2002 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
Artikel 1
Voor degenen die op 29 juni 2002 deelnamen op grond van de pensioenregeling van het Reglement 2001 en op wie, in aansluiting daarop, op 30 juni 2002 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, zal het deelnemerschap op grond van de pensioenregeling van dit pensioenreglement geacht worden te zijn aangevangen op de datum waarop het deelnemerschap op grond van de pensioenregeling van Reglement 2001 is aangevangen.
Artikel 2
Voor degenen die op 31 december 1994 deelnamen op grond van de pensioenregeling
63
van het Reglement 1987 en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 1995
Pensioenreglement 1995 en in aansluiting daarop, op 1 januari 2001 Pensioenreglement 2001 en in aansluiting daarop, op 30 juni 2002 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, wordt bij de berekening van het ouderdomspensioen het in artikel 4 van dit pensioenreglement genoemde percentage van 1,75% vervangen door een garantiepercentage.
Dit garantiepercentage is het quotiënt van:
> het pensioenpercentage dat de deelnemer bereikt zou hebben indien deze tot de in Reglement 1987 genoemde eindpensioendatum aan de pensioenregeling van Reglement 1987 had deelgenomen, waarbij de in artikel L-2 - met uitzondering van de tweede alinea van lid 2 - van het Reglement 1987 opgenomen garantiepercentages mede in aanmerking genomen worden; en
> het aantal bereikbare jaren van deelnemerschap tot de in dit pensioenreglement genoemde normpensioendatum.
Dit garantiepercentage wordt eveneens in aanmerking genomen bij de berekening van de pensioenaanspraken krachtens de artikelen 15 en 17 van dit pensioenreglement, met dien verstande dat het aldus berekende ouderdomspensioen maximaal 70% zal bedragen van de laatste netto pensioengrondslag.
Artikel 3
Voor degenen die op 31 december 1994 deelnamen op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1987 en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 1995 Pensioenreglement 1995 en, in aansluiting daarop, op 1 januari 2001 Pensioenreglement 2001 en in aansluiting daarop, op 30 juni 2002 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, bedraagt de opbouw van het in artikel 5 van dit pensioenreglement genoemde ploegendienstpensioen tot en met 31 december 2000 voor elke kalendermaand vanaf de 1e januari volgend op de 50-ste verjaardag, 2 1/2% in plaats van 2% van de ploegendienstbetaling.
Artikel 4
Aan degenen die op 31 december 1994 deelnamen op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1987 en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 1995 Pensioenreglement 1995, en in aansluiting daarop, op 1 januari 2001 Pensioenreglement 2001 en in aansluiting daarop, op 30 juni 2002 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, wordt bij beëindiging van het deelnemerschap voor de vroegst mogelijke pensioendatum een premievrij overbruggingspensioen toegezegd dat minimaal gelijk is aan n/37 van 70% van de franchise per 1 januari 1995, waarbij n gelijk is aan het
64
product van het aantal deelnemersjaren per 31 december 1994 en het gemiddeld
deeltijdpercentage.
OVERGANGSREGELING 2
Vervallen
OVERGANGSREGELING 3
Garantie-opbouwpercentage ploegendienstpensioen voor degenen die vóór 1 januari 2001 ploegendienstpensioen opbouwden.
Voor degenen die op 31 december 2000 deelnamen op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1995 en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 2001 Reglement 2001 en in aansluiting daarop, op 30 juni 2002 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, geldt een garantie-opbouwpercentage voor het ploegendienstpensioen.
Voor degenen die al vóór 1 januari 2001 ploegendienstpensioen opbouwden op basis van de pensioenregeling van Pensioenreglement 1995, en die ook na 1 januari 2001 ploegendienstpensioen opbouwen volgens de pensioenregeling van dit pensioenreglement, is het jaarlijkse garantie-opbouwpercentage voor het ploegendienstpensioen gelijk aan de som van de opbouwpercentages die zij in de jaren
vanaf 1 januari 2000 aan ploegendienstpensioen volgens het Pensioenreglement 1995 zouden hebben opgebouwd, gedeeld door het aantal jaren dat zij vanaf 1 januari 2000 volgens dit pensioenreglement ploegendienst zouden hebben opgebouwd.
OVERGANGSREGELING 4
Garantie Overbruggingspensioen voor degenen die op 31 december 2000 50 jaar of ouder waren.
Voor degenen die op 31 december 2000 deelnamen op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1995 en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 2001 Reglement 2001 en in aansluiting daarop, op 30 juni 2002 dit pensioenreglement van toepassing is geworden, geldt een garantieregeling voor het overbruggingspensioen.
Voor degenen die op 31 december 2000 50 jaar of ouder waren, zal het totale pensioen (overbruggingspensioen plus ouderdomspensioen) tussen de leeftijd van 63 jaar en de leeftijd van 65 jaar niet lager zijn dan het totale pensioen dat zij op 31 december 2000 in de pensioenregeling van Pensioenreglement 1995 tussen leeftijd 63 en 65 konden behalen.
65
Het bedrag van het op 31 december 2000 op grond van de pensioenregeling van Pensioenreglement 1995 bereikbare pensioen tussen de leeftijd van 63 en 65 jaar wordt tot de pensioendatum jaarlijks geïndexeerd volgens artikel 27 van dit reglement. Het verschil tussen dit pensioenbedrag en het totale pensioen tussen de leeftijd van 63 en 65 jaar conform de pensioenregeling van dit pensioenreglement wordt uitgekeerd in de vorm van een hoger overbruggingspensioen
(onderdeel A als omschreven in artikel 11, lid 2a van dit reglement). Indien dit overbruggingspensioen (onderdeel A) eerder respectievelijk later ingaat dan op de normpensioendatum, wordt de hoogte daarvan (met inbegrip van het hierboven omschreven garantiebedrag) verlaagd respectievelijk niet gewijzigd.
OVERGANGSREGELING 5
Overbruggingspensioen onderdeel b (OBP-b) voor zowel degenen van 50 jaar en ouder, van wie het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering tussen 1 januari 2000 en 30 juni 2002 is geëindigd als voor degenen die tussen 1 januari 2000 en 30 juni 2002 met pensioen of deeltijdpensioen zijn gegaan.
1. Aan de deelnemer van 50 jaar en ouder van wie het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering tussen 1 januari 2000 en 30 juni 2002 is geëindigd, wordt voor elk jaar deelnemerstijd vanaf de eerste dag van de maand waarin de 50-ste verjaardag van de gewezen deelnemer viel tot aan de datum van het tussentijdse ontslag, een premievrij overbruggingspensioen onderdeel b (OBP-b) toegekend van 1,8% van de gemiddelde ploegendienstbetaling in dat jaar en 1,8% van de laatste bruto pensioengrondslag,
Dit OBP-b bedraagt in 2000 maximaal in 2002 maximaal €8.489,-.
12.412,-, in 2001 maximaal €8.163,- en
Voor de berekening van de premievrije aanspraak op het OBP-b wordt de
66
deelnemerstijd tussen de leeftijd van 50 jaar en 60 jaar in aanmerking genomen.
Indien de feitelijk bij het tussentijdse ontslag vastgestelde premievrije aanspraak op OBP-b lager was dan de hierboven omschreven premievrije aanspraak op OBP-b, ontvangt de gewezen deelnemer alsnog een aanvullende premievrije aanspraak
op OBP-b.
Indien de feitelijk bij het tussentijdse ontslag vastgestelde premievrije aanspraak op OBP-b hoger was dan de hierboven omschreven premievrije aanspraak, behoudt de gewezen deelnemer de feitelijk toegekende premievrije aanspraak op OBP-b.
2. Aan de deelnemer die tussen 1 januari 2000 en 30 juni 2002 met pensioen of deeltijdpensioen is gegaan, wordt voor elk jaar deelnemerstijd vanaf de eerste dag van de maand waarin de 50-ste verjaardag van de gepensioneerde viel tot aan de (vervroegde of verlate) pensioendatum of deeltijdpensioendatum, een OBP-b toegekend van 1,8% van de ploegendienstbetalingen in dat jaar en 1,8% van de laatste bruto pensioengrondslag.
Dit OBP-b bedraagt in 2000 maximaal .€12.412,-, in 2001 maximaal €8.163,- en in 2002 maximaal €8.489,-.
Voor de berekening van de OBP-b uitkering wordt de deelnemerstijd tussen de leeftijd van 50 jaar en 60 jaar in aanmerking genomen.
Indien de feitelijk bij pensionering vastgestelde OBP-b uitkering lager was dan de hierboven omschreven OBP-b uitkering, ontvangt de gepensioneerde alsnog een aanvullende OBP-b uitkering.
Indien de feitelijk bij pensionering vastgestelde OBP-b uitkering hoger was dan de hierboven omschreven OBP-b uitkering, behoudt de gepensioneerde de feitelijk toegekende OBP-b uitkering.
OVERGANGSREGELING 6
Voor degenen die op 31 december 2003 op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1976 bij het Fonds deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerd waren en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 2004 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
67
1. Ingegane pensioenen met ingangsdatum vóór 1 januari 2004
Voor diegenen die op grond van Reglement 1976 een vóór 1 januari 2004 ingegaan pensioen van het Fonds ontvangen, met uitzondering van diegenen die een invaliditeitspensioen ontvangen, geldt het volgende:
a. Op 31 december 2002 zijn de pensioenrechten bepaald, met dien verstande dat alle wijzigingen tot en met 31 december 2003, met uitzondering van de pensioenaanpassing per 1 januari 2003, zijn meegenomen;
b. Per 31 december 2002 is het uit Reglement 1976 ingegane ouderdomspensioen uit hoofdstuk B, ploegendienstpensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen en de niet ingegane verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en/of ploegendienstpensioen uit Reglement 1976 zijn afgeleid, verhoogd met 9%;
c. In de in het vorige lid bedoelde verhoging is de verhoging van de jaarlijkse vakantie-uitkering van 7% naar 8% en de toekenning van de vakantie- uitkering van 8% over het ploegendienstpensioen en het ploegendienstnabestaandenpensioen inbegrepen;
d. Vanaf mei 2003 is een jaarlijkse vakantie-uitkering van 8% over de tijdelijke pensioenen toegekend, welke uitkering voor het eerst in mei 2004 betaalbaar wordt gesteld;
e. Voor die gehuwden die een latent recht hebben op ongehuwdenpensioen en destijds direct aansluitend op het KLM-dienstverband met pensioen zijn gegaan, is het latente recht op een ongehuwdenpensioen omgezet in een extra verhoging van het levenslange ouderdomspensioen en de daarvan afgeleide pensioenen. Bij deze omzetting is de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk aan die ervoor;
f. De pensioenverhoging over het jaar 2003, die uit de onder de leden b en e genoemde aanpassing voortvloeit, is in de vorm van een nabetaling in december 2003 betaalbaar gesteld;
g. Alle ingegane pensioenen inclusief de onder lid b en e genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
h. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
1.1. Uit premievrij ingegane pensioenen met ingangsdatum op 1 januari 2004
Voor diegenen die op grond van Reglement 1976 een per 1 januari 2004 vanuit
68
premievrij ingegaan pensioen van het Fonds ontvangen, geldt het volgende:
a. Per 31 december 2002 is het ouderdomspensioen uit hoofdstuk G dat op1 januari 2004 vanuit een voor de pensioendatum beëindigd dienstverband volgens Reglement 1976 in zou gaan en de niet ingegane verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen uit Reglement 1976 zijn afgeleid, verhoogd met 9%;
b. In de in het vorige lid bedoelde verhoging is de verhoging van de jaarlijkse vakantie-uitkering van 7% naar 8% inbegrepen;
c. Alle ingegane pensioenen inclusief de onder lid a genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
d. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
1.2. In aansluiting op invaliditeitspensioen ingegane pensioenen met ingangsdatum op 1 januari 2004
a. Per 31 december 2003 is het ouderdomspensioen uit hoofdstuk B en ploegendienstpensioen dat op 1 januari 2004 volgens Reglement 1976 in aansluiting op een invaliditeitspensioen in zou gaan, verhoogd met 9%;
b. In de in het vorige lid bedoelde verhoging is de verhoging van de jaarlijkse vakantieuitkering van 7% naar 8% en de toekenning van de vakantie- uitkering van 8% over het ploegendienstpensioen en het ploegendienstnabestaandenpensioen inbegrepen;
c. De vakantie-uitkering over de tijdelijke pensioenen bedraagt 8% en wordt voor het eerst in mei 2004 betaalbaar gesteld;
d. Voor die gehuwden die een latent recht hebben op ongehuwdenpensioen, is dit latente recht op een ongehuwdenpensioen omgezet in een extra verhoging van het levenslange ouderdomspensioen en de daarvan afgeleide pensioenen. Bij deze omzetting is de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk aan die ervoor;
e. Alle ingegane pensioenen inclusief de onder lid a en d genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
f. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was, met
uitzondering van de pensioenaanpassing per 1 januari 2004.
69
2. Premievrijen
Voor diegenen die op grond van Reglement 1976 een premievrije pensioenaanspraak hebben bij het Fonds, geldt het volgende:
a. Per 31 december 2002 zijn de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen uit hoofdstuk G en daarvan afgeleide pensioenen uit Reglement 1976 met uitzondering van de aanvullende verzekeringen verhoogd met 9%;
b. In de in het vorige lid bedoelde verhoging is de verhoging van de jaarlijkse vakantie-uitkering van 7% naar 8% inbegrepen;
c. Alle premievrije pensioenaanspraken inclusief de onder lid a genoemde verhoging worden
per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
d. Vanaf 1 januari 2004 worden de premievrije pensioenaanspraken behandeld als ware het premievrije pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
3. Invaliden
Voor diegenen die op grond van Reglement 1976 een invaliditeitspensioen ontvangen van het Fonds geldt het volgende:
a. Per 31 december 2002 is de totale waarde van het ouderdomspensioen uit hoofdstuk B, ploegendienstpensioen, overbruggingspensioen, niet ingegane verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en/of ploegendienstpensioen zijn afgeleid en het invaliditeitspensioen onder Reglement 1976 bepaald, waarbij de uitkering uit hoofde van de WAO tot 65 jaar in mindering is gebracht;
b. De onder lid 1 berekende waarde is met 9% verhoogd;
c. Per 31 december 2002 wordt tevens de totale waarde van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4, ploegendienstpensioen, overbruggingspensioen, niet ingegane verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en/of ploegendienstpensioen zijn afgeleid en het invaliditeitspensioen onder Reglement 2002 bepaald, waarbij de uitkering uit hoofde van de WAO tot 65 jaar in mindering is gebracht;
d. Voor de berekening van de bereikbare pensioenen onder Reglement 2002
wordt het opbouwpercentage conform artikel 2 van Overgangsregeling 1
70
van dit pensioenreglement bepaald, met dien verstande dat de berekening
gebaseerd is op het aantal bereikbare jaren van deelnemerschap tot de in Reglement 1987 geldende normpensioendatum van 1 januari volgend op de 62-ste verjaardag;
e. Indien de onder lid a bepaalde totale waarde onder Reglement 1976 inclusief de in lid b genoemde verhoging van 9% lager is dan de onder lid c bepaalde totale waarde onder Reglement 2002, dan worden de pensioenaanspraken van de arbeidsongeschikte deelnemer bepaald op basis van Reglement 2002 (exclusief prepensioen);
f. Indien de onder lid a bepaalde totale waarde van onder Reglement 1976 inclusief de in lid b genoemde verhoging van 9% hoger is dan de onder lid c bepaalde totale waarde onder Reglement 2002, dan worden de pensioenaanspraken van de arbeidsongeschikte deelnemer bepaald op basis van Reglement 2002 (exclusief prepensioen), met dien verstande dat het verschil met de totale waarde onder Reglement 1976 inclusief de verhoging van 9% wordt aangewend voor een extra aanspraak op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in dit pensioenreglement;
g. Het ingegane invaliditeitspensioen en de pensioenaanspraken worden per 31 december 2003 ondergebracht in dit pensioenreglement;
h. Voor diegenen die op 1 januari 2004 63 jaar of ouder zijn, gaat op die datum aansluitend aan het invaliditeitspensioen het ouderdomspensioen in;
i. Vanaf 1 januari 2004 worden het ingegane invaliditeitspensioen alsmede de pensioenaanspraken behandeld als ware het invaliditeitspensioen of pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement.
OVERGANGSREGELING 7
Voor degenen die op 31 december 2003 op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1987 bij het Fonds deelnemer,gewezen deelnemer of gepensioneerd waren en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 2004 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
1. Ingegane pensioenen met ingangsdatum vóór 1 januari 2004
Voor diegenen die op grond van Reglement 1987 een vóór 1 januari 2004 ingegaan pensioen van het Fonds ontvangen, met uitzondering van diegenen die een invaliditeitspensioen ontvangen, geldt het volgende:
a. Op 31 december 2002 zijn de pensioenrechten bepaald, met dien verstande
71
dat alle wijzigingen tot en met 31 december 2003, met uitzondering van de
pensioenaanpassing per 1 januari 2003, zijn meegenomen;
b. Per 31 december 2002 is het onder Reglement 1987 ingegane ouderdomspensioen uit hoofdstuk B, ploegendienstpensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen evenals de verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en/of het ploegendienstpensioen uit Reglement 1987 zijn afgeleid, verhoogd met 9%;
c. In de onder het vorige lid bedoelde verhoging is de verhoging van de jaarlijkse vakantie- uitkering van 7% naar 8% en de toekenning van de vakantie-uitkering van 8% over het ploegendienstpensioen en het ploegendienstnabestaandenpensioen inbegrepen;
d. Vanaf mei 2003 is een jaarlijkse vakantie-uitkering van 8% over de tijdelijke pensioenen toegekend, welke uitkering voor het eerst in mei 2004 betaalbaar wordt gesteld;
e. Voor die gehuwden die een latent recht hebben op ongehuwdenpensioen en destijds direct aansluitend op het KLM-dienstverband met pensioen zijn gegaan, is dit latente recht op een ongehuwdenpensioen omgezet in een extra verhoging van het levenslange ouderdomspensioen en de daarvan afgeleide pensioenen. Bij deze omzetting is de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk aan die ervoor;
f. De pensioenverhoging over het jaar 2003, die uit de onder de leden b en e genoemde aanpassing voortvloeit, is in de vorm van een nabetaling in december 2003 betaalbaar gesteld;
g Alle ingegane pensioenen inclusief de onder de leden b en e genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
h. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
1.1. Uit premievrij ingegane pensioenen met ingangsdatum op 1 januari 2004 Voor diegenen die op grond van Reglement 1987 een per 1 januari 2004 vanuit premievrij ingegaan pensioen van het Fonds ontvangen, geldt het volgende;
a. Per 31 december 2002 is het ouderdomspensioen uit hoofdstuk G dat op 1 januari 2004 vanuit een voor de pensioendatum beëindigd dienstverband volgens Reglement 1987 in zou gaan,verhoogd met 9%;
b. In de in het vorige lid bedoelde verhoging is de verhoging van de jaarlijkse
vakantie- uitkering van 7% naar 8% inbegrepen;
72
c. Alle ingegane pensioenen inclusief de onder lid a genoemde verhoging
worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
d. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
1.2. Op basis van een arbeidsvoorwaardelijke regeling of in aansluiting op een invaliditeitspensioen ingegane pensioenen met ingangsdatum op 1 januari 2004
a. Per 31 december 2003 is het ouderdomspensioen uit hoofdstuk B en het ploegendienstpensioen dat op 1 januari 2004 volgens Reglement 1987 op basis van een arbeidsvoorwaardelijke regeling of in aansluiting op een invaliditeitspensioen in zou gaan, verhoogd met 9%;
b. In de in het vorige lid bedoelde verhoging is de verhoging van de jaarlijkse vakantie- uitkering van 7% naar 8% en de toekenning van de vakantie- uitkering van 8% over het ploegendienstpensioen en het ploegendienstnabestaandenpensioen inbegrepen;
c. De vakantieuitkering over de tijdelijke pensioenen bedraagt 8% en wordt voor het eerst in mei 2004 betaalbaar gesteld;
d. Voor die gehuwden die een latent recht hebben op ongehuwdenpensioen en destijds direct aansluitend op het KLM-dienstverband met invaliditeitspensioen zijn gegaan, is dit latente recht op een ongehuwdenpensioen omgezet in een extra verhoging van het levenslange ouderdomspensioen en de daarvan afgeleide pensioenen. Bij deze omzetting is de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk aan die ervoor;
e. Alle ingegane pensioenen inclusief de onder lid a en d genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
f. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was, met uitzondering van de pensioenaanpassing per 1 januari 2004.
2. Premievrijen
Voor diegenen die op grond van Reglement 1987 een premievrije pensioenaanspraak hebben bij het Fonds, geldt het volgende:
73
a. Per 31 december 2002 zijn de premievrije aanspraken op
ploegendienstpensioen, ouderdomspensioen uit hoofdstuk G en daarvan afgeleide pensioenen uit Reglement 1987, verhoogd met 9%;
b. In de onder het vorige lid bedoelde verhoging is de verhoging van de jaarlijkse vakantie-uitkering van 7% naar 8% inbegrepen;
c. Alle premievrije pensioenaanspraken inclusief de onder lid a genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
d. Vanaf 1 januari 2004 worden de premievrije pensioenaanspraken behandeld als ware het premievrije pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
3. Invaliden
Voor diegenen die op grond van Reglement 1987 een invaliditeitspensioen ontvangen van het Fonds geldt het volgende:
a. Per 31 december 2002 is de totale waarde van het ouderdomspensioen uit hoofdstuk B, ploegendienstpensioen, overbruggingspensioen, niet ingegane verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen zijn afgeleid, en het invaliditeitspensioen onder
Reglement 1987 bepaald, waarbij de uitkering uit hoofde van de WAO tot 65 jaar in mindering is gebracht;
b. De onder lid 1 berekende waarde is met 9% verhoogd;
c. Per 31 december 2002 is tevens de totale waarde van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4, ploegendienstpensioen, overbruggingspensioen, niet ingegane verzekerde aanspraken die van het ouderdomspensioen en/of ploegendienstpensioen zijn afgeleid, en het invaliditeitspensioen onder Reglement 2002 bepaald, waarbij de uitkering uit hoofde van de WAO tot 65 jaar in mindering is gebracht;
d. Voor de berekening van de bereikbare pensioenen onder Reglement 2002, wordt het opbouwpercentage conform artikel 2 van Overgangsregeling 1 van dit pensioenreglement bepaald, met dien verstande dat de berekening gebaseerd is op het aantal bereikbare jaren van deelnemerschap tot de in Reglement 1987 geldende normpensioendatum van 1 januari volgend op de 62-ste verjaardag;
e. Indien de onder lid a bepaalde totale waarde onder Reglement 1987inclusief de in lid 1b genoemde verhoging van 9% lager is dan de onder lid c
bepaalde totale waarde onder Reglement 2002, dan worden de
74
pensioenaanspraken van de arbeidsongeschikte deelnemer bepaald op basis
van Reglement 2002(exclusief prepensioen);
f. Indien de onder lid a bepaalde totale waarde onder Reglement 1987inclusief de in lid b genoemde verhoging van 9% hoger is dan de onder lid c bepaalde totale waarde onder Reglement 2002, dan worden de pensioenaanspraken van de arbeidsongeschikte deelnemer bepaald op basis van Reglement 2002(exclusief prepensioen), met dien verstande dat het verschil met de totale waarde onder Reglement 1987 inclusief de verhoging van 9% wordt aangewend voor een extra aanspraak op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in dit pensioenreglement;
g. Het ingegane invaliditeitspensioen en de pensioenaanspraken worden per 31 december 2003 ondergebracht in dit pensioenreglement;
h. Vanaf 1 januari 2004 worden het ingegane invaliditeitspensioen alsmede de pensioenaanspraken behandeld als ware het invaliditeitspensioen of pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement.
4. Overtolligen
Voor diegenen die onder Reglement 1987 recht hebben op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden geldt het volgende:
a. Op 31 december voorafgaand aan de pensioendatum worden de toegezegde aanspraken op ouderdomspensioen uit hoofdstuk B, ploegendienstpensioen alsmede de verzekerde aanspraken op van het ouderdomspensioen en/of ploegendienstpensioen afgeleide pensioenen met 9% verhoogd;
b. Alle pensioenen, inclusief de in lid a genoemde verhoging worden op de pensioendatum ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
c. De jaarlijkse pensioenaanpassing volgens dit pensioenreglement vindt voor het eerst plaats op 1 januari volgend op de pensioendatum.
OVERGANGSREGELING 8
Voor degenen die op 31 december 2003 op grond van de pensioenregeling van het Reglement 1995 bij het Fonds deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerd waren en op wie, in aansluiting daarop, op 1 januari 2004 dit pensioenreglement van toepassing is geworden.
1. Ingegane pensioenen met ingangsdatum op of vóór 1 januari 2003
Voor diegenen die op grond van Reglement 1995 een op of vóór 1 januari 2003
75
ingegaan pensioen van het Fonds ontvangen, met uitzondering van diegenen die
een invaliditeitspensioen ontvangen, geldt het volgende:
a. De pensioenrechten op 31 december 2002 worden bepaald;
b. Per 31 december 2002 is het onder Reglement 1995 ingegane ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4, ploegendienstpensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen alsmede de verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en/of ploegendienstpensioen uit Reglement 1995 zijn afgeleid met uitzondering van het overbruggingspensioen verhoogd met 9%;
c. De pensioenverhoging over het jaar 2003, die uit de in het vorige lid genoemde aanpassing voortvloeit, is in de vorm van een nabetaling in december 2003 betaalbaar gesteld;
d. Alle ingegane pensioenen inclusief de onder lid b genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
e. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
1.1 Uit premievrij ingegane pensioenen met ingangsdatum na 1 januari 2003 Voor diegenen die op grond van Reglement 1995 een na 1 januari 2003 vanuit premievrij ingegaan pensioen van het Fonds ontvangen, geldt het volgende;
a. Per 31 december 2002 zijn de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen bedoeld in artikel 17, ploegendienstpensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen alsmede de verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en/of ploegendienstpensioen uit Reglement 1995 zijn afgeleid met uitzondering van het overbruggingspensioenen verhoogd met 9%;
b. De verhoging die uit de in het vorige lid genoemde aanpassing voorvloeit is vanaf de ingangsdatum van het pensioen in de vorm van een nabetaling in december 2003 betaalbaar gesteld;
c. Alle ingegane pensioenen inclusief de onder lid a genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
d. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat
voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
76
1.2 Op basis van een arbeidsvoorwaardelijke regeling of in aansluiting op een invaliditeitspensioen ingegane pensioenen met ingangsdatum na 1 januari 2003 Voor diegenen die op grond van Reglement 1995 een na 1 januari 2003 ingegaan pensioen van het Fonds ontvangen op basis van een arbeidsvoorwaardelijke regeling of in aansluiting op een invaliditeitspensioen, geldt het volgende:
a. Indien de pensioeningang op of na 1 januari 2003 heeft plaatsgevonden, is het onder Reglement 1995 ingegane ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4, ploegendienstpensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen alsmede de verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en/of ploegendienstpensioen uit Reglement 1995 zijn afgeleid met uitzondering van het overbruggingspensioen verhoogd met 9%;
b. De verhoging die uit de in het vorige lid genoemde aanpassing voorvloeit is vanaf de ingangsdatum van het pensioen in de vorm van een nabetaling in december 2003 betaalbaar gesteld;
c. Alle ingegane pensioenen inclusief de onder lid a genoemde verhoging worden per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
d. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
2. Premievrijen
Voor diegenen die op grond van Reglement 1995 een premievrije pensioenaanspraak hebben bij het Fonds, geldt het volgende:
a. Per 31 december 2002 zijn de premievrije aanspraken op ouderdomspensioen bedoeld in artikel 17, ploegendienstpensioen en daarvan afgeleide pensioenen uit Reglement 1995 met uitzondering van het overbruggingspensioen verhoogd met 9%;
b. Alle premievrije pensioenaanspraken inclusief de onder lid a genoemde verhoging worden
per 31 december 2003 ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
c. Vanaf 1 januari 2004 worden de premievrije pensioenaanspraken behandeld als ware het premievrije pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement, zoals dat voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
77
3. Invaliden
Voor diegenen die op grond van Reglement 1995 een invaliditeitspensioen ontvangen van het Fonds geldt het volgende:
a. Per 31 december 2002 is de totale waarde van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4, ploegendienstpensioen, overbruggingspensioen en de niet ingegane verzekerde aanspraken die van het genoemde ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen zijn afgeleid onder Reglement 1995 bepaald;
b. De onder lid 1 berekende waarde is met 9% verhoogd;
c. Per 31 december 2002 is tevens de totale waarde van het ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4, ploegendienstpensioen, overbruggingspensioen en de niet ingegane verzekerde aanspraken die van het ouderdomspensioen en ploegendienstpensioen zijn afgeleid onder Reglement 2002 bepaald, met dien verstande dat het overbruggingspensioen bepaald wordt conform Reglement 1995;
d. Indien de in lid a bepaalde totale waarde a onder Reglement 1995 inclusief de in lid b genoemde verhoging van 9% lager is dan de in lid c bepaalde totale waarde onder Reglement 2002, dan wordt de pensioenaanspraak van de arbeidsongeschikte deelnemer bepaald op basis van Reglement 2002
(exclusief prepensioen), met dien verstande dat de aanspraak op overbruggingspensioen bepaald wordt volgens Reglement 1995;
e. Indien de in lid a bepaalde totale waarde onder Reglement 1995 inclusief de in lid b genoemde verhoging van 9% hoger is dan de in lid c bepaalde totale waarde onder Reglement 2002, dan wordt de pensioenaanspraak van de arbeidsongeschikte deelnemer bepaald op basis van Reglement 2002 (exclusief prepensioen), met dien verstande dat het overbruggingspensioen bepaald wordt volgens Reglement 1995. Het verschil met de totale waarde onder Reglement 1995 inclusief de verhoging van 9% wordt aangewend voor een extra aanspraak op ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen;
f. Het ingegane invaliditeitspensioen alsmede de pensioenaanspraken worden per 31 december 2003 ondergebracht in dit pensioenreglement;
g. Vanaf 1 januari 2004 worden de ingegane invaliditeitspensioenen alsmede de pensioenaanspraken behandeld als ware het invaliditeitspensioenen of pensioenaanspraken krachtens dit pensioenreglement, met dien verstande dat het overbruggingspensioen bepaald wordt krachtens Reglement 1995 .
4. Overtolligen
78
Voor diegenen die onder Reglement 1995 recht hebben op voortzetting van de
pensioenopbouw op grond van een regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden geldt het volgende:
a. Op de pensioendatum worden de toegezegde aanspraken op ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4, ploegendienstpensioen alsmede de verzekerde aanspraken op van het ouderdomspensioen en/of ploegendienst afgeleide pensioenen met uitzondering van het overbruggingspensioen en de aanvullende verzekeringen, met 9% verhoogd;
b. Indien de pensioendatum samenvalt met 1 januari van enig jaar, dan worden de toegezegde aanspraken op ouderdomspensioen bedoeld in artikel 4, ploegendienstpensioen alsmede de verzekerde aanspraken op van het ouderdomspensioen afgeleide pensioenen met uitzondering van het overbruggingspensioen verhoogd met het verschil tussen 9% en de aanpassing van de pensioenaanspraken onder Reglement 1995 zoals die per 1 januari van datzelfde jaar plaatsvindt;
c. Indien de pensioendatum samenvalt met 1 januari van enig jaar, dan worden de toegezegde aanspraken op overbruggingspensioen verhoogd met de aanpassing van de pensioenaanspraken onder Reglement 1995 zoals die per 1 januari van datzelfde jaar plaatsvindt;
d. Alle ingegane pensioenen, inclusief de in lid a of b genoemde verhoging worden op de pensioendatum ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement;
e. De jaarlijkse pensioenaanpassing volgens dit pensioenreglement vindt voor het eerst plaats op 1 januari volgend op de pensioendatum.
OVERGANGSREGELING 9
Voor degenen die op 1 juni 2005 onder de werkingsfeer van Reglement 2001 vielen, is op diezelfde datum in plaats van Reglement 2001 dit pensioenreglement van toepassing geworden.
Artikel 1
Diegenen die op 1 juni 2005 op grond van Reglement 2001 een ingegaan pensioen van het Fonds ontvangen, met uitzondering van diegenen die een invaliditeitspensioen ontvangen, worden met ingang van diezelfde datum ongewijzigd ondergebracht in dit pensioenreglement. Vanaf 1 juni 2005 worden deze ingegane pensioenen behandeld als ware het ingegane pensioenen krachtens dit reglement, zoals dat voorafgaand aan de
79
versie van 1 januari 2006 van kracht was.
Artikel 2
1. Diegenen die op 1 juni 2005 op grond van Reglement 2001 een invaliditeitspensioen van het Fonds ontvangen, worden met ingang van diezelfde datum ondergebracht in dit pensioenreglement, met dien verstande dat:
a. het in artikel 11 genoemde overbruggingspensioen onderdeel b voor elk jaar deelnemerstijd tot 30 juni 2002 maximaal 8% van de in onderdeel a genoemde franchise bedraagt en voor elk jaar deelnemerstijd vanaf 30 juni 2002 10% van maximaal €8.963,-:
b. het Prepensioenreglement niet op hen van toepassing is.
Vanaf 1 juni 2005 worden deze ingegane invaliditeitspensioenen voor het overige behandeld als ware het ingegane invaliditeitspensioenen krachtens dit pensioenreglement.
Per 1 januari van volgende jaren wordt het onder a genoemde maximumbedrag afgeleid van dat van het voorgaande jaar door dit bedrag aan te passen aan de sinds de laatste wijziging opgetreden algemeen salarisaanpassing(en) volgens de CAO.
2. Op diegenen die op 1 juni 2005 een invaliditeitspensioen van het Fonds ontvangen en na die datum aansluitend door revalidatie wederom in actieve dienst komen, is het in het in het vorige lid onder a en b gestelde vanaf het moment van revalidatie niet langer van toepassing. Vanaf het moment van revalidatie worden zij als deelnemer aan dit reglement behandeld en zijn de bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing.
Artikel 3
Zowel premievrijen als degenen die de KLM met een regeling in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer hebben verlaten, en degenen die gebruik hebben gemaakt van de 40-dienstjarenregeling van KLM, worden met inachtneming van eventuele regelingen in de arbeidsvoorwaardelijke sfeer respectievelijk de 40-dienstjarenregeling, op 1 juni 2005 ondergebracht in dit reglement met dien verstande dat:
a. het in artikel 11 genoemde overbruggingspensioen onderdeel b voor elk jaar deelnemerstijd tot 30 juni 2002 maximaal 8% van de in onderdeel a genoemde franchise bedraagt en voor elk jaar deelnemerstijd vanaf 30 juni 2002 10% van maximaal €8.963,-:
b. het Prepensioenreglement niet op hen van toepassing is.
80
Vanaf 1 juni 2005 zijn op de in dit artikel bedoelde pensioenaanspraken voor het overige de bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing, met dien verstande dat voor premievrijen de versie zoals die gold voorafgaand aan de versie van 1 januari 2006 van kracht was.
Per 1 januari van volgende jaren wordt het onder a genoemde maximumbedrag afgeleid van dat van het voorgaande jaar door dit bedrag aan te passen aan de sinds de laatste wijziging opgetreden algemeen salarisaanpassing(en) volgens de CAO.
OVERGANGSREGELING 10
Voor diegenen die uit hoofde van het Protocol overtolligheid boordwerktuigkundigen aanspraak kunnen maken op pensioenopbouw onder dit reglement.
Indien en voor zover voormalige boordwerktuigkundigen op basis van het Protocol overtolligheid boordwerktuigkundigen aanspraak kunnen maken op pensioenopbouw onder dit reglement, zijn de bepalingen van dit reglement, vanaf het in bedoeld Protocol bepaalde moment en met inachtneming van de bepalingen in het Protocol, op hen van toepassing. Dit houdt o.a. in dat voor de pensioenopbouw een fictieve bruto
pensioengrondslag en een fictief deeltijdpercentage wordt vastgesteld en dat verrekening plaatsvindt van eventuele pensioenaanspraken die gedurende de periode van voortgezette pensioenopbouw bij een andere werkgever of via de Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering worden opgebouwd of, voor het geval betrokkene van pensioenopbouw heeft afgezien, hadden kunnen worden opgebouwd.
OVERGANGSREGELING 11
Voor werknemers die op 1 juli 2007 deelnamen in het Fonds én gedeeltelijk arbeidsongeschikt waren in de zin van de WAO
Deze Overgangsregeling is van toepassing op werknemers die op 1 juli 2007 deelnamen in het Fonds en op die datum gedeeltelijk arbeidsongeschikt waren in de zin van de WAO en in verband daarmee een WAO-uitkering ontvingen. Deze werknemers komen in aanmerking voor een arbeidsongeschiktheidspensioen vanaf het moment dat zij volledig arbeidsongeschikt raken in de zin van de WAO of indien het dienstverband met de KLM tijdens de periode van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt beëindigd.
81
Voor de toepassing van dit reglement wordt voor bovenbedoelde deelnemers met arbeidsongeschiktheid gelijkgesteld degene die arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en recht op uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest en wordt met een WIA-uitkering gelijkgesteld de uitkering krachtens de WAO. Daarbij geldt in afwijking van het pensioenreglement het volgende:
1. De WIA-uitkeringsgrens/het Drempelbedrag voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt in afwijking van artikel 1 van dit pensioenreglement per 1 januari 2012 €48.814.
2. Artikel 6, lid 2 van dit pensioenreglement dient als volgt gelezen te worden:
Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt bij volledige arbeidsongeschiktheid:
> 11% van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag, voorzover deze lager is dan de WIA-uitkeringsgrens/het drempelbedrag, geldend op 1 januari voorafgaand aan of samenvallend met de ingangsdatum van het arbeidsongeschiktheidspensioen en
> 70% van het deel van de arbeidsongeschiktheidsgrondslag, dat uitgaat boven bedoelde uitkeringsgrens/drempel.
3. Artikel 6, lid 4 van dit pensioenreglement dient als volgt gelezen te worden:
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen onderstaand percentage van het in het tweede lid genoemde arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid.
Arbeidsongeschiktheid van: Percentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen bij volledige arbeidsongeschiktheid:
65-80% 72,5
55-65% 60
45-55% 50
35-45% 40
25-35% 30
15-25% 20
82
4. Artikel 19, lid 1 van dit pensioenreglement dient als volgt gelezen te worden:
Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens dit reglement ontvangt, wordt het deelnemerschap en de opbouw van pensioenen geacht voor 100% voort te duren tot de normpensioendatum overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement.
5. Artikel 19, lid 6 van dit pensioenreglement dient als volgt gelezen te worden:
Xxxxxx een betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt, is deze vrijgesteld van de in artikel 28, leden 2a en 2b genoemde deelnemersbijdragen voor het deel dat overeenkomt met de voortgezette pensioenopbouw krachtens dit artikel.
6. Voorts geldt in aanvulling op artikel 6 van het Pensioenreglement dat een onder deze overgangsregeling vallende werknemer die gedurende zijn dienstverband met KLM volledig arbeidsongeschikt wordt in de zin van de WAO, aanspraak heeft op een WAO-hiaatuitkering ter grootte van het verschil tussen loondervingsuitkering en de
vervolguitkering ingevolge de WAO. Deze WAO-hiaatuitkering wordt uitgekeerd zolang ingevolge deze Overgangsmaatregel recht bestaat op een arbeidsongeschiktheidspensioen naar een mate van ongeschiktheid van 80% of meer. De WAO-hiaatuitkering wordt aangepast aan de ontwikkeling van het WAO- dagloon.
Deze Overgangsregeling is vastgesteld op 27 september 2007 en werkt terug tot 1 juli 2007.
83
BIJLAGE 2: FACTOREN MET BETREKKING TOT EERDER EN LATER MET PENSIOEN GAAN
De factoren zijn vermeld in de bijlagen bij Reglement 2006 en kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
84
BIJLAGE 3 Overgangsregeling Individueel Pensioensparen
1. Alleen degenen die op 1 januari 2007 deelnamen aan het tot dan toe van kracht zijnde Reglement Pensioensparen door middel van het betalen van een periodieke maandelijkse premiebetaling, kunnen het deelnemerschap aan deze regeling pensioensparen ook na 1 januari 2007 voorzetten. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met de KLM, maar in ieder geval op de pensioendatum of bij overlijden van de deelnemer. De door de deelnemer beschikbaar gestelde premie wordt door de KLM in mindering gebracht op het bruto loon.
2. Aan de onder lid 1 genoemde deelnemers wordt in 2007 eenmalig de keuzemogelijkheid gegeven om hun maandpremie zodanig te verhogen dat het bedrag dat met de oude fondsfactoren aan extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen kon worden ingekocht, in stand blijft, indien en voor zover de individuele fiscale bijspaarruimte dat mogelijk maakt. De berekening van de individuele fiscale bijspaarruimte vindt plaats op basis van de regels die daarvoor door de Staatssecretaris van Financiën zijn opgesteld in het Besluit van
85
11 december 2002, nr. CPP2002/1448M. Na deze eenmalige
keuzemogelijkheid heeft betrokkene niet meer de mogelijkheid om de periodieke maandelijkse premie te verhogen dan wel te verlagen.
3. De deelnemer heeft de keuzemogelijkheid om de periodieke maandelijkse premie stop te zetten. Deze keuze dient tenminste 2 maanden vooraf - op een door de KLM of het Fonds ter beschikking gesteld wijzigingsformulier - door de deelnemer aan de KLM kenbaar gemaakt te worden. Na ontvangst van dit formulier zet de KLM de maandelijkse premiebetaling stop. Het is voor de deelnemer daarna niet meer mogelijk om individueel pensioen bij te sparen.
4. De premie die door het Fonds in de loop van enige maand wordt ontvangen, wordt na aftrek van 1% administratiekosten (met een minimum van €50,- per jaar waarin een premie wordt afgedragen) aangewend voor de inkoop van een extra ouderdomspensioen en een daarbij behorend extra nabestaandenpensioen van 70% van het extra ouderdomspensioen.
5. De omzetting van deze maandpremies in extra pensioenaanspraken, vindt plaats op basis van de nu volgende fondsfactoren:
leeftijd deelnemer in jaren | factor |
58 | 14,0111 |
59 | 14,5612 |
60 | 15,1372 |
61 | 15,7412 |
62 | 16,3752 |
63 | 17,0425 |
Deze factoren gelden vanaf 1 januari 2012 tot de eerstvolgende aanpassing door het Bestuur.
6. De door middel van de beschikbaar gestelde premies ingekochte aanspraak op
86
extra ouderdomspensioen gaat gelijktijdig in met het ouderdomspensioen uit de
basispensioenregeling en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde. Op dit extra ouderdomspensioen zijn de bepalingen van het basispensioenreglement van toepassing die gelden voor het ouderdomspensioen.
7. Bij overlijden van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde heeft de nagelaten partner recht op een extra nabestaandenpensioen ter grootte van 70% van het extra ouderdomspensioen tenzij de gepensioneerde op de (vervroegde of verlate) pensioendatum de verhouding tussen het aangekochte extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen heeft gewijzigd overeenkomstig de bepalingen van het basispensioenreglement. Op dit extra nabestaandenpensioen zijn de bepalingen van het basispensioenreglement van toepassing die gelden voor het nabestaandenpensioen.
8. De regeling van voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid als bedoeld in het basispensioenreglement is niet van toepassing op het individuele pensioensparen. Tijdens een tijdvak van gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene een arbeidsongeschiktheidspensioen krachtens het basispensioenreglement ontvangt,
kan deze vrijwillig het individuele pensioensparen voortzetten. De door betrokkene betaalde maandpremie wordt bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in mindering gebracht op het bruto loon, en bij volledige arbeidsongeschiktheid op het arbeidsongeschiktheidspensioen n van het Fonds.
9. De ingekochte aanspraken op extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen worden tijdens het deelnemerschap tot aan de (vervroegde of verlate) pensioendatum of tot aan de datum waarop het deelnemerschap anders dan door overlijden, arbeidsongeschiktheid of pensionering eindigt, jaarlijks per 2 januari geïndexeerd met maximaal het percentage van de algemene loonrondes in de periode van 2 januari van het voorgaande jaar tot en met 1 januari van het betreffende jaar volgens de CAO voor het Grondpersoneel. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre deze opgebouwde pensioenaanspraken worden aangepast.
De ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken op extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen worden jaarlijks per 1 januari geïndexeerd met maximaal de procentuele ontwikkeling van het
87
prijsindexcijfer over de periode van 12 maanden eindigend op 31 oktober van
het voorafgaande jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre deze premievrije pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen worden aangepast.
10. Op de uitvoering van deze Overgangsregeling Individueel Pensioensparen zijn de artikelen van het basispensioenreglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
11. Voor de deelnemers die per 31 december 2006 aanspraken jegens het Fonds hebben op grond van één of meerdere vrijwillige aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 25 van het basispensioenreglement of de daarmee overeenkomende bepalingen van de Reglementen 1976, 1987, 1995 en 2001, worden deze per 1 januari 2007 ondergebracht in deze Overgangsregeling. Vanaf 1 januari 2007 wordt deze aanspraak op een aanvullende verzekering behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling.
Voor de gewezen deelnemers die per 31 december 2006 een premievrije aanspraak jegens het Fonds hebben op grond van één of meerdere vrijwillige aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 25 van het basispensioenreglement of de daarmee overeenkomende bepalingen van de
Reglementen 1976, 1987, 1995 en 2001, worden deze per 1 januari 2007 ondergebracht in deze Overgangsregeling. Vanaf 1 januari 2007 wordt deze premievrije aanspraak op een aanvullende verzekering behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling.
Voor de gepensioneerden die per 31 december 2006 een ingegaan extra pensioen bij het Fonds hebben op grond van één of meerdere vrijwillige aanvullende verzekeringen als bedoeld in artikel 22 van het basispensioenreglement of de daarmee overeenkomende bepalingen van de Reglementen 1976, 1987, 1995 en 2002, worden deze per 1 januari 2007 ongewijzigd ondergebracht in deze Overgangsregeling. Vanaf 1 januari 2007 wordt dit op grond van een aanvullende verzekering bij het Fonds ingegane pensioen, behandeld overeenkomstig de bepalingen van deze Overgangsregeling.
Deze Overgangsregeling komt per 1 januari 2007 in de plaats van het tot dan toe van kracht zijnde Reglement Pensioensparen.
88
BIJLAGE 4
FACTOREN BIJ AFKOOP KLEINE PENSIOENEN
De factoren zijn vermeld in de bijlagen bij Reglement 2006 en kunnen periodiek door het Bestuur worden gewijzigd.
89