OVEREENKOMST
OVEREENKOMST
TUSSEN
HET KONINKRIJK BELGIE EN
DE REPUBLIEK TADZJIKISTAN
TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING
EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTDUIKEN VAN BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN
OVEREENKOMST TUSSEN
HET KONINKRIJK BELGIË EN
DE REPUBLIEK TADZJIKISTAN
TOT HET VERMIJDEN VAN DUBBELE BELASTING
EN TOT HET VOORKOMEN VAN HET ONTDUIKEN VAN BELASTING INZAKE BELASTINGEN NAAR HET INKOMEN EN NAAR HET VERMOGEN
HET KONINKRIJK BELGIË
EN
DE REPUBLIEK TADZJIKISTAN
WENSENDE de economische, wetenschappelijke, technische en culturele samenwerking tussen beide Staten te bevorderen en te verstevigen en een Overeenkomst te sluiten tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen,
ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:
HOOFDSTUK I
WERKINGSSFEER VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 1
Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van één of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2
Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van een overeenkomstsluitende Staat of van de administratief-territoriale onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen en naar het vermogen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven van het gehele inkomen, van het gehele vermogen, of van bestanddelen van het inkomen of van het vermogen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:
a) in de Republiek Tadzjikistan:
(i) de aanvullende belasting op de natuurlijke personen (de belasting naar het inkomen van natuurlijke personen);
(ii) de belasting op de winst van rechtspersonen;
(iii) de belasting op onroerende goederen;
(iv) de belasting op de eigenaars van transportmiddelen; (hierna te noemen “ Tadzjiekse belasting”);
b) in België:
(i) de personenbelasting;
(ii) de vennootschapsbelasting;
(iii) de rechtspersonenbelasting;
(iv) de belasting van niet-inwoners;
met inbegrip van de voorheffingen en de opcentiemen op die belastingen en voorheffingen,
(hierna te noemen “Belgische belasting”).
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar alle belangrijke wijzigingen mee die in hun belastingwetten zijn aangebracht.
HOOFDSTUK II
BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 3 Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist:
a) betekenen de uitdrukkingen “een overeenkomstsluitende Staat” en “de andere overeenkomstsluitende Staat” Tadzjikistan of België, al naar het zinsverband vereist;
b) betekent de uitdrukking “Tadzjikistan” de Republiek Tadzjikistan; in aardrijkskundig verband gebruikt omvat zij het grondgebied, de binnenlandse wateren en de daarboven gelegen luchtgebieden waarover de Republiek Tadzjikistan, in overeenstemming met het internationaal recht, haar soevereine rechten en rechtsmacht mag uitoefenen, daaronder begrepen de rechten tot exploratie van de ondergrond en van de natuurlijke rijkdommen, en waar de wetten van de Republiek Tadzjikistan van toepassing zijn;
c) betekent de uitdrukking “België” het Koninkrijk België; in aardrijkskundig verband gebruikt betekent zij het grondgebied van het Koninkrijk België, daaronder begrepen de territoriale zee en alle andere maritieme zones en luchtgebieden waarover het Koninkrijk België, in overeenstemming met het internationaal recht, soevereine rechten of zijn rechtsmacht uitoefent;
d) omvat de uitdrukking “persoon” een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
e) betekent de uitdrukking “vennootschap” elke rechtspersoon of elke entiteit die voor de belastingheffing in de overeenkomstsluitende Staat waarvan die rechtspersoon of entiteit inwoner is, als een rechtspersoon wordt behandeld;
f) betekenen de uitdrukkingen “onderneming van een overeenkomstsluitende Staat” en “onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat” respectievelijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
g) betekent de uitdrukking “internationaal verkeer” elk vervoer door een schip, een luchtvaartuig, een wegvoertuig of een spoorvoertuig dat wordt geëxploiteerd door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, behalve indien het schip, het luchtvaartuig, het spoorvoertuig of het wegvoertuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
h) betekent de uitdrukking “bevoegde autoriteit”:
i) in Tadzjikistan, het Ministerie van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
(ii) in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
i) betekent de uitdrukking “onderdaan”, met betrekking tot een overeenkomstsluitende Staat:
(i) elke natuurlijke persoon die de nationaliteit van die overeenkomstsluitende Staat bezit;
(ii) elke rechtspersoon, deelgenootschap (partnership) of vereniging waarvan de rechtspositie als zodanig is ontleend aan de wetgeving die in die overeenkomstsluitende Staat van kracht is;
j) betekent de uitdrukking “pensioenfonds” elke persoon die in een overeenkomstsluitende Staat gevestigd is en:
(i) zich voornamelijk bezighoudt:
(a) met het beheren of het verschaffen van pensioenuitkeringen; of
(b) met het verwerven van inkomsten ten voordele van één of meer personen die zich bezighouden met het beheren of het verschaffen van pensioenuitkeringen;
(ii) en die ofwel:
(a) wat België betreft, een naar Belgisch recht opgerichte entiteit is die wordt gereguleerd door de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen; of
(b) wat Tadzjikistan betreft, een naar Tadzjieks recht opgerichte entiteit is die wordt gereguleerd door het Ministerie voor Arbeid en Sociale Bescherming van de Bevolking (Ministry of Labour and Social Protection of Population).
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst op enig tijdstip door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking op dat tijdstip heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Elke betekenis overeenkomstig de belastingwetgeving die in die Staat van toepassing is, heeft voorrang op een betekenis die aan die uitdrukking wordt gegeven overeenkomstig andere wetten van die Staat.
Artikel 4 Inwoner
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking “inwoner van een overeenkomstsluitende Staat” iedere persoon die, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere soortgelijke omstandigheid, en omvat zij eveneens die Staat en elk administratief- territoriaal onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan. Die uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat alleen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen of ter zake van aldaar gelegen vermogen aan belasting zijn onderworpen.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand als volgt geregeld:
a) hij wordt geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waarmee zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij gewoonlijk verblijft in beide Staten of in geen van beide, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van paragraaf 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht enkel inwoner te zijn van de Staat waar zijn plaats van werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5 Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking “vaste inrichting” een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden van een onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking “vaste inrichting” omvat in het bijzonder:
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats; en
f) een mijn, een olie- of gasbron, een steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden gewonnen.
3. De uitdrukking “vaste inrichting” omvat tevens:
a) de plaats van uitvoering van een bouwwerk, van constructie-, installatie- of assemblagewerkzaamheden of daarmee verband houdende werkzaamheden van toezicht die op die plaats worden verricht, doch alleen indien de duur van dat bouwwerk of die werkzaamheden meer bedraagt dan 12 maanden;
b) het verlenen van diensten, daaronder begrepen adviezen en diensten van leidinggevende aard, door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat door middel van werknemers of ander personeel die de onderneming daartoe heeft in dienst genomen, maar enkel wanneer die diensten op het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende Staat worden verleend gedurende een tijdvak of tijdvakken waarvan de duur in totaal 6 maanden in enig tijdvak van 12 maanden te boven gaat.
4. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel wordt een “vaste inrichting” niet aanwezig geacht indien:
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of levering van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor opslag, uitstalling of levering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen of koopwaar wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen of koopwaar aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming andere werkzaamheden te verrichten, die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben;
f) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om verscheidene van de in de subparagrafen a) tot e) vermelde werkzaamheden te verrichten, op voorwaarde dat het geheel van de werkzaamheden van de vaste bedrijfsinrichting van voorbereidende aard is of het karakter van hulpwerkzaamheden heeft.
5. Indien een persoon – niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger op wie paragraaf 6 van toepassing is – voor een onderneming werkzaam is en in een overeenkomstsluitende Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, wordt die onderneming, niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2, geacht een vaste inrichting in die Staat te hebben voor alle werkzaamheden welke deze persoon voor de onderneming verricht, tenzij de werkzaamheden van die persoon beperkt blijven tot de in paragraaf 4 vermelde werkzaamheden die, indien zij met behulp van een vaste bedrijfsinrichting zouden worden verricht, die vaste bedrijfsinrichting niet tot een vaste inrichting zouden stempelen ingevolge de bepalingen van die paragraaf.
6. Een onderneming wordt niet geacht een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
7. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of wordt beheerst door een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting, hetzij op andere wijze), stempelt een van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
HOOFDSTUK III
BELASTINGHEFFING NAAR HET INKOMEN
Artikel 6
Inkomsten uit onroerende goederen
1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (daaronder begrepen inkomsten uit landbouw- of bosbedrijven) mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking “onroerende goederen” heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven, rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn, vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen; schepen, luchtvaartuigen, weg- en spoorvoertuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreekse genot, uit het verhuren of het verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7 Ondernemingswinst
1. Winst van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat is slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mag de winst van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kan worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van paragraaf 3 wordt, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winst toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die geheel onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winst van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, daaronder begrepen kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van de vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar de vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
4. Voor zover het in een overeenkomstsluitende Staat gebruikelijk is de aan een vaste inrichting toe te rekenen winst te bepalen op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, belet paragraaf 2 die overeenkomstsluitende Staat niet de te belasten winst te bepalen volgens de gebruikelijke verdeling; de gevolgde methode van verdeling moet echter zodanig zijn dat het resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Geen winst wordt aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van de aankoop door die vaste inrichting van goederen of koopwaar voor de onderneming.
6. Voor de toepassing van de voorgaande paragrafen wordt de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
7. Indien in de winst inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8 Internationaal verkeer
1. Winst die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat behaalt uit de exploitatie van schepen, luchtvaartuigen, wegvoertuigen of spoorvoertuigen in internationaal verkeer, is slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
2. Voor de toepassing van dit artikel omvat winst verkregen uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer met name:
a) winst uit het verhuren met volledige uitrusting, bemanning en voorraden, van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden gebruikt;
b) winst uit het verhuren van onbemande schepen of luchtvaartuigen indien die verhuring een bijkomstige activiteit is voor de onderneming die werkzaam is in internationaal verkeer;
c) winst uit het verhuren van laadkisten indien die verhuring een bijkomstige werkzaamheid is voor de onderneming die werkzaam is in internationaal verkeer.
3. De bepalingen van paragraaf 1 zijn ook van toepassing op winst verkregen uit de deelneming in een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
1. Indien
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, of in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, of in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene en in het andere geval tussen de twee ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winst van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
2. Indien een overeenkomstsluitende Staat in de winst van een onderneming van die Staat winst opneemt – en dienovereenkomstig belast – ter zake waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat in die andere Staat is belast, en de aldus opgenomen winst winst is die de onderneming van de eerstgenoemde Staat zou hebben behaald indien tussen de twee ondernemingen zodanige voorwaarden zouden zijn overeengekomen als tussen onafhankelijke ondernemingen zouden zijn overeengekomen, herziet die andere Staat op een wijze die hij passend acht, het bedrag aan belasting dat aldaar over die winst is geheven. Bij deze herziening wordt rekening gehouden met de overige bepalingen van deze Overeenkomst en, indien nodig, plegen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten overleg met elkaar.
3. De bepalingen van paragraaf 2 zijn niet van toepassing wanneer er door een van de betrokken ondernemingen fraude of moedwillig verzuim werd gepleegd in hun transacties die leiden tot een herziening van de winst overeenkomstig paragraaf 1.
Artikel 10 Dividenden
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 percent van het brutobedrag van de dividenden.
Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van deze paragraaf worden dividenden niet belast in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden:
a) een vennootschap is die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat en die gedurende een ononderbroken tijdvak van ten minste 12 maanden aandelen bezit die onmiddellijk ten minste 10 percent vertegenwoordigen van het kapitaal van de vennootschap die de dividenden betaalt;
b) een pensioenfonds is dat inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, op voorwaarde dat zulke dividenden niet voortkomen uit het uitoefenen van een bedrijf door het pensioenfonds of met behulp van een afhankelijke onderneming.
Deze paragraaf laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winst waaruit de dividenden worden betaald.
3. De uitdrukking “dividenden”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten die volgens de belastingwetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is op dezelfde wijze in de belastingheffing worden betrokken als inkomsten uit aandelen.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste basis, en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting of met die vaste basis. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winst of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen van de door de vennootschap betaalde dividenden, behalve voor zover die dividenden aan een inwoner van die andere Staat worden betaald of voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis. Die andere Staat mag evenmin de niet uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet uitgedeelde winst van de vennootschap, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winst of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11 Interest
1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mag in die andere Staat worden belast.
2. Deze interest mag echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de interest.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 2 is interest vrijgesteld in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is indien het gaat om:
a) interest betaald uit hoofde van een lening die is toegestaan of een krediet dat is verleend door een onderneming aan een andere onderneming;
b) interest betaald aan de andere overeenkomstsluitende Staat, aan één van de administratief-territoriale onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan of aan een openbare entiteit daarvan;
c) interest betaald aan een pensioenfonds op voorwaarde dat zulke interest niet afkomstig is uit het uitoefenen van een bedrijf door het pensioenfonds of met behulp van een afhankelijke onderneming.
4. De uitdrukking “interest”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit schuldvorderingen van welke aard ook, al dan niet gewaarborgd door hypotheek en al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst van de schuldenaar, en in het bijzonder inkomsten uit overheidsleningen en obligaties, daaronder begrepen premies en loten op die effecten. Boeten voor laattijdige betaling worden voor de toepassing van dit artikel niet als interest beschouwd.
5. De bepalingen van de paragrafen 1, 2 en 3 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste basis, en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting of met die vaste basis. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of artikel 14, naar het geval, van toepassing.
6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner van die Staat is. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld ter zake waarvan de interest wordt betaald is aangegaan, en die interest ten laste komt van die vaste inrichting of die vaste basis, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis gevestigd is.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 12 Royalty’s
1. Xxxxxxx’x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat mogen in die andere Staat worden belast.
2. Die royalty’s mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty’s inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 10 percent van het brutobedrag van de royalty’s.
3. De uitdrukking “royalty’s”, zoals gebezigd in dit artikel, betekent vergoedingen van welke aard ook voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of opnamen gebruikt voor televisie- of radiouitzendingen, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, of voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijk gerechtigde tot de royalty s, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty’s afkomstig zijn, een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste basis, en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty’s verschuldigd zijn wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting of met die vaste basis. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of artikel 14, naar het geval, van toepassing.
5. Xxxxxxx’x worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar een inwoner van die Staat is. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty’s, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is of niet, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis uit hoofde waarvan de royalty’s worden betaald is aangegaan en de last van de royalty’s door die vaste inrichting of die vaste basis wordt gedragen, worden die royalty’s geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar die vaste inrichting of die vaste basis is gevestigd.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty’s, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de uiteindelijk gerechtigde zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op het laatstbedoelde bedrag van toepassing. In dat geval blijft het daarboven uitgaande deel van de betalingen belastbaar overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst.
Artikel 13 Vermogenswinst
1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of met de gehele onderneming), of van die vaste basis, mogen in die andere Staat worden belast.
3. Voordelen die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van schepen, luchtvaartuigen, spoorvoertuigen of wegvoertuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van die schepen, luchtvaartuigen, spoorvoertuigen of wegvoertuigen worden gebruikt, zijn slechts in die overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
4. Voordelen uit de vervreemding van alle andere goederen dan die vermeld in de paragrafen 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 14 Zelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 21, zijn inkomsten, verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard, slechts in die Staat belastbaar. In de volgende gevallen mogen die inkomsten evenwel ook in de andere overeenkomstsluitende Staat worden belast:
a) indien die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt; in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten dat aan die vaste basis kan worden toegerekend, in die andere overeenkomstsluitende Staat worden belast; of
b) indien hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijft gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van twaalf maanden een totaal van 183 dagen te boven gaan; in dat geval mag slechts het deel van de inkomsten dat afkomstig is van de in die andere overeenkomstsluitende Staat verrichte werkzaamheden, in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking “vrij beroep” omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
3. Inkomsten verkregen in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard die ingevolge paragraaf 1 in de andere overeenkomstsluitende Staat mogen worden belast, worden in die andere Staat belast alsof het ging om winst van een onderneming die kan worden toegerekend aan een in die andere Staat gevestigde vaste inrichting.
Artikel 15
Niet-zelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 21, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstgenoemde Staat belastbaar indien:
a) de verkrijger in de andere Staat tewerkgesteld is gedurende een tijdvak of tijdvakken die in enig tijdperk van 12 maanden, dat aanvangt of eindigt tijdens het betrokken belastbaar tijdperk, een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die geen inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de bepalingen van paragrafen 1 en 2, mogen beloningen, verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip, een luchtvaartuig of een weg- of spoorvoertuig dat door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, in die Staat worden belast.
Artikel 16 Tantièmes
1. Tantièmes, presentiegelden en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in zijn hoedanigheid van lid van de raad van bestuur of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
De voorgaande bepaling is ook van toepassing op beloningen verkregen ter zake van de uitoefening van werkzaamheden die, volgens de wetgeving van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap inwoner is, worden behandeld als werkzaamheden van soortgelijke aard als die welke worden verricht door een persoon als bedoeld in de genoemde bepaling.
2. Beloningen die een persoon op wie paragraaf 1 van toepassing is van een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van de uitoefening van dagelijkse werkzaamheden van leidinggevende, technische, commerciële of financiële aard, en beloningen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt ter zake van zijn dagelijkse werkzaamheid als vennoot in een vennootschap, niet zijnde een vennootschap op aandelen, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, mogen worden belast overeenkomstig de bepalingen van artikel 15 alsof het ging om beloningen die een werknemer ter zake van een dienstbetrekking verkrijgt en alsof de werkgever de vennootschap was.
Artikel 17
Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest, of musicus, of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of een sportbeoefenaar persoonlijk en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten, niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
3. Indien een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat inkomsten verkrijgt waarop paragraaf 1 of 2 van toepassing is en dergelijke inkomsten in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar zijn op een brutogrondslag, worden die inkomsten in die andere Staat op een nettogrondslag belast, nadat die inwoner daartoe een verzoek heeft ingediend vóór 1 juli van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de persoonlijke werkzaamheden zijn verricht.
4. De bepalingen van de paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de werkzaamheden die in een overeenkomstsluitende Staat worden verricht voor een wezenlijk deel worden gefinancierd uit de openbare middelen van de andere overeenkomstsluitende Staat of van een administratief-territoriaal onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan. In dat geval zijn de inkomsten welke uit die werkzaamheden worden verkregen slechts in die andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar.
Artikel 18 Pensioenen
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, paragraaf 2, zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen die afkomstig zijn uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald worden aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in eerstgenoemde Staat belastbaar.
Artikel 19 Overheidsfuncties
1. a) Lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, niet zijnde een pensioen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een administratief-territoriaal onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de diensten in die Staat worden bewezen en de natuurlijke persoon inwoner van die Staat is, die:
(i) onderdaan is van die Staat; of
(ii) niet uitsluitend met het oog op het bewijzen van de diensten inwoner van die Staat is geworden.
2. a) Niettegenstaande de bepalingen van paragraaf 1 zijn pensioenen of andere soortgelijke beloningen die door een overeenkomstsluitende Staat of een administratief-territoriaal onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, worden betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon inwoner en onderdaan is van die Staat.
3. De bepalingen van de artikelen 15, 16, 17 en 18 zijn van toepassing op lonen, salarissen, en andere soortgelijke beloningen, en op pensioenen, betaald ter zake van diensten bewezen in het kader van een bedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat of een administratief- territoriaal onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan.
4. De bepalingen van paragraaf 1 zijn eveneens van toepassing op lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat of een administratief- territoriaal onderdeel of plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van een werkzaamheid die in de andere overeenkomstsluitende Staat werd uitgeoefend in het kader van een samenwerkingsakkoord.
Artikel 20 Studenten
Bedragen die een student of een stagiair die inwoner is, of die onmiddellijk vóór zijn verblijf in een overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere overeenkomstsluitende Staat, en die uitsluitend voor zijn studie of opleiding in de eerstgenoemde Staat verblijft, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar, op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
Artikel 21 Leraren en onderzoekers
1. Een natuurlijke persoon die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat of die onmiddellijk vóór zijn bezoek aan de andere overeenkomstsluitende Staat inwoner was een overeenkomstsluitende Staat, en die op uitnodiging van een universiteit, een hogeschool, een school of een andere, soortgelijke onderwijsinstelling die officieel erkend is, gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar – te rekenen vanaf de dag van zijn eerste aankomst in die andere overeenkomstsluitende Staat – in die andere Staat aanwezig is met als enig doel in zulke onderwijsinstelling onderwijs te geven en/of wetenschappelijk onderzoek te verrichten, is in die andere Staat vrijgesteld van belasting ter zake van zijn beloningen die hij ontvangt voor het geven van onderwijs of voor het verrichten van onderzoek.
2. De bepalingen van paragraaf l van dit artikel zijn niet van toepassing op inkomsten verkregen uit het verrichten van wetenschappelijk onderzoek, indien dit onderzoek niet wordt verricht in het algemeen belang, maar voor het persoonlijk nut van een bepaalde persoon of personen.
Artikel 22 Andere inkomsten
1. Ongeacht de afkomst ervan zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepalingen van paragraaf 1 zijn niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, paragraaf 2, indien de verkrijger van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep uitoefent door middel van een aldaar gevestigde vaste basis, en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert wezenlijk is verbonden met die vaste inrichting of met die vaste basis. In dat geval zijn de bepalingen van artikel 7 of artikel 14, naar het geval, van toepassing.
3. Niettegenstaande de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 mogen bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van de Overeenkomst worden behandeld en die uit de andere overeenkomstsluitende Staat afkomstig zijn, in die andere Staat worden belast indien die bestanddelen niet in de eerstgenoemde Staat zijn belast.
HOOFDSTUK IV
BELASTINGHEFFING NAAR HET VERMOGEN
Artikel 23 Vermogen
1. Vermogen bestaande uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat bezit en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, mag in die andere Staat worden belast.
2. Vermogen bestaande uit roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren bij een vaste basis waarover een inwoner van een overeenkomstsluitende in de andere overeenkomstsluitende Staat beschikt voor het uitoefenen van een zelfstandige bedrijvigheid, mag in die andere Staat worden belast.
3. Vermogen bestaande uit schepen, luchtvaartuigen, wegvoertuigen of spoorvoertuigen die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in internationaal verkeer worden geëxploiteerd alsmede uit roerende goederen die bij de exploitatie van die transportmiddelen worden gebruikt, is slechts in die Staat belastbaar.
4. Alle andere bestanddelen van het vermogen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar.
HOOFDSTUK V
WIJZE WAAROP DUBBELE BELASTING WORDT VERMEDEN
Artikel 24
Vermijden van dubbele belasting
1. In het geval van dubbele belasting vermijdt Tadzjikistan deze dubbele belasting als volgt:
a) Indien een inwoner van Tadzjikistan inkomsten verkrijgt die, of vermogen bezit dat, in overeenstemming met de bepalingen van deze Overeenkomst in België mogen worden belast, verleent Tadzjikistan:
(i) een vermindering op de belasting naar het inkomen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in België betaalde belasting naar het inkomen;
(ii) een vermindering op de belasting naar het vermogen van die inwoner tot een bedrag dat gelijk is aan de in België betaalde belasting naar het vermogen.
Deze vermindering overschrijdt echter in geen van beide gevallen dat deel van de belastingen naar het inkomen, respectievelijk naar het vermogen, zoals deze berekend zijn vóór het verlenen van de vermindering, dat kan worden toegerekend aan het inkomen of aan het vermogen, naargelang het geval, dat in België mag worden belast.
b) Indien een inwoner van Tadzjikistan inkomsten verkrijgt die, of vermogen bezit dat ingevolge enige bepaling van de Overeenkomst in Tadzjikistan van belasting zijn vrijgesteld, mag Tadzjikistan evenwel, om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of vermogen van die inwoner te berekenen, de vrijgestelde inkomsten of het vrijgesteld vermogen in aanmerking nemen.
2. In het geval van dubbele belasting vermijdt België deze dubbele belasting als volgt:
a) Indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt, niet zijnde dividenden, interest of royalty’s, of vermogensbestanddelen bezit die ingevolge de bepalingen van deze Overeenkomst in Tadzjikistan zijn belast, stelt België deze inkomsten of deze vermogensbestanddelen vrij van belasting, maar om het bedrag van de belasting op het overige inkomen of het overige vermogen van die inwoner te berekenen, mag België het belastingtarief toepassen dat van toepassing zou zijn indien die inkomsten of die vermogensbestanddelen niet waren vrijgesteld.
Niettegenstaande de bepalingen van deze subparagraaf en van elke andere bepaling van deze Overeenkomst houdt België, voor het berekenen van de aanvullende belastingen die worden geheven door de Belgische gemeenten en agglomeraties, rekening met de beroepsinkomsten die in België overeenkomstig deze subparagraaf vrijgesteld zijn van belasting. Die aanvullende belastingen worden berekend op de belasting die in België verschuldigd zou zijn indien de desbetreffende beroepsinkomsten uit Belgische bronnen waren behaald.
b) Dividenden die een vennootschap die inwoner is van België verkrijgt van een vennootschap die inwoner is van Tadzjikistan, worden in België vrijgesteld van de vennootschapsbelasting op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald.
c) Wanneer een vennootschap die inwoner is van België van een vennootschap die inwoner is van Tadzjikistan dividenden verkrijgt die niet vrijgesteld zijn overeenkomstig subparagraaf b), worden die dividenden in België toch vrijgesteld van de vennootschapsbelasting indien de vennootschap die inwoner is van Tadzjikistan daadwerkelijk betrokken is bij de actieve uitoefening van een bedrijf in Tadzjikistan. In dat geval worden die dividenden vrijgesteld op de voorwaarden en binnen de grenzen die in de Belgische wetgeving zijn bepaald, met uitzondering van die welke verband houden met de belastingregeling die van toepassing is op de inkomsten waaruit de dividenden worden betaald. Deze bepaling is enkel van toepassing op dividenden die worden betaald uit de winst die voortkomt uit de voornoemde actieve uitoefening van een bedrijf in Tadzjikistan.
Een vennootschap wordt niet geacht daadwerkelijk betrokken te zijn bij de actieve uitoefening van een bedrijf in Tadzjikistan wanneer die vennootschap een beleggingsvennootschap, een financieringsvennootschap (niet zijnde een bank) of een thesaurievennootschap is, of wanneer zulke vennootschap een beleggingsportefeuille bezit, of een auteursrecht, een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, die in totaal meer dan één derde van de activa van de vennootschap vertegenwoordigen en dat bezit geen deel uitmaakt van de actieve uitoefening van een bedrijf.
d) Onder voorbehoud van de bepalingen van de Belgische wetgeving betreffende de verrekening van in het buitenland betaalde belastingen met de Belgische belasting wordt, indien een inwoner van België inkomsten verkrijgt die deel uitmaken van zijn samengetelde inkomen dat aan de Belgische belasting is onderworpen en bestaan uit interest of royalty’s, de van die inkomsten geheven Tadzjiekse belasting in mindering gebracht van de Belgische belasting met betrekking tot die inkomsten.
e) Indien verliezen geleden door een onderneming die door een inwoner van België in een in Tadzjikistan gelegen vaste inrichting wordt gedreven, voor de belastingheffing van die onderneming in België overeenkomstig de Belgische wetgeving werkelijk in mindering van de winst van die onderneming zijn gebracht, is de vrijstelling ingevolge subparagraaf
a) in België niet van toepassing op de winst van andere belastbare tijdperken die aan die inrichting kan worden toegerekend, in zoverre als die winst ook in Tadzjikistan van belasting is vrijgesteld door de verrekening van die verliezen.
HOOFDSTUK VI.
BIJZONDERE BEPALINGEN
Artikel 25 Non-discriminatie
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die geen inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
2. Staatlozen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat, worden noch in de ene noch in de andere overeenkomstsluitende Staat onderworpen aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan onderdanen van de desbetreffende Staat onder gelijke omstandigheden, inzonderheid met betrekking tot de woonplaats, zijn of kunnen worden onderworpen.
3. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
4. De bijdragen die door of namens een natuurlijke persoon die werkzaamheden verricht in een overeenkomstsluitende Staat, worden betaald aan een pensioenstelsel
a) dat erkend is voor de belastingheffing in de andere overeenkomstsluitende Staat,
b) waaraan de natuurlijke persoon deelnam onmiddellijk vóór hij in de eerstgenoemde Staat werkzaamheden begon te verrichten,
c) waaraan de natuurlijke persoon deelnam toen hij werkzaamheden verrichtte in, of inwoner was van, de andere Staat, en
d) waarvan de bevoegde autoriteit van de eerstgenoemde Staat heeft aanvaard dat het in hoofdzaak overeenstemt met een pensioenstelsel dat als dusdanig erkend is voor de belastingheffing door die Staat,
worden,
e) voor het bepalen van de belasting welke die natuurlijke persoon in de eerstgenoemde Staat verschuldigd is, en
f) voor het bepalen van de winst van een onderneming die in de eerstgenoemde Staat mag worden belast,
in die Staat op dezelfde wijze behandeld en aan dezelfde voorwaarden en grenzen onderworpen als bijdragen die zijn betaald aan een pensioenstelsel dat erkend is voor de belastingheffing in die eerstgenoemde Staat.
Voor de toepassing van deze paragraaf:
a) betekent de uitdrukking “een pensioenstelsel” een regeling waaraan de natuurlijke persoon deelneemt teneinde een pensioenuitkering te verwerven die verschuldigd is ter zake van de in deze paragraaf bedoelde werkzaamheden; en
b) is een pensioenstelsel erkend voor de belastingheffing in een Staat indien de aan het stelsel betaalde bijdragen in die Staat in aanmerking zouden komen voor belastingvermindering.
5. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, paragraaf 1, artikel 11, paragraaf 7, of artikel 12, paragraaf 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty’s en andere uitgaven die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht als wanneer zij aan een inwoner van de eerstgenoemde Staat zouden zijn betaald. Op dezelfde wijze worden schulden van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat tegenover een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat bij het bepalen van het belastbare vermogen van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht als wanneer die schulden tegenover een inwoner van de eerstgenoemde Staat zouden zijn aangegaan.
6. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk, in het bezit is van, of wordt beheerst door één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstgenoemde Staat niet aan enige belastingheffing of daarmee verband houdende verplichting onderworpen die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmee verband houdende verplichtingen waaraan andere, soortgelijke ondernemingen van de eerstgenoemde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
7. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort en benaming.
Artikel 26
Regeling voor onderling overleg
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen waarin het interne recht van die Staten voorziet, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of indien zijn geval onder artikel 25, paragraaf 1, valt, aan die van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen drie jaar nadat de maatregel die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst, voor het eerst te zijner kennis is gebracht.
2. Indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, tracht de bevoegde autoriteit de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat te regelen, teneinde een belastingheffing te vermijden die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst. Elke overeengekomen regeling wordt uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van de overeenkomstsluitende Staten voorziet.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van de Overeenkomst in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten komen tot overeenstemming omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn, met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke overeenkomstsluitende Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij de Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te verkrijgen.
5. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten stellen zich rechtstreeks met elkander in verbinding voor de toepassing van de Overeenkomst.
6. Wanneer,
a) een persoon overeenkomstig paragraaf 1 een geval heeft voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat omdat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem hebben geleid tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, en
b) de bevoegde autoriteiten er niet in slagen om met betrekking tot dat geval overeenstemming te bereiken ingevolge paragraaf 2 binnen een termijn van 3 jaar nadat het geval werd voorgelegd aan de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat,
worden, indien de bevoegde autoriteiten daarover overeenstemming bereiken, alle onopgeloste punten die voortkomen uit dat geval aan arbitrage onderworpen. Deze onopgeloste punten worden evenwel niet aan arbitrage onderworpen indien daaromtrent reeds een beslissing werd uitgesproken door een rechterlijke instantie of een administratieve rechtbank van de ene of de andere Staat. Tenzij een rechtstreeks bij het geval betrokken persoon de overeengekomen regeling waardoor de beslissing na arbitrage ten uitvoer wordt gebracht, niet aanvaardt, is die beslissing bindend voor beide overeenkomstsluitende Staten en wordt ze uitgevoerd ongeacht de termijnen waarin het interne recht van die Staten voorziet. De bevoegde autoriteiten van die o Staten voorziet.
Artikel 27 Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit waarvan kan worden verwacht dat ze relevant zullen zijn voor de uitvoering van de bepalingen van deze Overeenkomst of voor de toepassing of de tenuitvoerlegging van de nationale wetgeving met betrekking tot de belastingen waarop artikel 2 van toepassing is en elke andere belasting die wordt geheven ten behoeve van de overeenkomstsluitende Staten, voor zover de belastingheffing waarin die nationale wetgeving voorziet niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt door de artikelen 1 en 2.
2. De door een overeenkomstsluitende Staat ingevolge paragraaf 1 verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat zijn verkregen en worden alleen ter kennis gebracht van personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratieve lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of invordering van de in paragraaf 1 bedoelde belastingen, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van die belastingen, bij de beslissing in beroepszaken die betrekking hebben op die belastingen, of bij het toezicht daarop. Deze personen of autoriteiten gebruiken die inlichtingen slechts voor die doeleinden. Zij mogen van deze inlichtingen melding maken tijdens openbare rechtszittingen of in rechterlijke beslissingen. Niettegenstaande hetgeen voorafgaat, mogen de door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen voor andere doeleinden worden gebruikt indien ze overeenkomstig de wetgeving van beide Staten voor die andere doeleinden mogen worden gebruikt en indien de bevoegde autoriteit van de Staat die de inlichtingen verstrekt, de toestemming geeft voor dat gebruik.
3. In geen geval mogen de bepalingen van de paragrafen 1 en 2 aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen:
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van de wetgeving en de administratieve praktijk van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) inlichtingen te verstrekken die niet verkrijgbaar zijn volgens de wetgeving of in de normale gang van de administratieve werkzaamheden van die of van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
4. Wanneer op basis van dit artikel door een overeenkomstsluitende Staat om inlichtingen is verzocht, gebruikt de andere overeenkomstsluitende Staat de middelen waarover hij beschikt om de gevraagde inlichtingen te verkrijgen, zelfs al heeft die andere Staat die inlichtingen niet nodig voor zijn eigen belastingdoeleinden. De verplichting die in de vorige zin is vervat, is onderworpen aan de beperkingen waarin paragraaf 3 voorziet, maar die beperkingen mogen in geen geval aldus worden uitgelegd dat ze een overeenkomstsluitende Staat toestaan het verstrekken van inlichtingen te weigeren enkel omdat die Staat geen binnenlands belang heeft bij die inlichtingen.
Artikel 28
Leden van diplomatieke zendingen en van consulaire posten
De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die leden van diplomatieke zendingen of van consulaire posten ontlenen aan de algemene regels van het volkenrecht of aan de bepalingen van bijzondere overeenkomsten.
Artikel 29 Diverse bepalingen
Niettegenstaande de bepalingen van enig ander artikel van deze Overeenkomst verkrijgt een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat niet het voordeel van een belastingvermindering of -vrijstelling door de andere overeenkomstsluitende Staat waarin de Overeenkomst voorziet, indien het belangrijkste doel van die inwoner of van een persoon die met die inwoner is verbonden, erin bestond de voordelen van de Overeenkomst te verkrijgen.
HOOFDSTUK VII
SLOTBEPALINGEN
Artikel 30 Inwerkingtreding
1. Elke overeenkomstsluitende Staat zal de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg in kennis stellen van de voltooiing van de procedures die door zijn wetgeving voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst is vereist. De Overeenkomst zal in werking treden op de datum waarop de laatste van deze kennisgevingen is ontvangen.
2. De bepalingen van de Overeenkomst zullen in beide overeenkomstsluitende Staten van toepassing zijn:
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen, op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden;
b) op de andere belastingen, geheven van de inkomsten van belastbare tijdperken die beginnen op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden;
c) op belastingen geheven van het vermogen dat bestaat op of na 1 januari van het jaar dat volgt op dat waarin de Overeenkomst in werking is getreden.
PROTOCOL
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tussen het Koninkrijk België en de Republiek Tadzjikistan tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken van belasting inzake belastingen naar het inkomen en naar het vermogen, zijn de ondergetekenden de volgende bepalingen overeengekomen die een integrerend deel van de Overeenkomst uitmaken.
1. Wat België betreft, worden de uitdrukkingen “administratief-territoriale onderdelen” of “administratief-territoriaal onderdeel”, waar ook gebruikt in deze Overeenkomst, geacht te verwijzen naar “staatkundige onderdelen” of een “staatkundig onderdeel”, naar het geval.
2. Met betrekking tot artikel 3, paragraaf 2:
Bij het uitleggen van de verdragsbepalingen die identiek of in wezen gelijk zijn aan de bepalingen van het OESO-modelverdrag inzake belastingen, volgen de belastingadministraties van de overeenkomstsluitende Staten de algemene beginselen van de commentaar bij het modelverdrag, op voorwaarde dat de overeenkomstsluitende Staten geen opmerkingen in die commentaar lieten opnemen waaruit blijkt dat ze niet akkoord gaan met die beginselen en voor zover de overeenkomstsluitende Staten het niet eens zijn over een afwijkende interpretatie onder bijzondere omstandigheden.
3. Met betrekking tot artikel 5, paragraaf 3 en met betrekking tot artikel 7:
Wanneer de onderneming een vaste inrichting in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt de winst van die vaste inrichting niet bepaald op basis van het totaalbedrag van het contract dat betrekking heeft op het desbetreffende bouwwerk of de desbetreffende werkzaamheden of diensten, maar enkel op basis van het deel van het contract dat daadwerkelijk in die overeenkomstsluitende Staat door de vaste inrichting is uitgevoerd.
4. Met betrekking tot artikel 7, paragrafen 1 en 2:
Aangaande contracten inzake het onderzoek naar en de levering, de installatie of de constructie van nijverheids-, handels- of wetenschappelijke uitrusting of lokalen, of van openbare werken, is er overeengekomen dat de winst die kan worden toegerekend aan een in een overeenkomstsluitende Staat gelegen vaste inrichting met behulp waarvan een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent, slechts wordt bepaald op basis van het deel van het contract dat daadwerkelijk door de vaste inrichting is uitgevoerd in de overeenkomstsluitende Staat waar ze is gelegen.