Pensioenreglement I
Friesland Bank N.V.
ARTIKEL | INHOUDSOPGAVE |
1 | Begripsomschrijvingen |
2 | Deelnemerschap |
3 | Privacybescherming en geheimhouding |
4 | Pensioenaanspraken |
5 | Elders verzekerde pensioenaanspraken |
6 | Aanvaarding van risico’s |
7 | Geen of lagere uitkering van partner-, en wezenpensioen |
8 | Arbeidsongeschiktheidspensioen |
9 | Geen of lagere uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen |
10 | Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid |
11 | Geen of lager recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid |
12 | Ingang en einde van de pensioenen |
13 | Bevoordeling |
14 | Uitbetaling van de pensioenen |
15 | Uitruil van partner- in ouderdomspensioen |
16 | Uitruil van ouderdoms- in partnerpensioen bij beëindiging van de |
arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum | |
17 | Uitruil van ouderdoms- in partnerpensioen op de pensioendatum |
18 | Vervroeging van de pensioendatum |
19 | Hoog-laag ouderdomspensioen |
20 | Beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum |
21 | Aanspraken bij onbetaald verlof |
22 | Vrijwillige Vervroegde Uittreding (VUT) |
23 | Waardeoverdracht |
24 | Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of van de |
gezamenlijke huishouding | |
25 | Afkoop van kleine pensioenen |
26 | Toeslagen |
27 | Plichten van de deelnemer |
28 | Vervaltermijn |
29 | Onvoorziene gevallen |
30 | Overgangsbepalingen |
31 | Klachten |
32 | Inwerkingtreding |
Bijlage I | Afkoopvoeten kleine pensioenen |
Bijlage II | Uitwerking toeslagregeling |
Bijlage III | Pensioentoekenning over persoonlijke tijdrekening-regeling |
Artikel 1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN
In dit reglement wordt verstaan onder:
Werkgever:
Friesland Bank N.V., gevestigd te Leeuwarden;
Verzekeraar:
Delta Lloyd Levensverzekering NV, gevestigd te Amsterdam;
Werknemer:
De persoon die een arbeidsovereenkomst met de werkgever heeft, met uitzondering van de vakantiewerker, de stagiair en de groot-aandeelhouder. Groot-aandeelhouder is de werknemer die middellijk of onmiddellijk 10% of meer van het geplaatst kapitaal in de rechtspersoon van de onderneming bezit, of anderszins voor 10% of meer aan zeggenschap in de rechtspersoon bezit;
Pensioendatum:
De eerste dag van de maand, waarin het ouderdomspensioen ingaat;
Richtpensioendatum:
De eerste dag van de maand, waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt;
Flexperiode:
De flexperiode gaat in 5 jaar voor de richtpensioendatum;
WAO:
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering; zoals deze wet op 1 augustus 1993 luidt, met inachtneming van de daarna aangebrachte wijzigingen;
WIA:
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen; zoals deze wet op 29 december 2005 luidt, met inachtneming van de daarna aangebrachte wijzigingen;
ZW:
Ziektewet;
UWV:
Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Arbeidsongeschiktheidspercentage:
Het arbeidsongeschiktheidspercentage dat volgens de WIA of WAO hoort bij de uitkering op grond van die wetten.
Bij de vaststelling van dit percentage is in geval van de WAO-uitkering door het UWV rekening gehouden met eventuele neveninkomsten.
Artikel 2 DEELNEMERSCHAP
1 De werknemer die de leeftijd van 25 jaar heeft bereikt en voor 1 juli 1996 in vaste dienst is getreden van de werkgever, zal als deelnemer in de pensioenregeling worden opgenomen.
2 Opname in de pensioenregeling vindt plaats op de eerste dag van de maand waarin de werknemer aan de gestelde voorwaarden voldoet, doch niet eerder dan per de datum van indiensttreding.
3 De werknemer, die op de datum van inwerkingtreding van dit reglement reeds een pensioenovereenkomst met de werkgever heeft gesloten en aan de gestelde voorwaarden van deelnemerschap voldoet, wordt per die datum in deze pensioenregeling opgenomen.
4 Slechts indien de werknemer door de Sociale Verzekeringsbank als gemoedsbezwaarde wordt erkend, zal de werkgever geen pensioenovereenkomst met de werknemer aangaan. In dat geval zal de werkgever de werknemer een verklaring laten tekenen, waarin de werknemer verklaart dat de werknemer het aanbod voor de pensioenovereenkomst door de werkgever niet heeft geaccepteerd. Indien de werknemer een partner heeft, dient de partner de verklaring mede voor akkoord te ondertekenen. De werkgever zal een afschrift van laatstgenoemde verklaring aan de verzekeraar sturen.
5 Het deelnemerschap eindigt
a door het ingaan van het ouderdomspensioen; b door het overlijden van de deelnemer;
c door beëindiging van de arbeidsovereenkomst met de werkgever voor de pensioendatum, anders dan door het overlijden van de deelnemer tenzij (gedeeltelijk) vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid is verleend voorafgaand aan beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Voorzover vrijstelling is verleend blijft het deelnemerschap dan in stand; d indien de deelnemer groot-aandeelhouder wordt.
Artikel 3 PRIVACYBESCHERMING EN GEHEIMHOUDING
1 Bij de aanvraag van een verzekering/financiële dienst worden persoonsgegevens gevraagd.
Deze worden door de verzekeraar verwerkt:
- ten behoeve van het aangaan en het uitvoeren van overeenkomsten;
- ten behoeve van het waarborgen van de veiligheid en integriteit van de financiële sector;
- voor statistische analyse;
- om te kunnen voldoen aan wettelijke verplichtingen.
2 Op de verwerking van persoonsgegevens is de gedragscode ‘Verwerking Persoonsgegevens Financiële Instellingen’ van toepassing. Hierin worden de rechten en plichten van partijen bij de gegevensverwerking weergegeven. De volledige tekst van de gedragscode is opgenomen op de website van het Verbond van Verzekeraars: xxx.xxxxxxxxxxxx.xx.
Artikel 4 PENSIOENAANSPRAKEN
1 Aan de deelnemer worden pensioenaanspraken toegekend onder de voorwaarden in dit reglement omschreven.
Deze pensioenaanspraken omvatten:
- ouderdomspensioen voor de deelnemer.;
- arbeidsongeschiktheidspensioen voor de deelnemer;
- partnerpensioen voor de deelnemer;
- wezenpensioen voor de deelnemer;
2 a De werkgever kent aan de deelnemer die uit hoofde van het verrichten van arbeid in ploegendienst of verschoven werktijden een geldelijke toeslag geniet, aanspraken op ouderdomspensioen toe overeenkomstig het bepaalde in de CAO. b De deelnemer verkrijgt tevens aanspraken op levenslang partnerpensioen en aanvullend partnerpensioen ten behoeve van zijn partner.
- het levenslange partnerpensioen bedraagt 70% van de door de deelnemer in totaal verkregen aanspraken op levenslang ouderdomspensioen overeenkomstig het bepaalde in de CAO.
- het aanvullend partnerpensioen is gelijk aan het verschil van de aanspraak op levenslang partnerpensioen als bedoeld in de voorgaande alinea waarop bij ongewijzigde omstandigheden op de richtpensioendatum recht zal bestaan en de laatstelijk verkregen aanspraak op levenslang partnerpensioen als bedoeld in de voorgaande alinea.
Op de aanspraken op levenslang partnerpensioen en aanvullend partnerpensioen zijn de desbetreffende bepalingen in de CAO van toepassing.
De hierboven genoemde pensioenen worden vastgesteld op basis van de startbrief en het pensioenreglement. Beiden documenten zijn een bijlage bij de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 5 ELDERS VERZEKERDE AANSPRAKEN
De in het voorgaande artikel omschreven pensioenaanspraken worden verminderd met de bij een andere pensioenuitvoerder verzekerde pensioenaanspraken, voor zover laatstgenoemde pensioenaanspraken deel uitmaken van de pensioenaanspraken op grond van dit pensioenreglement en deze pensioenaanspraken door de werkgever aan de pensioenuitvoerder zijn opgegeven. Op de bij een andere pensioenuitvoerder verzekerde pensioenaanspraken blijven de daar van toepassing zijnde bepalingen van kracht.
Artikel 6 AANVAARDING VAN RISICO’S
1 Een deelnemer heeft eerst aanspraak op partnerpensioen, wezenpensioen en/of arbeidsongeschiktheidspensioen en er bestaat een verzekerd recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid of op een verhoging daarvan, indien en voor zover de verzekeraar het risico van de verzekering of de verhoging
daarvan heeft aanvaard.
Indien en voor zover de verzekeraar het risico van de verzekering of de verhoging daarvan niet heeft aanvaard bestaat geen aanspraak op de bovengenoemde pensioenen of op een verhoging daarvan jegens de werkgever en geen recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid of op een verhoging daarvan.
2 Aanvaarding geschiedt op grond van de hierna volgende leden.
3 Indien het overlijden van de werknemer een gevolg is van of bevorderd is
door klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken, die reeds bestonden voor of bij aanvang van de verzekering en waardoor de werknemer bij aanvang van de verzekering reeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was, is de aanspraak op het partnerpensioen en wezenpensioen gelijk aan het bedrag, gebaseerd op de afkoopwaarde van de verzekeringen voorafgaand aan de datum van overlijden met een maximum van het verzekerd partnerpensioen en wezenpensioen, tenzij de partner en/of kinderen van de werknemer kunnen aantonen dat het overlijden geen direct of indirect gevolg is van de in dit lid genoemde klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken.
4 Ter zake van overlijden tijdens het eerste jaar van het huwelijk, het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding bestaat geen aanspraak op partnerpensioen en wezenpensioen indien het overlijden, gezien de
gezondheidstoestand van de werknemer ten tijde van het sluiten van het huwelijk, het aangaan van het geregistreerd partnerschap of de aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding, redelijkerwijs verwacht kon worden.
5 Indien de werknemer bij aanvang van de verzekering geheel arbeidsongeschikt is, bestaat er geen aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen.
Indien de werknemer bij aanvang van de verzekering gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, bestaat slechts aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen voor het gedeelte waarvoor de werknemer niet arbeidsongeschikt is, tenzij de arbeidsongeschiktheid een gevolg is van of bevorderd is door voor of bij aanvang van de verzekering aanwezige klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken waardoor de werknemer bij aanvang van de verzekering reeds arbeidsongeschikt was.
6 Indien de werknemer bij aanvang van de verzekering geheel
arbeidsongeschikt is, bestaat er geen recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid met betrekking tot ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en/of arbeidsongeschiktheidspensioen.
Indien de werknemer bij aanvang van de verzekering gedeeltelijk arbeidsongeschikt is, bestaat slechts recht op vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid met betrekking tot ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen en/of arbeidsongeschiktheidspensioen voor het gedeelte waarvoor de werknemer niet arbeidsongeschikt is, tenzij de arbeidsongeschiktheid een gevolg is van of bevorderd is door voor of bij aanvang van de verzekering aanwezige klachten, aandoeningen, ziektes of gebreken waardoor de werknemer bij aanvang van de verzekering reeds arbeidsongeschikt was. Dit geldt niet voor de gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers die op 31 december 2009 al in dienst van de werkgever waren.
7 Het bepaalde in lid 5 en 6 is niet van toepassing met ingang van de datum waarop de werknemer gedurende een periode van vier weken aaneengesloten zijn werkzaamheden volledig heeft hervat.
8 Voor de bepalingen in dit artikel geldt, dat een werknemer geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt is indien de werknemer - volledig (80% of meer) of gedeeltelijk (35%-80%) arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA, dan wel - (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is in de zin van, dan wel recht heeft op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de WAO, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten, dan wel - recht heeft op (gedeeltelijke) loondoorbetaling krachtens het Burgerlijk Wetboek of op een (gedeeltelijke) uitkering krachtens de ZW, en dat onder arbeidsongeschiktheid wordt verstaan: ongeschiktheid tot het verrichten van arbeid, die geacht wordt aanwezig te zijn indien en zolang de werknemer recht heeft op een uitkering krachtens de WIA dan wel de WAO alsmede gedurende de wachttijd voorafgaand aan de uitkering, een en ander als vastgesteld door het UWV.
9 Het pensioengevend salaris bedraagt niet meer dan € 300.000,00
10 Verhogingen van het pensioengevend salaris worden binnen vier maanden na de datum van verhoging gemeld aan de verzekeraar. Verhogingen die ná vier maanden na de verhoging worden gemeld worden door de verzekeraar geweigerd, tenzij de verzekeraar meedeelt de verhoging van het risico te hebben geaccepteerd.
Reglementaire, tijdig en correct gemelde verhogingen van verzekeringen voortvloeiende uit salarisverhogingen worden, met inachtneming van de hierna volgende volzin zonder wijziging ten aanzien van de dekking geaccepteerd.
Verhogingen van het pensioengevend salaris worden geaccepteerd tot een maximum van 25%.
In afwijking op het gestelde in de eerste volzin wordt voor de deelnemer die arbeidsongeschikt is het overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico slechts geaccepteerd op basis van een maximale salarisverhoging ter grootte van de CAO loonindex particuliere bedrijven (de voor de eerste maal gepubliceerde per ultimo oktober van ieder jaar). Daarbij geldt dat deze verhoging alleen wordt aanvaard voor het gedeelte waarvoor het arbeidsongeschiktheidsrisico niet is ingegaan.
11 De deelnemer met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met de werkgever die terugkomt op een eerder gemaakte keuze ten aanzien van (aspirant-)deelname aan de pensioenregeling of van pensioen, wordt door de werkgever aangemeld met bijgevoegd een door de deelnemer ingevulde gezondheidsverklaring.
Er is sprake van terugkomen op een eerder gemaakte keuze indien:
- Aanmelding van de deelnemer plaatsvindt vier maanden na het tijdstip waarop de deelnemer voldoet aan de voorwaarden om als (aspirant) deelnemer in de pensioenregeling te worden opgenomen
- Deelname aan de pensioenregeling of indien een pensioenaanspraak ter vrije keuze van de deelnemer is en aanmelding geschiedt vier maanden na het tijdstip waarop de deelnemer voor het eerst de keuze had kunnen maken.
12 Met uitzondering van het bepaalde in het hierna volgende lid worden de risico’s uit hoofde van de gezamenlijke verzekeringen van renten in verband met overlijden en/of arbeidsongeschiktheid tot € 50.000,00 op het leven van de betreffende deelnemer door de verzekeraar zonder verder onderzoek naar de levens- en validiteitskansen van deze deelnemer geaccepteerd.
Deze bedragen gelden met ingang van 1 januari 2008.
13 Indien
a ten aanzien van een deelnemer
- op grond van de gezondheidsverklaring naar het oordeel van de medisch adviseur niet tot acceptatie van het risico kan worden overgegaan, dan wel
- de medisch adviseur aan de hand van deze gezondheidsverklaring niet zijn oordeel kan geven,
of
b het bedrag als vermeld in het vorige lid wordt overschreden, zal een nader onderzoek naar de levens- en validiteitskansen van de deelnemer noodzakelijk zijn.
Dit onderzoek vindt plaats aan de hand van een geneeskundig rapport; een en ander wordt geregeld door de verzekeraar en geschiedt op diens kosten.
14 Reglementaire verhogingen van verzekeringen van pensioen voortvloeiende uit salarisverhogingen voor de deelnemer met een arbeidsovereenkomst met de werkgever nadat die zijn teruggekomen op een eerder gemaakte keuze ten aanzien van pensioen, worden geaccepteerd volgens de leden 3 tot en met 12.
De aanvaarding geschiedt tegen de voorwaarden, waarop de verzekering voor de eerste maal is geaccepteerd, dan wel - indien daarna reeds een verhoging heeft plaatsgevonden - op de voorwaarden, waarop de laatste verhoging is geaccepteerd.
Indien niet aan bovenstaande wordt voldaan, zal de aanvaarding van de verhoging afhankelijk worden gesteld van een door de deelnemer in te vullen gezondheidsverklaring.
15 In alle gevallen, waarin de verzekeraar een gezondheidsverklaring en/of een geneeskundig onderzoek verlangt, draagt hij geen risico, voordat van de aanvaarding van het risico van de betrokken verzekering respectievelijk verhoging van de verzekering mededeling is gedaan.
Zodra evenwel de aanmelding voor een verzekering respectievelijk verhoging van een verzekering als in de eerste volzin bedoeld, in het bezit van de verzekeraar is, zal het risico van overlijden en/of het arbeidsongeschiktheidsrisico tengevolge van een ongeval van de desbetreffende werknemer voor een beperkte duur volgens de bij de verzekeraar daarvoor geldende gebruiken zijn gedekt.
Deze dekking zal gelden tot het moment, waarop de verzekeraar zich definitief over de aanvaarding heeft uitgesproken.
16 Dient op grond van de gezondheidsverklaring dan wel van het geneeskundig rapport van een deelnemer naar het oordeel van de medisch adviseur van de verzekeraar voor het overlijdensrisico een kostenverhoging te worden toegepast, dan zal dit risico door de verzekeraar toch tegen de normale kosten worden geaccepteerd, indien de geadviseerde kostenverhoging overeenkomt met een leeftijdsverhoging van ten hoogste vijf jaar.
17 Indien en voor zover verzekeringen en verhogingen daarvan worden gesloten als uitvloeisel van de dispensatie, die aan de werkgever is verleend voor deelneming aan het voor zijn bedrijf of instelling wettelijk verplicht gestelde pensioenfonds, zal de acceptatie van die verzekeringen en verhogingen geschieden op de wijze als in het pensioenreglement van dat fonds is vermeld.
Artikel 7 GEEN OF LAGERE UITKERING VAN PARTNER-, EN WEZENPENSIOEN
1 Onverminderd het artikel ‘Aanvaarding van risico’s’ geldt dat, indien de verzekeraar het overlijdensrisico niet heeft geaccepteerd, er geen uitkering van partnerpensioen en wezenpensioen plaatsvindt.
2 Indien zich een van de hierna genoemde gevallen van overlijden voordoet worden restituties, kapitalen en pensioenen, uit te keren bij of na overlijden van de deelnemer zodanig gereduceerd, dat zij gefinancierd kunnen worden uit de gezamenlijke voorziening verzekeringsverplichtingen, tot dan toe opgebouwd ter zake van de verzekeringen, gesloten op het leven van die deelnemer.
Deze regeling zal in de volgende gevallen gelden:
a de deelnemer overlijdt ten gevolge van het deelnemen aan een vliegtocht als invlieger of proefvlieger, dan wel als militair die de vliegtocht niet als passagier meemaakt.
b de deelnemer, die in krijgs- of gewapende dienst is van een andere mogendheid dan het Koninkrijk der Nederlanden, overlijdt als gevolg van oorlogshandelingen.
c indien lid 1 van dit artikel van toepassing is, met uitzondering van de situatie dat het overlijden plaatsvindt in het eerste jaar van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of gezamenlijke huishouding en dit overlijden redelijkerwijs te verwachten was.
3 Van het tijdstip af, waarop in de toekomst in Nederland een actieve oorlogstoestand intreedt, zullen ten aanzien van partner- of wezenpensioen, die op enig tijdstip gedurende die actieve oorlogstoestand voor de verzekeraar overlijdensrisico bieden, telkens de navolgende bepalingen gelden, ongeacht of de (gewezen) deelnemer wiens partner- , of wezenpensioen het betreft, al dan niet in krijgsdienst is.
a De pensioenbedragen zullen - onder handhaving van de premies, stortingen en koopsommen, berekend voor de ongekorte bedragen - met 10% zijn gekort;
b De eventuele premievrije waarden zullen zijn gekort met 10% van de verzekerde bedragen;
c De eventuele afkoopwaarde zal in dezelfde verhouding als de premievrije waarde zijn verminderd.
4 Het in het vorige lid bepaalde wordt geacht niet in werking te zijn getreden, indien binnen zes maanden na beëindiging van de actieve oorlogstoestand, doch uiterlijk bij het opvorderbaar worden van een verzekerd bedrag, respectievelijk bij premievrijmaking of afkoop ten genoegen van de verzekeraar wordt aangetoond, dat degene, op wiens leven de verzekeraar overlijdensrisico loopt, op het tijdstip van intreden en verder tijdens de gehele duur van de actieve oorlogstoestand verblijf hield op het grondgebied van een of meer staten, welke gedurende die tijd niet feitelijk aan een oorlog hebben deelgenomen en waar gedurende die tijd evenmin oorlogshandelingen hebben plaatsgevonden.
5 De verzekeraar zal uiterlijk negen maanden na het einde van het boekjaar, waarin de oorlogstoestand is beëindigd, op de groep verzekeringen, die tengevolge van die oorlogstoestand krachtens deze of in hoofdlijnen hiermede overeenstemmende oorlogsrisicobepalingen zijn gekort, de reeds ingehouden kortingen alsnog geheel of gedeeltelijk uitbetalen en de voor de toekomst opgelegde kortingen alsnog geheel of gedeeltelijk laten vervallen, een en ander voor zover de aan het einde van bedoeld boekjaar berekende waarde van de gezamenlijke kortingen de totale waarde op dat tijdstip van de op rekening van de oorlog te stellen
extra-sterfteverliezen van genoemde groep overschrijdt.
6 De aanwezigheid en de tijdstippen van intreden en beëindiging van een actieve oorlogstoestand, als in dit artikel bedoeld, zullen bindend worden vastgesteld door De Nederlandsche Bank.
7 Voor de toepassing van het bepaalde in dit artikel wordt verstaan onder: a Terrorisme:
Gewelddadige handelingen en/of gedragingen, in de vorm van een aanslag of een reeks van in tijd en oogmerk met elkaar samenhangende aanslagen, alsmede het (doen) verspreiden van ziektekiemen en/of stoffen als gevolg waarvan letsel en/of aantasting van de gezondheid, al dan niet de dood tengevolge hebbend, bij mensen of dieren en/of schade aan zaken ontstaat, dan wel anderszins economische belangen worden aangetast, waarbij aannemelijk is dat deze aanslag of reeks van aanslagen, respectievelijk het verspreiden van ziektekiemen en/of stoffen – al dan niet in enig organisatorisch verband – is beraamd en/of uitgevoerd met het oogmerk om bepaalde politieke en/of religieuze en/of ideologische doelen te verwezenlijken;
b Preventieve maatregelen:
Van overheidswege en/of door werkgever, deelnemer en/of derde(n) getroffen maatregelen om het onmiddellijk dreigend gevaar van terrorisme af te wenden of - indien dit gevaar zich heeft verwezenlijkt – de gevolgen daarvan te beperken;
c Terrorismeschade:
overlijden en/of arbeidsongeschiktheid die (direct of indirect) verband houdt met:
- terrorisme of preventieve maatregelen;
- handelingen of gedragingen ter voorbereiding van terrorisme of preventieve maatregelen.
d NHT:
De Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschade NV, gevestigd te Amsterdam. De verzekeraar heeft zich voor het terrorismerisico bij NHT herverzekerd;
e Uitkeringsprotocol:
Het ‘Protocol afwikkeling claims’ van de NHT.
Een afschrift van de volledige tekst van het protocol is verkrijgbaar bij de verzekeraar.
8 Het uitkeringsprotocol is van toepassing op de verzekeringen.
9 De dekking van het risico van terrorismeschade is voor al de bij de verzekeraar gesloten verzekeringen gezamenlijk beperkt tot het bedrag van de uitkering die de verzekeraar ontvangt van de NHT.
Op grond van het van de NHT ontvangen bedrag bepaalt de verzekeraar de hoogte van het uit te keren bedrag voor iedere verzekering uit hoofde waarvan een uitkering wordt gevorderd.
10 a De NHT beslist of er sprake is van terrorismeschade.
b Op uitkeringen kan niet eerder aanspraak worden gemaakt dan na deze beslissing en de bekendmaking van het bedrag van de uitkering die de verzekeraar voor alle verzekeringen gezamenlijk ontvangt van de NHT.
Artikel 8 ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN
1 Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer onafgebroken gedurende 104 weken tenminste 35% arbeidsongeschikt is geweest, dan wel op het later gelegen moment waarop de verlengde loondoorbetalingsverplichting eindigt, en wordt, zolang de deelnemer tenminste 35% arbeidsongeschikt is, aan de deelnemer uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op het overlijden van de deelnemer, doch uiterlijk tot de richtpensioendatum. In geval van herleving of herziening van de uitkering kan een kortere periode dan 104 weken gelden.
Het pensioen gaat in op de dag, als hiervoor bedoeld, doch:
- niet eerder dan een jaar voor de dag, waarop de verzekeraar een verzoek van de werkgever tot toekenning heeft ontvangen. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van de beslissing van het UWV, waaruit de ingangsdatum van de uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid, alsmede een bewijs van de werkgever van de eerste dag van arbeidsongeschiktheid; en
- uitsluitend indien de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de werkgever gedurende die periode in stand is gebleven.
2 Het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 80% van het per
1 januari voorafgaande aan de datum waarop de arbeidsongeschiktheid geheel of gedeeltelijk is ingetreden vastgestelde verschil tussen:
a het pensioengevend salaris van de deelnemer en
b het maximum jaarloon, waarover de uitkeringen ingevolge de WIA dan wel de WAO worden berekend.
3 Naast het bovenstaande arbeidsongeschiktheidspensioen wordt voor de deelnemer een aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd. Dit aanvullend arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 10% van het bovengenoemde pensioengevend salaris, doch niet meer dan 10% van het maximum jaarloon, waarover de uitkeringen ingevolge de WIA dan wel de WAO worden berekend.
4 Het totale verzekerde pensioen wordt - al naar gelang de mate van arbeidsongeschiktheid - uitgekeerd tot de hieronder volgende percentages:
bij een arbeids- bedraagt de jaarlijkse uitkering: ongeschiktheid van:
80 - | 100% | 100% | van het verzekerde pensioen |
65 - | 80% | 72,5% | van het verzekerde pensioen |
55 - | 65% | 60% | van het verzekerde pensioen |
45 - | 55% | 50% | van het verzekerde pensioen |
35 - | 45% | 40% | van het verzekerde pensioen |
0 - | 35% | 0% | van het verzekerde pensioen |
5 Het bestaan van arbeidsongeschiktheid en de mate daarvan worden vastgesteld aan de hand van en overeenkomstig een overlegde beslissing van het UWV. Bij de vaststelling hiervan is in geval van een WAO-uitkering door het UWV rekening
gehouden met eventuele neveninkomsten.
6 Indien na de ingang van het arbeidsongeschiktheidspensioen het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt, zal dit pensioen met inachtneming van het in lid 3 bepaalde worden herzien per de datum waarop blijkens de beschikking van het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt.
7 Ter zake van de verzekering van arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vrijstelling van premiebetaling verleend over de tijdvakken, waarover arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd, en wel voor een percentage van de premie, gelijk aan het percentage van het verzekerde pensioen, dat uitgekeerd wordt, tenzij het arbeidsongeschiktheidsrisico op grond van het artikel ‘Aanvaarding van risico’s’, niet door de verzekeraar is geaccepteerd.
Premies of gedeelten van premies, waarvoor vrijstelling is verleend, worden geacht op de vervaldag te zijn voldaan.
Artikel 9 GEEN OF LAGERE UITKERING VAN ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSPENSIOEN
1 Onverminderd het artikel ‘Aanvaarding van xxxxxx’x’ vindt er geen uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen plaats indien de verzekeraar het arbeidsongeschiktheidsrisico niet heeft geaccepteerd.
Indien de verzekeraar het arbeidsongeschiktheidsrisico niet volledig heeft geaccepteerd, vindt er een gedeeltelijke uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen plaats.
2 Onverminderd het artikel ‘Aanvaarding van risico’s’ vindt er geen (gedeeltelijke) uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen plaats indien de arbeidsongeschiktheid een direct of indirect gevolg is van
- hetzij een gewapend conflict, burgeroorlog of opstand; als definitie van deze vormen van molest gelden de definities die voorkomen in de lijst van vormen van molest, die door het Verbond van Verzekeraars in Nederland op 2 november 1981 ter griffie van de rechtbank te ‘s-Gravenhage is gedeponeerd,
- hetzij atoomkernreacties, tenzij veroorzaakt door radioactieve nucleïden die zich buiten een kerninstallatie bevinden en gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden voor industriële, commerciële, landbouwkundige, medische, wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden dan wel niet-militaire beveiligingsdoeleinden, mits er een door enige overheid afgegeven vergunning (voor zover vereist) van kracht is voor vervaardiging, gebruik, opslag en het zich ontdoen van radioactieve stoffen.
Onder ‘kerninstallatie’ wordt verstaan een kerninstallatie in de zin van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen, alsmede een kerninstallatie aan boord van een vaartuig,
- hetzij opzet of grove schuld van de deelnemer of een bij de verzekering belanghebbende, dan wel van een poging tot zelfmoord van de deelnemer.
3 Er vindt geen (gedeeltelijke) uitkering van arbeidsongeschiktheidspensioen plaats indien de deelnemer dan wel de werkgever nalaat, inlichtingen of bescheiden te verstrekken, welke de verzekeraar behoeft voor de toekenning van arbeidsongeschiktheidspensioen en/of de vaststelling van de aan de bevoordeelde toekomende uitkering, waaronder mede begrepen is een door werkgever en/of de deelnemer ondertekende verklaring, waaruit blijkt, dat de arbeidsongeschiktheid niet een direct of indirect gevolg is van een in lid 2 genoemde oorzaak.
4 De leden 7 tot en met 10 van het artikel ‘Geen of lagere uitkering van partner-, en wezenpensioen’ zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10 VRIJSTELLING VAN PREMIEBETALING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1 Indien de deelnemer gedurende een periode van 104 weken aaneengesloten arbeidsongeschikt is dan wel na het later gelegen moment waarop de (verlengde) loondoorbetalingsverplichting op grond van het Burgerlijk Wetboek eindigt, wordt met inachtneming van het hierna volgende vrijstelling van premiebetaling verleend. In geval van herleving of herziening van de uitkering kan een kortere periode dan 104 weken gelden.
De vrijstelling van premiebetaling wordt verleend, mits aan de deelnemer op het moment van het verstrijken van bovenbedoelde periode een uitkering op grond van de WIA dan wel de WAO is toegekend.
De vrijstelling van premiebetaling wordt slechts verleend voor de aanspraken die zijn verleend voorafgaand aan het verstrijken van de hiervoor bedoelde periode. De vrijstelling van premiebetaling wordt verleend zolang de in de vorige volzin bedoelde arbeidsongeschiktheid voortduurt en de aanspraken bestaan en niet premievrij worden gemaakt.
De vrijstelling gaat in op de dag als bedoeld in dit lid doch:
- niet eerder dan een jaar voor de dag, waarop de verzekeraar een verzoek van de werkgever tot verlening van de vrijstelling heeft ontvangen. Dit verzoek dient vergezeld te gaan van de beslissing van het UWV, waaruit de ingangsdatum van de uitkering en de mate van arbeidsongeschiktheid blijken alsmede een bewijs van de werkgever van de eerste dag van arbeidsongeschiktheid; en
- uitsluitend indien de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de werkgever gedurende die periode in stand is gebleven.
2 De vrijstelling wordt - naar gelang van de grootte van het arbeidsongeschiktheidspercentage, waarnaar de arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de WIA dan wel de WAO is berekend - verleend tot de hieronder volgende percentages:
WIA
Bij een arbeidson- bedraagt de vrijstelling geschiktheid-
percentage van:
80 - 100 100% van de verschuldigde premies
65 - 80 72,5% van de verschuldigde premies
55 - 65 60% van de verschuldigde premies
45 - 55 50% van de verschuldigde premies
35 - 45 40% van de verschuldigde premies
0 - 35 0% van de verschuldigde premies
WAO
Bij een arbeidson- bedraagt de vrijstelling geschiktheid-
percentage van:
65 - 100 100% van de verschuldigde premies
45 - 65 50% van de verschuldigde premies
0 - 45 0% van de verschuldigde premies
Onder verschuldigde premies wordt verstaan: de premies die verschuldigd zouden zijn bij regelmatige voortzetting van de verzekering
- na het tijdstip waarop de deelnemer 104 weken aaneensluitend arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA dan wel de WAO, of
- na het later gelegen moment waarop de loondoorbetalingsverplichting op grond van het Burgerlijk Wetboek eindigt van de op dat tijdstip bestaande verzekering van het onmiddellijk voorafgaand aan dat tijdstip verzekerde bedrag.
3 Zolang de bij aanvang van de vrijstelling bestaande verzekeringen ter dekking van pensioenaanspraken in stand blijven, althans niet premievrij worden gemaakt, expireren, tot uitkering komen of anderszins worden beëindigd, worden in deze verzekeringen
- gedurende volledige vrijstelling geen wijzigingen aangebracht,
- gedurende gedeeltelijke vrijstelling slechts wijzigingen aangebracht voor het gedeelte van de verzekeringen dat verband houdt met het gedeelte waarvoor de deelnemer niet arbeidsongeschikt is.
4 Het bestaan van arbeidsongeschiktheid en de mate daarvan worden vastgesteld aan de hand van en overeenkomstig een overlegde beslissing van het UWV. Bij de vaststelling hiervan is in geval van een WAO-uitkering door het UWV rekening gehouden met eventuele neveninkomsten.
5 Indien na de ingang van de vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt, zal het pensioen met inachtneming van het in lid 2 bepaalde worden herzien per de datum waarop blijkens de beschikking van het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage wijzigt.
6 Beëindiging van de gehele of gedeeltelijke vrijstelling als gevolg van revalidatie leidt tot de gevolgen omschreven in artikel 'Beëindiging van de
arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum', tenzij de arbeidsovereenkomst met de werkgever wordt hersteld of in stand blijft.
Artikel 11 GEEN OF LAGER RECHT OP VRIJSTELLING VAN PREMIEBETALING BIJ ARBEIDSONGESCHIKTHEID
1 Onverminderd het artikel ‘Aanvaarding van risico’s’ bestaat er geen recht op vrijstelling indien de verzekeraar het arbeidsongeschiktheidsrisico niet heeft geaccepteerd.
Indien de verzekeraar het arbeidsongeschiktheidsrisico niet volledig heeft geaccepteerd, bestaat er recht op gedeeltelijke vrijstelling.
2 Onverminderd het artikel ‘Aanvaarding van risico’s’ bestaat er geen recht op (gedeeltelijke) vrijstelling indien het tijdstip, waarop de (gedeeltelijke) vrijstelling zou moeten ingaan, is gelegen
- hetzij na de pensioendatum,
- hetzij na de dag volgend op de datum waarop de arbeidsovereenkomst tussen de deelnemer en de werkgever is beëindigd.
3 Er bestaat geen recht op (gedeeltelijke) vrijstelling indien de arbeidsongeschiktheid een direct of indirect gevolg is van
- hetzij een gewapend conflict, burgeroorlog of opstand; als definitie van deze vormen van molest gelden de definities die voorkomen in de lijst van vormen van molest, die door het Verbond van Verzekeraars in Nederland op 2 november 1981 ter griffie van de rechtbank te ‘s-Gravenhage is gedeponeerd,
- hetzij atoomkernreacties, tenzij veroorzaakt door radioactieve nucleïden die zich buiten een kerninstallatie bevinden en gebruikt worden of bestemd zijn om gebruikt te worden voor industriële, commerciële, landbouwkundige, medische, wetenschappelijke of onderwijskundige doeleinden dan wel niet militaire beveiligingsdoeleinden, mits er een door enige overheid afgegeven vergunning (voor zover vereist) van kracht is voor vervaardiging, gebruik, opslag en het zich ontdoen van radioactieve stoffen.
Onder ‘kerninstallatie’ wordt verstaan een kerninstallatie in de zin van de Wet aansprakelijkheid kernongevallen, alsmede een kerninstallatie aan boord van een vaartuig,
- hetzij opzet of grove schuld van de deelnemer of een bij de verzekering belanghebbende, dan wel van een poging tot zelfmoord van de deelnemer;
4 Er bestaat geen recht op (gedeeltelijke) vrijstelling indien de deelnemer, dan wel de werkgever nalaat inlichtingen of bescheiden te verstrekken, welke de verzekeraar behoeft voor de verlening of handhaving van de vrijstelling, waaronder mede begrepen is een door de werkgever en/of de deelnemer ondertekende verklaring, waaruit blijkt, dat de arbeidsongeschiktheid niet een direct of indirect gevolg is van een in lid 3 genoemde oorzaak;
5 Er bestaat geen recht op (gedeeltelijke) vrijstelling indien het pensioen premievrij is gemaakt, is geëxpireerd, tot uitkering is gekomen, dan wel anderszins is beëindigd.
6 De leden 7 tot en met 10 van het artikel ‘Geen of lagere uitkering van partner-, en wezenpensioen’ zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 12 INGANG EN EINDE VAN DE PENSIOENEN
1 Het ouderdomspensioen gaat in op de richtpensioendatum van de deelnemer of gewezen deelnemer en wordt aan de deelnemer of gewezen deelnemer uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden.
2 Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd overeenkomstig de voorwaarden in het artikel ‘Arbeidsongeschiktheidspensioen’.
3 Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt en wordt aan de partner uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden.
4 Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt en wordt aan elk van de kinderen van de deelnemer of de gewezen deelnemer uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de 21ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de overlijdensdatum van het kind, zo deze dag eerder valt.
Het wezenpensioen zal voorts worden uitgekeerd met ingang van de eerste dag van de maand, waarin een kind invalide of studerend is in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet, doch niet eerder dan met ingang van de eerste dag van de maand, waarin de deelnemer of de gewezen deelnemer overlijdt noch ook eerder dan met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de 21ste verjaardag van het kind.
De uitkering wordt voortgezet tot de eerste dag van de maand volgend op de 27ste verjaardag van het kind, dan wel tot de eerste dag van de maand volgend op de datum, waarop het kind voordien overlijdt of ophoudt invalide te zijn of te studeren.
Artikel 13 BEVOORDELING
1 Voor het ouderdoms-, en arbeidsongeschiktheidspensioen is de deelnemer de bevoordeelde.
2 Voor het partnerpensioen is de partner de bevoordeelde.
3 Voor het wezenpensioen is (zijn) het (de) pensioengerechtigde kind(eren) de bevoordeelde(n).
Artikel 14 UITBETALING VAN DE PENSIOENEN
1 De verzekerde pensioenen zullen door de verzekeraar in maandelijkse termijnen bij nabetaling worden uitgekeerd.
2 Aangezien de verzekeringen verband houden met een pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964, zal de verzekeraar op alle bedragen, die krachtens deze verzekeringen worden uitgekeerd aan een ander dan de werkgever, de wettelijk voorgeschreven inhoudingen verrichten.
3 De verzekeraar heeft het recht, uitbetaling krachtens de verzekeringen afhankelijk te stellen van de overlegging van een naar zijn oordeel voldoend leeftijdsbewijs van de verzekerde personen.
Blijkt, dat de leeftijdsopgave voor het sluiten of wijzigen van een verzekering onjuist is geweest, dan wordt het verzekerde bedrag herrekend op basis van de voorziening verzekeringsverplichtingen, opgebouwd uit de betaalde premies, stortingen of koopsommen. Is geen voorziening verzekeringsverplichtingen opgebouwd, dan wordt het verzekerde bedrag herrekend op het bedrag, dat voor de betaalde premies, stortingen of koopsommen naar de juiste leeftijd verzekerd had kunnen worden.
4 De verzekeraar zal elk door hem krachtens de verzekeringen verschuldigd bedrag op zijn hoofdkantoor tegen behoorlijke kwijting betalen aan degene, die uit de over te leggen stukken ten genoegen van de verzekeraar blijkt de rechthebbende te zijn. Deze stukken mogen door de verzekeraar worden behouden.
De betaling van verschuldigde bedragen geschiedt in Euro’s.
5 Belastingen op premies, stortingen en koopsommen of op uit te betalen of uitbetaalde bedragen dan wel anderszins ter zake van de verzekeringen geheven of te heffen, komen niet voor rekening van de verzekeraar.
Artikel 15 UITRUIL VAN PARTNER- IN OUDERDOMSPENSIOEN
1 De (gewezen) deelnemer kan (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen voor zover opgebouwd vanaf 1 januari 2002 op de pensioendatum uitruilen voor een aanspraak op hoger ouderdomspensioen. De (gewezen) deelnemer heeft hierbij de keuze om 100%, 75%, 50%, 25% of 0% van de bovengenoemde aanspraak op partnerpensioen uit te ruilen.
2 Indien de (gewezen) deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen uit te ruilen, vervalt (dit deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen op de pensioendatum.
3 Uitruil van (een deel van) de aanspraak op partnerpensioen heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen.
4 a Op de verhogingen van de aanspraak op partnerpensioen als gevolg van salarisverhogingen na 1 januari 2002 is het uitruilrecht eveneens van toepassing.
b Op verhogingen van de premievrije aanspraak op partnerpensioen is het uitruilrecht slechts van toepassing voor zover op de premievrije aanspraak op partnerpensioen het uitruilrecht reeds van toepassing is.
5 De (gewezen) deelnemer die (een deel van) zijn aanspraak op partnerpensioen wenst uit te ruilen voor een aanspraak op hoger ouderdomspensioen dient ervoor te zorgen dat het verzoek hiertoe vanaf zes maanden vóór, doch uiterlijk op de pensioendatum door de verzekeraar is ontvangen.
6 De keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden.
7 De partner van de (gewezen) deelnemer dient het verzoek tot uitruil van de (gewezen) deelnemer mede te ondertekenen.
8 (Een deel van) de aanspraak op partnerpensioen kan op de pensioendatum aan de hand van de hierna volgende tabel worden omgezet in een verhoging van de aanspraak op ouderdomspensioen.
9 De bij de diverse pensioenleeftijden behorende ruilvoeten zijn:
Ruilvoet
Xxxxxxxx
00 | 21% |
61 | 21% |
62 | 22% |
63 | 23% |
64 | 24% |
65 | 25% |
Een ruilvoet van 21% wil zeggen dat voor iedere € 1.000,- partnerpensioen
€ 210,00 ouderdomspensioen kan worden verkregen.
Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd behorende factor.
10 De tabel geldt voor de gehele duur van de per 1 januari 2010 tussen de werkgever en de verzekeraar gesloten uitvoeringsovereenkomst. Deze is van toepassing op de deelnemer die gedurende deze periode met pensioen gaat dan wel uit dienst treedt en vervolgens binnen deze periode met pensioen gaat. Na deze periode kan de tabel worden herzien en opnieuw worden vastgesteld voor een bepaalde periode.
11 Na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst geldt voor de (gewezen) deelnemers die daarna met pensioen gaan en wensen uit te ruilen de door de verzekeraar vast te stellen tabel.
12 De verzekeraar heeft het recht de in lid 9 genoemde tabel gedurende de duur van de overeenkomst te wijzigen indien:
- de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen;
- de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
13 Uitruil van partner- in ouderdomspensioen op de pensioendatum vindt plaats nadat een eventuele omzetting van de aanspraken naar een andere pensioendatum dan de richtpensioendatum heeft plaatsgevonden.
Artikel 16 UITRUIL VAN OUDERDOMS- IN PARTNERPENSIOEN BIJ BEEINDIGING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE PENSIOENDATUM
1 Op het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum, anders dan door diens overlijden terwijl er geen (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling is verleend, kan de (gewezen) deelnemer een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen uitruilen voor een aanspraak op (hoger) partnerpensioen.
2 Indien de deelnemer besluit (een deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te ruilen, vervalt (dit deel van) zijn aanspraak op ouderdomspensioen.
3 Deze keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden.
4 Een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen kan op het tijdstip van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum aan de hand van de hierna volgende tabel worden omgezet in een aanspraak op partnerpensioen.
5 De bij de diverse leeftijden waarop uitgeruild wordt behorende ruilvoeten zijn:
Ruilvoeten bij richtpensioenleeftijd 65 en rekenrente 4%
Leeftijd | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx | Xxxxxxxx |
20 | 119% | 43 | 133% |
21 | 119% | 44 | 134% |
22 | 120% | 45 | 136% |
23 | 120% | 46 | 137% |
24 | 121% | 47 | 138% |
25 | 121% | 48 | 140% |
26 | 122% | 49 | 141% |
27 | 122% | 50 | 143% |
28 | 123% | 51 | 145% |
29 | 123% | 52 | 148% |
30 | 124% | 53 | 150% |
31 | 124% | 54 | 153% |
32 | 125% | 55 | 157% |
33 | 126% | 56 | 161% |
34 | 126% | 57 | 165% |
35 | 127% | 58 | 170% |
36 | 128% | 59 | 176% |
37 | 128% | 60 | 182% |
38 | 129% | 61 | 189% |
39 | 130% | 62 | 197% |
40 | 131% | 63 | 207% |
41 | 131% | 64 | 216% |
42 | 132% | 65 | 226% |
Een ruilvoet van 119% wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen
€ 1.190 partnerpensioen kan worden verkregen.
6 Na uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal het partnerpensioen niet meer bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan. Indien een gewezen partner conform het artikel ‘Echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap of de gezamenlijke huishouding’ een aanspraak op partnerpensioen heeft, bedraagt het partnerpensioen ná uitruil samen met het partnerpensioen voor de gewezen partner ten hoogste 70% van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan.
7 De tabel geldt voor de gehele duur van de per 1 januari 2010 tussen de werkgever en de verzekeraar gesloten uitvoeringsovereenkomst. Deze tabel is van toepassing op de deelnemer die gedurende deze periode uit dienst treedt. Na deze periode kan de tabel worden herzien en opnieuw worden vastgesteld voor een bepaalde periode.
8 Verzekeraar heeft het recht de in lid 5 genoemde tabel gedurende de duur van de overeenkomst te wijzigen indien:
- de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen;
- de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
Artikel 17 UITRUIL VAN OUDERDOMS- IN PARTNERPENSIOEN OP DE PENSIOENDATUM
1 De (gewezen) deelnemer kan een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen op de pensioendatum uitruilen voor een aanspraak op (hoger) partnerpensioen.
2 Indien de (gewezen) deelnemer besluit een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen uit te ruilen, vervalt dit deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen.
3 Indien de gewezen deelnemer het ouderdomspensioen eerder laat ingaan dan de richtpensioendatum dan geldt het volgende. Overlijdt de (gewezen) deelnemer vóór de richtpensioendatum, dan gaat het partnerpensioen bij overlijden vóór de richtpensioendatum in op de eerste dag van de maand waarin gewezen deelnemer overlijdt. Overlijdt de (gewezen) deelnemer op of ná de richtpensioendatum, dan gaat het levenslang partnerpensioen in op de eerste dag van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt. Het partnerpensioen bij overlijden vóór de richtpensioendatum of het levenslang partnerpensioen wordt aan de partner uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op diens overlijden.
4 De (gewezen) deelnemer die een deel van zijn aanspraak op ouderdomspensioen wenst uit te ruilen voor een aanspraak op (hoger) partnerpensioen dient ervoor te zorgen dat het schriftelijk verzoek hiertoe uiterlijk zes maanden vóór de pensioendatum door de verzekeraar is ontvangen.
5 Deze keuze voor uitruil is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden.
6 Een deel van de aanspraak op ouderdomspensioen kan op de pensioendatum aan de hand van de hierna volgende tabel worden omgezet in een aanspraak op partnerpensioen.
7 De bij de diverse pensioenleeftijden horende ruilvoeten zijn:
Ruilvoet
Xxxxxxxx
00 | 281% |
61 | 269% |
62 | 257% |
63 | 246% |
64 | 235% |
65 | 226% |
Een ruilvoet van 226% wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen
€ 2.260,00 partnerpensioen kan worden verkregen.
Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
8 Na uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen zal het partnerpensioen niet meer bedragen dan 70%, 52,5%, 35% of 17,5% van het ouderdomspensioen dat resteert na de uitruil van een deel daarvan.
9 De tabel geldt voor de gehele duur van de per 1 januari 2010 tussen werkgever en de verzekeraar gesloten overeenkomst. De tabel is van toepassing op de deelnemers die gedurende deze overeenkomst met pensioen gaan dan wel uit dienst treden en vervolgens binnen de looptijd van deze overeenkomst met pensioen gaan.
10 Na beëindiging van deze overeenkomst geldt voor de (gewezen) deelnemers die daarna met pensioen gaan en wensen uit te ruilen de door de verzekeraar vast te stellen tabel.
11 De verzekeraar heeft het recht de in lid 6 genoemde tabel gedurende de duur van de overeenkomst te wijzigen indien:
- de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen;
- de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
12 Uitruil van ouderdoms- in partnerpensioen op de pensioendatum vindt plaats nadat een eventuele omzetting van de aanspraken naar een andere pensioendatum dan de richtpensioendatum heeft plaatsgevonden.
Artikel 18 VERVROEGING VAN DE PENSIOENDATUM
1 De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen binnen de flexperiode op een vroeger tijdstip dan de richtpensioendatum laten ingaan.
2 Gebruikmaking van de mogelijkheid van vervroeging is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden.
3 Voor de deelnemer wordt per de vervroegde pensioendatum conform het artikel 'Beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum' van dit pensioenreglement een tijdsevenredig ouderdomspensioen vastgesteld.
4 Voor de (gedeeltelijk) arbeidsongeschikte deelnemer aan wie conform het artikel ‘Vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid’ door de verzekeraar in verband met arbeidsongeschiktheid vrijstelling van premiebetaling is verleend en die het ouderdomspensioen wenst te vervroegen, wordt conform het artikel 'Beëindiging van de arbeidsovereenkomst voor de pensioendatum' van dit pensioenreglement per de vervroegde pensioendatum een premievrij ouderdomspensioen vastgesteld.
In het in het onderhavige artikel genoemde geval dient in de leden 3 en 5 in plaats van het woord ‘tijdsevenredig’ gelezen te worden ‘premievrij’.
De aanspraken op ouderdomspensioen welke na de vervroegde pensioendatum uit hoofde van de verleende vrijstelling van premiebetaling worden opgebouwd gaan in op de richtpensioendatum.
5 Voor de deelnemer komt de aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen per de vervroegde pensioendatum te vervallen.
6 Indien van de mogelijkheid van vervroeging van de pensioendatum gebruik gemaakt wordt, wordt het bereikte tijdsevenredige ouderdomspensioen aan de hand van de in de hierna volgende tabel vermelde factoren voor ouderdomspensioen herrekend naar een direct op de vervroegde pensioendatum ingaand ouderdomspensioen.
De periode van vervroeging dient in volle maanden te worden vastgesteld en bedraagt ten minste zes maanden.
Vervroegde pensioendatum | Vervroegingsfactor |
60 | 0,654 |
61 | 0,707 |
62 | 0,767 |
63 | 0,835 |
64 | 0,908 |
65 | -- |
Een vervroegingsfactor van 0,654 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,- ouderdomspensioen op de richtpensioendatum € 654,00 ouderdomspensioen op de pensioendatum verkregen kan worden.
Komt de vervroegde pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd behorende factor.
7 De deelnemer die van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van vervroeging gebruik wil maken, dient ten behoeve daarvan vanaf een jaar voorafgaande aan de gewenste pensioendatum met de werkgever schriftelijk beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst overeen te komen, dan wel de arbeidsovereenkomst schriftelijk op te zeggen en dit schriftelijk, uiterlijk zes maanden voor de gewenste pensioendatum bij de verzekeraar te melden. Tevens dient de (gewezen) deelnemer die van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van vervroeging gebruik wil maken, uiterlijk zes maanden voor de gewenste pensioendatum, schriftelijk aan de verzekeraar te verklaren dat hij vanaf de gewenste pensioendatum geen arbeidsovereenkomst heeft en geen nieuwe arbeidsovereenkomst meer aan zal gaan.
8 De in dit artikel genoemde tabel geldt voor de gehele duur van de per 1 januari 2010 tussen de werkgever en de verzekeraar gesloten
uitvoeringsovereenkomst. De tabel is van toepassing op de deelnemers die gedurende deze overeenkomst met pensioen gaan dan wel uit dienst treden en
9 Na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst geldt voor de (gewezen) deelnemers die daarna met pensioen gaan en van de in lid 1 genoemde mogelijkheid van vervroeging gebruik willen maken de door de verzekeraar vast te stellen tabel.
10 De verzekeraar heeft het recht de in lid 6 genoemde tabel gedurende de duur van de uitvoeringsovereenkomst te wijzigen indien:
- de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen;
- de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
Artikel 19 HOOG-LAAG OUDERDOMSPENSIOEN
1 De (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum in twee tijdvakken in hoogte laten variëren.
2 De (gewezen) deelnemer dient uiterlijk zes maanden direct voorafgaand aan de pensioendatum de verzekeraar schriftelijk mede te delen of hij van de in lid 1 genoemde mogelijkheid gebruik wenst te maken.
De (gewezen) deelnemer dient daarbij aan te geven welke verhouding dient te bestaan tussen de uitkering van het ouderdomspensioen in het eerste en in het tweede tijdvak, zonder rekening te houden met de aanpassingen.
3 De laagste uitkering van het ouderdomspensioen bedraagt 75%, 80%, 85%, 90% of 95% van de hoogste uitkering van ouderdomspensioen.
4 Het eerste tijdvak dient in hele maanden te worden vastgesteld en bedraagt minimaal 5 jaar.
5 Vaststelling van het in hoogte variërend ouderdomspensioen geschiedt door omrekening per de pensioendatum van het ouderdomspensioen aan de hand van de hierna volgende tabellen.
Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen | |||
In de verhouding | Pensioen leeftijd | Factor bij een eerste tijdvak van | |
5 jaar | 10 jaar |
100: 75 | 60 | 1,176 | 1,104 |
61 | 1,173 | 1,100 | |
62 | 1,170 | 1,096 | |
63 | 1,167 | 1,092 | |
64 | 1,163 | 1,087 | |
65 | 1,159 | 1,083 | |
100: 80 | 60 | 1,131 | 1,079 |
61 | 1,129 | 1,076 | |
62 | 1,126 | 1,073 | |
63 | 1,124 | 1,070 | |
64 | 1,121 | 1,066 | |
65 | 1,118 | 1,063 |
Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen | |||
In de verhouding | Pensioen leeftijd | Factor bij een eerste tijdvak van | |
5 jaar | 10 jaar |
100: 85 | |||
60 | 1,089 | 1,055 | |
61 | 1,087 | 1,053 | |
62 | 1,086 | 1,051 | |
63 | 1,084 | 1,049 | |
64 | 1,082 | 1,046 | |
65 | 1,080 | 1,044 |
100: 90 | |||
60 | 1,050 | 1,033 | |
61 | 1,049 | 1,031 | |
62 | 1,048 | 1,030 | |
63 | 1,047 | 1,028 | |
64 | 1,046 | 1,027 | |
65 | 1,045 | 1,025 |
Tabel voor de eerste periode hoog en de tweede periode laag ouderdomspensioen | |||
In de verhouding | Pensioenleeftijd | Factor bij een eerste tijdvak van | |
5 jaar | 10 jaar |
100: 95 | |||
60 | 1,014 | 1,011 | |
61 | 1,013 | 1,010 | |
62 | 1,013 | 1,010 | |
63 | 1,012 | 1,009 | |
64 | 1,012 | 1,008 | |
65 | 1,011 | 1,007 |
Indien gekozen wordt voor de verhouding 100:75 betekent een factor van 1,170 dat in het eerste tijdvak 117,0% van het oorspronkelijk verzekerd ouderdoms- pensioen wordt uitgekeerd en in het tweede tijdvak 75% van het ouderdoms- pensioen in het eerste tijdvak. (€ 1.000 ouderdomspensioen wordt na aanpassing in het eerst tijdvak € 1.170 ouderdomspensioen en in het tweede tijdvak € 878 ouderdomspensioen).
Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende factor.
Tabel voor de eerste periode laag en de tweede periode hoog ouderdomspensioen | |||
In de verhouding | Pensioenleeftijd | Factor bij een eerste tijdvak van | |
5 jaar | 10 jaar |
75: 100 | |||
60 | 0,807 | 0,859 | |
61 | 0,808 | 0,861 | |
62 | 0,809 | 0,864 | |
63 | 0,811 | 0,866 | |
64 | 0,812 | 0,869 | |
65 | 0,814 | 0,872 |
80: 100 | 60 | 0,848 | 0,890 |
61 | 0,849 | 0,892 | |
62 | 0,850 | 0,894 | |
63 | 0,851 | 0,896 | |
64 | 0,852 | 0,898 | |
65 | 0,854 | 0,901 | |
85: 100 | 60 | 0,887 | 0,920 |
61 | 0,888 | 0,921 | |
62 | 0,889 | 0,923 | |
63 | 0,890 | 0,925 | |
64 | 0,891 | 0,927 | |
65 | 0,892 | 0,928 | |
90: 100 | 60 | 0,926 | 0,948 |
61 | 0,927 | 0,949 | |
62 | 0,927 | 0,950 | |
63 | 0,928 | 0,951 | |
64 | 0,929 | 0,952 | |
65 | 0,929 | 0,953 |
Tabel voor de eerste periode laag en de tweede periode hoog ouderdomspensioen | |||
In de verhouding | Pensioen leeftijd | Factor bij een eerste tijdvak van | |
5 jaar | 10 jaar |
95: 100 | |||
60 | 0,963 | 0,975 | |
61 | 0,964 | 0,976 | |
62 | 0,964 | 0,976 | |
63 | 0,964 | 0,977 | |
64 | 0,965 | 0,977 | |
65 | 0,965 | 0,978 |
Indien gekozen wordt voor de verhouding 75:100 betekent een factor van 0,809 dat in het eerste tijdvak 80,9% van het oorspronkelijk verzekerd ouderdomspensioen wordt uitgekeerd en in het tweede tijdvak 100/75 van het ouderdomspensioen in het eerste tijdvak. (€ 1.000 ouderdomspensioen wordt na aanpassing in het eerst tijdvak € 809 ouderdomspensioen en in het tweede tijdvak
€ 1.079 ouderdomspensioen).
Komt de leeftijd en/of duur van het eerste tijdvak op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd en/of duur, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd en/of duur horende factor.
6 Indien het ouderdomspensioen ingaat voordat de (gewezen) deelnemer de leeftijd van 65 jaar bereikt, mag de (gewezen) deelnemer de uitkering voor en na 65 jaar buiten de verhouding 100:75 laten variëren. Het bepaalde in lid 4 is dan niet van toepassing.
De verhoging mag ten hoogste gelijk zijn aan tweemaal de AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantietoeslag. Bij de bepaling van de AOW-uitkering wordt rekening gehouden met het aantal jaren dat de (gewezen) deelnemer tot de 65- jarige leeftijd verzekerd is op grond van de AOW.
Deze verhoging eindigt op de eerste van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Voor de omzetting wordt de factor uit de volgende tabel gehanteerd die hoort bij de ingangsdatum in maanden nauwkeurig van het ouderdomspensioen.
Maanden
Leeftijd | 0 | 1 | 2 | 3 | 4 | 5 | 6 | 7 | 8 | 9 | 10 |
60 | 2,943 | 2,968 | 3,008 | 3,050 | 3,093 | 3,137 | 3,183 | 3,230 | 3,279 | 3,329 | 3,382 |
61 | 3,492 | 3,532 | 3,596 | 3,662 | 3,731 | 3,803 | 3,879 | 3,958 | 4,040 | 4,126 | 4,217 |
62 | 4,411 | 4,483 | 4,599 | 4,721 | 4,851 | 4,989 | 5,135 | 5,291 | 5,458 | 5,636 | 5,828 |
63 | 6,255 | 6,422 | 6,692 | 6,988 | 7,313 | 7,671 | 8,069 | 8,512 | 9,009 | 9,571 | 10,211 |
64 | 11,803 | 12,500 | 13,713 | 15,195 | 17,047 | 19,429 | 22,604 |
11
3,436
4,311
6,033
10,948
Een factor van 5,256 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen op de pensioendatum een ouderdomspensioen van € 5.256,00 tot 65 jaar kan worden verkregen.
7 De keuze om het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum in hoogte te laten variëren is onherroepelijk en kan slechts éénmalig gedaan worden.
8 Omzetting van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum in hoogte variërend ouderdomspensioen vindt plaats nadat:
- een eventuele omzetting van de aanspraken naar een andere pensioendatum dan de richtpensioendatum
- een eventuele omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen
- een eventuele omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen heeft plaatsgevonden.
9 De in dit artikel genoemde tabellen gelden voor de gehele duur van de per 1 januari 2010 tussen de werkgever en de verzekeraar gesloten uitvoeringsovereenkomst. De tabellen zijn van toepassing op de deelnemers die gedurende deze overeenkomst met pensioen gaan dan wel uit dienst treden en vervolgens binnen de looptijd van deze overeenkomst met pensioen gaan.
10 Na beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst geldt voor de (gewezen) deelnemers die daarna met pensioen gaan en van het in lid 1 genoemde recht gebruik willen maken de door de verzekeraar vast te stellen tabellen.
11 De verzekeraar heeft het recht de tabellen gedurende de duur van de uitvoeringsovereenkomst te wijzigen indien:
- de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen;
- de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
Artikel 20 BEËINDIGING VAN DE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE PENSIOENDATUM
1 Indien de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en een deelnemer voor
de pensioendatum wordt beëindigd anders dan door overlijden van de deelnemer, en voor zover geen (gedeeltelijke) vrijstelling van premiebetaling is verleend voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst, geldt het in dit artikel bepaalde.
2 Voor de gewezen deelnemer wordt een premievrij ouderdoms-, partner- en wezenpensioen vastgesteld, op voet van de tot dan voor (en door) de deelnemer betaalde bijdragen.
3 De verzekeraar stelt vervolgens de hoogte vast van een tijdsevenredig ouderdoms-, partner- en wezenpensioen. Daaronder wordt verstaan het verschil tussen:
a het pensioen verzekerd op het tijdstip van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst en
b het pensioen, dat verkregen zou worden indien de deelnemer op het tijdstip van beëindiging van de arbeidsovereenkomst in de pensioenregeling zou worden opgenomen,
een en ander berekend op basis van de gegevens per de datum van beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
4 Indien het tijdsevenredig pensioen minder bedraagt dan het premievrije pensioen verkrijgt de gewezen deelnemer aanspraak op het tijdsevenredig pensioen.
5 Indien het tijdsevenredig pensioen meer bedraagt dan het premievrije pensioen zal de werkgever het verschil financieren door middel van een éénmalige koopsom. De gewezen deelnemer verkrijgt dan aanspraak op het tijdsevenredig pensioen.
6 De aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen komt te vervallen.
7 Bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan door overlijden voor de pensioendatum of de eerdere datum waarop de deelnemer geen geldelijke toeslag uit hoofde van het verrichten van arbeid in ploegendienst of verschoven werktijden meer geniet, vervalt de aanspraak op aanvullend partnerpensioen op grond van artikel 4 lid 2.
Artikel 21 AANSPRAKEN BIJ ONBETAALD VERLOF
1 In een periode van onbetaald verlof wordt de verwerving van pensioenaanspraken ongewijzigd voortgezet over een periode van xxxxxx als bedoeld in artikel 10a, lid 1, sub a Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, mits het onbetaald verlof niet langer duurt dan een jaar en het pensioengevend salaris (verhoogd met eventueel uit de levensloopregeling ontvangen loonvervangende uitkeringen) ten minste 70% bedraagt van het pensioengevend salaris dat door de deelnemer zou zijn genoten indien hij geen onbetaald verlof had gehad. De deelnemer blijft gehouden de eventuele deelnemersbijdrage te voldoen alsof hij geen onbetaald verlof zou hebben genoten.
2 In een periode van onbetaald xxxxxx xxx xxxxxx dan een jaar en/of een verlofperiode waarbij het pensioengevend salaris (verhoogd met eventueel uit de levensloopregeling ontvangen loonvervangende uitkeringen) minder dan
70% bedraagt van het pensioengevend salaris dat door de deelnemer zou zijn genoten indien hij geen onbetaald verlof had gehad, wordt de deelnemer aangemerkt als deeltijder, met inachtneming van het bepaalde in lid 3.
De aanpassing van de aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen geschiedt als volgt:
a. indien sprake is van een periode van onbetaald xxxxxx xxx xxxxxx dan een jaar worden de aanspraken verminderd op basis van de resterende deelnemersjaren;
b. indien sprake is van een periode van onbetaald verlof die niet langer duurt dan een jaar, wordt vooraf de vermindering van de aanspraken bepaald over de overeengekomen periode van onbetaald verlof.
In afwijking van het voorgaande zal dit onbetaald verlof, tot een maximum van 18 maanden, geen invloed hebben op de aanspraak op partnerpensioen van de deelnemer gedurende deelname aan deze pensioenregeling.
3 Bij het opnemen van onbetaald verlof wordt onder deeltijdfactor verstaan de verhouding tussen het in de periode van onbetaald verlof van toepassing zijnde pensioengevend salaris en het pensioengevend salaris dat zou gelden indien de deelnemer geen onbetaald verlof had opgenomen.
Artikel 22 VRIJWILLIGE VERVROEGDE UITTREDING (VUT)
Indien de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd als gevolg van deelname aan een regeling in verband met vervroegd uittreden, wordt de verwerving van de pensioenaanspraken tot de richtpensioendatum voortgezet overeenkomstig het bepaalde in de CAO.
De aanspraak op arbeidsongeschiktheidspensioen vervalt evenwel met ingang van de datum waarop de arbeidsovereenkomst eindigt.
Artikel 23 WAARDEOVERDRACHT
1 De deelnemer heeft het recht pensioenaanspraken uit een vorige arbeidsovereenkomst in te brengen in de pensioenregeling van de werkgever door middel van waardeoverdracht indien de vorige deelname aan een pensioenregeling op of na 8 juli 1994 is beëindigd.
De deelnemer heeft het recht de waarde van pensioenaanspraken uit een beroepspensioenfonds in te brengen in de pensioenregeling van de werkgever door middel van waardeoverdracht indien de vorige deelname aan het beroepspensioenfonds op of na 1 januari 2006 is beëindigd.
De deelnemer heeft het recht de waarde van pensioenaanspraken van een pensioeninstelling uit een andere lidstaat of een verzekeraar met zetel buiten Nederland in te brengen in de pensioenregeling van de werkgever door middel van waardeoverdracht indien de vorige deelname aan pensioenregeling in een lidstaat op of na 1 januari 2007 is beëindigd, mits:
- de partner die begunstigde is voor de aanspraak op partnerpensioen instemt met de overdracht van de waarde van die aanspraak;
- geen voorwaarden in verband met de waardeoverdracht worden gesteld die in strijd zijn met Nederlandse wetten.
Onder lidstaat wordt hier verstaan: een lidstaat van de Europese Unie alsmede een staat, niet zijnde een lidstaat van de Europese Unie, die partij is bij de Overeenkomst betreffende Europese Economische Ruimte.
De deelnemer dient zich daartoe binnen zes maanden na opname in de pensioenregeling bij de verzekeraar te melden. Indien de deelnemer van zijn recht gebruik maakt, zal de waardeoverdracht geschieden per de datum van aanvang van het deelnemerschap.
Op de waardeoverdracht zijn de wettelijke bepalingen omtrent waardeoverdracht van toepassing.
2 De overdrachtswaarde van de in te brengen pensioenaanspraken zal worden aangewend voor extra pensioenaanspraken conform de onderhavige pensioenregeling met inachtneming van de reken- en procedureregels zoals opgenomen in het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de Regeling Pensioenwet.
3 Indien de arbeidsovereenkomst van de deelnemer voor de pensioendatum wordt beëindigd anders dan door overlijden van de deelnemer heeft de gewezen deelnemer het recht de premievrije pensioenaanspraken die hij jegens de verzekeraar heeft behouden, om te laten zetten in pensioenaanspraken jegens de pensioenuitvoerder (pensioenfonds of verzekeraar) van een nieuwe werkgever of de nieuwe beroepspensioenregeling waarin de gewezen deelnemer na 1 januari 2006 gaat deelnemen. Bij omzetting van partnerpensioen dient de echtgenoot of partner toestemming te verlenen.
De gewezen deelnemer die overweegt van dit recht gebruik te maken, dient zich binnen zes maanden na opname in de pensioenregeling van de nieuwe werkgever, bij de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever te melden. Indien de gewezen deelnemer gebruik maakt van zijn recht op waardeoverdracht, zal de waardeoverdracht plaats vinden volgens de wettelijke bepalingen omtrent waardeoverdracht.
Artikel 24 ECHTSCHEIDING OF BEEINDIGING VAN HET GEREGISTREERD PARTNERSCHAP OF VAN DE GEZAMENLIJKE HUISHOUDING
1 Ontbinding van een voor de pensioendatum gesloten huwelijk van een (gewezen) deelnemer door echtscheiding of na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap leidt, behoudens het hieronder sub C bepaalde, per de datum, waarop de desbetreffende beschikking respectievelijk de datum waarop een door beide partners ondertekende verklaring of rechterlijke uitspraak wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, ten aanzien van de pensioenen van de (gewezen) deelnemer tot de hieronder omschreven gevolgen:
A. Indien de beschikking, dan wel een door beide partners ondertekende verklaring of rechterlijke uitspraak wordt ingeschreven tijdens de arbeidsovereenkomst tussen de verzekeringnemer en de deelnemer, heeft de gewezen echtgenoot of partner aanspraak op het deel van het partnerpensioen, waar die gewezen echtgenoot of partner aanspraak op zou hebben, als op de datum van inschrijving van de beschikking, respectievelijk de datum waarop een door beide partners ondertekende verklaring of rechterlijke uitspraak wordt ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand de arbeidsovereenkomst tussen de werkgever en de deelnemer zou zijn beëindigd anders dan door het bereiken van de pensioendatum of het overlijden van de deelnemer. Hierop wordt in mindering gebracht het deel van het partnerpensioen, waarop ingevolge deze bepaling een eventueel eerder van de deelnemer gescheiden echtgenoot of gewezen partner aanspraak heeft.
Wanneer de ontbinding van het huwelijk, dan wel de beëindiging van het geregistreerd partnerschap aan de verzekeraar is medegedeeld, verstrekt deze de gewezen echtgenoot of partner een schriftelijke opgave ter zake van het gedeelte
van het partnerpensioen waarop de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft.
B. Indien de beschikking, dan wel een door beide partners ondertekende verklaring of rechterlijke uitspraak wordt ingeschreven na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de verzekeringnemer en de deelnemer, krijgt de gewezen echtgenoot of partner medeverzekerde aanspraak op het partnerpensioen dat op de datum van inschrijving aanwezig is.
Hierop wordt in mindering gebracht het deel van het partnerpensioen, waarop ingevolge de eerste alinea van het hierboven sub A bepaalde een eventueel eerder van de gewezen deelnemer gescheiden echtgenoot of partner aanspraak heeft.
Wanneer de ontbinding van het huwelijk, dan wel de beëindiging van het geregistreerd partnerschap aan de verzekeraar is medegedeeld, verstrekt deze de gewezen echtgenoot of partner een schriftelijke opgave ter zake van het partnerpensioen waarop de gewezen echtgenoot of partner aanspraak heeft gegeven. Het op deze opgave vermelde bedrag van het partnerpensioen is vastgesteld met inachtneming van de laatste alinea van het hierboven sub A bepaalde.
C. De in het bovenstaande omschreven gevolgen treden niet in, indien de (gewezen) deelnemer en diens echtgenoot bij huwelijkse voorwaarden of bij echtscheidingsconvenant anders overeenkomen, dan wel indien de (gewezen) deelnemer en diens partner bij voorwaarden van partnerschap of bij een overeenkomst met het oog op beëindiging van het partnerschap anders overeenkomen. Aan de overeenkomst moet een verklaring van de verzekeraar zijn gehecht, waarin deze verklaart dat hij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
2 Indien de gezamenlijke huishouding anders dan door overlijden van de (gewezen) deelnemer wordt beëindigd, is de hierboven beschreven regeling betreffende echtscheiding en beëindiging van het geregistreerd partnerschap van overeenkomstige toepassing.
3 Als einddatum van de gezamenlijke huishouding geldt de in een aan de werkgever gerichte schriftelijke verklaring van de (gewezen) deelnemer en diens partner opgenomen datum van beëindiging van de gezamenlijke huishouding.
Artikel 25 AFKOOP VAN KLEINE PENSIOENEN
1 a De verzekeraar heeft vanaf twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap het recht om zonder instemming van de gewezen deelnemer de aanspraak op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen binnen zes maanden af te kopen.
De verzekeraar heeft dit recht indien twee jaar na beëindiging van het deelnemerschap het ouderdomspensioen per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen.
b De verzekeraar heeft vanaf de datum van
- echtscheiding, of
- beëindiging van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, of
- beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door omzetting in een huwelijk met dezelfde partner, of
- beëindiging van de gezamenlijke huishouding
het recht om zonder instemming van de gewezen partner het bijzonder partnerpensioen binnen zes maanden af te kopen.
De verzekeraar heeft dit recht indien het bijzonder partnerpensioen dat is opgebouwd op de datum van echtscheiding of beëindiging van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of het geregistreerd partnerschap, anders dan door omzetting in een huwelijk met dezelfde partner of de gezamenlijke huishouding per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen.
c De verzekeraar heeft vanaf het overlijden van de (gewezen) deelnemer het recht om zonder instemming van de gewezen partner of kinderen het partnerpensioen en wezenpensioen binnen zes maanden af te kopen.
De verzekeraar heeft dit recht indien het partnerpensioen en wezenpensioen dat ingaat per jaar minder bedraagt dan het bedrag dat de Pensioenwet noemt voor de afkoop van kleine pensioenen.
2 Vaststelling van het afkoopbedrag geschiedt per de afkoopdatum.
Bij afkoop van het ouderdomspensioen, (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen wordt het afkoopbedrag vastgesteld op basis van een afkoopvoet zoals vermeld in de tabellen in bijlage 1 ‘Afkoopvoeten kleine pensioenen’ bij dit pensioenreglement.
3 De in de bijlage vermelde afkoopvoeten gelden indien de afkoop plaatsvindt in de periode van 1 januari 2008 tot 1 januari 2012. Na deze periode kunnen de afkoopvoeten worden herzien en opnieuw worden vastgesteld voor een bepaalde periode.
4 De verzekeraar heeft het recht de genoemde tabellen gedurende de duur van de overeenkomst te wijzigen indien:
- de herziening geschiedt op grond van een aanwijzing daartoe in wettelijke regelingen of bepalingen
- de herziening verband houdt met het van kracht worden of het van kracht zijn van een wettelijke regeling of een wijziging van een wettelijke regeling.
Artikel 26 TOESLAGEN
Op de premievrije en ingegane pensioenen wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de consumentenprijsindex voor alle huishoudens zoals gepubliceerd door het CBS. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de premievrije en ingegane pensioenen worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De hoogte van de toeslagverlening is (mede) afhankelijk van het percentage dekkingsgraad volgens het onderstaande schema.
Percentage dekkingsgraad einde jaar indexatiepercentage
<110% 0%
110-115% 25% CPI
115-120% 50% CPI
120-125% 75% CPI
125% of meer 100% CPI
In geval van een wijziging of intrekking van de toeslagregeling zal deze wijziging of intrekking gelden voor alle belanghebbenden.
De beleidsuitgangspunten die de werkgever hanteert bij deze voorwaardelijke toeslagregeling voor de premievrije en ingegane pensioen staan in de Bijlage Uitwerking Toeslagregeling.
Artikel 27 PLICHTEN VAN DE DEELNEMER
1 De (gewezen) deelnemer is verplicht de verzekeraar alle gegevens te verschaffen, dan wel te doen verschaffen, die verzekeraar nodig acht voor het sluiten en verhogen van de verzekeringen, dan wel voor het doen van uitkeringen van pensioen.
2 Het niet (doen) verschaffen van gegevens kan leiden tot:
- afwijzen van acceptatie van het risico van verzekeringen of verhogingen daarvan,
- opschorting of het niet verrichten van uitkeringen en/of
- opschorting of het niet verlenen van vrijstelling van premiebetaling bij arbeidsongeschiktheid.
3 Indien de pensioenaanspraken van een deelnemer of gewezen deelnemer niet of onvolledig verzekerd zijn doordat de deelnemer niet aan diens verplichtingen heeft voldaan, zullen de aanspraken de voor de deelnemer verzekerde bedragen niet overtreffen.
Artikel 28 VERVALTERMIJN
Alle vorderingen op de verzekeraar uit hoofde van verzekeringen vervallen door verloop van vijf jaren, tenzij de bevoordeelde in leven is.
Artikel 29 ONVOORZIENE GEVALLEN
In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist de werkgever.
Artikel 30 OVERGANGSBEPALINGEN
Met ingang van 1 januari 2010 heeft Delta Lloyd de pensioenverzekeringen overgenomen van Avero en Aegon.
De verwijzingen in deze overgangsregeling betreffen verwijzingen naar het pensioenreglement – versie 22 oktober 2009 – van Xxxxx dat op 1 januari 2008 in werking is getreden.
Artikel 1
In afwijking van respectievelijk in aanvulling op de artikelen in het pensioenreglement gelden de volgende bepalingen:
Voor de deelnemer die op 31 december 1991 in dienst van de werkgever was en op wie het op deze datum geldende pensioenreglement van de werkgever van toepassing was, gelden de volgende bepalingen.
1 a. Levenslang ouderdomspensioen (artikel 7).
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt de som van:
- per deelnemersjaar tot 1 januari 1992 1,75% van de per 31 december 1991 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar vanaf 1 januari 1992 2% van de per 31 december 1991 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar (maximaal 35) 2% van het verschil van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag en de pensioengrondslag per 31 december 1991.
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt maximaal 70% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag.
b. Voor de deelnemer die op 31 december 1979 een dienstverband had met een arbeidsduur, welke minder bedroeg dan de op dat tijdstip geldende normale arbeidsduur en aan wie op deze datum geen pensioenaanspraken waren toegekend, geldt als datum waarop het dienstverband is aangevangen 1 januari 1980.
c. Voor de deelnemer van wie het dienstverband op of ná 1 januari 1980 is aangevangen en wiens dienstverband onmiddellijk werd voorafgegaan door een dienstverband met een lid van de Werkgeversvereniging voor het Bankbedrijf, is het bepaalde in Pensioenprotocol II van de CAO van toepassing, met inachtneming van hetgeen hieromtrent door de werkgever met de verzekeraar is overeengekomen.
2. In afwijking van resp. in aanvulling op het bepaalde in de voorgaande artikelen gelden voor de vrouwelijke deelnemer, aan wie op 31 december 1986 pensioenaanspraken waren toegekend, en die vóór 31 december 1987 een schriftelijk verzoek bij de werkgever heeft ingediend om de 60-jarige leeftijd als pensioenrichtdatum te handhaven, de volgende bepalingen.
De pensioenleeftijd van 60 jaar heeft uitsluitend betrekking op de tot 17 mei 1990 opgebouwde pensioenaanspraken, waarbij wordt uitgegaan van de per die datum vastgestelde gegevens. Het bepaalde in de “Voorwaarden Uitkeringsflexibiliteit” is niet van toepassing op deze pensioenaanspraken.
De vanaf 17 mei 1990 op te bouwen pensioenaanspraken worden vastgesteld op basis van de pensioenleeftijd van 65 jaar, met dien verstande dat de op te bouwen pensioenaanspraken vanaf 17 mei 1990 uitsluitend betrekking hebben op de nadien doorgebrachte deelnemersjaren. Wijzigingen van pensioenaanspraken na 17 mei 1990 hebben betrekking op de periode vanaf de datum waarop het dienstverband is aangevangen.
a. Pensioendatum (artikel 1, lid 19)
Onder pensioenrichtdatum wordt voor de tot 17 mei 1990 doorgebrachte deelnemersjaren verstaan de eerste van de maand waarin zij de 60-jarige leeftijd bereikt.
b. Levenslang ouderdomspensioen (artikel 7)
1 Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt de som van:
- per deelnemersjaar tot 17 mei 1990 2% van de per 17 mei
1990 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar vanaf 17 mei 1990 tot 31 december 1991
1,75% van de per 17 mei 1990 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar tot 31 december 1991 1,75% van het verschil van de per 31 december 1991 vastgestelde pensioengrondslag en de per 17 mei 1990 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar vanaf 1 januari 1992 2% van de per 31 december 1991vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar (maximaal 35) 2% van het verschil van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag en de per 31 december 1991 vastgestelde pensioengrondslag.
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt maximaal 70% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag.
2. Tevens bestaat er voor de tot 17 mei 1990 doorgebrachte deelnemersjaren een aanspraak op overbruggingspensioen.
Het overbruggingspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum als bedoeld onder letter a van dit lid van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, echter uiterlijk tot en met de maand waarin zij overlijdt.
Het overbruggingspensioen bedraagt, behoudens het bepaalde in artikel 24, per dienstjaar 2 2/7% van het jaarlijkse gezamenlijke pensioenbedrag krachtens de AOW, toekomende aan gehuwden die beiden de 65-jarige leeftijd hebben bereikt, vermeerderd met het bedrag van de premieheffing krachtens de AOW en de Algemene Weduwen- en Wezenwet over het levenslange en het tijdelijke ouderdomspensioen, een en ander gebaseerd op de bedragen, geldend per 17 mei 1990. Voor zover bestanddelen van de uitkeringen krachtens de AOW, de vakantie-uitkering daaronder begrepen, tot 8 juli 1994 niet voor aftrek in aanmerking kwamen, blijven deze bij de vaststelling buiten beschouwing.
Bij de vaststelling van het jaarlijkse pensioenbedrag krachtens de AOW, blijft tevens buiten beschouwing het bedrag van de verhoging van de AOW krachtens artikel 3 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies.
Bij de vaststelling van het bedrag aan premieheffing wordt met ingang van 1 januari 1990 uitgegaan van de premieheffing voor het jaar 1989.
3. Het bepaalde in de artikelen "Aanspraken bij beëindiging van het dienstverband" en "Gevolgen van scheiding", geldt tevens voor het opgebouwde premievrije overbruggingspensioen.
c. Anti-cumulatie van uitkeringen
1. Bij arbeidsongeschiktheid
Indien de deelnemer op de pensioendatum als bedoeld onder letter a van dit lid, recht heeft op een uitkering krachtens wettelijke arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen, worden de uitkeringen van het levenslange ouderdomspensioen tijdelijk verminderd. Deze vermindering vindt uiterlijk plaats tot de eerste van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt.
Indien het dienstverband met de deelnemer evenwel vóór de hierboven genoemde pensioendatum eindigt, wordt de vermindering uitsluitend toegepast indien de deelnemer zowel op de datum van beëindiging van het dienstverband als op de hierboven genoemde pensioendatum recht heeft op een uitkering krachtens wettelijke arbeidsongeschiktheidsvoorzieningen.
Bedoelde vermindering bedraagt bij gehele arbeidsongeschiktheid de som van de uitkeringen van het levenslange ouderdomspensioen ingaande op de 60-jarige leeftijd en het tijdelijke ouderdomspensioen.
Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid wordt bij de vaststelling van deze vermindering rekening gehouden met de in de verzekeringsvoorwaarden vermelde uitkeringspercentages voor arbeidsongeschiktheidspensioen.
2. Bij vrijwillig vervroegde uittreding
Indien de deelnemer op de pensioenrichtdatum als bedoeld onder letter a van dit lid, in aanmerking komt voor uitkeringen uit hoofde van een bij de werkgever geldende regeling voor vrijwillig vervroegde uittreding, worden de uitkeringen van het levenslange ouderdomspensioen tijdelijk verminderd. Deze vermindering vindt plaats tot het moment van beëindiging van de uitkeringen uit hoofde van de regeling van vervroegde uittreding.
Bedoelde vermindering bedraagt bij volledige gebruikmaking van de regeling voor vrijwillig vervroegde uittreding de som van de uitkeringen van het levenslange ouderdomspensioen ingaande op de 60-jarige leeftijd en het tijdelijke ouderdomspensioen. Bij gedeeltelijk vervroegde uittreding wordt de vermindering vastgesteld naar rato van het deelnamepercentage waarin gebruik gemaakt wordt van de regeling voor vrijwillig vervroegde uittreding.
3. Bij voortzetting dienstverband
Indien en voor zover de deelnemer na het bereiken van de 60-jarige leeftijd in dienst blijft van de werkgever, worden
de uitkeringen van het levenslange ouderdomspensioen tijdelijk verminderd.
Deze vermindering vindt uiterlijk plaats tot de eerste van de maand waarin de deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt, respectievelijk de eerdere datum van beëindiging van de dienstverband.
Bedoelde vermindering bedraagt bij volledige voortzetting van het dienstverband de som van de uitkeringen van levenslang ouderdomspensioen ingaande op de 60- jarige leeftijd en het tijdelijke ouderdomspensioen. Bij gedeeltelijke voortzetting van het dienstverband wordt de vermindering vastgesteld op basis van de verhouding tussen de alsdan overeengekomen arbeidsduur en de normale arbeidsduur.
d. Indien het gezamenlijke bedrag van de verzekering van levenslang ouderdomspensioen en overbruggingspensioen ten tijde van ingang gelijk is aan of minder is dan het wettelijk toegestane bedrag voor afkoop, zullen de verzekeringen tezamen met het levenslang partnerpensioen en wezenpensioen door de verzekeraar worden afgekocht onder terhandstelling van de afkoopsom aan de rechthebbende.
Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op een levenslang partnerpensioen en wezenpensioen indien geen levenslange ouderdomspensioen of overbruggingspensioen is verzekerd of zal worden uitgekeerd.
3. In afwijking van resp. in aanvulling op het bepaalde in de voorgaande artikelen resp. het bepaalde in lid 2 van dit artikel, gelden voor de vrouwelijke deelnemer, aan wie op 31 december 1979 pensioenaanspraken waren toegekend, de volgende bepalingen.
De pensioenleeftijd van 60 jaar heeft uitsluitend betrekking op de tot 17 mei 1990 opgebouwde pensioenaanspraken, waarbij wordt uitgegaan van de per die datum vastgestelde gegevens. De vanaf 17 mei 1990 op te bouwen pensioenaanspraken worden vastgesteld op basis van de pensioenleeftijd van 65 jaar, met dien verstande dat de op te bouwen pensioenaanspraken vanaf 17 mei 1990 uitsluitend betrekking hebben op de nadien doorgebrachte deelnemersjaren. Wijzigingen van pensioenaanspraken na 17 mei 1990 hebben betrekking op de periode vanaf de datum waarop het dienstverband is aangevangen.
a. deelnemersjaren (artikel 1, lid 6)
Voor de deelnemer met een pensioenrichtdatum als bedoeld in lid 2, letter a, van dit artikel worden maximaal 30 deelnemersjaren in aanmerking genomen.
Voor de vaststelling van de aanspraak op levenslang ouderdomspensioen dienen de in artikel 1 lid 5, vermelde woorden "leeftijd van 25 jaar" te worden vervangen door "leeftijd van 30 jaar”.
b. Levenslang ouderdomspensioen (artikel 4)
1. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt de som van:
- per deelnemersjaar tot 17 mei 1990 2 1/3% van de per 17 mei 1990 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar vanaf 17 mei 1990 tot 31 december 1991
1,75% van de per 17 mei 1990 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar tot 31 december 1991 1,75% van het verschil van de per 31 december 1991 vastgestelde pensioengrondslag en de per 17 mei 1990 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar vanaf 1 januari 1992 2% van de per 31 december 1991 vastgestelde pensioengrondslag;
- per deelnemersjaar (maximaal 35) 2% van het verschil van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag en de per 31 december 1991 vastgestelde pensioengrondslag.
Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt maximaal 70% van de laatstelijk vastgestelde pensioengrondslag.
2. Tevens bestaat er voor de tot 17 mei 1990 doorgebrachte deelnemersjaren een aanspraak op overbruggingspensioen.
Het overbruggingspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum als bedoeld in lid 2, letter a, van dit artikel van de deelnemer en wordt uitgekeerd tot de eerste van de maand waarin betrokkene de 65- jarige leeftijd bereikt, echter uiterlijk tot en met de maand waarin de deelnemer overlijdt.
Het overbruggingspensioen bedraagt, behoudens het bepaalde in artikel 24, per deelnemersjaar 2 2/3% van het jaarlijkse gezamenlijke pensioenbedrag krachtens de AOW, toekomende aan gehuwden die beiden de 65-jarige leeftijd hebben bereikt,vermeerderd met het bedrag van de premieheffing krachtens de AOW over het levenslange en het tijdelijke ouderdomspensioen, een en ander gebaseerd op de bedragen, geldend per 17 mei 1990.
Voor zover bestanddelen van de uitkeringen krachtens de AOW, de vakantie- uitkering daaronder begrepen, tot 8 juli 1994 niet voor aftrek in aanmerking kwamen, blijven deze bij de vaststelling buiten beschouwing. Bij de vaststelling van het jaarlijkse pensioenbedrag krachtens de AOW, blijft buiten beschouwing het bedrag van de verhoging van de AOW krachtens artikel 3 van de Wet aanpassing uitkeringsregelingen overheveling opslagpremies.
Bij de vaststelling van het bedrag aan premieheffing wordt met ingang van 1 januari 1990 uitgegaan van de premieheffing voor het jaar 1989.
Het bepaalde in de artikelen "Aanspraken bij beëindiging van het dienstverband" en "Gevolgen van scheiding", geldt tevens voor het opgebouwde premievrije overbruggingspensioen.
c. Indien het bedrag van de verzekering van levenslang ouderdomspensioen en overbruggingspensioen ten tijde van ingang gelijk is aan of minder is dan het wettelijk toegestane bedrag voor afkoop, zullen de verzekeringen tezamen met het levenslange
partnerpensioen en wezenpensioen door de verzekeraar worden afgekocht onder terhandstelling van de afkoopsom aan de rechthebbende. Het voorgaande is van overeenkomstige toepassing op een levenslang partnerpensioen en wezenpensioen indien geen levenslang ouderdomspensioen of tijdelijk ouderdomspensioen is verzekerd of zal worden uitgekeerd.
Overgangsbepalingen II Artikel 2
1. Bepalingen met betrekking tot het verbod op onderscheid naar burgerlijke staat in pensioenregelingen, voortvloeiend uit de per 1 januari 2002 gewijzigde Pensioen en spaarfondsenwet en de Algemene wet gelijke behandeling.
a. Vanaf 1 januari 2002 verkrijgt iedere deelnemer op grond van de bepalingen van dit pensioenreglement een levenslang partnerpensioen dat op de pensioenrichtdatum sekseneutraal kan worden uitgeruild voor een hoger levenslang ouderdomspensioen, met dien verstande dat dit levenslange partnerpensioen uitsluitend wordt opgebouwd over de diensttijd ná 1 januari 2002 en de uitruil van het levenslange partnerpensioen uitsluitend op de pensioenrichtdatum kan plaatsvinden;
b. Voorzover voor de deelnemer op grond van het pensioenreglement per 31 december 2001 aanspraak bestaat op een levenslang partnerpensioen, is deze aanspraak per die datum bepaald op basis van de tot 1 januari 2002 doorgebrachte deelnemersjaren.
De voorwaarden zoals opgenomen in het op 31 december 2001 geldende pensioenreglement voor uitkering van het in de eerste volzin bedoelde levenslange partnerpensioen blijven ten aanzien van dat levenslange partnerpensioen van kracht. Ten aanzien van het levenslange partnerpensioen dat wordt verkregen over deelnemersjaren tot 1 januari 2002 als gevolg van salarisstijgingen ná
1 januari 2002 geldt het bepaalde onder a.
c. Per 31 december 2001 is het ongehuwdenpensioen, zoals opgenomen in het op die datum geldende pensioenreglement, premievrij gemaakt alsof de deelnemer op die datum uit dienst zou zijn getreden. De voorwaarden zoals opgenomen in het op 31 december 2001 geldende pensioenreglement voor uitkering van het premievrije ongehuwdenpensioen blijven ten aanzien van het ongehuwdenpensioen van kracht.
Extra partner- en wezenpensioen
In aanvulling op het artikel “Levenslange partnerpensioen” en “Wezenpensioen” heeft de deelnemer, die vóór 1 januari 2006 in dienst is getreden, aanspraak op een extra levenslang partnerpensioen en wezenpensioen ter grootte van het verschil tussen:
b. De per 31 december 2005 vastgestelde aanspraak op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen op basis van het op 31 december 2005 geldende pensioenreglement alsof de deelnemer op die datum uit dienst zou zijn getreden, waarbij ten aanzien van het wezenpensioen van de fictie wordt uitgegaan dat er bij uitdiensttreding tijdsevenredige premievrije aanspraken worden
vastgesteld op overeenkomstige wijze als bij het levenslange ouderdomspensioen en
c. De per 31 december 2005 vastgestelde aanspraak op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen op basis van het vanaf 1 januari 2006 geldende pensioenreglement alsof de deelnemer op die datum uit dienst zou zijn getreden, waarbij ten aanzien van het wezenpensioen van de fictie wordt uitgegaan dat er bij uitdiensttreding tijdsevenredige premievrije aanspraken worden vastgesteld op overeenkomstige wijze als bij het levenslange ouderdomspensioen.
Het verschil wordt opgeteld bij de aanspraak op levenslang partnerpensioen en wezenpensioen volgens het vanaf 1 januari 2006 geldende pensioenreglement.
2. Op het extra levenslange partnerpensioen en wezenpensioen van de actieve deelnemers wordt tijdens het deelnemerschap jaarlijks toeslag verleend conform de stijging van het loonindexcijfer van de Algemene Bank-CAO.
Na de beëindiging van het deelnemerschap wordt op het extra levenslange partnerpensioen en op het ingegane extra levenslange partnerpensioen en het wezenpensioen jaarlijks toeslag verleend van maximaal de consumentenprijsindex voor alle huishoudens zoals gepubliceerd door het CBS. De werkgever beslist evenwel jaarlijks in hoeverre het (al dan niet ingegane) extra levenslange partnerpensioen na de beëindiging van het deelnemerschap wordt aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De hoogte van de toeslagverlening is (mede) afhankelijk van het percentage dekkingsgraad, volgens het onderstaande schema.
Percentage dekkingsgraad einde jaar indexatiepercentage
<110% 0%
110-115% 25% CPI
115-120% 50% CPI
120-125% 75% CPI
125% of meer 100% CPI
De beleidsuitgangspunten die de werkgever na de beëindiging van het deelnemerschap hanteert bij de voorwaardelijke toeslagregeling voor het (al dan niet ingegane) extra levenslange partnerpensioen en wezenpensioen staan in de Bijlage Uitwerking Toeslagregeling.
In geval van een wijziging of intrekking van de toeslagregeling zal deze wijziging of intrekking gelden voor alle belanghebbenden.
3. Voor (gewezen) deelnemers die recht hebben of krijgen op een WAO- uitkering, blijven de bepalingen met betrekking tot (aanvullend) arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing zoals deze golden op 28 december 2005.
Paraplubepaling
De (overgangs)bepalingen die van tijd tot tijd voor de deelnemers van toepassing waren in de voorgaande pensioenreglementen en de daarbij behorende aanhangsels die niet in dit pensioenreglement zijn opgenomen blijven op de gedurende de betreffende periode(s) opgebouwde pensioenaanspraken van toepassing tenzij anders bepaald.
Artikel 31 KLACHTEN
In het hoofdstuk 'Wilt u meer weten?' van de pensioenstartbrief wordt informatie gegeven over de wijze waarop klachten over de pensioenuitvoerder kunnen worden ingediend.
Artikel 32 INWERKINGTREDING
Dit reglement is in werking getreden met ingang van 1 januari 2010 en vervangt per die datum het hiervóór geldende reglement.
Bijlage I Afkoopvoeten kleine pensioenen
Tabel a
Afkoopvoeten ouderdomspensioen op pensioeningangsdatum
Indien het ouderdomspensioen ingaat binnen twee jaar na einde van het deelnemerschap, geldt
bij afkoop op leeftijd | voor het | |
ouderdomspensioen dat ingaat een afkoopvoet van | bij het ouderdomspensioen horende partnerpensioen een afkoopvoet van | |
60 | 14,672 | 3,442 |
61 | 14,293 | 3,501 |
62 | 13,909 | 3,556 |
63 | 13,519 | 3,606 |
64 | 13,124 | 3,652 |
65 | 12,725 | 3,693 |
Een afkoopvoet van 12,725 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 ouderdomspensioen de afkoopsom € 12.725,00 bedraagt.
Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
Tabel b
Afkoopvoeten ingegaan (bijzonder) partnerpensioen
Voor het partnerpensioen of bijzonder partnerpensioen dat ingaat geldt
bij afkoop op leeftijd | een afkoopvoet van | Bij afkoop op leeftijd | Een afkoopvoet van | bij afkoop op leeftijd | Een afkoopvoet van |
18 | 24,141 | 46 | 19,211 | 74 | 9,023 |
19 | 24,035 | 47 | 18,938 | 75 | 8,614 |
20 | 23,924 | 48 | 18,657 | 76 | 8,211 |
21 | 23,810 | 49 | 18,369 | 77 | 7,817 |
22 | 23,692 | 50 | 18,072 | 78 | 7,434 |
23 | 23,570 | 51 | 17,769 | 79 | 7,060 |
24 | 23,444 | 52 | 17,457 | 80 | 6,695 |
25 | 23,313 | 53 | 17,136 | 81 | 6,339 |
26 | 23,177 | 54 | 16,807 | 82 | 5,996 |
27 | 23,037 | 55 | 16,470 | 83 | 5,666 |
28 | 22,890 | 56 | 16,124 | 84 | 5,346 |
29 | 22,739 | 57 | 15,771 | 85 | 5,037 |
30 | 22,582 | 58 | 15,410 | 86 | 4,740 |
31 | 22,420 | 59 | 15,044 | 87 | 4,455 |
32 | 22,251 | 60 | 14,672 | 88 | 4,184 |
33 | 22,078 | 61 | 14,293 | 89 | 3,930 |
34 | 21,898 | 62 | 13,909 | 90 | 3,694 |
35 | 21,711 | 63 | 13,519 | 91 | 3,472 |
36 | 21,520 | 64 | 13,124 | 92 | 3,253 |
37 | 21,321 | 65 | 12,725 | 93 | 3,052 |
38 | 21,115 | 66 | 12,323 | 94 | 2,868 |
39 | 20,903 | 67 | 11,918 | 95 | 2,693 |
40 | 20,683 | 68 | 11,512 | 96 | 2,544 |
41 | 20,457 | 69 | 11,100 | 97 | 2,398 |
42 | 20,222 | 70 | 10,686 | 98 | 2,264 |
43 | 19,981 | 71 | 10,269 | 99 | 2,141 |
44 | 19,732 | 72 | 9,853 | 100 | 2,030 |
45 | 19,475 | 73 | 9,436 |
Een afkoopvoet van 12,725 wil zeggen dat voor iedere € 1.000,00 partnerpensioen de afkoopsom € 12.725,00 bedraagt.
Komt de leeftijd op de pensioendatum niet overeen met een in de tabel vermelde leeftijd, dan wordt herrekend naar de bij die leeftijd horende afkoopvoet.
Tabel c
Afkoopvoeten ouderdomspensioen bij einde deelnemerschap na 2 jaar
Bij einde deelnemerschap geldt na 2 jaar
bij afkoop voor de aanspraak op ouderdomspensioen een afkoopvoet van
op leeftijd | Pd 65 | Pd 64 | Pd 63 | Pd 62 | Pd 61 | Pd 60 |
18 | 2,080 | 2,246 | 2,421 | 2,602 | 2,791 | 2,990 |
19 | 2,158 | 2,330 | 2,510 | 2,699 | 2,895 | 3,101 |
20 | 2,238 | 2,416 | 2,604 | 2,799 | 3,003 | 3,216 |
21 | 2,321 | 2,507 | 2,701 | 2,903 | 3,115 | 3,336 |
22 | 2,407 | 2,600 | 2,801 | 3,012 | 3,231 | 3,460 |
23 | 2,498 | 2,697 | 2,906 | 3,124 | 3,352 | 3,590 |
24 | 2,591 | 2,798 | 3,014 | 3,241 | 3,477 | 3,724 |
25 | 2,687 | 2,902 | 3,127 | 3,362 | 3,607 | 3,863 |
26 | 2,788 | 3,010 | 3,243 | 3,487 | 3,742 | 4,008 |
27 | 2,892 | 3,122 | 3,364 | 3,617 | 3,882 | 4,158 |
28 | 3,000 | 3,239 | 3,490 | 3,754 | 4,027 | 4,314 |
29 | 3,112 | 3,360 | 3,621 | 3,894 | 4,178 | 4,475 |
30 | 3,228 | 3,487 | 3,757 | 4,040 | 4,335 | 4,643 |
31 | 3,350 | 3,618 | 3,898 | 4,191 | 4,497 | 4,817 |
32 | 3,475 | 3,753 | 4,044 | 4,348 | 4,667 | 4,999 |
33 | 3,606 | 3,894 | 4,196 | 4,512 | 4,842 | 5,186 |
34 | 3,741 | 4,041 | 4,354 | 4,682 | 5,024 | 5,381 |
35 | 3,882 | 4,193 | 4,518 | 4,858 | 5,213 | 5,585 |
36 | 4,028 | 4,351 | 4,688 | 5,042 | 5,410 | 5,796 |
37 | 4,180 | 4,515 | 4,866 | 5,232 | 5,615 | 6,015 |
38 | 4,338 | 4,686 | 5,049 | 5,430 | 5,828 | 6,243 |
39 | 4,503 | 4,863 | 5,241 | 5,635 | 6,048 | 6,479 |
40 | 4,673 | 5,048 | 5,440 | 5,850 | 6,278 | 6,725 |
41 | 4,851 | 5,239 | 5,646 | 6,072 | 6,517 | 6,981 |
42 | 5,035 | 5,439 | 5,861 | 6,304 | 6,765 | 7,247 |
43 | 5,228 | 5,647 | 6,086 | 6,544 | 7,024 | 7,525 |
44 | 5,428 | 5,863 | 6,318 | 6,795 | 7,293 | 7,813 |
45 | 5,636 | 6,088 | 6,561 | 7,057 | 7,574 | 8,114 |
46 | 5,854 | 6,323 | 6,815 | 7,329 | 7,866 | 8,427 |
47 | 6,079 | 6,568 | 7,078 | 7,612 | 8,171 | 8,753 |
48 | 6,316 | 6,822 | 7,353 | 7,907 | 8,488 | 9,093 |
49 | 6,561 | 7,088 | 7,639 | 8,216 | 8,819 | 9,448 |
50 | 6,819 | 7,366 | 7,939 | 8,538 | 9,165 | 9,819 |
51 | 7,088 | 7,656 | 8,252 | 8,875 | 9,527 | 10,207 |
52 | 7,369 | 7,960 | 8,580 | 9,228 | 9,905 | 10,612 |
53 | 7,663 | 8,278 | 8,923 | 9,596 | 10,301 | 11,037 |
54 | 7,971 | 8,611 | 9,281 | 9,983 | 10,716 | 11,481 |
55 | 8,294 | 8,960 | 9,658 | 10,388 | 11,150 | 11,947 |
56 | 8,633 | 9,326 | 10,053 | 10,813 | 11,606 | 12,435 |
57 | 8,989 | 9,711 | 10,468 | 11,259 | 12,086 | 12,950 |
58 | 9,365 | 10,117 | 10,906 | 11,730 | 12,592 | 13,491 |
59 | 9,762 | 10,547 | 11,368 | 12,228 | 13,126 | 14,065 |
60 | 10,183 | 11,001 | 11,859 | 12,755 | 13,693 | 14,672 |
61 | 10,629 | 11,483 | 12,379 | 13,315 | 14,293 | |
62 | 11,103 | 11,995 | 12,930 | 13,909 | ||
63 | 11,607 | 12,541 | 13,519 | |||
64 | 12,147 | 13,124 | ||||
65 | 12,725 |
Tabel d
Afkoopvoeten gering partnerpensioen na 2 jaar na einde deelnemerschap, en bijzonder nabestaandenpensioen bij echtscheiding of beëindiging deelnemerschap. Dit betreft de afkoopvoeten ingeval van uitruilbaar partnerpensioen.
Bij echtscheiding, einde geregistreerd partnerschap, einde gezamenlijke huishouding geldt en na 2 jaar na einde van de deelneming
bij afkoop op voor het bij het af te kopen ouderdomspensioen horende partnerpensioeneen afkoopvoet van
leeftijd | Pd 65 | Pd 64 | Pd 63 | Pd 62 | Pd 61 | Pd 60 |
18 | 1,039 | 1,034 | 1,029 | 1,025 | 1,020 | 1,016 |
19 | 1,077 | 1,071 | 1,067 | 1,062 | 1,058 | 1,053 |
20 | 1,116 | 1,111 | 1,106 | 1,101 | 1,097 | 1,092 |
21 | 1,157 | 1,152 | 1,146 | 1,141 | 1,136 | 1,131 |
22 | 1,199 | 1,193 | 1,187 | 1,183 | 1,177 | 1,173 |
23 | 1,242 | 1,236 | 1,230 | 1,225 | 1,219 | 1,215 |
24 | 1,286 | 1,279 | 1,274 | 1,268 | 1,262 | 1,258 |
25 | 1,331 | 1,325 | 1,319 | 1,313 | 1,307 | 1,302 |
26 | 1,378 | 1,372 | 1,365 | 1,359 | 1,353 | 1,348 |
27 | 1,426 | 1,420 | 1,413 | 1,406 | 1,401 | 1,395 |
28 | 1,476 | 1,469 | 1,462 | 1,455 | 1,449 | 1,443 |
29 | 1,526 | 1,519 | 1,512 | 1,505 | 1,498 | 1,492 |
30 | 1,578 | 1,570 | 1,563 | 1,556 | 1,549 | 1,543 |
31 | 1,632 | 1,624 | 1,616 | 1,609 | 1,602 | 1,595 |
32 | 1,687 | 1,679 | 1,670 | 1,663 | 1,656 | 1,649 |
33 | 1,744 | 1,735 | 1,727 | 1,719 | 1,711 | 1,704 |
34 | 1,802 | 1,792 | 1,784 | 1,776 | 1,768 | 1,760 |
35 | 1,862 | 1,852 | 1,843 | 1,834 | 1,827 | 1,819 |
36 | 1,923 | 1,913 | 1,903 | 1,895 | 1,886 | 1,878 |
37 | 1,986 | 1,976 | 1,966 | 1,957 | 1,948 | 1,940 |
38 | 2,050 | 2,039 | 2,029 | 2,020 | 2,011 | 2,002 |
39 | 2,116 | 2,105 | 2,094 | 2,084 | 2,075 | 2,066 |
40 | 2,183 | 2,171 | 2,160 | 2,150 | 2,141 | 2,131 |
41 | 2,252 | 2,240 | 2,228 | 2,218 | 2,208 | 2,198 |
42 | 2,322 | 2,309 | 2,297 | 2,286 | 2,275 | 2,266 |
43 | 2,392 | 2,379 | 2,367 | 2,356 | 2,345 | 2,334 |
44 | 2,465 | 2,451 | 2,439 | 2,427 | 2,415 | 2,405 |
45 | 2,538 | 2,524 | 2,511 | 2,499 | 2,487 | 2,476 |
46 | 2,612 | 2,597 | 2,583 | 2,571 | 2,559 | 2,547 |
47 | 2,686 | 2,671 | 2,656 | 2,644 | 2,631 | 2,619 |
48 | 2,760 | 2,744 | 2,730 | 2,716 | 2,702 | 2,690 |
49 | 2,834 | 2,817 | 2,802 | 2,788 | 2,774 | 2,761 |
50 | 2,908 | 2,891 | 2,875 | 2,860 | 2,846 | 2,832 |
51 | 2,982 | 2,964 | 2,948 | 2,932 | 2,917 | 2,904 |
52 | 3,056 | 3,037 | 3,020 | 3,004 | 2,988 | 2,974 |
53 | 3,128 | 3,108 | 3,091 | 3,075 | 3,058 | 3,043 |
54 | 3,200 | 3,180 | 3,161 | 3,144 | 3,126 | 3,111 |
55 | 3,269 | 3,248 | 3,228 | 3,210 | 3,193 | 3,177 |
56 | 3,335 | 3,313 | 3,293 | 3,274 | 3,255 | 3,238 |
57 | 3,396 | 3,373 | 3,352 | 3,333 | 3,314 | 3,295 |
58 | 3,454 | 3,430 | 3,408 | 3,388 | 3,367 | 3,349 |
59 | 3,508 | 3,483 | 3,460 | 3,439 | 3,418 | 3,399 |
60 | 3,556 | 3,531 | 3,507 | 3,485 | 3,463 | 3,442 |
61 | 3,600 | 3,572 | 3,547 | 3,524 | 3,501 | |
62 | 3,635 | 3,607 | 3,580 | 3,556 | ||
63 | 3,664 | 3,634 | 3,606 | |||
64 | 3,682 | 3,652 | ||||
65 | 3,693 |
Bijlage I I Uitwerking Toeslagregeling
1. Er kunnen alleen toeslagen plaatsvinden indien en voor zover er binnen het gesepareerde depot van Friesland Bank, rekening houdend met alle contractuele verplichtingen en reserveringen, voldoende middelen zijn.
2. Voor de financiering van de voorwaardelijke toeslagen zijn alleen de vrij besteedbare reserves uit het gesepareerd beleggingsdepot gevormd bij de verzekeraar beschikbaar. Onder de vrij besteedbare reserves wordt verstaan het contractuele vermogensoverschot bij een dekkingsgraad hoger dan 110%.
3. De werkgever beslist jaarlijks over de hoogte van de toe te passen voorwaardelijke toeslagen. Bij de vaststelling van de toeslagen wordt de tabel uit het vijfde lid gehanteerd. Daarnaast zal de directie rekening houden met andere omstandigheden die in het kader van het arbeidsvoorwaardenbeleid van belang zijn.
4. De voorwaardelijke toeslag op de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken per 1 januari van enig jaar op basis van de CPI-index kan uitsluitend plaatsvinden indien en voorzover er zich aan het einde van het voorafgaande jaar in het depot voldoende middelen bevinden, en wel volgens het volgende schema:
5. Percentage dekkingsgraad einde jaar indexatiepercentage
<110% 0% x CPI
110% tot 115% 25,00%x CPI
115% tot 120% 50,00%x CPI
120% tot 125% 75,00%x CPI
125% of meer 100,00%x CPI
6. De in de eerste kolom beschreven dekkingsgraad wordt als volgt bepaald:
De dekkingsgraad is de verhouding tussen bezittingen enerzijds en verplichtingen anderzijds. De bezittingen worden gewaardeerd als de marktwaarde of reële waarde van de beleggingen van het beleggingsdepot (reële waarde beleggingen).
7. De verplichtingen worden gewaardeerd als de contante waarde van de (nominale) pensioenverplichtingen berekend op basis van de tarieven van de verzekeraar, waaronder de rekenrentevoet en sterftetafel van het verzekeringscontract.
8. De in lid 5 genoemde voorwaardelijke toeslagen kunnen plaatsvinden conform het in de tweede kolom genoemde percentage, waarbij het toeslagniveau echter beperkt wordt tot maximaal het niveau dat uit de vrije reserves van het depot kan worden gefinancierd. Verder zal het indexatieniveau zodanig zijn beperkt dat de dekkingsgraad door indexatie niet beneden de 110% komt.
9. De werkgever zal jaarlijks na het bekend worden van de definitieve CPI en nadat de werkgever een besluit over de hoogte van de toeslagen heeft genomen, naar de Ondernemingsraad schriftelijk bekendmaken wat de CPI-stijging is over de maatgevende periode. Tevens zal de werkgever schriftelijk en gemotiveerd aangeven of deze uitkomst naar de mening van de werkgever op grond van de dekkingsgraad, de ontwikkeling van de vrije reserves binnen het gesepareerd depot en andere ontwikkelingen wordt toegepast conform het hiervoor beschreven schema.
10. Mocht zich op basis van de ontwikkelingen in het gesepareerd depot een situatie voordoen dan wel andere ontwikkelingen waarbij de genoemde toeslagen niet conform het hiervoor beschreven schema in de CPI-index kan worden toegekend, dan zal de werkgever, direct na de schriftelijke aankondiging, daarover in overleg treden met de Pensioencommissie.
11. Tijdens dit overleg zullen onderwerpen als dekkingsgraad, rente-ontwikkeling, actuariële beschouwingen en verwachtingen voor de kortere en langere termijn worden besproken. Op grond van deze ontwikkelingen zal de werkgever een onderbouwd voorstel doen toekomen aan de Ondernemingsraad omtrent de hoogte van de toeslagen. Eventueel zullen de werkgever en de Ondernemingsraad op grond van de verwachtingen voor de kortere en langere termijn een plan neerleggen met als intentie een eventuele achterstand op de CPI- index geheel of gedeeltelijk te repareren.
12 Als de dekkingsgraad aan het einde van enig jaar ten minste 125% bedraagt, dan zal er in het daaropvolgende jaar voor de werkgever een premiekorting vanuit de extra reserve gehanteerd worden voorzover de dekkingsgraad daardoor niet beneden de 125% komt.
Bijlage III
behorende bij het pensioenreglement I voor de werknemers van Friesland Bank N.V., gevestigd te Leeuwarden, hierna te noemen de werkgever,
PENSIOENTOEKENNING OVER PERSOONLIJKE TIJDREKENING-REGELING
(ptr-pensioenregeling)
In aanvulling op het bepaalde in het voor de werknemer geldende pensioenreglement worden aan de werknemer tevens pensioenaanspraken toegekend over de genoten geldelijke beloning op grond van de persoonlijke tijdrekening-regeling.
Algemeen:
De ptr-pensioenregeling is een aanvullende pensioenregeling naast de reeds bestaande pensioenregeling als verwoord in pensioenreglement I. De desbetreffende bepalingen in dit pensioenreglement zijn van overeenkomstige toepassing op deze aanvullende pensioenregeling.
Pensioenleeftijd:
De pensioenleeftijd is 65 jaar.
Pensioensystematiek:
De ptr-pensioenregeling betreft een uitkeringsovereenkomst op basis van de middenloonsystematiek. Op de binnen de ptr-pensioenregeling opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers wordt tijdens het deelnemerschap binnen pensioenreglement I jaarlijks toeslag verleend conform de stijging van het loonindexcijfer van de Algemene Bank-CAO. Na de beëindiging van het deelnemerschap wordt op de premievrije en ingegane pensioenen jaarlijks toeslag verleend van maximaal de consumentenprijsindex voor alle huishoudens zoals gepubliceerd door het CBS, zoals die ook van toepassing is op pensioenreglement I. De beleidsuitgangspunten die de werkgever na de beëindiging van het deelnemerschap hanteert bij de voorwaardelijke toeslagregeling voor het (al dan niet ingegane) pensioen uit de ptr-pensioenregeling staan in de Bijlage Uitwerking Toeslagregeling.
Pensioentoekenning:
Het pensioen in de ptr-pensioenregeling wordt telkens per 1 januari van een jaar toegekend over het in december van de in het voorafgaande jaar door de werkgever aan de werknemer uitbetaalde ptr-vergoeding.
Het pensioen in de ptr-pensioenregeling wordt eveneens toegekend over de na afloop van het dienstverband door de werkgever aan de werknemer uitbetaalde ptr-vergoeding. Indien de werknemer na opname in de ptr-pensioenregeling een jaar geen ptr-vergoeding heeft ontvangen, dan wordt door Friesland Bank N.V. een pensioengrondslag van € 0,- opgegeven in verband met de toekenning van toeslagen over opgebouwde rechten.
Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid wordt meeverzekerd conform het voor de werknemer geldende pensioenreglement.
Pensioenvormen: Toegekend worden:
Levenslang ouderdomspensioen Levenslang partnerpensioen (onbepaalde partner m/v)
Extra levenslang partnerpensioen (onbepaalde partner m/v)
Wezenpensioen tot 21 jaar (of studerend tot 27 jaar)
Pensioenhoogte:
Levenslang ouderdomspensioen 1,75 % x ptr-pensioengrondslag x toekomstige diensttijd
Levenslang partnerpensioen, uitruilbaar 70% x OP
Extra levenslang partnerpensioen, uitruilbaar De hoogte is vastgesteld overeenkomstig
de bepalingen met betrekking tot dit extra pensioen in de“overgangsbepalingen” van het pensioenreglement
Wezenpensioen tot 21 jaar 14% x OP (of studerend 27jr)
INWERKINGTREDING
Dit addendum is in werking getreden op 1 januari 2010 en vervangt het addendum van 1 januari 2006.