Contract
76 (2005) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2005 Nr. 197
A. TITEL
Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie;
(met Bijlagen) Prüm, 27 mei 2005
B. TEKST1)
Verdrag tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk inzake de intensivering van de grens- overschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie
De hoge Verdragsluitende Partijen bij dit Verdrag, zijnde lidstaten van de Europese Unie,
Overwegende dat het in een ruimte van vrij verkeer van personen van belang is dat de lidstaten van de Europese Unie hun samenwerking ver- sterken teneinde terrorisme, grensoverschrijdende criminaliteit en ille- gale migratie effectiever te bestrijden,
In het streven – onverminderd de bepalingen van het Verdrag betref- fende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap – ter verdere ontwikkeling van de Europese samenwer- king een voortrekkersrol bij de totstandkoming van een zo hoog moge- lijke standaard op het gebied van de samenwerking te vervullen, met
1) De Duitse, de Spaanse en de Franse tekst zijn niet afgedrukt
name door verbeterde gegevensuitwisseling, in het bijzonder op het ter- rein van de bestrijding van terrorisme, de grensoverschrijdende crimina- liteit alsmede de illegale migratie, en de deelname aan deze samenwer- king voor alle andere lidstaten van de Europese Unie open te stellen,
In het streven de regelingen van dit Verdrag in het juridisch raamwerk van de Europese Unie op te nemen teneinde binnen de Europese Unie verbetering van de gegevensuitwisseling, in het bijzonder op het terrein van de bestrijding van terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit alsmede de illegale migratie, te bereiken en hiervoor de noodzakelijke juridische en technische voorwaarden te creëren,
Met inachtneming van de grondrechten voortvloeiend uit het Hand- vest van de grondrechten van de Europese Unie, het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrij- heden alsmede de gezamenlijke grondwettelijke tradities van de betrok- ken staten, in het bijzonder in het bewustzijn dat de verstrekking van persoonsgegevens aan een andere Verdragsluitende Partij vereist dat een redelijk niveau van gegevensbescherming door de ontvangende Verdrag- sluitende Partij gewaarborgd is,
Overwegend dat – onverminderd het thans geldende nationale recht – adequate gerechtelijke controle van de in dit Verdrag voorziene maatre- gelen, gehandhaafd en geregeld dient te worden,
In het streven dit Verdrag door nadere overeenkomsten aan te vullen teneinde de geautomatiseerde bevraging van gegevens uit andere ge- schikte registers mogelijk te maken, voor zover zulks ter intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking noodzakelijk en redelijk is,
Zijn als volgt overeengekomen:
HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN DEEL
Artikel 1
Grondbeginselen van het Verdrag
1. De Verdragsluitende Partijen beogen met dit Verdrag de grens- overschrijdende samenwerking, in het bijzonder de onderlinge gegevens- uitwisseling, te intensiveren.
2. Deze samenwerking laat onverlet het recht van de Europese Unie en het staat elke lidstaat van de Europese Unie vrij hiertoe overeenkom- stig dit Verdrag toe te treden.
3. De samenwerking in het kader van dit Verdrag is gericht op de ont- wikkeling van initiatieven ter bevordering van de Europese samenwer- king op de in dit Verdrag beschreven terreinen.
4. Uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding van dit Verdrag wordt op basis van een evaluatie van de ervaringen opgedaan bij de uitvoering van dit Verdrag, in overleg met de Europese Commissie respectievelijk op voorstel van de Europese Commissie, met inachtneming van de bepalin- gen van het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, een initiatief voorgelegd dat tot doel heeft de regelingen van dit Verdrag in het juridisch raamwerk van de Europese Unie op te nemen.
5. De Verdragsluitende Partijen rapporteren regelmatig gezamenlijk aan de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie over de voortgang van de samenwerking.
HOOFDSTUK 2
DNA-PROFIELEN, DACTYLOSCOPISCHE EN OVERIGE GEGEVENS
Artikel 2
Aanleggen van nationale DNA-analysebestanden
1. De Verdragsluitende Partijen verplichten zich ter opsporing van strafbare feiten, nationale DNA-analysebestanden aan te leggen en te beheren. De verwerking van de in deze bestanden opgeslagen gegevens op grond van dit Verdrag geschiedt behoudens de overige bepalingen van dit Verdrag met inachtneming van het voor de verwerkingsprocedure geldende nationale recht.
2. Ter uitvoering van dit Verdrag waarborgen de Verdragsluitende Partijen dat linkgegevens uit het nationale DNA-analysebestand, als bedoeld in de eerste volzin van het eerste lid, aanwezig zijn. Link- gegevens omvatten uitsluitend de op basis van het niet gecodeerde gedeelte van het DNA vastgestelde DNA-profielen* en een kenmerk. Linkgegevens mogen geen gegevens bevatten op basis waarvan de betrokkene rechtstreeks kan worden geïdentificeerd. Linkgegevens die niet aan een persoon kunnen worden gekoppeld – open sporen –, dienen als zodanig herkenbaar te zijn.
3. Bij neerlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding, goed- keuring of toetreding benoemt elke Verdragsluitende Partij de nationale DNA-analysebestanden, waarop de artikelen 2 tot en met 6 van toepas- sing zijn, alsmede de voorwaarden voor de geautomatiseerde bevraging, bedoeld in artikel 3, eerste lid.
* voor de Bondsrepubliek Duitsland zijn DNA-profielen in de zin van dit ver- drag DNA-Identifizierungsmuster.
Artikel 3
Geautomatiseerde bevraging van DNA-profielen
1. Ter opsporing van strafbare feiten verlenen de Verdragsluitende Partijen aan de nationale contactpunten van de andere Verdragsluitende Partijen, bedoeld in artikel 6, toegang tot de linkgegevens van hun DNA- analysebestanden, met het recht deze geautomatiseerd te bevragen door middel van een vergelijking van de DNA-profielen. De bevoegdheid tot bevraging mag uitsluitend in individuele gevallen en met inachtneming van het nationale recht van de bevragende Verdragsluitende Partij wor- den uitgeoefend.
2. Indien bij een geautomatiseerde bevraging wordt vastgesteld dat een verstrekt DNA-profiel met een in het bestand van de ontvangende Partij opgeslagen DNA-profiel overeenkomt, ontvangt het bevragende contactbureau geautomatiseerd de informatie over de aanwezigheid van een hit en het kenmerk. Indien geen overeenkomst kan worden vastge- steld, wordt zulks geautomatiseerd meegedeeld.
Artikel 4
Geautomatiseerde vergelijking van DNA-profielen
1. Ter opsporing van strafbare feiten vergelijken de Verdragsluitende Partijen met wederzijds goedvinden via hun nationale contactpunten de DNA-profielen van hun open sporen met alle DNA-profielen uit link- gegevens van de andere nationale DNA-analysebestanden. De verstrek- king en vergelijking geschieden geautomatiseerd. De verstrekking ter vergelijking van de DNA-profielen van de open sporen geschiedt uitslui- tend in die gevallen waarin het nationale recht van de verzoekende Verdragsluitende Partij hierin voorziet.
2. Indien een Verdragsluitende Partij bij de vergelijking, bedoeld in het eerste lid, vaststelt dat verstrekte DNA-profielen met die in haar DNA-analysebestand overeenkomen, verstrekt zij onverwijld aan het nationale contactpunt van de andere Verdragsluitende Partij de link- gegevens waarmee een overeenkomst is vastgesteld.
Artikel 5
Verstrekking van nadere persoonsgegevens en overige informatie
Indien in het kader van de procedure, bedoeld in de artikelen 3 en 4, wordt vastgesteld dat DNA-profielen overeenkomen, is het nationale recht, met inbegrip van de rechtshulpvoorschriften, van de aangezochte Verdragsluitende Partij bepalend voor de verstrekking van nadere, met betrekking tot de linkgegevens aanwezige persoonsgegevens en overige informatie.
Artikel 6
Nationaal contactpunt en uitvoeringsafspraak
1. Ter uitvoering van de gegevensverstrekking, bedoeld in de artike- len 3 en 4, benoemt elke Verdragsluitende Partij een nationaal contact- punt. Bepalend voor de bevoegdheden van het contactpunt is het van toepassing zijnde nationale recht.
2. De bijzonderheden met betrekking tot de technische invulling van de in de artikelen 3 en 4 beschreven procedures worden door middel van een uitvoeringsafspraak als bedoeld in artikel 44 geregeld.
Artikel 7
Afname van celmateriaal en verstrekking van DNA-profielen
Indien in het kader van een lopend opsporingsonderzoek of strafrech- telijke procedure geen DNA-profiel beschikbaar is van een bepaalde per- soon die zich op het grondgebied van een aangezochte Verdragsluitende Partij bevindt, verleent de aangezochte Verdragsluitende Partij rechts- hulp door het afnemen en onderzoeken van celmateriaal van deze per- soon evenals door verstrekking van het verkregen DNA-profiel, indien:
1. de verzoekende Verdragsluitende Partij meedeelt voor welk doel zulks vereist is;
2. de verzoekende Verdragsluitende Partij een naar het recht van laatstgenoemde vereist onderzoeksbevel of verklaring van de be- voegde autoriteit overlegt, waaruit blijkt dat aan de voorwaarden voor het afnemen en onderzoeken van celmateriaal zou zijn vol- daan indien de desbetreffende persoon zich op het grondgebied van de verzoekende Verdragsluitende Partij zou bevinden; en
3. naar het recht van de aangezochte Verdragsluitende Partij aan de voorwaarden voor het afnemen en onderzoeken van celmateriaal alsmede aan de voorwaarden voor de verstrekking van het verkre- gen DNA-profiel, is voldaan.
Artikel 8
Dactyloscopische gegevens
Ter uitvoering van dit Verdrag waarborgen de Verdragsluitende Par- tijen dat linkgegevens voor het bestand van de ter voorkoming en opspo- ring van strafbare feiten opgezette nationale geautomatiseerde dactylo- scopische identificatiesystemen voorhanden zijn. Linkgegevens omvatten uitsluitend dactyloscopische gegevens en een kenmerk. De linkgegevens mogen geen gegevens bevatten op basis waarvan de betrokkene recht- streeks kan worden geïdentificeerd. Linkgegevens die niet aan een per- soon kunnen worden gekoppeld – open sporen –, dienen als zodanig her- kenbaar te zijn.
Artikel 9
Geautomatiseerde bevraging van dactyloscopische gegevens
1. Ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten verlenen de Verdragsluitende Partijen aan de nationale contactpunten van de andere Verdragsluitende Partijen, bedoeld in artikel 11, toegang tot de link- gegevens van de geautomatiseerde dactyloscopische identificatie- systemen die zij te dien einde hebben opgezet, zulks met het recht deze geautomatiseerd te bevragen door middel van een vergelijking van de dactyloscopische gegevens. De bevoegdheid tot bevraging mag uitslui- tend in individuele gevallen en met inachtneming van het nationale recht van de bevragende Verdragsluitende Partij worden uitgeoefend.
2. De definitieve koppeling van een dactyloscopisch gegeven aan een linkgegeven van de met het bestandsbeheer belaste Verdragsluitende Partij geschiedt door het bevragende nationale contactpunt aan de hand van de geautomatiseerd verstrekte linkgegevens, die voor de eenduidige koppeling noodzakelijk zijn.
Artikel 10
Verstrekking van nadere persoonsgegevens en overige informatie
Indien in het kader van de procedure, als bedoeld in artikel 9, wordt vastgesteld dat dactyloscopische gegevens overeenkomen, is het natio- nale recht, met inbegrip van de rechtshulpvoorschriften, van de aange- zochte Verdragsluitende Partij bepalend voor de verstrekking van na- dere, met betrekking tot de linkgegevens aanwezige persoonsgegevens en overige informatie.
Artikel 11
Nationaal contactpunt en uitvoeringsafspraak
1. Ter uitvoering van de gegevensverstrekking, als bedoeld in artikel 9, benoemt elke Verdragsluitende Partij een nationaal contactpunt. Bepa- lend voor de bevoegdheden van het contactpunt is het hiervoor van toe- passing zijnde nationale recht.
2. De bijzonderheden met betrekking tot de technische invulling van de in artikel 9 beschreven procedures worden door middel van een uitvoeringsafspraak als bedoeld in artikel 44 geregeld.
Artikel 12
Geautomatiseerde bevraging van gegevens uit de kentekenregisters
1. Ter voorkoming en opsporing van strafbare feiten alsmede ter afhandeling van overtredingen die in de bevragende staat tot de be-
voegdheid van de rechtbanken of het Openbaar Ministerie behoren, en ter handhaving van de openbare orde en veiligheid, verlenen de Verdrag- sluitende Partijen aan de nationale contactpunten van de andere Verdrag- sluitende Partijen, bedoeld in het tweede lid, toegang tot de volgende gegevens uit de nationale kentekenregisters, zulks met het recht deze in individuele gevallen geautomatiseerd te bevragen:
1. gegevens met betrekking tot de eigenaars of houders; en
2. gegevens met betrekking tot voertuigen.
De bevraging mag uitsluitend met gebruikmaking van een volledig chassisnummer of een volledig kenteken worden gedaan. De bevoegd- heid tot bevraging mag uitsluitend met inachtneming van het nationale recht van de bevragende Verdragsluitende Partij worden uitgeoefend.
2. Ter uitvoering van de gegevensuitwisseling, bedoeld in het eerste lid, benoemt elke Verdragsluitende Partij een nationaal contactpunt voor inkomende verzoeken. Bepalend voor de bevoegdheden van het contact- punt is het van toepassing zijnde nationale recht. De bijzonderheden met betrekking tot de technische invulling van de procedure worden door middel van een uitvoeringsafspraak als bedoeld in artikel 44 geregeld.
Artikel 13
Verstrekking van niet persoonsgebonden gegevens
Ter voorkoming van strafbare feiten en ter handhaving van de open- bare orde en veiligheid in samenhang met grootschalige evenementen met een grensoverschrijdende dimensie, in het bijzonder op het gebied van sport of bijeenkomsten van de Europese Raad, verstrekken de Verdragsluitende Partijen elkaar zowel op verzoek als op eigen initiatief, met inachtneming van het nationale recht van de verstrekkende Verdrag- sluitende Partij, nietpersoonsgebonden gegevens die hiertoe noodzake- lijk kunnen zijn.
Artikel 14
Verstrekking van persoonsgegevens
1. Ter voorkoming van strafbare feiten en ter handhaving van de openbare orde en veiligheid in samenhang met grootschalige evenemen- ten met een grensoverschrijdende dimensie, in het bijzonder op het gebied van sport of bijeenkomsten van de Europese Raad, verstrekken de Verdragsluitende Partijen elkaar zowel op verzoek als op eigen ini- tiatief persoonsgegevens, indien onherroepelijke veroordelingen of an- dere feiten het vermoeden rechtvaardigen dat de desbetreffende perso- nen tijdens het evenement strafbare feiten zullen begaan of dat zij een gevaar voor de openbare orde en veiligheid vormen, voor zover de ver- strekking van deze gegevens overeenkomstig het nationale recht van de verstrekkende Verdragsluitende Partij is toegestaan.
2. De persoonsgegevens mogen uitsluitend worden verwerkt voor de in het eerste lid omschreven doeleinden en in het kader van het nauw- keurig omschreven evenement waarvoor deze werden meegedeeld. De verstrekte gegevens dienen onverwijld te worden gewist, voor zover de doeleinden, bedoeld in het eerste lid, zijn verwezenlijkt of niet meer ver- wezenlijkt kunnen worden. De verstrekte gegevens dienen in elk geval uiterlijk na een jaar te worden gewist.
Artikel 15
Nationaal contactpunt
Ter uitvoering van de gegevensverstrekking, bedoeld in de artikelen 13 en 14 , benoemt elke Verdragsluitende Partij een nationaal contact- punt. Bepalend voor de bevoegdheden van het nationale contactpunt is het van toepassing zijnde nationale recht.
HOOFDSTUK 3
MAATREGELEN TER VOORKOMING VAN TERRORISTISCHE STRAFBARE FEITEN
Artikel 16
Verstrekking van informatie ter voorkoming van terroristische strafbare feiten
1. Ter voorkoming van terroristische strafbare feiten kunnen de Verdragsluitende Partijen aan de nationale contactpunten van de andere Verdragsluitende Partijen, bedoeld in het derde lid, met inachtneming van het nationale recht, in individuele gevallen, ook zonder verzoek de in het tweede lid genoemde persoonsgegevens en informatie verstrek- ken, voor zover zulks noodzakelijk is omdat bepaalde feiten het vermoe- den rechtvaardigen dat de betrokkenen strafbare feiten als bedoeld in de artikelen 1 tot en met 3 van het Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding zul- len begaan.
2. Tot de te verstrekken gegevens en informatie behoren namen, voor- namen, geboortedatum en geboorteplaats alsmede de beschrijving van de feiten die aanleiding geven tot het vermoeden, bedoeld in het eerste lid.
3. Elke Verdragsluitende Partij benoemt een nationaal contactpunt dat is belast met de gegevensuitwisseling met de contactpunten van de andere Verdragsluitende Partijen. Bepalend voor de bevoegdheden van het nationale contactpunt is het van toepassing zijnde nationale recht.
4. De verstrekkende autoriteit kan, met inachtneming van het natio- nale recht, voorwaarden verbinden aan het gebruik van deze gegevens en informatie door de ontvangende autoriteit. De ontvangende autoriteit is aan deze voorwaarden gebonden.
Artikel 17
Vluchtbegeleiders
1. Elke Verdragsluitende Partij beslist zelfstandig op grond van haar nationale beleid met betrekking tot de beveiliging van de luchtvaart, over de inzet van vluchtbegeleiders in de luchtvaartuigen die bij deze Verdragsluitende Partij zijn geregistreerd. De inzet van deze vlucht- begeleiders geschiedt in overeenstemming met het Verdrag van Chicago van 7 december 1944 betreffende de internationale burgerlijke luchtvaart met bijlagen, in het bijzonder bijlage 17, en de documenten die hieraan uitvoering geven, en met inachtneming van de bevoegdheden van de gezagvoerder uit hoofde van het Verdrag van Tokio van 14 september 1963 inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, alsmede met overige daarop van toepassing zijnde volkenrechtelijke regelingen voorzover ze voor de betrokken Verdragsluitende Partijen bindend zijn.
2. Vluchtbegeleiders als bedoeld in dit Verdrag zijn politieambtenaren of overeenkomstig opgeleid overheidspersoneel, die tot taak hebben de beveiliging aan boord van luchtvaartuigen te handhaven.
3. De Verdragsluitende Partijen ondersteunen elkaar wederzijds bij de opleiding en bijscholing van vluchtbegeleiders en werken nauw samen met betrekking tot vragen over de uitrusting van vluchtbegeleiders.
4. Voordat een Verdragsluitende Partij vluchtbegeleiders inzet, dient het bevoegde nationale coördinatiepunt van de desbetreffende Verdrag- sluitende Partij de inzet van vluchtbegeleiders schriftelijk aan te melden. De aanmelding geschiedt ten minste drie dagen voor de desbetreffende vlucht van of naar een luchthaven van een andere Verdragsluitende Par- tij bij het bevoegde nationale coördinatiepunt van de andere Verdrag- sluitende Partij. Bij acuut gevaar dient de aanmelding onverwijld te geschieden, in beginsel voor de landing.
5. De schriftelijke aanmelding, bevat de in Bijlage 1 van het Verdrag genoemde informatie en wordt door de Verdragsluitende Partijen ver- trouwelijk behandeld. De Verdragsluitende Partijen kunnen door middel van een afzonderlijke afspraak een wijziging van Bijlage 1 overeenko- men.
Artikel 18
Meevoeren van bewapening, munitie en uitrusting
1. De Verdragsluitende Partijen verlenen aan de door de andere Verdragsluitende Partijen ingezette vluchtbegeleiders op verzoek alge- mene toestemming bewapening, munitie en uitrusting mee te voeren op vluchten van of naar de luchthavens van de Verdragsluitende Partijen.
Deze toestemming omvat het meevoeren van bewapening en munitie aan boord van luchtvaartuigen alsmede, met inachtneming van het tweede lid, in de niet algemeen toegankelijke veiligheidszones van een luchtha- ven van de desbetreffende Verdragsluitende Partij.
2. Het meevoeren van bewapening en munitie is aan de volgende voorwaarden gebonden:
1. Het is niet toegestaan het luchtvaartuig op luchthavens met bewapening en munitie te verlaten of zich in niet algemeen toegan- kelijke veiligheidszones van een luchthaven van een andere Verdragsluitende Partij op te houden, tenzij zulks onder begelei- ding van een vertegenwoordiger van de bevoegde nationale auto- riteit van de desbetreffende andere Verdragsluitende Partij ge- schiedt.
2. Meegevoerde bewapening en munitie worden onverwijld na het verlaten van het luchtvaartuig onder begeleiding veilig en onder toezicht bewaard op een door de bevoegde nationale autoriteit aan te wijzen afgiftepunt.
Artikel 19
Nationale contact- en coördinatiepunten
Ter uitvoering van de taken uit hoofde van de artikelen 17 en 18 benoemt elke Verdragsluitende Partij een nationaal contact- en coördinatiepunt.
HOOFDSTUK 4
MAATREGELEN TER BESTRIJDING VAN DE ILLEGALE MIGRATIE
Artikel 20
Documentadviseurs
1. De Verdragsluitende Partijen maken op basis van gezamenlijke situatiebeoordelingen en met in achtneming van de relevante bepalingen van Verordening (EG) Nr. 377/2004 van de Raad van de Europese Unie van 19 februari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen, afspraken over de uitzending van documentadviseurs naar staten, die als land van herkomst of transitland van illegale migratie worden aangemerkt.
2. Op basis van hun nationale recht wisselen de Verdragsluitende Par- tijen regelmatig de via de werkzaamheden van hun documentadviseurs verzamelde informatie over de illegale migratie uit.
3. Bij uitzending van documentadviseurs kunnen de Verdragsluitende Partijen een Verdragsluitende Partij met de coördinatie van concrete maatregelen belasten. Deze coördinatie kan tijdelijk zijn.
Artikel 21
Taken van de documentadviseurs
De door de Verdragsluitende Partijen uitgezonden documentadviseurs oefenen met name de volgende taken uit:
1. advisering en opleiding van de buitenlandse vertegenwoordigin- gen van de Verdragsluitende Partijen in paspoort- en visum- aangelegenheden, in het bijzonder bij de herkenning van valse en vervalste documenten en het misbruik van documenten en de ille- gale migratie;
2. advisering en opleiding van vervoersondernemingen ten aanzien van de verplichtingen die voor hen voortvloeien uit de Overeen- komst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen en uit Bijlage 9 van het Verdrag van Chicago van 7 december 1944 betreffende de internationale burgerlijke luchtvaart betreffende de herkenning van valse en vervalste documenten alsmede ten aanzien van de dienaangaande geldende inreisbepalingen; en
3. advisering en opleiding van de met de grenscontrole belaste autoriteiten en instellingen van het gastland.
De bevoegdheden van de buitenlandse vertegenwoordigingen en de met grenscontrole belaste autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen blijven onverlet.
Artikel 22
Nationale contact- en coördinatiepunten
De Verdragsluitende Partijen benoemen nationale contact- en coördinatiepunten die als aanspreekpunt dienen voor de coördinatie bij de uitzending van documentadviseurs alsmede voor de voorbereiding, uitvoering, begeleiding en evaluatie van advies- en opleidings- maatregelen.
Artikel 23
Ondersteuning bij repatriëringsmaatregelen
1. De Verdragsluitende Partijen ondersteunen elkaar bij repatriërings- maatregelen met in achtneming van de beschikking 2004/573/EG van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn geno- men van het grondgebied van twee of meer lidstaten en Richtlijn 2003/ 110/EG van de Raad van de Europese Unie van 25 november 2003
betreffende de ondersteuning bij doorgeleiding in het kader van maatre- gelen tot verwijderingen door de lucht. Zij informeren elkaar vroegtijdig over geplande repatriëringsmaatregelen en stellen de andere Verdrag- sluitende Partijen, voor zover mogelijk, in de gelegenheid hieraan deel te nemen. Bij gezamenlijke repatriëringsmaatregelen stemmen de Verdragsluitende Partijen over de begeleiding van de te repatriëren per- sonen en de veiligheidsmaatregelen met elkaar af.
2. Een Verdragsluitende Partij mag te repatriëren personen, zo nodig, over het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij repatriëren. De beslissing over de repatriëringsmaatregel berust bij de Verdrag- sluitende Partij over wier grondgebied de repatriëring zal geschieden. Bij de beslissing over de repatriëring bepaalt zij de voorwaarden voor de uitvoering ervan en legt, zo nodig, tevens de naar haar nationale recht toegestane vrijheidsbeperkende middelen aan de te repatriëren persoon op.
3. Ter voorbereiding en uitvoering van repatriëringsmaatregelen be- noemen de Verdragsluitende Partijen nationale contactpunten. De des- kundigen komen regematig in een werkgroep bijeen teneinde:
1. de resultaten van eerdere acties te evalueren en hiermee bij de verdere voorbereiding en uitvoering rekening te houden;
2. alle eventuele problemen in verband met de transit bedoeld in het tweede lid, te onderzoeken en oplossingen voor deze proble- men te vinden.
HOOFDSTUK 5
OVERIGE VORMEN VAN SAMENWERKING
Artikel 24
Gezamenlijke vormen van optreden
1. Ter intensivering van de politiële samenwerking kunnen de door de Verdragsluitende Partijen benoemde bevoegde autoriteiten gezamenlijke patrouilles en andere vormen van gezamenlijk optreden ter handhaving van de openbare orde en veiligheid en ter voorkoming van strafbare fei- ten instellen, waarbij de door de Verdragsluitende Partijen benoemde ambtenaren of ander overheidspersoneel (hierna: ambtenaren), van an- dere Verdragsluitende Partijen aan optredens op het grondgebied van een Verdragsluitende Partij meewerken.
2. Elke Verdragsluitende Partij kan als gaststaat, met inachtneming van haar nationale recht, ambtenaren van andere Verdragsluitende Par- tijen met toestemming van de zendstaat in het kader van gezamenlijke vormen van optreden soevereine bevoegdheden toekennen of, voor zo- ver zulks naar het recht van de gaststaat is toegestaan, ambtenaren van andere Verdragsluitende Partijen toestaan hun soevereine bevoegdheden
overeenkomstig het recht van de zendstaat uit te oefenen. Soevereine bevoegdheden mogen hierbij uitsluitend onder leiding en in beginsel in aanwezigheid van ambtenaren van de gaststaat worden uitgeoefend. De ambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij zijn hierbij aan het nationale recht van de gaststaat gebonden. Hun handelen valt onder de verantwoordelijkheid van de gaststaat.
3. Bij gezamenlijk optreden betrokken ambtenaren van andere Verdragsluitende Partijen zijn onderworpen aan de aanwijzingen van de bevoegde autoriteit van de gaststaat.
4. De praktische aspecten van de samenwerking worden door middel van uitvoeringsafspraken zoals bedoeld in artikel 44 geregeld.
Artikel 25
Maatregelen bij acuut gevaar
1. Ambtenaren van een Verdragsluitende Partij mogen in spoedei- sende situaties zonder voorafgaande toestemming van de andere Verdrag- sluitende Partij de gemeenschappelijke grens overschrijden teneinde in het nabij de grens gelegen gebied op het grondgebied van de andere Verdragsluitende Partij met inachtneming van het nationale recht van de gaststaat voorlopige maatregelen te treffen die ter afwending van een acuut gevaar voor de lichamelijke integriteit van personen noodzakelijk zijn.
2. Van een spoedeisende situatie als bedoeld in het eerste lid is sprake indien het risico bestaat dat het gevaar zich daadwerkelijk manifesteert bij het wachten op het optreden van de ambtenaren van de gaststaat of het tot stand komen van een gezagsverhouding zoals bedoeld in artikel 24, tweede lid.
3. De grensoverschrijdende ambtenaren dienen de gaststaat onver- wijld in kennis te stellen. De gaststaat bevestigt deze kennisgeving en dient onverwijld de noodzakelijke maatregelen te treffen om het gevaar af te wenden en de regie over te nemen. De grensoverschrijdende amb- tenaren mogen in de gaststaat slechts optreden totdat de gaststaat de noodzakelijke handhavingsmaatregelen heeft getroffen. De grens- overschrijdende ambtenaren zijn aan de aanwijzingen van de gaststaat gebonden.
4. De Verdragsluitende Partijen regelen in een afzonderlijke afspraak welke autoriteiten onverwijld in kennis dienen te worden gesteld, zoals bedoeld in het derde lid. De grensoverschrijdende ambtenaren zijn ge- bonden aan de bepalingen van dit artikel en aan het recht van de Verdragsluitende Partij op wiens grondgebied zij optreden.
5. De gaststaat is verantwoordelijk voor de door de grens- overschrijdende ambtenaren getroffen maatregelen.
Artikel 26
Bijstandsverlening bij grootschalige evenementen, rampen en zware ongevallen
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar met inachtneming van het nationale recht wederzijds bijstand bij massabijeenkomsten en soortgelijke grootschalige evenementen, rampen en zware ongevallen door:
1. elkaar zo vroeg mogelijk over dergelijke situaties met grens- overschrijdende gevolgen te informeren en relevante informatie uit te wisselen;
2. in situaties met grensoverschrijdende gevolgen de op hun grond- gebied noodzakelijke politiemaatregelen te treffen en te coördine- ren;
3. op verzoek van de Verdragsluitende Partij op wiens grondge- bied de situatie zich voordoet, voor zover mogelijk, ambtenaren, specialisten en adviseurs uit te zenden en uitrusting ter beschikking te stellen.
Internationale verdragen van de Verdragsluitende Partijen inzake de wederzijdse bijstandsverlening bij rampen en zware ongevallen, blijven onverlet.
Artikel 27
Samenwerking op verzoek
1. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar in het kader van hun bevoegdheden en met inachtneming van hun nationale recht op verzoek bijstand.
2. De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen verlenen elkaar, met inachtneming van artikel 39, eerste lid, eerste volzin, van de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen, bijstand, in het bij- zonder door:
1. vaststelling van houders en eigenaars van voertuigen alsmede informatie over bestuurders en gezagvoerders van voertuigen, vaar- tuigen en luchtvaartuigen, voor zover artikel 12 hierin niet reeds voorziet;
2. verstrekking van informatie over rijbewijzen, vaarbewijzen en soortgelijke vergunningen;
3. vaststelling van de woon- en verblijfplaats van personen;
4. vaststelling van verblijfstitels;
5. vaststelling van telefoonabonneehouders en abonneehouders van overige telecommunicatievoorzieningen, voor zover deze openbaar toegankelijk zijn;
6. vaststelling van de identiteit van personen;
7. onderzoek naar de herkomst van zaken zoals wapens, motor- voertuigen en vaartuigen (onderzoek naar de verkoopkanalen);
8. verstrekking van gegevens uit politiële gegevensbestanden en politiedossiers alsmede verstrekking van informatie uit voor het publiek toegankelijke registers van de overheid;
9. spoedmeldingen inzake wapens en explosieven alsmede meldin- gen betreffende valsmunterij en fraude met waardepapieren;
10. verstrekking van informatie over de praktische uitvoering van grensoverschrijdende observatiemaatregelen, grensoverschrijdende achtervolgingen en gecontroleerde afleveringen; en
11. vaststelling van de bereidheid van een persoon tot het afleggen van een verklaring.
3. Indien de aangezochte autoriteit niet bevoegd is het verzoek af te handelen, zendt zij het verzoek aan de bevoegde autoriteit door. De aan- gezochte autoriteit informeert de verzoekende autoriteit over de door- zending en over de voor de afhandeling van het verzoek bevoegde auto- riteit. De bevoegde autoriteit handelt het verzoek af en doet het resultaat aan de verzoekende autoriteit toekomen.
HOOFDSTUK 6 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 28
Gebruik van bewapening, munitie en uitrusting
1. Ambtenaren van een Verdragsluitende Partij die zich in het kader van een gezamenlijk optreden op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij bevinden, kunnen ter plaatse hun nationale dienst- kleding dragen. Zij kunnen hun naar het nationale recht van de zendstaat toegestane bewapening, munitie en uitrusting meevoeren. Xxxx Xxxxxxx- sluitende Partij kan het meevoeren van bepaalde bewapening, munitie en uitrusting door ambtenaren van de zendstaat verbieden.
2. De bewapening, munitie en uitrusting als vermeld in Bijlage 2 mogen uitsluitend worden gebruikt in geval van wettige verdediging van zichzelf of van een ander. De met de feitelijke leiding belaste ambtenaar van de gaststaat kan in individuele gevallen met inachtneming van het nationale recht toestemming verlenen voor gebruik van bewapening, munitie en uitrusting dat verder reikt dan het bepaalde in de eerste vol- zin. Bepalend voor het gebruik van de bewapening, munitie en uitrus- ting is het recht van de gaststaat. De bevoegde autoriteiten informeren elkaar over de toegestane bewapening, munitie en uitrusting alsmede over de voorwaarden voor het gebruik ervan.
3. De Verdragssluitende Partijen kunnen door middel van een afzon- derlijke afspraak een wijziging van Bijlage 2 overeenkomen.
4. Indien ambtenaren van de ene Verdragsluitende Partij bij maatre- gelen op grond van dit Verdrag op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij voertuigen inzetten, zijn zij aan dezelfde ver- keersrechterlijke bepalingen, met inbegrip van de voorrangsrechten en speciale voorrechten, onderworpen als de ambtenaren van de gaststaat.
5. De praktische aspecten van het gebruik van bewapening, munitie en uitrusting worden door middel van een uitvoeringsafspraak zoals bedoeld in artikel 44 geregeld.
6. Artikel 18 blijft onverlet.
Artikel 29
Bescherming en hulpverlening
De Verdragsluitende Partijen zijn jegens de grensoverschrijdende amb- tenaren van de andere Verdragsluitende Partijen tijdens de dienstuitoefe- ning tot dezelfde bescherming en hulpverlening verplicht als jegens de eigen ambtenaren.
Artikel 30
Algemene aansprakelijkheidsregeling
Voor de aansprakelijkheid in het kader van dit Verdrag geldt artikel 43 van de Overeenkomst van 19 juni 1990 ter uitvoering van het op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen. De eer- ste volzin is niet van toepassing op de artikelen 17 en 18.
Artikel 31
Strafrechtelijke aansprakelijkheid
De ambtenaren die uit hoofde van dit Verdrag op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij optreden, worden gelijkgesteld met de ambtenaren van de andere Verdragsluitende Partij wat betreft straf- bare feiten die door of tegen hen mochten worden begaan, tenzij in een ander voor de Verdragsluitende Partijen geldend verdrag anders is over- eengekomen.
Artikel 32
Dienstbetrekking
De ambtenaren die uit hoofde van dit Verdrag op het grondgebied van een andere Verdragsluitende Partij optreden, blijven arbeidsrechtelijk, in het bijzonder tuchtrechtelijk onderworpen aan de in hun staat geldende voorschriften.
HOOFDSTUK 7
ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE GEGEVENS- BESCHERMING
Artikel 33
Definities, werkingssfeer
1. In dit Verdrag wordt verstaan onder:
1. Verwerking van persoonsgegevens: elke handeling of elk geheel van handelingen met betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van geautomatiseerde procedures, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren, bijwerken of wijzigen, selecteren, opvragen, raadplegen, gebruiken, verstrekken door mid- del van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen, samenbrengen, met elkaar in verband brengen, alsmede het afschermen, uitwissen of vernietigen van gegevens. Als verwerking in de zin van dit Verdrag geldt ook de mededeling van het al dan niet voorhanden zijn van een hit.
2. Geautomatiseerde bevraging: de directe toegang tot een geauto- matiseerd bestand van een andere instantie, en wel op zodanige wijze, dat de bevraging volledig geautomatiseerd wordt beant- woord.
3. Kenmerken: het markeren van opgeslagen persoonsgegevens, zonder dat daarmee het doel wordt nagestreefd om hun toekom- stige verwerking te beperken.
4. Afscherming: het markeren van opgeslagen persoonsgegevens met het doel hun toekomstige verwerking te beperken.
2. Voor gegevens, die uit hoofde van dit Verdrag worden of zijn ver- strekt, gelden de volgende bepalingen, voorzover in de voorafgaande hoofdstukken niet anders is bepaald.
Artikel 34
Niveau van gegevensbescherming
1. Elke Verdragsluitende Partij waarborgt met betrekking tot de ver- werking van persoonsgegevens, die uit hoofde van dit Verdrag worden of zijn verstrekt, in het nationale recht een gegevensbeschermingsniveau dat tenminste overeenstemt met datgene dat voortvloeit uit het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van per- sonen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoons- gegevens en het daarbij behorende Aanvullend Protocol van 8 november 2001, en houdt daarbij rekening met de aanbeveling nummer R (87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa aan de lidstaten over het gebruik van persoonsgegevens op politieel gebied van 17 sep- tember 1987 en wel ook voorzover, als de gegevens niet geautomatiseerd worden verwerkt.
2. Met de in dit Verdrag voorziene verstrekking van persoonsgegevens mag niet worden overgegaan dan nadat op het grondgebied van de bij de verstrekking betrokken Verdragsluitende Partijen de bepalingen van dit hoofdstuk in het nationale recht in werking zijn getreden. Het comité van ministers besluit overeenkomstig artikel 43 of aan de voorwaarden is voldaan.
Artikel 35
Doelbinding
1. De ontvangende Verdragsluitende Partij mag de persoonsgegevens uitsluitend verwerken voor de doeleinden waarvoor deze op grond van dit Verdrag zijn verstrekt; een verwerking voor andere doeleinden is alleen toegestaan na voorafgaande toestemming van de Verdragsluitende Partij, die het bestand beheert, en alleen met inachtneming van het natio- nale recht van de ontvangende Verdragsluitende Partij. De toestemming mag worden verleend voor zover op grond van het nationale recht van de Verdragsluitende Partij, die het bestand beheert, deze verwerking voor zulke andere doeleinden is toegestaan.
2. De verwerking van de op grond van de artikelen 3, 4 en 9 ver- strekte gegevens door de bevragende of vergelijkende Verdragsluitende Partij is uitsluitend toegestaan met het oog op:
1. de vaststelling of de vergeleken DNA-profielen of dactylo- scopische gegevens overeenstemmen;
2. de voorbereiding en indiening van een politioneel of justitieel verzoek om rechtshulp conform nationaal recht in geval van over- eenstemming van deze gegevens;
3. de protocollering als bedoeld in artikel 39.
De Verdragsluitende Partij die het dossier beheert mag de haar op grond van de artikelen 3, 4 en 9 verstrekte gegevens uitsluitend verwer- ken voorzover dit voor het uitvoeren van de vergelijking, het geautoma- tiseerde beantwoorden van de bevraging of het protocolleren als bedoeld in artikel 39 noodzakelijk is. Na afloop van de gegevensvergelijking of na de geautomatiseerde beantwoording van de bevraging worden de ver- strekte gegevens onverwijld gewist, tenzij de verdere verwerking nood- zakelijk is ten behoeve van de doelen, als bedoeld in het tweede lid, onderdelen 2 en 3.
3. Uit hoofde van artikel 12 verstrekte gegevens mogen door de Verdragsluitende Partij die het dossier beheert uitsluitend worden ge- bruikt voorzover dit voor het geautomatiseerd beantwoorden van de bevraging of het protocolleren als bedoeld in artikel 39 noodzakelijk is. Na de geautomatiseerde beantwoording van de bevraging worden de verstrekte gegevens onverwijld gewist, tenzij de verdere verwerking noodzakelijk is voor het protocolleren op grond van artikel 39. De
bevragende Verdragsluitende Partij mag de in het kader van de beant- woording verkregen gegevens uitsluitend gebruiken voor de procedure op grond waarvan de bevraging is geschiedt.
Artikel 36
Bevoegde autoriteiten
De verstrekte persoonsgegevens mogen uitsluitend door de autoritei- ten, instanties en rechtbanken worden verwerkt die bevoegd zijn voor een taak in het kader van de doeleinden op grond van artikel 35. In het bijzonder vindt de doorzending van de verstrekte gegevens aan andere instanties niet plaats dan na voorafgaande toestemming van de verstrek- kende Verdragsluitende Partij en met inachtneming van het recht van de ontvangende Verdragsluitende Partij.
Artikel 37
Juistheid, actualiteit en opslagduur van de gegevens
1. De Verdragsluitende Partijen zijn verplicht op de juistheid en actu- aliteit van de persoonsgegevens te letten. Als blijkt, ambtshalve of op basis van een mededeling van de betrokkene, dat onjuiste gegevens of gegevens, die niet hadden mogen worden verstrekt, zijn verstrekt dan moet dit onverwijld aan de ontvangende Verdragsluitende Partij of de ontvangende Verdragsluitende Partijen worden meegedeeld. Die zijn verplicht om de gegevens te corrigeren of te wissen. Voor het overige moeten verstrekte persoonsgegevens worden gecorrigeerd, als blijkt dat ze onjuist zijn. Als de ontvangende instantie reden heeft om aan te nemen dat de verstrekte gegevens onjuist zijn of gewist zouden moeten worden dan informeert deze de verstrekkende autoriteit daarover onver- wijld.
2. Gegevens, waarvan de betrokkene de juistheid aanvecht en waar- van de juistheid of onjuistheid niet kan worden vastgesteld, moeten met inachtneming van het nationale recht van de Verdragsluitende Partijen op verzoek van de betrokkene worden gemarkeerd. Indien er een mar- kering is aangebracht mag deze met inachtneming van het nationale recht van Verdragsluitend Partijen alleen met toestemming van de be- trokkene of op basis van een besluit van de bevoegde rechtbank of de voor de gegevensbescherming bevoegde onafhankelijke instantie wor- den opgeheven.
3. Verstrekte persoonsgegevens moeten worden gewist als ze niet ver- strekt of ontvangen hadden mogen worden. Rechtmatig verstrekte en ontvangen gegevens moeten worden gewist:
1. als ze voor het doel waarvoor ze zijn verstrekt, niet of niet meer noodzakelijk zijn; als persoonsgegevens zonder verzoek zijn ver-
strekt, moet de ontvangende instantie onverwijld controleren of ze voor de aan de verstrekking ten grondslag liggende doeleinden noodzakelijk zijn;
2. na afloop van een in het nationale recht van de verstrekkende Verdragsluitende Partij voorziene maximale termijn voor het bewa- ren van de gegevens, als de verstrekkende instantie de ontvangende instantie bij de verstrekking op zulke maximale termijnen heeft gewezen.
In plaats van het wissen komt een afscherming met inachtneming van het nationale recht, als er reden bestaat om aan te nemen dat door het wissen beschermenswaardige belangen van de betrokkene worden ge- schaad. Afgeschermde gegevens mogen alleen worden verstrekt of ge- bruikt voor het doel, waarvoor het wissen achterwege is gebleven.
Artikel 38
Technische en organisatorische maatregelen ter gegevensbescherming en beveiliging van gegevens
1. De verstrekkende en de ontvangende instantie zijn verplicht om persoonsgegevens effectief te beschermen tegen toevallige of onbe- voegde vernietiging, toevallig verlies, onbevoegde toegang, onbevoegde of toevallige verandering en onbevoegde bekendmaking.
2. De bijzonderheden van de technische vormgeving van de geauto- matiseerde bevragingsprocedure worden in een uitvoeringsafspraak zo- als bedoeld in artikel 44 geregeld die waarborgt dat:
1. met de huidige stand van de techniek overeenkomende maatre- gelen ter waarborging van gegevensbescherming en de beveiliging van gegevens worden getroffen, die in het bijzonder de vertrouwe- lijkheid en het intact zijn van de gegevens waarborgen;
2. bij het gebruik van algemeen toegankelijke netwerken door de daarvoor bevoegde instanties erkende coderings- en autorisatie- procedures moeten worden gebruikt; en
3. dat de toelaatbaarheid van de bevragingen in overeenstemming met artikel 39, tweede, vierde en vijfde lid, kan worden gecontro- leerd.
Artikel 39
Vastleggen en protocolleren; bijzondere voorschriften met betrekking tot de geautomatiseerde en niet-geautomatiseerde verstrekking
1. Elke Verdragsluitende Partij waarborgt dat iedere niet- geautomatiseerde verstrekking en iedere niet-geautomatiseerde ontvangst van persoonsgegevens door de instantie die het bestand beheert en de bevragende instantie ter controle van de toelaatbaarheid van de verstrek- king wordt vastgelegd. De vastlegging omvat de volgende gegevens:
1. de aanleiding van de verstrekking;
2. de verstrekte gegevens;
3. de datum van de verstrekking; en
4. de aanduiding of het kenmerk van de bevragende instantie en de instantie die het bestand beheert.
2. Voor de geautomatiseerde bevraging van gegevens op grond van de artikelen 3, 9 en 12 of geautomatiseerde vergelijking uit hoofde van arti- kel 4 geldt het volgende:
1. De geautomatiseerde bevraging of vergelijking mag alleen ge- schieden door bijzonder geautoriseerde ambtenaren van de natio- nale contactbureaus. Op verzoek wordt de lijst van ambtenaren, die zijn geautoriseerd tot de geautomatiseerde bevraging of vergelij- king, aan de in het vijfde lid bedoelde toezichthoudende autoritei- ten en aan de andere Verdragsluitende Partijen ter beschikking gesteld.
2. Elke Verdragsluitende Partij waarborgt dat iedere verstrekking en iedere ontvangst van persoonsgegevens door de instantie die het dossier beheert en de bevragende instantie wordt geprotocolleerd, inclusief de mededeling ten aanzien van het bestaan of niet bestaan van een hit. De protocollering omvat de volgende informatie:
a. de verstrekte gegevens;
b. de datum en het precieze tijdstip van de verstrekking; en
c. de aanduiding of het kenmerk van de bevragende instantie en de instantie die het bestand beheert.
De bevragende instantie protocolleert bovendien de aanleiding van de bevraging of verstrekking alsmede het kenmerk van de ambtenaar die de bevraging heeft uitgevoerd en de ambtenaar die voor de bevraging of de verstrekking opdracht heeft gegeven.
3. De protocollerende instantie deelt de geprotocolleerde gegevens op verzoek mee aan de voor de controle van de gegevensbescherming bevoegde instanties van de desbetreffende Verdragsluitende Partij en wel onverwijld, maar uiterlijk binnen vier weken na binnenkomst van het verzoek. Geprotocolleerde gegevens mogen uitsluitend worden gebruikt voor de volgende doeleinden:
1. de controle van de gegevensbescherming;
2. het waarborgen van de dataveiligheid.
4. De geprotocolleerde gegevens moeten door passende voorzienin- gen tegen oneigenlijk gebruik en andere vormen van misbruik worden beschermd en twee jaar worden bewaard. Na afloop van de bewarings- termijn moeten de protocolgegevens onverwijld worden gewist.
5. De juridische controle van de verstrekking of de ontvangst van persoonsgegevens is in handen van de voor de controle op de gegevens- bescherming bevoegde onafhankelijke instanties van de respectievelijke Verdragsluitende Partijen. Met inachtneming van het nationale recht kan iedereen deze instanties verzoeken om de rechtmatigheid van de verwer-
king van gegevens met betrekking tot zijn persoon te controleren. Deze instanties alsmede de voor de protocollering bevoegde instanties moeten ook onafhankelijk van zulke verzoeken bij wijze van steekproef contro- les uitvoeren ten aanzien van de rechtmatigheid van de verstrekkingen, en wel aan de hand van de hieraan ten grondslag liggende dossiers. De resultaten van deze controleactiviteit moeten ter controle door de voor de gegevensbescherming bevoegde onafhankelijke instanties 18 maan- den worden bewaard. Na afloop van deze termijn moeten ze onverwijld worden gewist. Elke voor de gegevensbescherming bevoegde instantie kan door de onafhankelijke tot de gegevensbescherming bevoegde in- stantie van een andere Verdragsluitende Partij in overeenstemming met het nationale recht om de uitoefening van haar bevoegdheden worden verzocht. De voor de controle van de gegevensbescherming bevoegde onafhankelijke autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen dragen zorg voor de ter vervulling van hun controletaken noodzakelijke wederzijdse samenwerking, in het bijzonder door het uitwisselen van doelgerichte informatie.
Artikel 40
Rechten van de betrokkenen en schadevergoeding
1. Aan de betrokkene dient met inachtneming van het nationale recht onder het overleggen van bewijs van zijn identiteit, op verzoek van de op grond van het nationaal recht bevoegde instantie, zonder onredelijke kosten, in algemeen begrijpelijke vorm en zonder onaanvaardbare ver- traging informatie te worden verstrekt over de met betrekking tot zijn persoon verwerkte gegevens alsmede over de herkomst daarvan, de ont- vanger of ontvangercategorieën, het beoogde doel van de verwerking en de rechtsgrond voor de verwerking. Bovendien heeft de betrokkene het recht op correctie van onjuiste gegevens en op het wissen van onrecht- matig verwerkte gegevens. De Verdragsluitende Partijen waarborgen bovendien dat de betrokkene zich in geval van inbreuk op zijn rechten met betrekking tot gegevensbescherming met een effectieve klacht tot een onafhankelijke rechtbank of een tribunaal in de zin van artikel 6, eerste lid, van het Europese Verdrag van de rechten van de mens als- mede een onafhankelijke controle-instantie in de zin van artikel 28 van Richtlijn 95/46/EG van de Raad van de Europese Unie van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije ver- keer van die gegevens, kan wenden en dat hem de mogelijkheid wordt geboden om een aanspraak op schadevergoeding of een andere vorm van genoegdoening in rechte geldend te maken. De nadere bijzonderheden met betrekking tot de procedure ter realisering van deze rechten en de redenen voor het beperken van het recht op kennisneming richten zich naar de desbetreffende nationale wettelijke voorschriften van de staat, waarin hij zijn rechten geldend maakt.
2. Als een instantie van de ene Verdragsluitende Partij persoons- gegevens heeft verstrekt uit hoofde van dit Verdrag, kan de ontvangende instantie van de andere Verdragsluitende Partij zich er in het kader van haar aansprakelijkheid met inachtneming van het nationale recht jegens de benadeelde niet op beroepen dat de verstrekte gegevens onjuist zijn geweest. Verstrekt de ontvangende instantie schadevergoeding wegens een schade, die door het gebruik van onjuist verstrekte gegevens is ver- oorzaakt, dan vergoedt de verstrekkende instantie de ontvangende in- stantie het totale bedrag van de toegekende schadevergoeding.
Artikel 41
Informatie op verzoek van de Verdragsluitende Partijen
De ontvangende Verdragsluitende Partij informeert de verstrekkende Verdragsluitende Partij over de verwerking van de verstrekte gegevens en het daardoor behaalde resultaat.
HOOFDSTUK 8 UITVOERINGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 42
Verklaringen
1. Bij overhandiging van de akte van bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of toetreding wijst elke Verdragsluitende Partij door middel van een verklaring aan de als depositaris optredende staat de voor de toepassing van dit Verdrag bevoegde autoriteiten aan.
Het betreft de aanwijzing van:
1. de nationale contactpunten, bedoeld in artikel 6, eerste lid, voor de DNA-analyse;
2. de nationale contactpunten, bedoeld in artikel 11, eerste lid, voor de dactyloscopische gegevens;
3. de nationale contactpunten, bedoeld in artikel 12, tweede lid, voor de gegevens uit de kentekenregisters;
4. de nationale contactpunten, bedoeld in artikel 15, voor het uit- wisselen van gegevens in samenhang met grootschalige evenemen- ten;
5. de nationale contactpunten, bedoeld in artikel 16, derde lid, voor informatie ter voorkoming van terroristische strafbare feiten;
6. de nationale contact- en coördinatiepunten bedoeld in artikel 19, voor de vluchtbegeleiders;
7. de nationale contact- en coördinatiepunten, bedoeld in artikel 22, voor de documentadviseurs;
8. de nationale contactpunten, bedoeld in artikel 23, derde lid, ter
voorbereiding en uitvoering van repatriëringsmaatregelen;
9. bevoegde autoriteiten en ambtenaren als bedoeld in de artikelen 24 tot en met 27.
2. De overhandigde verklaringen kunnen te allen tijde geheel of gedeeltelijk worden gewijzigd overeenkomstig de procedure, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 43
Comité van Ministers
1. De Verdragsluitende Partijen stellen een comité in bestaande uit ministers van de Verdragsluitende Partijen. Het Comité van Ministers neemt de noodzakelijke beslissingen over de uitvoering en toepassing van dit Verdrag. Beslissingen van het Comité van Ministers worden door alle Verdragssluitende Partijen met eenparigheid van stemmen genomen.
2. Ter ondersteuning van het Comité van Ministers toetst een ge- meenschappelijke werkgroep bestaande uit vertegenwoordigers van de Verdragsluitende Partijen de uitvoering en interpretatie van dit Verdrag en stelt vast of de noodzaak bestaat tot aanvulling of verdere ontwikke- ling ervan. De gemeenschappelijke werkgroep komt op verzoek van een Verdragsluitende Partij bijeen.
Artikel 44
Uitvoeringsafspraken
De bevoegde autoriteiten van de Verdragsluitende Partijen kunnen op basis van en in het kader van dit Verdrag afspraken maken die de admi- nistratieve uitvoering van dit Verdrag ten doel hebben.
Artikel 45
Territoriale werkingssfeer
De bepalingen van dit Verdrag gelden voor het grondgebied van de Verdragsluitende Partijen. Voor het Koninkrijk der Nederlanden geldt dit Verdrag uitsluitend voor het in Europa gelegen deel van het Koninkrijk. Voor de Franse Republiek geldt dit Verdrag uitsluitend voor het in Europa gelegen deel van de Republiek.
Artikel 46
Kosten
Elke Verdragsluitende Partij draagt de kosten die voor haar instanties uit de toepassing van dit Verdrag voortvloeien. In bijzondere gevallen kunnen de desbetreffende Verdragsluitende Partijen een afwijkende rege- ling overeenkomen.
Artikel 47
Verhouding tot andere bi- of multilaterale verdragen
1. De bepalingen van dit Verdrag zijn slechts van toepassing, voor zover zij met het recht van de Europese Unie verenigbaar zijn. Indien door de Europese Unie in de toekomst regelingen worden ingevoerd die op de werkingssfeer van dit Verdrag zien, geldt bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van dit Verdrag het recht van de Europese Unie bij voorrang. De Verdragsluitende Partijen kunnen de bepalingen van dit Verdrag gelet op de desbetreffende nieuwe regelingen voort- vloeiend uit het recht van de Europese Unie wijzigen of vervangen.
2. Dit Verdrag laat de in bestaande bi- of multilaterale verdragen tus- sen de Verdragsluitende Partijen vastgelegde rechten of verplichtingen onverlet. De Verdragsluitende Partijen staat het vrij om de bestaande bi- of multilaterale verdragen tussen de Verdragspartijen toe te passen in hun wederzijdse betrekkingen. Bij tegenstrijdigheid met rechten of ver- plichtingen uit hoofde van dergelijke verdragen geldt de bepaling uit onderhavig verdrag.
Artikel 48
Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring
Dit Verdrag dient te worden bekrachtigd, te worden aanvaard of te worden goedgekeurd. De akten van bekrachtiging, aanvaarding of goed- keuring worden bij de depositaris neergelegd. Naar aanleiding van de neerlegging van de akten van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring kan een verklaring betreffende de territoriale werkingssfeer worden overhandigd.
Artikel 49
Depositaris
1. Depositaris van dit Verdrag is de regering van de Bondsrepubliek Duitsland.
2. De depositaris stelt de overige Verdragsluitende Partijen onver- wijld in kennis van bekrachtigingen, aanvaardingen, goedkeuringen, toe- tredingen, voorbehouden en opzeggingen alsmede van alle overige ver- klaringen in verband met dit Verdrag.
3. De depositaris draagt zorg voor de registratie van het Verdrag bij het Secretariaat-Generaal van de Verenigde Naties overeenkomstig arti- kel 102 van het Handvest van de Verenigde Naties.
Artikel 50
Inwerkingtreding
1. Dit Verdrag treedt negentig dagen na de neerlegging van de tweede akte van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring in werking tussen de Verdragsluitende Partijen die het Verdrag hebben bekrachtigd. Voor de overige Verdragsluitende Partijen treedt het Verdrag negentig dagen na de neerlegging van hun akten van bekrachtiging in werking.
2. De depositaris stelt alle Verdragsluitende Partijen in kennis van de datum van inwerkingtreding.
Artikel 51
Toetreding
1. Dit Verdrag staat open voor toetreding voor alle lidstaten van de Europese Unie. Met de toetreding worden ook alle tot dan toe op basis van artikel 44 gemaakte uitvoeringsafspraken en de overige afspraken bij dit Verdrag voor de toetredende staten bindend.
2. De akten van toetreding worden bij de depositaris neergelegd. Bij toetreding kan naar aanleiding van de neerlegging van de akten van toe- treding een verklaring betreffende de territoriale werkingssfeer worden overhandigd.
3. Dit Verdrag treedt voor elke toetredende staat negentig dagen na de neerlegging van zijn akte van toetreding in werking, op zijn vroegst op de datum van inwerkingtreding van dit verdrag volgens artikel 50.
Artikel 52
Opzegging
1. Dit Verdrag wordt voor onbepaalde tijd gesloten.
2. Het Verdrag kan door elke Verdragsluitende Partij te allen tijde langs diplomatieke weg worden opgezegd door neerlegging van een schriftelijke verklaring bij de depositaris. De opzegging treedt zes maan- den na neerlegging van de schriftelijke verklaring in werking.
GEDAAN te Prüm, de zevenentwintigste mei tweeduizendvijf, in één exemplaar in de Duitse, Spaanse, Franse, en Nederlandse taal, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek. Het origineel wordt in het archief van de depositaris neergelegd, die aan elke ondertekenende en toetredende staat een gewaarmerkt afschrift van het origineel van het Verdrag doet toekomen.
Bijlage 1
Verdrag inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie
Inhoudelijke gegevens die overeenkomstig artikel 17, vijfde lid, nood- zakelijk zijn voor de schriftelijke aanmelding:
1. de duur van het optreden waaruit de geplande verblijfsduur blijkt;
2. de vluchtgegevens (met inbegrip van vluchtnummers en -tijden);
3. het aantal leden van het team van vluchtbegeleiders;
4. de volledige naam en voornamen van alle personen met xxxxxx- xxxx van de naam en voornaam van de leider van het team;
5. de paspoortnummers;
6. het merk, type en serienummer van de wapens;
7. de hoeveelheid en soort munitie;
8. uitrusting die door het team ter uitoefening van zijn taken wordt meegevoerd.
Bijlage 2
Verdrag inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie
Bewapening, munitie en de toegestane middelen tot inzet als bedoeld in artikel 28, tweede lid, zinnen 1 en 2:
1. voor het Koninkrijk België:
– toegestane vuurwapens en de toegestane munitie
– toegestane peppersprays en de toegestane middelen tot inzet
– toegestaan traangas en de toegestane middelen tot inzet
2. voor de Bondsrepubliek Duitsland:
– toegestane vuurwapens en de toegestane munitie
3. voor het Koninkrijk Spanje:
– toegestane vuurwapens.
– toegestane wapens die tot de bescherming van de drager dienen overeenkomstig de dienstvoorschriften van de aan het gemeenschappe- lijke optreden deelnemende politie-eenheid, zoals slagstok (of gummi- knuppel), sprays, traangas en andere toegestane middelen van inzet.
4. voor de Republiek Frankrijk:
– de volgens het nationale recht toegestane dienstwapens en indivi- duele dwangmiddelen
5. voor het Groothertogdom Luxemburg:
– toegestane vuurwapens en de toegestane munitie
– toegestane peppersprays en de toegestane middelen tot inzet
– toegestaan traangas en de toegestane middelen tot inzet
6. voor het Koninkrijk der Nederlanden:
– toegestane vuurwapens en de toegestane munitie
– toegestane peppersprays en de toegestane middelen tot inzet
– toegestaan traangas en de toegestane middelen tot inzet
7. voor de Republiek Oostenrijk:
– toegestane vuurwapens en de toegestane munitie
– toegestane peppersprays en de toegestane middelen tot inzet
GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARING
over de samenwerking tussen het Koninkrijk België, de Bondsrepu- bliek Duitsland, het Koninkrijk Spanje, de Republiek Frankrijk, het Groothertogdom Luxemburg, het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek Oostenrijk, in het kader van het Verdrag van 27 mei 2005 inzake de intensivering van de grensoverschrijdende samenwerking, in het bijzonder ter bestrijding van het terrorisme, de grensoverschrijdende criminaliteit en de illegale migratie.
I. Alle Verdragsluitende Partijen verklaren gemeenschappelijk
1. onder verwijzing naar artikel 17, eerste lid, van het Verdrag dat de formulering van deze bepaling onverlet laat de positie ten aanzien van de bevoegdheden van de gebruikende staat of van de registrerende staat in het kader van de inzet van vluchtbegeleiders;
2. onder verwijzing naar artikel 34, tweede lid, tweede zin,
a. dat de voorwaarden voor de verstrekking van persoonsgegevens op grond van hoofdstuk 7 van het Verdrag, in zoverre deze niet betrek- king hebben op de geautomatiseerde bevraging of vergelijking van gege- vens, in principe al op het ogenblik van ondertekening bestaan,
b. dat ten aanzien van de nog ontbrekende voorwaarden, van hoofd- stuk 7, in het bijzonder op het gebied van de geautomatiseerde bevra- ging of vergelijking de Verdragsluitende Partijen deze zo snel mogelijk zullen realiseren.
II. Het Koninkrijk België verklaart
1. onder verwijzing naar het Verdrag dat elke informatie die door Bel- gië op grond van dit Verdrag wordt verstrekt, door de ontvangende Verdragsluitende Partij slechts na toestemming van de bevoegde Bel- gische gerechtelijke autoriteiten als bewijsmiddel kan worden gebruikt.
2. onder verwijzing naar artikel 18,
a. dat altijd voor het verlaten van het luchtvaartuig met wapens en/of munitie van vluchtbegeleiders zoals bedoeld in artikel 18, tweede lid, nummer 1, er steeds een uitdrukkelijke toestemming van een vertegen- woordiger van de Belgische luchtvaartinspectie is vereist,
b. dat bij het verlaten van het luchtvaartuig deze wapens en/of muni- tie worden overhandigd aan een vertegenwoordiger van de Belgische luchtvaartinspectie, die deze in een gesloten kist naar de plaats van bewaring begeleidt,
c. dat buiten een luchtvaartuig het dragen van wapens en/of munitie door vluchtbegeleiders verboden is.
3. onder verwijzing naar artikel 27, derde lid, dat de toepassing van deze bepaling geen afbreuk doet aan de bevoegdheden van de gerechte- lijke autoriteiten.
III. Het Koninkrijk Spanje, verklaart onder verwijzing naar artikel 45, eerste zin, dat het van mening is dat op het Verdrag de ,,Regeling met betrekking tot de overheden van Gibraltar in het kader van de instrumen- ten van de EU en EG alsmede de samenhangende verdragen’’ van 19 april 2000 zoals bedoeld in de bepaling nummer 5, van toepassing is.
IV. De Republiek Frankrijk, verklaart onder verwijzing naar artikel 9 dat de toegang tot het Nationale Dactyloscopische Identificatiesysteem (FAED) zoals bedoeld in artikel 9, op de basis van het actuele nationale recht wordt verleend om de bevoegde instanties de opsporing en identi- ficatie van daders met het oog op misdrijven en delicten en hun voorbereidingshandelingen daarvan te vergemakkelijken alsmede om de vervolging van strafbare feiten te vergemakkelijken.
V. Het Koninkrijk der Nederlanden, verklaart onder verwijzing naar de artikelen 3 en 4, dat Nederland als uitgangspunt hanteert dat de werk- procedure met betrekking tot de artikelen 3 en 4 op dezelfde wijze ver- loopt, in de zin dat de Verdragsluitende Partijen toegang krijgen tot de linkgegevens van de Nederlandse DNA-analysebestanden, bedoeld in artikel 2, tweede lid, van dit Verdrag, met het recht deze geautomatiseerd te bevragen door middel van een vergelijking van hun DNA-profielen met de DNA-profielen van de Nederlandse DNA-analysebestanden, on- geacht of het een vergelijking in een individueel geval betreft of niet.
VI. De Republiek Oostenrijk, verklaart onder verwijzing naar artikel 40, eerste lid, dat de rechterlijke bescherming door de Oostenrijkse Regi- stratiekamer, die zowel voldoet aan de in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalde voorwaarden evenals de voorwaarden van een onafhankelijke controle-instantie als bedoeld in artikel 28 van de Richtlijn 95/46/EG, aan de voorwaarden van dit artikel voldoet.
VII. De Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk, verkla- ren onder verwijzing naar artikel 46, tweede zin, dat in de betrekkingen tussen de Bondsrepubliek Duitsland en de Republiek Oostenrijk, dat de kosten gemaakt in het kader van de verlening van rechtshulp zoals bedoeld in artikel 7 worden vergoed door de verzochte Verdragsluitende Partij.
Prüm, de zevenentwintigste mei tweeduizendvijf
Deze gemeenschappelijke verklaring is in één exemplaar in de Duitse, Spaanse, Franse en Nederlandse taal, ondertekend en samen met het Ver- drag in het archief van het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland bewaard, die aan elke ondertekenende en toe- tredende staat een gewaarmerkt afschrift van deze gemeenschappelijke verklaring doet toekomen.
D. PARLEMENT
Het Verdrag, met Bijlagen, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grond- wet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag, met Bijlagen, kan worden gebonden.
E. PARTIJGEGEVENS
Bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring is voorzien in artikel 48 en toetreding in artikel 51.
Partij | Onder- tekening | Ratifi- catie | Type1) | In werking | Opzeg- ging | Xxxxxx xxxxxxx |
Xxxxxx | 00-00-00 | |||||
Xxxxxxxxx | 27-05-05 | |||||
Frankrijk | 27-05-05 | |||||
Luxemburg | 27-05-05 | |||||
Nederlanden, het Koninkrijk der | 27-05-05 |
Partij | Onder- tekening | Ratifi- catie | Type1) | In werking | Opzeg- ging | Buiten werking |
Oostenrijk | 27-05-05 | |||||
Spanje | 27-05-05 |
1) DO=Definitieve ondertekening, R=Ratificatie, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebondenheid
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van het Verdrag, met Bijlagen, zullen ingevolge zijn artikel 50, eerste lid, in werking treden tussen de Verdragssluitende Par- tijen die het Verdrag hebben bekrachtigd negentig dagen na de nederleg- ging van de tweede akte van bekrachtiging.
J. VERWIJZINGEN
Titel : Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeen- schap;
Rome, 25 maart 0000
Xxxxx : Trb. 1957, 74 (Frans)
Trb. 1957, 91 (Nederlands)
Laatste Trb. : Trb. 2004, 120
Titel : Verdrag betreffende de Europese Unie; Maastricht, 7 februari 0000
Xxxxx : Trb. 1992, 74 (Nederlands)
Laatste Trb. : Trb. 2004, 122
Voor wijzigingen van bovengenoemde Verdragen van 25 maart 1995 en 7 februari 1992, zie rubriek X xxx Xxx. 2005, 196.
Titel : Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden;
Rome, 4 november 0000
Xxxxx : Trb. 1951, 154 (Xxxxxx, Xxxxx en vertaling)
Trb. 1990, 156 (herziene vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 1998, 87
Titel : Verdrag inzake de internationale burgerlijke lucht- vaart;
Chicago , 7 december 0000
Xxxxx : Stb. 1947, 165 (Xxxxxx, Xxxxx en vertaling)
Trb. 1973, 109 (bijgewerkte vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 1999, 108
Titel : Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen; Tokio, 14 september 0000
Xxxxx : Trb. 1964, 115 (Engels en Frans)
Trb. 1964, 186 (vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 1995, 203
Titel : Akkoord tussen het Koninkrijk der Nederlanden, het Koninkrijk België, de Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek en het Groothertogdom Luxem- burg betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappelijke grenzen; Schengen, 14 juni 1985
Tekst : Trb. 1985, 102 (Nederlands)
Laatste Trb. : Trb. 1997, 121
Titel : Overeenkomst ter uitvoering van het tussen de Regeringen van de Xxxxxx xxx xx Xxxxxxx Xxxxxxx- xxxx Xxxx, xx Xxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxxxx en de Franse Republiek op 14 juni 1985 te Schengen gesloten Akkoord betreffende de geleidelijke afschaffing van de controles aan de gemeenschappe- lijke grenzen;
Schengen, 19 juni 1990
Tekst : Trb. 1990, 145 (Nederlands, Frans, Duits) Laatste Trb. : Trb. 2004, 228
Titel : Verdrag tot bescherming van personen met betrek- king tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens;
Xxxxxxxxxxx, 00 januari 1981
Tekst : Trb. 1988, 7 (Xxxxxx, Xxxxx en vertaling)
Trb. 2000, 69 (wijziging verdrag; Xxxxxx, Xxxxx en vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 2004, 287
Titel : Aanvullend Protocol bij het Verdrag tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomati- seerde verwerking van persoonsgegevens inzake toe- zichthoudende autoriteiten en grensoverschrijdend verkeer van gegevens;
Xxxxxxxxxxx, 0 november 2001
Tekst : Trb. 2003, 122 (Engels en Frans)
Trb. 2003, 165 (vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 2004, 288
Titel : Handvest van de Verenigde Naties; San Francisco, 26 juni 0000
Xxxxx : Trb. 1979, 37 (Engels en Frans, zoals gewijzigd)
Trb. 1987, 113 (herziene vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 2004, 240
Titel : Kaderbesluit van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (2002/475/JBZ)
Tekst : Pb. EU L 164 van 22 juni 2002, blz. 3 e.v.
Titel : Verordening (EG) nr. 377/2004 van de Raad van 19 fe- bruari 2004 betreffende de oprichting van een netwerk van immigratieverbindingsfunctionarissen
Tekst : Pb. EU L 064 van 2 maart 2004, blz. 1 e.v.
Titel : Beschikking van de Raad van 29 april 2004 inzake het organiseren van gezamenlijke vluchten voor de verwijdering van onderdanen van derde landen tegen wie individuele verwijderingsmaatregelen zijn genomen van het grondgebied van twee of meer lid- staten (2004/573/EG)
Tekst : Pb. EU L 261 van 6 augustus 2004, blz. 28 e.v.
Titel : Richtlijn 2003/110/EG van de Raad van 25 novem- ber 2003 betreffende de ondersteuning bij door- geleiding in het kader van maatregelen tot verwijde- ring door de lucht
Tekst : Pb. EU L 321 van 6 december 2003, blz. 26 e.v.
Titel : Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescher- ming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens
Tekst : Pb. EG L 281 van 23 november 1995, blz. 31 e.v.
Uitgegeven de e´e´nendertigste augustus 2005.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. BOT
TRB3872
ISSN 0920 - 2218
Sdu Uitgevers
’s-Gravenhage 2005