ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT SINT-KATELIJNE-WAVER
ALGEMEEN POLITIEREGLEMENT SINT-KATELIJNE-WAVER
Gecoördineerde versie 01/02/2021
INHOUDSTAFEL
HOOFDSTUK 1 : ALGEMENE BEPALINGEN 4
1.1. Toepassingsgebied 4
1.2. Definities 4
1.3. Precair en herroepbaar karakter van de vergunning en modaliteiten voor het gebruik ervan 10
HOOFDSTUK 2 : WONINGEN EN GEBOUWEN 12
2.1. Nummering van gebouwen 12
2.2. Dienstbaarheden van openbaar nut 12
2.3. Veiligheid van gebouwen 13
2.4. Brandveiligheid 15
2.5. Bouwvallige en ongezonde gebouwen 20
2.6. Afsluitingen en onderhoud van private percelen 21
HOOFDSTUK 3 : OPENBARE WEGEN EN PLEINEN 23
3.1. Netheid en veiligheid van het openbaar domein 23
3 2. Groene ruimten, parken, pleinen, sportterreinen en zwemgelegenheden 28
3.3. Evenementen en sportwedstrijden 29
3.4. Kamperen 32
3.5. Ingebruikname van de openbare ruimte 36
3.6. Sneeuw en ijzel 42
3.7. Brandveiligheid 43
HOOFDSTUK 4 : WATERLOPEN 44
4.1. Waterlopen, grachten en afvoersloten 44
HOOFDSTUK 5 : AFVAL 46
5.1. Toepassingsgebied 46
5.2. Verbranden en sluikstorten van afval 46
5.3. Aanbieding van afvalstoffen 47
5.4. Inzameling van afvalstoffen 48
5.5. Afval tijdens evenementen 60
5.6. Specifieke bepalingen 60
HOOFDSTUK 6 : BESTRIJDING VAN XXXXXX 63
6.1. Hinderlijke activiteiten 63
6.2. Geluidshinder 65
6.3. Lichthinder 69
6.4. Geurhinder 70
6.5. Wildplassen en spuwen 71
6.6. Schadelijke middelen 71
7.1. Algemeen 72
7.2. Honden en andere dieren 74
7.3. Duiven 76
7.4. Rij- en trekdieren 76
7.5. Ongewenste planten en dieren 77
HOOFDSTUK 8 : PUBLICITEIT EN AFFICHERING 78
8.1. Uithangborden 78
8.2. Aanplakkingen 78
8.3. Wegwijzers 79
8.4. Vlaggen en spandoeken op of langs de openbare weg 80
HOOFDSTUK 9: GEMENGDE INBREUKEN 81
9.1 Lichte gemengde inbreuken of categorie GAS 2 81
9.2 Zware gemengde inbreuken of categorie GAS 3 82
HOOFDSTUK 10: DIVERSE BEPALINGEN 83
10.1. Horeca-inrichting 83
10.2. Nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie 86
10.3. Wedkantoren 93
10.4. Inrichtingen waar producten op basis van cannabis worden verkocht. 99
10.5. Clubhuizen motorclubs 103
10.6. Vergunning handcarwashes 107
10.7. Vergunning shishabars 111
HOOFDSTUK 11: PROCEDURE EN SLOTBEPALINGEN 115
HOOFDSTUK 1 : ALGEMENE BEPALINGEN
1.1. Toepassingsgebied Artikel 1.1.1
Dit politiereglement behandelt materies die verband houden met de opdrachten van de gemeente, zoals bepaald in de Gemeentewet en het Gemeentedecreet. Het heeft als doel de inwoners te laten genieten van een goede politie, en meer bepaald wat betreft het toezicht op en de handhaving van de netheid, de gezondheid, de veiligheid en de rust en het vermijden van openbare overlast.
Artikel 1.1.2
Dit reglement is van toepassing op iedereen die zich op het grondgebied van de gemeente Sint-Katelijne-Waver bevindt.
1.2. Definities Artikel 1.2.1
1° Gebouw:
Iedere inrichting of constructie die in de grond ingebouwd, aan de grond verankerd of op de grond steunend is.
2° Dienstbaarheden van openbaar nut:
Het aanbrengen van openbare nutsvoorzieningen, voorwerpen en tekens op percelen of gebouwen of in de grond voor het algemeen nut.
3° Publiek toegankelijke gebouwen:
Gebouwen toegankelijk voor iedereen, hetzij gratis, hetzij tegen aankoop van een toegangsticket, hetzij op vertoon van een uitnodiging wanneer zij niet stoelt op de persoonlijke of professionele band tussen de genodigde en degene die uitnodigt en wanneer iedereen op aanvraag een uitnodiging verkrijgt. Bvb cafés, dancings, zwembaden, postkantoren, stations, wachtplaatsen,clublokalen van verenigingen, jeugdlokalen, … Publiek toegankelijke gebouwen onderscheiden zich van gebouwen met een louter privaat karakter waar de toegang niet vrij is, maar wordt afhankelijk gesteld van een individuele en persoonlijke invitatie.
4°Publiek toegankelijke plaats:
elke plaats waar andere personen dan de beheerder en de personen die er werkzaam zijn toegang hebben ofwel omdat ze er geacht worden gewoonlijk toegang te hebben tot die plaats, ofwel omdat ze er toegelaten zijn zonder individueel te zijn uitgenodigd.
5° Bouwmaterialen:
De grondstoffen, afgewerkte materialen, benodigdheden voor het optrekken, onderhouden of herstellen van bouwwerken.
6° Private percelen:
Kadastrale percelen die niet toegankelijk zijn voor het publiek en waarvan de eigenaar, de gebruiker, de huurder de toegang mag afsluiten.
Artikel 1.2.2
1° Openbare weg:
De wegen die feitelijk voor het verkeer openstaan of door het publiek worden gebruikt zoals rijbanen, fietspaden, parkeerstroken, voetpaden, wandelpaden, sloten en bermen.
2° Berm:
Strook met gras langs een weg, spoorbaan, sloot of dijk. 3° Sloot:
Gegraven water. 4° Groene ruimte:
De openbare plantsoenen, wandelplaatsen, parken, tuinen, pleinen, speelterreinen en alle stukken van de openbare ruimte buiten de rijbaan, die openstaan voor het verkeer van personen en in hoofdorde bestemd zijn voor wandelen en ontspanning.
5° Openbaar park:
Een groene ruimte waar bij de aanleg, de inrichting en het beheer sociaalrecreatieve en/of esthetische overwegingen overheersen en waar gelijktijdig andere functies kunnen vervuld worden; die eigendom is van de gemeente of onderhouden wordt door of in opdracht van het gemeentebestuur.
6° Sportterrein:
Terrein dat is ingericht voor het beoefenen van sporten. 7° Plein:
Elke open ruimte , waarop een openbare weg uitkomt of meerdere openbare wegen samenkomen en waar de plaatsgesteldheid het mogelijk maakt dat het verkeer en andere activiteiten er tezamen georganiseerd worden.
8° Handelsverrichtingen:
Het aan- en verkopen van goederen en diensten. 9° Woonwagens:
Inrichtingen die kunnen voortbewegen en eenvoudig kunnen verplaatst worden en waarin mensen kunnen wonen.
10° Kampeerterrein:
Terrein dat is voorbehouden om te kamperen. 11° Gelaat:
het voorhoofd, de wangen, de ogen, de oren, de neus, de mond en de kin. 12° Tegeltuin:
Een door een particulier beplant gedeelte van het trottoir langsheen de gevelzijde, na het uitbreken van de verharding.
13° Plantenbak:
Een recipiënt voor planten en bloemen waarvan de afmetingen meer dan 40 x 40 cm bedragen.
Artikel 1.2.3
1° Openbare riolering:
Het geheel van openbare leidingen en openluchtgreppels bestemd voor het opvangen en transporteren van afvalwater en/of hemelwater.
2° Gescheiden riolering:
Een dubbel stelsel van leidingen of openluchtgreppels waarvan het ene stelsel bestemd is voor het opvangen en transporteren van afvalwater en het andere stelsel bestemd is voor de afvoer van hemelwater.
3° Private grachten:
Inbeddingen die zijn gelegen op private percelen en die bestemd zijn om de infiltratie van hemelwater in de bodem te bevorderen.
4° Afwateringsgrachten:
Inbeddingen in eigendom van particulieren die niet gelegen zijn langs de openbare weg en die bestemd zijn om het hemelwater af te voeren.
5° Invasieve plantensoorten:
Ingeburgerde taxa die ver buiten de oorspronkelijke plaats van introductie doordringen in (half)natuurlijke milieus, al dan niet met ecologische en/of economische schade tot gevolg.
Artikel 1.2.4
§1 De begrippen en definities vermeld in het Materialendecreet (dd. 23-12-2011), Vlarema (dd. 17-12-2012), het besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne en hun latere wijzigingen zijn van toepassing op dit politiereglement.
§2 Tenzij anders vermeld gelden aanvullend de volgende definities: 1° Evenement :
Een publieke gebeurtenis of bijeenkomst, met al dan niet betalende bezoekers en/of deelnemers. Een dergelijke gebeurtenis of bijeenkomst kan verschillende oogmerken hebben: vrije tijdsbesteding, beleving van kunst, cultuur, muziek, sport, … beurzen, markten, feesten en vieringen.
2° Evenement op een vaste locatie:
Een evenement dat wordt georganiseerd in een zaal of lokaal dat met die doeleinden wordt geëxploiteerd (feestzaal, schouwburg, dansgelegenheid, theater,...).
3° Evenement op een occasionele locatie:
Een evenement dat wordt georganiseerd in 1) een zaal of lokaal dat niet met die doeleinden wordt geëxploiteerd (schuur, bedrijfspand,…) en/of 2) een ruimte met gesloten karakter die in functie van het evenement wordt opgericht en/of ingericht (feesttent, festivalweide, marktplein, parkdomein, afgesloten openbare weg,…).
4° Evenement op een diffuse locatie:
Een evenement met een open karakter dat wordt georganiseerd op verschillende en/of meerdere locaties, straten, wegen en pleinen (markt, braderij, wielerwedstrijd, straatfeesten,…).
5° Organisator:
De publieke, private rechtspersoon of natuurlijke persoon die een evenement organiseert. 6° Aanbieder:
Ieder particulier huishouden of exploitant die op basis van hetzij inschrijving in het bevolkingsregister hetzij een overeenkomst met de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), over de mogelijkheid beschikt om afval ter inzameling aan te bieden.
7° Glas:
Hol glas en vlak glas dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van:
a) gewapend glas ;
b) opaal glas ;
c) rookglas ;
d) spiegelglas ;
e) plexiglas ;
f) autoruiten ;
g) kristal ;
h) vuurvaste voorwerpen ;
i) lampen;
j) beeldbuizen ;
k) porselein ;
l) aardewerk. 8° Hol glas:
Alle glazen flessen en bokalen 9° Vlak glas:
Alle glazen voorwerpen zoals ruiten, stolpen en schotels die geen hol glas zijn. 10° Papier en karton:
Alle kranten, reclamedrukwerk, tijdschriften, publicaties, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren en kartonnen verpakkingen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van:
a) geolied papier of karton ;
b) papier met een waslaag ;
c) carbonpapier ;
d) vervuild papier en vervuilde kartonnen verpakkingen ;
e) papieren voorwerpen waar kunststof of andere materialen in verwerkt zijn ;
f) kaarten met een magneetband ;
g) behangpapier ;
h) cementzakken ;
i) meststofzakken ;
j) sproeistofzakken ;
k) broodzakken.
11° Plastic-, metalenverpakking en drankkartons (PMD):
Alle verpakkingsafval van verbruikbare producten bestemd voor de normale werking van de huishoudens en vergelijkbare bedrijfsactiviteiten dat beantwoordt aan de volgende modaliteiten:
PE en PET plastic flessen en flacons
metalen verpakkingen: ook spuitbussen van voedingsmiddelen en cosmetica, aluminium schoteltjes, schaaltjes en bakjes, metalen deksels en doppen
drankkartons Met uitzondering van:
verpakkingen die giftige of bijtende middelen bevat hebben
verpakkingen van meer dan 8 liter 12° Groenafval:
Organisch composteerbaar afval van tuinen, perken, plantsoenen, parken en wegbermen, dat ontstaat door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
13° Snoeihout:
De fractie van het groenafval, bestaande uit snoeihout met een diameter van maximum 15 cm, afkomstig van het snoeien van bomen, struiken en planten.
14° Metaalafval:
Metalen voorwerpen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
15° Klein gevaarlijk afval (KGA):
De afvalstoffen opgesomd in artikel 5.5.2.1. van het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer. 16° Huishoudelijk textielafval:
Alle kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed, woningtextiel (gordijnen, overgordijnen, tafelkleden, servetten…), lompen, e.d., die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit . 17° Sluikstorten:
Het achterlaten, opslaan of storten van afvalstoffen op openbare en private wegen, plaatsen en terreinen op een wijze die niet overeenstemt met dit politiereglement en andere wettelijke bepalingen.
18° Containerpark:
Een containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke en vergelijkbare afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op maximaal hergebruik en recyclage van deze afvalstoffen.
19° Grofvuil:
Alle afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in de recipiënt voor de inzameling van huisvuil en de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval kunnen gedeponeerd worden, met uitzondering van de afvalstoffen die selectief kunnen worden ingezameld.
20° Afgedankte elektrische en elektronische apparaten:
Afgedankte apparaten die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, die elektrische stroom of elektromagnetische velden nodig hebben om te kunnen werken en apparaten voor het opwekken, overbrengen enmeten van die stromen en velden; eveneens zijn begrepen alle onderdelen, subeenheden en verbruiksmaterialen die deel uitmaken van het apparaat op het moment dat het wordt afgedankt.
21° Gemengde plastics: Harde plastics en folies van huishoudelijke oorsprong met een volume kleiner dan een emmer van 10 liter, blisters, folies, draagtassen, zakjes, kuipjes, vlootjes, potjes, kleerhangers, bloempotjes, speelgoed,…
22° Onbehandeld hout: Hout dat niet geverfd, gevernist, gelijmd of behandeld is met beschermingsmiddelen.
23° Afvalplan:
Een planningsdocument, opgemaakt volgens een daartoe door de gemeente ter beschikking gesteld modelformulier, waarin de organisator van een evenement minstens de volgende informatie opneemt:
- Een omschrijving van het evenement (aard, datum, locatie,…);
- De maatregelen inzake afvalpreventie en afvalbeheer die worden getroffen;
- De afvalfracties die vermoedelijk zullen vrijkomen voor (opbouw), tijdens en na (afbraak) het evenement;
- Het aantal en het type van de recipiënten die nodig zijn om de selectieve inzameling van de verschillende afvalfracties te realiseren;
- De contractuele afspraken die met standhouders zijn gemaakt met betrekking tot de ambulante activiteiten;
- De inzet van personele middelen in functie van zowel het organiseren van een afvalarm evenement als de selectieve inzameling van de verschillende afvalfracties;
- De naam en coördinaten van de eindverantwoordelijke voor het afvalbeheer. 24° Huishoudelijke afvalstoffen:
Afvalstoffen die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en afvalstoffen die daarmee gelijkgesteld worden, zoals gedefinieerd in artikel 3 17° van het Decreet van 23 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
25° Vergelijkbare afvalstoffen:
Bedrijfsafvalstoffen die omwille van hun aard of samenstelling vergelijkbaar zijn met huishoudelijke afvalstoffen, d.i. afvalstoffen die ontstaan ten gevolge van activiteiten die van dezelfde aard zijn als deze van de normale werking van een particuliere huishouding, zoals gedefinieerd in het besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen.
26° Inzamelcontainer:
De door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) aan een aansluitpunt ter beschikking gestelde en verplicht te gebruiken recipiënt voor de inzameling van huisvuil of de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval. Dit recipiënt is hetzij een gezinscontainer, zijnde een inzamelrecipiënt met een inhoudsvolume van 40, 140 of 240 liter, hetzij een bedrijfscontainer, zijnde een inzamelrecipiënt met een inhoudsvolume van 40, 140, 240, 360, 770 of 1.100 liter.
27° Collectief inzamelsysteem:
Het door of op last van de gemeente of de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) voorziene ondergrondse of bovengrondse brengsysteem dat door meerdere aansluitpunten verplicht wordt gebruikt voor de inzameling van huisvuil en de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval.
28° Aansluitpunt:
1) Iedere entiteit (gebouw, infrastructuur of domein) met een woon- en/of exploitatiefunctie, waarin een particulier huishouden of exploitant gevestigd is die op basis van hetzij inschrijving in het bevolkingsregister hetzij een overeenkomst met de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), huisvuil of de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval, ter inzameling kan aanbieden (met uitzondering van serviceflats).
2) Iedere entiteit (gebouw, infrastructuur of domein) op het grondgebied van de gemeente mét een woonfunctie, waarin een particulier huishouden gevestigd is dat op basis van een machtiging van de gemeente zowel huisvuil en/of de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval als grofvuil, ter inzameling kan aanbieden (met uitzondering van serviceflats), en
3) iedere entiteit (gebouw, infrastructuur of domein) op het grondgebied van de gemeente waarin een instelling van openbaar nut, een school, een vereniging die deel uitmaakt van de gemeentelijke cultuur-, sport- of jeugd-, senioren- of milieuraad gevestigd is, die op basis van
een machtiging van de gemeente zowel de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval als het grofvuil, ter inzameling kan aanbieden.
29° Containerhouder:
Ieder particulier huishouden of exploitant die op basis van hetzij inschrijving in het bevolkingsregister hetzij een overeenkomst met de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), beschikt over een inzamelcontainer voor de aanbieding van huisvuil of de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval. De machtiging wordt uitsluitend verleend aan 1) een particulier huishouden, gevestigd in een entiteit met woonfunctie op het grondgebied van de gemeente, doch zonder dat zij die deel uitmaken van dit particulier huishouden ingeschreven zijn in het bevolkingsregister van de gemeente en 2) een instelling van openbaar nut, een school, een vereniging die deel uitmaakt van de gemeentelijke cultuur-, sport-, jeugd-, senioren-, of milieuraad, gevestigd in een entiteit op het grondgebied van de gemeente .
30° Aanmeldkaart:
Een digitale kaart die door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) ter beschikking wordt gesteld van een aansluitpunt en die de houder van de kaart toegang verleent tot een collectief inzamelsysteem.
Artikel 1.2.5
1° Bedelen:
Het vragen van een aalmoes door bij mensen aan te bellen, door aanwezigen of voorbijgangers aan te klampen en/of aan te spreken of door het ostentatief tonen van lichaamsgebreken, verwondingen, verminkingen teneinde hun medeleven op te wekken.
2° Kansspel:
Elk spel of weddenschap, waarbij een ingebrachte inzet van om het even welke aard, hetzij het verlies van deze inzet door minstens één der spelers of wedders, hetzij een winst van om het even welke aard door minstens één der spelers, wedders of organisators van het spel of weddenschap tot gevolg heeft, en waarbij het toeval een - zelfs bijkomstig - element is in het spelverloop, de aanduiding van de winnaar of de bepaling van de winstgrootte.
3° Kermis:
Elke manifestatie op vastgestelde plaatsen en tijdstippen, ingericht of voorafgaand toegelaten door de gemeente om, de uitbaters van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie, die er producten of diensten aan de consument verkopen, samen te brengen.
4° Kermisactiviteit:
Elke verkoop, te koop aanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop van diensten aan de consument in het kader van de uitbating van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie.
Artikel 1.2.6
1° Woongebied:
De gebieden bestemd voor wonen, handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische en recreatieve voorzieningen en voor landbouwbedrijven.
2° Agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren:
Elk dier dat zonder enige provocatie
1. op een duidelijke en onmiskenbaar dreigende wijze naar iemand toeloopt of
2. iemand aanvalt, bijt of verwondt of
3. een ander dier aanvalt of verwondt of
4. gif produceert dat schadelijk is voor de mens of voor de inheemse fauna.
Artikel 1.2.7
1° Uithangbord:
Ieder opschrift, aangebracht op een plaats om aan het publiek de handel, de nijverheid of het beroep dat er wordt uitgeoefend te kenmerken en te doen kennen. Het individualiseert het
bedrijf waarop het is aangebracht en onderscheidt het van de anderen (door de naam, embleem,…). Het uithangbord sluit dus alle publiciteit uit ten voordele van derden, dit wil zeggen, in het voordeel van gelijk welke persoon die zijn bedrijvigheid elders uitoefent danop de plaats waar het opschrift is aangebracht.
2° Reclame:
Elk publicitair opschrift dat niet als uithangbord kan worden beschouwd. Reclame wordt gevoerd ten voordele van een persoon of instelling die niet ter plaatse zijn bedrijvigheid uitoefent.
3° Publiciteit:
De verzamelnaam voor alle vormen van uithangborden en reclameopschriften. 4° Aanplakkingen:
Verzamelnaam voor aanplakbrieven en aanplakborden. 5° Aanplakbrief:
Publiciteit op papier of gelijkaardig materiaal. 6° Aanplakborden:
Vlakke of niet bewegende platen ter ondersteuning van de aanplakbrief. 7° Private wegwijzers:
Borden die aangeven waar een private bijeenkomst of gebeurtenis plaatsvindt of waar een private instelling gevestigd is.
°8 Beheerder: Alle personen die, in welke juridische hoedanigheid ook, het genot hebben van cultuurgronden, bossen, parken en terreinen of tuinen.
1.3. Precair en herroepbaar karakter van de vergunning en modaliteiten voor het gebruik ervan
Artikel 1.3.1
§1 De in dit reglement beoogde vergunningen of toelatingen worden precair en herroepbaar afgegeven, in de vorm van een persoonlijke en onoverdraagbare titel, die de gemeente niet aansprakelijk stelt behoudens in de wettelijk voorziene gevallen.
Ze kunnen op ieder moment opgeheven worden wanneer het algemene belang het vereist.
Ze kunnen ook geschorst of ingetrokken worden door het college van burgemeester en schepenen wanneer de houder een overtreding begaat tegen onderhavig reglement, overeenkomstig de bij artikel 45 van de wet van 24 juni 2013 procedure.
§2 De begunstigden moeten zich strikt houden aan de voorschriften van de vergunningsakte en erover waken dat diens voorwerp geen schade kan berokkenen aan anderen, noch de openbare veiligheid, rust of netheid en gezondheid in het gedrang kan brengen.
Behoudens in de wettelijke voorziene gevallen is de gemeente niet aansprakelijk voor de schade die kan voortvloeien uit de - al dan niet foutieve - uitoefening van de bij de vergunning beoogde activiteit.
§3 Wanneer de vergunningsakte betrekking heeft op:
- een activiteit of een evenement in een voor het publiek toegankelijke plaats, dan moet de akte zich op de plaats in kwestie bevinden;
- een activiteit in de openbare ruimte of een bezetting ervan, dan moet de begunstigde de akte bij zich hebben tijdens de activiteit of de bezetting.
Artikel 1.3.2
Wanneer de openbare veiligheid, netheid, gezondheid of rust in het gedrang komen door situaties waarvan de oorzaak bij privé-eigendommen ligt, kan de burgemeester de nodige besluiten nemen.
De eigenaars, huurders, bezetters of zij die er op een of andere manier verantwoordelijk voor zijn, moeten er zich naar schikken.
In geval van weigering of vertraging in de uitvoering van de bij voornoemde besluiten voorgeschreven maatregelen, alsook indien het onmogelijk is ze aan de betrokkenen te betekenen, kan de burgemeester er ambtshalve toe doen overgaan, op risico van de in gebreke blijvende partijen, die de kosten hoofdelijk moeten dragen.
HOOFDSTUK 2 : WONINGEN EN GEBOUWEN
2.1. Nummering van gebouwen
Artikel 2.1.1
Ieder gebouw bestemd voor bewoning, administratief, commercieel en/of industrieel gebruik, dat niet louter als een aanhorigheid van een gebouw kan worden aanzien, moet voorzien zijn van een huisnummer. De nummering en de wijziging in de nummering van gebouwen wordt vastgesteld door de burgemeester. Een overzicht van de gemeentelijke huisnummers is beschikbaar in het CRAB (CentraalReferentieAdressenBestand). Het aanbrengen ervan gebeurt door de eigenaar van het gebouw op eigen kosten.
Het huisnummer moet goed zichtbaar en voldoende leesbaar van op de openbare weg worden aangebracht en moet stevig genoeg vastgemaakt worden :
1. Bij voorkeur rechts naast de (voornaamste) toegangsdeur langsheen de straatzijde, op een hoogte van circa 2 meter;
2. Bij belangrijke achteruitbouw, rechts naast de (voornaamste) inrit, zo mogelijk op of naast de brievenbus.
Geen enkel voorwerp of beplanting mag de zichtbaarheid van het huisnummer beletten.
Voor de wijze waarop de nummering dient te gebeuren en afspraken betreffende de plaatsing van het huisnummer, die niet zijn opgenomen in dit politiereglement, dient te worden voortgegaan op het gemeentelijk reglement op de huisnummering zoals goedgekeurd door de gemeenteraad van Sint-Katelijne-Waver op 7 november 2011.
Garages, loodsen, wagenhuizen, schuren, stallen, werkplaatsen en dergelijke, die gevestigd zijn aan een gebouw, worden als aanhorigheden van het gebouw beschouwd.
Artikel 2.1.2
De eigenaar brengt het huisnummer aan uiterlijk 30 dagen na voltooiing van het nieuwbouwwerk.
Artikel 2.1.3
Bij wijziging van het huisnummer brengt de eigenaar uiterlijk 30 dagen na kennisgeving door het gemeentebestuur, het nieuwe huisnummer aan.
Artikel 2.1.4
Als werken aan het gebouw noodzakelijk leiden tot de verwijdering van het huisnummer, wordt het huisnummer uiterlijk 8 dagen na de beëindiging der bouwwerken door de eigenaar opnieuw aangebracht.
Artikel 2.1.5
Uitgezonderd bij werken aan het gebouw zoals bepaald in art. 2.1.4 is het verboden de huisnummers te verbergen, onleesbaar te maken, te beschadigen of te verwijderen.
2.2. Dienstbaarheden van openbaar nut Artikel 2.2.1
§1 De eigenaars, gebruikers, huurders of bewoners of verantwoordelijke(n) van een gebouw
zijn, zonder dat dit hen recht geeft op enige vergoeding, verplicht toe te staan dat op de gevel van het gebouw de volgende dienstbaarheden van openbaar nut worden aangebracht:
1° een bord met vermelding van de straatnaam; 2° verkeersborden;
3° verankeringen van de openbare verlichting;
4° kabels en infrastructuren voor openbare nutsvoorzieningen;
5° tekens, uitrustingen en houders van leidingen voor openbare nutsvoorzieningen in functie van de openbare veiligheid.
§2 Deze verplichting geldt onverminderd de bepalingen van de wet van 10 maart 1925 op de elektriciteitsvoorzieningen en de latere wijzigingen en onverminderd de decreten betreffende de radio-omroep en de televisie, gecoördineerd op 4 maart 2005.
Artikel 2.2.2
Het plaatsen van borden, verankeringen, kabels, tekens, leidingen en andere dienstbaarheden van openbaar nut geschiedt door de gemeente, de verantwoordelijke nutmaatschappij of hun aangestelde(n), en dit op de minst hinderende en ontsierende plaats en wijze, waarbij de aanbrenger zoveel mogelijk rekening moet houden met de wensen van de betrokken eigenaar, gebruiker, huurder, bewoner of verantwoordelijke van het gebouw. De aanbrenger contacteert daartoe voor het plaatsen ervan de eigenaar, gebruiker, huurder, bewoner of verantwoordelijk van het gebouw voor overleg.
Artikel 2.2.3
De in artikel 2.2.1 genoemde personen zijn eveneens verplicht het onderhoud, de herstelling en vervanging van de dienstbaarheid van openbaar nut toe te laten en niet te verhinderen.
Artikel 2.2.4
Het is verboden een dienstbaarheid van openbaar nut te verbergen, te bedekken, te beschadigen, te verplaatsen of te verwijderen. De verwijdering of verplaatsing van een dienstbaarheid van openbaar nut kan alleen gebeuren door de gemeente, de verantwoordelijke nutmaatschappij of hun aangestelde(n). Aanvragen tot verwijdering of verplaatsing dienen te gebeuren overeenkomstig de bepalingen van artikel 2.2.5 van dit politiereglement.
Artikel 2.2.5
Het verwijderen of verplaatsen van een dienstbaarheid van openbaar nut mag enkel mits schriftelijke toelating van de burgemeester. De burgemeester beslist binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag tot toelating. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten van de verplaatsing of van de definitieve of tijdelijke verwijdering. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
Indien de dienstbaarheid van openbaar nut betrekking heeft op artikel 2.2.1 3°, 4° en 5°, dan dient eveneens de toelating te worden gevraagd aan de respectievelijke nutmaatschappij en zal de hierboven vermelde termijn van 21 dagen niet gelden.
2.3. Veiligheid van gebouwen Artikel 2.3.1
Het is verboden voorwerpen te plaatsen, die door hun val zouden kunnen schaden, op hogere plaatsen van gebouwen, tegen gevels of op vensterbanken langs de openbare weg tenzij deze voorwerpen stevig worden vastgehouden door haken, traliewerk of op een andere manier.
2.3.1 Uitstekende voorwerpen
Artikel 2.3.1.1
Het is verboden lange of omvangrijke voorwerpen van de binnenkant van een gebouw op de openbare weg te laten uitsteken zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te nemen om de veiligheid van de voorbijgangers te waarborgen. Dezelfde voorzorgsmaatregelen dienen in acht te worden genomen bij het openen van buitenzonneblinden, beweegbare luiken of zonnegordijnen op de gelijkvloerse verdieping aan de zijde van de openbare weg. Wanneer deze buitenzonneblinden of beweegbare luiken open zijn, dienen ze met pallen of haken op
hun plaats te worden gehouden. De pallen en haken moeten steeds stevig vastgemaakt zijn zodanig dat ze de voorbijgangers niet kunnen verwonden of de veiligheid niet in het gedrang kunnen brengen.
Artikel 2.3.1.2
Het is verboden staven, ladders of voorwerpen die ongelukken zouden kunnen veroorzaken, van binnenshuis naar buiten te duwen of te stoten op de openbare weg, tenzij zich daar iemand bevindt om de voorbijgangers te waarschuwen.
2.3.2 Kelderopeningen
Artikel 2.3.2.1
Kelderopeningen die uitgeven op de openbare weg moeten steeds degelijk afgesloten zijn. De deksels moeten in goede staat onderhouden worden.
Artikel 2.3.2.2
Ingangen en toegangen van kelders of ondergrondse ruimten die uitgeven op de openbare weg mogen enkel overdag geopend worden. Deze ingangen en toegangen mogen slechts geopend zijn gedurende de tijd die noodzakelijk is voor de handelingen waarvoor de opening vereist is. De eigenaar, gebruiker, huurder, bewoner of verantwoordelijke van het gebouw is verplicht de nodige materiële voorzieningen te treffen of te laten treffen om ongevallen te voorkomen bij opening van deze ingangen en toegangen, o.a. door een afsluiting te voorzien en door de aandacht van het publiek op de opening te vestigen met daartoe geschikte middelen of signalisatie.
2.3.3 Dakgoten
Artikel 2.3.3.1
Alle gebouwen gelegen langs de openbare weg moeten voorzien zijn van dakgoten, groot genoeg om het regenwater op te vangen. Bovendien moet verhinderd worden dat regenwater op de openbare weg hinder kan veroorzaken door afvloeiing. De eigenaars, gebruikers, huurders, bewoners of verantwoordelijke(n) van deze gebouwen moeten voortdurend nagaan of de stabiliteit van de dakgoten is gegarandeerd teneinde vallende dakgoten of delen ervan te verhinderen.
2.3.4 Verwarming van gebouwen
Artikel 2.3.4.1
Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake milieuhygiëne (oa. Vlarem, KB 06/01/1978), moeten de gebruikers van verbrandingsinstallaties voor verwarming van gebouwen, ervoor zorgen dat daarmee geen luchtverontreiniging wordt veroorzaakt die de gezondheid van de mens kan schaden of schade berokkenen aan fauna en flora. Zij dienen alle voorzorgen te treffen om de buurt niet te hinderen door geur, gas, damp, roet, stof of andere uitwasemingen.
Onder verbrandingsinstallatie wordt verstaan een ketel, een kachel, een open haard, een olie- en petroleumkachel, een allesbrander waarin vaste stoffen zoals hout, houtpellets en kolen worden gestookt.
Het verbranden van afvalstoffen (zoals plastiek, rubber, verdunner- en verfresten, afvalolie, zware olie enz.), turf, bruinkool en niet-rookloze kolenagglomeraten voor de verwarming van gebouwen is verboden.
Het stoken met een verbrandingsinstallatie is enkel toegelaten met gebruik van onbehandeld hout (hout dat niet geverfd, gevernist, gelijmd of behandeld is met beschermingsmiddelen), pellets die voldoen aan het KB van 5 april 2011, Koninklijk besluit tot bepaling van de eisen waaraan houtpellets moeten voldoen om gebruikt te worden als brandstof voor niet- industriële verwarmingstoestellen, en steenkool, voor zover de meteorologische
omstandigheden gunstig zijn. Het verbranden in (hout)kachels en open haarden is verboden bij windstilte en mist. Een uitzondering hierop wordt gemaakt voor het verbranden in kachels en open haarden voor verwarming van ruimten die niet over een centrale verwarming of olie- of gasgestookte decentrale verwarming beschikken en voor houtpelletkachels.
De gebruikers van een verbrandingsinstallatie moeten er voor zorgen dat de installatie die ze gebruiken goed onderhouden wordt en optimaal is afgesteld en dit volgens de vigerende wetgeving.
De afvalgassen van verbrandingsinstallaties dienen geloosd via een schouw of geleid kanaal, waarvan het lozingspunt voldoende hoog is, met het oog op een goede verspreiding van de geloosde stoffen zodat hinder voor de buurt voorkomen wordt.
Voor niet-ingedeelde inrichtingen en reeds bestaande ingedeelde inrichtingen wordt deze schouwhoogte opgetrokken tot 1 meter boven de nok van de bewoonde gebouwen gelegen binnen een straal van 50 meter rondom het lozingspunt.
2.3.5. Toegang tot onbezette gebouwen
De eigenaar van een niet-bewoond of niet-gebruikt gebouw is verplicht het op een zodanige wijze af te sluiten dat iedere toegangsmogelijkheid, zonder inbraak, onmogelijk wordt.
Tevens dienen in deze gebouwen de gepaste maatregelen te worden genomen om de toegang voor huis- en knaagdieren, in het wild levende dieren en voor vogels via vensters, ramen, deuren, keldergaten en riolen te voorkomen.
2.4. Brandveiligheid
2.4.1 Verwittigen van en gehoorzamen aan de hulpdiensten
Artikel 2.4.1.1
Zodra er brand uitbreekt, moeten de personen die dit vastgesteld hebben, dit onmiddellijk melden, hetzij bij de politie, hetzij aan het hulpcentrum 112 of aan de bevoegde brandweerdienst. Indien mogelijk dienen zij eveneens de bewoners of gebruikers van de betrokken panden en de omstaanders in de omgeving van het gebouw te waarschuwen.
Artikel 2.4.1.2
De personen die zich bevinden in een gebouw waarin brand is uitgebroken, alsook in de omringende gebouwen en omstaanders in de omgeving van het gebouw moeten:
1° onmiddellijk gevolg geven aan de bevelen van brandweer, civiele bescherming, politie of andere openbare diensten die interveniëren om het onheil te bestrijden;
2° zich verwijderen volgens de orders van deze diensten; 3° de toegang tot de gebouwen mogelijk maken; en
4° het mogelijk maken om gebruik te maken van watertappunten en alle middelen die beschikbaar zijn om de brand te bestrijden.
Artikel 2.4.1.3
Iedere bedrieglijke hulpoproep of bedrieglijk gebruik van een praatpaal of signalisatietoestel, bestemd om de veiligheid van de gebruikers te vrijwaren, is verboden.
Artikel 2.4.1.4
Het is verboden de geluidssignalen van brandweer, lokale of federale politie en andere hulpdiensten na te bootsen.
2.4.2 Toegankelijkheid van gebouwen
Artikel 2.4.2.1
Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw moet elk gebouw of elke constructie die meer dan twee verdiepingen telt boven het gelijkvloers en waarvan de
hoofdingang niet uitgeeft op de openbare weg, toegankelijk zijn voor de hulpvoertuigen. Deze toegangsweg moet het verkeer, het parkeren en het aanwenden van het materiaal dat door de hulpdiensten en de brandweer gebruikt wordt, toelaten.
Artikel 2.4.2.2
De toegangsweg moet steeds vrij en gemakkelijk toegankelijk blijven. Het is verboden er voertuigen op te parkeren of er gelijk welke materialen of voorwerpen achter te laten.
Artikel 2.4.2.3
De toegangsweg tot een gebouw zal aangeduid worden hetzij door wegmarkeringen, hetzij door elk ander gepast signalisatiemiddel.
Artikel 2.4.2.4
Onbevoegde personen mogen niet binnendringen in gebouwen of voorzieningen van openbaar nut die niet voor het publiek toegankelijk zijn. De eigenaar is verplicht gepaste maatregelen te nemen om de toegang tot de bedoelde gebouwen en voorzieningen te voorkomen.
2.4.3 Voorwerpen uit afgebrande gebouwen
Artikel 2.4.3.1
Personen die in het bezit zijn van voorwerpen voortkomende uit afgebrande plaatsen moeten de voorwerpen terug bezorgen aan de eigenaar of er binnen de 24 uur melding van doen bij de politie.
2.4.4 Brandveiligheid in publiek toegankelijke gebouwen, toegankelijk voor 10 personen en meer
2.4.4.1 Algemeen
Artikel 2.4.4.1.1
Onverminderd strengere bepalingen in hogere wetgeving gelden onderstaande bepalingen voor de brandveiligheid in publiek toegankelijke gebouwen.
Deze bepalingen gelden niet voor:
- installaties in open lucht en tijdelijke inrichtingen zoals tenten, kermisinrichtingen en dergelijke;
- publiek toegankelijke inrichtingen waarop in hoofde van brandveiligheid een andere reglementering van toepassing is met uitzondering van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing en artikel 52 van het Algemeen Reglement op de Arbeidsbescherming van 11 februari 1946 (A.R.A.B);
- gebouwen en lokalen bestemd voor erediensten;
- musea;
- bibliotheken;
- kantoren;
- scholen.
Artikel 2.4.4.1.2
Tenzij anders bepaald, is de exploitant van de inrichting waar het publiek toegang heeft verantwoordelijk voor het naleven van de bepalingen uit deze afdeling.
Artikel 2.4.4.1.3
De exploitant stelt op eigen verantwoordelijkheid het maximum aantal aanwezige personen vast. De strengste van onderstaande criteria bepaalt het maximaal aantal toegelaten personen.
a. op basis van de hieronder aangegeven parameters:
twee personen per m² totale publiek toegankelijke oppervlakte Uitgezonderd:
- in winkels: één persoon per 3m² totale publiek toegankelijke oppervlakte
- Waar uitsluitend vaste zitplaatsen zijn aangebracht: het aantal zitplaatsen
b. op basis van het aantal uitgangen:
- Er is steeds minimum één uitgang die rechtstreeks toegang geeft op de openbare weg of op een hiermee gelijkgestelde plaats.
- Inrichtingen of gedeelten van inrichtingen, waar het maximum aantal personen honderd of meer bedraagt, moeten over ten minste twee afzonderlijke uitgangen beschikken.
- Drie afzonderlijke uitgangen zijn vereist voor inrichtingen of gedeelten van inrichtingen waar het maximum aantal personen vijfhonderd of meer bedraagt.
c. op basis van de nuttige breedte van de uitgangen:
De uitgangswegen en deuren moeten een totale breedte hebben die ten minste gelijk is – in centimeter - aan het aantal personen, die ze moeten gebruiken om de inrichting te ontruimen. Elke uitgang moet evenwel een vrije breedte hebben van minimum 80cm en een minimum vrije hoogte van 2m.
Artikel 2.4.4.1.4
Het maximum aantal toegelaten personen moet in elke inrichting worden aangeduid op een bord dat, duidelijk leesbaar en goed zichtbaar, bij de ingang(en) wordt aangebracht door de exploitant, die maatregelen neemt om overschrijding van dit aantal te voorkomen.
Artikel 2.4.4.1.5
De exploitant is ertoe gehouden, zo spoedig mogelijk en op voorhand, aan de burgemeester schriftelijk kennis te geven van de opening of heropening van een inrichting toegankelijk voor het publiek, alsmede van het maximum aantal personen dat in de inrichting aanwezig mag zijn. Inrichtingen die onder de toepassing vallen van hoofdstuk II van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen, bezorgen bovendien aan de burgemeester een duplicaat van het door de verzekeringsonderneming aan de verzekeringnemer afgeleverd attest, bepaald bij artikel 7 van het Koninklijk besluit van 5 augustus 1991 tot uitvoering van de artikelen 8, 8 bis en 9 van de Wet van 30 juli 1979 betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen. Dit attest moet voor de opening van de inrichting aan de burgemeester worden bezorgd.
Artikel 2.4.4.1.6
Gemakkelijk brandbare materialen zoals rietmatten, stro, karton, boomschors, onbehandeld papier evenals gemakkelijk brandbare textiel- en kunststoffen, mogen niet als versiering noch als bouwmateriaal voor wanden en (valse) plafonds aangewend worden.
Onder ‘versieringen’ dient niet verstaan de normale en functionele stoffering (gordijnen en overgordijnen aan ramen, vaste muurbekleding, tafellinnen, vloerbekleding, schilderijen, tekeningen e.d.)
Artikel 2.4.4.1.7
De exploitant neemt steeds de nodige maatregelen om:
- brand te voorkomen
- ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden
- in geval van brand een veilige en snelle ontruiming van de aanwezige personen te verzekeren en de hulp van de brandweerdienst onmiddellijk in te roepen.
2.4.4.2 Uitgangen, trappen en deuren
Artikel 2.4.4.2.1
Het is verboden in inrichtingen die voor het publiek toegankelijk zijn, gelijk welke voorwerpen te plaatsen, te bevestigen of op te hangen die de doorgang in de trappen, uitgangen of nooduitgangen alsook in de gangen die erheen leiden, hinderen of die op gelijk welke wijze
hun breedte of hoogte beperken.
Artikel 2.4.4.2.2
De trappen moeten op de gepaste plaats(en) voorzien worden van stevige leuningen. De treden moeten slipvrij zijn.
Roltrappen moeten aan ieder uiteinde kunnen stilgelegd worden.
Artikel 2.4.4.2.3
De deuren in de uitgangswegen mogen in geen geval vergrendeld of met een sleutel gesloten worden in de richting van de vluchtweg.
Artikel 2.4.4.2.4
Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op zichthoogte een opvallend merkteken dragen.
2.4.4.3 Verkoopstands
Artikel 2.4.4.3.1
In winkels, warenhuizen en soortgelijke inrichtingen mogen verkoop- en uitstalstanden geen hinder vormen voor een vlotte doorgang van het publiek.
Het is verboden tussen of tegen de verkoopstands goederen te plaatsen, die een vlotte evacuatie kunnen in gevaar brengen of vertragen.
De exploitant zorgt ervoor dat de aankoopwagentjes die ter beschikking van de klanten worden gesteld, zo geplaatst worden dat zij een snelle ontruiming van de inrichting niet verhinderen.
2.4.4.4 Verlichting en elektrische installaties
Artikel 2.4.4.4.1
De lokalen toegankelijk voor het publiek moeten behoorlijk verlicht zijn. Alleen elektriciteit is toegelaten als kunstmatige verlichtingsbron.
Artikel 2.4.4.4.2
In de inrichting moet een veiligheidsverlichting worden aangebracht met een voldoende lichtsterkte om een veilige ontruiming te verzekeren. Deze veiligheidsverlichting moet automatisch en onmiddellijk in werking treden bij het uitvallen van de verlichting.
Artikel 2.4.4.4.3
Minimaal dienen armaturen aangebracht te worden boven elke uitgangsdeur, in alle evacuatiewegen (gangen en trappen), in de nabijheid van brandblusmiddelen en in alle lokalen die uitsluitend door kunstlicht bediend worden. Zij moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen functioneren.
2.4.4.5 Verwarming en schoorstenen
Artikel 2.4.4.5.1
De exploitant van de inrichting moet alle nodige veiligheidsmaatregelen nemen om oververhitting van de verwarmingsinstallaties, ontploffing ervan en brand te voorkomen.
Artikel 2.4.4.5.2
Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw, moeten verwarmingstoestellen, die niet op elektriciteit werken, op een schoorsteen aangesloten zijn of op een speciale inrichting voor de afvoer van de verbrandingsproducten. De schoorstenen en rookkanalen worden opgetrokken in niet ontvlambare materialen.
Artikel 2.4.4.5.3
Het reinigen van schoorstenen door gebruik te maken van ontplofbare stoffen of er vuurwapens in af te vuren is verboden.
Artikel 2.4.4.5.4
Verplaatsbare verwarmingstoestellen en recipiënten met vloeibare brandstoffen zijn niet toegelaten in de voor het publiek toegankelijke lokalen.
2.4.4.6 Brandblusmiddelen
Artikel 2.4.4.6.1
De exploitant moet voldoende brandblusmiddelen aanbrengen, volgens het advies van de brandweer.
Artikel 2.4.4.6.2
In de lokalen toegankelijk voor het publiek, moeten snelblussers van het type 6 kg ABC poeder (of een gelijkwaardig alternatief in overleg met de brandweer) goed verdeeld aangebracht worden a rato van 1 stuk per 150 m² met een minimum van twee snelblussers.
Artikel 2.4.4.6.3
In de nabijheid van een stookplaats met branders werkend met vloeibare brandstof, moet een snelblusser met 5 kg CO2 of 6 kg ABC poeder opgesteld zijn of dient de brander beveiligd te zijn met een automatische blusinstallatie.
Artikel 2.4.4.6.4
Bij frituurketels dient een blusdeken binnen handbereik aanwezig te zijn.
Artikel 2.4.4.6.5
Winkels voor kleinhandel waarvan de oppervlakte groter is dan 500 m² moeten worden uitgerust met minstens één haspel. Ieder punt van het publiek toegankelijke deel moet bereikbaar zijn met de waterstraal van de haspel.
Artikel 2.4.4.6.6
De brandblusmiddelen moeten goed onderhouden worden, beschermd zijn tegen vorst, op doeltreffende wijze gesignaleerd worden, gemakkelijk bereikbaar, oordeelkundig verdeeld en vast bevestigd zijn. Ze moeten steeds onmiddellijk in werking kunnen gebracht worden.
Artikel 2.4.4.6.7
Het gebruik van blustoestellen met broommethyl, tetrachloorkoolstof of andere producten, waardoor giftige uitwasemingen kunnen ontstaan, is verboden.
Artikel 2.4.4.6.8
De maatregelen dienen getroffen om brandrisico’s, verwerkt door het roken, te weren. Asbakken moeten in voldoende getal en op nuttige plaatsen aanwezig zijn. Zij dienen te worden leeggemaakt in een metalen recipiënt, voorzien van een goed sluitend metalen deksel van het type ‘vlamdovend’ en onderworpen aan een nazicht door een controleorganisme, erkend door de bevoegde overheid.
2.4.4.7 Voorlichting personeel
Artikel 2.4.4.7.1
Het personeel moet over de gevaren van brand in de inrichting ingelicht worden. Een aantal personeelsleden moeten geoefend worden in het hanteren van de brandblusmiddelen en de ontruiming van de inrichting. De vaststelling van het aantal de personeelsleden en de benodigde opleiding dient te gebeuren conform de bepalingen van ARAB.
2.4.4.8 Controle
Artikel 2.4.4.8.1
De brandblusmiddelen moeten jaarlijks aan een grondige controle onderworpen worden, uitgevoerd door een daartoe bevoegd persoon. De elektrische installatie, de veiligheidsverlichting inbegrepen, wordt om de vijf jaar en bij elke belangrijke wijziging onderworpen aan een nazicht door een controleorganisme, erkend door de Federale Overheidsdienst Economie, KMO, Middenstand en Energie.
Artikel 2.4.4.8.2
Aan de opmerkingen, gemaakt tijdens de controles, moet de exploitant het passende gevolg geven binnen de termijn vermeld op het keuringsverslag. Indien geen termijn wordt vermeld op dit keuringsverslag dient binnen 15 werkdagen een passend gevolg gegeven te worden aan de opmerkingen.
Artikel 2.4.4.8.3
De exploitant moet op verzoek van de burgemeester en van de bevoegde ambtenaren op ieder ogenblik gedateerde en ondertekende attesten van de controlerende agenten, organismen of bevoegde technici kunnen voorleggen.
Artikel 2.4.4.8.4
De exploitant zal het publiek niet tot de inrichting toelaten dan na zich ervan te hebben vergewist dat aan de voorschriften van dit politiereglement voldaan is.
2.4.5 Maatregelen
Artikel 2.4.5.1
De exploitant van een gebouw zal te allen tijde toegang tot de inrichting verlenen aan de burgemeester en de daartoe bevoegde ambtenaren. Op hun vraag is hij verplicht het bewijs te leveren dat de voorschriften van dit politiereglement worden nageleefd.
Artikel 2.4.5.2
De burgemeester kan steeds bijkomende maatregelingen ter voorkoming en bestrijding van brand en ter ontruiming van personen opleggen.
Artikel 2.4.5.3
De burgemeester kan steeds, ter vrijwaring van de openbare veiligheid, tot sluiting van de inrichting overgaan.
Artikel 2.4.5.4
In verband met de voorschriften van afdeling 2.4 van dit politiereglement, kan de burgemeester steeds afwijking verlenen. De vraag tot het verkrijgen van een afwijking moet ingediend worden aan de hand van een gedetailleerd verslag, dat de redenen vermeldt, waarom een afwijking als noodzakelijk voorkomt. Bij het verlenen van een afwijking is de exploitant ertoe gehouden de aanvullende voorzorgsmaatregelen, die eventueel door de burgemeester worden opgelegd, uit te voeren.
2.4.6 Inbreuken
Artikel 2.4.6.1
Als een evenement zoals een fuif, een dansfeest of andere bijeenkomst (ongeacht het aantal deelnemers) georganiseerd wordt in een voor het publiek toegankelijke plaats waarvan de organisatoren niet kunnen bewijzen dat de plaats beantwoordt aan de bepalingen van dit politiereglement en de veiligheidsvoorschriften, met name in toepassing van de regelgeving inzake brandveiligheid, kan de burgemeester het evenement verbieden en kan de politie in voorkomend geval het etablissement doen evacueren en sluiten.
2.5. Bouwvallige en ongezonde gebouwen
Artikel 2.5.1
Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw, leegstand en verwaarlozing moet de eigenaar, gebruiker, huurder, bewoner of beheerder van een gebouw of een deel van een gebouw (zoals dakpannen of dakgoten)
- waarvan de fundering gebrekkig is en verzakkingen vertoont;
- waarvan pijlers of gevelmuren meer dan de helft van hun dikte voor- of achteroverhellen;
- dat dreigt in te vallen wegens ouderdom, slechte constructie of gebrek aan onderhoud; alle nodige maatregelen nemen om de veiligheid van gebruikers van het gebouw en omstaanders te garanderen, door middel van herstellingswerken, schuttingswerken en desnoods de afbraak van het gebouw of van het bouwvallige gedeelte ervan.
Artikel 2.5.2
Gebouwen zijn ongezond als ze een bedreiging vormen voor de openbare gezondheid of niet beantwoorden aan de elementaire veiligheids-, gezondheids-, en kwaliteitsnormen, zoals onder andere bepaald krachtens het decreet van 15 juli 1997 houdende de Vlaamse Wooncode, het Integratiedecreet van 29-03-2013, het besluit van de Vlaamse Regering van 12-07-2013 betreffende de kwaliteits- en veiligheidsnormen voor woningen, en het besluit van de Vlaamse regering van 11 juni 2004 houdende maatregelen tot bestrijding van de gezondheidsrisico’s door verontreiniging van het binnenmilieu.
Artikel 2.5.3
Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw, leegstand en verwaarlozing en de in de eerste alinea vermelde veiligheids-, gezondheids- en kwaliteitsnormen moet de eigenaar, gebruiker, huurder, bewoner of beheerder van een ongezond gebouw alle nodige maatregelen nemen om de veiligheid van gebruikers van het gebouw en omstaanders te garanderen, door middel van onderhouds-, aanpassings- en herstellingswerken, en desnoods de afbraak van het gebouw of het ongezonde gedeelte ervan.
Artikel 2.5.4
De eigenaar, gebruiker, huurder, bewoner of beheerder van een bouwvallig of ongezond gebouw moet de burgemeester onmiddellijk en schriftelijk informeren over de maatregelen uitgevoerd door gerechtelijke instanties inzake bouwvallige en ongezonde onroerende goederen.
Artikel 2.5.5
De eigenaars, gebruikers, huurders, bewoners of beheerders van bouwvallige of ongezonde onroerende goederen, zijn verplicht toegang en medewerking te verlenen aan degenen die door de burgemeester gelast zijn een onderzoek naar de openbare gezondheid in te stellen en/of controle te doen naar de naleving van de bepalingen van de Vlaamse Wooncode, het Kamerdecreet, het Binnenmilieubesluit of de openbare gezondheid in het algemeen.
Artikel 2.5.6
Op voorstel van degenen, die door hem gelast zijn met het onderzoek, beveelt de burgemeester de nodige maatregelen en werken, noodzakelijk voor de gezondmaking van ongezonde onroerende goederen en/of om het onroerend goed conform te maken met de elementaire veiligheids-, gezondheids- en kwaliteitsnormen.
2.6. Afsluitingen en onderhoud van private percelen Artikel 2.6.1
Onverminderd de bepalingen van afdeling 3.1.4 van huidig reglement is het verboden langsheen de openbare weg omheiningen in prikkeldraad aan te brengen of in stand te houden, tenzij deze afsluitingen door een boordgracht of een zijberm van minstens 1,50 m gescheiden zijn van elke rijbaan, fietspad, voetpad of begaanbare berm.
Artikel 2.6.2
Aan de omheining van alle terreinen waarop dieren worden gehouden, palend aan de openbare weg, en waarvan de woning van de gebruiker van het terrein niet gevestigd is op dit terrein, dient de naam en het telefoonnummer van de verantwoordelijke van de dieren aangegeven te worden. De verantwoordelijke moet bereikbaar zijn.
Artikel 2.6.3
De gebruikers, beheerders of bij ontstentenis de eigenaars (of de aangestelden van genoemde personen), publiek- en privaatrechtelijke personen inbegrepen, van onroerende goederen zijn ertoe gehouden:
1° op hun braakliggende gronden en/of terreinen, stedenbouwkundig gelegen in woongebied of woongebied met landelijk karakter en daarmee vergelijkbare zones volgens het BPA of RUP, alle woekerende planten te maaien, en dit alleszins na 15 juni en voor 30 september van elk jaar;
2° de aanwezige planten, struiken, heesters, hagen, bomen en alle andere aanplantingen volgens de in voege zijnde reglementen te snoeien, zodat zij geen enkele belemmering vormen voor het normale gebruik van de openbare weg , voor de verkeersborden of de openbare verlichting;
3° alle vreemde stoffen, planten en materialen die de netheid van het terrein en/of de omliggende terreinen in het gedrang brengen te verwijderen;
4° de braakliggende percelen te vrijwaren tegen sluikstorten;
5° de afsluitingen van de percelen, indien aanwezig, in goede staat te onderhouden en de nodige herstellingswerken daaraan uit te voeren.
HOOFDSTUK 3 : OPENBARE WEGEN EN PLEINEN
3.1. Netheid en veiligheid van het openbaar domein
Artikel 3.1.1
§1 Het is verboden op het openbaar domein en op plaatsen die voor het publiek toegankelijk zijn, een activiteit uit te oefenen die de openbare veiligheid of de veilige en vlotte doorgang in het gedrang kan brengen.
§2 Het is verboden voorwerpen op de openbare weg neer te werpen, te plaatsen of achter te laten, dewelke door hun aanwezigheid schade kunnen berokkenen aan derden of aanleiding kunnen geven tot ongevallen.
3.1.1 Onderhoud van voertuigen op het openbaar domein
Artikel 3.1.1.1
Het is verboden op het openbare domein het onderhoud, de smering, olieverversing of herstelling van voertuigen of stukken van deze voertuigen uit te voeren, met uitzondering van het depanneren vlak na het zich voordoen van het defect voor zover het gaat om zeer beperkte interventies teneinde het voertuig in staat te stellen zijn weg voort te zetten of weggesleept te worden.
Artikel 3.1.1.2
Onverminderd de bepalingen van het Decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning en de daaropvolgende uitvoeringsbesluiten (Vlarem I en II) is het wassen of reinigen van voertuigen, met uitzondering van voertuigen, voor het al dan niet bezoldigd goederenvervoer of gezamenlijk vervoer van personen, toegelaten op de openbare weg, op voorwaarde dat een veilige en gemakkelijke doorgang niet wordt belemmerd.
Artikel 3.1.1.3
De producten en het gereedschap voor het herstellen of het wassen van het voertuig moeten zorgvuldig verzameld worden zodat de doorgang van de voetgangers en de weggebruikers niet wordt gehinderd.
Artikel 3.1.1.4
Het is verboden voertuigen te wassen of te reinigen op de openbare weg tussen 22 uur en 7 uur.
3.1.2 Bouwmaterialen op openbare weg
Artikel 3.1.2.1
Tenzij met voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester, is het verboden bouwmaterialen klaar te maken op de openbare weg of op het voetpad langs de weg.
Artikel 3.1.2.2
Het is verboden om het even welke bouwmaterialen op de openbare weg te laten liggen. Na het afstorten ter plaatse dienen ze onmiddellijk van de openbare weg te worden verwijderd.
Artikel 3.1.2.3
De aanvragen tot het verkrijgen van een toelating vermeld in deze afdeling 3.1.2 van dit politiereglement, dienen 21 dagen op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die hierover binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
3.1.3 Reinigen van voetpaden, fietspaden en de openbare weg
Artikel 3.1.3.1
De gebruikers, beheerders of bij ontstentenis, de eigenaars (of de aangestelden van genoemde personen) van eigendommen zijn verplicht de voetpaden en fietspaden langs deze eigendommen bestendig rein te houden.
Ze moeten aarde en straatvuil dat de plaats voor de eigendommen bevuilt opruimen. De afvoergoten dienen zuiver gehouden te worden om een vrije afvoer te verzekeren.
Iedereen die op om het even welke wijze de openbare weg heeft vervuild of heeft laten vervuilen, moet ervoor zorgen dat deze onverwijld opnieuw gereinigd worden. Zo zullen bijvoorbeeld zij die meststoffen, kalk- of metselspecie, steenkolen of andere bevuilende materialen doen laden of ontladen, na het beëindigen ervan onmiddellijk de openbare wegenis moeten reinigen of doen reinigen.
3.1.4 Uitzicht op en veiligheid van de openbare weg
Artikel 3.1.4.1
Niemand mag op de openbare weg putten graven, uithollingen of groeven maken, palen, platen of obstakels plaatsen, plaveien, kasseien of andere wegnemen tenzij op last van of mits schriftelijke toelating van de burgemeester.
Artikel 3.1.4.2
De aannemers van openbare werken of maatschappijen van nutsvoorzieningen, die werken willen uitvoeren op of langs de openbare weg of werken waarbij verkeershinder kan ontstaan, dienen hiervoor op voorhand een aanvraag tot toelating in te dienen bij de burgemeester. De werken mogen in geen geval uitgevoerd worden zonder dat de aannemer in het bezit is van deze toelating. De werken dienen zonder uitstel te worden uitgevoerd zoals bepaald in de toelating. In geval van overmacht zal daarvan eveneens onmiddellijk kennis worden gegeven aan de burgemeester.
Het is verboden om borden te zetten die in strijd zijn met de vigerende regeling.
Artikel 3.1.4.3
Nabij kruispunten en scherpe bochten van openbare wegen moeten de eigenaars, huurders of gebruikers van elk hoekperceel, het uitzicht op de rijbaan vrijwaren voor de weggebruiker. Daartoe is het hen verboden aan weerszijden op minstens vijf meter van de hoek, afsluitingen in ondoorzichtbare materialen te plaatsen of te behouden, hoger dan 1,00 meter. Binnen diezelfde afstand moeten alle hagen, heesters of lage bomen die het zicht hinderen, tot op een hoogte van 1,00 meter worden ingesnoeid, of desnoods verwijderd.
Artikel 3.1.4.4
De gebruikers van gronden langs de openbare weg gelegen, en bij ontstentenis, de eigenaars dienen te beletten dat takken en gewassen van hagen, heesters of bomen die op hun grond staan, door overhanging op de openbare weg het verkeer hinderen of onveilig maken of verkeerstekens onduidelijk of onzichtbaar maken. Daartoe dienen deze gewassen regelmatig gesnoeid te worden.
Artikel 3.1.4.5
De werken die stof of afval op de omringende eigendommen of op de openbare weg kunnen verspreiden mogen slechts aangevat worden na het aanbrengen van ondoordringbare schermen.
De aannemers of personen, gelast met het vervoer van aarde, bouwmaterialen, afbraak- of andere materialen die de openbare weg kunnen bevuilen, moeten hun wagens zodanig afdekken dat niets van de lading op de openbare weg zou kunnen vallen.
De aannemers of verantwoordelijken zijn eveneens verplicht de openbare wegen gelegen in de omgeving van de werkplaatsen waar geladen en gelost wordt in staat van volledige zindelijkheid te houden.
Aan vrachtvervoer dat schade of bevuiling aan de openbare weg veroorzaakt kan een bepaalde reisweg worden opgelegd door de burgemeester.
De vervoerders blijven verantwoordelijk voor eventuele schade of bevuiling aan de weg en eveneens voor het reinigen ervan.
Ook particulieren mogen geen pesticiden gebruiken op de openbare weg.
Artikel 3.1.4.6
Het is verboden brood- en verkoopautomaten te plaatsen op privaat domein zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester. De verleende vergunning stelt de vergunninghouder niet vrij van eventuele vergunningen die op grond van wettelijke en reglementaire bepalingen door andere overheden worden vereist.
Artikel 3.1.4.7
De aanvragen tot het verkrijgen van een toelating vermeld in deze afdeling 3.1.4 van dit politiereglement, dienen 21 dagen op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die hierover binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
Artikel 3.1.4.8
Het gebruik van voortbewegingstoestellen (vb. skateboards,…) is alleen toegestaan als de veiligheid van de voetgangers en de vlotte doorgang niet in het gedrang worden gebracht. De burgemeester kan het gebruik echter verbieden op de plaatsen die hij bepaalt.
Artikel 3.1.4.9
Iedere bedrieglijke hulpoproep of bedrieglijk gebruik van een praatpaal of signalisatietoestel, bestemd om de veiligheid van de gebruikers te vrijwaren, is verboden.
3.1.5 Vervuiling van de openbare weg
Artikel 3.1.5.1
Het is verboden de leidingen bestemd voor de werking van fonteinen en de leidingen of afvoersloten voor de afvoer van regen- of afvalwater te versperren of er enige substantie in te gooien die de normale werking verhindert of die het water vervuilt.
3.1.6 Wapens
Artikel 3.1.6.1
Het is verboden te schieten met luchtdrukwapens, bogen, kruisbogen, alarmwapens, katapulten of andere schiettuigen en te werpen met harde voorwerpen op of langsheen de openbare weg, zelfs op private eigendommen. Schietoefeningen die georganiseerd worden op officieel vergunde schietterreinen zijn toegestaan. Mits voorafgaandelijke toelating zoals bepaald in afdeling 6.3.5 mogen feestgeschut of kanonschoten worden afgevuurd.
3.1.7. Tegeltuinen en plantenbakken
Artikel 3.1.7.1
De ingebruikname van het openbaar domein door middel van een tegeltuin of plantenbakken
is slechts toegelaten mits een voorafgaande en schriftelijke vergunning, afgeleverd door de burgemeester.
Artikel 3.1.7.2
Deze vergunning kan bekomen worden door de bewoner van het achterliggende pand na het indienen van een schriftelijke aanvraag vergezeld van
- Identiteit en adres van de aanvrager
- een duidelijke schets door de bewoner van het achterliggende pand, met vermelding van de afmetingen van het tuintje en de voorziene beplanting
- Een foto waarop muur of afsluiting en voetpad te zien zijn
- breedte van het voetpad en aard van de verharding
- Indien deze bewoner huurder is, een schriftelijk akkoord van de eigenaar van het pand
Artikel 3.1.7.3
De vergunning vervalt indien de vergunninghouder, binnen het jaar na afgifte van de vergunning, niet met de aanleg van de tegeltuin is begonnen.
Artikel 3.1.7.4
De ingebruikname van het openbaar domein moet gebeuren volgens de verkregen vergunning en conform de aan de vergunning gehechte richtlijnen en plan.
De ingenomen ruimte mag de opgegeven afmetingen van de vergunning in geen geval overschrijden. Alleen de tegels noodzakelijk voor de aanleg van de tegeltuin mogen worden verwijderd.
De aanvrager blijft steeds verantwoordelijk voor een correcte plaatsing, zelfs als de plantenbakken door anderen worden verplaatst.
Artikel 3.1.7.5
Het aanvaarden van een vergunning impliceert het voortdurende respecteren van volgende voorwaarden:
- het vrijhouden van de ingangen van particuliere en openbare gebouwen;
- de inname is beperkt tot de ruimte voor de eigen gevel;
- het verzekeren van een vrije voetgangersdoorgang van tenminste 1,20m.;
- installaties van openbaar of algemeen nut dienen ten allen tijde goed bereikbaar te zijn.
De doorgang van de voetgangers wordt gemeten vanaf elke hindernis tot aan de grenslijn van de tegeltuin of plantenbak
Afhankelijk van de plaats en densiteit van het aantal voetgangers kan de burgemeester eventueel het behoud van een grotere vrije doorgang in de vergunning opleggen.
De breedte van het tegeltuintje mag maximaal 30 cm bedragen.
Artikel 3.1.7.6
De vergunning wordt op naam van de aanvrager afgeleverd en kan niet worden overgedragen aan derden, noch geheel of gedeeltelijk, noch voor een bepaalde duur.
Artikel 3.1.7.7
Het onderhoud van het tuintje of plantenbak en van de verharding er rond, valt ten laste van de bewoner, en moet in zulke staat worden onderhouden dat het geen hinder of gevaar oplevert voor het verkeer. De voorwerpen of planten mogen niet buiten de rand uitspringen en moeten derwijze onderhouden worden dat de vereiste minimum doorgang op gelijk welke hoogte vrij blijft. Klimplanten mogen niet voor de woning op het buurperceel of boven de kroonlijst uitsteken. Ze mogen geen raamopeningen bedekken.
Artikel 3.1.7.8
Alle dood of levend materiaal in het tegeltuintje of plantenbak verwerkt, blijft eigendom van de bewoner.
Artikel 3.1.7.9
De burgemeester kan omwille van redenen van openbare orde algemeen belang of werkzaamheden, bijkomende of strengere voorwaarden opleggen of de verwijdering van tegeltuinen en plantenbakken bevelen, en dit zonder enig recht op schadevergoeding.
Artikel 3.1.7.10
Bij het uitgraven van een tegeltuin moet de uitvoerder rekening houden met de aanwezigheid van nutsleidingen en zich op voorhand vergewissen van hun ligging. De ondergrondse nutsvoorzieningen mogen door de aanleg van tegeltuintjes geen hinder ondervinden.
Alle voorzieningen van openbaar nut zoals straatnaamborden en pictogrammen, moeten steeds zichtbaar blijven en bereikbaar zijn.
Artikel 3.1.7.11
De uitgebroken betegeling wordt bij voorkeur gebruikt als afboording van een tegeltuin. Zoniet wordt zij bewaard voor de herstelling van het voetpad wanneer het tegeltuintje zou verdwijnen. De afboording mag min. 5 cm en max. 10 cm uitsteken boven de trottoirverharding.
Artikel 3.1.7.12
De vergunninghouder of zijn aangestelde moet te allen tijde de vergunning voor inname van het openbaar domein kunnen voorleggen aan de politie of een gevolmachtigde ambtenaar.
Artikel 3.1.7.13
Tegeltuinen of plantenbakken geplaatst zonder vergunning of waarvoor de vergunning werd geweigerd, worden beschouwd als wederrechtelijke inname van het openbaar domein en dienen onmiddellijk te worden verwijderd.
Bij niet verwijdering zal op kosten en risico van de overtreder ambtshalve verwijderd worden, zonder dat aanspraak kan gemaakt worden op enige schadeloosstelling, van welke aard ook.
De vergunninghouder wordt aansprakelijk gesteld voor alle schade aan het openbaar domein of die het gemeentebestuur of een derde lijdt door het verzuim of niet tijdig wegnemen van het tegeltuintje of de plantenbak.
Artikel 3.1.7.14
Eventuele herstellingen aan het trottoir tengevolge van de aanwezigheid van een tegeltuin of plantenbak zullen door de bevoegde gemeentedienst gebeuren op kosten van de vergunninghouder. De vergunninghouder verbindt er zich toe onverwijld elke verzakking of andere beschadiging mede te delen en zelf voorlopig de nodige veiligheidsmaatregelen te treffen.
Artikel 3.1.7.15
De vergunninghouder is burgerrechterlijk aansprakelijk voor alle ongevallen, die zouden voortspruiten uit de aanwezigheid van het tegeltuintje of de plantenbak. Hij zal de door de bevoegde gemeentedienst opgelegde herstellingswerken of aanpassingswerken, op eerste verzoek, onmiddellijk uitvoeren. De vergunninghouder vrijwaart de gemeente tegen alle vorderingen die tegen haar door derden zouden worden ingesteld als gevolg van de verleende vergunning.
Artikel 3.1.7.16
Mogelijke schade, veroorzaakt door het uitgraven van een tegeltuintje, aan leidingen en nutsbedrijven (Belgacom, ...) vallen ten laste van de uitvoerder. De vergunninghouder moet
zich op voorhand tot de nutsbedrijven (E.G.W.,Belgacom., enz ) te wenden, teneinde de
ligging van deze leidingen te kennen.
Artikel 3.1.7.17
Het gemeentebestuur kan op geen enkele wijze, hoe dan ook , verantwoordelijk worden gesteld en/of tot enige schadevergoeding worden verplicht, indien de (her)aanleg van de straat en/of voetpaden de verwijdering van de tegeltuin(en) inhoudt.
Artikel 3.1.7.18
Door het verlenen van de vergunning kan het gemeentebestuur nooit aansprakelijk gesteld worden voor gelijk welke beschadiging veroorzaakt aan de tegeltuin.
3.2. Groene ruimten, parken, pleinen, sportterreinen en zwemgelegenheden
3.2.1 Algemeen
Artikel 3.2.1.1
Indien een huishoudelijk reglement is opgemaakt voor een groene ruimte, park, plein, sportterrein of zwemgelegenheid dient dit door iedere bezoeker te worden nageleefd.
3.2.2 Zwemmen en baden in openlucht
Artikel 3.2.2.1
Het is verboden te zwemmen of te baden in openbare plaatsen andere dan de inrichtingen, waarvoor een milieuvergunning is verleend.
Artikel 3.2.2.2
Het is in openbare zweminrichtingen verboden:
1° zich toegang te verschaffen in staat van dronkenschap.
2° zich toegang te verschaffen indien men open of etterende wonden vertoont of aangetast is met een besmettelijke ziekte of een huidaandoening waardoor de openbare gezondheid en hygiëne in het gedrang zou worden gebracht
3° samenscholingen te veroorzaken, de doorgangen te belemmeren of zich te gedragen in strijd met de openbare orde en goede zeden;
4° zich toegang te verschaffen met honden of deze in de zweminrichting te laten rondlopen; 5° zich in de zwemgelegenheid te bevinden na de sluiting of na het einde van de voorziene zwemperiode;
6° zich elders te ontkleden dan in de daartoe bestemde kleedkamers. Tijdens het ontkleden zijn de deuren van de kleedkamers steeds gesloten;
7° stenen, zeep of andere voorwerpen in het water te werpen;
8° enige substantie in het zwemwater te brengen die de gezondheid van de gebruikers kan schaden of waardoor het water kan bevuild worden;
9° andere gebruikers op één of andere manier lastig te vallen of te intimideren.
3.2.3 Speelpleinen, speelterreinen en andere sportterreinen
Artikel 3.2.3.1
Behoudens afwijkende bepalingen in het huishoudelijk reglement is het verboden in de groene ruimte, parken, op de pleinen, op de sportterreinen en in de zwemgelegenheden:
1° te rijden met motorvoertuigen en paarden;
2° op om het even welke wijze schade te veroorzaken aan de beplantingen, de wegen, afsluitingen en uitrustingen;
3° honden te laten loslopen;
4° spelende kinderen lastig te vallen of het spelen te beletten
5° De zandbakken (vb. op speelterreinen,…) te gebruiken voor hondenbehoeften
6° samen te scholen waarbij het niet de bedoeling is gebruik te maken van de speeltoestellen en waarbij overlast bezorgd wordt aan de gebruikers van de toestellen.
Artikel 3.2.3.2
Iedereen die de speelpleinen, speelterreinen en andere sportterreinen betreedt hoeft zich te houden aan de opgehangen borden.
3.3. Evenementen en sportwedstrijden
3.3.1 Evenementen
Artikel 3.3.1.1
De organisator van een evenement moet erop toezien dat alle wettelijke beschikkingen inzake veiligheid strikt in acht worden genomen en dat de meest ruime voorzorgsmaatregelen worden getroffen ter voorkoming van ongevallen.
Artikel 3.3.1.2
De verkoop of het tentoonstellen tijdens evenementen van waren of voorwerpen die de openbare rust, de goede zeden, de openbare gezondheid of de openbare veiligheid in het gedrang zou kunnen brengen, kan door de burgemeester worden verboden.
Artikel 3.3.1.3
Voor de organisatie van feesten en vermakelijkheden gelden de volgende bepalingen:
§1 Muziekactiviteiten in open lucht en/of in een voor publiek, al dan niet tegen betaling, toegankelijke inrichting, ander dan een cfr. Vlarem I ingedeelde inrichting worden geregeld conform Vlarem.
§2. Indien de muziekactiviteit vermeld in §1 voorafgaand is gemeld aan en toegelaten door de burgemeester kan het college een hogere geluidsnorm toestaan, conform Vlarem. De aanvraag dient te verlopen via het meldingsformulier voor evenementen.
§3 In de toelating van het college van burgemeester en schepenen wordt opgenomen tot welk tijdstip dergelijke feestelijkheden en vermakelijkheden zowel op openbaar domein als in private zalen of plaatsen, waar het publiek toegang heeft, mogen duren. Eveneens kunnen andere modaliteiten, zoals het maximale geluidsniveau worden opgenomen in de toelating.
§4 Het inrichten van publieke feesten en vermakelijkheden in open lucht waarbij geen muziek wordt geproduceerd, wordt geregeld via dit politiereglement en mag mits voorafgaande toelating van de burgemeester.
Artikel 3.3.1.4
De bepalingen uit artikel 3.3.1.3 gelden ook voor de opvoering door acteurs, acrobaten en dergelijke op openbare plaatsen.
Artikel 3.3.1.5
De burgemeester beslist binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag tot toelating voor hierboven vernoemde activiteiten.
Artikel 3.3.1.6
Tijdens evenementen vermeld in deze afdeling heeft de politie te allen tijde toegangsrecht.
Artikel 3.3.1.7
Het is verboden op welke manier dan ook een toegelaten evenement te verstoren.
Artikel 3.3.1.8
De nodige acties moeten worden ondernomen om afval te voorkomen en selectief in te zamelen zoals bepaald in hoofdstuk 5.5 van dit reglement.
Artikel 3.3.1.9
Wanneer tijdens een toegelaten feest de orde wordt verstoord, kan de politie onmiddellijk de zaal of de plaats doen ontruimen.
3.3.2 Sportwedstrijden
Artikel 3.3.2.1
De organisator van een sportwedstrijd moet erop toezien dat alle wettelijke beschikkingen inzake veiligheid strikt in acht worden genomen en dat de meest ruime voorzorgsmaatregelen worden getroffen ter voorkoming van ongevallen.
Artikel 3.3.2.2
De verkoop of het tentoonstellen tijdens sportwedstrijden van waren of voorwerpen die de openbare rust, de goede zeden, de openbare gezondheid of de openbare veiligheid in het gedrang zou kunnen brengen, kan door de burgemeester worden verboden.
Artikel 3.3.2.3
Sportwedstrijden op de openbare weg zijn alleen toegelaten mits toelating van de burgemeester.
Artikel 3.3.2.4
De organisatie en toelating voor de organisatie van wielerwedstrijden en veldritten op de openbare weg dienen te gebeuren volgens het Koninklijk besluit tot reglementering van de wielerwedstrijden en van de veldritten (21/08/1967) en de latere wijzigingen hiervan.
Artikel 3.3.2.5
De organisatie en toelating voor de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto’s dient te gebeuren conform het Koninklijk Besluit van 28/11/1997 houdende de reglementering van de organisatie van sportwedstrijden of sportcompetities voor auto's die geheel of gedeeltelijk op de openbare weg plaatshebben (evenals conform de latere Koninklijke en ministeriële besluiten, omzendbrieven).
Artikel 3.3.2.6
De organisatie van overige gemotoriseerde wedstrijden of activiteiten op de openbare weg dient te gebeuren conform hoofdstuk 6.3.2 en volgens de toelating zoals bepaald in dit hoofdstuk.
Artikel 3.3.2.7
Voor de overige toelatingen beslist de burgemeester binnen 6 weken na ontvangst van de aanvraag tot toelating van deze sportwedstrijden op de openbare weg. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating.
Artikel 3.3.2.8
Het is verboden op welke manier dan ook een toegelaten sportwedstrijd en/of sportieve bijeenkomst te verstoren.
Artikel 3.3.2.9
De nodige acties moeten worden ondernomen om afval te voorkomen en selectief in te zamelen zoals bepaald in hoofdstuk 5.5 van dit reglement.
3.3.3 Organisatie van evenementen en sportwedstrijden
Artikel 3.3.3.1
De bepalingen uit deze afdeling 3.3.3 gelden niet voor de organisatie van markten en kermissen. Deze activiteiten worden geregeld in aparte huishoudelijke reglementen.
Artikel 3.3.3.2
§1 Indien tijdens een evenement of sportwedstrijd installaties met een tentdak of luifel in open lucht worden opgesteld, mogen deze niet meer dan 1 meter uitspringen en moeten deze zich op minstens 2,10 meter van de begane grond bevinden. Deze luifels moeten dadelijk neergelaten kunnen worden voor de gebeurlijke doorgang van brandweer, politie- en ziekenwagens.
§2 Het is niet toegelaten verkoopinstallaties vast te hechten aan de weg, aan bomen, aan verlichtingspalen, vlaggenmasten, verkeersborden en dergelijke.
§3 De opstellingen en activiteiten mogen geen hinder vormen voor een vlotte en veilige ontruiming van de tijdelijke inrichting, noch van de eventueel aangrenzende gebouwen.
§4 Tussen aangrenzende gebouwen en tijdelijke installaties dient steeds een vrije doorgang met een minimumbreedte van 1 meter te blijven.
Artikel 3.3.3.3
§1 Tijdelijke inrichtingen waarin warme gerechten bereid worden, zoals o.a. hamburger- en hotdogkramen, braadkippenkramen, kebabkramen, frituren en barbecuestands, moeten gemakkelijk bereikbaar zijn voor de voertuigen van de hulpdiensten.
§2 De ondergrondse en bovengrondse watermonden moeten steeds vrij zijn en goed bereikbaar blijven voor de hulpdiensten.
§3 Alle tijdelijke inrichtingen waarin warme gerechten bereid worden, moeten minstens in het bezit zijn van één bedrijfsklaar en makkelijk te bereiken snelblustoestel. Elk toestel dient gekeurd te zijn. In functie van het brandrisico kan de brandweer bijkomende en/of bijzondere blusmiddelen opleggen.
§4 De uitbaters dienen zelf in te staan voor het inzamelen en het meenemen van het geproduceerde afval. Dit afval mag in geen geval in de openbare vuilbakjes gedeponeerd worden.
Artikel 3.3.3.4
§1 De toestellen moeten geplaatst worden volgens de regels van goed vakmanschap en steeds in goede staat van werking en onderhoud verkeren, zodat ze voldoende veiligheid verzekeren en zodat controle kan gebeuren.
§2 De elementaire veiligheidsvoorzieningen voor de kook- en verwarmingstoestellen dienen te worden genomen in functie van de opstelling, de goede staat van de leidingen en het materiaal en het gebruik.
§3 Gasflessen worden zodanig opgesteld dat ze beschermd zijn tegen zonnestraling en tegen omvallen. Op de gasleidingen bevindt zich voor elk toestel een goed bereikbare afsluitkraan. Het gebruik van verplaatsbare gasrecipiënten kan slechts worden toegestaan indien:
de recipiënten zijn gevuld door een erkend vulstation
de recipiënten beschikken over een geldige keuringsstempel
de aansluitingen van recipiënt naar verbruikstoestel gebeuren via rubberslangen bestemd voor gas en welke een geldige gebruiksdatum hebben.
Alle aansluitpunten van de rubberslang zijn geborgd door middel van hetzij een wormschroef, hetzij een gewurgde koppeling.
De rubberslangen mogen geen uiterlijke beschadigingen vertonen.
De verbruikstoestellen dusdanig zijn opgesteld dat uitgestalde goederen of aanwezige personen geen brandrisico lopen.
Het gebruik van vaste gasrecipiënten in voertuigen kan slechts worden toegestaan indien: een geldig keuringsbewijs van een erkend keuringsorganisme kan worden voorgelegd. Een kopij van dit attest dient aan de brandweerdienst te worden bezorgd.
De verbruikstoestellen dusdanig zijn opgesteld dat uitgestalde goederen of aanwezige personen geen brandrisico lopen.
§4 Er dienen steeds vuurdovende middelen binnen handbereik aanwezig te zijn.
§5 Bij gebruik van warmtebronnen op de openbare weg, gevoed door elektriciteit of gevoed door vloeibaar gemaakte petroleumgassen dienen de veiligheidsvoorschriften opgelegd door de brandweer steeds te worden nageleefd.
3.3.4 Het tijdelijk plaatsverbod
Artikel 3.3.4.1
§ 1. De burgemeester xxx, in geval van verstoring van de openbare orde veroorzaakt door individuele of collectieve gedragingen, of in geval van herhaaldelijke inbreuken op de reglementen en verordeningen van de gemeenteraad gepleegd op eenzelfde plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen en die een verstoring van de openbare orde of een overlast met zich meebrengen, beslissen over te gaan tot een tijdelijk plaatsverbod van een maand, tweemaal hernieuwbaar, jegens de dader of de daders van deze gedragingen.
§ 2. Onder tijdelijk plaatsverbod wordt verstaan het verbod binnen te treden in een of meerdere duidelijke perimeters van plaatsen die als toegankelijk voor het publiek worden bepaald, gelegen binnen gemeente, zonder evenwel het geheel van het grondgebied te beslaan. Worden beschouwd als plaats die toegankelijk is voor het publiek elke plaats die gelegen is in de gemeente die niet enkel toegankelijk is voor de beheerder van de plaats, voor diegene die er werkt of voor degenen die er individueel worden uitgenodigd, met uitzondering van de woonplaats, de plaats van het werk of de plaats van de onderwijs- of opleidingsinstelling van de overtreder.
§ 3. De in § 1. bedoelde beslissing moet aan de volgende voorwaarden voldoen:
1° met redenen omkleed zijn op basis van de hinder die verband houdt met de openbare orde; 2° bevestigd worden door het college van burgemeester en schepenen of het gemeentecollege, bij de eerstvolgende vergadering, na de dader of de daders van die gedragingen of hun raadsman te hebben gehoord en nadat hij de mogelijkheid heeft gehad ter gelegenheid hiervan zijn verdedigingsmiddelen schriftelijk en mondeling te doen gelden, behalve indien hij, na te zijn uitgenodigd via een aangetekende brief, zich niet heeft gemeld en geen geldige motieven naar voren gebracht heeft voor zijn afwezigheid of zijn verhindering.
§ 4. De beslissing kan worden genomen, ofwel na een door de burgemeester betekende schriftelijke verwittiging die de dader of de daders van die gedragingen op de hoogte brengt van het feit dat een nieuwe inbreuk op een identieke plaats of ter gelegenheid van gelijkaardige gebeurtenissen aanleiding zou kunnen geven tot een plaatsverbod, ofwel, met het oog op de ordehandhaving, zonder verwittiging.
§ 5. In geval van niet-naleving van het tijdelijk plaatsverbod, kan de dader of kunnen de daders van die gedragingen gestraft worden met een administratieve geldboete zoals voorzien door de wet van 24 juni 2013 betreffende de gemeentelijke administratieve sancties.
3.4. Kamperen
3.4.1 Plaatsen van woonwagens
Artikel 3.4.1.1
Behalve in geval van heirkracht en in de gevallen voorzien in artikel 3.4.1.2 van deze afdeling, zullen de woonwagens van alle aard, bewoond of niet, op het grondgebied van de gemeente niet mogen blijven staan of opgesteld worden op de openbare wegen.
Artikel 3.4.1.2
Het kortstondig verblijf van woonwagens in doortocht zal slechts toegelaten worden gedurende ten hoogste 24 uur, tenzij de bewoners deelnemen aan een kermis of openbaar feest, vertoning of vermakelijkheid, indien die voorafgaandelijk toegelaten zijn door de burgemeester. In dit geval zal het verblijf niet langer mogen duren dan 24 uur nadat de kermissen, het feest, de vertoningen of vermakelijkheid geëindigd is.
Artikel 3.4.1.3
Gedurende de winter kan het verblijf toegelaten worden, doch de toelating kan slechts door de burgemeester gegeven worden, zoals bepaald in artikel 3.4.3.1, aan de kermisreizigers die op een zekere en duidelijke manier kunnen bewijzen dat zij het beroep uitoefenen.
3.4.2 Kampeerterreinen en inrichtingen
Deze afdeling is van toepassing voor een terrein waarop gedurende maximum 75 dagen per jaar wordt gekampeerd door georganiseerde groepen kampeerders die onder toezicht van een of meer begeleiders staan.
Het betreft de kampeerterreinen die niet onder de vergunningsplicht vallen, zoals bepaald in het decreet van 10 juli 2008 betreffende toeristische logies.
3.4.2.1 Attest
Artikel 3.4.2.1.1
Iedere uitbater moet beschikken over een attest van veiligheid en hygiëne afgeleverd door de burgemeester, waaruit blijkt dat voldaan wordt aan de voorschriften van dit politiereglement.
Artikel 3.4.2.1.2
Indien de gegevens die deel uitmaken van de attestaanvraag wijzigen, dient er een nieuw attest te worden aangevraagd. Dit attest moet bestaan uit de elementen vermeld in artikel 3.4.3.2.
3.4.2.2 Voorzieningen
Artikel 3.4.2.2.1
De uitbater staat in voor het drinkwater en zorgt ervoor dat dit in voldoende mate wordt aangevoerd.
Artikel 3.4.2.2.2
Bij het gebruik van ander water dan dit van het openbare waterleidingsnet moet het drinkwater ieder jaar voor het begin van de kampperiode op initiatief van de uitbater ontleed en goed bevonden worden door een door het Instituut voor Hygiëne en Epidemiologie erkend ontleedcentrum of door de provinciale gezondheidsinspectie.
Het attest van ontleding moet ter inzage zijn van de gebruiker.
Artikel 3.4.2.2.3
Het gebruik van niet-drinkbaar water is alleen geoorloofd voor de werking van de stortbaden, toiletten en wastafels en moet dan zeer duidelijk aangeduid zijn. In de keuken moet drinkbaar water voorzien worden.
Artikel 3.4.2.2.4
De uitbater moet ervoor zorgen dat er een regelmatige en voldoende afvoer van afvalfracties is voorzien. Binnen de gebouwen voorziet de uitbater in afvalrecipiënten die op het einde van het verblijf grondig gereinigd worden. De uitbater dient een voorbehouden plaats, zijnde een toegankelijke doch afgesloten ruimte, te voorzien voor de verzameling van het dagelijks huisvuil. De uitbater dient de ruimte te voorzien van verschillende afvalrecipiënten zodat een selectieve inzameling van de verschillende afvalfracties, overeenkomstig hoofdstuk 5 van dit reglement, mogelijk is.
Artikel 3.4.2.2.5
De kampeerverblijven en alle op het terrein aanwezige installaties alsmede het ganse kampeerterrein zullen zodanig worden onderhouden dat de brandveiligheid en de gezondheid van de bezoekers gewaarborgd blijven.
Artikel 3.4.2.2.6
De uitbater dient een verzekeringspolis burgerlijke aansprakelijkheid af te sluiten met afstand van verhaal ten overstaan van derden voor alle schade aan derden berokkend door hemzelf of door zijn aangestelden en indien hij een gebouw ter beschikking stelt ook een brandverzekering met afstand van verhaal ten overstaan van derden.
3.4.2.3 Algemene voorschriften
Artikel 3.4.2.3.1
De eerste dag van het verblijf op het terrein legt de verantwoordelijke van de accommodatie bij het gemeentebestuur een lijst neer met de namen, adressen en geboortedata van de verantwoordelijke en al de deelnemers van het verblijf.
Tenminste één verantwoordelijke dient meerderjarig te zijn en de groep te begeleiden.
Artikel 3.4.2.3.2
Het is ten strengste verboden te roken in de bossen en op de heide.
Roken is eveneens verboden op de slaapzalen en in de ruimten waar het rookverbod is aangegeven met een tekst of een pictogram.
Artikel 3.4.2.3.3
Het terrein, ieder gebouw en iedere tent moet ten allen tijde bereikbaar zijn voor de brandweervoertuigen.
Artikel 3.4.2.3.4
§1 De verwarmings- en kooktoestellen moeten beantwoorden aan de voorschriften van de bestaande reglementeringen en normen. Ze moeten geplaatst worden volgens de regels van goed vakmanschap en steeds in goede staat van werking en onderhoud verkeren, zodat ze voldoende veiligheid verzekeren en zodat controle kan gebeuren.
§2 De elementaire veiligheidsvoorzieningen voor de kook- en verwarmingstoestellen dienen te worden genomen in functie van de opstelling, de goede staat van de leidingen en het materiaal en het gebruik.
§3 Gasflessen worden zodanig opgesteld dat ze beschermd zijn tegen zonnestraling en tegen omvallen. Op de gasleidingen bevindt zich voor elk toestel een goed bereikbare afsluitkraan.
§4 Er dienen steeds vuurdovende middelen binnen handbereik aanwezig te zijn.
§5 Verwarmingstoestellen met open vlam en verplaatsbare verwarmingstoestellen met vloeibare brandstof zijn verboden.
Artikel 3.4.2.3.5
De uitbater zorgt ervoor dat er minstens 1 overdekt, degelijk verlucht toilet per 15 in het gebouw verblijvende personen beschikbaar is en dat het sanitair bij aankomst van de groep zich in een hygiënische toestand bevindt en goed functioneert.
Artikel 3.4.2.3.6
De plaats van elke uitgang en nooduitgang, evenals de richting van de wegen, uitgangswegen en trappen die naar de uitgangen leiden, moeten aangeduid worden door reddingstekens.
Artikel 3.4.2.3.7
§1 In ieder vertrek en in de gangen moet voldoende verlichting aangesloten op het elektriciteitsnet, aanwezig zijn.
§2 De gemeenschappelijke lokalen (refters, slaapzalen,….) en de evacuatiewegen (gangen, bordessen, uitgangen, trappen,….) moeten voorzien zijn van een degelijke vaste veiligheidsverlichting die een voldoende lichtsterkte heeft om het gebouw te ontruimen. De veiligheidsverlichting moet bij het uitvallen van de normale verlichting binnen de 30 seconden in werking treden en ze moet minstens 1 uur in werking blijven.
Artikel 3.4.2.3.8
§1. In de inrichting moeten de nodige brandbestrijdingsmiddelen worden aangebracht. De aard, de plaats en het aantal worden bepaald door de bevoegde brandweerdienst. De brandbestrijdingsmiddelen moeten steeds in een goede staat van werking en onderhoud verkeren. Ze moeten doelmatig gesignaleerd worden, gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld zijn.
Artikel 3.4.2.3.9
De technische uitrustingen van de inrichting moeten in goede staat gehouden worden en zijn onderworpen aan de reglementair voorziene keuringen.
Artikel 3.4.2.3.10
In iedere verblijfruimte en in de lokalen die door de groep gebruikt worden, moet de uitbater op goed zichtbare wijze de onderrichtingen aanplakken met de nodige aanbevelingen inzake brandpreventie en gedrag bij brand.
Artikel 3.4.2.3.11
De elektrische installatie dient de nodige veiligheidswaarborgen te bieden.
Artikel 3.4.2.3.12
De inrichting dient te beschikken over een huishoudelijk reglement dat niet strijdig is met dit politiereglement. Dit huishoudelijk reglement maakt deel uit van het huurcontract tussen uitbater en bezoekers. Het omvat de nodige schikkingen omtrent:
1° dit politiereglement;
2° wachtdiensten van dokters, apothekers, tandartsen,…;
3° telefoon en adres van de hulpdiensten: 100, ziekenhuis, politie,…; 4° de brandbestrijdingsmiddelen;
5° de bewoningsvoorschriften omtrent het vrijhouden van alle doorgangen, het gebruik van elektrische toestellen en gasinstallaties, het gebruik van verwarmingstoestellen, het verwijderen van afval en afvalwaters en het dagelijks onderhoud van de sanitaire ruimtes.
Het huishoudelijk reglement moet zo uitgehangen worden dat het voor iedere geïnteresseerde leesbaar is.
3.4.2.4 Specifieke voorschriften voor kampeerterreinen met tenten
Artikel 3.4.2.4.1
In een tentenkamp dienen de bezoekers voldoende brandbestrijdingsmiddelen voorhanden te hebben op het terrein met een minimum van 2 brandblustoestellen ABC van 6kg per tentenkamp van maximum 100 personen. Per 50 extra wordt een dergelijk toestel extra geplaatst. Van de brandblustoestellen bevindt er zich steeds minstens één in de keuken.
Artikel 3.4.2.4.2
Het is ten strengste verboden te roken in de slaaptenten. In de slaaptenten mogen geen kaarsen gebruikt worden.
Artikel 3.4.2.4.3
De uitbater zorgt ervoor dat er voldoende sanitair aanwezig is.
Artikel 3.4.2.4.4
De bezoekers zorgen voor een EHBO-kist met de nodige eerstehulpmiddelen.
3.4.3 Afwijkingen
Artikel 3.4.3.1
De aanvragen tot toelating uit hoofdstuk 3, artikel 3.4.1.3 dienen op voorhand schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
Artikel 3.4.3.2
§1 De aanvraag tot het verkrijgen van het attest vermeld in hoofdstuk 3, afdeling 3.4.2.1 dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
§2 Bij de aanvraag van dit attest dient een situeringsplan gevoegd te worden waarop de ligging van het terrein of de inrichting ten opzichte van oriënteringspunten kan bepaald worden en waarbij ook volgende gegevens worden bezorgd:
het middel tot drinkwatervoorziening;
het maximaal aantal deelnemers dat gelijktijdig van het terrein of de inrichting gebruik kan maken;
het type van sanitair met opgave van het aantal voorzieningen;
de brandveiligheidsmiddelen;
de elektriciteitsvoorziening.
Het bewijs dat voldaan wordt aan de bepalingen van de wet van 30 juli 1979 betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen.
Artikel 3.4.3.3
De burgemeester kan, na raadpleging van de bevoegde diensten, afwijkingen op de bepalingen uit deze afdeling toestaan.
3.5. Ingebruikname van de openbare ruimte
3.5.1 Algemeen
3.5.1.1 Vergunning
Artikel 3.5.1.1.1
§1 Iedere ingebruikname van de openbare ruimte is enkel toegelaten mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester. De aanvraag hiervoor dient 21 dagen voor aanvang te worden ingediend. De toelatingen en voorwaarden voor de ingebruikname van de openbare ruimte bij evenementen en sportwedstrijden worden echter geregeld in hoofdstuk
3.3. De ingebruikname van de openbare ruimte bij kermissen en ambulante activiteiten wordt geregeld in respectievelijk een huishoudelijk ‘kermisreglement’ en een huishoudelijk reglement ‘ambulante activiteiten op de openbare markten en op het openbaar domein buiten de openbare markten’.
§2 Het innemen van de openbare ruimte kan slechts in geval van uiterste noodzakelijkheid worden toegestaan, dit wil zeggen wanneer geen alternatieven voorhanden zijn.
§3. Het toelatingsbesluit duidt de plaats aan die mag worden ingenomen, bepaalt de duur van de verleende vergunning en alle bijkomende modaliteiten die de burgemeester nodig acht.
Artikel 3.5.1.1.2
De verkregen toelating doet geen afbreuk aan de rechten die door wetten of besluiten aan de openbare overheden worden verleend.
Artikel 3.5.1.1.3
De aanvraag tot het bekomen van de in hoofdstuk 3, artikel 3.5.1.1.1 vermelde toelating, dient schriftelijk gericht aan de burgemeester op voorhand worden ingediend. De burgemeester bepaalt de vorm van de aanvraag tot toelating. Het niet betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag tot toelating.
Artikel 3.5.1.1.4
De burgemeester bepaalt de termijn van de geldigheid van de toelating. Deze is strikt persoonlijk en kan niet op naam van derden worden overgedragen. Bij een verlenging van deze termijn dient men op voorhand in het bezit te zijn van de toelating van deze verlenging alvorens de openbare weg verder in gebruik te nemen.
Artikel 3.5.1.1.5
De verleende toelating stelt de houder niet vrij van eventuele vergunningen die op grond van wettelijke en reglementaire bepalingen door andere overheden worden vereist.
Artikel 3.5.1.1.6
De toelating wordt enkel bij wijze van gedoog verleend en is precair. Zij kent aan de verkrijger geen onherroepelijk plaatsrecht toe noch verleent zij een erfdienstbaarheid op de openbare weg. De burgemeester kan op elk ogenblik de toelating intrekken, wijzigen of aanvullen. In geval van intrekking van de toelating, wijziging of aanvulling van de gemelde voorwaarden, is de aanvrager verplicht, naargelang het geval, de openbare weg volledig te ontruimen en in zijn originele toestand te herstellen of zijn instelling aan te passen aan de gewijzigde of bijkomende voorwaarden, binnen de termijn en op de wijze door de burgemeester bepaald. De betrokkenen moeten zich naar het besluit van intrekking, wijziging of aanvulling schikken, en kunnen geen aanspraak maken op enige schadeloosstelling. Bij niet-naleving ervan kan de burgemeester dit besluit uitvoeren op kosten van de houder van de toelating. Alle werken die betrekking hebben op een dienst van openbaar nut moeten door de houder van de toelating gedoogd worden zonder dat hij aanspraak kan maken op enig recht tot schadeloosstelling.
Artikel 3.5.1.1.7
De inrichters of hun aangestelden moeten zich in elk geval schikken naar de aanwijzingen van de politie. Eventueel moeten alle voorwerpen, die ingevolge bovenstaande schikkingen op de openbare weg waren geplaatst, op eerste bevel van de burgemeester of politie worden weggenomen.
Artikel 3.5.1.1.8
Onverminderd het recht van de burgemeester om bijzondere voorwaarden op te leggen of de toelating te weigeren waar de plaatselijke toestand dit zou vereisen, dient op de trottoirs ofde bermen een vrije doorgang van minimum 1,20 meter te worden voorzien. Onder vrije doorgang
wordt verstaan, het ononderbroken gedeelte van het trottoir of de berm, dat werkelijk door de voetganger kan worden gebruikt.
Artikel 3.5.1.1.9
Voorwerpen in de openbare ruimte geplaatst zonder de vereiste toelating van de burgemeester of buiten de omschrijving van deze toelating, of die de vrijheid of de veiligheid van de voetgangers of het verkeer hinderen of beletten, moeten, desgevallend na aanmaning vanwege de politie, van de openbare ruimte worden verwijderd.
Artikel 3.5.1.1.10
Zij die toelating hebben gekregen om tafels en stoelen op de openbare weg te plaatsen of met frietkramen of andere verkoopsvoertuigen een standplaats in te nemen, moeten voortdurend zorgen voor de reinheid van de openbare weg op en rond de plaats die zij bezetten. Ze moeten instaan voor de verwijdering van alle afvalstoffen door verbruikers achtergelaten op de grond.
Artikel 3.5.1.1.11
De verantwoordelijke uitbaters van circussen en andere attracties zijn verplicht voor hun vertrek hun standplaats en de onmiddellijke omgeving ervan te zuiveren van alle afval.
Artikel 3.5.1.1.12
De burgemeester kan zijn/haar bevoegdheid tot het verlenen van een toelating, zoals een mobiele kraan, een ladderlift, een hydraulische lift of een verhuislift, of tot het plaatsen op de openbare weg van een schutting voor afbraakwerken, afsluitingen van een bouwwerf, aanleg van noodvoetpad/fietspad, vaste en mobiele kranen, werfketen en verkoopkantoren, delegeren onder de voorwaarden door hem/haar bepaald.
3.5.2 Terrassen, zonnetenten, uitstallingen en fietsenstallingen
Artikel 3.5.2.1
Mits inachtneming van wat bepaald is in dit reglement en onder voorbehoud van het recht van de burgemeester om bijzondere voorwaarden op te leggen of de toestemming te weigeren, waar de plaatselijke toestand dit zou vereisen, mogen de voetpaden met een breedte vanaf 1,20 meter bezet worden door uitstallingen, fietsrekken en terrassen. Deze uitstallingen, fietsrekken en terrassen dienen op dergelijke wijze te worden geplaatst dat steeds een minimale obstakelvrije loopweg van 1,20 meter breedte wordt gegarandeerd.
Artikel 3.5.2.2
Onverminderd de wettelijke bepalingen inzake stedenbouw kan aan de uitbaters van horecabedrijven gelegen op het niveau van de openbare weg, een toelating worden afgeleverd tot het plaatsen van (seizoensgebonden) terrassen of windschermen, op voorwaarde dat:
1. de terrassen of windschermen beperkt blijven tot de gevelbreedte van de inrichting;
2. voor de constructie alleen demonteerbare materialen gebruikt worden, zodat deze steeds op een eenvoudige wijze kan verwijderd worden;
3. de constructie veilig verankerd dient te worden;
4. de verharding van het trottoir, de berm of de rijbaan niet wordt gewijzigd, uitgebroken of beschadigd tenzij dit noodzakelijk is voor de verankering en mits toestemming van de burgemeester;
5. er niet door een raam van het terras wordt verkocht;
6. enkel tafels, stoelen, bloembakken of staanders voor parasols op het terras of binnen de windschermen worden geplaatst;
7. de nodige maatregelen worden genomen voor het afvloeien van regenwater;
Windschermen moeten bovendien aan volgende voorwaarden voldoen:
een ondoorzichtig deel mag maximum 1,00 m boven het trottoir/berm reiken;
een doorzichtig en splintervrij paneel, waarop geen reclame mag aangebracht worden, tot maximum 2 meter hoogte;
geen enkel voorwerp mag op de windschermen uitspringen;
openingen van openbaar nut, zoals hydranten, moeten te allen tijde goed bereikbaar zijn;
Naargelang het geval kunnen bijkomende voorwaarden opgelegd worden.
Onder voorbehoud van de bepalingen van afdeling 3.7.1 (vrijhouden van brandmonden, kranen, schouwputten…) mogen, bij inname van het trottoir, de berm of de rijbaan, de terrassen voorzien worden van een vloer. Deze vloer moet gemakkelijk kunnen weggenomen worden teneinde de daaronder liggende aansluitingen en leidingen gemakkelijk te kunnen bereiken. Deze vloer moet openingen hebben, voorzien van roosters met mazen van maximum één vierkante centimeter voor verluchting van een ruimte onder het terras. Bovendien moet de onontbeerlijke verluchting met buitenlucht van kelders, stookplaatsen en gasmeterlokalen gegarandeerd blijven.
Artikel 3.5.2.3
De aanvraag tot het verkrijgen van de toelating vermeld in deze afdeling 3.5.2 dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
Artikel 3.5.2.4
In voornoemde aanvraag wordt eveneens de gewenste periode voor deze toelating vermeld. De burgemeester beslist om deze toelating al dan niet voor de gehele periode of een gedeelte van deze periode te verlenen.
Artikel 3.5.2.5
De voorwerpen die in strijd met deze afdeling 3.5.2 van dit politiereglement geplaatst of uitgestald zijn, dienen op het eerste verzoek van de politie of van een gemachtigd ambtenaar verwijderd te worden, zo niet kan ambtshalve worden overgegaan tot de verwijdering ervan, op kosten en risico van de overtreder. Onverminderd de bepalingen inzake ruimtelijke ordening, zal het college van burgemeester en schepenen de administratieve intrekking of de administratieve schorsing bevelen van de machtiging die het verleend had aan de uitbater indien deze laatste de voorwaarden niet respecteert die gesteld werden bij de toekenning van de voormelde machtiging.
3.5.3 Vrijhouding voor dienstbaarheden van openbaar nut
Artikel 3.5.3.1
De houder van een toelating zal steeds de nodige voorzorgen nemen om gemakkelijke toegang te verzekeren tot alle openbare nutsvoorzieningen, met name brandmonden, kranen, mangaten, schouwputten en andere dienstbaarheden binnen het in gebruik genomen gebied. Zij moeten steeds toegankelijk zijn en toegankelijk blijven voor de openbare diensten.
Artikel 3.5.3.2
Indien de verantwoordelijke de bepalingen van deze afdeling 3.5.3 overtreedt heeft het gemeentebestuur het recht de nodige maatregelen uit te voeren op kosten en risico van de overtreder.
3.5.4 Infrastructuur voor bouwwerkzaamheden op openbare weg
Artikel 3.5.4.1
Onder de voorwaarden vermeld onder 3.5.2, artikel 3.5.2.2 (met uitzondering van punt 1 en 6) kan de burgemeester toelating verlenen tot het plaatsen op de openbare weg van containers,
bouw- en afbraakmaterialen, schutsels, stellingen of welke andere voorwerpen voor bouw- of verbouwingswerken.
Artikel 3.5.4.2
De toelating wordt pas verleend als de minimale doorgang op de rijbaan 4 m bedraagt en voor zover er een vrije ruimte van het trottoir en/of fietspad en/of berm overblijft van minimaal 1,20
m. Waar de doorgang op het trottoir of fietspad of berm niet kan gerealiseerd worden en waar de plaatselijke toestand het mogelijk maakt, kan de toelating nochtans verleend worden mits de nodige maatregelen genomen worden uit hoofde van veiligheid en een doorgang uitgebouwd wordt op de rijbaan.
Artikel 3.5.4.3
De nodige signalisatie verkeerstekens, opschriften en verlichting enz., moet aangebracht worden overeenkomstig de aanwijzingen van de politie.
Artikel 3.5.4.4
Al wie aan een eigendom afbraakwerkzaamheden uitvoert, moet voor het eigendom een schuthekken plaatsen dat voldoende bescherming biedt voor de andere weggebruikers. De inname van de openbare weg moet voldoen aan de bepalingen van deze afdeling.
Het ingenomen trottoir/berm/fietspad, moet afgedekt worden met metalen platen of enigerlei ander materiaal zodat het trottoir/berm/fietspad voldoende beschermd wordt. De schutsels mogen pas weggenomen worden na het beëindigen van de werken. Indien na het beëindigen van de afbraakwerken de bouwwerken niet onmiddellijk starten, dient de eigendom te worden afgesloten door middel van een afsluiting van een bouwwerf, zoals bepaald in artikel 3.5.4.5 van dit politiereglement. Het trottoir/berm/fietspad, buiten de onmiddellijk te plaatsen afsluiting van een bouwwerf moet na de afbraakwerken onmiddellijk worden hersteld, zodat de veiligheid van de weggebruikers gewaarborgd is.
Artikel 3.5.4.5
Al wie bouwt, verbouwt of bouwmaterialen op de openbare weg plaatst, moet voor de eigendom een afsluiting van de bouwwerf plaatsen die moet voldoen aan de voorwaarden zoals beschreven in deze afdeling. Wanneer in de afsluiting van de bouwwerf deuren aangebracht zijn, moeten die naar binnen draaien en dagelijks na het staken van de arbeid afgesloten worden. Binnen de afsluiting van de bouwwerf moet een vrije ruimte voorzien worden voor het lossen en stapelen van bouwmaterialen. De afsluiting van de bouwwerf moet blijven staan gedurende de volle duur van de bouwwerken, d.w.z. ten minste tot de gelijkvloerse bouwlaag afgewerkt is, alle gelijkvloerse openingen afgesloten zijn en het voetpad opnieuw aangelegd werd en terug toegankelijk is voor de voetgangers.
Artikel 3.5.4.6
Indien het volledige trottoir/fietspad ingenomen wordt, of indien er minder dan 1,20 meter vrije ruimte van het bestaande trottoir of fietspad overblijft, is de aanvrager verplicht een noodtrottoir/fietspad buiten de afsluiting van de bouwwerf aan te leggen, met een minimum nuttige breedte van 1,20 meter en die moet voldoen aan de voorwaarden, zoals omschreven in artikel 3.5.4.2 van deze afdeling. Het noodtrottoir/fietspad moet steeds in goede staat verkeren en aldus de veiligheid van de voetgangers en de fietsers waarborgen.
Artikel 3.5.4.7
Alle vaste kranen worden geplaatst binnen de grenzen van de hierboven in de artikelen 3.5.4.4 en 3.5.4.5 van dit politiereglement omschreven schutshekken of afsluiting van de bouwwerf.
Artikel 3.5.4.8
Werfketen moeten zoveel mogelijk geplaatst worden binnen de afsluiting van de bouwwerf, het schuthek of op het bouwterrein. Indien blijkt dat de werfkeet niet binnen de afsluiting van
de bouwwerf of het schuthek, noch op het bouwterrein zelf kan geplaatst worden, kan de burgemeester de toelating verlenen tot het plaatsen van de werfkeet op het openbaar domein. De werfkeet mag niet op andermans eigendom geplaatst worden, tenzij met schriftelijke toelating van de eigenaar van het perceel.
Artikel 3.5.4.9
De eigenaars of in zijn plaats de bouwondernemer die binnen de aaneengesloten gedeelten van een bebouwde kom een gebouw of een muur doet oprichten of afbreken moet, tenzij de burgemeester hem uitdrukkelijk voor de aanvang van de werken hiervan ontlast, de bouwwerf van de straatzijde afzonderen door een ondoordringbare afsluiting. Deze moet minstens twee meter hoog zijn en aan de zijkant eveneens afgedicht. De deuren in die afsluiting moeten binnenwaarts opendraaien en dienen buiten de werkuren behoorlijk afgesloten te worden.
Artikel 3.5.4.10
Wanneer afsluitingen, afschuttingen, stellingen of van bouwmaterialen, die wegensheirkracht niet dadelijk kunnen worden weggenomen, een belemmering op de openbare weg uitmaken, dan moeten deze hindernissen, door toedoen van en op kosten van de eigenaar ofaannemer bij middel van een behoorlijke verlichting gesignaliseerd worden.
Artikel 3.5.4.11
§1 De eigenaar of in zijn plaats de bouwondernemer die gevels afkappen of afschuren, of in het algemeen werken uitvoeren die steenslag of stof verspreiden, moeten alvorens de werkzaamheden te starten hun werkplaats afspannen om het verspreiden van stof en steengruis op de openbare weg te voorkomen.
§2 Zolang de werken duren en na het beëindigen ervan moet de eigenaar of de aannemer, de openbare weg en de openbare riolering in zindelijke staat houden en hem reinigen van alle vuilnis of resten, voortkomend van zijn werken of materialen.
Dit geldt ook voor het gedeelte van de openbare weg gelegen voorbij de bouwplaats, indien het vuil of die resten door weersomstandigheden of door rijdende voertuigen verder verspreid zijn dan de lengte van de bouwwerf langs de straat.
Artikel 3.5.4.12
§1 De aanvraag voor een toelating zoals bepaald in artikel 3.5.4.1 moet gebeuren door de aannemer of bouwheer en moet betrekking hebben op de ganse periode van de werkzaamheden. De begin- en einddatum wordt op deze toelating vermeld.
Vooraleer de toelating kan bekomen worden, moet:
indien vereist, overeenkomstig de Vlaamse Codes Ruimtelijke Ordening, voor de werkzaamheden een stedenbouwkundige vergunning bekomen worden;
indien vereist, de nodige vergunningen van de beheerder van de openbare weg bekomen worden.
Indien vereist door het gemeentelijk belastingreglement, de borgen voor de betaling van de belasting en de private ingebruikneming van de openbare weg gesteld zijn.
§2 De aanvraag tot het verkrijgen van de toelating vermeld in deze afdeling 3.5.4 dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
Artikel 3.5.4.13
Indien de verantwoordelijke de bepalingen van deze afdeling 3.5.4 overtreedt heeft het gemeentebestuur het recht de nodige maatregelen uit te voeren op kosten en risico van de overtreder.
3.5.5 Graaf- en andere werken op openbare weg
Artikel 3.5.5.1
Graaf- en andere werken op de openbare weg zijn verboden, tenzij toestemming van de burgemeester.
Dit reglement doet geen afbreuk aan het KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en alle wijzigingen nadien. Dit reglement doet eveneens geen afbreuk aan het MB van 7 mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Artikel 3.5.5.2
Deze werken dienen gesignaleerd te worden, overeenkomstig de bepalingen van KB van 1 december 1975 houdende het algemeen reglement op de politie van het wegverkeer en alle wijzigingen nadien en het MB van 7mei 1999 betreffende het signaleren van werken en verkeersbelemmeringen op de openbare weg.
Artikel 3.5.5.3
De aanvraag tot het verkrijgen van de toelating vermeld in deze afdeling 3.5.5 dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
3.6. Sneeuw en ijzel Artikel 3.6.1
Bij vriesweer is het verboden op de openbare weg water te gieten onder welk voorwendsel
ook.
Artikel 3.6.2
Bij ijzel zijn de inwoners verplicht het voetpad ijsvrij te maken over een breedte van 1 meter van hun woning of daarvan afhangende en aanpalende gebouwen om de veiligheid van de voetgangers te verzekeren, zonder daarbij de openbare gezondheid te schaden, of goederen van derden te beschadigen.
Artikel 3.6.3
Bij sneeuw zijn de bewoners verplicht onverwijld de sneeuw van het voetpad te verwijderen over een breedte van 1 meter langsheen hun eigendom. De sneeuw en het ijs zullen langs het voetpad opgehoopt worden met vrijlating van rioolmonden, straatkolken en goten.
Zij zijn er ook toe verplicht de deksels of luiken die de ondergrondse hydranten en de zuignappen afsluiten, vrij te maken.
Artikel 3.6.4
Zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 3.6.1 tot en met 3.6.3 van deze afdeling:
o de huisbewaarder van de openbare gebouwen;
o de hoofdhuurders en bij gebreke, de bewoners van de gelijkvloerse verdiepingen;
o de eigenaars van onbebouwde percelen.
Artikel 3.6.5
Het is uitdrukkelijk verboden sneeuw of ijs op de rijbaan te gooien.
3.7. Brandveiligheid
3.7.1 Algemeen
Artikel 3.7.1.1
Enkel de daartoe bevoegde personen mogen kranen van leidingen of kanaliseringen, schakelaars van de openbare verlichting, openbare uurwerken, signalisatieapparaten, alsook uitrustingen voor telecommunicatie die zich bevinden op of onder de openbare weg of in publiek toegankelijke gebouwen bedienen.
Artikel 3.7.1.2
Het is verboden zonder voorafgaandelijke en schriftelijke toelating van de burgemeester vuur te maken in de openbare ruimte. Het is verboden de buurt te storen met rook, geuren of uitwasemingen van welke bron dan ook, alsook met stof of projectielen van allerlei aard.
Artikel 3.7.1.3
Onverminderd artikel 3.7.1.2 zijn barbecues toegelaten in private tuinen en enkel als er gebruik wordt gemaakt van vaste of mobiele barbecuestellen.
3.7.2 Hydranten en andere uitrustingen
Artikel 3.7.2.1
Het is verboden door middel van voertuigen, voorwerpen of op een andere wijze de bereikbaarheid of het gebruik van de hydranten en de watervoorraden voor het blussen van branden te hinderen of onmogelijk te maken of de zichtbaarheid ervan in het gedrang te brengen.
Artikel 3.7.2.2
Het is verboden de identificatie- en herkenningstekens van hydranten onherkenbaar te maken, te beschadigen, onzichtbaar te maken of te verplaatsen.
Artikel 3.7.2.3
Alle handelingen die de toegang tot, de signalisatie of het gebruik van de watervoorraden voor het blussen van branden hinderen, zijn verboden.
3.7.3 Verbod op fakkels en vuur
Artikel 3.7.3.1
Het is verboden met brandende fakkels het grondgebied van de gemeente te doorlopen, tenzij met toestemming van de burgemeester.
HOOFDSTUK 4 : WATERLOPEN
4.1. Waterlopen, grachten en afvoersloten
4.1.1 Algemeen Artikel 4.1.1.1 Het is verboden:
1° om het even welke voorwerpen of stoffen te werpen in waterlopen, in (baan)grachten en in afwateringsgrachten, of deze te dempen of af te sluiten of hoe dan ook de vrije loop van deze waters te belemmeren; de waterlopen, (baan)grachten en afwateringsgrachten te bedekken met materialen die de infiltratie van water naar de bodem kunnen tegenwerken;
2° het ijs dat zich gevormd heeft op stilstaand water en waterwegen te bevuilen door er gelijk welke voorwerpen, substanties of dode of levende dieren op te werpen of te gieten;
3° afvalwaters, overloopwaters van aalputten, aal of beerstoffen rechtstreeks naar de waterlopen, (baan)grachten of afwateringsgrachten af te voeren;
4° gelijk welke andere stoffen in de waterlopen, (baan)grachten of afwateringsgrachten te werpen of te lozen die het water bezoedelen;
5° sterfputten aan te leggen langs de openbare weg of in stand te houden.
4.1.2 Baangrachten
Artikel 4.1.2.1
Voor de bestaande inbuizingen gelden de volgende voorwaarden:
1° De bevoegde overheid heeft het recht om aanpassingen door te voeren aan de inbuizing. De kosten van deze aanpassingen vallen niet ten laste van de aangelande eigenaars.
2° De kosten van herstellingswerken omwille van oneigenlijk gebruik van de inbuizing vallen ten laste van de aangelande eigenaar en omvatten daarnaast ook de kosten van de afbraak en het eventuele herstel van verhardingen. Een aangelande eigenaar of gebruiker mag onder geen enkel beding zelf werken uitvoeren of laten uitvoeren aan grachten van het openbaar domein voor dergelijke herstellingswerken.
Artikel 4.1.2.2
§1 Het is zonder voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester verboden de bermen van baangrachten langs de kant van de openbare weg te maaien van 15 november tot 15 juni voor de eerste maaibeurt en voor 15 september voor een tweede maaibeurt. Deze toelating kan enkel om redenen van verkeersveiligheid of natuurbehoud worden verleend.
§2 Eveneens is het verboden de vegetatie op die plaatsen te verdelgen zonder voorafgaandelijk schriftelijke toelating van de burgemeester. Deze toelating kan gegeven worden in functie van de verbetering van de verkeersveiligheid.
§3 De overhangende takken en struiken langs en in de grachten moeten worden verwijderd om o.a. het ruimen van de grachten te vergemakkelijken.
§4 Dit artikel geldt onverminderd het Besluit van de Vlaamse Regering van 27 juni 1984 houdende maatregelen inzake natuurbehoud op de bermen beheerd door publiekrechtelijke rechtspersonen.
4.1.3 Private grachten
Artikel 4.1.3.1
De gebruikers van gronden en landerijen, of bij ontstentenis van gebruikers, de eigenaars of zij die belast zijn met het beheer van dergelijke eigendommen, zijn verplicht eenmaal per jaar tussen 15 september en 1 november van elk jaar alle grachten, sloten en greppels op die gronden gelegen, degelijk te reinigen en op diepte te houden.
Ze moeten ook de buizen onder de dammen vrijmaken teneinde steeds een goede afwatering te verzekeren.
Wanneer een private gracht de grens vormt tussen twee percelen die niet in gemeenschappelijke eigendom zijn, rust de verplichting tot het uitvoeren van de werken voor de helft op de eigenaars, huurders of gebruikers.
De gebruikers, eigenaars of beheerders zijn verplicht de afvoersloten in stand te houden, de voor de instandhouding ervan noodzakelijke onderhoudswerken uit te voeren en, indien nodig, voor het algemeen nut ze te herdelven of te laten herdelven.
Ze zijn te allen tijde verantwoordelijk voor het vrijhouden van de gracht.
Artikel 4.1.3.2
Met het oog op de verdelging of verwijdering van ongedierte en invasieve plantensoorten in en langs de grachten zijn de gebruikers, eigenaars en beheerders van de aangrenzende percelen verplicht vrije doorgang te verlenen aan de door het gemeentebestuur daartoe aangestelde personen.
4.1.4 Afwateringsgrachten
Artikel 4.1.4.1
De eigenaars of gebruikers van een onroerend goed zijn verplicht de voor of op hun grond gelegen afvoersloten te (doen) ruimen of te (doen) herdelven en in het algemeen de voor de instandhouding ervan benodigde onderhoudswerken uit te (doen) voeren, wanneer dat voor de normale afvoer van het water noodzakelijk is.
Artikel 4.1.4.2
De gebruikers van gronden en landerijen, of bij ontstentenis van gebruikers, de eigenaars of zij die belast zijn met het beheer van dergelijke eigendommen, zijn voor het beheer van afwateringsgrachten, indien deze per gemeenteraadsbesluit vastgelegd werden in een grachtenplan, steeds verplicht de gemeente of de aangestelden van de gemeente vrije toegang te verschaffen tot de afwateringsgrachten gelegen op hun percelen. Onder dit beheer valt ondermeer het ruimen en het uitdiepen van de afwateringsgrachten en het maaien van de bermen.
4.1.5 Inbreuken
Artikel 4.1.5.1
§1 Na vaststelling van een overtreding van de bepalingen uit hoofdstuk 4, afdeling 4.1 dient de overtreder zo spoedig mogelijk de oorspronkelijke toestand te herstellen of de noodzakelijke werken uit te voeren.
§2 Indien één week na schriftelijke ingebrekestelling door de burgemeester de werken nog steeds niet werden uitgevoerd, kan de burgemeester de nodige werken laten uitvoeren op kosten en risico van de in gebreke gestelde gebruikers, eigenaars of beheerders.
HOOFDSTUK 5 : AFVAL
5.1. Toepassingsgebied
Artikel 5.1.1
Tenzij anders vermeld is dit hoofdstuk van toepassing op de inzameling van de huishoudelijke afvalstoffen en de vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen.
Artikel 5.1.2
De volgende afvalstoffen mogen niet ter inzameling worden aangeboden :
gashouders en/of andere ontplofbare voorwerpen ;
krengen van dieren ;
slachtafval ;
radio-actief afval ;
afvalstoffen die kunnen verwonden of besmetten zonder beschermende verpakking;
geneesmiddelen;
asbesthoudende afvalstoffen.
5.2. Verbranden en sluikstorten van afval Artikel 5.2.1
Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden afvalstoffen te verbranden, in open lucht. Dit verbod geldt ook voor het verbranden van biomassa-afval zoals gft, houtafval en groenresten.
Enkel in volgende gevallen is verbranding in open lucht toegelaten:
1° het maken van vuur in open lucht indien nodig bij het beheer van bossen, als beheersmaatregel, als fytosanitaire maatregel of als onderdeel van een wetenschappelijk experiment, in overeenstemming met de bepalingen van het Bosdecreet van 13 juni 1990; 2° het maken van vuur in open lucht in natuurgebieden, als beheermaatregel wanneer afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is, of als fytosanitaire maatregel. Die activiteit mag pas plaatsvinden als de gemeentelijke overheid schriftelijke toestemming heeft gegeven en die activiteit als uitzonderlijke beheermaatregel is opgenomen in het goedgekeurd beheerplan;
3° de verbranding in open lucht van plantaardige afvalstoffen die afkomstig zijn van eigen bedrijfslandbouwkundige werkzaamheden, als afvoer of verwerking ter plaatse van het biomassa-afval niet mogelijk is, of als dat vanuit fytosanitair oogpunt noodzakelijk is;
4° het verbranden van droog onbehandeld hout bij het maken van een open vuur;
5° het verbranden van droog onbehandeld hout of een vaste fossiele brandstof in een sfeerverwarmer;
6° het verbranden van dierlijk afval, in overeenstemming met de bepalingen, vermeld in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 juni 2013 betreffende dierlijke bijproducten en afgewerkte producten. Die activiteit mag pas plaatsvinden met schriftelijke toestemming van de toezichthouder;
7° het verbranden van droog onbehandeld hout en onversierde kerstbomen in het kader van folkloristische evenementen. Die activiteit mag pas plaatsvinden als de gemeentelijke overheid schriftelijke toestemming heeft gegeven en de activiteit op een afstand van meer dan 100 meter van bewoning plaatsvindt, tenzij afwijking verleend wordt door de burgemeester;
8° het verbranden van droog onbehandeld hout of een vaste fossiele brandstof voor het gebruik van een barbecuetoestel.
Artikel 5.2.2
Onverminderd de toepassing van andere wettelijke bepalingen is het verboden afvalstoffen en andere stoffen te sluikstorten of achter te laten.
Artikel 5.2.3
Behoudens andersluidende bepalingen in de Vlarem-wetgeving is het voor particulieren verboden op om het even welke plaats in de landschappen en langs wegen, zelfs op private gronden, enig afgedankt voertuig of wrak te plaatsen of te laten staan, ongeacht de bestemming ervan, wanneer dit van op de openbare weg kan gezien worden.
Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake stedenbouw kunnen uitzonderingen toegelaten worden mits voorafgaande schriftelijke toelating van de burgemeester op voorwaarde dat het afgedankt voertuig of wrak vlak achter een gebouw of aanhorigheid wordt opgesteld.
Artikel 5.2.4
Met het oog op het thuiscomposteren is het toegestaan op eigen privéterrein een stapelplaats aan te leggen voor het composteren van eigen groente-, fruit- en tuinafval (GFT), mits deze stapelplaats geen hinder teweegbrengt voor buurtbewoners.
Artikel 5.2.5
Ondernemers/handelaars/marktkramers (waaronder verstaan automatenwinkels, nachtwinkels, supermarkten, frietkramen, marktkramers met voeding voor directe consumptie, horeca,…niet limitatief) zijn verplicht om:
- in de directe omgeving van hun verkooppunt een vuilnisbak te voorzien;
- als horeca uitbaters een sigarettentegel, sigarettenpaal te voorzien;
- zelf in een straal van ongeveer 25 m alle etenswaren, de verpakkingen daarvan, sigarettenpeuken en ander uit de inrichting afkomstig materiaal, zwerfafval etc. zo vaak als nodig te verwijderen.
5.3. Aanbieding van afvalstoffen Artikel 5.3.1
De afvalstoffen moeten worden aangeboden zoals bepaald in dit politiereglement. Afvalstoffen die worden aangeboden op een wijze die niet voldoet aan de voorwaarden van dit politiereglement worden niet aanvaard.
De aanbieder moet voor het einde van de dag der inzameling deze niet aanvaarde afvalstoffen van de openbare weg verwijderen. Het is verboden afvalstoffen, ontstaan in gezinnen of bedrijven die niet op het grondgebied van de gemeente gevestigd zijn, aan te bieden.
Artikel 5.3.2
Onverminderd de bevoegdheden van de overeenkomstig artikel 5.3.9 van deze afdeling aangeduide gemeentelijke ambtenaren wordt het toezicht op de aanbieding van afvalstoffen uitgevoerd door de overeenkomstig artikel 5.3.10 van deze afdeling aangeduide ophaler.
Artikel 5.3.3
Behoudens de in dit reglement vastgestelde uitzonderingen, mogen de afvalstoffen, vanaf 20u, daags voor de dag der inzameling ter aanbieding buiten geplaatst worden.
Na elke huisvuilophaling moet de aanbieder de containers op de dag van de inzameling van de openbare weg verwijderen.
Artikel 5.3.4
De afvalstoffen moeten middels het voorgeschreven recipiënt of wijze ter hoogte van het perceel waar de aanbieder gevestigd is, aangeboden worden aan de rand van de openbare weg, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen.
Artikel 5.3.5
De aanbieder die gevestigd is langsheen een weg die niet toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler of die gevestigd is op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, moet de recipiënt plaatsen op de dichtst bij zijn perceel grenzende openbare weg die wel toegankelijk is voor een normaal inzamelvoertuig
Artikel 5.3.6
Indien op eenzelfde dag meerdere inzamelingen plaatsvinden, moeten de diverse fracties afvalstoffen, duidelijk gescheiden ter inzameling aangeboden worden.
Artikel 5.3.7
De aanbieder is verantwoordelijk voor de uitgespreide afvalstoffen, ook wanneer dit het gevolg is van de weersomstandigheden.
De aanbieder moet voor het einde van de dag der inzameling deze uitgespreide afvalstoffen verwijderen.
Artikel 5.3.8
Met uitzondering van het daartoe bevoegd personeel, is het eenieder verboden de langs de weg staande recipiënten te openen, geheel of gedeeltelijk te ledigen en/of te doorzoeken.
Artikel 5.3.9
De burgemeester duidt de gemeentelijke ambtenaren aan die bevoegd zijn om :
de langs de weg staande recipiënten te openen, geheel of gedeeltelijk te ledigen en/of te doorzoeken;
de diverse fracties afvalstoffen die ter inzameling worden aangeboden te controleren;
het afval dat werd achtergelaten, opgeslagen of gestort op openbare en private wegen, plaatsen en terreinen op een wijze die niet overeenstemt met dit reglement en andere wettelijke bepalingen, te onderzoeken teneinde de identiteit van de overtreder vast te stellen.
Artikel 5.3.10
Het is eenieder verboden afvalstoffen die ter inzameling zijn aangeboden, mee te nemen zonder geldige gunning of toelating daartoe door, al naargelang het geval, de gemeenteraad, het college van burgemeester en schepenen, de burgemeester of de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
5.4. Inzameling van afvalstoffen
5.4.1 Inzameling van huisvuil en de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval
5.4.1.1 Algemeen
Artikel 5.4.1.1.1
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan de inhoud van de vuilniszak, de inzamelcontainer en het collectieve inzamelsysteem controleren. De ophaler kan beslissen het afvalrecipiënt niet mee te nemen of niet te ledigen indien de inhoud ervan niet overeenstemt met de definitie.
Voor zones waar het Diftar-systeem wordt toegepast moet er voor de ophaling met de inzamelcontainer voldoende provisie betaald worden om de contantbelasting te dekken, zoals bepaald in het gemeentelijk contantbelastingreglement. Indien de provisie onder 0 EUR zakt, wordt de diftar-container niet geledigd.
5.4.1.2 Inzameling
5.4.1.2.1 Inzameling
Artikel 5.4.1.2.1.1
§1 Het huisvuil en de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval worden wekelijks
huis-aan-huis ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen,
op de door de gemeente bepaalde tijdstippen. De juiste data van de ophalingen zijn raadpleegbaar
via een door de gemeente verspreide afvalkalender en die eveneens aan de infobalie van de gemeente kan afgehaald worden.
§2 Inwoners van de gemeente die ofwel niet gevestigd zijn langsheen een weg die op een normale
wijze toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler ofwel gevestigd zijn op een perceel dat
niet aan de openbare weg grenst, kunnen verplicht worden of de toelating krijgen het huisvuil en/of de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval op een door de het college van
burgemeester en schepenen nader vastgestelde plaats aan te bieden. Dit bevel of deze toelating
wordt schriftelijk aan de betrokken persoon overgemaakt.
§3 In voorkomend geval kan de burgemeester, indien één of meerdere woningen onbereikbaar zijn
ingevolge infrastructuur- of andere werken aan straten, wegen en/of pleinen, bevelen dat de inwoners die aldaar gevestigd zijn, het huisvuil en/of de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval moeten aanbieden op een nader vastgestelde plaats. Dit bevel wordt
schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt.
Artikel 5.4.1.2.1.2
De ophaling gebeurt door het gemeentebestuur of door een aangestelde daarvan.
Het huisvuil en de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval mogen niet worden
meegegeven met andere inzamelingen.
Artikel 5.4.1.2.1.3
Het is verboden voor de verwijdering van het huisvuil en de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval, dat via collectieve inzameling wordt ingezameld, gebruik te maken van
een containerpark.
5.4.1.2.2 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.1.2.2.1
Het huisvuil en de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval moet aangeboden
worden in een door de gemeente voorgeschreven recipiënt . Deze recipiënten zijn:
- Standaardvuilniszakken die te verkrijgen zijn bij de door het gemeentebestuur aangeduide verkooppunten;
- Mini-containers (1 100 l) ter beschikking gesteld door het gemeentebestuur.
De mini-containers worden – met een maximum van drie eenheden en voor zover het gemeentebestuur er beschikbaar heeft – ter beschikking gesteld van:
- verenigingen aangesloten bij de cultuurraad, sportraad of jeugdraad;
- niet-commerciële instellingen met sociaal, cultureel of educatief karakter.
De mini-containers blijven eigendom van het gemeentebestuur en moeten goed gereinigd teruggegeven
worden van zodra de instelling ophoudt te bestaan, de gemeente verlaat of zich in een straat vestigt waar het huisvuil
niet regelmatig opgehaald wordt .
Artikel 5.4.1.2.2.2
Bovengenoemde recipiënten moet zorgvuldig gesloten worden. Het recipiënt mag noch scheuren,
barsten of lekken vertonen.
Artikel 5.4.1.2.2.3
Het gewicht van het aangeboden huisvuil mag per vuilniszak niet meer bedragen dan 15kg. Producenten van vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen mogen slechts een maximale hoeveelheid van
240 l per 2 weken gemengde bedrijfsafvalstoffen aanbieden voor de inzameling tijdens de gemeentelijke huisvuilronde.
Artikel 5.4.1.2.2.4
Het huisvuil en de vergelijkbare restfractie van het vergelijkbaar bedrijfsafval dienen te worden
aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de
ophaler.
Artikel 5.4.1.2.2.5
In de recipiënt mogen geen afvalstoffen gedeponeerd worden die de ophalers kunnen kwetsen.
5.4.2 Inzameling van grofvuil
5.4.2.1 Inzameling
Artikel 5.4.2.1.1
Het grofvuil wordt ingezameld op de Ivarem-containerparken.
Artikel 5.4.2.1.2
§1 Het grofvuil wordt eveneens op afroep ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, bepaalde tijdstippen.
§2 Aanbieders die ofwel niet gevestigd zijn langsheen een weg die op een normale wijze toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler ofwel gevestigd zijn op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, kunnen verplicht worden of de toelating krijgen het grofvuil op een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, nader vastgestelde plaats aan te bieden. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.
§3 In voorkomend geval kan de burgemeester, indien één of meerdere aansluitpunten onbereikbaar zijn ingevolge infrastructuur- of andere werken aan straten, wegen en/of pleinen, bevelen dat de aanbieders die aldaar gevestigd zijn, het grofvuil moeten aanbieden op een nader vastgestelde plaats. Dit bevel wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
Artikel 5.4.2.1.3
De ophaling gebeurt door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) of door een aangestelde daarvan.
Het grofvuil mag niet worden meegegeven met andere inzamelingen.
Artikel 5.4.2.1.4
De afgedankte doch herbruikbare goederen die deel uitmaken van de grofvuilfractie kunnen worden aangeboden aan een kringloopcentrum dat toestemming heeft gekregen van de gemeente.
5.4.2.2 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.2.2.1
§1 Het grofvuil mag zowel per voorwerp als verpakt of samengebundeld worden aangeboden ter hoogte van het perceel waar de aanbieder gevestigd is, aan de rand van de openbare weg, zonder evenwel het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers te hinderen.
§2 Zo dit omwille van de aard of de omstandigheden niet mogelijk is, mag het grofvuil worden aangeboden op de openbare weg, aansluitend aan de gevel of de voortuinstrook van het perceel van de aanbieder, derwijze gestapeld dat het verkeer van voertuigen, fietsers en voetgangers niet wordt gehinderd.
Artikel 5.4.2.2.2
Het gewicht van het afzonderlijk voorwerp of het verpakt of samengebonden grofvuil mag niet hoger zijn dan 50 kg.
Artikel 5.4.2.2.3
De lengte, breedte en hoogte van het afzonderlijk voorwerp of het verpakt of samengebonden grofvuil mag niet meer zijn dan 2 meter.
Artikel 5.4.2.2.4
Het grofvuil dient te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de ophaler.
Artikel 5.4.2.2.5
De aanbieder mag geen grofvuil aanbieden dat de ophalers kan kwetsen.
Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van het grofvuil.
Artikel 5.4.2.2.6
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan de aangeboden grofvuilfractie controleren.
5.4.3 Selectieve inzameling van xxxx
5.4.3.1 Inzameling
Artikel 5.4.3.1.1
Hol glas wordt gedeponeerd in de daartoe in de gemeente voorziene glascontainers.
Artikel 5.4.3.1.2
Hol glas en vlak glas worden ingezameld op de Ivarem-containerparken.
Artikel 5.4.3.1.3
Uitsluitend inwoners van de gemeente mogen gebruik maken van de in de gemeente voorziene glascontainers.
Artikel 5.4.3.1.4
Het glas mag niet worden meegegeven met andere inzamelingen.
Artikel 5.4.3.1.5
Het deponeren in glascontainers van andere afvalstoffen dan hol glas is verboden.
Artikel 5.4.3.1.6
Het achterlaten van afvalstoffen naast en in de omgeving van een glascontainer is verboden.
Artikel 5.4.3.1.7
Het is verboden glas in een glascontainer te deponeren tussen 22u00 en 07u00.
5.4.3.2 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.3.2.1
Hol glas moet afhankelijk van de kleur in de daartoe voorziene glascontainer worden gedeponeerd.
Artikel 5.4.3.2.2
Het hol glas moet ontdaan zijn van deksels, kurken en stoppen.
Artikel 5.4.3.2.3
Het hol glas moet leeg en gereinigd zijn.
5.4.4 Selectieve inzameling van papier en karton
5.4.4.1 Inzameling
Artikel 5.4.4.1.1
Papier en karton worden ingezameld op de Ivarem-containerparken.
Artikel 5.4.4.1.2
§1 Papier en karton worden eveneens minstens eenmaal per 4 weken huis-aan-huis ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, vastgestelde tijdstippen.
§2 Aanbieders die ofwel niet gevestigd zijn langsheen een weg die op een normale wijze toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler ofwel gevestigd zijn op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, kunnen verplicht worden of de toelating krijgen het papier en karton op een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, nader vastgestelde plaats aan te bieden. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.
§3 In voorkomend geval kan de burgemeester, indien één of meerdere aansluitpunten onbereikbaar zijn ingevolge infrastructuur- of andere werken aan straten, wegen en/of pleinen, bevelen dat de aanbieders die aldaar gevestigd zijn, het papier en karton moeten aanbieden op een nader vastgestelde plaats. Dit bevel wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
Artikel 5.4.4.1.3
De ophaling gebeurt door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) of door een aangestelde daarvan.
Het papier en karton mag niet worden meegegeven met andere inzamelingen.
5.4.4.2 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.4.2.1
Het papier en karton mag enkel gebundeld met een stevig natuurtouw of in een stevige kartonnen verpakking of papieren zak aangeboden worden.
Artikel 5.4.4.2.2
Het gewicht van de bundel, de kartonnen verpakking of papieren zak mag niet hoger zijn dan 15 kg.
Artikel 5.4.4.2.3
Het papier en karton dient te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de ophaler.
Artikel 5.4.4.2.4
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan het aangeboden papier en karton controleren.
5.4.5 Selectieve inzameling van het plastic-, metalenverpakking en drankkartons (PMD)
5.4.5.1 Inzameling
Artikel 5.4.5.1.1
Het PMD-afval wordt ingezameld op de Ivarem-containerparken.
Artikel 5.4.5.1.2
§1 Het PMD-afval wordt eveneens minimum eenmaal per twee weken huis-aan-huis ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen vastgestelde tijdstippen.
§2 Aanbieders die ofwel niet gevestigd zijn langsheen een weg die op een normale wijze toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler ofwel gevestigd zijn op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, kunnen verplicht worden of de toelating krijgen het PMD- afval op een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, nader vastgestelde plaats aan te bieden. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.
§3 In voorkomend geval kan de burgemeester, indien één of meerdere aansluitpunten onbereikbaar zijn ingevolge infrastructuur- of andere werken aan straten, wegen en/of pleinen, bevelen dat de aanbieders die aldaar gevestigd zijn, het PMD-afval moeten aanbieden op een nader vastgestelde plaats. Dit bevel wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
Artikel 5.4.5.1.3
De ophaling gebeurt door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) of door een aangestelde daarvan.
Het PMD-afval mag niet worden meegegeven met andere inzamelingen.
5.4.5.2 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.5.2.1
Het PMD-afval moet aangeboden worden in een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) goedgekeurd recipiënt.
Artikel 5.4.5.2.2
De recipiënt moet zorgvuldig gesloten worden. De recipiënt mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen. Er mogen geen afvalstoffen aan de zak gebonden worden.
Artikel 5.4.5.2.3
Het gewicht van de aangeboden recipiënt mag niet hoger zijn dan 15 kg.
Artikel 5.4.5.2.4
Het PMD-afval dient te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de ophaler.
Artikel 5.4.5.2.5
In de recipiënt mogen geen afvalstoffen gedeponeerd worden die de ophalers kunnen kwetsen. Scherpe voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van het PMD-afval.
Artikel 5.4.5.2.6
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan het aangeboden PMD- afval controleren.
5.4.6 Selectieve inzameling van groenafval en snoeihout
5.4.6.1 Inzameling
Artikel 5.4.6.1.1
Groenafval wordt ingezameld op de Ivarem-containerparken.
Enkel de fractie snoeihout wordt ingezameld via een ophaalronde huis-aan-huis.
Artikel 5.4.6.1.2
§1Enkel de fractie ‘snoeihout’ van het groenafval wordt minimum 4 maal per jaar huis-aan- huis op afroep ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, vastgestelde tijdstippen.
§2 Aanbieders die ofwel niet gevestigd zijn langsheen een weg die op een normale wijze toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler ofwel gevestigd zijn op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, kunnen verplicht worden of de toelating krijgen het snoeihout op een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, nader vastgestelde plaats aan te bieden. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.
§3 In voorkomend geval kan de burgemeester, indien één of meerdere aansluitpunten onbereikbaar zijn ingevolge infrastructuur- of andere werken aan straten, wegen en/of pleinen, bevelen dat de aanbieders die aldaar gevestigd zijn, het snoeihout moeten aanbieden op een nader vastgestelde plaats. Dit bevel wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
Artikel 5.4.6.1.3
De ophaling gebeurt door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) of door een aangestelde daarvan.
Het snoeihout mag niet worden meegegeven met andere inzamelingen.
5.4.6.2 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.6.2.1
Het snoeihout moet samengebundeld met natuurtouw worden aangeboden. Indien het onmogelijk is om dit snoeihout samen te bundelen mag het in bakken of dozen worden aangeboden.
Artikel 5.4.6.2.2
Het gewicht van het samengebundeld snoeihout mag niet hoger zijn dan 20 kg.
Artikel 5.4.6.2.3
De lengte, breedte en hoogte van het gestapeld of samengebundeld snoeihout mag niet meer zijn dan 2 meter. De diameter van het snoeihout mag niet meer zijn dan 15 cm.
Artikel 5.4.6.2.4
Het totale volume van het snoeihout dat ter inzameling wordt aangeboden mag niet meer bedragen dan 3 m³ wanneer het aangeboden wordt langs de openbare weg en 10 m³ wanneer het aangeboden wordt op privéterrein.
Artikel 5.4.6.2.5
Het snoeihout dient te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de ophaler.
Artikel 5.4.6.2.6
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan het aangeboden snoeihout controleren.
5.4.7 Selectieve inzameling van metalen
5.4.7.1 Inzameling
Artikel 5.4.7.1.1
Metalen worden ingezameld op de Ivarem-containerparken
Artikel 5.4.7.1.2
§1 De metalen worden eveneens minimum 4 maal per jaar huis-aan-huis op afroep ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen vastgestelde tijdstippen. Deze ophaling gebeurt samen met de ophaling van het grofvuil.
§2 Aanbieders die ofwel niet gevestigd zijn langsheen een weg die op een normale wijze toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler ofwel gevestigd zijn op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, kunnen verplicht worden of de toelating krijgen de metalen op een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, nader vastgestelde plaats aan te bieden. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.
§3 In voorkomend geval kan de burgemeester, indien één of meerdere aansluitpunten onbereikbaar zijn ingevolge infrastructuur- of andere werken aan straten, wegen en/of pleinen, bevelen dat de aanbieders die aldaar gevestigd zijn, de metalen moeten aanbieden op een nader vastgestelde plaats. Dit bevel wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
Artikel 5.4.7.1.3
De ophaling gebeurt door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) of door een aangestelde daarvan. De metalen mogen niet worden meegegeven met de andere inzamelingen.
5.4.7.2 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.7.2.1
De metalen moeten afzonderlijk en ontdaan van niet-metalen worden aangeboden.
Artikel 5.4.7.2.2
Het gewicht van een afzonderlijk metalen voorwerp mag niet hoger zijn dan 50 kg.
Artikel 5.4.7.2.3
De lengte, breedte en hoogte van de metalen voorwerpen mag niet meer zijn dan 2 meter.
Artikel 5.4.7.2.4
Het totale volume van het metaal dat ter inzameling wordt aangeboden mag niet meer bedragen dan 2 m³.
Artikel 5.4.7.2.5
De metalen moeten worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de ophaler.
Artikel 5.4.7.2.6
De aanbieder mag geen metalen voorwerpen aanbieden die de ophalers kunnen kwetsen. Alle voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de metalen.
Artikel 5.4.7.2.7
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan de aangeboden metaalfractie controleren.
5.4.8 Selectieve inzameling van afgedankte elektrische en elektronische apparaten
5.4.8.1 Inzameling
Artikel 5.4.8.1.1
Los van de terugnameplicht van handelaren van elektrische en elektronische apparaten, worden de afgedankte elektrische en elektronische apparaten ingezameld op de Ivarem- containerparken.
Artikel 5.4.8.1.2
§1 Eveneens worden de afgedankte elektrische en elektronische apparaten minimum 4 maal per jaar huis-aan-huis op afroep ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen vastgestelde tijdstippen. Deze ophaling gebeurt samen met de ophaling van het grofvuil.
§2 Aanbieders die ofwel niet gevestigd zijn langsheen een weg die op een normale wijze toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler ofwel gevestigd zijn op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, kunnen verplicht worden of de toelating krijgen de afgedankte elektrische en elektronische apparaten op een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, nader vastgestelde plaats aan te bieden. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.
§3 In voorkomend geval kan de burgemeester, indien één of meerdere aansluitpunten onbereikbaar zijn ingevolge infrastructuur- of andere werken aan straten, wegen en/of pleinen, bevelen dat de aanbieders die aldaar gevestigd zijn, de afgedankte elektrische en elektronische apparaten moeten aanbieden op een nader vastgestelde plaats. Dit bevel wordt
schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
Artikel 5.4.8.1.3
Producenten, invoerders, tussenhandelaars en eindverkopers van afgedankte elektrische en elektronische apparaten, in de zin van artikel 3.5.1. van het besluit van de Vlaamse regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en – beheer, kunnen geen gebruik maken van de Ivarem-containerparken voor de afgedankte elektrische en elektronische apparaten.
Artikel 5.4.8.1.4
De afgedankte elektrische en elektronische apparaten mogen niet worden meegegeven met andere inzamelingen.
5.4.8.2 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.8.2.1
De afgedankte elektrische en elektronische apparaten moeten afzonderlijk worden aangeboden.
Artikel 5.4.8.2.2
De afgedankte elektrische en elektronische apparaten dienen te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de toezichters van het containerpark, de vervoerders van de inzamelcontainers en de verwerkers van de afgedankte elektrische en elektronische apparaten.
Artikel 5.4.8.2.3
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan de aangeboden afgedankte elektrische en elektronische apparaten controleren.
Artikel 5.4.8.2.4
Het gewicht van een afzonderlijk afgedankt elektrisch of elektronisch apparaat mag niet hoger zijn dan 50 kg.
Artikel 5.4.8.2.5
De lengte, breedte en hoogte van afgedankt elektrisch of elektronisch apparaat mag niet meer zijn dan 2 meter.
Artikel 5.4.8.2.6
Het totale volume van afgedankt elektrisch of elektronisch apparaat dat ter inzameling wordt aangeboden mag niet meer bedragen dan 3 m³.
Artikel 5.4.8.2.7
De afgedankte elektrische en elektronische apparaten dienen te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de ophaler.
Artikel 5.4.8.2.8
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan de aangeboden afgedankte elektrische en elektronische apparaten controleren.
5.4.9 Selectieve inzameling van klein gevaarlijk afval (KGA)
5.4.9.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.4.9.1.1
Deze afdeling doet geen afbreuk aan het besluit van de Vlaamse Regering van 5 december 2003 tot vaststelling van het Vlaams reglement inzake afvalvoorkoming en –beheer en de latere wijzigingen.
5.4.9.2 Inzameling
Artikel 5.4.9.2.1
Het KGA wordt ingezameld op de Ivarem-containerparken.
Artikel 5.4.9.2.2
Behoudens afvalstoffen die zijn onderworpen aan een terugnameplicht, mag KGA niet worden meegegeven met andere inzamelingen.
5.4.9.3 Wijze van aanbieding
Artikel 5.4.9.3.1
§1 Het KGA wordt, zo mogelijk, in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie van het KGA te vereenvoudigen.
§2 Zo nodig, brengt de aanbieder van het KGA zelf aanduidingen over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het KGA aan op de verpakking.
Artikel 5.4.9.3.2
KGA van verschillende aard of samenstelling mag niet worden samengevoegd.
Artikel 5.4.9.3.3
De aanbieder dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het lekken en andere ongewenste effecten van het KGA te voorkomen.
Artikel 5.4.9.3.4
Het KGA dat wordt aangeboden, mag uitsluitend door de ophaler in de gepaste sorteer- of opslagrecipiënten gedeponeerd worden.
Artikel 5.4.9.3.5
Zowel de begeleider van het ophaalvoertuig als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan het aangeboden KGA controleren.
5.4.10 Selectieve inzameling van huishoudelijk textielafval
Artikel 5.4.10.1
Het huishoudelijk textielafval wordt gedeponeerd in de daartoe in de gemeente voorziene textielcontainers. Alleen organisaties of instellingen die daartoe een schriftelijke toelating of vergunning hebben bekomen van de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) zijn gemachtigd conform de geldende regelgeving en volgens de door Ivarem vastgestelde modaliteiten, een textielcontainer te plaatsen op het grondgebied van de gemeente.
De eigenaar van de kledingcontainer moet door de OVAM erkend zijn als textielinzamelaar en over een overeenkomst van Xxxxxx xxxxxxxxxx.
Artikel 5.4.10.2
Het huishoudelijk textielafval wordt ook ingezameld op de Ivarem-containerparken
Artikel 5.4.10.3
Het huishoudelijk textielafval wordt door Xxxxxx huis-aan-huis ingezameld op vastgestelde tijdstippen.
Artikel 5.4.10.4
Huishoudelijk textielafval mag niet worden meegegeven met andere inzamelingen.
5.4.11. Selectieve inzameling van gemengde plastics
5.4.11.1 Inzameling Artikel 5.4.11.1.1
De gemengde plastics worden ingezameld op de Ivarem-containerparken.
Artikel 5.4.11.1.2
§1 De gemengde plastics worden eveneens minimum eenmaal per twee maanden huis-aan- huis ingezameld langsheen de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen op de door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen vastgestelde tijdstippen.
§2 Voor de huis-aan-huis inzameling mogen de gemengde plastics enkel aangeboden worden in een zak.
§3 Aanbieders die ofwel niet gevestigd zijn langsheen een weg die op een normale wijze toegankelijk is voor de ophaalwagen van de ophaler ofwel gevestigd zijn op een perceel dat niet aan de openbare weg grenst, kunnen verplicht worden of de toelating krijgen om de gemengde plastics op een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem), in overleg met het college van burgemeester en schepenen, nader vastgestelde plaats aan te bieden. Dit bevel of deze toelating wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel of deze toelating wordt ter kennisgeving overgemaakt aan het gemeentebestuur.
§4 In voorkomend geval kan de burgemeester, indien één of meerdere aansluitpunten onbereikbaar zijn ingevolge infrastructuur- of andere werken aan straten, wegen en/of pleinen, bevelen dat de aanbieders die aldaar gevestigd zijn, de gemengde plastics moeten aanbieden op een nader vastgestelde plaats. Dit bevel wordt schriftelijk aan de betrokken aanbieder overgemaakt. Een afschrift van dit bevel wordt ter kennisgeving overgemaakt aan de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
Artikel 5.4.11.1.3
De ophaling gebeurt door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) of door een aangestelde daarvan.
5.4.11.2 Wijze van aanbieding Artikel 5.4.11.2.1
De gemengde plastics moeten aangeboden worden in een door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem) goedgekeurd recipiënt.
Artikel 5.4.11.2.2
De recipiënt moet zorgvuldig gesloten worden. De recipiënt mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen. Er mogen geen afvalstoffen aan de zak gebonden worden.
Artikel 5.4.11.2.3
Het gewicht van de aangeboden recipiënt mag niet hoger zijn dan 15 kg.
Artikel 5.4.11.2.4
De gemengde plastics dienen te worden aangeboden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of de gezondheid van de ophaler.
Artikel 5.4.11.2.5
In de recipiënt mogen geen afvalstoffen gedeponeerd worden die de ophalers kunnen kwetsen. Scherpe voorwerpen moeten zodanig verpakt worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van het afval.
Artikel 5.4.11.2.6
Zowel de ophaler als het daartoe bevoegde gemeentelijk personeel kan het aangeboden afval controleren.
5.5. Afval tijdens evenementen Artikel 5.5.1
§1 De organisator van een evenement zamelt minstens de volgende fracties selectief in:
Papier & karton
Glas
Restafval
PMD.
§2 Met het oog op het realiseren van de selectieve inzameling voorziet de organisator van een evenement in de nodige recipiënten. De organisator zorgt er tevens voor dat de recipiënten ten allen tijde effectief bruikbaar zijn en op een juiste manier gebruikt worden voor het selectief inzamelen van de afvalfracties in kwestie.
§3 De organisator staat in voor de verwijdering van het selectief ingezameld afval op een wijze die de recyclage van deze fracties toelaat.
5.6. Specifieke bepalingen
5.6.1. Het containerpark
5.6.1.1 Algemene bepalingen
Artikel 5.6.1.1.1.
Een containerpark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke en vergelijkbare afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op maximaal hergebruik en recyclage van deze afvalstoffen.
Artikel 5.6.1.1.2
Het containerpark gelegen op het grondgebied van de gemeente wordt geëxploiteerd door de intergemeentelijke vereniging voor duurzaam afvalbeheer regio Mechelen (Ivarem).
5.6.1.2 Toegang tot het containerpark
Artikel 5.6.1.2.1
§1 Inwoners van de gemeente kunnen gebruik maken van alle Ivarem-containerparken overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het huishoudelijk reglement zoals goedgekeurd door de Raad van bestuur van Xxxxxx.
§2 Scholen, bewegingen en verenigingen die gevestigd zijn in de gemeente kunnen gebruik maken van het Ivarem-containerpark, gelegen op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het huishoudelijk reglement zoals goedgekeurd door de Raad van bestuur van Xxxxxx.
§3 De gemeentelijke diensten kunnen gebruik maken van het Ivarem-containerpark, gelegen op het grondgebied van de gemeente overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en het huishoudelijk reglement zoals goedgekeurd door de Raad van bestuur van Xxxxxx.
5.6.1.3 Gebruik van het containerpark
Artikel 5.6.1.3.1
De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring door de aanwezige parkopzichter in de daartoe bestemde container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden.
Artikel 5.6.1.3.2
De bestemming van containers, recipiënten en opslagruimten is duidelijk vermeld.
Artikel 5.6.1.3.3
De afvalstoffen moeten gesorteerd worden aangevoerd en aangeboden.
Artikel 5.6.1.3.4
De motor van het voertuig moet bij het uitladen van de gesorteerde afvalstoffen stilgelegd worden.
Artikel 5.6.1.3.5
De gebruikers van het containerpark moeten de terreinen waarop de containers, recipiënten en opslagruimten gevestigd zijn, rein houden. In voorkomend geval dienen zij het door hen bevuilde terrein te reinigen.
Artikel 5.6.1.3.6
De bezoekers van het containerpark moeten in alle omstandigheden de richtlijnen van de parkopzichter opvolgen.
Artikel 5.6.1.3.7
Onverminderd afdeling 5.6.4 van dit politiereglement, kan de parkopzichter of Ivarem de bezoekers die handelen op een wijze die niet overeenstemt met dit reglement, het huishoudelijk reglement of de richtlijnen van de parkopzichter, de toegang tot het containerpark ontzeggen.
5.6.1.4 Verbodsbepalingen
Artikel 5.6.1.4.1
Het is verboden afval over de omheining van het containerpark te gooien. Dergelijke handeling wordt gelijkgesteld met sluikstorten.
Artikel 5.6.1.4.2
Het is verboden te roken tenzij in de daarvoor bestemde zone of op enigerlei wijze vuur te maken op het containerpark.
Artikel 5.6.1.4.3
Het is verboden de omheining, de containers, de recipiënten, de opslagruimten, de gebouwen, de beplantingen en de uitrusting van het containerpark te beschadigen.
Artikel 5.6.1.4.4
Het is verboden materialen of afvalstoffen uit de containers, recipiënten of opslagruimten te halen.
Artikel 5.6.1.4.5
Het is verboden materialen of afvalstoffen mee te nemen, uitgezonderd structuurmateriaal (houtschilfers, bruin materiaal van een compostvat) en compost.
Artikel 5.6.1.4.6
Elke gebruiker van het containerpark bewijst op eenvoudig verzoek van de parkopzichter zijn identiteit. Kinderen onder de 12 jaar die niet vergezeld zijn door een volwassen begeleider worden niet toegelaten op het containerpark.
Dieren zijn verboden in het containerpark.
5.6.2. Reclamedrukwerk
Artikel 5.6.2.1
Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in leegstaande panden. Reclamedrukwerk, gratis regionale pers, dag- en weekbladen en briefwisseling mogen uitsluitend worden gedeponeerd in een brievenbus.
Artikel 5.6.2.2
Door de gemeente wordt een zelfklever ter beschikking gesteld met de tekst:”Geen reclamedrukwerk en geen gratis regionale pers a.u.b.” Het is verboden reclamedrukwerk en gratis regionale pers te bedelen in brievenbussen die voorzien zijn van deze zelfklever.
Eveneens stelt de gemeente zelfklevers ter beschikking met de tekst: ”Geen reclamedrukwerk wel regionale pers”. Het is verboden reclamedrukwerk te bedelen in brievenbussen die voorzien zijn van deze zelfklever. Gratis regionale pers is wel toegelaten.
5.6.3. Straatvuilbakjes, blikvangers, PMD-vuilbakjes en vuilbakjes voor hondenpoep
Artikel 5.6.3.1
In de langs de openbare weg op het grondgebied van de gemeente opgestelde gemeentelijke straatvuilbakjes, PMD-vuilbakjes en vuilbakjes voor hondenpoep mag enkel restafval dat ontstaat op de openbare weg en afkomstig is van voorbijkomende fietsers, voetgangers e.d. worden gedeponeerd.
Het is verboden andere afvalstoffen te deponeren in of in de omgeving van de straatvuilbakjes.
Artikel 5.6.3.2
Blikafval, meer bepaald lege drankblikken, dat ontstaat op de openbare weg en afkomstig is van voorbijkomende fietsers, voetgangers e.d. mag worden gedeponeerd in de langs de openbare weg op het grondgebied van de gemeente opgestelde blikvangers.
Het is verboden andere afvalstoffen te deponeren in of in de omgeving van de blikvanger.
5.6.4. Inbreuken
Artikel 5.6.4.1
Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk 5 van dit reglement zijn de politie, vaststellende ambtenaren en de ambtenaren bedoeld in artikel 16.3.1 van het Decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid bevoegd voor het vaststellen van inbreuken op dit reglement en het opstellen van proces-verbaal.
HOOFDSTUK 6 : BESTRIJDING VAN XXXXXX
6.1. Hinderlijke activiteiten
6.1.1 Bedelen en collectes
Artikel 6.1.1.1
§1. Het is verboden zowel op de openbare weg als in elke voor het publiek toegankelijke plaats:
- te bedelen door het op een opdringerige of agressieve wijze aanklampen van voorbijgangers;
- door het bedelen de vlotte doorgang van het voetgangers- en andere verkeer te hinderen of belemmeren.
Het is tevens verboden aan de deuren te bellen of te kloppen met het doel een aalmoes te bekomen.
§2 Behoudens indien het geldinzamelingen betreft die gehouden worden door erkende godsdienstige, liefdadige of socio-culturele instellingen, is voor geldinzamelingen op de openbare weg alsook voor huis-aan-huis collectes een voorafgaande en schriftelijke toelating, afgeleverd overeenkomstig afdeling 6.1.7 van dit politiereglement, vereist.
Artikel 6.1.1.2
Het is verboden veilingen of verkopingen te houden op de openbare weg of om het even welke goederen te koop te stellen of uit te stallen. Een uitzondering hierop vormen de evenementen die geregeld zijn in afdeling 3.3, de markten en ambulante activiteiten die in een apart reglement worden toegestaan, alsook de jaarmarkten en ruil- of spullenmarkten, waarvoor het college van burgemeester en schepenen de data en de uren bepaalt en waarvoor de gedeelten van de openbare weg zijn bepaald.
Alle andere handelsactiviteiten, kleinhandel uitgezonderd, met inbegrip van het stapelen, laden en lossen, afleveren, overladen,… van groenten en fruit, op het openbaar domein zijn verboden.
6.1.2 Straatmuzikanten
Artikel 6.1.2.1
Met uitzondering van de evenementen die toegestaan worden conform afdeling 3.3.1 van dit politiereglement, zijn muziek, zang- en dansuitvoeringen op de openbare wegen, terreinen en parken, alsmede straattheater, opvoeringen van kluchtspelers, goochelaars, acrobaten,… verboden tenzij een voorafgaande schriftelijke toelating verleend overeenkomstig afdeling
6.1.7 van dit politiereglement.
6.1.3 Kansspelen
Artikel 6.1.3.1
Het is verboden op de openbare weg en op andere openbare plaatsen kansspelen of loterijen te organiseren tenzij hiertoe toelating werd verleend in het kader van kermissen overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3.3.6 of 3.3.7 van dit reglement.
6.1.4 Vuurwapens, vuur(werk) en voetzoekers
Artikel 6.1.4.1
§1. Het is verboden lampions op te laten, vuurwapens af te schieten, feestvuurwerk af te steken, voetzoekers te doen knallen, vuur te maken of wensballonnen op te laten op het grondgebied van de gemeente.
In afwijking van het eerste lid kan de burgemeester voor uitzonderlijke gebeurtenissen vooraf de toestemming verlenen om op een beperkt aantal plaatsen en gedurende een beperkte periode lampions op te laten, vuurwapens af te schieten, feestvuurwerk af te steken, voetzoekers te doen knallen of vuur te maken.
In de periode van 1 november tot 31 januari is bovendien het zichtbaar bezit, het tonen, uitstallen en elke voorbereidende handeling voor het ontsteken of doen knallen van
feestvuurwerk van welke aard ook in de openbare ruimte verboden. De burgemeester kan toelating geven om hiervan af te wijken.
Het is ook verboden om ontploffend feestvuurwerk of meer dan de wettelijk toegelaten hoeveelheid feest- en seinfeestvuurwerk bij te hebben zonder toelating van de burgemeester. Minderjarigen jonger dan 16 jaar mogen nooit in het bezit zijn van feestvuurwerk, behalve als dit wettelijk is toegelaten.
§2. In voorkomend geval worden de vuurwapens, het feestvuurwerk of de voetzoekers administratief in beslag genomen en vernietigd.
§3. Het is verboden door onvoorzichtigheid of door gebrek aan voorzorg, onopzettelijk schade te veroorzaken door wapens te gebruiken of te behandelen (laden, verplaatsen, stallen, stockeren, poetsen, …).
6.1.5 Drankgelegenheden
Artikel 6.1.5.1
§1 Onverminderd het Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995, het Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) en de latere wijzigingen en artikel 3.3.1.3 van het politiereglement inzake de organisatie van feesten en vermakelijkheden, dient de uitbater van een herberg of openbare drankgelegenheid de muziek of de luidruchtige activiteiten in en om deze herbergen, drankgelegenheden en evenementen te dempen vanaf 22u tot 7u, zodat de omwonenden niet worden gestoord. De uitbater of de organisator treft de nodige maatregelen om de geluidsproductie aan de bron en de geluidsoverdracht naar de omgeving toe te beperken.
§2 Wanneer de politiediensten vaststellen dat de openbare rust of orde verstoord wordt, kunnen zij de lokalen, toegankelijk voor het publiek, doen ontruimen indien de orde of rust niet wordt hersteld op hun eerste vordering, onverminderd de strafrechtelijke vervolging tegen de uitbaters of lokaalhouders en de rustverstoorders. Het publiek moet het lokaal ontruimen op de eerste vordering van de politie.
§3 De burgemeester of zijn gemachtigde kan afwijkingen op dit artikel toestaan of opleggen. Bij bijzondere gelegenheden (zoals kermissen, jaarmarkten, eindejaarsfeesten,…) is het college van burgemeester en schepenen bevoegd hierop afwijkingen toe te staan.
Artikel 6.1.5.2
§1 Onverminderd het Besluit van de Vlaamse regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM II) en latere wijzigingen moeten de herbergen en openbare plaatsen waar dranken verkocht of aangeboden worden gesloten worden vanaf 2 uur ’s nachts tot 6 uur ’s morgens.
§0.Xx burgemeester of zijn gemachtigde kan afwijkingen op dit artikel toestaan of opleggen. Bij bijzondere gelegenheden (zoals kermissen, jaarmarkten, eindejaarsfeesten,…) alsook voor ingedeelde inrichtingen klasse 2 is het college van burgemeester en schepenen bevoegd afwijkingen toe te staan of op te leggen.
Artikel 6.1.5.3
§1. Het is verboden om tussen 23u ’s avonds en 6u ’s morgens alcoholhoudende drank (gedistilleerde of gegiste drank al dan niet in gemixte vorm) te gebruiken op het openbaar domein, uitgezonderd op de terrassen of op andere toegelaten plaatsen speciaal bestemd voor dit doel.
Het bezit van geopende flessen of andere verpakkingen die alcoholhoudende drank bevatten, wordt gelijkgesteld met het gebruik beoogd in dit artikel.
§2. Een uitzondering op §2 van dit artikel kan door de burgemeester toegestaan worden aan de organisatoren van activiteiten waarbij de inname van een afgebakende zone van de openbare ruimte voorafgaandelijk werd toegestaan. De uitzondering heeft enkel uitwerking binnen de toegestane afbakening van de openbare ruimte.
6.1.6 Betogingen en samenscholingen
Artikel 6.1.6.1
§1 Optochten, betogingen, het houden van redevoeringen en meetings en alle andere manifestaties op de openbare weg vereisen een voorafgaande toelating verleend overeenkomstig de bepalingen van afdeling 6.2.7 van dit reglement.
§2 Eenieder die deelneemt aan een betoging of optocht dient zich te schikken naar de bevelen van de politiediensten.
6.1.7 Toelating
Artikel 6.1.7.1
De aanvragen tot het verkrijgen van een toelating uit hoofdstuk 6, uitgezonderd afdeling 6.2.6, dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
De aanvraag tot het verkrijgen van een toelating uit afdeling 6.2.6 dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 2 werkdagen een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester om de optocht, betoging, manifestatie,… zoals bedoeld in artikel 6.2.6.1. toe te laten of te verbieden is gebaseerd op de afweging dat deze activiteit al dan niet een verstoring van de openbare veiligheid en rust tot gevolg kan hebben. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten van de toelating.
6.2. Geluidshinder
6.2.1 Algemeen
Artikel 6.2.1.1
§1 Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen omtrent burenhinder, geluidshinder en de bescherming van het leefmilieu en de leefomgeving, in het bijzonder de Vlarem-wetgeving, het KB van 10 juni 1976 houdende maatregelen tot inrichting van wedstrijden, test- en oefenritten met motorvoertuigen, is eenieder verplicht zich zodanig te gedragen dat anderen niet meer dan noodzakelijk door geluid gehinderd worden.
Dit geldt zowel op de openbare weg als in private of openbare gebouwen of plaatsen.
§2 Elk gerucht of rumoer bij dag, dat zonder reden of zonder noodzaak wordt veroorzaakt en dat te wijten is aan een gebrek aan voorzorg en dat van aard is de rust van de inwoners te verstoren, is verboden. Het bewijs kan met alle mogelijke middelen geleverd worden.
§3 Het is verboden om toestellen (“mosquito’s”) te gebruiken die erop gericht zijn om door middel van geluid met hoge frequentie mensen van een bepaalde plaats te verjagen. Toestellen gebruikt in strijd met bovenvermelde bepalingen worden in beslag genomen en verbeurd verklaard.
§4 Een geluid wordt als niet-hinderlijk beschouwd wanneer het bijvoorbeeld het gevolg is van:
- werken aan de openbare weg of voor het aanleggen van openbare nutsvoorzieningen, uitgevoerd met toestemming van de daartoe bevoegde overheid of in opdracht van die overheid;
- werken die op werkdagen en zaterdagen aan private eigendommen worden uitgevoerd, waarvoor de bevoegde overheid een vergunning heeft verleend, en van verbeterings-, verbouwings- of onderhoudswerken aan dergelijke eigendommen die zonder vergunning kunnen worden uitgevoerd, en waarbij de nodige voorzorgen worden getroffen om overdreven of niet noodzakelijk lawaai te voorkomen;
- werken of handelingen die dringend of zonder verder uitstel moeten worden uitgevoerd ter bescherming van personen of eigendommen, of ter voorkoming van rampen;
- een door het gemeentebestuur vergunde manifestatie, voor zover de in de vergunning opgelegde voorwaarden worden nageleefd.
- spelende kinderen.
§5 Het is verboden zonder de voorafgaande en schriftelijke toelating van de burgemeester, feestgeschut af te vuren en kanonschoten te lossen bij gelijk welke gelegenheid voor gelijk welk doel.
Artikel 6.2.1.2
Honden of andere dieren mogen geen abnormale hinder veroorzaken voor de buren door aanhoudend geblaf of ander aanhoudend geluid.
6.2.2 Gemotoriseerde voertuigen en toestellen
Artikel 6.2.2.1
§1. Omlopen voor wedstrijden, test- en oefenritten, of test- en oefenvaarten, met motorvoertuigen of motorvaartuigen, met inbegrip van recreatief gebruik moeten beantwoorden aan de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de bescherming van het leefmilieu, inzonderheid de bepalingen van de besluiten van de Vlaamse regering van 6 februari 1991 houdende vaststelling van het Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning en van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (VLAREM I en VLAREM II).
§2. Indien andere gemotoriseerde activiteiten geheel of gedeeltelijk plaatsvinden op de openbare weg of op openbare waterwegen, moeten deze activiteiten eveneens beantwoorden aan dit politiereglement en kunnen zij enkel doorgaan mits voorafgaandelijke toelating afgeleverd overeenkomstig afdeling 6.2.2.4 van dit politiereglement.
Artikel 6.2.2.2
§1 Het is de bestuurder van een voertuig verboden elektronisch versterkte muziek in voertuigen te produceren die hoorbaar is buiten het voertuig of toe te laten dat dergelijke muziek wordt geproduceerd. De overtredingen tegen deze bepaling, die aan boord van voertuigen worden begaan, worden verondersteld door de bestuurder te zijn begaan, tot bewijs van het tegendeel. De bestuurder van een voertuig is verantwoordelijk voor de naleving van deze verbodsbepaling.
§2 De voertuigen die zich op de openbare weg of andere delen van het openbaar domein of op private eigendommen bevinden en die uitgerust zijn met een alarmsysteem, mogen in geen enkel geval de buurt onnodig lang verstoren. De eigenaar van een voertuig waarvan het alarm afgaat, moet daar zo spoedig mogelijk een eind aan stellen. Wanneer de eigenaar niet opdaagt binnen de 15 minuten na het afgaan van het alarm, kunnen de politiediensten de nodige maatregelen treffen om een einde te stellen aan deze hinder, op kosten en risico van de eigenaar, bezitter of gebruiker van het voertuig.
Artikel 6.2.2.3
In open lucht is het gebruik van werktuigen aangedreven door ontploffings- of elektrische motoren (vb. grasmaaiers, houtzagen,…) verboden op wettelijke feestdagen alsook tussen 22u ’s avonds en 7u ’s morgens op weekdagen.
Dit verbod geldt niet:
Voor foor- en marktkramers tijdens de officiële kermissen en op de openbare markten of beurzen;
Voor het uitvoeren van dringende werken, waarvan uitstel ernstig gevaar zou opleveren;
Voor de landbouwmachines aangewend voor de normale exploitatie van een landbouwbedrijf.
Op zondagen is het gebruik van dergelijke machines enkel toegestaan tussen 10u en 15u.
Artikel 6.2.2.4
De aanvraag tot het bekomen van de toelating vermeld in artikel 6.2.2.1 wordt door de organisator ingediend bij de burgemeester van de gemeente op wiens grondgebied de activiteit wordt gepland, ten minste 3 maanden voor de datum van de geplande activiteit.
Volgende gegevens dienen minstens in de aanvraag vermeld te worden: 1° identiteit van de aanvrager;
2° datum, uur, duur en aard van de activiteit;
3° karakteristieken van de gebruikte motorvoertuigen (type, cilinderinhoud, geluidsniveau); 4° plan van het terrein of de omloop en zijn omgeving (straal van 500m, met aanduiding van
woningen, stiltebehoevende inrichtingen, natuurgebieden, tijdelijke parkeervoorziening, geluidswerende voorzieningen, …);
5° motivatie van de aanvraag;
6° beschrijving van geluidswerende voorzieningen.
De burgemeester zal binnen de 2 maanden na de dag waarop het volledig dossier van de aanvraag werd ingediend, de toelating of weigering aan de aanvrager betekenen.
Het niet tijdig betekenen van de beslissing wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
6.2.3 Andere toestellen die geluidshinder produceren
Artikel 6.2.3.1
§1 Deze afdeling heeft betrekking op het opstellen en het gebruik in een niet ingedeelde inrichting van motoren, compressoren, hydroforen, ventilatoren, extractoren, industriële centrifugaledrogers, luidsprekers, jukeboxen, muziekinstrumenten en andere toestellen die storende trillingen of geluiden veroorzaken.
§2 Deze toestellen moeten zodanig geplaatst zijn, dat zij geen storende trillingen overbrengen op het gebouw waar zij opgesteld zijn. Indien nodig moeten zij voorzien zijn van funderingen, vasthechtingen of onderstellen die een trillingdempende tussenlaag bevatten bestaande uit veren, kurk, rubber of ander elastisch materiaal. Toestellen die geen draaiende delen bevatten, zoals luidsprekers, muziekinstrumenten e.d., moeten van het gebouw of de muur waarop zij zijn vastgemaakt geïsoleerd worden door middel van rubberbouten of tussenstukken die laag frequente trillingen opslorpen indien zij geluidshinder veroorzaken.
Artikel 6.2.3.2
§1 Het geluidsniveau in open lucht, gemeten in de buurt waar andere personen die hiervan hinder kunnen ondervinden mag door de werking van deze toestellen:
- niet hoger zijn dan 5 dB (A) boven het achtergrondgeluidsniveau, indien dit lager is dan 30 dB (A)
- niet hoger zijn dan 35 dB (A) indien het achtergrondgeluidsniveau ligt tussen 30 en 35 dB (A)
- niet hoger zijn dan het achtergrondgeluidsniveau indien dit hoger is dan 35 dB (A) Dit maximale geluidsniveau geldt in het aangrenzende lokaal of gebouw, met gesloten deuren en vensters, op de openbare weg en op openbare plaatsen.
§2 Voor de toestellen die slechts tijdelijk worden gebruikt ter gelegenheid van feesten, kermissen, braderieën, stoeten, e.d., kan een afwijking op het voorgaande worden toegestaan conform artikel 6.2.5.1.
Artikel 6.2.3.3
De bepalingen van deze afdeling 6.2.3 zijn niet van toepassing op alarm- en verwittigingsignalen, toestellen en werktuigen gebruikt op bouwwerven, alsmede op klokken opgehangen in torens van kerken en openbare gebouwen. Ze zijn evenmin van toepassing in industriegebieden en KMO-zones.
Artikel 6.2.3.4
Onverminderd de bepalingen van Xxxxxx XX is het verboden in de openbare ruimte op afstand bestuurde modelvliegtuigen, -boten of -wagens te hanteren waarvan het voortgebrachte geluid de openbare rust verstoort.
Artikel 6.2.3.5
Het is verboden tijdens erediensten, van welke confessie of strekking ook, en in de omgeving van plaatsen welke bestemd zijn of gewoonlijk dienen voor de eredienst, gerucht te maken of daden te stellen die storend zouden zijn voor de uitoefening van de erediensten of de bijwoning ervan. Hetzelfde verbod geldt in de omgeving van rust- en ziekenhuizen.
Artikel 6.2.3.6
§1 Het opstellen of in werking stellen van luidsprekers op de openbare weg en op openbare plaatsen (groene ruimte, parken en andere) is verboden zonder voorafgaande schriftelijke toelating verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.2.5.2.
§2 Het is in ieder geval verboden de luidsprekers uit §1 in werking te houden na 22u ’s avonds en voor 9u ‘s morgens. Tijdens kermisdagen is dit evenwel toegelaten tot 23u ‘s avonds.
§3 Het gebruik van voertuigen met luidsprekers voor reclame-, propaganda- of andere doeleinden, is alleen geoorloofd mits voorafgaande toelating verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.2.5.2 van dit politiereglement, en mits naleving van de daarbij gestelde voorwaarden. Deze toelating dient steeds in het voertuig aanwezig te zijn.
6.2.4 Akoestische afschrikmiddelen
Artikel 6.2.4.1
Het gebruik van al dan niet automatische vogelschrikkanonnen of gelijksoortige akoestische afschrikmiddelen voor het verjagen van vogels of andere doeleinden en hagelkanonnen is enkel toegestaan na toelating verleend overeenkomstig de bepalingen van artikel 6.2.5.3 van dit politiereglement.
Artikel 6.2.4.2
§1 Deze akoestische afschrikmiddelen en hagelkanonnen mogen enkel opgesteld worden op een afstand van meer dan 50 meter van een woning of op een afstand van meer dan 50 meter van een openbare weg. Hierbij moet de opening van het kanon steeds in de meest gunstige richting worden geplaatst ten aanzien van de hindergevoelige plaatsen vermeld in deze paragraaf.
§2 Bovendien moeten de volgende voorwaarden worden nageleefd:
- er mag niet geschoten worden op of vanaf de openbare weg;
- er mag slechts gebruik gemaakt worden van veldkanonnen welke niet op springstoffen werken;
- tussen elk schot dient er een tijdspanne te verlopen van minstens 10 minuten; ook indien er meerdere kanonnen in dezelfde omgeving zijn opgesteld, dient de tijdspanne tussen de verschillende kanonnen 10 minuten te bedragen.
Artikel 6.2.4.3
Het gebruik van akoestische afschrikmiddelen is in ieder geval verboden tussen 22u ‘s avonds en 6u ‘s morgens, alsook na zonsondergang en voor zonsopgang, behoudens anders bepaald in de toelating.
6.2.5 Procedure
Artikel 6.2.5.1
De aanvraag tot het verkrijgen van de afwijking op artikel 6.2.3.2, § 2 dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De aanvraag wordt gemotiveerd en moet toelaten de mogelijke hinder van de installatie te beoordelen. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de afwijking. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
Artikel 6.2.5.2
De aanvraag tot het verkrijgen van de toelating vermeld in hoofdstuk 6, afdeling 6.2.3, artikel
6.2.3.6 dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen
21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag. Deze toelating kan worden ingetrokken, indien de politiediensten vaststellen dat de muziek of het geluid de rust van de inwoners stoort.
Artikel 6.2.5.3
De aanvragen tot het verkrijgen van een toelating uit hoofdstuk 6, afdeling 6.2.4, artikel 6.2.4.1 dienen op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De aanvraag wordt gemotiveerd en moet toelaten de mogelijke hinder van de installatie te beoordelen. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
6.2.6 Inbreuken
Artikel 6.2.6.1
Zowel vaststellende ambtenaren als de personeelsleden van de gemeente en van de politiezone die worden aangewezen als toezichthouders zijn bevoegd voor het toezicht op de naleving van hoofdstuk 6, afdeling 6.2.
6.3. Lichthinder Artikel 6.3.1
§1 Behoudens voorafgaande en schriftelijke toelating verleend overeenkomstig artikel 6.4.2 van dit politiereglement, onverminderd andere toelatingen en onverminderd andere wettelijke en reglementaire bepalingen inzake leefmilieu (inzonderheid Vlarem), is het verboden gebruik te maken van het luchtruim boven het grondgebied van de gemeente voor het voortbrengen of projecteren, hetzij rechtstreeks, hetzij door weerkaatsing, van lichtbundels van laserlicht of ander licht.
§2 Onverminderd andere wettelijke en reglementaire bepalingen inzake leefmilieu (inzonderheid Vlarem), moet elke uitbater van een inrichting of elke eigenaar of gebruiker van een perceel de nodige maatregelen nemen om lichthinder uitgaande van zijn inrichting of perceel te voorkomen. Verlichting moet dermate geconcipieerd zijn dat niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt. Klemtoonverlichting mag uitsluitend gericht zijn op de inrichting of onderdelen ervan en moet naar beneden worden gericht.
§3 Lichtreclame mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen. Mobiele installaties voor lichtreclame zijn verboden.
Artikel 6.3.2 Verblinden en verhinderen van wegverkeer
Het is verboden op de openbare weg reclameborden, uithangborden of andere inrichtingen aan te brengen die de bestuurders hinderen of verblinden.
Het is verboden om verlichting zo te plaatsen dat gebruikers van de openbare weg gehinderd of verblind worden.
Artikel 6.3.3 Verlichten van sportterreinen
Bij verlichting van sportterreinen mag enkel het doelgebied worden aangestraald. De verlichting dient gedoofd te worden na het beëindigen van de sportprestatie of ten laatste om
22 uur.
Artikel 6.3.4 Feestverlichting
Het is verboden feestverlichting aan te brengen op de openbare weg zonder een voorafgaandelijk schriftelijke toelating van de burgemeester.
Artikel 6.3.5
De aanvragen tot het verkrijgen van een toelating uit deze afdeling 6.3 dienen op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
6.4. Geurhinder
6.4.1 Algemeen
Artikel 6.4.1.1
§1 Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake hinderlijke inrichtingen en de bescherming van het leefmilieu, is de uitbater van activiteiten die geurhinder kunnen veroorzaken (zoals de tijdelijke opslag van afval, het houden van dieren, e.d.) steeds verplicht alle mogelijke maatregelen te nemen om de hinder naar omwonenden te vermijden of zo klein mogelijk te houden.
§2 Het is verboden om uitwasemingen of rook te verspreiden wanneer dit hinder kan veroorzaken voor de buurt.
6.4.2 Vervoer van kwalijk riekende stoffen
Artikel 6.4.2.1
§1 Vloeibare meststoffen moeten vervoerd worden in gesloten voertuigen of tonnen, zodat de inhoud niet op straat kan uitlopen.
§2 Voertuigen of recipiënten waarin kwalijk riekende stoffen worden vervoerd, mogen niet ongereinigd langs de openbare weg worden geplaatst of blijven staan.
6.4.3 Mestputten, aalputten en septische putten
Artikel 6.4.3.1
§1 Het ledigen van beerputten en septische putten, alsmede het vervoer en de verwijdering van hun inhoud mag enkel gebeuren door een onderneming die volgens de reglementering ter zake erkend is.
De ruiming mag niet gebeuren op zon- en wettelijke feestdagen.
§2 Het lozen van geruimd septisch materiaal in de openbare riolen of in de openbare collectoren is verboden.
Artikel 6.4.3.2 Mesthoop, composthoop, compostvat.
Eigenaars van een mest-, afval-, composthoop, compostvat e.d. zijn ertoe gehouden alle mogelijke maatregelen te nemen om geurhinder te vermijden.
Artikel 6.4.3.3 Luchtafvoeropening dampkap
Schouwen en luchtafvoeropeningen van dampkappen moeten zodanig worden geplaatst dat de geurhinder voor buren tot een minimum wordt beperkt.
6.4.4 Onhygiënische situaties
Artikel 6.4.4.1
Bij de vaststelling van geurhinder tengevolge van een onhygiënische situatie dient de uitbater van de inrichting die geurhinder veroorzaakt of de eigenaar of gebruiker van het perceel waarop geurhinder wordt veroorzaakt alle nodige maatregelen te nemen om de geurhinder weg te nemen, te beperken en de hygiëne te vrijwaren. Dezelfde persoon moet in ieder geval op eerste verzoek van de burgemeester, de politiediensten of de daartoe aangestelde ambtenaren de nodige maatregelen treffen om de hinder weg te nemen, te verminderen en de hygiëne te vrijwaren.
6.5. Wildplassen en spuwen Artikel 6.5.1
Het is verboden te urineren of uitwerpselen achter te laten op het openbaar domein en op het voor het publiek toegankelijk privaat domein, tenzij op plaatsen of accommodaties die speciaal hiervoor zijn ingericht. Die plaatsen en accommodaties moeten volgens de regels van goed fatsoen gebruikt worden.
Het is verboden te spuwen op een openbare plaats of een voor het publiek toegankelijke plaats.
6.6. Schadelijke middelen Artikel 6.6.1
§1. Het is verboden om schadelijke middelen zoals lachgas te verhandelen of bezitten indien
de handel of het bezit gericht is op het oneigenlijk gebruik van het middel met als doel het bekomen van een roeseffect.
§2. In voorkomend geval wordt het schadelijke middel administratief in beslag genomen.
HOOFDSTUK 7 : FAUNA EN FLORA
7.1. Algemeen
Alle dieren zijn gelijkwaardig. Er wordt geen onderscheid gemaakt in ras of soort.
Artikel 7.1.1
Het is verboden op de openbare weg en op openbare plaatsen zoals groene ruimten, openbare parken en openbare tuinen eender welke materie geschikt voor het voeden van zwervende dieren of duiven achter te laten, te deponeren of te werpen, met uitzondering van (geschikt) voedsel voor vogels bij winterweer of bij een beperkt voedselaanbod.
Artikel 7.1.2
§1 Het is verboden op de openbare weg of andere openbare plaatsen dieren te laten lopen zonder de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om de openbare veiligheid en de goede doorgang van de openbare weg te garanderen.
Dieren mogen op geen enkel ogenblik gevaar of hinder vormen voor het verkeer en het gemak van doorgang. Katten en andere vrije dieren vormen hier een uitzondering op.
§2 Het is verboden dieren in een bewoonde plaats zonder toestemming van de bewoner te laten binnendringen.
§3 De eigenaars of begeleiders van dieren zijn verplicht in alle omstandigheden te zorgen dat de dieren in behoorlijke omstandigheden gehouden worden, rekening houdend met de grootte en de specifieke eigenheid van het dier. De eigenaars of begeleiders zijn verplicht ervoor te zorgen dat de dieren zich kunnen beschermen tegen alle weersomstandigheden. Stallingen en hokken dienen behoorlijk ingericht en onderhouden te worden. De dieren moeten voldoende bewegingsvrijheid hebben. De verblijfplaats van het dier moet verzorgd en onderhouden worden. De nodige aandacht moet besteed worden aan ondergrond, temperatuur, beschutting en hygiëne.
§4 Het is aan alle hondeneigenaren verplicht om hun dier te laten chippen en registreren bij een erkende dierenarts en om de chipgegevens aan te passen bij een verhuis. Enkel zo kan de rechtmatige eigenaar van weglopers worden terug gevonden.
§5 De eigenaar blijft te allen tijde verantwoordelijk voor het gedrag van zijn of haar huisdier. Een goede opvoeding, professionele begeleiding en gezonde voeding zijn hier voor prioritair belang.
§6 Het is aan particulieren verboden exotisch in het wild levende dieren te houden, te vervoeren, kosteloos of tegen betaling af te staan, tenzij namens een erkende zoo, dierenpark, private inzameling, circus of dolfinarium, zonder schriftelijke en voorafgaande toelating van de burgemeester. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing wanneer de dieren gehouden worden in een inrichting waarvoor een vergunning is vereist krachtens het algemeen reglement voor de dierenbescherming.
Artikel 7.1.3
Het is verboden op de openbare weg:
1° dieren achter te laten in een geparkeerd voertuig als dat een gevaar of ongemak kan opleveren voor personen of voor de dieren zelf; deze bepaling is ook van toepassing in publieke parkings en plaatsen;
2° dieren bij zich te hebben waarvan het aantal, het gedrag of de gezondheidstoestand de openbare veiligheid en openbare gezondheid in het gedrang zouden kunnen brengen;
3° te komen met agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren of deze te kijk te stellen zelfs in gesloten kooien of voertuigen.
4° Enkel circussen die werken met dieren toegelaten volgens de omzendbrief zijn nog toegelaten op het gemeentelijk grondgebied.
5° Elke honden- of kattenkwekerij, dierenasiel, dierenpension en dierenhandelszaak moet een geldige erkenning hebben. Sinds 1 juli 2014 is deze erkenning een bevoegdheid van de Vlaamse overheid.
Artikel 7.1.4
Het is verboden voertuigen en andere goederen te laten bewaken door agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren, ook al zijn deze vastgebonden of in het voertuig geplaatst.
Artikel 7.1.5
Onverminderd de wettelijke en reglementaire bepalingen betreffende de hygiëne van lokalen en personen in de voedingssector is het verboden een dier binnen te brengen in voor het publiek toegankelijke inrichtingen waartoe dat dier geen toegang heeft, hetzij op basis van een intern reglement dat aan de ingang uithangt, hetzij op basis van borden of pictogrammen die dat duidelijk maken. Deze bepaling geldt niet voor honden of andere dieren die speciaal opgeleid zijn om blinden of andere mensen met een handicap te geleiden of andere personen met en handicap die een attest kunnen voorleggen en politieambtenaren en agenten van bewakingsondernemingen met waak-, verdedigings- en speurhonden en hulpverleningshonden.
Artikel 7.1.6.1
§1 Gemutileerde dieren mogen niet gebruikt worden bij openbare evenementen.
§2 Roofvogelshows kunnen alleen als er een educatief luik aan verbonden is.
§3 Het is verboden om een huisdier, andere dan vermeld in art. 538 tot en met 541 van het Strafwetboek, kwaadwillig te doden, te verwonden of te verwaarlozen.
Artikel 7.1.6.2 Slachten van dieren
§1 Eveneens is het verboden dieren te slachten, elders dan in een slachthuis, tenzij met schriftelijke en voorafgaande toelating afgeleverd overeenkomstig volgend artikel van dit reglement, en voor zover het vlees uitsluitend bestemd is om te voorzien in de behoeften van de eigenaar of bezitter van het dier en zijn gezin.
Runderen en eenhoevigen moeten altijd in een slachthuis geslacht worden.
§2 Rituele slachtingen van dieren mogen uitsluitend plaatsvinden in erkende slachthuizen. Rituele slachtingen thuis zijn te allen tijde verboden.
Artikel 7.1.7
De aanvragen tot het verkrijgen van een toelating uit hoofdstuk 7, afdeling 7.1, artikel 7.1.6§2. dienen op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating. Het niet tijdig betekenen van de beslissing door de burgemeester wordt beschouwd als een weigering van de aanvraag.
Artikel 7.1.8
Het is verboden neerhofvogels en ander pluimvee te laten rondlopen op de openbare weg.
Artikel 7.1.9 Dierenwelzijn
Artikel 7.1.9.1 Niemand mag handelingen plegen waardoor een dier zonder noodzaak omkomt of een verminking, letsel of pijn ondergaat.
Artikel 7.1.9.2 Houders en eigenaars van dieren zijn verplicht er altijd voor te zorgen dat de dieren zo gehouden en geherbergd worden dat het dier gezond kan blijven. Zij zorgen ervoor dat deze dieren de noodzakelijke medische zorgen krijgen.
Artikel 7.1.9.3
§1. De houders en eigenaars van dieren zijn verplicht er voor te zorgen dat de dieren zich kunnen beschermen tegen alle natuurelementen (zon, regen, sneeuw, hagel en vries) in een schuilhok of onder een natuurlijke beschutting.
§2. Als deze dieren permanent buiten verblijven, zonder schuilhok, moeten de houders en eigenaars zorgen voor natuurlijke beschutting, die bescherming biedt tegen deze natuurelementen. Deze verplichting geldt voor alle aanwezige dieren.
§3. Een schuilhok moet in overeenstemming zijn met andere toepasselijke wetgeving (bv. Ruimtelijke ordening). Eventuele stallingen en schuilhokken moeten:
- Behoorlijk ingericht en onderhouden worden en ook geschikt zijn voor alle aanwezige dieren. Dit betekent:
o Dat eventuele stallingen en schuilhokken stevig en veilig moeten zijn voor de dieren, zodat zij zichzelf niet kunnen kwetsen, en;
o Dat de dieren een droog ligbed hebben.
- Tijdens de koude periodes van het jaar (van 15 november tot en met 15 maart) minimaal één gesloten kant hebben, georiënteerd naar de dominante windrichting.
- Minimaal één meter hoger zijn dan de schofthoogte van de gehouden dieren en per dier voldoende oppervlakte hebben.
- Een ingang moet voldoende breed zijn, als meerdere dieren samen in een weide staan.
§4. Pasgeboren, oude of verzwakte dieren moeten bij temperaturen boven de 25 graden Celsius of onder de 5 graden Celsius in een stal of box staan.
§5. Tijdens het hele jaar en in alle omstandigheden moeten de dieren altijd drinkbaar water en voldoende voedsel hebben.
§6. De oppervlakte, verlichting, temperatuur, vochtigheidsgraad, verluchting, luchtcirculatie en overige milieuvoorwaarden van het verblijf van dieren moeten overeenstemmen met de fysiologische en ethologische behoeften van de soort.
7.2. Honden en andere dieren Artikel 7.2.1
Het is verboden zich met een hond, zelfs aan de leiband, te begeven op plaatsen aangeduid door een rond bord met rode rand waarop in zwarte kleur het profiel van een hond staat. Het gemeentebestuur kan tevens de plaatsen en tijdstippen aanduiden waar het tijdelijk verboden is zich met een hond, zelfs aan de leiband, te begeven.
Deze bepaling geldt niet voor blinden en andere personen met een handicap, die gebruik maken van een geleidehond of andere personen met en handicap die een attest kunnen voorleggen en politieambtenaren en agenten van bewakingsondernemingen met waak-, verdedigings- en speurhonden en hulpverleningsdiensten.
Artikel 7.2.2
§1 De honden en andere dieren moeten met alle gepaste middelen vastgehouden worden, en minstens met een korte leiband, op iedere plaats van de openbare ruimte en in galerijen en passages op voor het publiek toegankelijk privé-gebied, met uitzondering van politie- en hulpverleningshonden. Het dragen van een muilkorf is verplicht voor agressieve, kwaadaardige of gevaarlijke dieren.
§2 Dit verbod geldt niet voor honden die gebruikt worden tijdens de jacht, die een kudde dieren begeleiden, die voor reddingsoperaties ingezet worden en voor politiehonden.
Dit verbod geldt ook niet voor hondenloopzones of hondenweides, waar de eigenaar of begeleider een hond wel mag laten loslopen. Een hondenloopzone of hondenweide is een terrein dat de gemeente afbakende en heeft aangeduid als hondenloopzone of hondenweide.
§3 De bewaking dient zodanig te zijn dat de begeleider de hond op elk ogenblik kan beletten om personen of dieren te intimideren of lastig te vallen, voertuigen te bespringen of private eigendommen te betreden. Dit houdt ook een verbod in om de honden op te hitsen of niet terug te houden wanneer deze de voorbijgangers aanvallen of bedreigen.
De eigenaar of begeleider is verplicht haar/zijn dier tegen te houden wanneer deze voorbijgangers of andere dieren aanvallen of bedreigen, zelfs wanneer er geen schade of hinder uit volgt. Het is bovendien verboden dieren op te hitsen.
§4 Het is verboden honden of andere dieren te laten begeleiden door personen die het dier niet onder controle kunnen houden.
§5 Het is verboden een hond aan de ketting vast te leggen. Indien de hond niet binnen in het huis of vrij in een afgesloten erf, omheind door een constructie die stevig en hoog genoeg is opdat de hond er niet zou kunnen overspringen of zich verwonden, gehouden wordt, moet de hond in een ren gehouden worden. De ren moet eveneens omheind zij door een constructie die stevig en hoog genoeg is opdat de hond er niet zou kunnen overspringen of zich verwonden. De hond moet bovendien over een slaaphok beschikken dat het dier voldoende beschut tegen alle weersomstandigheden. De grootte van het slaaphok moet in verhouding zijn tot de fysieke eigenschappen van het dier. Men mag het dier niet in een te kleine ruimte laten vertoeven, evenmin te lang in quarantaine laten.
§6 De eigenaars of begeleiders van dieren zijn ertoe gehouden alle maatregelen te treffen om te voorkomen dat dieren ontsnappen.
Artikel 7.2.3
§1 Onbewaakte loslopende honden aangetroffen op openbare wegen of openbare plaatsen, worden door de bevoegde personen of in opdracht van de bevoegde personen, gevangen genomen en overgebracht naar het dierenasiel of andere geschikte locaties, onverminderd de bepalingen van artikel 30 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt en artikel 36, 1° van de wet van 14 augustus 1986 op de bescherming en het welzijn der dieren.
§2 Alle hieraan verbonden kosten vallen ten laste van de eigenaar, bezitter of houder van de hond.
Artikel 7.2.4
Kwaadaardige, agressieve of gevaarlijke honden moeten gemuilkorfd worden door de eigenaar, de houder of de begeleider ervan zodra deze honden op de openbare weg of openbare plaatsen komen. Deze verplichting geldt niet voor de honden van de politiediensten.
Artikel 7.2.5
§1 De verantwoordelijken of begeleiders van honden moeten ervoor zorgen dat er geen uitwerpselen van dit dier achterblijven in de openbare ruimte en de private eigendommen van derden. Het urineren van honden tegen gevels is tevens verboden.
§2 De verantwoordelijken of begeleiders van honden moeten steeds in het bezit zijn van een recipiënt voor het verwijderen van de uitwerpselen van hun dier.
Het recipiënt moet op eerste verzoek van de politie of gemachtigd ambtenaar getoond worden. Het recipiënt moet geschikt zijn voor het verwijderen van de uitwerpselen van de hond en moet gesloten kunnen worden.
§3 De verantwoordelijken of begeleiders van honden zijn verplicht op al de plaatsen vernoemd in §1, de uitwerpselen van hun hond(en) onmiddellijk te verwijderen met het daartoe bestemde recipiënt.
De uitwerpselen van de hond(en) moeten in het degelijk afgesloten recipiënt gedeponeerd worden in de gemeentelijke vuilnisbakjes of daartoe voorziene hondenpoepbakjes of –palen langs de openbare weg of meegegeven worden met de ophaalronde van het restafval in het daartoe aangewezen recipiënt.
§4 Deze bepaling geldt niet voor blinden en andere personen met een handicap, die gebruik maken van een geleidehond en die zelf fysiek niet in staat zijn om de uitwerpselen te verwijderen.
Artikel 7.2.6
§1 Het is verboden op het grondgebied van de gemeente honden en andere dieren te houden, te bewaken of te begeleiden die een gevaar betekenen voor de fysieke integriteit van mensen, dieren of goederen.
§2 De dieren die een levensgevaar of gevaar voor de fysische integriteit van personen of de veiligheid van goederen betekenen, kunnen op kosten van de eigenaar, bezitter, houder, bewaker of begeleider in een dierenasiel of andere geschikte locatie geplaatst worden indien ze de openbare rust en veiligheid in het gedrang brengen op plaatsen die toegankelijk zijn voor het publiek.
7.3. Duiven Artikel 7.3.1
De eigenaars, gebruikers, huurders, bewoners of beheerders van gebouwen moeten de
plaatsen waar duiven nesten zouden kunnen bouwen permanent afschermen, alsook de door duiven bevuilde gebouwen schoonmaken en ontsmetten.
Artikel 7.3.2
§1 Het is tussen 15 maart en 15 oktober verboden alle soorten van duiven die niet aan prijskampen deelnemen, te laten uitvliegen van 07.00 uur tot 18.00 uur op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen waarop duivenvluchtprijskampen plaatshebben.
§2 In geval van overmacht, slecht weer of andere oorzaken, waarbij de vluchten niet op vermelde dagen worden gehouden, geldt dit verbod tevens voor de daaropvolgende dag.
§3. Dit verbod geldt niet voor het laten uitvliegen van duiven naar aanleiding van een huwelijk.
Artikel 7.3.3
Elke handeling die de duivenliefhebber schade kan toebrengen is te allen tijde verboden. Hieronder wordt onder meer verstaan: slaan op en zwaaien met allerlei voorwerpen in de nabijheid van de duivenhokken, ophangen van allerlei voorwerpen in de nabijheid van de duivenhokken, het opstellen van molentjes, draaiende voorwerpen en in het algemeen, elke handeling die de duiven kan doen op- of afschrikken rond het tijdstip dat de aan een wedstrijd deelnemende duiven ingewacht worden.
7.4. Rij- en trekdieren Artikel 7.4.1
Elke koets of ander voertuig getrokken door paarden of andere trekdieren, moet voorzien zijn van een opvangzak voor de uitwerpselen.
7.5. Ongewenste planten en dieren
7.5.1 Parasieten
Artikel 7.5.1.1
De eigenaars, gebruikers, huurders, bewoners of beheerders van onroerende goederen zijn verplicht alle maatregelen te treffen om te voorkomen dat er zich hygiëne-parasieten (ongedierte) zouden ontwikkelen. In voorkomend geval dienen zij deze te (laten) verdelgen.
7.5.2 Processierupsen
7.5.2.1 Definitie
Beheerder: alle personen die, in welke juridische hoedanigheid ook, het genot hebben van cultuurgronden, bossen, parken, terreinen of tuinen (hierna “beheerders” genoemd).
7.5.2.2 Meldingsplicht
Iedere beheerder die de aanwezigheid van de eikenprocessierups (Thaumethopoea processionea) vaststelt, dient het gemeentebestuur hiervan onmiddellijk in kennis te stellen.
7.5.2.3 Informatieplicht
De beheerders zijn in alle gevallen verplicht om, via het plaatsen van duidelijke waarschuwingsborden, voorbijgangers van de aanwezigheid van de processierups in te lichten en te wijzen op het gevaar en op persoonlijke preventieve maatregelen.
HOOFDSTUK 8 : PUBLICITEIT EN AFFICHERING
8.1. Uithangborden
Artikel 8.1.1
§1 Het plaatsen van publiciteits- of uithangborden of lichtreclames is overeenkomstig de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, onderworpen aan een stedenbouwkundige vergunning, behalve de borden die vrijgesteld zijn krachtens artikel 9 van het besluit van de Vlaamse regering van 16 juli 2010 tot bepaling van handelingen waarvoor geen stedenbouwkundige vergunning nodig is, in werking getreden op 1 december.
§2 Uithangborden die conform genoemd besluit van de Vlaamse regering van 14 april 2000 zijn vrijgesteld van een stedenbouwkundige vergunning mogen geen andere aanduidingen bevatten dan de naam van de uitbater of van defirma en de benaming van het product of van de bedrijvigheid waarvoor publiciteit wordt gemaakt. Bovendien moet het bord bevestigd worden op de plaats waar de betrokkene of de firma zijn zetel heeft of waar de handel of bedrijvigheid, waarvoor publiciteit wordt gemaakt, gevestigd is. Tenslotte mag het bord niet strijdig zijn met de verordeningen en voorschriften inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, zoals de geldende verkavelingsvergunningen en bestemmingsplannen, alsmede met de wettelijke en reglementaire voorschriften van toepassing op de bescherming van monumenten en landschappen.
§3 Vallen eveneens niet onder toepassing van deze afdeling:
teksten en mededelingen van openbare besturen;
aankondigingsplaten of panelen voor politie- of bestuursinformatie
de platen met maximum 4m² oppervlakte houdende aankondiging van beroep of onderneming in het gebouw uitgeoefend.
§4 Alle borden, van welke aard ook, die in overtreding met deze reglementering werden aangebracht, zijn verboden en kunnen door de gemeente overeenkomstig artikel 11.9 van dit politiereglement ambtshalve worden verwijderd.
8.2. Aanplakkingen Artikel 8.2.1
§1 Het is verboden gevels, muren en afsluitingen van huizen, gebouwen, tuinen of onbebouwde gronden, alsook de voorwerpen van openbaar nut, of die deel uitmaken van de openbare versiering of beplanting, alsook wegwijzers, verkeerstekens, telefoon- of elektriciteitspalen te beplakken of op enigerlei wijze te gebruiken zonder toestemming van de eigenaar.
§2 Het gemeentebestuur duidt de plaatsen aan op het openbaar domein van de gemeente die bestemd zijn voor aanplakking, rekening houdende met de wettelijke en reglementaire voorschriften inzake ruimtelijke ordening en stedenbouw, verkeerswegen, monumenten en landschappen.
§3 Voor het plaatsen van tijdelijke publiciteitsborden of wegwijzers voor evenementen, langs de openbare weg is vooraf een schriftelijke toelating van de burgemeester vereist. In de toelating kunnen beperkingen worden opgelegd. De verleende toelating stelt de houder ervan niet vrij van eventuele vergunningen die op grond van wettelijke en reglementaire bepalingen door andere overheden worden vereist.
Voor het plaatsen van publiciteitsborden en wegwijzers langs gewestwegen is vooraf een schriftelijke toelating van de wegbeheerder vereist.
Het aanbrengen van aanplakkingen van welke aard ook mag uitsluitend geschieden op de daartoe aangeduide plaatsen, en op de plaatsen waartoe de burgemeester toestemming heeft verleend zoals hierboven bepaald.
Als uitzondering mogen officiële berichten en notariële aankondigingen en de berichten van verkoop en verhuur van eigendommen die ook aan de betrokken eigendommen mogen aangeplakt worden en op de muren en afsluitingen van het lokaal waar de verkoping of de verhuring moet geschieden.
§4 Uitsluitend aankondigingen, in de vorm van affiches, voor tijdelijke evenementen georganiseerd door sociaal-culturele verenigingen, zijn op deze plaatsen toegelaten. Alle andere aankondigingen, ondermeer van politieke en commerciële aard, zijn verboden op deze plaatsen.
§5 Het gemeentebestuur duidt de plaatsen aan op het openbaar domein die bestemd zijn voor de officiële mededelingen. Behalve voor de diensten van de gemeente is het verboden aan te plakken op plaatsen die door het gemeentebestuur voorbehouden werden voor het uithangen van officiële mededelingen.
§6 De totale oppervlakte van de affiches die per evenement en per zuil of bord mag beplakt worden, mag het A1-formaat niet overschrijden. De affiches mogen maximum 8 weken voor het aanvangen van de aan te kondigen activiteit (laten) aangeplakt, of bevestigd worden.
§7 Elke affiche moet de identiteit (naam, voornaam, adres) van de verantwoordelijke uitgever bevatten.
§8 De affiche mag niet aanzetten tot overtredingen van eender welke wetgevende of reglementaire bepaling.
§9 Het is verboden reglementair aangebrachte affiches, plakbrieven of aankondigingen af te scheuren, onleesbaar te maken, te overplakken of te besmeuren zolang ze hun belang niet verloren hebben of dat de datum van het feit of de gebeurtenis die wordt aangekondigd, niet is verstreken.
§10 Alle aanplakkingen, van welke aard ook, die in overtreding met deze reglementering werden aangebracht, zijn verboden en kunnen door de gemeente ambtshalve verwijderd worden.
§11 De gemeente brengt aan elke aanplakzuil en –bord de principes van dit reglement aan, in duidelijke vorm.
8.3. Wegwijzers Artikel 8.3.1
Een voorafgaande toelating afgeleverd overeenkomstig artikel 8.3.2 van dit politiereglement is
vereist voor het plaatsen van private wegwijzers. De tijdelijke wegwijzers voor een manifestatie mogen slechts geplaatst worden maximaal drie dagen voor de aanvang van deze manifestatie. De wegwijzers moeten worden geplaatst op een plaats en wijze zodat ze geen hinder of geen problemen voor de (verkeers)veiligheid veroorzaken. Deze wegwijzers moeten eveneens stevig worden vastgehecht of in de grond geplaatst zodat ze niet kunnen loskomen, ongeacht de weersomstandigheden. De wegwijzers hebben een maximale grootte van 0,5m²
Artikel 8.3.2
De aanvraag tot het verkrijgen van de toelating vermeld in artikel 8.3.1 dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. Het niet nemen van een beslissing binnen bovenvermelde termijn wordt beschouwd als een weigering.
De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating.
8.4. Vlaggen en spandoeken op of langs de openbare weg Artikel 8.4.1
§1 Een voorafgaande toelating afgeleverd door de burgemeester is vereist voor het aanbrengen van tijdelijke spandoeken en vlaggen op of langs de openbare weg. Permanente vlaggen en/of spandoeken zijn enkel toegelaten mits het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning zoals beschreven in de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening.
§2 Daarbij moeten de volgende voorwaarden worden nageleefd:
- de vlaggen en spandoeken moeten worden vastgemaakt op een plaats waar ze geen hinder of geen problemen voor de (verkeers)veiligheid veroorzaken.
- spandoeken en vlaggen die over een openbare weg worden gespannen dienen op minimum 5m hoogte boven de begane grond worden aangebracht. Deze hoogte wordt gerekend vanaf de onderkant van de spandoek of vlag;
- toestemming is vereist van de eigenaar van de gebouwen waaraan de spandoeken of vlaggen worden vastgemaakt;
- de spandoeken of vlaggen moeten verband houden met culturele, caritatieve, sportieve, politieke, recreatieve of toeristische acties of samengaan met commerciële of reclameactiviteiten die worden georganiseerd in het belang van de handel of het toerisme.
Artikel 8.4.2
De aanvraag tot het verkrijgen van de toelating vermeld in voorgaand artikel dient op voorhand en schriftelijk ingediend te worden bij de burgemeester, die binnen 21 dagen na ontvangst van de aanvraag een beslissing neemt. Het niet nemen van een beslissing binnen bovenvermelde termijn wordt beschouwd als een weigering.
De beslissing van de burgemeester bepaalt de modaliteiten en de duurtijd van de toelating.
HOOFDSTUK 9: GEMENGDE INBREUKEN
9.1 Lichte gemengde inbreuken of categorie GAS 2
Artikel 9.1.1
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 526) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die vernielen, neerhalen, verminken of beschadigen :
- grafsteden, gedenktekens of grafstenen;
- monumenten, standbeelden of andere voorwerpen die tot algemeen nut of tot openbare versiering bestemd zijn en door de bevoegde overheid of met haar machtiging zijn opgericht;
- monumenten, standbeelden, schilderijen of welke kunstvoorwerpen ook, die in kerken, tempels of andere openbare gebouwen zijn geplaatst.
Artikel 9.1.2
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 534bis) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die zonder toestemming graffiti aanbrengen op roerende of onroerende goederen.
Artikel 9.1.3
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 534ter) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die opzettelijk andermans onroerende eigendommen beschadigen.
Artikel 9.1.4
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 537) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die kwaadwillig een of meer bomen omhakken of zodanig snijden, verminken of ontschorsen dat zij vergaan, of een of meer enten vernielt.
Artikel 9.1.5
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 545) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die geheel of ten dele grachten dempen, levende of xxxx xxxxx afhakken of uitrukken, landelijke of stedelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, vernielen; grenspalen, hoekbomen of andere bomen, geplant of erkend om de grenzen tussen verschillende erven te bepalen, verplaatsen of verwijderen.
Artikel 9.1.6
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 559/1) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die, buiten de gevallen omschreven in boek II, titel IX, hoofdstuk III, van dit wetboek, andermans roerende eigendommen opzettelijk beschadigen of vernielen.
Artikel 9.1.7
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 561/1) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die zich schuldig maken aan nachtgerucht of nachtrumoer waardoor de rust van de inwoners kan worden verstoord.
Artikel 9.1.8
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 563/2) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die stedelijke of landelijke afsluitingen, uit welke materialen ook gemaakt, opzettelijk beschadigen.
Artikel 9.1.9
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 563/3) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die feitelijkheden of lichte gewelddaden plegen, mits zij niemand gewond of geslagen hebben en mits de feitelijkheden niet tot de klasse van de beledigingen behoren; in het bijzonder zij die opzettelijk, doch zonder het oogmerk om te beledigen, enig voorwerp op iemand werpen dat hem kan hinderen of bevuilen.
Artikel 9.1.10
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 563 bis) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die zich, behoudens andersluidende wetsbepalingen, in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn.
Het eerste lid geldt echter niet voor hen die zich in de voor het publiek toegankelijke plaatsen begeven met het gezicht geheel of gedeeltelijk bedekt of verborgen, zodat zij niet herkenbaar zijn, en wel krachtens arbeidsreglementen of een politieverordening naar aanleiding van feestactiviteiten.
9.2 Zware gemengde inbreuken of categorie GAS 3 Artikel 9.2.1
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 398, 1°) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die opzettelijk verwondingen of slagen toebrengen zonder voorbedachte rade.
Artikel 9.2.2
Kunnen gestraft worden met de respectievelijke straffen bepaald in het strafwetboek (art 521, 3de lid) of met een administratieve geldboete van maximum 350 euro zij die geheel of gedeeltelijk vernieling of van onbruikbaarmaking van rijtuigen, wagons en motorvoertuigen aanbrengen, met het oogmerk om te schaden.
HOOFDSTUK 10: DIVERSE BEPALINGEN
10.1. Horeca-inrichting
Artikel 10.1.1
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Vaste horeca-inrichting: elke plaats of lokaliteit waar voeding en/of drank van welke aard ook voor gebruik ter plaatse wordt verkocht of (gratis) verstrekt;
Occasionele horeca-inrichting: de vooraf als dusdanig aangegeven drankgelegenheid die, naar aanleiding van om het even welke gebeurtenis van voorbijgaande aard, ten hoogste tienmaal per jaar en telkens voor niet langer dan vijftien opeenvolgende dagen worden gehouden. Drankgelegenheden gehouden op tentoonstellingen en op jaarbeurzen worden geacht occasionele horeca inrichtingen te zijn, voor de gehele duur van de tentoonstelling of jaarbeurs, ongeacht de hoedanigheid van de exploitant;
Exploitant: de natuurlijke persoon of personen, de feitelijke vereniging, of de rechtspersoon, ongeacht hun eventuele hoedanigheid van handelaar, die in enige hoedanigheid en/of voor eigen rekening en risico, een werkzaamheid uitoefent die erin bestaat of er mede in bestaat een horecazaak te exploiteren. Ook uitbater genoemd. Met exploiteren wordt ook bedoeld het openen, het heropenen, de overname en de aanpassing van een horecazaak.
Artikel 10.1.2
De opening en uitbating van een vaste horeca-inrichting is onderworpen aan een voorafgaandelijke en schriftelijke uitbatingsvergunning vanwege de burgemeester. Onverminderd de naleving van andere federale, regionale of lokale bepalingen van toepassing op de publiek toegankelijke inrichtingen zijn occasionele horeca-inrichtingen van dergelijke vergunningsplicht vrijgesteld.
Artikel 10.1.3
Voor het verkrijgen van een uitbatingsvergunning dient de exploitant een digitale aanvraag in bij de burgemeester aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.
Artikel 10.1.4
De uitbatingsvergunning kan enkel worden verleend na een administratief onderzoek dat volgende componenten bevat:
a) Een onderzoek naar de naleving van de hygiëne-eisen zoals bepaald in het Koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en in de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank en hun uitvoeringsbesluiten. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-
)gemeentelijke diensten;
b) Een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
c) Een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de vestigingseenheid voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer;
d) Een omgevingsonderzoek: een onderzoek naar de naleving van de geldende stedenbouwkundige en milieuvoorwaarden en het beschikken over de benodigde
vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten;
e) Een onderzoek naar de levensmiddelenhygiënewetgeving. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten waar nodig in samenwerking met lokale en bovenlokale instanties;
f) Een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de horeca-inrichting en naar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie;
g) Een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is;
h) Een financieel onderzoek: een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde gemeentefacturen en aanslagbiljetten, van welke aard ook, die betrekking hebben op de inrichting en de exploitant. Indien de exploitant een rechtspersoon is, wordt het financieel onderzoek uitgevoerd op de organen van de exploitant en/of de vertegenwoordigers. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten;
i) Een moraliteitsonderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:
Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de zedelijkheid voor het exploiteren van een drankgelegenheid zoals bepaald in het Koninklijk besluit van 3 april 1953 tot samenordening van de wetsbepalingen inzake de slijterijen van gegiste dranken en in de wet van 28 december 1983 betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank;
Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de mensenhandel, zoals bedoeld in hoofdstuk III ter van Titel VIII van boek II van het Strafwetboek;
Een onderzoek naar recente - tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten;
Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt;
Een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de exploitatie, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurderkaart, arbeidskaart), administratieve verplichtingen t.a.v. de Kruispuntbank van Ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen van de personen die op enigerlei wijze deelnemen aan de exploitatie (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid), boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot de openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, vzw’s e.a.
Dit moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organen en/of vertegenwoordigers van de
exploitant en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald.
Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook, deelnemen of zullen deelnemen aan de exploitatie van de instelling, dient de exploitant te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats.
De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden.
Artikel 10.1.5
In kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan de gemeente bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.
Artikel 10.1.6
De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:
niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting;
controle door de ambtenaar van de gemeente en/of de politie wordt verhinderd;
de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.
Artikel 10.1.7
De uitbatingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur. De burgemeester kan de duurtijd van de vergunning beperken. In voorkomend geval moet de duurtijd minstens 1 jaar bedragen.
Artikel 10.1.8
De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege:
op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van xxxxxx dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
in geval van faillissement;
in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen;
Artikel 10.1.9
De burgemeester kan beslissen in de uitbatingsvergunning bijzondere voorwaarden op te nemen afhankelijk van specifieke omstandigheden, bv. de ligging van de inrichting. Bijzondere voorwaarden kunnen onder meer zijn: de verplichte installatie van één of meerdere bewakingscamera’s, de inzet van bewakingsagenten, etc.
Artikel 10.1.10
§1. De uitbatingsvergunning is geldig, te rekenen vanaf de datum van ondertekening door de burgemeester.
§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in artikel 1.4 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt.
Artikel 10.1.11
§1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een exploitant voor een welbepaalde vestigingseenheid. De vergunning kan niet worden overgedragen aan een andere exploitant of naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de uitbater dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd.
§2. In afwijking op §1 van dit artikel is er geen nieuwe aanvraag vereist indien:
een exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie;
de exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden;
enkel de naam van horecazaak wijzigt. In dit geval volstaat het om dit aan de bevoegde dienst te melden.
Bij andere wijzigingen is een nieuwe uitbatingsvergunning vereist, waarvoor een volledig nieuwe aanvraag moet worden ingediend.
Artikel 10.1.12
De exploitant is verplicht te melden aan de burgemeester wanneer zijn horeca inrichting definitief sluit. De exploitant is tevens verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag, met inbegrip van elke bestemmingswijziging, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.
Artikel 10.1.13
§1. De uitbatingsvergunning moet steeds aanwezig zijn in de zaak en zichtbaar worden aangebracht aan de inrichting, zodat ze leesbaar is vanop de openbare ruimte.
§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder hoofdstuk 11 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.
Artikel 10.1.14
Voor de horeca-inrichtingen die bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze afdeling, moet de uitbater uiterlijk voor 31 december 2021 een uitbatingsvergunning aanvragen. De aanvraag geldt als tijdelijke uitbatingsvergunning tot de definitieve vergunning wordt verleend of geweigerd.
10.2. Nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie
Artikel 10.2.1
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Uitbater: de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico de nachtwinkel of het private bureau voor telecommunicatie wordt uitgebaat. Ook exploitant genoemd;
Vestigingseenheid: een plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een adres en die voor de consument toegankelijk is waar activiteiten waarop de Wet van
10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening van toepassing is, uitgeoefend worden;
Nachtwinkel: een vestigingseenheid die
a) ingeschreven is in de KBO (Kruispuntbank van Ondernemingen) uitsluitend onder de rubriek “verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen”;
b) geen andere handelsactiviteit uitoefent dan die hierboven bedoeld;
c) een maximale netto-verkoopsoppervlakte heeft van 150 m²;
d) en op een duidelijke en permanente manier de vermelding “Nachtwinkel” draagt;
Privaat bureau voor telecommunicatie: voor het publiek toegankelijke ruimte of inrichting voor de tijdelijke beschikbaarstelling van eindapparatuur waarmee tegen betaling een elektronische communicatienetwerk of -dienst ter plaatse kan worden gebruikt zonder contractuele betrekking met de leverancier van het netwerk of de dienst;
Vestigingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het vestigen van een nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie verleend door het college van burgemeester en schepenen zoals omschreven in artikel 18§1 van de Wet van 10 november 2006;
Uitbatingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het uitbaten van een nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie verleend door de burgemeester nadat voldaan is aan een aantal uitbatingsvoorwaarden.
Artikel 10.2.2
Deze afdeling is van toepassing op alle nieuw te openen en bestaande vestigingseenheden op het grondgebied van de gemeente die, rekening houdend met de begripsomschrijvingen van artikel 2.1 van dit hoofdstuk, worden beschouwd als een nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie.
Artikel 10.2.3
§1. In afwijking van artikel 6,d) van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening, wordt de toegang van de consument tot private bureaus voor telecommunicatie verboden vóór 07 uur en na 22 uur.
§2. De burgemeester heeft de mogelijkheid om andere openingsuren vast te stellen. Bij het overtreden van deze openingsuren gelden de strafbepalingen zoals voorzien in artikelen 19 tot en met 22 van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening.
Artikel 10.2.4
§1. De vestiging van een nachtwinkel of van een privaat bureau voor telecommunicatie is onderworpen aan een voorafgaande vestigingsvergunning verleend door het college van burgemeester en schepenen.
Deze voorafgaande vestigingsvergunning is niet vereist:
a) bij wijziging van zaakvoerder van een bestaande nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie voor een uitbating op eenzelfde locatie;
b) Bij wijziging van uitbating onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde in hoofde van dezelfde uitbater op dezelfde locatie.
§2. Voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning dient de uitbater een digitale aanvraag in bij het college van burgemeester en schepenen aan de hand van het daarvoor voorziene aanvraagformulier overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.
§3. De vestigingsvergunning wordt afgeleverd aan een exploitant voor een welbepaalde vestigingseenheid. De vergunning kan niet worden overgedragen naar een andere vestigingseenheid.
Artikel 10.2.5
Het college van burgemeester en schepenen kan de vergunning voor de vestiging van een nachtwinkel of van een privaat bureau voor telecommunicatie weigeren op grond van:
- De ruimtelijke ligging
Er wordt geen vergunning voor de vestiging van een nachtwinkel verleend indien de vestigingseenheid zich in een van de volgende gevallen bevindt:
binnen de gemeentekern: indien binnen een straal van 1.000 meter, gemeten vanaf de toegangsdeur, een andere nachtwinkel gevestigd is;
buiten de gemeentekern: indien binnen een straal van 1.000 meter, gemeten vanaf de toegangsdeur, een andere nachtwinkel gevestigd is in handelscomplexen of winkelcentra in of naast een meergezinswoning in de zones waar handelsactiviteiten niet toegestaan zijn.
Er wordt geen vergunning voor de vestiging van een privaat bureau voor telecommunicatie verleend indien de vestigingseenheid zich in een van de volgende gevallen bevindt:
binnen de gemeentekern: indien binnen een straal van 400 meter, gemeten vanaf de toegangsdeur, een ander privaat bureau voor telecommunicatie gevestigd is;
buiten de gemeentekern: indien binnen een straal van 500 meter, gemeten vanaf de toegangsdeur, een ander privaat bureau voor telecommunicatie gevestigd is in handelscomplexen of winkelcentra in of naast een meergezinswoning in de zones waar handelsactiviteiten niet toegestaan zijn.
Onverminderd de bovenstaande opsomming geldt voor het hele grondgebied dat het aantal vestigingen van nachtwinkels en/of privaat bureaus voor telecommunicatie de sociale en ruimtelijke draagkracht van het gebied niet mag overschrijden. Hiervoor baseert het college van burgemeester en schepenen zich op een advies van de (inter-)gemeentelijke diensten
m.b.t de sociale draagkracht van het gebied.
- De handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust
Hiervoor baseert het college van burgemeester en schepenen zich op een advies van de politiediensten met betrekking tot de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door deze handelszaak en tot eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen.
Artikel 10.2.6
De vestigingsvergunning vervalt van rechtswege:
in geval dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van xxxxxx dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
in geval van faillissement;
in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen;
in geval binnen de maand na het toekennen van de vestigingsvergunning geen aanvraag werd gedaan voor het bekomen van een uitbatingsvergunning;
in geval de uitbatingsvergunning voor het pand waarvoor een vestigingsvergunning werd aangevraagd wordt geweigerd en/of geschorst en/of ingetrokken en/of de instelling wordt gesloten.
Artikel 10.2.7
Voor het verkrijgen van een uitbatingsvergunning voor elke uitbating van een nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie, zoals bedoeld in artikel 2.1 van deze afdeling, dient de exploitant een digitale aanvraag in bij de burgemeester aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.
Artikel 10.2.8
Voor de nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie die worden opgericht na de inwerkingtreding van deze afdeling, moet de uitbater in alle gevallen een vestigingsvergunning kunnen voorleggen, voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot uitbatingsvergunning.
Artikel 10.2.9
Voor de nachtwinkels en private bureaus voor telecommunicatie die bestaan op het ogenblik van de inwerkingtreding van deze afdeling, moet de uitbater uiterlijk binnen een periode van 12 maanden na de inwerkingtreding van deze afdeling een uitbatingsvergunning aanvragen. De aanvraag geldt als tijdelijke uitbatingsvergunning tot de definitieve vergunning wordt verleend of geweigerd.
Artikel 10.2.10
De uitbatingsvergunning wordt verleend door de burgemeester en kan enkel worden verleend na een administratief onderzoek dat volgende componenten bevat:
a) Een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de vestigingseenheid waar de handelsactiviteit wordt uitgeoefend, voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer;
b) Een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
c) Een financieel onderzoek: een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde gemeentefacturen en aanslagbiljetten, van welke aard ook, die betrekking hebben op de vestigingseenheid en de uitbater. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten. Het financieel onderzoek wordt uitgevoerd op de exploitant. Indien de exploitant een rechtspersoon is, wordt het financieel onderzoek uitgevoerd op de organen van de exploitant en/of de vertegenwoordigers;
d) Een omgevingsonderzoek: een onderzoek naar de naleving van de geldende stedenbouwkundige en milieuvoorwaarden en het beschikken over de benodigde vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten;
e) Een moraliteitsonderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:
Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de regelgevinginzake het verkoop van alcohol en tabaksproducten ten aanzien van een persoon jonger dan 18 jaar;
Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de mensenhandel, zoals bedoeld in hoofdstuk III ter van Titel VIII van boek II van het Strafwetboek;
Een onderzoek naar recente - tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten;
Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt;
Een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de exploitatie, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurderkaart, arbeidskaart), administratieve verplichtingen t.a.v. de Kruispuntbank van Ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen van de personen die op enigerlei wijze deelnemen aan de exploitatie (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid), boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot de openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, vzw’s e.a.
Dit moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald.
Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook, deelnemen of zullen deelnemen aan de exploitatie van de instelling, dient de exploitant te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats. De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden;
f) Een onderzoek naar de naleving van de hygiënevereisten. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten waar nodig in samenwerking met lokale en bovenlokale instanties;
g) Een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is;
h) Een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de vestigingseenheid ennaar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie.
Artikel 10.2.11
In kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan de gemeente bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.
Artikel 10.2.12
De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:
niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting;
controle door de ambtenaar van de gemeente en/of de politie wordt verhinderd;
de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.
Artikel 10.2.13
De uitbatingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur. De burgemeester kan de duurtijd van de vergunning beperken. In voorkomend geval moet de duurtijd minstens 1 jaar bedragen.
Artikel 10.2.14
De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege:
op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van xxxxxx dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
in geval van faillissement;
in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Artikel 10.2.15
De burgemeester kan beslissen in de uitbatingsvergunning bijzondere voorwaarden op te nemen afhankelijk van specifieke omstandigheden, bv. de ligging van de inrichting.
Artikel 10.2.16
§1. De uitbatingsvergunning is geldig, te rekenen vanaf de datum van ondertekening door de burgemeester.
§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in art. 2.10 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt.
Artikel 10.2.17
§1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een uitbater voor een welbepaalde vestigingseenheid van nachtwinkel of privaat bureau voor telecommunicatie en kan niet worden overgedragen aan een andere uitbater of naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de uitbater dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd.
§2. In afwijking op §1 van dit artikel is er geen nieuwe aanvraag vereist indien:
een exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie;
de uitbater reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden;
enkel de naam van zaak xxxxxxx. In dit geval volstaat het om dit aan de bevoegde dienst te melden.
Bij andere wijzigingen is een nieuwe uitbatingsvergunning vereist, waarvoor een volledig nieuwe aanvraag moet worden ingediend.
Artikel 10.2.18
De exploitant is verplicht te melden aan de burgemeester wanneer zijn instelling definitief sluit. De exploitant is tevens verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag, met inbegrip van elke bestemmingswijziging, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.
Artikel 10.2.19
§1. De uitbatingsvergunning en de vestigingsvergunning moeten steeds aanwezig zijn in de zaak en zichtbaar worden aangebracht aan de inrichting, zodat ze leesbaar zijn vanop de openbare ruimte.
§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder hoofdstuk 11 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.
Artikel 10.2.20
Overeenkomstig artikel 18 § 3 van de Wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening kan de burgemeester de sluiting bevelen van de nachtwinkels en privaat bureaus voor telecommunicatie die worden uitgebaat in overtreding op onderhavige afdeling.
Artikel 10.2.21
Wanneer een overtreding wordt begaan tegen de bepalingen van deze afdeling kan de vergunning geschorst of ingetrokken worden door het college van burgemeester en schepenen en kan de inrichting tijdelijk of definitief administratief gesloten worden, onverminderd de mogelijkheid van het opleggen van een administratieve geldboete.
10.3. Wedkantoren
Artikel 10.3.1
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Exploitant: de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening en risico de instelling wordt uitgebaat. Ook uitbater genoemd;
Vestigingseenheid: een plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een adres en die voor de consument toegankelijk is;
Wedkantoren: inrichtingen die hoofdzakelijk bestemd zijn voor het afsluiten van weddenschappen, al dan niet via het internet. De kansspelinrichtingen klasse I, II en III zoals beschreven in de Wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers en de uitzondering voor dagbladhandelaars, voorzien in § 5 van art. 43/4 van deze wet, behoren niet tot de wedkantoren in de zin van dit besluit;
Vestigingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het vestigen van een wedkantoor verleend door het college van burgemeester en schepenen;
Uitbatingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het uitbaten van een wedkantoor verleend door de burgemeester nadat voldaan is aan een aantal uitbatingsvoorwaarden.
Artikel 10.3.2
Deze afdeling is van toepassing op alle nieuw te openen en bestaande vestigingsvestigingseenheden die, rekening houdend met de begripsomschrijvingen van artikel 3.1 van dit reglement, beschouwd worden als een wedkantoor.
Artikel 10.3.3
Deze afdeling is niet van toepassing op een mobiel wedkantoor, dit is een tijdelijke inrichting, duidelijk afgebakend in de ruimte, die wordt geëxploiteerd ter gelegenheid, voor de duur en op de plaats van een evenement, een gebeurtenis, een sportwedstrijd of een sportcompetitie. Een mobiel wedkantoor mag geen andere weddenschappen afsluiten dan deze die betrekking hebben op dat evenement, die wedstrijd of die competitie.
Artikel 10.3.4
§1. De vestiging van een wedkantoor is onderworpen aan een voorafgaande vestigingsvergunning verleend door het college van burgemeester en schepenen. Deze voorafgaande vestigingsvergunning is niet vereist:
a) bij wijziging van zaakvoerder van een bestaand wedkantoor voor een uitbating op eenzelfde locatie;
b) bij wijziging van uitbating onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde in hoofde van dezelfde uitbater op dezelfde locatie;
c) voor exploitanten van wedkantoren die voor de inwerkingtreding van deze bepaling reeds beschikken over een geldige uitbatingsvergunning en de exploitanten van wedkantoren die voor de inwerkingtreding van deze bepaling een aanvraag voor een uitbatingsvergunning hebben ingediend.
§2. Voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning dient de uitbater een digitale aanvraag in bij het college van burgemeester en schepenen aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.
§3. De vestigingsvergunning wordt afgeleverd aan een exploitant voor een welbepaalde vestigingseenheid. De vergunning kan niet worden overgedragen naar een andere vestigingseenheid.
Artikel 10.3.5
Het college van burgemeester en schepenen kan de vergunning voor de vestiging van een wedkantoor weigeren op grond van:
- De ruimtelijke ligging
Het aantal vestigingen van wedkantoren voor het hele grondgebied mag de sociale en ruimtelijke draagkracht van het gebied niet overschrijden. Hiervoor baseert het college van burgemeester en schepenen zich op een advies van de (inter-)gemeentelijke diensten m.b.t de sociale draagkracht van het gebied.
- De handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust
Hiervoor baseert het college van burgemeester en schepenen zich op een advies van de politiediensten met betrekking tot de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door het wedkantoor en tot eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen.
Artikel 10.3.6
De vestigingsvergunning vervalt van rechtswege:
in geval dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van xxxxxx dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
in geval van faillissement;
in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
in geval van schrapping of stopzetting van de exploitant of van de betrokken vestiging die blijkt uit de gegevens van de Kruispuntbank van Ondernemingen;
in geval binnen de maand na het toekennen van de vestigingsvergunning geen aanvraag werd gedaan voor het bekomen van een uitbatingsvergunning;
in geval de uitbatingsvergunning voor het pand waarvoor een vestigingsvergunning werd aangevraagd wordt geweigerd en/of geschorst en/of ingetrokken en/of de instelling wordt gesloten.
Artikel 10.3.7
De opening en uitbating van een wedkantoor is onderworpen aan een voorafgaandelijke en schriftelijke uitbatingsvergunning vanwege de burgemeester. Voor het verkrijgen van een uitbatingsvergunning van een wedkantoor zoals bedoeld in artikel 3.1 van dit reglement dient de uitbater een digitale aanvraag in bij de burgemeester aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.
Artikel 10.3.8
Voor de wedkantoren die overeenkomstig artikel 3.4 van deze afdeling moeten beschikken over een voorafgaande vestigingsvergunning, moet de uitbater in alle gevallen een vestigingsvergunning kunnen voorleggen, voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot uitbatingsvergunning.
Artikel 10.3.9
Voor de bestaande wedkantoren, die voor de inwerkingtreding van dit reglement reeds beschikten over een vergunning van de kansspelcommissie, moet de uitbater uiterlijk binnen een periode van 12 maanden na de inwerkingtreding van dit reglement een uitbatingsvergunning aanvragen. De aanvraag geldt als tijdelijke uitbatingsvergunning tot de
definitieve vergunning wordt verleend of geweigerd. Alle andere wedkantoren worden bij de inwerkingtreding van dit reglement als nieuw te openen beschouwd. Alle nieuwe wedkantoren zijn verplicht om in het bezit te zijn van een vestigingsvergunning en uitbatingsvergunning bij aanvang van de uitbating.
Artikel 10.3.10
De uitbatingsvergunning kan enkel worden verleend door de burgemeester na een administratief onderzoek dat volgende componenten bevat:
a) Een brandveiligheidsonderzoek: een onderzoek of de vestigingseenheid waar de handelsactiviteit wordt uitgeoefend, voldoet aan de minimumnormen inzake brandpreventie zoals omschreven in de Politieverordening Hulpverleningszone Rivierenland houdende maatregelen tot het voorkomen en bestrijden van brand in publiek toegankelijke inrichtingen, zoals goedgekeurd door de gemeenteraad. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de brandweer;
b) Een onderzoek naar de naleving van de verzekeringsverplichtingen zoals omschreven door de wet betreffende de preventie van brand en ontploffing en betreffende de verplichte verzekering van de burgerrechtelijke aansprakelijkheid in dergelijke gevallen;
c) Een financieel onderzoek: een onderzoek naar de betaling van alle verschuldigde gemeentefacturen en aanslagbiljetten, van welke aard ook, die betrekking hebben op de vestigingseenheid en de uitbater. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten. Het financieel onderzoek wordt uitgevoerd op de exploitant. Indien de exploitant een rechtspersoon is, wordt het financieel onderzoek uitgevoerd op de organen van de exploitant en/of de vertegenwoordigers;
d) Een omgevingsonderzoek: een onderzoek naar de naleving van de geldende stedenbouwkundige en milieuvoorwaarden en het beschikken over de benodigde vergunningen, zowel op gemeentelijk als op Vlaams en federaal niveau. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten;
e) Een moraliteitsonderzoek: dit onderzoek wordt verricht door de lokale politie en bestaat uit:
Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de zedelijkheid voor het exploiteren van een drankgelegenheid zoals bepaald in de samengeordende wetsbepalingen inzake slijterijen van gegiste dranken en door de wet betreffende de vergunning voor het verstrekken van sterke drank en hun uitvoeringsbesluiten;
Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de mensenhandel, zoals bedoeld in hoofdstuk III ter van Titel VIII van boek II van het Strafwetboek;
Een onderzoek naar vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de wet van 7 mei 1999 op de kansspelen, de weddenschappen, de kansspelinrichtingen en de bescherming van de spelers ten aanzien van een persoon jonger dan 18 jaar;
Een onderzoek naar recente - tijdens de drie voorgaande jaren - vaststellingen en/of veroordelingen, al dan niet met uitstel, opschorting, of eenvoudige schuldverklaring, voor inbreuken op de wet op het racisme en/of de xenofobie en/of tegen de drugswetgeving en/of wegens daden van weerspannigheid ten overstaan van politie of andere overheidsdiensten;
Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen zijn van fraude;
Een onderzoek of er ernstige aanwijzingen voorhanden zijn dat in de private doch voor het publiek toegankelijke plaats, herhaaldelijk illegale activiteiten plaatsvinden die betrekking hebben op de verkoop, de aflevering of het vergemakkelijken van het gebruik van gifstoffen slaapmiddelen, verdovende middelen, psychotrope stoffen, antiseptica of stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van
verdovende middelen en psychotrope stoffen, waardoor de openbare veiligheid en rust in het gedrang komt;
Een onderzoek naar vaststellingen van en veroordelingen voor inbreuken op wettelijke verplichtingen die verband houden met of naar aanleiding van de exploitatie, zoals de niet naleving van vestigingsvoorwaarden, persoonsgebonden beroepsuitoefeningsvoorwaarden (o.m. leeftijd, verblijfskaart, beroepskaart, leurderkaart, arbeidskaart), administratieve verplichtingen t.a.v. de Kruispuntbank van Ondernemingen, sociaal- en arbeidsrechtelijke verplichtingen van de personen die op enigerlei wijze deelnemen aan de exploitatie (o.m. aangifte en bijdrageplicht sociale zekerheid), boekhoudkundige en fiscale verplichtingen, vennootschapsrechtelijke verplichtingen, vergunningen, erkenningen en toelatingen met betrekking tot de beroepsuitoefening, de regelgeving met betrekking tot de openingsuren, voedselveiligheid, rookverbod, vzw’s e.a. Dit moraliteitsonderzoek wordt, al naargelang het geval, uitgevoerd op de voor het publiek toegankelijke plaats, op de exploitant, op de organen en/of vertegenwoordigers van de exploitant en op de natuurlijke personen die in feite belast zijn met de exploitatie. Deze personen dienen meerderjarig te zijn en een uittreksel uit het strafregister voor te leggen van het land van de woonplaats of een hieraan gelijkwaardig document, desgevallend behoorlijk beëdigd vertaald.
Voor andere personen die in welke hoedanigheid ook, deelnemen of zullen deelnemen aan de exploitatie van de instelling, dient de exploitant te verklaren dat niemand van hen valt onder de hierboven vermelde weigeringsgronden. Alle voormelde personen dienen het bewijs te leveren van hun identiteitsgegevens, met inbegrip van een officiële woonplaats.
De burgemeester kan steeds alle nuttige inlichtingen inwinnen bij de politie en/of parket en beslist discretionair of het resultaat van het moraliteitsonderzoek zwaarwichtig genoeg is om de vergunning al dan niet te weigeren en/of in te trekken waarbij hij steeds het gevaar voor de openbare orde voor ogen zal houden;
f) Een onderzoek naar de naleving van de hygiënevereisten. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de (inter-)gemeentelijke diensten waar nodig in samenwerking met lokale en bovenlokale instanties;
g) Een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten: een onderzoek naar de vestigingsformaliteiten als ondernemer (inclusief beroepskaart) of enige andere vergunning die wettelijk voorgeschreven is;
h) Een onderzoek naar de handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust: een onderzoek naar de mogelijke verstoring van de openbare orde, veiligheid en rust door de vestigingseenheid en naar eventuele aanbevelingen om deze verstoring te voorkomen. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door de lokale politie.
Artikel 10.3.11
In kader van de aanvraag, gedurende het voorafgaandelijk administratief onderzoek en gedurende de uitbating kan de gemeente bepalen dat nader te bepalen documenten en inlichtingen overhandigd moeten worden.
Artikel 10.3.12
De burgemeester weigert de uitbatingsvergunning als:
niet voldaan is aan de wettelijke of reglementaire bepalingen en voorwaarden van toepassing op de inrichting;
controle door de ambtenaar van de gemeente en/of de politie wordt verhinderd;
de aanvraag onjuiste gegevens bevat;
de openbare orde, de openbare rust en/of de openbare gezondheid gevaar loopt.
Artikel 10.3.13
De uitbatingsvergunning wordt verleend voor onbepaalde duur. De burgemeester kan de duurtijd van de vergunning beperken. In voorkomend geval moet de duurtijd minstens 1 jaar bedragen.
Artikel 10.3.14
De uitbatingsvergunning vervalt van rechtswege:
op het moment dat de exploitatie van de inrichting voor een periode van xxxxxx dan zes maanden feitelijk is onderbroken;
in geval van faillissement;
in geval van een veroordeling tot gerechtelijke sluiting;
in geval van een gerechtelijk beroepsverbod voor de exploitant, een rechtspersoon of één van zijn organen;
in geval van ontbinding van de rechtspersoon;
in geval van schrapping van de exploitant of van de betrokken vestiging uit de Kruispuntbank van Ondernemingen.
Artikel 10.3.15
De burgemeester kan beslissen om in de uitbatingsvergunning bijzondere voorwaarden op te nemen in de vergunning afhankelijk van specifieke omstandigheden, bv. de ligging van de inrichting.
Artikel 10.3.16
§1. De uitbatingsvergunning is geldig, te rekenen vanaf de datum van ondertekening door de burgemeester.
§2. Deze politieverordening en in het bijzonder de voorwaarden vermeld in art. 3.10 dienen nageleefd te worden zolang de uitbating duurt.
Artikel 10.3.17
§1. De uitbatingsvergunning wordt afgeleverd aan een uitbater voor een welbepaalde vestigingseenheid en kan niet worden overgedragen aan een andere uitbater of naar een andere vestigingseenheid. Bij iedere wijziging van locatie of wijziging met betrekking tot de uitbater dient er een nieuwe uitbatingsvergunning te worden aangevraagd.
§2. In afwijking op §1 van dit artikel is er geen nieuwe aanvraag vereist indien:
een exploitant reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en zijn uitbating wijzigt onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde op dezelfde locatie;
indien de uitbater reeds over een uitbatingsvergunning beschikt en louter het bestuursorgaan van de rechtspersoon wijzigt. In dit laatste geval moet wel een nieuw uittreksel uit het strafregister ingediend worden;
enkel de naam van zaak xxxxxxx. In dit geval volstaat het om dit aan de bevoegde dienst te melden.
Bij andere wijzigingen is een nieuwe uitbatingsvergunning vereist, waarvoor een volledig nieuwe aanvraag moet worden ingediend.
Artikel 10.3.18
De uitbater is verplicht te melden aan de burgemeester wanneer zijn instelling definitief sluit. De uitbater is tevens verplicht alle wijzigingen in de instelling die een verandering uitmaken ten opzichte van de veiligheid, en alle wijzigingen van gegevens opgegeven in de aanvraag, met inbegrip van elke bestemmingswijziging, onmiddellijk schriftelijk te melden aan de burgemeester.
Artikel 10.3.19
§1. De uitbatingsvergunning en de vestigingsvergunning moeten steeds aanwezig zijn in de zaak en zichtbaar worden aangebracht aan de inrichting, zodat ze leesbaar is vanop de openbare ruimte.
§2. Onverminderd de strafbepalingen en maatregelen voorzien onder hoofdstuk 11 van deze verordening, kan de politie bij vaststelling van uitbating zonder uitbatingsvergunning de inrichting onmiddellijk en ter plaatse sluiten.
10.4. Inrichtingen waar producten op basis van cannabis worden verkocht.
Artikel 10.4.1
Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder:
Uitbater: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die eigenaar is van de handelszaak (maar niet noodzakelijk van het handelspand) en voor wiens rekening en risico de uitstelling wordt uitgebaat;
Vestigingseenheid: publiek toegankelijke inrichting die men geografisch gezien kan identificeren door een adres en die voor de consument toegankelijk is voor het aankopen van producten op basis van cannabis;
Vestigingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het vestigen van een inrichting waar producten op basis van cannabis worden verkocht verleend door het collegevan burgemeester en schepenen;
Uitbatingsvergunning: vergunning voor het uitbaten van een inrichting waar producten op basis van cannabis worden verkocht verleend door de burgemeester nadat voldaan is aan een aantal uitbatingsvoorwaarden.
Artikel 10.4.2
Deze afdeling is van toepassing op alle nieuw te openen en bestaande vestigingseenheden op het grondgebied van de gemeente.
Artikel 10.4.3
De vestiging van een inrichting waar producten op basis van cannabis worden verkocht is onderworpen aan een voorafgaande vestigingsvergunning verleend door het college van burgemeester en schepenen.
Deze voorafgaande vestigingsvergunning is niet vereist:
bij wijziging van zaakvoerder van een inrichting waar producten op basis van cannabis worden verkocht die reeds over een vestigingsvergunning beschikt voor een uitbating op eenzelfde locatie;
bij wijziging van uitbating onder de vorm van natuurlijk persoon tot uitbating onder de vorm van vennootschap of in omgekeerde volgorde in hoofde van dezelfde uitbater op dezelfde locatie;
apothekers waar producten op basis van cannabis voor medicinaal gebruik worden verkocht conform de toepasselijke hogere wetgeving.
Artikel 10.4.4
Voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning dient de uitbater een digitale aanvraag in bij het college van burgemeester en schepenen aan de hand van het daartoe voorziene aanvraagformulier, overeenkomstig de bepalingen opgenomen op de gemeentelijke website.
Artikel 10.4.5
Het college van burgemeester en schepenen kan de vergunning voor de vestiging van een inrichting waar producten op basis van cannabis worden verkocht, weigeren op grond van:
- De ruimtelijke ligging
Het aantal vestigingen van inrichtingen waar producten op basis van cannabisworden verkocht mag voor het hele grondgebied de sociale en ruimtelijke draagkracht van het gebied niet overschrijden. Hiervoor baseert het college van burgemeester en schepenen zich op een advies van de (inter-)gemeentelijke diensten m.b.t de sociale draagkracht van het gebied.
- De handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust