Bestek
Bestek
STAD ANTWERPEN CV1/CW
PATRIMONIUMONDERHOUD
Voorwerp van de opdracht: Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxx. Sportzaal Notelaar, vernieuwen van de centrale verwarmingsinstallatie en ventilatieluchtgroep.
besteknummer PO/2009/5048/3
Prijs bestek + illustratie : | 46,00 | EUR |
Prijs 1 plan : | 15,00 | EUR |
Totaal : | 61,00 | EUR |
De digitale versie is gratis te downloaden op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx |
De opdracht wordt gegund bij openbare aanbesteding
BIJZONDERE AANBESTEDINGSVOORWAARDEN
De offertes dienen bezorgd te worden uiterlijk
donderdag 23 juli 2009, voor 11:00 uur,
aan het college van burgemeester en schepenen,
per adres Patrimoniumonderhoud, Xxxxxxxxxx 00, 0000 Xxxxxxxxx, dienst aanbesteding (gelijkvloers) of op de zitting.
Op de zitting te 11:00 uur zal de voorzitter overgaan tot het openen van de offertes.
Samenstelling van het dossier:
Hoofdstuk I: Administratieve en technische contractuele bepalingen Hoofdstuk II: Welzijn op het werk.
Hoofdstuk III: Technische bepalingen
Voor bijkomende inlichtingen of opmerkingen kan u telefonisch terecht op navolgende nummers: Wat betreft het indienen of inzenden van uw offerte en de opening van de offertes: tel. 00 000 00 00
Wat betreft administratieve inlichtingen m.b.t. het dossier en de opvolging ervan na de aanbesteding: Xxxxxxxx Xxxxxx, tel 00 000 00 00
Wat betreft technische inlichtingen (samenvattende opmetingsstaat, materialen e.d.): ingenieur Xxx Xxxxxxxx, consulent techniek, tel. 00 000 00 00
HOOFDSTUK I : ADMINISTRATIEVE EN TECHNISCHE CONTRACTUELE BEPALINGEN
1. WETGEVING
Voor zover er door de voorschriften van dit bestek niet wordt van afgeweken zijn op deze aanneming van werken van toepassing de bepalingen van:
• de wet van 24 december 1993, betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten (Belgisch staatsblad van 22 januari 1994) en alle latere aanvullingen en wijzigingen;
• het koninklijk besluit van 8 januari 1996, betreffende de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en de concessies voor openbare werken (Belgisch staatsblad van 26 januari 1996) en alle latere aanvullingen en wijzigingen;
• het koninklijk besluit van 26 september 1996 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels
van de overheidsopdrachten en van de concessies voor openbare werken en bijlage, houdende de
algemene aannemingsvoorwaarden voor de overheidsopdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten en voor de concessies voor openbare werken (Belgisch staatsblad van 18 oktober 1996) en alle latere aanvullingen en wijzigingen;
• het typebestek nr. 105 van 1990. Dit typebestek is uitgegeven door het ministerie van openbare werken en te koop in het verkoopkantoor, J. de Lalaingstraat 10 te 0000 Xxxxxxx.
Ingeval van tegenspraak is de orde van voorrang als volgt:
a) de wet van 24/12/1993, het koninklijk besluit van 8/1/1996 en het koninklijk besluit van 26/9/1996 tot bepaling van de uitvoeringsregels;
b) het bijzonder bestek;
c) het typebestek nr. 105 van 1990;
d) de bijlage bij het koninklijk besluit van 26/9/1996.
2. GUNNINGSWIJZE: openbare aanbesteding.
A. ALGEMENE ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN IN TOEPASSING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT VAN 8/1/1996 BETREFFENDE DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN EN DE CONCESSIES VOOR OPENBARE WERKEN
Erkenning
Zijn toepasselijk op de uitvoering van de door dit bestek geregelde aanneming:
• de wet van 20/03/1991 houdende regeling van de erkenning van de aannemers van werken (Belgisch staatsblad van 6/4/1991), gewijzigd door de wet van 19/9/94 (Belgisch staatsblad van 8/3/1996) en door voornoemde wet van 24 december 1993;
• het koninklijk besluit van 26/9/1991 tot vaststelling van bepaalde toepassingsmaatregelen van de wet van 20/3/1991, houdende regeling van de erkenning van aannemers van werken (Belgisch staatsblad van 18/10/1991), gewijzigd bij koninklijk besluit van 20 juli 2000 (Belgisch
staatsblad van 30 augustus 2000);
• het ministerieel besluit van 27/9/1991 tot nadere bepaling van de indeling van de werken volgens hun aard in de categorieën en ondercategorieën met betrekking tot de erkenning van de aannemers (Belgisch staatsblad van 18/10/1991);
• het ministerieel besluit van 27/9/1991 betreffende de bij de aanvragen voor een erkenning, een voorlopige erkenning, een overdracht van erkenning of bij de beoordeling van de bewijzen vereist met toepassing van artikel 3, ß1, van de wet van 20/3/1991, houdende regeling van de
erkenning van aannemers van werken, voor te leggen documenten (Belgisch staatsblad 18/10/1991).
De werken zijn gerangschikt in de ondercategorie D17 en D18 en het bestuur meent dat zij behoren tot de klasse 1.
Prijsonderzoek
De inschrijver is verplicht - indien het bestuur hierom verzoekt - voor de gunning van de opdracht alle inlichtingen te verstrekken om de aangeboden prijzen te onderzoeken.
RSZ-attest
De bijzondere aandacht van de inschrijver wordt gevestigd op de artikelen 90, 93, 94 en 95 van het koninklijk besluit van 8/1/1996, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1999 en inzonderheid artikel 17 bis.
Het bestuur zal hiervoor het bedoelde attest elektronisch opvragen bij de RSZ-administratie. Voor de inschrijvers van vreemde nationaliteit is artikel 00 xxx x0 van toepassing.
De offerte
1. De opmaak
De inschrijver maakt zijn offerte op en vult de samenvattende opmetingsstaat in op het bij het bestek behorende formulier. Indien hij deze op andere documenten maakt dan op het voorziene formulier moet de inschrijver op ieder van deze documenten verklaren dat het document conform het bij het bestek behorende model is.
De documenten moeten door de inschrijver of zijn gemachtigde worden ondertekend.
Doorhalingen, overschrijvingen, aanvullingen of wijzigingen, zowel in de offerte als in de bijlagen, die de essentiële voorwaarden van de opdracht zoals prijzen, termijnen, technische specificaties kunnen beïnvloeden, moeten eveneens door de inschrijver of zijn gemachtigde ondertekend worden.
De prijzen worden in de offerte in euro opgegeven tot twee cijfers na de komma.
De offerte wordt als niet bestaande beschouwd wanneer de inschrijver in de samenvattende opmetingsstaat slechts ÈÈn enkele prijs opgeeft voor twee of meer posten.
2. De digitale versie van de samenvattende opmetingsstaat
Het bestuur hecht er de voorkeur aan dat bij de offerte een diskette of CD wordt gevoegd met een digitale versie van de ingevulde samenvattende opmetingsstaat (eenheidsprijzen in cijfers aub), waarvan de opmaak identiek is aan deze van het bestuur.
De aandacht van de inschrijver wordt er op gevestigd dat:
• Een offerte ongeldig is wanneer niet alle originele formulieren behoorlijk ingevuld en ondertekend bij de offerte zijn gevoegd
• Bij betwisting zijn enkel deze originelen rechtsgeldig
Gegevens diskette of CD
Op de diskette of de CD, die bij de offerte wordt gevoegd, wordt duidelijk het voorwerp van de opdracht en het besteknummer vermeld. Onder de kolom ìeenheidsprijzen” worden de bedragen in cijfers ingebracht.
De digitale versie vermeldt zeer duidelijk de (firma)naam van de inschrijver(s), alsmede de coˆrdinaten.
3. Indienen van de offertes
De offerte moet worden geschoven in een definitief gesloten omslag waarop zijn vermeld:
• de datum van de zitting waarop de offertes worden geopend;
• het besteknummer.
Bij inzending over de post, als gewoon of aangetekend stuk, moet die gesloten omslag geschoven worden in een tweede gesloten omslag met de vermelding "offerte". De offerte moet geadresseerd worden aan het college van burgemeester en schepenen, per adres Patrimoniumonderhoud, dienst aanbesteding, Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx.
Iedere offerte moet bij de voorzitter van de zitting vóór de opening van de offertes toekomen alvorens hij de zitting opent.
Nochtans wordt een offerte die te laat toekomt, in aanmerking genomen voor zover:
1. het bestuur aan de aannemer nog geen kennis heeft gegeven van zijn beslissing,
2. en de offerte ten laatste vier kalenderdagen vóór de dag vastgesteld voor de ontvangst
van de offertes bij de post als aangetekende zending is afgegeven
4. Bij de offerte te voegen bescheiden
(zie hoofdstuk III - technische bepalingen)
De inschrijver is verplicht de in het bestek gevraagde bescheiden (eventueel aangevuld met modellen en monsters) bij zijn offerte te voegen.
5. Taalgebruik
De offerte en de aanvullende bescheiden moeten in het Nederlands zijn gesteld.
AANDACHT: worden als ongeldig beschouwd, de offertes welke niet op de voorgeschreven wijzen worden neergelegd.
Gestanddoeningstermijn
Bij toepassing van artikel 116 blijven de inschrijvers door hun offerte, eventueel verbeterd door het bestuur, gebonden gedurende een termijn van 180 (honderdtachtig) kalenderdagen, ingaand op de dag na de zitting voor de opening van de offertes.
B. ALGEMENE ADMINISTRATIEVE VOORSCHRIFTEN IN TOEPASSING VAN DE ALGEMENE AANNEMINGSVOORWAARDEN VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHTEN VOOR AANNEMING VAN WERKEN, LEVERINGEN EN DIENSTEN (DE ARTIKELNUMMERING STEMT OVEREEN MET DEZE VAN DE BIJLAGE - HOUDENDE VASTSTELLING VAN DE ALGEMENE AANNEMINGSVOORWAARDEN VOOR DE OVERHEIDSOPDRACHTEN - BIJ HET X.X. XXX 00 XXXXXXXXX 0000 XXX BEPALINGEN VAN DE ALGEMENE UITVOERINGSREGELS VAN DE OVERHEIDSOPDRACHTEN)
Art. 1. Controle en toezicht op de uitvoering
Deze aanneming geschiedt voor rekening van de stad Antwerpen. De leiding berust bij de bedrijfseenheid patrimoniumonderhoud, Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx 1.
Art. 3. ß2. Opsomming en draagwijdte van de plannen
De werken worden uitgevoerd volgens de bij dit bestek horende aanbestedingsplan.
Art. 4.
ß1. Plannen, documenten en voorwerpen opgemaakt door de aanbestedende overheid.
De aannemer kan de formaliteiten, voorzien in dit artikel, vervullen bij de bedrijfseenheid patrimoniumonderhoud, Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx 1, alle dagen van 9 tot 15 uur, zater-, zon- en feestdagen (plaatselijke meegeteld) uitgezonderd.
Art. 5. Borgtocht
ß3. Borgstelling en bewijs van borgstelling
Het bewijs van borgstelling wordt rechtstreeks ingezonden bij de bedrijfseenheid patrimoniumonderhoud, Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx
Art. 9. Vrijgave van de borgtocht
Bij het beëindigen van de aanneming wordt de borgtocht bij helften vrijgegeven:
• de ene helft na de voorlopige oplevering;
• de andere helft (2 jaar na de voorlopige oplevering), na de definitieve oplevering,
na aftrok van de sommen die de aannemer eventueel aan de aanbestedende overheid verschuldigd is.
Art. 10. ß1. Onderaannemers
Al de personen die in enig stadium als onderaannemer optreden, moeten voldoen aan de voorwaarden tot erkenning in de categorie die overeenkomt met de aard van de hun opgedragen werken, alsmede in de met hun aandeel in de opdracht overeenkomende klasse.
De aannemer blijft in alle gevallen alleen aansprakelijk ten opzichte van het bestuur.
Art. 13. ß1. Prijsherziening
Volgens het typebestek 105 van 1990 (met dien verstande dat het elektrisch gedeelte zal worden verrekend op dezelfde basis als de rest van de installatie) vermeld onder:
sub 2 ñ
Aan de parameters worden de volgende overeengekomen vaste contractuele waarden toegekend: a = 0,45 b = 0 c = 0,55
Voor onderhavige aanneming heeft de herzieningsformule dus de volgende vorm: p = P (0,45 s/S + 0,55).
Voor toepassing van de formule worden de werken geacht te behoren tot de categorie D.
Ten einde de gepaste herziening van lonen en sociale lasten te bedingen zal de aannemer bij het indienen van de eerste vorderingsstaat een attest voegen, uitgereikt door de RSZ en waaruit blijkt dat hij op 30 juni van het jaar, voorafgaand aan de datum der aanbesteding, ofwel minder dan 10, ofwel 10 of meer werknemers had tewerkgesteld (koninklijk besluit nr. 214 van 30/9/1983 - Belgisch staatsblad van 4/10/1983).
Art. 15. ß1. Betaling van de werken
De betalingen gebeuren in maandelijkse termijnen en de gedetailleerde staten dienen cumulatief opgesteld te worden. De eerste gedetailleerde staat van de werken en de verklaring van schuldvordering worden opgesteld ÈÈn maand na de bij dienstorder voorgeschreven datum voor de aanvang van het werk.
De gedetailleerde staat van de uitgevoerde werken, de verklaring van schuldvordering en een rechtvaardiging van de uitvoeringstermijn (opgave van verlet- en werkdagen) dienen in drievoud te worden gezonden aan het college van burgemeester en schepenen, stadhuis te 0000 Xxxxxxxxx 1.
Na goedkeuring van voornoemde gedetailleerde staat van de uitgevoerde werken zal door het bestuur een factuur worden aangevraagd. De factuur wordt gezonden aan college van burgemeester en schepenen, p/a bedrijfseenheid financiën, Xxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxxxx.
Facturering met BTW - niet belastingplichtige medecontractant.
Op de gedetailleerde staat van de werken, de verklaring van schuldvordering en de factuur worden het nummer van het bestek en de periode tijdens dewelke de werken werden uitgevoerd vermeld.
In de maandelijkse gedetailleerde staten van de werken mogen de hoeveelheden uitgevoerd boven de vermoedelijke hoeveelheden, die voorkomen in de posten volgens prijslijst, begrepen zijn.
Voor bijwerken en/of meerdere leveringen dienen afzonderlijke, cumulatieve gedetailleerde staten en schuldvorderingen opgemaakt, die bij deze van de contractuele werken worden gevoegd.
De laatste afbetaling vermeerderd met de bijkomende som tot volstorting van het bedrag van de aannemingsprijs wordt verricht na de voltooiing van de aanneming, met afhouding van de waarde van minwerken en/of mindere leveringen, boeten of gelijk welke aftrek op de aannemingssom (eindvereffening).
De maandelijkse betalingen in mindering kunnen niet beschouwd worden als keuringen bij gedeelten van de aanneming in de zin van art. 1791 van het Burgerlijk Wetboek. Zij moeten worden beschouwd als betalingen in mindering op de uitbetaling van de totale eindafrekening, waarbij de verantwoordelijkheid van de aannemer onverminderd blijft. Betalingen in mindering hebben tot gevolg dat de aanbestedende overheid eigenaar wordt van de overeenstemmende onderdelen of toestellen bij faillissement, vereffening of derdenbeslag.
Onderhavig bijzonder bestek wijkt uitdrukkelijk af van de bepalingen van artikel 1254 van het Burgerlijk Wetboek inzake de toerekening van de betalingen. Elke betaling zal dan ook bij voorrang toegerekend worden op de hoofdsommen en pas daarna op de intresten.
EINDVEREFFENING
Punt 3I van artikel 15 ß 1 van de bijlage van het koninklijk besluit van 26 september 1996 wordt als
volgt aangevuld:
Onder ìeindvereffening” wordt verstaan de laatste betaling van de uitgevoerde werken, als zodanig door de aanbestedende overheid aangegeven, met uitzondering van die werken die tijdens de waarborgtermijn moeten worden uitgevoerd.
Art. 17. Teruggave boeten wegens laattijdige uitvoering
De verzoeken tot teruggave van de toegepaste boeten dienen per aangetekende brief aan het college van burgemeester en schepenen te worden gericht.
De datum van de aantekening bij de post heeft bewijskracht voor de datum van het verzoekschrift.
Art. 18. Rechtskeuze – Bevoegde rechtbanken
Het Belgische recht is toepasselijk.
Ingeval van betwisting zijn uitsluitend de rechtbanken van Antwerpen bevoegd.
Art. 24. Wijze van prijsbepaling
Het contract is een gemengde opdracht, bestaande uit een opdracht tegen een globale prijs ,behalve voor de posten waarvan de hoeveelheid als vermoedelijk is opgegeven en die worden uitgevoerd volgens prijslijst en behalve voor de als voorbehouden som opgegeven posten, welke worden uitgevoerd op grond van werkelijke uitgaven.
Art. 25. ß1. Elementen die in de prijzen zijn begrepen
Inzonderheid wordt verwezen naar:
4I De aannemer verwijdert onmiddellijk alle overtollige grond, puin en gruis van de bouwplaats.
Art. 28 ß1. Bevel tot uitvoering en leiding van de werken
Behoudens wanneer onderhavig werk wordt gegund gedurende de winter en de uitvoering tot het gunstige seizoen moet worden uitgesteld, zal de aanvang van het werk worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen vermeld onder 1Ia).
Het werk moet op normale wijze en zonder onderbreking worden voortgezet, geheel voltooid en afgeleverd binnen een termijn van 25 werkdagen,.
De aanneming dient uitgevoerd buiten het stookseizoen.
De aannemer moet het werk uitvoeren tussen 8 en 16 uur; het is hem slechts toegelaten op andere uren te werken na uitdrukkelijke toestemming van het bestuur.
Art. 29 ß1. Onderbreking van de werken
Het bestuur behoudt zich het recht voor de uitvoering van de werken te verbieden gedurende de volledige periode dat zij, naar zijn oordeel, niet zonder bezwaar gedurende die periode kunnen worden uitgevoerd en dit naargelang de vordering van eventueel gelijktijdige uit te voeren werken.
Art. 30. Algemene organisatie van de bouwplaats
Schade aan ondergrondse installaties
Is van toepassing op onderhavige aanneming, de omzendbrief met nummer 512-107 van 12/3/1985, met betrekking tot het in toepassing stellen van de Praktische Leidraad ter voorkoming van schade aan ondergrondse installaties tijdens in hun nabijheid uitgevoerde werken en zijn bijlage, zijnde genoemde leidraad, die een integrerend deel uitmaakt van onderhavig bijzonder bestek.
Afsluiten van de bouwplaats
De aannemer treft de nodige maatregelen om de plaatsen waar gewerkt wordt behoorlijk af te sluiten zodat er geen gevaar bestaat voor derden.
ß2. Bestrating
Er mogen geen materialen of afval op de openbare weg worden gehoopt en het verkeer mag slechts minimaal worden belemmerd.
De aannemer moet zich daartoe gedragen overeenkomstig de geldende politieverordeningen. Hij moet zich, wat de uitvoering van het werk zelf betreft, gedragen naar de bevelen van de bevoegde dienst.
Art. 43. ß2. Opleveringen
De aannemer zal alle hem ter beschikking gestelde lokalen, nieuwe of verbouwde gedeelten, doorgangen, enz. in perfecte staat van reinheid en onderhoud brengen voor de voorlopige oplevering van het werk.
Waarborgtermijn
De waarborgtermijn wordt gesteld op 2 (twee) jaar.
HOOFDSTUK II: WELZIJN OP HET WERK
De stad Antwerpen hecht uiterst veel belang aan de door de aannemer-leverancier getroffen veiligheidsmaatregelen.
De aannemer-leverancier is verantwoordelijk voor de veiligheid van de hem toevertrouwde werken. Hij moet daartoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.
De aannemer-leverancier van deze opdracht verbindt er zich toe volgende voorschriften op alle activiteiten en infrastructuur na te leven:
• de vigerende wetten en reglementen inzake veiligheid en hygiëne;
• de aanvullende voorwaarden inzake veiligheid en hygiëne, niet noodzakelijk bij de vigerende
wetgeving en reglementering opgelegd maar onontbeerlijk om het objectief van het
voorkomingsbeleid te realiseren;
• de aanvullende eisen inzake veiligheid en hygiëne opgelegd door de preventieadviseur.
De aannemer-leverancier legt zijn onderaannemer(s)-leverancier(s) dezelfde voorwaarden op.
De bijzondere aandacht van de aannemer-leverancier wordt gevestigd op de bepalingen van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk (B.S. 18 september 1996) en alle latere aanvullingen.
Hierdoor zal het bestuur die aannemer-leverancier weren waarvan het weet dat deze de verplichtingen opgelegd door bovenvermelde wet en zijn uitvoeringsbesluiten ten aanzien van zijn werknemers niet naleeft.
Indien de aannemer-leverancier de verplichtingen inzake het welzijn bij de uitvoering van het werk die eigen zijn aan de inrichting waarin zijn werknemers werken komen uitvoeren niet of gebrekkig naleeft, zal het bestuur ambtshalve en op kosten van de aannemer-leverancier de nodige maatregelen treffen.
De aannemer-leverancier zal de van het bestuur verkregen informatie en passende instructies inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk die eigen zijn aan de inrichting waarin zijn werknemers werkzaamheden komen uitvoeren, aan zijn werknemers alsmede aan zijn eventuele onderaannemer(s)-leveranciers overmaken.
Vóór de aanvang van de werken zal de aannemer de passende schriftelijke verklaring (zie bijlage bij
het bestek) behoorlijk ondertekend aan het bestuur overmaken.
Bij de uitvoering van maatregelen inzake het welzijn op het werk dienen de aannemer-leverancier en de leidende ambtenaar samen te werken en hun optreden te coˆrdineren.
De aannemer-leverancier zal zich belasten met de veiligheidsorganisatie van zijn werken en die van zijn onderaannemer(s)-leverancier(s). Hij zal daarom zorgen voor een degelijke coˆrdinatie en toezicht uitoefenen op alle personen die voor zijn rekening meewerken aan de uitvoering van de aannemingsopdracht. Daartoe zal de aannemer-leverancier een verantwoordelijk coˆrdinator aanstellen. Deze moet voldoende bekwaam zijn om de specifieke veiligheidsproblemen, die zich kunnen voordoen, te kunnen oplossen.
Omwille van de coˆrdinatie van de veiligheidsmaatregelen, kunnen op initiatief van de leidende ambtenaar, de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming, of de aannemer-leverancier, in functie van de noodwendigheden, coˆrdinatievergaderingen worden georganiseerd.
De aannemer-leverancier zal het bestuur en de Interne Dienst voor Preventie en Bescherming de nodige informatie verstrekken over de risico's die eigen zijn aan zijn werken.
Voor zover er niet wordt afgeweken door de bepalingen en voorwaarden van dit bestek, dient men eveneens op te volgen:
• de bepalingen van het algemeen reglement voor de arbeidsbescherming (ARAB);
• de bepalingen van de codex over het welzijn op het werk;
• de bepalingen van het algemeen reglement op de elektrische installaties (AREI);
• het koninklijk besluit van 23 maart 1977 (B.S. 31.03.1977) tot vaststelling van de veiligheidswaarborgen welke bepaalde elektrische machines, apparaten en leidingen moeten
bieden en de ministeriële uitvoeringsbesluiten genomen in toepassing van dit koninklijk besluit;
• de voorschriften van de waterleidingsmaatschappij, indien van toepassing op deze aanneming;
• de voorschriften van de gasverdelingsmaatschappij, indien van toepassing op deze aanneming;
• indien het van toepassing is dient de aannemer-leverancier de meldingsplicht inzake veiligheid en hygiëne bij de opening van een bouwplaats na te leven (CAO 14.02.1980 - Koninklijk Besluit
van 24 april 1980 - BS, 05.08.1980 - gewijzigd door de CAO 29.03.1984 - BS, 14.07.1984).
Wanneer de bepalingen van het ARAB, de codex over het welzijn op het werk of andere wettelijke en reglementaire bepalingen minder streng zijn dan deze opgenomen in de overige aangehaalde veiligheidsvoorschriften, hebben deze laatste de voorrang.
Bij niet-naleving van de voorschriften kan de leidende ambtenaar de bevoegde technische en/of medische arbeidsinspectie van het ministerie van tewerkstelling en arbeid inschakelen.
DEEL III: TECHNISCHE BEPALINGEN EN BESCHRIJVING DER WERKEN
0.0. ALGEMEEN
0.0.1. Technische bepalingen
Voor zover er niet afgeweken wordt door de bepalingen en voorwaarden van dit bestek, zijn op deze aanneming eveneens van toepassing:
1. het typebestek nr. 400 (laatste uitgaven van elk der afleveringen), houdende vaststelling van de algemene technische voorwaarden betreffende de aannemingen van mechanische en elektrische installaties en constructies;
2. het typebestek nr. 104 van 1963, met addendum 1 van 1967, addendum 2 van 1969 en addendum 3 van 1973, wat de technische voorwaarden betreft;
3. het typebestek nr. 105 van 1990, wat de technische voorwaarden betreft, het verwijzingsbestek nr. 902 en het formulier van het bijzonder bestek.
Deze typebestekken en het bestek maken ÈÈn integrerend deel uit.
4. de bepalingen van het AREI (algemeen reglement op de elektrische installaties);
5. de bepalingen van het ARAB (algemeen reglement op de arbeidsbescherming);
6. de normbladen NBN;
7. de voorschriften van de waterleidingsmaatschappij, indien van toepassing op deze aanneming;
8. de voorschriften van de gasverdelende maatschappij, indien van toepassing op deze aanneming.
De bescheiden sub 1, 2 en 3 zijn uitgegeven door het ministerie voor openbare werken en te koop in het Verkoopkantoor, X. xx Xxxxxxxxxxxxx 10 te 0000 Xxxxxxx.
De te gebruiken producten moeten de erkende kwaliteitskenmerken "CEBEC", "BENOR", enz. ...
dragen.
De aannemers worden verondersteld zich ter plaatse te hebben begeven en het terrein, de gebouwen, de plannen, enz aandachtig te hebben onderzocht ten einde :
met volledige kennis van zaken een volledige prijsopgave te doen, die rekening houdt met alle eventuele moeilijkheden van uitvoering;
volledig op de hoogte te zijn van de mogelijkheden voor het binnenbrengen der materialen en het op hun plaats brengen.
Aldus selecteren zij hun materialen zodanig dat ze opgesteld kunnen worden in de beschikbare ruimten. De opstelling ervan moet derwijze geschieden dat het onderhoud en de vervanging ervan gemakkelijk kunnen plaatsgrijpen.
De op het plan opgegeven plaats van luchtgroep, luchtkanalen, ketels, radiatoren, enz is
benaderend juist. De definitieve plaats wordt voor de aanvang der werken door het Bestuur aangeduid.
Eventuele wijzigingen van plaats blijven alleszins beperkt tot het lokaal van opstelling.
Het principeschema is niet beperkend betreffende het type en aantal van toestellen. De voorschriften van het bestek, ARAB, AWW, IMEA en IGAO primeren.
Geen enkel element zal geplaatst mogen worden alvorens de toelating van het Bestuur daarover bekomen is. Mocht de aannemer dit verwaarlozen dan kan elke niet-goedgekeurde leiding of toestel door zijn zorgen en op zijn kosten moeten vervangen of verplaatst worden.
Alle werken moeten geschieden in overleg en akkoord met het Bestuur en haar aangestelden en geen schadevergoeding wordt voorzien in geval een werk in verschillende fases dient uitgevoerd of verschillende delen van het werk gelijktijdig moeten worden aangevat.
De lasinstallaties van de aannemer moeten in overeenstemming zijn met de van kracht zijnde reglementen en voorschriften (ARAB).
Xxxxxxx van asbest wordt niet toegelaten.
De aannemer zal er over waken de normale activiteiten in en rond de arbeidsplaats, begrepen in dit bestek, zo min mogelijk te storen.
Hij zal er rekening mee dienen te houden dat hij mogelijk niet op alle plaatsen gelijktijdig kan werken.
Bij het uitvoeren van brandgevaarlijke werken zoals, lassen, snijbranden, solderen, verwarmen, bewerkingen met open vuur of vlam, enzovoort, moet zich altijd een blustoestel in de onmiddellijke omgeving van de uitvoerder bevinden en moeten alle voorzorgsmaatregelen worden getroffen om ieder ontstaan en het verspreiden van brand te voorkomen.
De opname van een tekst na een bepaalde titel in dit bijzonder bestek, telt als aanvulling van de bepalingen van het typebestek 105. Bij tegenspraak heeft de tekst van dit bijzonder bestek voorrang. De plans en het bestek vullen elkaar aan.
0.0.2. Voorafgaande opmerkingen
1. De levering en de plaatsing, de aansluiting en de indienststelling zijn altijd inbegrepen
in elk van de artikels van huidig bestek, evenals alle toebehoren die hiervoor noodzakelijk zijn.
De aannemer draagt alle lasten, welke deze ook zouden kunnen zijn, om het binnen- brengen van het materiaal mogelijk te maken: eventuele constructie van zekere hinderende onderdelen in verschillende delen, ter plaatse in elkaar te zetten; het maken van openingen en gaten om door te kunnen, ook als ze niet op de plans voorzien zijn; het achteraf terug dichten van deze openingen en gaten; enz...
De aannemer dient tevens in te staan voor het proper houden van de werf. Alle afval van welke aard ook (verpakkingsafval, afval van materialen,...) afkomstig van zijn aanneming dient steeds door de aannemer van de werf verwijderd te worden.
Geen enkel supplement zal uit dien hoofde toegestaan worden.
2. Het onderhoud van de installatie uit onderhavige aanneming gedurende de waarborgpe- riode is inherent aan de aanneming.
3. Bij eventuele niet-bestelling bij uitvoering van bepaalde posten van de aanneming ziet de aannemer af van elke vorm van schadeloosstelling.
4. Kraanwerk, toestellen, regelaars, meettoestellen en borden die buiten opgesteld worden, dienen steeds afdoende beschermd te worden tegen weersomstandigheden.
0.1. BEKNOPTE BESCHRIJVING VAN DE INSTALLATIE & WERKEN
0.1.1. ALGEMEEN
Omschrijving
Het betreft de levering en plaatsing van een volledig bedrijfsklare en volgens de regels van de kunst afgewerkte CV-installatie, SWW-installatie en luchtgroepcombinatie.
Dit omvat:
de levering, plaatsing, aansluiting en in bedrijfstelling van de CV-ketel en alle noodzakelijke toebehoren en installatieonderdelen, expansievaten, circulator, ontluchters, ontgassers, elektrische voeding, regelapparatuur, e.d., Ö;
de levering, plaatsing, aansluiting en in bedrijfstelling van een gasgestookte warmwaterbereider en alle noodzakelijke toebehoren en installatieonderdelen, expansievaten, circulator, ontluchters, ontgassers, elektrische voeding, regelapparatuur, e.d., Ö;
de levering, montage en aansluiting van het distributiesysteem voor het circulatiewater van de verwarmingsinstallatie tussen de CV-ketel en de bestaande kring der verwarmingselementen en de verwarmingsbatterij van de luchtgroep , met inbegrip van bijhorende collectoren en kraanwerk, ventielen en terugslagkleppen, de bevestigingsbeugels, het waar nodig voorzien van een isolerende mantels, schilderwerk, corrosiebescherming van de buizen, e.d., Ö;
de levering en plaatsing, aansluiting en in bedrijfstelling van de luchtgroepcombinatie, met inbegrip van de nodige luchtkanalen, binnen- en buitenroosters en alle noodzakelijke toebehoren en installatieonderdelen (zoals regelkleppen, brandkleppen,etc Ö;
het slijpen, boren en/of kappen van alle sleuven en doorvoeropeningen, nodig voor de verwezenlijking van de installatie, alsook het naderhand opvullen en passend afwerken;
de proeven en controle op de goede werking in de installatie, alle eventuele aanpassingen en/of vervangingen tot een perfecte werking van de installatie;
een volledige waarborg op de gehele installatie met inbegrip van minstens ÈÈn onderhoudsbeurt tot aan de definitieve oplevering, de levering van alle nodige documenten, attesten, garantiebewijzen, keuringsverslagen en as built-plannen;
het opruimen van de werf en verwijderen van alle afval.
Materialen
Algemeen
Algemeen gelden volgende bepalingen:
Alle gebruikte materialen zijn onderling verenigbaar. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het vermijden van elektrochemische koppels. In hun functie en plaatsing mogen de materialen geen negatieve invloed hebben op de goede en rendabele werking van de verwarmingsinstallatie of gelijk welke component ervan (zoals elektrolyse, putcorrosie, Ö).
De aannemer zal pas overgaan tot de bestelling van de materialen na goedkeuring door de ontwerper en het Bestuur van de materiaallijst aangevuld met alle nodige technische documentatie, attesten, monsters,Ö en vermelding van oorsprong, evenals alle bijkomende informatie nuttig geacht door het Bestuur en de ontwerper.
Alle materialen zijn nieuw en voorzien van een aangepaste en ongeschonden verpakking die een gemakkelijk identificatie ervan toelaat. Alle materialen zijn afkomstig uit lidstaten van de Europese gemeenschap, zoniet wordt dit uitdrukkelijk vermeld in de voor te leggen materialenlijst!
Bij levering op de werf wordt door de ontwerper de overeenstemming met de goedgekeurde materialenlijst nagegaan. Alle afgekeurde leveringen moeten onmiddellijk van de werf verwijderd worden. De goedkeuring van de leveringen houdt geenszins de goedkeuring van de werken in.
De aannemer is volledig verantwoordelijk en neemt alle nodige maatregelen voor het transport, de opslag en de verwerking van de materialen volgens de bepalingen van het bestek, de regels van goed vakmanschap (NBN normen, STS'en, ATGís, TVís,Ö) en de voorschriften van fabrikant.
Voor het transport van personen en materialen mag geen gebruik worden gemaakt van de bestaande personen of goederenliften, tenzij schriftelijke toelating en volgens de bepalingen van het Bestuur.
Referentienormen
KB van 03-07-1992 betreffende de veiligheid van gastoestellen
KB van 08-01-2004 (BS 30-01-2004) tot regeling van de stikstofoxides (NOX) en koolmonoxide (CO)-<emissieniveaus> voor de olie- en gasgestookte centrale <verwarmingsketels> en branders, met een nominaal thermisch vermogen gelijk aan of lager dan 400 kW
NBN B 61-002 - Centrale verwarmingsketels met een nominaal vermogen kleiner dan 70 kW - Voorschriften voor hun opstellingsruimte, luchttoevoer en rookafvoer
NBN D 01-001 - Centrale verwarming, ventilatie en luchtbehandeling - Bijzondere eisen voor hoge drukverwarmingsinstallaties (met water of met stoom)
NBN D 06-001 - Ketels voor centrale verwarming - Algemene eisen van toepassing op alle ketels + addenda
NBN D 10-001 - Centrale verwarming, ventilatie en klimaatregeling - Warmeluchtgeneratoren met ventilator - Algemene eisen van toepassing op alle typen + addenda
NBN D 11-001 - Centrale verwarming, ventilatie en luchtbehandeling - Opleveringsproeven voor installaties
NBN X 00-000 - Xxxxxxxxxxxxxxx voor aardgas en plaatsing van de verbruikstoestellen - Algemene bepalingen
NBN ISO 6242-1 - Gebouwen - Uitdrukking van gebruikerseisen - Deel 1 - Warmteëisen
Uitvoering
Algemeen
De werken worden uitgevoerd volgens de bepalingen van onderhavig bestek en zoals aangegeven op de plannen. De werken dienen bovendien te worden uitgevoerd in overeenstemming met de meest recente uitgave en addenda van:
de gehomologeerde en geregistreerde NBN normen; reeks NBN D 30 - Centrale verwarming, ventilatie en luchtbehandeling - Gemeenschappelijke eisen voor alle systemen
het algemeen reglement op de elektrische installaties (AREI); het algemeen reglement op de arbeidsbescherming (ARAB);
het technisch reglement voor water van het SVW en de voorschriften van Belgaqua. de technische voorlichtingsnotaís (TV) van het WTCB;
het type bestek TB 105 - Centrale verwarming, verluchting en klimaatregeling (Regie der gebouwen, 1990) (voor elementen welke niet zouden zijn opgenomen in dit typebestek);
de lastenboeken uitgegeven door het KVBG (Koninklijke Vereniging der Belgische Gasvaklieden); de voorschriften van de nutsvoorzieningsmaatschappijen;
het KB van 18.03.1997 betreffende de rendementseisen voor olie- en gasgestookte centrale verwarmingsketels;
het KB van 19.12.1997 inzake de basisnormen brand alsook de voorschriften van de plaatselijke brandweer;
het KB van 06.01.1978 tot voorkoming van luchtverontreiniging bij het verwarmen van gebouwen met vaste of vloeibare brandstoffen;
de norm NBN X 00-000 - Xxxxxxxxx - Xxxxxxxxxxxx voor de geluidsniveaus om het gebrek aan comfort in gebouwen te vermijden (1987)
het KB van 25.01.2001 inzake tijdelijke of mobiele werkplaatsen; de Europese richtlijnen en normen;
de bepalingen van Xxxxxx XX; eventuele plaatselijke reglementen; de meest recente wetgeving
Aannemingsmodaliteiten
De aannemer wordt verondersteld over alle technische en praktische vaardigheden te beschikken om de beschreven werken uit te voeren. De aannemer dient erkend in de geëigende ondercategorieën D16 of D17 of D18, de klasse dient in overeenstemming te zijn met het overeenkomend bedrag van de onderaanneming. De aannemer is GEHABILITEERD voor installaties op gas. Het bewijs hiervan zal geleverd worden op eenvoudig verzoek van de ontwerper of de bouwheer.
Planning-Werfopvolging
De aannemer is gehouden een planning op te maken, in overleg met de andere aanwezige ambachten, en deze voor de aanvang van de werken ter goedkeuring voor te leggen aan het Bestuur en de ontwerper. Daarbij moet een goede onderlinge coˆrdinatie met de andere aannemers worden gegarandeerd.
De verschillende fasen van de werken kunnen pas starten na goedkeuring door het Bestuur en de ontwerper van alle nodige plannen, en uitvoeringsmodaliteiten
De aannemer stelt een persoon aan belast met de dagelijkse leiding van de werf. Deze persoon beschikt over de nodige opleiding, kennis en ervaring, is permanent op de werf aanwezig tijdens de ganse duur van de werken en neemt deel aan alle werfvergaderingen. De aannemer of zijn gevolmachtigde is aanwezig op de wekelijkse werfvergadering. De aannemer dient een dagboek van de werken bij te houden.
Tijdelijke, schorsingen omwille van organisatorische aard of opgelegd door het Bestuur geven geen recht op een vergoeding.
Gedurende de werken zorgt de aannemer voor netheid op de werf: de installateur zal de afbraakmaterialen, voortkomend van zijn werken uit de lokalen verwijderen en van de bouwwerf afvoeren conform de geldende reglementeringen, bij het voltooien van de installatie zorgt hij voor een grondige reiniging van de werf.
Opmeting & Dimensionering
De inschrijver zal zelf alle opmetingen en berekeningen nazien. Afwijkingen t.o.v. het bestek en de plannen moeten gemeld worden bij de inschrijving, zoniet wordt verondersteld dat eventuele afwijkingen zijn inbegrepen in de offerte. De aannemer controleert alle berekeningen en vult deze desgevallend aan in functie van de kenmerken van gebruikte materialen, toestellen en/of systemen.
Duurzaam bouwen
Bij het geheel van de installatie worden de principes inzake duurzame ontwikkeling nagestreefd. Daarbij worden zoveel mogelijk milieuvriendelijke toestellen, materialen en technieken tewerk gesteld. Systemen met technische goedkeuring (Benor, ATG, Key-mark of gelijkwaardig) krijgen de voorkeur. Alle elementen moeten zuiver geschikt zijn voor hun toepassing.
Het gebruik van kitten zal tot een minimum beperkt worden.
Breekwerken en afval wordt tot een minimum herleid door correcte maatvoering en gebruik van standaard maten, apparatuur en systemen, door een grondige voorbereiding van het werk, door het
gebruik van aangepast gereedschap, herbruikbare verpakkingen, leveringen in containervorm, door een ordelijke werforganisatie,Ö
Afval wordt zoveel mogelijk gesorteerd in grote fracties. Ook wordt de voorkeur gegeven aan toestellen en onderdelen met een terugname/recyclage waarborg vanwege de leverancier na buiten gebruik stelling.
0.1.2. VOLLEDIGHEID VAN INSCHRIJVING
Algemeen
De aannemer wordt gewezen op de volledigheid van de inschrijving:
Alle leveringen en prestaties niet specifiek beschreven in dit bestek of de bijgaande plannen en schemaís en onontbeerlijk voor de volledige en vakkundige uitvoering van de installaties maken integraal deel uit van de overeenkomst en worden verondersteld te zijn opgenomen in de prijsbieding.
Leemtes of opmerkingen moeten gemeld worden bij de inschrijving. Zoniet worden deze verondersteld te zijn inbegrepen in de offerte.
De aannemer kan zich niet beroepen op onderschatting of misvatting van de beschreven werken om afwijkingen van het aannemingscontract te bedingen.
De inschrijver voorziet in zijn prijs alle noodzakelijke maatregelen om - in functie van de lokale omstandigheden - de werken tot een goed eind te brengen en is daartoe gehouden zich te vergewissen van de toestand ter plaatse. Geen enkel supplement voor onvoorziene omstandigheden zal uit dien hoofde mogen verrekend worden.
Nutsvoorzieningen worden niet ter beschikking gesteld door het Bestuur, tenzij uitdrukkelijk schriftelijk overeengekomen, en zijn ten laste van de aannemer volgens de geldende voorschriften en worden verdeeld over de betreffende posten.
0.1.3. STUDIE & BEREKENING
Algemeen
De aannemer is verantwoordelijk voor de berekening van de warmteverliezen, de kringdebieten uitgaande van een regime 70/50IC of lager, het dimensioneren van de leidingdiameters (watersnelheid < 1m/s) in functie van de warmte-afgifte en afmetingen van de bestaande radiatoren. Akoestische berekeningen dienen eveneens voorgelegd te worden.
De aannemer zal zich vergewissen van de aanwezigheid van de nodige onder- en bovenverluchtingen
; desgevallend dienen deze te worden voorzien in dit hoofdstuk.
De aannemer zal alle productgegevens ter beschikking stellen van de verslaggever, teneinde hem toe te laten de conformiteit met de energie-prestatie-regelgeving te controleren.
Indien op de plannen lokaaltemperaturen zijn opgegeven, dan dienen deze te worden gerealiseerd.
Prestatievoorschriften
De warmteverliezen worden berekend op basis van de norm NBN B 62-003 - Berekening van de warmteverliezen van gebouwen (1986) en EN 12831 (2003). De gebouwen zijn bestaand en matig geïsoleerd.
Bij de berekening worden onderstaande richttemperaturen gehanteerd: Buitentemperatuur: - 8I C
Binnentemperaturen: (Winter)
Kleedkamers mannen en douches: 21I C Kleedkamers vrouwen en douches: 21I C Sportzaal: 18IC
Personeelslokaal, inkomhal, gangen: 20I C
Toiletten: 16I C
Technische ruimtes, bergingen, Ö: niet verwarmd
Hydraulische berekeningen voor gedwongen circulatie volgens Xxxxxxxxx en Raiss. Voor leidingen met diameter tot ND 50 wordt de watersnelheid beperkt tot 1 m/s.
Dimensionering van de gasleidingen op basis van de vereenvoudigde formules van Renouard of Mounier of van de diagrammen uit de XXX X00-000.
Berekening van het expansie-systeem; einddruk installatiewater: 2,5 kg/cmY, gesloten
expansiesysteem.
leidingennet: pompcirculatie met 20I C temperatuurval berekening volgens Xxxxxxxxx & Xxxxx, 14de
uitgave
WTCB Rapport nr 1: Dimensionering van centrale verwarmingsinstallaties met warm water.
NBN EN 832 - Warmte-eigenschappen van gebouwen - Berekening van het energiegebruik voor verwarming (1998)
0.1.4. VOEDING & AANSLUITING
Algemeen
Elektrische borden & Voeding
De elektrische voeding van de verwarmingsinstallatie in de nabijheid van de ketel:
De aannemer zal wel zelf instaan voor de verdere elektrische voorzieningen. Ze dienen te zijn inbegrepen in de plaatsing van de ketels en hun toebehoren.
De installatie wordt aangesloten op het elektrisch net (eenfazig 230 V 50Hz met aarding) via een bord te plaatsen in de directe nabijheid van de ketel.
Dit bord omvat: (niet limitatief) een algemene schakelaar,
een dubbelpolige automaat aangepast aan het vermogen van de ketel
een dubbelpolige automaat aangepast aan het vermogen van de warmwaterbereider
De aders van de voedingsleidingen hebben een sectie van 2,5 mm2 voor voeding en 1,5 mm2 voor sturing.
De elektrische voeding van de luchtgroep in de nabijheid van de installatie: De aannemer zal instaan van de nodige elektrische voorzieningen.
De installatie wordt aangesloten op het elektrisch net (eenfazig 230 V 50Hz met aarding) via een bord te plaatsen in de directe nabijheid van de luchtgroep.
Dit bord omvat: (niet limitatief)
een algemene schakelaar,
een dubbelpolige automaat aangepast aan het elektrisch vermogen van de luchtgroep Alle installatiemateriaal is CE-CEBEC-gekeurd.
De installatieonderdelen worden overeenkomstig de geldende normen inzake elektrische installaties verbonden met de aardelektrode.
De elektrische installaties worden uitgevoerd conform het AREI. De installatie wordt pas opgeleverd na aflevering aan het Bestuur van een keuringsattest zonder opmerkingen opgemaakt door een erkend controle-organisme.
Aansluiting Gas
Een gasleiding is aanwezig in stookplaats en te voorzien tot aan de ketel en warmwaterbereider. De diameters worden bepaald volgens XXX X00-000 in functie van het vermogen van de aangesloten toestellen. De installatie is conform de voorschriften van de netbeheerder en de gasleverancier aan te leggen. Ter hoogte van de aansluiting op het verbruikstoestel moet een BVG-gekeurde gaskraan worden voorzien. Zie verder.
Aansluiting (koud-)Water
De watertoevoer is aanwezig in de nabijheid van de ketel en het toestel voor sanitair warm water. De aansluiting gebeurt volgens de voorschriften van SVW, de waterleverancier en de bepalingen van de fabrikanten van de toestellen. De koudwatertoevoer is voorzien van een veiligheidsgroep (overdruk beveiliging en een terugslagklep) waarvan de afvoer wordt verbonden via een trechter met de riolering.
Afvoer Rookgassen
De installatie gebeurt volledig conform de norm NBN D 61-001 - Centrale verwarmingsketels met een nominaal vermogen gelijk is aan of groter dan 70 kW
Uitvoeringsmodaliteiten
Deze aanneming die alle leveringen en werken zonder uitzondering omvat, voor het verwezenlijken van de onderhavige installatie, neemt een aanvang op volgende plaatsen :
Elektriciteit:
voeding aanwezig in stookplaats
Aardgas:
aansluiting vanaf bestaande gasleiding
Water:
koudwaterpunt aanwezig in stookplaats,
de circulatie-inrichting voor het sanitaire warm water wordt behouden en aangesloten op de nieuwe installatie
Waterafvoer:
Alle afvoerleidingen, hevels, trechters en andere toebehoren voor spuiing of leeglaat der installaties tot aan de bestaande verzamelput of riolering, inbegrepen hun verbindingen; deze dienen uitgevoerd te worden in gegalvaniseerd staal of hard polyethyleen(Peh).
0.1.5. KEURINGEN & PROEVEN
Algemeen
De aannemer stelt het benodigde personeel, gereedschap en apparatuur ter beschikking voor de uitvoering van de proeven, keuringen, Ö
Rendementsproef op ketel d.m.v. rookgasanalyse met meting van het gasverbruik.
Drukproef in koude toestand van de leidingen volgens NBN D 11-101 (verplicht uit te voeren op elke installatie): de installatie wordt gedurende minstens 2 uur aan een waterdruk onderworpen van
4.5 bar (minimaal 1.5 maal de hoogste bedrijfsdruk ,met een maximum van 6 bar), en mag daarbij geen enkel lek vertonen (geen drukval). Proef uit te voeren terwijl de leidingen nog volledig zichtbaar en toegankelijk zijn.
Drukproef in warme toestand van de installatie volgens NBN D 11-104: uit te voeren bij het optarten van de afgewerkte installatie ; de installatie wordt gedurende minstens 2 uur op maximale bedrijfstemperatuur gehouden. De goede werking en dichting van alle onderdelen en verbindingen van de installatie wordt nagezien.
Circulatie / temperatuurproef volgens NBN D 11-105 (kan in combinatie met de drukproef in warme toestand). De installatie wordt, na volledige spoeling, gevuld met water en ontlucht en opgewarmd tot de maximale bedrijfstemperatuur waarna opnieuw wordt ontlucht en eventueel bijgevuld.
De volledige installatie wordt gedurende 2 dagen in regime gehouden en waarbij de algemene werking van de installatie, het evenwicht en de gelijkmatige verdeling van de warmte (met temperatuursmetingen) worden gecontroleerd en desgevallend bijgeregeld.
Keuring van de elektrische installatie door een erkend controle organisme.
De proeven gebeuren steeds in aanwezigheid van de ontwerper. De proefverslagen worden onmiddellijk na uitvoering van de proeven ter goedkeuring overgemaakt aan de ontwerper.
De verwarmingsketels beschikken over een verklaring van overeenstemming (opgenomen in de technische handleiding van het toestel) volgens de bepalingen van het KB van 08-01-2004 inzake CO- en NOx-emissies.
0.1.6. DOCUMENTEN & ASBUILT-DOSSIER & OPLEIDING
Algemeen
De installateur verstrekt het Bestuur ter plaatse alle inlichtingen omtrent het gebruik, de goede werking, het onderhoud, de ontstoring,Ö van de installatie. Volgende documenten moeten in het as- builtdossier worden opgenomen, in het Nederlands, twee exemplaren op papier en digitaal aan het Bestuur afgeleverd worden vóór de voorlopige oplevering:
As built-plannen,
elektrische schemaís van de installaties,
een gedetailleerde materialenlijst met vermelding van merk, type, specifieke kenmerken en leveranciers,
een gedetailleerde technische documentatie van alle onderdelen van de installatie, met gebruiksvoorwaarden, richtlijnen i.v.m. onderhoud en ontstoring,
de nodige attesten en verslagen van proeven, keuringen, waarborgen, Ö
een gebruiksaanwijzing van de ketel, luchtgroep, warmwaterbereider en van alle onderdelen van de installatie als ruimtethermostaat, thermostatische kranen, boiler, Ö Deze wordt opgehangen in een map nabij de ketel.
Opleiding
Er wordt door de installateur een halve dag opleiding gegeven aan het Bestuur over de werking van de gehele installatie.
0.1.7. WAARBORGEN EN ONDERHOUD GEDURENDE DE WAARBORGPERIODE
Algemeen
Op het geheel van de installatie en op de respectievelijke onderdelen zijn onderstaande standaard waarborgtermijnen van toepassing:
- Onderhoudsbeurt op de gehele installatie tussen voorlopige oplevering en eindoplevering. Zie artikel C46.
Ketel: solidair door aannemer en leverancier wordt de ketel en toebehoren gewaarborgd gedurende
10 jaar, vanaf de datum van de voorlopige oplevering. Deze waarborg heeft betrekking op de materialen, de arbeidsprestaties en de verplaatsingskosten. Een dienst naverkoop is georganiseerd in de regio.
Leidingen: de aannemer levert solidair met de leverancier een schriftelijke systeemwaarborg af van 10 jaar op het geheel van de leidingen, koppelingen en alle hulpstukken tussen collectoren en verwarmingselementen.
Luchtgroep: solidair door aannemer en leverancier wordt de luchtgroep en toebehoren gewaarborgd gedurende 10 jaar, vanaf de datum van de voorlopige oplevering. Deze waarborg heeft betrekking op de materialen, de arbeidsprestaties en de verplaatsingskosten. Een dienst naverkoop is georganiseerd in de regio.
0.1.8. VOORWERP VAN DE INSTALLATIE
Onderhavige installatie omvat de verwarming, warmwaterbereiding en ventilatie voor de sportzaal Notelaar in Hoboken ter vervanging van de verouderde installatie.
Dit hoofdstuk omvat eerst de algemene beschrijving van de bestaande installatie en vervolgens de opsomming van de werken voorzien in de aanneming, de afbraakwerken inbegrepen.
De sportzaal bestaat uit ÈÈn bouwlaag:
Een gelijkvloerse verdieping met inkom, stookplaats, kleedruimtes, doucheruimtes, bergingen, personeelslokaal, zones toegankelijk voor publiek, toiletten en sportzaal.
Het is een warmwaterinstallatie met ÈÈn aardgas gestookte atmosferische ketel met drie verwarmingskringen. EÈn kring voor de verwarmingselementen, ÈÈn kring voor de verwarmingsbatterij van de luchtgroep en ÈÈn kring voor de warmwatervoorraadboiler. De verwarmingselementen bestaan uit plaatradiatoren. De bestaande radiatorkranen worden vervangen door thermostatische radiatorkranen van het type vandaalbestendig.
Opsomming der werken :
HVAC-werken omvatten :
Het leveren, plaatsen en in gebruik nemen van :
EÈn met aardgas gestookte condenserende ketel.
EÈn met aardgas direct gestookte condenserende warmwaterbereider.
EÈn luchtgroepcombinatie met warmwater verwarmingsbatterij bestaande uit; Mengsectie
Filtersectie Vorstbeveiliging Warm water batterij Ventilatorsectie
Luchtkanalen en roosters
Een expansie-inrichting.
Twee centrifugale motorcirculatorgroepen. Twee gemotoriseerde driewegkleppen.
Een elektrisch bord, regel- en bedieningsapparatuur, elektrische leidingen inbegrepen. Een vul- en aflaatinrichting.
Een microbellenafscheider, (geen automatische ontluchters toegelaten). De nodige leidingen, afsluitkranen, regelkranen en andere toebehoren. Een vuilwaterpomp.
Het uitvoeren van de nodige gaswerken;
De rookgasafvoer (aansluiting en voering in bestaande schouw) van de ketel bijkomende werken inbegrepen;
De rookgasafvoer, muurdoorvoer, van de gasgestookte warmwaterbereider;
Het aanbrengen thermische isolatie op leidingen en luchtkanalen in de stookplaats; Uitvoeren van de nodige metsel-, kap- en herstellingswerken;
Het schilderen van de inrichtingen;
Het beproeven en afregelen van de installaties;
Het verstrekken van de voorgeschreven documenten.. Het as-built dossier.
De afbraakwerken
Na de afbraakwerken worden de nodige herstellingen uitgevoerd aan zoldering en muren. Verder alle bijkomende werken tot een bedrijfsklare installatie.
Bouwkundige werken omvatten :
- Vernieuwen van de systeemplafond in de gang (incluis afbraak bestaand plafond)
- Demonteren en terugplaatsen van de verlichtingsarmaturen
Blijven eigendom van het Bestuur:
de circulatoren grundfos
0.1.9. ENERGIEVOORZIENING: WARMTEPRODUCTIE EN -DISTRIBUTIE
In de stookplaats wordt ÈÈn condenserende gasketel voorzien. Deze ketel dient voor de verwarmingskring bestaande uit plaatradiatoren, als de batterij van de luchtgroep.
De gasketel zal werken op een regime van 70/50IC.
In de stookplaats wordt eveneens een verdeelcollector voorzien, rekening houdend met de bestaande verdeelkringen voor het gebouw.
De circulatiepompen op de verschillende kringen zijn frequentiegestuurd.
0.1.10. ENERGIEVOORZIENING: SANITAIR WARM WATER PRODUCTIE
De productie van sanitair warm water (SWW) wordt voorzien ten behoeve van de doucheruimtes. Voor de doucheruimtes wordt, rekeninghoudend met het mogelijk gelijktijdig doch onregelmatig gebruik van deze 9 douches, het sanitair warm water geproduceerd door middel van een direct gasgestookte warmwaterbereider.
0.1.11. VENTILATIE
In de stookplaats wordt de luchtgroep opgesteld die de sportzaal bedient. De verseluchtname voor deze luchtgroep gebeurt rechtstreeks.
Deze luchtgroep is gedimensioneerd op basis van het vereiste ëhygiënische ventilatiedebietí volgens
bijlage VI bij het EPB-besluit (ventilatie-eisen voor niet-residentiële gebouwen).
Deze luchtgroep werkt procentueel op verse lucht en zal worden uitgerust met een verwarmingsbatterij om de aangezogen verse lucht te verwarmen indien nodig.
Naargelang de bezettingsgraad van de zaal wordt de mogelijkheid voorzien om het ventilatiedebiet te regelen (via CO2-regeling). Daartoe wordt de ventilator ook frequentiegestuurd.
Vanaf deze luchtgroep vertrekken de pulsie- en extractiekanalen.
De totale benodigde ventilatiedebieten in de sportzaal worden per luchtrooster gelijkmatig verdeeld
d.m.v. regelkleppen en per luchtrooster.
De sportzaal wordt tijdens wintercondities als volgt geconditioneerd:
- basisverwarming tot op ca. 18IC, bekomen door de opgewarmde ventilatielucht.
Tijdens zomercondities wordt de sportzaal geventileerd op basis van CO2-concentratie (regeling mengsectie: verse lucht) of nachtventilatie.
Tijdens wintercondities worden:
- Personeelslokaal, toiletten, kleedruimtes en doucheruimtes: verwarmd door de (bestaande) paneelradiatoren
0.1.12. AUTOMATISCHE REGELING
Er wordt naast een normale regeling de mogelijkheid voorzien om een gebouwenbeheerssysteem (GBS) op afstand voorzien ten behoeve van de sturing van de installaties HVAC bestaande uit:
- Leidcentrale (management, grafische beelden,Ö). De software is webgebaseerd (World Wide Web)
- Alarmmelder
- PRBAís geschikt voor de aansluiting van de nodige punten
- Bekabeling
0.1.13. BRANDVEILIGHEID
Omwille van de brandveiligheid, en conform de vigerende wetgeving ter zake, worden o.a. volgende maatregelen getroffen:
- Brandkleppen
- Brandwerende afdichtingen:moffen rond doorgangen van leidingen
- Brandweerbedieningsdrukknoppen, aan de inkom van de sporthal, voor de bediening van de luchtgroep (mogelijkheid tot manueel uitschakelen/inschakelen van de ventilatie door de brandweer).
0.2. AFBRAAKWERKEN
Bij de afbraakwerken worden steeds alle nodige veiligheidsmaatregelen genomen, zeker met betrekking tot de werken die uitgevoerd aan de gasleidingen en gastoestellen. Leidingen worden afgestopt daar waar nodig volgens alle geldende reglementeringen.
De afbraakwerken omvatten het afvoeren van de werf en de opkuis ervan. De afbraakwerken omvatten het wegbreken van:
- De gasketel Buderus Lollargas GK 14-210 B*G, 224kW;
- De schouwaansluiting tot aan de gemetste opgaande schouw;
- De elektrische inrichting, kastbord met inbegrip van de regeling;
- De thermostaat in de sportzaal;
- De voorraadboiler ACV, tank-in-tank;
- Het expansievat Pneumatex;
- De radiatorkranen;
- Alle circulatoren;
- Alle regelkleppen, pompen, afsluiters, kraanwerk, inclusief deze van alle radiatoren;
- De luchtgroep WOLF WK160 Zuluft, voor de verwarming van de sportzaal, in de stookplaats, elektrisch kastbord, de kanalen en roosters inbegrepen;
- De luchtkanalen vertrekkende vanaf de luchtgroep, gelegen in het verlaagd systeemplafond van de gang, kleine berging, gasmeterlokaal, personeelslokaal, bergruimte, inclusief regelkleppen, bevestigingsmiddelen, buitenluchtroosters, en luchtroosters in de zaal;
- Bestaand verlaagd systeemplafond + draagstructuur inclusief verlichtingstoestellen* in de gang, lokaal zaalwachters, kleine berging en gasmeterlokaal;
(*) Verlichtingstoestellen te recuperen!
Blijven behouden:
- Traliewerk ter bescherming van de luchtroosters in de zaal;
- Alle radiatoren
ART. C1. WARMTEGENERATOREN EN BRANDERS 1.0. ALGEMEEN
1.0.1. NORMEN
Volgende normen en wetten zijn van toepassing op huidig hoofdstuk:
NBN 237 - Centrale verwarming, luchtverversing en klimaatregeling - Gemeenschappelijke eisen voor alle systemen (8 normen werden gepubliceerd met als aanwijzers D 30-001, -002, -003, -007, -020, -021, -041 en -
100) (2 ontwerpen met als aanwijzers D 30-008 en D 30-039) (1953)
NBN EN 676 - Met gas gestookte ventilatorbranders (1996)
NBN EN 677 - Centrale verwarmingsketels - Specifieke eisen voor condenserende ketels met een nominale belasting tot en met 70 kW (+ corrigendum) (1998)
NBN EN 303-1 - Centrale-verwarmingsketels - Deel 1: verwarmingsketels met ventilatorbranders - Termen en definities, algemene eisen, beproeving en merken (1999)
NBN EN 303-2 - Centrale-verwarmingsketels - Deel 2: verwarmingsketels met ventilatorbranders - Speciale eisen voor ketels met verstuivingsbranders (1999)
NBN EN 303-3 - Centrale-verwarmingsketels - Deel 3: Met gas gestookte centrale - Verwarmingsketelssa- menstel van een ketel en een ventilatorbrander (1999)
NBN EN 1854 - Drukvoelers voor met gas gestookte branders en toestellen (1997)
NBN EN 12067 - Regelaars voor de gas/lucht-verhouding voor met gas gestookte branders en gasverbruiks- toestellen (1999)
NBN EN 13611 - Veiligheids- en regelinrichtingen voor gasbranders en gasverbruikstoestellen - Algemene
eisen (2000)
1.0.3. BEDRIJFSKENMERKEN VAN DE KETELS - VOORAFGAANDE BEPROEVING
Algemeen dienen alle verwarmingstoestellen te voldoen aan het K.B. van 11.03.1988 waarin de minimum rendementseisen in functie van het vermogen zijn vermeld. De aannemer levert hiervan een proces-verbaal uitgevoerd door een erkend laboratorium.
Voor de verwarmingstoestellen met een vermogen van 4 tot en met 400 kW dient tevens door de aannemer een CE-attest geleverd te worden conform het K.B. van 18.03.1997 (omzetting van de Europese Rendementsrichtlijn EEC/92/42).
Om te voldoen aan de gestelde eisen met betrekking tot het proces-verbaal van beproeving, zijn er voor de aannemer 2 mogelijkheden:
hij levert het proces-verbaal van beproeving van de ketel die hij voorstelt, uitgerust met de brander die hij voorstelt. Het geheel ketel-brander stemt volledig overeen, ook wat het vermogen betreft, met het voorgestelde materiaal.
ingeval het een ketel betreft uit een reeks van ÈÈnzelfde type, die strikt hetzelfde profiel vertoont waarvan de constructeur een hele reeks eenheden aanbiedt, van trapsgewijze gelegen vermogens, kan de ganse reeks van ÈÈnzelfde type, voor alle vermogens van de reeks, met eenzelfde wel bepaalde brander (zelfde merk en type) worden aanvaard voor zover de aannemer de processen-verbaal voorlegt van de 3 volgende proeven:
een proef op het minimale vermogen van de reeks een proef op het maximale vermogen van de reeks
een proef op een tussenliggend vermogen dat het gemiddelde vermogen van de reeks zo goed mogelijk benadert
1.0.4. INLICHTINGEN
Op verzoek van de ontwerper kan de aannemer verplicht worden volgende inlichtingen te geven vooraleer goedkeuring van het Bestuur te verkrijgen en tot bestelling over te gaan:
Principe van voorgestelde ketel
Dikten platen en pijpen Verwarmingsoppervlak
Inhoud en vorm van de verbrandingskamer
Temperatuur van de rookgassen bij 100 %, 60 % en 30 % van de nominale bedrijfsgang Drukverlies op het water
Waterinhoud - gewicht van de ketel
Referenties van ketels van hetzelfde type en soortgelijke vermogens in bedrijf Druk of onderdruk in de rookkast
Attesten van proeven, druk, kwaliteit staal
1.1. SANITAIR / WARMWATERVOORZIENINGEN
1.1.1 SANITAIR / WARMWATERVOORZIENINGEN
Omschrijving
De post ìsanitair / warmwatervoorzieningen" heeft betrekking op het leveren, plaatsen, aansluiten en
in bedrijfstellen van een toestel voor de productie van sanitair warm tapwater.
Materialen
Alle gebruikte materialen moeten onderling verenigbaar zijn. Bijzondere aandacht wordt besteed aan het vermijden van elektrochemische koppels. In hun functie en plaatsing mogen de materialen geen negatieve invloed hebben op de goede en rendabele werking van de sanitaire installatie of gelijk welke component ervan (elektrolyse, galvanische koppels, putcorrosie, Ö).
De aannemer mag pas overgaan tot de bestelling van de materialen na goedkeuring door de ontwerper en het Bestuur van de materiaallijst aangevuld met alle nodige technische documentatie, attesten, monsters,Ö en vermelding van oorsprong, evenals alle bijkomende informatie nuttig geacht door het Bestuur en de ontwerper.
Alle materialen zijn nieuw en voorzien van een aangepaste verpakking die een gemakkelijk identificatie ervan toelaat. Alle materialen zijn afkomstig uit landen van de Europese gemeenschap, zoniet wordt dit uitdrukkelijk vermeld in de voor te leggen materialenlijst!
Bij levering op de werf wordt door de ontwerper de overeenstemming met de goedgekeurde materialenlijst nagegaan. Alle afgekeurde leveringen moeten onmiddellijk van de werf verwijderd worden. De goedkeuring van de leveringen houdt geenszins de goedkeuring van de werken in.
De aannemer is volledig verantwoordelijk en neemt alle nodige maatregelen voor het transport, de opslag en de verwerking van de materialen volgens de bepalingen van het bestek, de regels van goed vakmanschap en de voorschriften van fabrikant en leverancier.
Uitvoering
Alle werken gebeuren conform de voorschriften van SVW (Technisch reglement voor water), BELGAQUA (Repertorium conforme apparaten en goedgekeurde beveiligingen + Technische voorschriften binneninstallaties), NBN X 00-000 (xxx), XXX X 00-000 - Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx voor huishoudelijk gebruik (1984) en het AREI (elektriciteit);
De uitstroomtemperatuur (aan de kraan) wordt steeds beperkt tot 55IC; bij douches dienen bovendien de nodige veiligheidsmaatregelen te worden genomen om de uitlooptemperatuur te beperken tot maximum 45IC.
De aansluitpunten voor koudwatervoeding / warmwaterleiding / gas zijn voorzien in de nabijheid van het toestel. Zij zijn conform NBN EN 1488 - Kraanwerk in gebouwen - Inlaatcombinaties voor gesloten warmwatertoestellen - Beproevingen en eisen (2000);
1.2. DIRECT GESTOOKTE CONDENSERENDE GASBOILER VOOR SANITAIR WARM WATER |FH| ST
Materiaal
Stalen tank aan de binnenzijde voorzien van corrosiebestendige coating
Buitenmantel van gemoffeld plaatstaal
Isolatie tussen tank en buitenmantel bestaande uit PU-schuim (CFK vrij)
Uitvoering
De gasboiler is voorzien van:
een ledigingskraan, thermometer, veiligheidsventiel met trechter en afloopleiding PE DN50, een luchtklok met ledigingskraan, spuier en afsluitkraan op de verbinding met de boiler, een snuifklep, spuileiding in PE DN50 met zichtbare overloop voor afvoer leeglaat boiler naar de riolering
een piëzo-elektrische ontsteking, draaibare trekonderbreker, RVS brander geschikt voor aardgas, verwisselbare anode voor additionele tankbescherming, thermokoppelbeveiliging
een regelthermostaat, maximaalthermostaat en zelfregelende beveiligingsthermostaat
de gasaansluiting, aansluiting op sanitaire leidingen, verschillende aftakkingen voor de verbindingen
een gasdrukreduceerventiel op de voeding in voorkomend geval (voedingsdruk na teller: 25 mbar)
een circulatiepomp met nadraaitijd
een geïsoleerde rookgasafvoer, dubbelwandig RVS, muurdoorvoer gelegen boven deur stookplaats, steunen, waterdichte afdichting, regenkap
warmte-isolatie een kenplaat
een handvat, dubbele reinigingsopeningen
Zij worden geleverd met volgende toebehoren:
de nodige voetsteun en bevestigingsmiddelen, de nodige verbindingsstukken.
Maximale afmetingen: in functie van beschikbare ruimte stookplaats De boiler is fabriekszijdig bedrijfsklaar gemonteerd.
De boiler is voorzien van een volautomatische temperatuursregeling en controle met een ingebouwd veiligheidsafsluitsysteem.
Plaatsing volgens XXX X00-000 Stookafdelingen en schoorstenen en NBN D51-003/4 installaties voor brandbaar gas lichter dan lucht verdeeld door leidingen en addenda.
Specificaties
Inhoud vat: min. 315 liter Vermogen: 85kW Piekdebiet 40IC: 850 L/10í Piekdebiet 40IC: 3177 L/60í
Doorlopend debiet 40IC: 2793 L/u
Maximale werkingsdruk Primair: 3 bar
Secundair: 10 bar
Maximale temperatuur: 90IC Elektrische voeding: 230 V/ 50Hz
Maximale afmetingen: in functie van beschikbare ruimte stookplaats
Toepassing
Productie sanitair warm water voor 9 douches en 6 lavaboís.
1.3. CV-KETEL |FH| ST
Algemeen
De volledige uitvoering moet voldoen aan typebestek 105 van 1990.
De ketel dient te voldoen aan de eisen gesteld in Vlarem II bis.
Specificaties
Keteltype: condenserende gasketel met premix brander Vermogen: 200 kW (bij regime 80/60IC en vollast)
De ketel is een condenserende gasketel voor vloeropstelling, drager van het vrijwillige kwaliteitslabel HR TOP.
De ketel is CE-gekeurd voor België in de categorie I2E(R)B
Het toestel is geschikt voor het stoken van alle kwaliteiten aardgas en is geschikt voor terugwinning van zowel voelbare als latente warmte uit de rookgassen. Door het hoge rendement voldoet het toestel ruimschoots aan de eisen van het Nederlandse label Gaskeur HR 107.
De toestellen zijn gekeurd op de essentiële eisen van onderstaande richtlijnen:
Gasrichtlijn nr. 90/396/EEG Rendementsrichtlijn nr. 92/42/EEG EMC-richtlijn nr. 89/336/EEG Laagspanningsrichtlijn nr. 73/23/EEG
Richtlijn Drukapparatuur nr. 97/23/EEG, (art. 3, lid 3)
Nagenoeg alle elektrische en elektronische componenten zijn ondergebracht in de bedieningskast die op de ketelbemanteling gemonteerd is. De bedieningskast is op 2 manieren te monteren, met het bedieningspaneel gericht op de servicezijde of op de zijkant. Door toepassing van microprocessortechniek is de ketel eenvoudig in te stellen en te regelen. Uitleesvensters van het display maken het mogelijk de gemeten en de gewenste instellingen te controleren.
Het vermogen van de ketel kan hoog/laag of traploos modulerend (20 - 100%) geregeld worden met behulp van verschillende modulerende regelaars, bijvoorbeeld met een weersafhankelijke (cascade) regelaar of via een analoog 0-10 Volt signaal voor aansturing op vermogen of op vertrekwatertemperatuur.
CE-identificatienummer (PIN) :0063BP3474 NOx-klasse : 5
Type-indeling rookgasafvoer : B23
De speciaal geconstrueerde, gietaluminium warmtewisselaar, opgebouwd uit leden, is tezamen met de andere mechanische ketelonderdelen ondergebracht in een gepoedercoate, plaatstalen ketelbemanteling. Deze ketelbemanteling bestaat uit losse plaatdelen die gemakkelijk te verwijderen zijn voor service- en onderhoudswerkzaamheden.
Aan de verbrandingsluchttoevoerzijde is een 230 Volt ventilator gemonteerd, die zorgt voor toevoer van de verbrandingslucht. Gasinspuiting vindt plaats in de venturi, die zich op de inlaat van de ventilator bevindt. De menging van gas en lucht vindt in de ventilator plaats. Een cilindrische premix-brander, boven in de warmtewisselaar, zorgt voor een optimale verbranding waardoor een lage NOx- en CO2-emissie bereikt wordt. Deze horizontaal gemonteerde, buisvormige premix- brander, brandt rondom rond in de volledig watergekoelde vuurhaard. Deze roestvaststalen buisbrander is voorzien van een metaalvezeldek.
Hiermee wordt makkelijk voldaan aan de maximum grenswaarden zoals gesteld in VLAREM II en het KB NOx van 8 januari 2004.
De toegepaste premix brander zorgt voor een zeer lage NOX-uitstoot, een jaaremissie van minder dan 60 mg/kWh oftewel < 35 ppm volgens DIN 4702 deel 8.
De verbrandingsgassen stromen naar beneden toe door de hoefijzervormige warmtewisselaar. Het installatiewater treedt onderaan in de ketelwarmtewisselaar binnen om op die wijze een tegenstroom bedrijf van rookgassen en installatiewater te verkrijgen. De rookgasuittredetemperatuur ligt
maximaal 5 ‡ 10IC boven de retourwatertemperatuur. De ketel heeft gÈÈn onderste
temperatuursbegrenzing.
Door toepassing van microprocessortechniek is de verwarmingsketel eenvoudig in te stellen en te regelen. Uitleesvensters maken het mogelijk de gemeten en de gewenste instellingen te controleren.
De ketel is zowel in open als in gesloten uitvoering leverbaar en is ontworpen voor een maximale, waterzijdige bedrijfsdruk van 6 bar. In gesloten uitvoering is plaatsing in vrijwel elke ruimte mogelijk.
De ketel wordt compleet gemonteerd geleverd.
Elke compleet gemonteerde ketel wordt voor aflevering m.b.v. een testcomputer gecontroleerd zodat een goed functioneren gewaarborgd is. Op aanvraag kan de ketel worden gedemonteerd en vervolgens gemonteerd worden door de ketelleverancier, om plaatsing in elke ruimte mogelijk te maken.
Uitvoering
De gasketel wordt verticaal opgesteld op een voetstuk in metselwerk of beton, met bovenste boord beschermd door een hoekijzer (50 x 50 x 5 mm).
Toepassing
Warmteproductie ten behoeve van verwarmingsbatterij (luchtgroep) en verwarmingskring met paneelradiatoren.
Bestaande sokkel mag worden behouden.
Meetwijze
Met inbegrip van alle toebehoren, voetstuk, plaatsing en water-, gas-, rookgaszijdige en elektrische aansluiting.
ART.C2. BRANDSTOFVOEDING
2.1. GASLEIDINGEN
Materiaal
De gasbuis bestaat uit een stoombuis en voldoet aan de eisen volgens NBN A 25-103. Tevens voldoet de gasleiding aan de eisen van de aardgasnetbeheerder.
Uitvoering
De stalen gasleidingen bestaan zijn te plaatsen volgens de richtlijnen vermeld in de NBN D 51-003, NBN D 51-004 en eventuele bijvoegsels in de eisen van de aardgasnetbeheerder.
Voor de bepaling van de nominale diameter van de gasleidingen wordt gerekend met 9000 Wh voor 1 m3 gas.
De leidingen zijn te beschermen tegen corrosie door ze te schilderen met corrosiewerende verf (kleur
: geel). Alle verbindingen tussen leidingen en hulpstukken worden gelast. De laswerken dienen uitgevoerd door erkende lassers van het type S, type 6 en 8 volgens "Technische nota nr. 1 van het Belgisch Instituut van lastechniek".
Vóór aanvang der werken is door de aannemer een lijst aan het Bestuur over te maken van de lassers xxxxxxx bij deze werken betrokken zullen worden. Alle gemaakte lassen in deze installatie zullen duidelijk gemerkt worden volgens een op te maken referentielijst, met aanduiding van de naam der lasser van elke specifieke las.
Na uitvoering der werken dienen de uitgevoerde lasnaden gekeurd door een erkend keurings- organisme. Van de uitgevoerde lassen dient 25 % steekproefsgewijze radiografisch gekeurd te worden, met een min. van 2 stuks en dit op kosten van de aannemer. Indien een der lassen onaanvaardbare defecten vertonen dienen alle lassen radiografisch gekeurd, en dit op kosten van de aannemer.
De interpretatie van de radiografische clichÈs gebeurt volgens de regels van CODE API 1104, laatste
uitgave.
Toepassing
Het betreft de aansluiting van de nieuw te plaatsen gasketel op een bestaande gasleiding in de stookplaats.
De gasmeter (G25) bevindt zich in de bergruimte gelegen naast de stookplaats.
2.1.1. GASLEIDINGEN - STAAL |VH| M
Meting
meeteenheid: lm volgens diameter
aard van de overeenkomst: Vermoedelijke Hoeveelheid (VH)
Materiaal
De naadloze stalen buizen voldoen aan de voorschriften van NBN A 25-103 (zware reeks tot ND 50) en NBN A 25-104 (normale reeks t/m ND 50) of NBN EN 10208-1. De fittings van smeedbaar gietijzer zijn van het type met versterkte rand en stemmen overeen met NBN E 29-003. De lasfittings bezitten voldoende mechanische weerstand om bestand te zijn tegen de krachten waaraan zij worden onderworpen. Let wel: verzinkte stalen buizen mogen niet worden gelast.
De dichtingen worden bekomen door contact metaal op metaal (vlambooglas, acetyleenlas, schroefdraadverbinding met zelfdichtende draad, conische buitendraad en cilindrische binnendraad, driedelige koppeling met contact metaal op metaal).
Zijn verboden: hardsolderen met koper en/of zilverlegering, persverbinding, schroefdraad met vlas als dichtingsmiddel, verbindingen met lange cilindrische schroefdraad, nippels met cilindrische schroefdraad.
Specificaties
Type: gegalvaniseerd
Nominale diameters: volgens berekeningen
Uitvoering
De studie is ten laste van de aannemer en ter goedkeuring voor te leggen aan de ontwerper. De plannen zullen in 3 exemplaren overhandigd worden.
De plaatsing gebeurt overeenkomstig de voorschriften van STS 62.02.
De pijpen worden loodrecht op de hartlijn van de buis gezaagd of afgesneden met een aangepaste buissnijder tot het bekomen van een nauwkeurig rechte doorsnede.
De buizen met diameter kleiner of gelijk aan ND 40 worden verbonden door schroefverbindingen. Bij schroefdraadverbindingen wordt gebruik gemaakt van een geschikte pasta en speciale afdichtingsmiddelen met uitsluiting van natuurlijke hennepvezels. Verbindingen met lange cilindrische schroefdraad evenals nippels met cilindrische schroefdraad zijn verboden. De buizen met diameter gelijk aan of groter dan ND 50 worden steeds gelast met acetyleen. Bij lasverbindingen wordt bij richtingsveranderingen verplichtend gebruik gemaakt van lasfittingen.
Plaatsing van de leidingen:
Opbouw: De buizen worden bevestigd met beugels van gegalvaniseerd staal, aan de binnenzijde bekleed met een samendrukbaar materiaal. De bouten van de beugels zijn uit messing of cadmiumstaal. De verticale leidingen mogen niet glijden in hun bevestigingen. De maximale afstand tussen de bevestigingen bedraagt: horizontaal 1,50 m en verticaal 2,00 m. Wanneer verschillende leidingen evenwijdig lopen zullen de steunen gegroepeerd worden en gelijnd zijn.
In lokalen met risico op condens moeten verzinkte stalen buizen tegen corrosie beschermd worden. De beugels worden bevestigd met schroef en plug, of op rails in U-vorm van gegalvaniseerd staal bevestigd door minstens twee vijzen en pluggen.
Toepassing
Gasleiding voor gasketel en gasgestookte sanitair warmwater bereider (SWW)
2.2. GASKRANEN
Omschrijving
Het betreft de levering en montage van de nodige stopkranen voor aansluiting van toestellen en/of de afsluitkranen om een deel van de installatie af te sluiten.
Materialen
Het kraanwerk moet voldoen aan de eisen van de plaatselijke gasmaatschappij en de voorschriften bepaald in NBN D 51-003 en NBN EN 331 en zijn van het type RHT. Kwarttoerbediening met ondubbelzinnige aanduiding van open of gesloten stand. Afneembare bedieningssleutels zijn verboden. Alle materialen zijn BGV-gekeurd. Met de hand bediende kogelkranen en plugkranen met gesloten bodem voor gasinstallaties in gebouwen (1998).
Eigenschappen van de kranen:
ze moeten uitgerust zijn met de gepaste (gas)draad;
ze moeten dicht zijn ten overstaan van de omgeving, onafgezien hun stand (open of gesloten); in gesloten toestand mogen zij geen gas doorlaten in de stroomafwaartse leiding;
de gebruikte materialen moeten weerstand bieden aan de mechanische, thermische en chemische omstandigheden waaraan zij bij normaal gebruik kunnen blootgesteld worden.
als ze binnenshuis geplaatst worden, moeten ze aan hoge temperaturen kunnen weerstaan;
de kranen zijn eenvoudig te bedienen (kwarttoer) en zijn zo opgebouwd dat men ondubbelzinnig kan vaststellen of zij open of gesloten zijn.
2.2.1. GASKRANEN ñ AFSLUITKRANEN
Materiaal
De afsluitkranen zijn van het type sferische plugkranen met volle doorlaat met drieledig koppenstuk conform NBN D 51-003. De diameters zijn aangepast aan de gasleiding en debiet van het aangesloten verbruikstoestel.
Uitvoering
Geplaatst zo dicht mogelijk bij het verbruikstoestel en gemakkelijk bereik- en bedienbaar.
Toepassing
Nabij gasketel en SWW-productie.
2.2.2. AFSLUITKRAAN VOOR GAS |FH| ST
Materiaal
Maximale werkdruk (gas): min. 1 bar
Minimale en maximale temperatuur: -10IC tot + 60IC Robuust afsluiterhuis met flenzen PN 16 vanaf DN 65 Gekeurde gaskraan.
Lichaam: messing volgens STS 63.06.42 en EN 29000 en ISO 9000. Handvat: aluminium. Deze kranen zijn van het type bolkraan met constante en gestroomlijnde doorlaat. Ze zijn ver-
vaardigd uit vernikkelde messing en voorzien van een messing bol. Deze afsluiter is voorzien van de nodige hulpstukken, om gemakkelijk gekoppeld te worden op het gasleidingennet.
Uitvoering
Op het lichaam van de kraan is de vloeirichting aangeduid (om te weten of de kraan open of gesloten is).
De kraan is vrij van alle vethoudende smeermiddelen. De kranen zullen altijd minimaal dezelfde leidingdoorgang bezitten als de leiding die ze bedienen.
De afsluiters moeten steeds gekozen worden in functie van de maximum gasdrukken welke op de afsluiters inwerken. De proefdruk van de afsluiters moet steeds gelijk of groter zijn dan twee maal de maximum werkdruk. De afsluiters worden steeds gemonteerd met lasverbindingen.
Toepassing
Nabij gasketel en SWW-productie.
Meetwijze
In de eenheidsprijs zijn begrepen: het plaatsen van het kraanwerk in het leidingennet met inbegrip van alle nodige toebehoren.
Kraanwerk opgenomen in de beschrijving van de toestellen is ook inbegrepen in de prijs van deze toestellen.
2.2.3. GASFILTER |FH| ST
Materiaal
Goede filtratie: < 50 micrometer Maximale werkdruk (gas): min 1 bar
Minimale en maximale temperatuur: -10IC tot + 60IC Robuust filterhuis met flenzen PN 16 vanaf DN 65 Gekeurde gasfilter.
Filterelement (= PP) geschikt voor het gas van de gasleverende maatschappij. Volgens EN 437 en DIN 3386.
Uitvoering
Kan zowel horizontaal of verticaal geplaatst worden.
Toepassing Nabij gasketel Meetwijze
Leveren en plaatsen gasfilter m.i.v. aankoppeling op de gasleiding.
2.2.4. AUTOMATISCHE GASAFSLUITER |FH| ST
2.2.4.1. Elektro-hydraulische gasafsluiter
Materiaal
Snelsluitend (minder dan 1 sec.)
Openingstijd afhankelijke van de diameter (maximaal 25 sec.) spanningsloos zijn de afsluiters gesloten.
Maximum werkdruk 250 mbar Beschermklasse IP 54
Standaard is een zeef ingebouwd Spanning 220 V 50 Hz
Afsluiterhuis in gietijzer met flenzen PN 16 Maximum omgevingstemperatuur: -10I C tot +60I C
Toepassing
Elektrohydraulische gasafsluiter bediend door algemene brandweerbedieningsknoppen en aan het bedieningsbord HVAC en gaslekdetectie wordt geplaatst dichtbij de gasteller. Zie artikel 2.2.5
Meetwijze
Met inbegrip van aankoppeling op het leidingnet en verbinding met gasdetectie en noodstop.
2.2.5. GASLEKDETECTIE |FH| ST
Een gasdetectie wordt voorzien in de stookplaats.
Algemeen
Het gasdetectiesysteem is een autonoom werkend systeem volgens de Europose norm EN50194 voor het opsporen en detecteren van brandbare gassen en speciaal ontwikkeld voor gasdetectie in stookplaatsen, gastellerlokalen of kleinere projecten.
Technische specificaties
a) Gasdetectiecentrale
Het toestel, geschikt voor wandmontage, is opgebouwd uit een kunststof behuizing, voorzien van wartelingangen en een doorschijnende plexideur. Achter de plexideur bevindt zich een aluminium frontpaal met de alarmled’s voor het eerste en tweede alarmniveau per detector.
Naast de led’s is een ruimte voorzien voor de plaatsomschrijving waar de betreffende detector
zich bevindt.
De aanwezigheid van de voedingsspanning wordt aangegeven met een groene led, een storing wordt aangegeven met een gele led.
Elk alarmniveau is afzonderlijk instelbaar en bij het bereiken van het eerste alarmniveau zal de overeenstemmende led oplichten en het daarbij horende relais bekrachtigd worden . Bij het bereiken van het tweede alarmniveau zal de tweede led oplichten, het relais bekrachtigd worden en een akoestisch signaal in werking komen, evenals een uitgangsrelais voor het aansturen van extreme akoestische signalen. De akoestische signalen kunnen gestopt worden met een drukknop “reset”.
De led van het eerste alarmniveau dooft als de gasconcentratie terug onder het ingestelde niveau is gedaald, doch de led van het tweede alarmniveau blijft branden tot manuele reset. In de sensor is een alarmtransmitter 4-20 mA ingebouwd voor het doorsturen van zijn informatie naar de centrale. De microcontroller van de centrale verwerkt deze signalen naar de ingestelde alarmpunten (alarm 1, alarm 2, storing)
Door middel van een RS485-ingang kan het toestel ingesteld worden of de meetwaarden opgevraagd worden.
Technische gegevens
Afmetingen : 184x222x115 mm Voeding : 000 X / 00 Xx
Xxxxxxxxxxx : IP 65
Relais: 4 potentiaalvrije wisselcontacten 230 V /5A Signaalverwerking : microcontroller met A/D omvormer Meetbereik : 0 – 5 Vol % CH4
b) gasdetector
De gasdetector is opgebouwd uit een kastje van gele kunststof en voorzien van montagesteunen voor wand- of plafondbevestiging. Het halfgeleider-meetelement is voorzien van een vlamversperring uit sintermetaal en is beschermd door een zwarte kunststof beschermkap.
De gasdetector wordt met de gasdetectiecentrale verbonden door een kabel met 3 geleiders. De communicatie tussen centrale en meetkop is voorzien met een stroomlus 4-20 mA waarbij 4 mA overeenkomst met 0 Vol % en 20 mA met 5 Vol % CH4
Het nulpunt en de gevoeligheid worden afgesteld in de meetkop.
Technische gegevens
Afmetingen : 82x80x61 mm Voeding : voeding centrale Bescherming : IP65
c) Gemotoriseerde gasafsluiter EÈn in de stookplaats.
In combinatie met het gaslekdetectiesysteem.
De afsluiter wordt in de bestaande gasleiding geplaatst bij het binnenkomen van de stookplaats. Alle noodzakelijke werken en prestaties voor het plaatsen van de afsluiter zijn inbegrepen in deze aanneming.
Op de kraan zijn volgende karakteristieken van toepassing :
- Conform typebestek nr. 105 – art. C7
- De norm NBN E 29 – 317 en 318
- Type kraantoepassingen voor PN10
- Voorzien van 230V – 50Hz gekoppeld aan de detectiecentrale.
d) Bekabeling : Omvat :
- De bekabeling in buis van het verdeelbord naar de gasdetectiecentrale.
- De bekabeling in buis van de centrale voor de detector.
- De kabel in buis naar de gasafsluiter.
Uitvoering
De centrale en detector staan in de stookplaats.
De gemotoriseerde gasafsluiter staat in de stookplaats.
ART.C3. AFVOER VAN VERBRANDINGSPRODUCTEN
3.1. ROOKGASAFVOER
3.1.1 ENKELWANDIGE SCHOUW |VH| M
Materiaal
Het rookkanaal bestaat uit enkelwandige buis in INOX 316 Ti.
Uitvoering
De gasketel wordt in de stookplaats verbonden met de opgaande gemetste schouw die voorzien wordt van een voering.
De inwendige diameter zal bepaald worden door de aannemer.
Dit rookgasafvoersysteem voor condenserende gasketels is uitgerust met buisstukken van maximaal 3 meter lang.
Het systeem is verkrijgbaar in diameters van DN70 tot DN500.
De onderdelen zijn vervaardigd uit roestvaststaal met een wanddikte van 0,6 mm tot en met DN 250 en met een wanddikte van 1 mm vanaf diameter 280 ; de kwaliteit van het staal is AISI 316 Ti of
nr. 1.4404 volgens DIN 17441.
Hiermee voldoet de samenstelling van het staal aan de Belgische norm B 61-001 "Stookafdelingen en schoorstenen".
De tolerantie op de wanddikte is volgens de DIN 59382.
De buizen zijn in de langsrichting gelast, de lasnaden zijn gegarandeerd gas- en waterdicht. Alle stukken worden in elkaar geschoven d.m.v. een insteekverbinding.
De verbinding vormt een overlapping van 40 mm voor de stukken diameter DN70 tot DN150 en een overlapping van 60 mm voor DN180 tot DN500.
Elke verbinding wordt samengehouden d.m.v. een klembeugel, een siliconen dichtingsring zorgt voor een gas- en waterdichte afdichting.
De dichtingsring is bestand tegen zuur condenswater en tegen temperaturen tot 250IC.
De dichtingsring bevindt zich buiten de rookgasstroom, zodat hij niet rechtstreeks blootgesteld is aan de rookgassen en het agressieve condenswater.
De ring is van buitenaf zichtbaar, zo wordt een foutieve plaatsing of het vergeten van de ring vermeden. De V-vormige klembeugel is vervaardigd uit roestvaststaal (DIN 17441 nr. 1.4301 of AISI 316 Ti) en verzekert een stevige en vormvaste verbinding.
De klembeugel sluit d.m.v. een schroef- of snelsluiting.
De klembeugel met schroefsluiting (zeskantschroef) kan gemakkelijk met sleutel (13 mm) en schroevendraaier aangeschroefd worden.
Het systeem is ook zodanig geconcipieerd dat er nooit condenswater kan blijven staan in een lasnaad of een insteekverbinding.
De rechte buisstukken zijn gemakkelijk in de lengte aanpasbaar.
Een buis kan op de gewenste lengte worden afgezaagd. Een verbindingskraag met een breedte van 25 mm wordt over de buis geschoven en een siliconen dichtingsring met een dikte van 10 mm zorgt voor een hermetische afdichting van de verbinding.
Verder is het systeem uitgerust met een uitschuifbaar telescopisch buisstuk dat in lengte aanpasbaar is van 120 mm tot 270 mm.
Het lekdebiet van het kanaal met een proefoverdruk van 1.000 Pa is lager dan 50 l/h.m2. De rookgasafvoerelementen zijn temperatuurbestendig tot 550IC en dit met behoud van de corrosievastheid.
Het systeem is uitgerust met volgende segmentbochten : 90I, 87I, 60I, 45I en 30I. Ook zijn er
segmentbochten van 90I en 87I met een inspectieluik.
Het systeem is geschikt voor het saneren van bestaande bouwkundige kanalen.
Voor het inbouwen in bouwkundige schoorstenen zijn de volgende elementen voorzien : afstandhouders, schachtafdekplaten, buizen met lussen, een steunvoet met een aanpasbare lengte van 640 tot 1000 mm, ... .
Voor de afvoer van condenswater zijn beschikbaar : een condensaatschaal met een condensaatafvoeropening R1/2, een siphon, ... .
Het systeem is T‹V getest en voldoet aan de Duitse norm DIN 4702 Teil 6.
Alle nodige ondersteuningen en bevestigingen worden volgens de richtlijnen van de fabrikant voorzien.
De dakdoorvoering is voorzien van een stormkraag om een waterdichte afsluiting te bekomen. De schoorsteenkop wordt uitgerust met een regenkap.
Boven het dak moet de schoorsteen 1 m vrijstaand uitgevoerd worden.
De ring is van buitenaf zichtbaar, zo wordt een foutieve plaatsing of het vergeten van de ring verme- den.
Toepassing
Schouw in RVS DN150 voor de condensatieketel. Schouw in RVS 100/150 mm voor de gasgestookte boiler.
Meetwijze
Met inbegrip van ketelaansluitstuk, mondstukken voor proeven, trekstabilisator, reinigingsope- ningen, ophangingen of steunen, buisstukken, bochtstukken, verloopstukken, klembanden, centreerbeugels, condensschaal en sifon, verbindingskraag, schachtafwerking en waterdichte dakdoorvoer.
ART.C5. EXPANSIE- EN VEILIGHEIDSSYSTEMEN
5.1. VERWARMING - EXPANSIESYSTEMEN MET VARIABELE DRUK |FH| ST
Omschrijving
De werken omvatten alle leveringen, werken en regelingen voor het gebruiksklaar installeren van een expansievat en bijhorende veiligheidsventielen.
Meting
meeteenheid: per stuk
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Algemeen
Het expansiesysteem voldoet, naast de bepalingen van TB 105, C5 par. 1, aan de volgende voorwaarden:
Materiaal
Expansievat is volledig dichtgelast om voordrukverlies te elimineren. De scheiding tussen het water en het gaskussen gebeurt door een balg in butylrubber (geen schijfmembraan), die de vorm van een peer aanneemt wanneer zij water bevat. Deze balg kan in extreme toestand (geheel gevuld) de vorm van het vat aannemen en rekt daarbij niet meer dan 30%. Elk vat ondergaat een dichtheidsproef in de fabriek.
De minimale doorsnede van de uitloop van de veiligheidsventielen is aangepast aan het vermogen van de installatie.
De regelingsdruk van het veiligheidsventiel wordt bepaald aan de hand van de omvang, aard, vereisten, ... van de verwarmingsinstallatie. De maximale regelingsdruk bedraagt 3 bar. De veiligheidsventielen zijn voorzien van een manometer.
Specificaties
Proefdruk vanuit fabriek: 1,5 x de hoogste dienstdruk met een minimum van 5 bar.
Dimensionering: berekening volgens NBN EN 12828 bijlage D. -> berekeningsnota voor te leggen vóór plaatsing van de toestellen.
Tussen het expansievat en de installatie wordt een voorziening ingebouwd waarmee de voordruk van het vat kan gemeten worden zonder het water van de installatie af te laten (kappenventiel)
Het vat moet vervangbaar zijn zonder de installatie te moeten aflaten (zonder afsluitkraan).
Uitvoering
Het expansievat wordt geïnstalleerd op een goed bereikbare en inspecteerbare plaats in de nabijheid van de verwarmingsketel, op de algemene retourleiding van de installatie en steeds aan de zuigzijde van de circulator. Te gebruiken in combinatie met een door BELGAQUA gekeurd veiligheidsventiel (afsluitkraan, overdrukventiel en terugslagklep zo dicht mogelijk bij het vat en op gelijke hoogte geplaatst en conform het technisch reglement voor water van het SVW.
Tevens zijn inbegrepen de overloopleidingen voor overstortventielen en leeglaten vanaf het toestel tot op de dichtstbijzijnde afvoer.
De aansluiting van het expansiesysteem dient behoudens de voorziene afsluitkraan (in open stand te verzegelen) een aftapkraan te hebben, gelegen tussen het expansievat en die afsluitkraan.
Bij uitvoering zal de aannemer een nauwkeurige dimensionering opmaken, aan de hand van de informatie bekomen naar identificatie van de installatie.
De verbinding tussen expansievat(en) en de installatie wordt uitgevoerd met een flexibele of vaste aansluiting uit roestvrij staal of in overeenstemming met het leidingmateriaal. Alle andere verbindingstypes of -soorten (zoals rubberen leiding met gevlochten mantel) zijn verboden.
5.2. SANITAIR - EXPANSIESYSTEMEN MET VARIABELE DRUK |FH| ST
De toegepaste expansiesystemen beantwoorden aan art. C5 ß 1 .
ART.C6. LEIDINGEN
6.1. VERWARMING / LEIDINGNET ñ ALGEMEEN
Materiaal
Stalen leidingen conform typebestek 105.
Verzonken leidingen uit staal worden niet toegelaten.
Uitvoering
Het samenvoegen van de leidingen moet door lassen gebeuren. Alle aftakkingen moeten tangentieel aangelegd worden.
Art. C6, ß 6.3 ; min. helling 3 mm/m is niet van toepassing. De ontluchting dient zoveel mogelijk te
gebeuren via de kolommen.
Speciale aandacht dient besteed te worden aan de ophanging der leidingen. Het systeem van ophanging dat rekening moet houden met de vrije uitzetting der leidingen zal aan het Bestuur voor uitvoering ter goedkeuring voorgelegd worden.
De aandacht van de inschrijvers wordt gevestigd op het feit dat de akoestische isolatie tussen pijpen en hulzen of beugels onberispelijk moet zijn, verwezenlijkt door middel van onbrandbare elementen.
Ophangingen met al dan niet geperforeerd geplastificeerd bandijzer zijn niet toegelaten.
De plannen en de berekeningen van de steunstukken en vaste punten moeten voor uitvoering ter goedkeuring voorgelegd worden aan het Bestuur.
Alle te gebruiken stalen onderdelen voor steun- en ophangstukken dienen, zonder uitzondering, gegalvaniseerd of gemetalliseerd te zijn op basis van 600 gr zink per m2 ontwikkelde oppervlakte na voorafgaandelijk ontvetten of zandstralen.
Alle eventuele schade aangebracht aan de uitrusting van het gebouw te wijten aan het loskomen van gelijk welke ophanging of steun om reden van een al of niet verzorgde uitvoering ervan, zal ten laste
gelegd worden van de aannemer, zelfs indien de steun of ophangstukken vooraf door het Bestuur werden goedgekeurd.
In alle openingen bestemd voor dwarse doorvoer van leidingen zijn vooraf de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het afscheuren van bezetting te vermijden, waaronder het plaatsen van doorvoerhulzen uit geribde slang.
Indien een waterdichte uitvoering wordt vereist worden de hulzen gemaakt uit dikwandig PVC.
Op de buitenzijde van de PVC-hulzen wordt een laagje roofing met steenslag gesmolten om het vasthechten in muren en plafonds te waarborgen.
Het is ten strengste verboden gelijk welke vasthechtingsstukken met plaaster in muren en zolderingen vast te hechten of vasthechtingen te voorzien in de waterdichte bepleistering van kelders.
Bij het doorboren van vloerplaten en draagbalken wordt de aandacht van de installateur gevestigd op het feit dat de juiste plaats en afmetingen der openingen moeten bepaald worden in akkoord en overleg met de ingenieur van stabiliteit. Hiervoor zijn alleen diamantkroonboren toegelaten.
Onmiddellijk na de ketel(s) wordt op de vertrekleiding een toestel voor ontluchting geplaatst dat toelaat alle ontwikkelde gassen en lucht uit de installatie te verwijderen zonder manuele tussen- komst.
Indien de installatie meerdere kringen omvat zal elke kring voorzien worden van een kenplaatje waarop de bestemming wordt vermeld.
Op alle lage punten worden leeglaatkranen aangebracht en de hoge punten worden voorzien van ontluchtingspotten van minstens 2dmi inhoud per pot voorzien van spuileiding DN15 en purgeerkraantje, zelfs indien zij niet op de plans of schema’s voorkomen. Deze purgeerkranen moeten gemakkelijk bereikbaar opgesteld worden. Automatische ontluchters zijn verboden.
Er wordt uitdrukkelijk vermeld dat het onder druk stellen van de leidingen moet geschieden per gedeelte van het gebouw, om werken van afwerking ervan niet te vertragen. Opstoppingen, handarbeid, enz moeten begrepen zijn in de prijs.
Onmiddellijk na het uitvoeren van elke proef dient een verslag opgemaakt te worden door de aannemer, welke ondertekend wordt door de bevoegde personen, die de proef hebben bijgewoond.
6.1. VERWARMING / LEIDINGNET & TOEBEHOREN |FH| M
Omschrijving
Het betreft de levering, plaatsing en aansluitingen aan het bestaand warmtedistributienet, met inbegrip van alle toebehoren (bochten, T-stukken, aftakkingen, verbindingen, beugels, collectoren, Ö) en de vereiste drukproeven, met uitzondering van het kraanwerk.
Materialen
De onderdelen, buizen en hulpstukken maken deel uit van ÈÈn systeem en vormen bij de verwerking ÈÈn geheel. Zij worden geleverd door dezelfde fabrikant en/of verenigbare handelsmerken, zoals aanbevolen door de buizenfabrikant.
Alle buizen zijn over hun lengte gemerkt (merk/materiaal, norm, diameter, wanddikte, fabricagedatum, Ö)
De keuze inzake materialen heeft tot gevolg dat de aannemer de volledige verantwoordelijkheid draagt voor het tracÈ en bevestigingen inzake de vormveranderingen die tot stand kunnen komen in de leidingen tengevolge van de temperatuursverschillen.
Vermenging van stalen en koperen buizen in een kring moet worden vermeden. Koperen buizen mogen zich enkel stroomafwaarts bevinden van stalen buizen.
Uitvoering
LeidingtracÈ
Het tracÈ van de leidingen is aangegeven op de plannen, maar kan tijdens de werken kleine wijzingen ondergaan. In zoverre deze wijzigingen geen wezenlijke meerlengten met zich meebrengen, worden zij uitgevoerd zonder recht op enig supplement
Ingewerkte of achteraf onbereikbare koppelingen zijn verboden (ook al is deze mogelijkheid voorzien in de technische goedkeuring).
Er wordt rekening gehouden met voldoende uitzettingsmogelijkheden voor de leidingen. Lokale spanningen (o.a. bij zettingsvoegen,Ö) worden opgevangen d.m.v. aangepaste doorvoermoffen.
De treksterkte van gerealiseerde verbindingen moet minstens even groot zijn als die van de buis.
Waar vereist moet bij het plaatsen van de leidingen en beugels de nodige ruimte voorzien worden voor een doorlopende thermische isolatie.
Behoudens bij roestvaste (kunststof-)materialen, worden alle leidingen en toebehoren voorzien van twee corrosiewerende verflagen (van verschillende kleur). Prijs inbegrepen in het leidingnet.
De gehele installatie wordt grondig gespoeld voor ingebruikname.
Voor het aanbrengen van de leidingen wordt rekening gehouden met eventueel andere aanwezige technieken als sanitaire leidingen, elektra, ventilatie,Ö
Bij de dimensionering van de leidingen wordt uitgegaan van volgende richtwaarden inzake diameter
/ stromingssnelheid:
Leidingdiameter | Maximale watersnelheid / drukverlies |
≤ DN 20 | 0,4 m/s |
> DN 20 | 120 Pa/m (aanbevolen 100 Pa/m) |
DN 20 < Ö ≤ DN 100 | 1 m/s |
DN 100 < Ö ≤ DN 150 | 1,5 m/s |
> DN 150 | 2 m/s |
Primaire collector | 0,3 m/s |
Sleuven - Doorvoeren
Het aantal boringen, kapwerken en sleufwerken tot een minimum beperkt blijven. Bij het uitzagen en boren van openingen, sleuven en doorgangen moet voorzichtig tewerk worden gegaan, teneinde nutteloze beschadigingen aan aangrenzende constructie-onderdelen te vermijden. Er wordt uitsluitend gebruik gemaakt van aangepast, trillingsarm gereedschap d.m.v. een roterende beweging (zagen, frezen, slijpen, boren, Ö).
Doorboringen in betonplaten zullen steeds uitgevoerd worden met een gekoelde diamantboor. Daarbij wordt erop toegezien geen wapeningen van het beton bloot te leggen of te beschadigen.
De sleuven in gemetste muren hebben een aangepaste sectie, zonder hun stabiliteit in gevaar te brengen. Het inwerken van leidingen in wanden met een dikte van minder dan 9 cm, in systeemwanden of in holle ruimtes van samengestelde wanden is verboden.
Doorvoeren worden zo voorzien dat muur- of vloerzettingen de buis niet kunnen belasten. Bij een muur- of vloerdoorgang wordt dienaangaande steeds een aangepaste beschermhuls (doorvoermof) rond de leidingen geplaatst, waarin de buis vrij kan bewegen. De hulzen zullen 1 cm door de afgewerkte muren steken, 2 cm uit afgewerkte plafonds en 3 cm door de bovenzijde van de afgewerkte vloeren.
Na het plaatsen van de leidingen moet de installateur de sleuven en doorgangen opnieuw dichten (geluidsdicht afgewerkt, door het aanbrengen van een vulstof), rekening houdend de voorziene
oppervlakteafwerking van de omgevende wand en de eventuele bijzondere eisen inzake brandveiligheid.
Bij elke doorgang van een leiding door een eventueel aanwezige brandcompartimentering (vloer of muur) wordt, overeenkomstig de norm NBN 713-020, gebruik gemaakt van dubbelwandige branddovende doorgangshulzen. De tussenruimte is voorzien van een chemisch product dat, bij brand, de eigenschap heeft in elkaar te vloeien en de doorvoeropening dicht te smelten. Attesten dienen voorgelegd te worden bij de monsterkeuring.
Akoestische voorzorgen
Een goede contact- en/of luchtgeluidsisolatie is qua resultaat sterk afhankelijk van de uitvoering. Ieder rechtstreeks contact tussen de bevestigingsmiddelen en de leidingen (metaal op metaal), alsook tussen de leidingen en wanden of vloeren moet worden vermeden, om hinder veroorzaakt door wrijving van de buizen in de beugels of tegen het gebouw, als gevolg van uitzetting of inkrimping, te voorkomen. Om geluidsoverdracht in het gebouw tegen te gaan zal de installateur de nodige voorzieningen treffen, zoals de ruimte tussen doorvoerkokers en buizen opvullen met een aangepaste isolatiestof, de steunbeugels aan de binnenzijde voorzien van een samengedrukte isolatielaag. De gebruikte trillingsisolerende stoffen moeten zelfdovend en rotvrij zijn.
Keuring
Alle leidingen en hun verbindingen zijn blijvend waterdicht bij de vooropgestelde bedrijfsdruk en - temperatuur. Het CV-leidingnet zal uitgetest worden op haar waterdichtheid volgens NBN D 11-101: Drukproef in koude toestand van de leidingen (verplicht uit te voeren op elke installatie): de installatie wordt gedurende minstens 2 uur aan een waterdruk onderworpen van 4,5 bar (minimaal 1,5 maal de hoogste bedrijfsdruk, met een maximum van 6 bar), en mag daarbij geen enkel lek vertonen (geen drukval).
Hydraulische proef uit te voeren terwijl de leidingen nog volledig zichtbaar en toegankelijk zijn (d.w.z. geen anticorrosiebanden, geen bekleding, geen dekvloer). De installateur stelt het personeel en het materiaal voor het uitvoeren van de proeven ter beschikking. De prijs is opgenomen in onderstaande artikels tenzij anders vermeld in het bijzonder bestek. Proefattesten af te leveren aan het Bestuur.
Toepassing
Stookplaats. CV-leidingen
Meetwijze
Met inbegrip van hulpstukken, hulzen, anti-corrosieve banden, ophang- en bevestigingsmiddelen; ondersteuning, middelen voor opname van uitzetting en trillingen, akoestische isolatie en vasthechtingen.
6.2. AANVOERLEIDINGEN
6.2.1. AANVOERLEIDINGEN & TOEBEHOREN - BUIZEN / KOPER |VH| M
Materiaal
Het betreft sanitaire toevoerleidingen uit roodkoper. De buizen zijn over hun volledig lengte gemerkt
: norm (EN 1057), nominale afmetingen (buitendiameter x wanddikte), merk en fabricagedatum.
Referentienormen
NBN X 00-000 - Xxxxxxxxxxxxx en koppelstukken - Koperen pijpen voor leidingen in gebouwen (1994) |
NBN EN 1057 - Koper en koperlegeringen - Naadloze, koperen buizen voor gas- en waterleidingen in sanitaire en verwarmingstoepassingen (1996) |
NBN EN 1254 - Koper en koperlegeringen - Hulpstukken - Deel 1-5 (1998) |
NBN EN 12449 - Koper en koperlegeringen - Naadloze, ronde buizen voor algemene toepassingen (1999) |
TV 154 - Aanbevelingen voor het gebruik koperen buizen voor de distributie van sanitair koud en warm water (WTCB 1984) |
Specificaties
Overeenkomstig het toepassingsgebied wordt gebruik gemaakt van
halfharde roodkoperen buizen, met inwendige oppervlaktebehandeling tegen corrosie, bestemd voor plaatsing in opbouw, met inbegrip van de fittings en de bevestigingsbeugels.
Zij zijn leverbaar in lengtes van 3 en 5m.
Waar mogelijk worden ze gegroepeerd in leidingkokers of opgelegd in schalen. In onverwarmde lokalen en op plaatsen met vorstgevaar worden de buizen (elk afzonderlijk) geïsoleerd met inbegrip van de koppelstukken en beugels.
Het gebruik van voorgeïsoleerde buizen wordt aanbevolen.
De beugels zijn uit koper, koperlegering of kunststof.
Bij gebruik van verkoperd staal, zamak of een ander metaal is een isolatie tussen de beugel en de buis vereist.
Nominale diameters : overeenkomstig de vereiste debieten volgens studie door de aannemer Toelaatbare bedrijfstemperatuur : tot 100IC.
Volgende standaardmaten en wanddikten worden gerespecteerd bij gebruik van koperen buizen :
Tussenafstanden voor de beugels volgens onderstaande tabel :
Roodkoperen buizen | ||||
Buitendiameter | Wanddikte | Volume | Gewicht | Afstand beugels |
mm (1) | mm | liter/m | kg/m | m |
6 | 1 | 0,013 | 0,140 | 0,8 |
8 | 1 | 0,028 | 0,196 | 0,9 |
10 | 1 | 0,050 | 0,252 | 1,0 |
12 | 1 | 0,079 | 0,308 | 1,1 |
15 | 1 | 0,133 | 0,391 | 1,2 |
18 | 1 | 0,201 | 0,475 | 1,3 |
22 | 1 | 0,314 | 0,587 | 1,4 |
28 | 1,5 | 0,491 | 1,110 | 1,7 |
35 | 1,5 | 0,804 | 1,700 | 1,8 |
42 | 1,5 | 1,195 | 2,208 | 1,9 |
54 | 2 | 2,041 | 2,910 | 2,2 |
(1) Buizen tot diameters 22 zijn beschikbaar als zachte buis.
Uitvoering
De buisdiameters worden zodanig gekozen dat de circulatiesnelheid van het water beperkt blijft tot 1,5 m/s.
De buizen worden haaks gezaagd met een metaalzaag of gesneden met een aangepaste buissnijder, vervormingen worden vermeden. De buizen worden zorgvuldig ontbraamd
Verbindingen gebeuren door mechanische (pers-)koppelstukken uit te voeren met een speciale persmachine, ofwel door zachtsolderen (temperatuur < 450IC) met tin-koper of tot diameter 22 met tin-zilver met gebruik van vloeimiddel of (vertinnings-)pasta volgens de voorschriften van de leverancier. Bij klemkoppelingen is het gebruik van steunhulzen aangeraden.
Er wordt bij de uitvoering rekening gehouden met de uitzetting van het materiaal. De uitzetting voor koperen buizen bedraagt (volgens tabel 5 van TV 154) :
0,5 mm / m voor koudwaterleiding 1,4 mm / m voor warmwaterleiding
Wanneer men werkt met buizen van grote lengten, en grote uitzettingen van de buizen mogelijk zijn, zal men deze opvangen met dilatatielussen of axiale compensatoren (TV 154 (WTCB)).
Alle doorvoeringen door muren en vloeren zullen uitgevoerd worden met moffen, waarin de buis vrij kan bewegen.
Aanvullende uitvoeringsvoorschriften
Leidingisolatie : ter voorkoming van condensvorming op koudwaterleidingen en warmteverliezen van warmwaterleidingen dienen alle ingewerkte leidingen en opbouwleidingen in niet verwarmde ruimten geïsoleerd te worden met een zelfdovende en dampdichte buisisolatie.
Toepassing
Stookplaats Sanitaire leidingen
Meetwijze
meeteenheid: per lm
meetcode: netto lengte van de leidingen. De toebehoren worden niet gemeten en zijn inbegrepen in de eenheidsprijs.
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
ART.C7. INSTALLATIEONDERDELEN-KRAANWERK
Omschrijving
Het betreft de levering en plaatsing van alle bijkomend benodigde installatieonderdelen noodzakelijk voor een bedrijfsklare werking van de verwarmingsinstallatie.
Materialen
Temperatuursbestendigheid minimaal 115IC of volgens specifieke eisen van de toepassing. Alle belangrijke onderdelen van de installatie kunnen verwijderd worden voor herstelling of vervanging zonder het water van de installatie af te laten.
7.1. INSTALLATIEONDERDELEN ñ AFLAATKRANEN |FH| ST
Omschrijving
Het betreft aflaatkranen te voorzien op alle lage punten zoals toestellen, radiatoren, leidingen, Ö om
een volledige aflaat van het water uit de installatie toe te laten.
Meting
meeteenheid: per stuk
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal
Plugkranen uit warm geperste messing met afneembare sleutel. Afschroefbaar aansluitstuk met buitenschroefdraad voor darmbevestiging met sleutel, dop en ketting.
Toepassing
Op alle lage punten
7.2. INSTALLATIEONDERDELEN - AFSLUITKRANEN |FH| ST
Meting
meeteenheid: per stuk volgens type
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal
Kogel-, sferische plugkranen of bolkranen bediend door een hendel uit verzinkt staal volgens NBN D 30-007 - Centrale verwarming, ventilatie en luchtbehandeling - Gemeenschappelijke eisen voor alle systemen - Kranen (1991). De installatiekranen zijn voorzien van soepele dichtingen, het geheel weerstaat aan een temperatuur van 110 IC en een bedrijfsdruk van 6 bar.
Specificaties
De doorlaat van de kraan is gelijk aan de nominale diameter van de aangesloten leiding. Behuizing: messing / brons
Kleppen: messing / chroomstaal / brons Regelkarakteristieken: voor te leggen
Vlinderkranen: handbediend met (vergrendelbare) hefboom
Toepassing
Kogel-, sferische plugkranen of bolkranen: afsluitkranen CV t.e.m. DN50 Vlinderkranen: afsluitkranen CV vanaf DN65
7.3. INSTALLATIEONDERDELEN - REGELKRANEN |FH| ST
Materiaal
Xxx. werktemperatuur van -20IC. Xxx. werktemperatuur van 120 IC.
Spindelafdichtingen: Kegel met O-ringen van EPDM. Zittingafdichtingen: Kegel met O-ringen van EPDM. Handwiel: Polyamide
De afsluiters zijn vervaardigd uit een ontzinkingsbestendige legering.
Uitvoering
Waar nauwkeurig hydraulisch evenwicht moet bereikt worden, zullen kranen geplaatst worden, met gekende curve tussen debiet en drukverlies en aansluitmogelijkheid voor een differentieel manometer. De ingeregelde stand is rechtstreeks afleesbaar.
Deze kranen kunnen regelen, afsluiten, hebben een aflaatkraantje en meetnippels. De regelkraan is min. van het type PN 16. De ingeregelde stand kan vastgezet worden. Verder kunnen deze regelkranen als afsluiter gebruikt worden, zonder dat de ingeregelde stand gewijzigd wordt, zodat deze in zijn oorspronkelijke positie kan terug geplaatst worden. Een verslag van afregeling is bij de voorlopige oplevering in te dienen en dit per regelkraan voor de ganse installatie.
Flensverbinding vanaf DN 65.
Toepassing Regelkranen CV Meetwijze
Met inbegrip van selectie, inbouw in leidingnet en afregeling
7.4. INSTALLATIEONDERDELEN - MEMBRAANAFSLUITER VOOR SANITAIRE TOEPASSINGEN |FH| ST
Materiaal
Kranen en kleppen:
De toegepaste toestellen (kranen, reduceerkleppen, verdeelkranen, ...) dienen te voldoen aan ÈÈn van
volgende eisen:
voldoen aan categorie II van de Belgische norm NBN SOI-403 d.w.z. 20 < Lc > 25 dB(A).
ofwel voldoen aan de eisen van de Duitse norm DIN 4109 (Teil 5) en de norm DIN 52218 en 52219 waarbij het genormaliseerde geluidsdrukniveau LAG < 20 dB(A) voor een druk van 0,3 MPA (3 bar) aan de ingang.
EÈn van beide attesten moet kunnen geleverd worden door de fabrikant van de desgewenste toestellen.
Het lichaam bestaat uit 2 delen, namelijk het huis en de afdekkap, met ertussen een soepel membraan. De spindel is gescheiden van de vloeistof door het membraan. Gestroomlijnd huis. Zichtbare open stand. De doorlaat van de kraan is gelijk aan de nominale diameter van de pijp waarop deze gemonteerd is.
Alle materialen moeten aangepast zijn aan toepassing in drinkwaterleidingen. De gebruikte types moeten verplicht door de watermaatschappij goedgekeurd zijn.
De constructie van het huis is zodanig dat in de open stand een minimale drukval in de leidingen veroorzaakt wordt. Openen en sluiten moet steeds geleidelijk gebeuren.
Lichaam | - huis - afdekkap | : brons : brons |
Spindel | : staal | |
Membraan | : EPDM | |
Handwiel | : ABS t.e.m. DN50 : staal vanaf DN65 | |
Werkdruk | : 16 bar tot DN50 : 10 bar tot DN150 | |
Werktemperatuur | : 100IC bij DN10 |
Deze aanduidingen zijn te beschouwen als minimumeisen. De installateur is gehouden een attest voor te leggen van een erkend organisme, die de minimumeisen waarborgt, evenals een attest van herkomst, geleverd door de fabrikant. Boven diameter DN 80 dient de bedieningsas gelagerd en voorzien van smeernippel. Alle kraanwerk dient voorzien van een leesbare aanduidingsplaat met functieaanduiding.
Uitvoering
De verbinding der afsluiters op het leidingennet waarin deze zijn in te bouwen gebeurt d.m.v. draadverbinding t.e.m. DN 80, met flens vanaf DN 90.
Toepassing
Afsluitkranen sanitair koud- en warmwater
Meetwijze
Met inbegrip van inbouw in leiding.
7.5. INSTALLATIEONDERDELEN ñ VLOTTERONTLUCHTER |FH| ST
Omschrijving
De installatie wordt voorzien van een vlotterontluchter. De werken omvatten alle werken en leveringen voor het gebruiksklaar installeren van de ontluchter, inclusief alle toebehoren.
Meting
meeteenheid: per stuk
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal
Een luchtkussen beschermt het ventiel tegen vervuiling. Voorzien van een aansluitventiel waarbij de ontluchter kan vervangen worden zonder waterverlies.
Specificaties
Behuizing: messing of brons Maximale druk: 10 bar Maximale temperatuur: 120IC
Uitvoering
De ontluchter wordt geplaatst volgens de voorschriften van de technische studie en van de fabrikant, op die plaatsen in de installatie waar zich lucht verzamelt (bv. op het hoogste punt van de installatie, nabij de verwarmingsketel, ...).
7.6. INSTALLATIEONDERDELEN - RADIATORVENTIELEN
7.6.1. THERMOSTATISCH ANTI-VANDALISME REGELELEMENT |FH| ST
Materiaal
Volgende kenmerken wijken af van de algemene kenmerken van de radiatorkraan en thermostatisch regelelement:
Traploze instelling m.b.v. speciale schroevendraaier zonder demontage van de beschermkop Regelbereik van 8 tot 26IC
Hysteresis: 0,3 K
Bestand tegen een buigbelasting van min. 1000N
De thermostatische kop is zo uitgevoerd dat ze beschermd is tegen eventuele schade, ontregeling en diefstal.
De kraan is geschikt voor traploze instelling d.m.v. een speciale schroevendraaier zonder demontage van de beschermkop.
Toepassing
Op alle radiatoren met uitzondering van deze in het lokaal waar de kamerthermostaat is opgesteld.
Meetwijze
Met inbegrip van plaatsing.
7.6.2. INSTALLATIEONDERDELEN - MICROBELLENAFSCHEIDER |FH| ST
Materiaal
materiaal: huis uit staal vanaf aansluitdiameter DN 50 huis uit messing tot en met aansluitdiameter DN 40
- werkdruk tot 10 bar temperatuurbereik van 0IC tot 110 IC
geschikt voor watersnelheden tot 1 m/s - drukval max 10 kPa.
- Aansluiting: flens vanaf DN 50 lasaansluiting vanaf DN 50 draadaansluiting tot en met DN 40
vanaf DN 50 is boven het huis een kraan aangebracht voor het verwijderen van drijvend vuil en afvoeren van lucht tijdens vullen van installatie
isolatiemantel van minimum 5 cm dikte, lambda max. 0,04 W/mK - CFK vrij, afwerking met Al mantel 0,8 mm dikte
inbegrepen bevestigingsmiddelen voor gemakkelijke montage
Uitvoering
Het toestel bestaat uit een verticaal naar boven gericht huis. De kern is gevuld met een actief vullichaam of vulelementen welke de microscopische kleine gasbellen vrijmaken door wervelende bewegingen welke verschillen in snelheid en druk bepalen. De vrijgemaakte en verzamelde lucht- en microbellen worden afgevoerd naar een bovenliggende luchtkamer. De luchtkamer is uitgerust met een mechanisme en ontluchtingsventiel dat de uit het water afgescheiden lucht naar buiten toe afvoert en het luchtvolume automatisch regelt en constant houdt.
In verwarmingsinstallaties is de microbellen luchtafscheider geschikt tot statische hoogte van 15 m, in ijswaterinstallaties tot 5m.
De microbellenafscheider is een luchtafscheider geschikt voor totale ontluchting van verwarmings- en koelinstallaties.
Het toestel verwijdert microbellen en lucht opgelost in het water, waardoor het water absorptief wordt zodanig dat een volledige en blijvende ontluchting bestaat. De plaatsing gebeurt volgens de richtlijnen van de fabrikant.
Toepassing
Centrale luchtafscheiding CV-installatie
Meetwijze
Met inbegrip van plaatsings- en vasthechtingsmiddelen, isolatie en toebehoren.
7.6.3. INSTALLATIEONDERDELEN - KAPPENVENTIEL |FH| ST
Materiaal
Het kappenventiel is vervaardigd uit messing en heeft twee aansluitingen 3/4" of 1" Bi en een aflaat / ontluchtingskraantje.
Uitvoering
Een kappenventiel wordt gemonteerd in de expansieleiding (expansievat).
D.m.v. een plastiek kapje, draad en loodje kan de instelling (open stand) van het ventiel verzegeld worden.
De maximale werkdruk en temperatuur bedragen respectievelijk 10 bar en 130IC.
De verbinding tussen expansievat en kappenventiel mag niet in flexibele rubberen leiding worden uitgevoerd, maar in volledig flexibele inox leiding.
Toepassing
Afsluiten van de expansievaten. (SWW en CV-installatie).
Meetwijze
Met inbegrip van plaatsing.
7.7. INSTALLATIEONDERDELEN ñ BIJVULLING INSTALLATIE
7.7.1. VERBINDING VAN INSTALLATIE MET STADSWATER |FH| ST
Materiaal
Vulset volgens XX0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx met controleerbare lagedrukzone Schroefaansluiting
Maximum bedrijfsdruk: 10 bar Maximum vloeistoftemperatuur 65IC Toepasbaarheid: drinkwater
Druknamepunten: stroomopwaarts, tussenkamer en stroomafwaarts. BELGAQUA gecertificeerd Alle rubberdelen zijn goedgekeurd voor gebruik in drinkwaterinstallaties.
Lichaam en deksel uit brons
De drijfstang van de keerkleppen, de zitting van de spuiklep en de veren zijn vervaardigd uit RVS. Fexibele verbinding in roestvrij staal.
Uitvoering
Dit werk omvat:
een membraanafsluitkraan DN 15 alle leidingen in composiet DN 20 een filter, gemakkelijk demonteerbaar
isolatie met soepele slangen uit kunststof: 13 mm een onderbreker met controleerbare verschildrukzone een membraanafsluitkraan DN 15
De bijvulling dient steeds conform de eisen van de watermaatschappij uitgevoerd te worden. De aannemer zal op zijn kosten alle aanpassingen dienen te doen, die gevraagd worden door de watermaatschappij.
Toepassing
Bijvulling CV-installatie en SWW
ART.C8. INSTALLATIEONDERDELEN ñ CIRCULATOR
8.1. INSTALLATIEONDERDELEN ñ CIRCULATOR
Omschrijving
Op de verwarmingskring wordt een aangepaste circulator geïnstalleerd. De werken omvatten alle leveringen en plaatsingen voor het gebruiksklaar installeren van de circulator, inclusief alle toebehoren.
Algemeen
Elke pomp is voorzien van koppelflenzen teneinde het loskoppelen te vergemakkelijken.
De manometrische opvoerhoogte van de pompen is door de aannemer te bepalen voor bestelling op basis van de werkelijke weerstanden van de aangewende materialen (kraanwerk, enz...) en van de leidingweerstand. De berekening dient voorgelegd te worden aan het Bestuur.
Voor veroudering van de installatie wordt bovendien een toeslag van 15 % op de opvoerhoogte voorzien. De motorbeveiliging is geïntegreerd. Er zijn potentiaal vrije contacten aanwezig voor stoormelding, signaallampen, edgl.
Voorafgaandelijk aan de uitvoering dient de aannemer in een gedetailleerde nota, de circulatie- pompen aan het Bestuur ter goedkeuring voor te leggen met aanduiding per aggregaat van:
merk en type
debiet en manometrische opvoerhoogte
de karakteristieke curve met aanduiding van werkingspunt vermogen(s) en toerental(len) van de motoren
aard van de materialen der pomp (huis, as, schoepen, enz...)
respectievelijke rendementen van xxxx en motor met selectie op het beste rendement volgens de rendementscurve
Pompen op glycol watercircuits dienen gedimensioneerd te worden met correctie voor percentage glycol op debiet en opvoerhoogte.
Volgende onderdelen maken steeds deel uit van de pompinstallatie: motor en pomplichaam
verbindingskegel met de leidingen
2 aftakkingen met kraan voor de koppeling van een differentiaal manometer
2 manometers, de ene op de aanzuigkant en de andere op de perskant voor de circulatoren met een elektrisch vermogen groter dan 1 kW
flenzen, tegenflenzen, dichtingsringen, bouten
Alle pompen en circulatoren van onderhavig dossier dienen van ÈÈnzelfde merk te zijn. In geval van wijziging of uitbreiding van een bestaande installatie, dient het bestaande merk te worden gebuikt, tenzij anders wordt overeengekomen met de bouwheer.
Meting
meeteenheid: per stuk
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal
De circulatiepompen zijn van het geruisarm centrifugaal type, voorzien van een driefasige motor met maximum toerental: 2.900 t/min, zonder voetstuk noch pakkingsbus en zonder smering, of met mechanische dichting, rechtstreeks in het leidingennet geplaatst, (inbouwcirculatorpomp).
De omlooppompen zijn van het type centrifugaal circulatiemotorpompgroep voorzien van een driefasige motor met maximaal toerental: 2.900 t/min.
De omlooppompen worden opgesteld op een sokkel en hebben mechanische dichtingen.
De pompen voor sanitair warm water hebben een lichaam uit RVS of brons en zijn geschikt voor gebruik in drinkwaterleidingen
De pomp is van messing en van het type met rechtstreekse doorlaat. De delen van de pomp die in contact staan met water zijn vervaardigd uit metaal dat niet corrodeert door contact met zuur of basisch water.
De toestellen zijn van een solide bouw, zonder pakkingsbus, vergen noch smering noch onderhoud en garanderen een geruisloze en trillingsvrije werking. Smering van pomp en motor worden verzekerd door het circulatiewater.
De aannemer zal een circulator aanbieden welke beantwoordt aan de debieten en waarvan de opvoerhoogte aangepast is aan de installatie (o.m. rekening houdend met de aanwezigheid van thermostatische kranen).
De circulator wordt zo gekozen dat zijn werkingspunt zich in de zone van maximaal rendement bevindt.
Referentienormen
NBN D 30-008 - Centrale verwarming, ventilatie en luchtbehandeling - Gemeenschappelijke eisen voor alle systemen - Pompen en circulatoren (1995)
NBN C 00-000-00 - Veiligheid van de toestellen voor elektro-huishoudelijk en aanverwant gebruik - Deel 2: Bijzondere regels voor vaste circulatiepompen voor verwarmings- en watervoorzieningsinstallaties (1993)
Specificaties
Opvoerhoogte (Pa) te berekenen. Berekeningen voor te leggen. Uitgerust met zelfregelend debiet
Aanvullende specificaties
Het sturingsprogramma van de CV dient een regeling te omvatten waardoor de pomp, gedurende de zomerperiode, minimum 1 maal per week gedurende een korte periode in werking wordt gesteld.
Uitvoering
De uitvoering gebeurt volgens de voorschriften van de technische studie en volgens de voorschriften van de fabrikant. De circulatiepomp wordt geïnstalleerd op een goed bereikbare en inspecteerbare plaats in de nabijheid van de verwarmingsketel, bij het begin van elke verwarmingskring.
De circulator moet dusdanig aangebracht zijn dat ze gemakkelijk kunnen afgenomen worden zonder dat hierbij de ganse installatie moet worden geledigd. Teneinde de pompen te kunnen afsluiten en gemakkelijk te kunnen verwijderen, worden ze geplaatst tussen afsluitkranen.
De pompen worden overeenkomstig de geldende normen inzake elektrische installaties verbonden met de aardelektrode. De elektrische verbindingsdozen bevinden zich niet op het onderste gedeelte van de circulatiepomp.
Het debiet van de circulator wordt in situ ingesteld om aan het berekend nominaal debiet te werken. Dit debiet mag niet ingeregeld worden door een regelklep.
Keuring
De toestellen zijn in de fabriek onderworpen aan een hydraulische proef van 1,5 maal de dienstdruk doch met een minimum van 6 kg/cm2.
8.1.1. CIRCULATIEPOMP ZONDER FREQUENTIEREGELING |FH| ST
Uitvoering
Bij meertoerige circulatoren zal de selectie op de middelste snelheid gebeuren. Technische kenmerken:
beschermingsklasse: IP54
isolatieklasse: F
spanning: ÈÈnfasig 230 V / 50 Hz - driefasig 400 V / 50 Hz
Toepassing
Circulatiepomp verwarmingsbatterij-luchtgroep.
Meetwijze
Met inbegrip van inbouw in het leidingnet.
8.1.2. CIRCULATIEPOMP MET FREQUENTIEREGELING |FH| ST
Uitvoering
De circulatoren worden uitgerust met een processorgestuurde frequentie-omvormer voor traploze snelheidsregeling op de circulator aangebouwd op basis van een traploze drukverschilregeling. De motorbeveiliging is geïntegreerd. Er zijn potentiaalvrije contacten aanwezig voor storingsmelding, signaallampen, edgl.
Alle gegevens zijn opvraagbaar op het voorziene en geïnstalleerde toestel.
Mogelijkheden zijn verder: externe aan/uit sturing, omschakeling minimum toerental. Opvraagbare info: drukverschil, capaciteit, stroomverbruik, vermogen, bedrijfstijd, laatste storing.
Wijziging uitlezingen: bedrijfstoestand, pomptype, tijd, datum, schakeltijden, storingsmelding, bedrijfsmelding.
Technische kenmerken:
traploze snelheidsregeling beschermingsklasse: IP54 isolatieklasse: F
spanning: ÈÈnfasig 230 V / 50 Hz - driefasig 400 V / 50 Hz
Toepassing
Frequentiegestuurde circulatiepompen CV
Meetwijze
Met inbegrip van inbouw in het leidingnet en frequentieregelaar.
ART.C10. VERWARMINGS- EN KOELINGSLICHAMEN
Algemeen
Radiatoren: regime warm water 75/65IC
Batterij: regime warm water (na) verwarmingsbatterij 70/50IC
10.1. RADIATOREN
Bestaande radiatoren blijven behouden en worden voorzien van thermostatische kranen met ingebouwde voeler.
10.2. VERWARMINGSBATTERIJ
10.1. Algemeen
Materiaal
Frame: staal verzinkt Pijpmateriaal: koperen buizen Lamellen: aluminium
Medium: warm water
Uitvoering
Met inbegrip van geïsoleerde dubbelwandige omkasting, overgangsstukken voor aansluiting
luchtkanalen en bevestigingsmiddelen.
De batterijen hebben dezelfde uitvoering voorzien in de luchtbehandelingskasten, zie artikel 12, indien de beschikbare hoogte dit toelaat en in functie van de coˆrdinatie met de overige technieken.
Karakteristieken verwarmingsbatterij
Vermogen: | 180 | kW | |
Luchtdebiet: | 16.000 | mi/h | |
Temp in / rv: | -10,0 / 90,0 | IC/% | |
Temp uit / rv: | 22,0 / 8,8 | IC/% | |
Warmwaterregime: | 70/50 | IC |
ART.C12. LUCHTBEHANDELINGSKASTEN
12.0. Algemeen
Art. C l 2 van het typebestek 105 is van toepassing mits onderstaande aanvullingen en/of wijzi- gingen.
De goedgekeurde proefattesten volgens typebestek 105/90 en de hier vermelde aanvullingen zijn voor uitvoering af te leveren. De CE-conformiteitsattesten zijn eveneens af te leveren.
Errata op art. C12: Luchtbehandelingskasten
Art. C12 van het typebestek 105 wordt als volgt verbeterd:
- blz. II/C12.10/2. voorlaatste lijn: STS 08.82.05.
- blz. II/C12.10/3. punt 1.2.1.1 tweede zin:
Voor het geval van kritische inplanting ligt bovendien in de overgangsfase de grens 5 dB lager.
- blz. II/C12.10/6. punt 2.1.2 tweede lijn: DIN 4150 T2 uitgave 1975.
12.1. LUCHTGROEP VOOR BINNENOPSTELLING |GP|
Algemeen
De dichtheid tussen de omkastingen wordt verzekerd door dichtingsrubbers. De omkasting is verstevigd met gelakte (minimum dikte 50 micron) profielen die een stevige structuur geven aan het geheel. Alle delen in aanraking met de buitenlucht zijn in RVS conform Art C.40 van TB 105/1990.
Uitvoering
De luchtbehandelingskasten zijn opgebouwd uit dubbelwandige sandwichpanelen vervaardigd uit verzinkte staalplaat. Deze sandwichpanelen worden samengebouwd door middel van in de wand liggende bouten en moeren welke, aan de buitenzijde van de groep, afgedekt worden met isolatiemateriaal en klemafdek-profielen. Deze afdekprofielen worden op regelmatige plaatsen en op de hoeken vastgezet met kunststofpasstukken (verzonken schroefverbindingen).
Eventuele verstevigingsprofielen voor hoge onder of overdrukken worden eveneens in de wanden verwerkt.
Verstevigingsprofielen binnen in de groep, welke het gebint van de groep uitmaken en plaatselijk de netto sectie van de luchtgroep verkleinen, dienen volledig vermeden te worden. Het vastschroeven van de dubbelwandige panelen langs de binnenzijde van de kast tegen dergelijke gebinten is niet toegelaten.
De dubbelwandige constructie die op deze wijze wordt verkregen is zowel binnen als buiten volledig glad en vrij van koude bruggen.
De minimum wanddikte van de gebruikte sandwichpanelen bedraagt 30 mm voor luchtdebieten tot ongeveer 25.000 m3/h. De gebruikte isolatie in de dubbelwandige panelen is onbrandbaar, klasse A1 volgens DIN 4102,en heeft een minimum dichtheid van 90 kg/m3.
De 30 mm panelen hebben een isolatiewaarde van minimum 0,80 W/mY.K en minimum een totale
geluidsdempingswaarde van 40 dB(A).
De 50 mm panelen hebben een isolatiewaarde van minimum
0,57 W/mY.K en minimum een totale geluidsdempingswaarde van 50 dB(A).
De ganse luchtgroep kan in ÈÈn of in meerdere delen gebouwd worden, deze delen kunnen modulair
worden samengebouwd met plaatselijk in het paneel liggende aantrek- uitlijnmechanismen Al deze
elementen zijn standaard, rondom voorzien van een geïntegreerd en verzinkt ondersteuningsframe
met een minimum hoogte van 60 mm (70mm voor 50 mm panelen).
De luchtbehandelingskasten zijn standaard uitgerust met soepele verbindingen welke voorzien zijn van aansluitflenzen (30 mm) waarop de kanalen worden aangesloten.
Bij secties welke uitgerust zijn met meerdere luchtkleppen (2 of 3), bevinden deze kleppen zich standaard in de luchtgroep zodanig dat in de fabriek gemonteerde verbindingsstangen en de servomotorsteunen in geperforeerde plaat, voor de bediening van deze register, zich eveneens inwendig in de kast bevinden.
Geïsoleerd opgestelde inbouwdelen zoals motor-ventilator en soepele verbindingen worden met de kastwand verbonden met een geel-groene geleider als equipotentiaalbrug.
De maximum toegelaten luchtsnelheid door de netto sectie van de luchtgroep bedraagt 2,5 m/sec. Uitwendig wordt door middel van transparant klevers de functie per sectie verduidelijkt.
De ventilatoren zijn voorzien van transportschoenen ter beveiliging tijdens het transport. Luchtkleppen voor mengsecties.
De kleppen zijn van het type met meervoudige contraroterende klepbladen.
Zij zijn aërodynamisch geprofileerd, vervaardigd uit verzinkt staal en worden aangedreven via aan beide kanten aangebrachte antistatische kunststoftandwielen, welke zich binnen het montagekader bevinden op glijlagers en zijn verbonden met een aandrijfhendel voor servomotorbediening. Op deze plaats wordt een geperforeerde steunplaat voorzien voor de montage van een
servomotor. De kleppen liggen in de mengkast en zijn zodanig gemonteerd en onderling gekoppeld zodat de servomotor in deze mengkamer kan geplaatst worden. Een bedieningsdeur van minimum 550 mm breedte moet voorzien worden voor onderhoud en controle van de jalousiekleppen met zijn aandrijving.
Mechanische classificatie volgens prEN 1886
De mechanische classificatie van de omkasting van de luchtbehandelingskast volgens prEN1886 (10/2005) is gegeven in onderstaande tabel. Deze klasse worden in dit bijzonder bestek standaard gebruikt, uitgezonderd indien expliciet anders vermeld.
Klasse | |
Mechanische sterkte van omkasting (EN 1886, 4) | D2 |
Lekverlies omkasting -400 Pa (EN1886, 5.1.1) | A |
Lekverlies omkasting +700 Pa (EN 1886, 5.1.2) | A |
Totaal lekverlies volgens filter (EN 1886, 6) | F9 |
Thermische transmissie (EN1886, 7.2.1) | T3 |
Thermische koudebrugfactor (EN1886, 7.2.2) | TB2 |
De certificaten voor de mechanische classificatie van de luchtbehandelingskast dienen voor uitvoering ingediend te worden.
Omkasting
De volgende materialen worden minimaal gebruikt voor de dubbelwandige omkasting:
De eerste sectie van de luchtname en mengsectie tot en met het filterelement wordt inwendig
Materiaal | Minimale dikte (mm) | |
Binnenkant | Galva met epoxycoating (1) | |
Buitenkant | Galva met epoxycoating (1) | 1 |
Isolatie | Minerale wol | 50 |
(1) de galvanisatie gebeurt op de 2 vlakken en bedraagt 280 gr Zn/m2 en is overeenstemmend met art.
06.16 van het typebestek 104 van 1963.
afgewerkt met een VS-plaat. Hierbij gaat speciale aandacht naar de waterdichte uitvoering van de onderste inwendige voegen tussen de panelen. De totale U-waarde bedraagt maximaal 0,57 W7m2K en de geluiddemping van de omkasting zelf is minimaal 50 dB(A).
Toegankelijkheid
Alle delen en toegangen naar de diverse elementen gebeuren door middel van ruim gedimensi- oneerde toegangsluiken of scharnierende deuren. Deze toegangsluiken en deuren zijn dubbelwandig, volledig geïsoleerd en voorzien van in het deurraam liggende kwartdraai snelsluitingen, bediening met vierkant steeksleutel.
Alle leidingaansluitingen, toegangsluiken en -deuren bevinden zich aan dezelfde kant. De vrije ruimte rondom de luchtbehandelingskast is volgens de leverancier van de luchtgroep en bedraagt minimaal de breedte van de luchtbehandelingskast aan de kant van de toegangsluiken.
Dimensionering
De omkastingen zijn zodanig gedimensioneerd dat de snelheid over de batterijen maximum 3 m/s bedraagt bij de ventilatiegroep.
Afwerking
De ventilatiekasten worden gemonteerd op dubbele geluiddempende sokkels met stalen hoek-profiel. De luchtgroep zal inwendig perfect glad worden afgewerkt. De buitenplaat wordt gelakt.
12.1.1. Kleppen, meng- en luchtsectie
EN 13053 6.5 en 6.6 zijn van toepassing. Lekdichtheid kleppen
De lekdichtheid van de kleppen is volgens EN 1751. De toegelaten maximale lekdichtheid over de kleppen is in functie van de toepassing (Annex C):
Klasse | |
Klep met afsluitfunctie | 0 |
Klep zonder afsluitfunctie | B |
Mengefficiëntie mengsectie
De mengefficiëntie van de mengsectie is volgens EN 13053:
Klasse | |
Totale mengefficiëntie, % | B |
Laagste lokale mengefficiëntie, % | B |
Uitvoering kleppen
De kleppen bestaan uit meerdere contra roterende lamellen waarvan de assen in kogellagers of gladde lagers uit nylon draaien. De kleppen hebben een aërodynamische vorm en zijn vervaardigd uit gegalvaniseerde staalplaat materiaal. De bediening van buitenaf gebeurt met stangen. De overbrenging van de klep tot klep is met tandwiel-tandwiel (antistatische kunststoftandwielen). Een standaanduiding is aan te brengen en ze sluiten volledig hermetisch af.
Bij een mengsectie dient de onderlinge stand tussen de kleppen te kunnen bijgesteld worden. De bediening van de twee kleppen dient gelijkertijd te gebeuren met behulp van een servomotor.
De kleppen en de servomotor bevinden zich inwendig in de mengkamer.
Daar deze sectie in rechtstreeks contact is met de aangezogen buitenlucht wordt de inwendige bodemplaat in RVS 1.4301 uitgevoerd.
12.1.2. Filtersectie
Algemeen
De luchtfilters beantwoorden aan de voorschriften van art. 16 van typebestek 105 van 1990 en de in huidig bestek gegeven aanvullingen en/of wijzigingen. Bij het in bedrijf nemen van de installatie, wordt de groep standaard uitgerust met een filter efficiëntieklasse G 3 als opstartfilter, dienend voor
het reinigen van de installatie na montage van deze. Bij deze filters wordt geen reserveset bijgeleverd. Nadien worden de filters aangebracht van de filterefficiëntie klasse F 5 volgens EN779 uitgezonderd wanneer expliciet anders vermeld, met 1 reserveset.
De bodemplaat onder de filters is standaard uitgevoerd in RVS.
Uitvoering zakkenfilters
Voor luchtbehandelingskasten worden steeds zakkenfilters gebruikt, geen paneelfilters. De zakkenfilter dienen aan draadstangen of een kader opgehangen teneinde doorzakken van de filter bij niet-gebruik van de groep te voorkomen. De doorgangluchtsnelheid door de zakkenfilter zal max.
0,15 m/s bedragen. Er worden standaard afmetingen gebruikt voor filterkaders (610 x 610 mm, 305 x 610 mm, 610 x 910 mm en 305 x 910 mm) en de eigenlijke filters (592 x 592 mm, 287 x 592 mm, 592 x 892 mm en 287 x 892 mm). De sectie van de luchtgroep is hierop exact afgestemd. De filters zijn vlot te verkrijgen in de handel.
Toegankelijkheid
De dubbelwandige geïsoleerde filtersectie is voorzien van een afneembaar toezichtsluik waardoor de filterelementen gemakkelijk te vervangen zijn.
Filtervervuiling
Over iedere filtersectie wordt een differentiaal manometer geplaatst, welke een aflezing ter plaatse toelaat en een controlelamp laat oplichten wanneer het maximum drukverschil overschreden is. De aansluiting en aflezing via GBS is te voorzien.
12.1.3. Batterijsectie
Algemeen
De voorwaarden gesteld onder Art. C10 ß 3 zijn van toepassing.
Uitvoering
Deze sectie bevat een warmtewisselaar welke vervaardigd is uit koperen buizen met opgeperste gegolfde aluminium lamellen met epoxy behandeling. Deze batterijen zijn uitgerust met collectoren uit koper en voorzien van stalen aansluitstukken met buitendraad. De doorvoeringen door de kastwand van deze aansluitstukken worden lucht- en waterdicht afgewerkt door middel van EPDM rubberen dichtingshulzen.
Elke verwarmingsbatterij wordt getest te worden in de fabriek, door middel van lucht of gas, op een druk van 16 kg/cm2 minimum.
Aan de buitenkant van de sectie wordt aangeduid hoe de batterij moet worden aangesloten (water in
-
water uit).
De batterij is gemakkelijk uittrekbaar zonder demontage van bodem en het dak. De batterij is voorzien van ontluchters en aflaatkraantjes.
Dimensionering
Het waterregime is 70/50 IC voor verwarming.
Vorstbeveiliging
Via een capillair op de verwarmingsbatterij wordt een vorstgrens vastgesteld.
12.1.4. Ventilatorsectie
Algemeen
De ventilator voldoet aan Art. C l3 Ventilatoren.
Dimensionering
De ventilator wordt bepaald in functie van het debiet, rendement en totale opvoerhoogte. EN 13053
6.2 is van toepassing.
Technische documentatie
Bij de uitvoering is de aannemer gehouden een volledige technische fiche voor te leggen van de ventilator, evenals de grafische voorstelling van de karakteristieken. Het Bestuur behoudt zich het recht voor een nieuwe selectie op te eisen van de ventilator, indien de gevraagde prestaties niet
behaald worden met het voorgelegde materiaal, en dit zonder dat de aannemer recht heeft op een prijswijziging van zijn offerte.
12.1.5. Vorstbeveiliging
Algemeen
Om het invriezen van een batterij te voorkomen, wordt aan de lucht uittrede zijde van de batterij een vorstbeveiligingsthermostaat aangebracht, die is afgesteld op 5IC. Deze thermostaat is meestal voorzien van een 6 meter of 2 meter lang capillair dat parallel aan de pijpen van de batterij wordt aangebracht. Als de temperatuur van het capillair over een totale lengte van 30 cm (b.v. 15 stukjes van elk 20cm) lager is dan de ingestelde waarde van 5IC dan schakelt de vorstbeveiligingsthermostaat de installatie uit.
Hierdoor kan het voorkomen dat de installatie onnodig wordt uitgeschakeld.
Uitvoering
Regeltechnische schakeling bij aanspreken van de vorstbeveiligingsthermostaat:
- sluiten van de buitenluchtaanzuiging,
- openen van de mengklep
- ventilator stop
- opstartbeveiliging voorzien wanneer buitentemperatuur lager ligt dan de ingestelde vorstgrens, door de regelafsluiter van de verwarmingsbatterij te openen, na een instelbare tijdvertraging wordt de ventilator gestart .
- storingsmelding
ART.C13. VENTILATOREN
Algemeen
De ventilator is van het centrifugale type met dubbele aanzuiging en riemoverbrenging, hij is vervaardigd uit stevige verzinkte staalplaat.
De centrifugale ventilator heeft achterwaarts gebogen schoepen met inachtname van een max. rendement en min. dynamische druk van de ventilator, evenals een minimum opgeslorpt vermogen bij de aandrijfmotor.
De maximum draaisnelheid van de ventilator bedraagt 2.500 tr/min. Elke aandrijving bestaat uit minstens twee riemen.
Het schoepenwiel van de ventilator is volledig uitgebalanceerd en draait op zelfuitlijnende lagers voor het leven gesmeerd. De levensduur van de toegepaste lagers bedraagt minstens 20000 uur. De transmissie voldoet aan de algemene reglementering voor arbeidsbescherming (ARAB) en de CE-norm en wordt dus voorzien van riemafschermingen.
Het geheel van ventilator en motor wordt op een gemeenschappelijk langs frame opgesteld. Dit gemeen- schappelijk frame wordt opgesteld op drukbelaste rubberen trillingsdempers en wel zodanig dat het geheel zijdelings uitschuifbaar blijft.
De opstelling van de motor laat toe deze eenvoudig te positioneren in twee richtingen, zodat de aandrijving juist kan uitgelijnd en gespannen worden.
Standaard worden motoren ingezet met volgende kenmerken : IP54/B3 isolatieklasse F/1500 t/min met wikkelingsbeveiliging dmv thermistoren. De ventilatormond wordt door middel van een flexibele verbinding met de kastwand verbonden en is tevens voorzien van een kanaalaansluitflens.
De ventilatorsecties worden uitgevoerd met minstens ÈÈn deur over gans de sectie voor de kleinere groepen en met dubbele deuren voor grote kasten. Het geheel motor-ventilator en zijn aandrijving zijn zo onmiddellijk toegankelijk voor onderhoud en nazicht.
Het gemeenschappelijk frame met motor en ventilator wordt verbonden t.o.v. de ganse sectie door middel van een geel-groene geleider als equipotentiaalbrug.
De vrije ruimte tussen wand en ventilatoraanzuigopening is minstens gelijk aan de helft van de diameter van de ventilatorturbine en dit langs beide kanten.
Het ventilatortoerental wordt beperkt tot maximum 75% van het maximum toegelaten toerental.
De trillingsdempers van het geheel motor-ventilator worden voorzien van transportschoenen ter bescher- ming tijdens het transport.
De overbrenging geschiedt door middel van n+1 getande V-riemen bepaald in functie van de optredende trekkracht. Bij de uitvoering wordt een set n+1 reserveriemen geleverd.
Motor
De motor is geschikt voor de in de beschrijving der werken gekozen ventilator en aandrijving. De motor- ventilatorgroep is statisch en dynamisch uitgebalanceerd volgens DIN ISO 1940 -Klasse Q: 2,5 bij nominaal toerental.
De motoruitvoering is IP 54, isolatieklasse F, voorzien van ingebouwde PTC voelers. De nodige attesten dienen hiervoor bij de materiaalvoorstelling voorgelegd te worden. De motor dient voorzien te zijn van de nodige vermogensreserve en heeft een max. toerental van 1.500 tr/min.
De ventilatorturbine evenals de aanstroomconus zijn vervaardigd uit staal en na constructie gecoat tegen roestvorming. De aanstroomconus is met de scheidingsplaat of kastwand verbonden door middel van een soepele mouw.
Montage
De ventilator en de motor worden gemonteerd op een gelakt frame. Het geheel wordt aangebracht op trillingsdempers en bevestigd in een caisson. De ventilator wordt voorzien van een afzonderlijke werkschakelaar.
Rendementen
De rendementen van de ventilator zelf, het rendement van de overbrenging tussen de motorventilator en het rendement van de motor zijn minimaal volgens TB 105 Art.C13 ß1. De motorefficiëntieklasse van de elektromotor bedraagt EFF2.
ART.C14. LUCHTKANALEN
Algemeen
Toepassing en verwerking volgens T.B. 105 Art. C 14.
De afmetingen van de kanalen dienen te worden afgestemd op de vereiste debieten. Luchtdichtheid volgens CEN klasse B (EN 1886)
Het drukverlies in rechte kanaaldelen zal niet hoger zijn dan 2 Pa/m.
Een staal van alle materialen samen met het voorgestelde uitvoeringsschema van het kanalennet, wordt vóór uitvoering ter goedkeuring voorgelegd.
Er wordt getracht zoveel mogelijk ronde kanalen te gebruiken.
Omschrijving
Het betreft de levering, plaatsing en bedrijfsklare aansluiting van alle luchtkanalen ter vervanging van het bestaande luchtkanaalnetwerk. De kanalen zijn bestemd voor de aanvoer van verwarmde ventilatielucht, binnen het voorziene ventilatiesysteem, met inbegrip van de nodige hulpstukken en bevestigingsmiddelen, indien nodig het maken van alle openingen en afdichtingen tussen bouwkundige constructie en kanaal, e.d. Gezien het luchtkanaalnetwerk in een verlaagd plafond is gelegen dient het wegnemen en het verwijderen van de werf van het bestaand plafond en het leveren en plaatsen van een nieuw systeemplafond te worden voorzien in dezelfde aanneming - zie art.39.
Uitvoering
TracÈ
De ventilatiekanalen worden geplaatst in het verlaagd plafond van gang, personeelslokaal en berging.
De situering van de luchtroosters en het leidingtracÈ blijft behouden. De montage gebeurt zoveel mogelijk volgens rechte lijnen.
De kanalen dienen een aangepaste ophanging te krijgen, in overeenstemming met de respectievelijke kanaaldiameters en structuur waaraan de bevestiging gebeurt, voor wat betreft afmetingen, sterkte en uitvoering. Alle ophangingen welke zouden loskomen, worden door de aannemer vervangen. Zij zijn bij voorkeur van een gemakkelijk demonteerbaar type. Alle gebruikte steun en ophangstukken, stangen, beugels, hulzen, ... zijn uit gegalvaniseerd, gemetalliseerd of roestvast staal.
Er wordt rekening gehouden met het opvangen van mogelijke trillingen die zouden kunnen worden overgedragen op de constructie. Dienaangaande worden tussen de kanaalwanden en de ophanging,
over de gehele lengte van het dragend gedeelte van de beugel, een trillingisolerende stof aangebracht.
Bij uitwendig te isoleren kanalen worden ter plaatse van de ophangconstructie de nodige voorzieningen getroffen, m.b.t. de dikte van de aan te brengen isolatie. De sectie wordt dusdanig voorzien dat het geheel dampwerend kan worden afgewerkt.
Alle gebeurlijke inbouwwerken en doorgangen door wanden, vloeren en plafonds zijn ten laste van de installateur en gebeuren volgens de regels der kunst. Doorboringen in zichtelementen worden zorgvuldig met diamantgereedschap uitgeslepen of geboord. De openingen zijn niet groter dan noodzakelijk. Bij iedere doorgang moeten de luchtkanalen omwonden worden met PVC-folie.
Desgevallend dienen brandwerende doorgangen te worden voorzien en zal een aangepast dichtingssysteem ter goedkeuring worden voorgelegd. Ter locatie van dilatatievoegen dienen de kanalen verbonden te worden d.m.v. een flexibele aansluiting van aangepaste lengte.
Op regelmatige plaatsen worden inspectie- en reinigingsopeningen voorzien, bestaande uit ingewerkte toegangsluiken, die hermetisch kunnen afgedicht worden. Deze luiken zijn inbegrepen in de prijs van de kanalen.
Elk toe- of afvoerkanaal wordt voorzien van een inrichting welke een constant debiet handhaaft.
De opgegeven secties moeten gerespecteerd worden. Elke afwijking moet voorafgaand door de werfleiding worden goedgekeurd.
Geen enkel deel van de kanalen mag in aanraking zijn met metselwerk, beton of een ander metaal.
Steeds dienen stroken rubber, vilt of dergelijke voorzien te worden op de contactpunten. Op de plaats van de doorgangen met metselwerk of betonwanden worden de kokers vooraf geschilderd met twee lagen verf formule F.
Zuiverheid - Reinigen
Het transport van luchtkanalen dient op een verantwoorde wijze plaats te vinden, zodanig dat vervuiling wordt voorkomen. Het verdient aanbeveling voor transport van ronde hulpstukken gebruik te maken van verpakkingsmiddelen.
De opslag dient op een droge ondergrond te geschieden. De kanalen moeten tegen extreme weersinvloeden en vervuiling beschermd worden.
Tijdens het bewerken van de kanalen voor de montage is het noodzakelijk dat verontreinigingen in en aan het kanaal worden verwijderd, alvorens de kanalen op hun positie worden gebracht.
Tijdens de montage van de kanalen dient er nauwlettend op worden gelet dat ëlosse’ vervuiling,
zoals stof, zand en dergelijke uit de kanalen worden verwijderd.
Koppelstukken - Dichtheid
Alle kanaal-elementen en alle hulpstukken zoals bochten, nippels, aftakstukken, enz., worden luchtdicht aangesloten d.m.v. dubbele EPDM, neopreen of rubberen manchetten en/of dichtingsringen of krimpmoffen, zodat demontage mogelijk blijft evenals hermontage met hetzelfde materiaal. Alle kanaalelementen, koppelstukken en hulpstukken zijn volledig op elkaar afgestemd en afkomstig van dezelfde leverancier.
Alle sectie-overgangen gebeuren op aërodynamisch verantwoorde wijze, behoudens deze bedoeld zijn om redenen van akoestische absorptie.
Aansluitingen op verluchtingsmonden en aansluitdozen mogen uitgevoerd worden in soepele verbindingen, in zoverre de lengte minder dan 100 cm bedraagt. Deze soepele verbinding is inbegrepen in de prijs van het aangesloten element.
Keuring
Debietsmeting volgens NBN E 17-001 Dichtheidsproeven
14.1. LUCHTKANALEN - RECHTHOEKIG / METAAL |VH| M
Meting
meeteenheid: per lm
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal
Metalen ventilatiekanalen met rechthoekige sectie beantwoordend aan NBN EN 1505 - Ventilatie van gebouwen - Dunwandige metalen luchtleidingen en verbindingsstukken met rechthoekige doorsnede - Afmetingen (1998). De langsnaden worden in een felsverbinding van het type Pittsburgh, Snaplock of analoog type uitgevoerd. De verbindingstechniek moet ter goedkeuring voorgelegd worden aan de ontwerper.
Specificaties
Plaatdikte : afhankelijk van de kanaalafmetingen en het aantal ondersteuningen; galvanisatie : minimaal Z 275 g/m2
Afmetingen : door aannemer bepaald en volgens bouwfysische omstandigheden
Koppel- en hulpstukken : uit hetzelfde materiaal als de kanalen met een gelijkaardige behandeling. Koppelingen : verbindingsprofiel met dichtingskit, aangepaste dichtingsbanden met gesloten celstructuur of kits en clips, schuiflijsten of klemmen.
Toepassing
Luchtkanaalnet verwarming sportzaal
14.2. LUCHTKANALEN ñ ROND / METALEN |VH| M
Meting
meeteenheid: per lm
meetcode : in functie van type en doormeter
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal
Metalen ventilatiekanalen met ronde sectie beantwoordend aan EN 1506 “Ventilatie van gebouwen - Dunwandige metalen luchtleidingen en verbindingsstukken met ronde doorsnede”. De langsnaden worden in een felsverbinding van het type Pittsburgh, Snaplock of analoog type uitgevoerd. De verbindingstechniek moet ter goedkeuring voorgelegd worden aan de ontwerper.
Geen enkel deel van de kanalen mag in aanraking zijn met metselwerk, beton of een ander metaal.
Steeds dienen stroken rubber, vilt of dergelijke voorzien te worden op de contactpunten. Op de plaats van de doorgangen met metselwerk of betonwanden worden de kokers vooraf geschilderd met twee lagen verf formule F.
Ronde kanalen worden gedragen door aluminium spanringen. Deze worden door middel van elektrolytisch verzinkte draadstangen aan de ruwbouwstructuur bevestigd.
Specificaties
Plaatdikte : afhankelijk van de kanaalafmetingen en het aantal ondersteuningen; galvanisatie : minimaal Z 275 g/m2
Diameter : door de aannemer bepaald
Koppel- en hulpstukken : uit hetzelfde materiaal als de kanalen met een gelijkaardige behandeling. De verbindingtechniek moet ter goedkeuring voorgelegd worden aan de ontwerper.
Koppelingen : met dubbele dichtingsringen (rubber, EPDM,Ö) of koudkrimpmof;
14.3. LUCHTKANALEN - FLEXIBELE KANALEN |VH|M
Omschrijving
Het betreft buigzame ventilatiekanalen of slangen, hoofdzakelijk gebruikt als verbinding tussen aan- of afvoermonden en stijve kanalen.
Meting
meeteenheid : lm
meetcode : in functie van type en doormeter
aard van de overeenkomst : Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal & Uitvoering
Overeenkomstig EN 13180 - Ventilatie in gebouwen - Luchtkanalen - Afmetingen en mechanische eisen voor flexibele kanalen (2001).
De flexibele kanalen weerstaan aan een druk van minstens 0000 Xx en zijn geschikt voor luchtsnelheden tot 30 m/s. Een ongeïsoleerde slang is voorzien van een al of niet verdekt liggende stalen spiraal. De spiraal kan voorzien zijn van een coating.
Een thermisch geïsoleerde slang heeft een binnenslang zoals onder ongeïsoleerde slang omschreven. De slang is omwikkeld met thermisch isolerend materiaal zoals minerale wol. Om de isolatie is een buitenmantel aangebracht van versterkt aluminium polyesterlaminaat, eventueel voorzien van een stalen spiraal.
Een akoestisch isolerende slang bestaat uit een spiraalversterkte binnenslang van glasvezelgaas of van polyester versterkt aluminium, omwikkeld met een akoestisch materiaal zoals glaswol of steenwol. Om de isolatie is een buitenmantel aangebracht van versterkt aluminium laminaat of kunststoffolie, eventueel voorzien van een stalen spiraal. Tussen de binnenslang en de isolatie wordt een folielaag aangebracht die voorkomt dat deeltjes van de isolatie in het kanaal komen.
Lengte
Montage
De flexibele slangen worden meestal geleverd in gecomprimeerde uitvoering. De slang dient uitgetrokken te worden voor gebruik. Na uittrekken van de slang, mag de lengte niet meer dan 3% korter zijn dan de door de leverancier opgegeven nominale lengte.
De slang wordt volledig uitgetrokken; een niet volledig uitgetrokken slang leidt tot onnodig veel drukverlies. Er wordt nooit meer slang gebruikt dan absoluut nodig is, tenzij bij berekening hiermee rekening is gehouden. Er wordt gestreefd naar minimaal 0,5 tot maximaal 1 meter slang te gebruiken. Indien een grotere lengte moet worden toegepast, dient de slang te worden gebeugeld zodat de maximale doorzakking van de slang, tussen twee bevestigingspunten, niet meer bedraagt dan 50 mm (in het midden gemeten).
Bij de montage worden beschadigingen aan de slang vermeden. Beschadigde binnenslangen worden direct vervangen. Bij kleine beschadigingen aan de buitenmantel worden deze afgewerkt met aluminium tape.
De onderlinge afstand tussen twee ophangpunten kan variëren tussen 1 en 2 meter. Deze maat is afhankelijk van het type slang dat wordt toegepast. Een slang is over het algemeen zeer flexibel en kan vrij eenvoudig worden vervormd. Door vervorming vermindert de inwendige diameter en wordt het drukverlies vergroot. Bij beugeling (door middel van bijvoorbeeld geperforeerd band) mag de slang niet in diameter verkleinen. De slang wordt minimaal over de halve omtrek ombeugeld.
Bochten moeten zo ruim mogelijk genomen worden. Dubbele bochten (U-bochten) worden vermeden.
Specificaties
Samenstelling : uit aluminiumband (volgens NBN EN 573 - Aluminium en aluminiumlegeringen - Chemische samenstelling en vorm van geknede producten). De verbinding in het spiraalgewikkelde band wordt uitgevoerd in een fels, waarbij voldoende stijfheid en luchtdichtheid worden verkregen.
Brandklasse : M1
Doormeter : aangepast aan de aangesloten ventilatiemond.
Toepassing
Koppeling van ventilatiemonden aan stijve kanalen.
14.4. LUCHTKANALEN - OPHANGING & BEVESTIGING
Omschrijving
De luchtkanalen en de tussengebouwde componenten worden zodanig bevestigd of opgehangen dat de kanaaldelen met hun componenten een stabiel en strak geheel vormen. De bepalingen uit het Handboek Ventibel zijn van toepassing.
Meting
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM) Inbegrepen in de prijs van de kanalen en/of toebehoren
Materiaal & Uitvoering
Ophangconstructies & Consoles
Alle materialen die voor bevestiging tegen een bouwkundige constructie worden toegepast, zijn verzinkt of tenminste met een zinkverf afgewerkt. Ze bezitten een zodanige sterkte dat het totale gewicht van de luchtkanalen, inclusief de geïntegreerde componenten, door draadstangen naar de bouwkundige ophangpunten (dak) wordt overgebracht. Bij de vaststelling van de maximaal toelaatbare lengte van de draadstangen wordt de vereiste stabiliteit in ogenschouw genomen.
Toepassing
Alle ventilatiekanalen en toebehorende componenten.
ART.C15. EIND- EN TUSSENGESCHAKELDE EENHEDEN VAN LUCHTKANAAL- NETTEN
Algemeen
Art. C15 van het typebestek 105/90 is van toepassing, mits volgende aanvullende en/of wijzigende bepalingen.
Omschrijving
Het betreft alle vereiste toebehoren welke in het kanalensysteem dienen te worden voorzien zijn met het oog op regeling, meting, hulpfuncties, brandbeveiliging, akoestiek, Ö
15.1. BINNEN IN HET GEBOUW GEPLAATSTE BLAAS- EN AFVOERMONDEN
Algemeen
Behoudens andersluidende specificaties zijn alle binnen geplaatste roosters vervaardigd uit geanodiseerd aluminium. (minimum dikte anodisatielaag 20 micron)
De roosters moeten altijd van buitenuit kunnen afgenomen worden, teneinde de kokers toegankelijk te maken.
Alle luchtmonden voor mechanische ventilatie worden voorzien van een debietregelingsklep of speciale deflecteren voor initiële regeling van het luchtdebiet.
Alvorens de roosters te plaatsen moeten alle nodige inlichtingen ingewonnen worden voor het maken van openingen in wand- en plafondconstructies, of het aanpassen ervan, teneinde een bedrijfsklare toestand te bekomen.
De kosten voor het plaatsen van de roosters, steunijzers, het maken en afwerken van de daartoe nodige openingen, steunijzers, enz... moeten in de prijs begrepen zijn.
Het wijzigen van de inplanting van de roosters (binnen een straal van 150 cm) zal geen aanleiding geven tot verrekening noch in min noch in meer.
De kleurkeuze van het frontrooster door het Bestuur zal in geen geval aanleiding geven tot een meerprijs.
15.1.1. ROOSTERS VOOR INBOUW IN WAND
15.1.1.1. LUCHTROOSTER VOOR AFVOER MET HORIZONTALE, VASTSTAANDE FRONTLAMELLEN |FH| ST
Materiaal
Aluminium, frontroosters van aluminiumprofielen, oppervlak geanodiseerd, in kleur te bepalen door het Bestuur.
Achterliggende accessoires van geprofileerde resp. gezette staalplaat, het oppervlak is gefosfateerd en
d.m.v. een elektrodompelbad zwart gelakt (RAL 9005) en gemoffeld, bestand tegen hoge vochtigheidssituaties volgens DIN 50-017, waarbij na 100 u geen verandering optreedt.
Uitvoering
Luchtrooster geschikt voor afvoer voor inbouw in de wand of in het plafond. Het rooster bestaat uit een omlopende flens van 25 tot 30 mm breed. De flenzen zijn in verstek afgekort en naadloos aan elkaar verbonden met een rondom lopende afdichting. Het rooster heeft horizontaal gemonteerde, vaststaande frontlamellen. De montage geschiedt met verdekte schroefbevestiging. Het rooster is voorzien van een hoeveelheidsregelaar met contraroterende lamellen gekoppeld, via de frontzijde verstelbaar. Voorzien van een aansluitplenum.
Bestaand traliewerk, mazen 20 x 20 mm, vast gemonteerd op het rooster wordt herbruikt.
Toepassing
Ter vervanging van het bestaand afvoerrooster.
Meetwijze
Met inbegrip van plaatsings- en vasthechtingsmiddelen, dichtingen, aanpassingen aan het plafond of de wand, aansluitcaisson en toebehoren voor debietregeling
15.1.1.2. LUCHTROOSTER VOOR TOEVOER MET HORIZONTALE, AFZONDERLIJK INSTELBARE LAMELLEN |FH| ST
Materiaal
Frontrooster van aluminiumprofielen, geanodiseerd, in kleur te bepalen door het Bestuur, achterliggende accessoires van geprofileerde staalplaat, oppervlakte gefosfateerd en d.m.v. een elektrodompelbad gemoffeld (RAL 9005), bestand tegen hoge vochtigheidssituaties volgens DIN 50-017, waarbij na 100 u geen verandering optreedt. Inbouwraam van sendzimir verzinkte staalplaat volgens DIN 17162.
Uitvoering
Luchtrooster geschikt voor toevoer voor inbouw in de wand. Het rooster bestaat uit een omlopende flens van 25 tot 30 mm breed. De flenzen zijn in verstek afgekort en naadloos aan elkaar verbonden met een rondom lopende afdichting. Het rooster heeft horizontaal gemonteerde, afzonderlijk instelbare frontlamellen. De montage geschiedt met verdekte schroefbevestiging. Het rooster is voorzien van een hoeveelheidsregelaar met contraroterende lamellen gekoppeld, via de frontzijde verstelbaar. De hoeveelheidsregelaar voor toevoerroos-ters heeft extra verticale afzonderlijk instelbare gelijkrichterlamellen. Voorzien van een aan-sluitplenum.
Bij toevoer van lucht vanuit de wand worden de roosters zo dicht mogelijk bij het plafond voorzien om maximaal gebruik te maken van het plafondeffect (coanda-effect).
Bestaand traliewerk, mazen 20 x 20 mm, vast gemonteerd op het rooster wordt herbruikt.
Toepassing
Ter vervanging van de bestaande toevoerroosters.
Meetwijze
Met inbegrip van plaatsings- en vasthechtingsmiddelen, dichtingen, aanpassingen aan het plafond of de wand, aansluitcaisson en toebehoren voor debietregeling
15.2. BUITENMONDEN
15.2.1. BUITENMONDEN VOOR VERSELUCHTNAME OF AFBLAAS
15.2.1.1. BUITENROOSTER VOOR VERSELUCHTNAME OF AFBLAAS |FH| ST
Materiaal
vervaardigd uit aluminiumprofielen Al Mg Si 0.5 geanodiseerd: volgens keuze van het Bestuur (20 micron) inox 18/8 muggengaas 2,3 x 2,3 mm
inbouwdiepte min 46 mm min profieldikte: 2 mm aanslagkader: min 40 mm
fysische vrije luchtdoorlaat ca. 50 % Specificaties
- 1 x verseluchtnamerooster
- 1 x onderverluchtingsrooster
De roosters zijn vervaardigd uit zeeluchtbestendig geanodiseerd aluminium (minimum dikte van anodisatielaag 20 micron) en bieden bescherming tegen regen en insecten, bestaan uit een flens met daarin geplaatste regenwerende lamelprofïelen en daarachter een draadgaasrooster en achtergemonteerde druppelvanger.
Zeer robuust uit geëxtrudeerd aluminium, met een kraag van 50 mm, voorzien van bevestigingsgaten. Vaste lamellen uit geëxtrudeerd aluminium onder ± 45I, regeninslagvrij.
Vaste druppellamel uit geëxtrudeerd aluminium, 15 mm vooruitspringend t.o.v. de frontale kader.
Uitvoering
De drukval over het rooster bedraagt maximaal 40 Pa en de dimensionering dient steeds te voldoen aan de akoestische bepalingen (zie Bijlage 6).
Toepassing
Ter vervanging van de bestaande buitenluchtroosters.
Meetwijze
Met inbegrip van plaatsings- en vasthechtingsmiddelen, dichtingen, verbindingen met de kanalen voor verseluchtname of afblaas en aanpassingen aan de wand.
15.2.1.2. DRUPPELAFSCHEIDER VOOR VERSELUCHTNAMEROOSTERS |FH| ST
Materiaal
geleiders: inox
profielen: versterkt polypropyleen geschikt voor verseluchtname
drukverlies bij een frontale snelheid van 2 m/s: ca. 50 Pa
maximale druppeldiameter bij een frontale snelheid van 2 m/s: ca. 15 micrometer
In de druppelafscheider wordt de luchtstroom gedeflecteerd, zodoende dat de druppels uit de luchtstroom worden afgescheiden en terug naar buiten worden afgevoerd.
Uitvoering
De verseluchtnameroosters worden voorzien van een nageplaatste druppelafscheider. Het afgescheiden water wordt naar buiten afgevoerd
Toepassing
Bij verseluchtname- en afblaasroosters
Meetwijze
Met inbegrip van plaatsings- en vasthechtingsmiddelen, verbindingsstukken met het verse-luchtnamekanaal en afvoer van water naar buiten
15.3. LUCHTKANALEN / TOEBEHOREN ñ REGELKLEPPEN
Omschrijving
Regelkleppen voor het verkrijgen van een volumedebietsverdeling en geluidsvrije luchtverdeling.
Meting
aard van de overeenkomst: Pro Memorie (PM)
15.3.1. LUCHTKANALEN / TOEBEHOREN ñ HANDBEDIENDE REGELKLEP
Materiaal
Rechthoekige uitvoering
Jalouzieklep voor rechthoekige kanalen met een raamwerk van verzinkte staalplaat.
De lamellen bestaan uit aluminium profielen. De lamellen worden door middel van aan beide zijden geplaatste tandwielen gekoppeld.
De kleppen zijn voorzien van bedienings-, vastzettings- en standen aanwijzing buiten het kanaal. De regelkleppen met meetnippels zijn eenvoudig instelbaar.
De aandrijfhendel (klemhendel) is van verzinkt staal.
De tandwielen bestaan uit antistatische speciale kunststof (ABS), temperatuurbestendig tot 70 IC. De
lagerafdichting gebeurt d.m.v. sleepringdichtingen van perbunan.
Uitvoering
Handbediende regelkleppen worden geplaatst waar nodig om een nauwkeurige, evenwichtige luchttechnische afregeling van de installatie te bekomen.
De technische fiches en de keuringscertificaten van alle kleppen dienen ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het Bestuur.
Toepassing
Volgens noodzaak voor een evenwichtige en geluidsloze werking van de installatie.
Meetwijze
Met inbegrip van inbouw in kanaalnet.
ART.C16. LUCHTFILTERS
Algemeen
De luchtgroep bevat een zakkenfilter met groot filtrerend oppervlak. Het filtermateriaal bestaat uit kunst- stofvezels en is temperatuursbestendig. De filters worden in een verzinkt stalen frame geplaatst en bevestigd met snelsluitingen (klipsen). De zakken zijn voldoende stevig en zelfdragend, doch om echter corrosie te vermijden, door het wrijven onder invloed van de luchtstroom, van het filtermateriaal wordt de bodem van de ganse filtersectie uitgevoerd in roestvrij staal(1.4301).De sectie is zijdelings voorzien van een bedieningsdeur voor inspectie en vervanging van de filterzakken.
Filtersecties voorafgegaan door een meng- of aanzuigsectie zijn voorzien van twee bedieningsdeuren, ÈÈn voor en ÈÈn na de filter zodat de filters langs de bevuilde zijde kunnen vervangen worden.
Voor luchtdebieten vanaf 25.000 m3/h worden steeds twee deuren voorzien, ÈÈn voor en ÈÈn na de filters, zodat de altijd stroomopwaarts kunnen vervangen worden. Voor deze grotere luchtdebieten wordt de bodem van de sectie voor de filters voorzien van loopvloeren(type lauferrooster) en de deuren inwendig voorzien van kwartdraai handgrepen.
Luchtgroep sportzaal:
zakkenfilter klasse EU7 met volledige set reservefilters.
ART.C21. AUTOMATISCHE REGELING
Art. C21 van typebestek 105 van 1990 is van toepassing, mits volgende aanvullende en/of wij- zigende bepalingen.
21.0. AUTOMATISCHE REGELING - ALGEMEEN
De automatische regeling zal gebeuren door autonome digitale regelaars (P.R.B.A.’s) dewelke
aangesloten worden op een veldbus naar een centraal bedieningstoestel toe.
Dit beheersysteem staat in voor de volledige supervisie en regeling van de HVAC-installatie. De digitale regelaars dienen aangesloten te worden op een gebouwbeheersysteem.
De regelapparatuur dient te beantwoorden aan de algemene beschrijving. De aangeboden regelapparatuur moet van ÈÈn en hetzelfde merk zijn .
Indienststelling en afregeling van de automatische regeling zal gebeuren door de technieker van de automatische regeling.
Een regelingsrapport zal bij de voorlopige oplevering aan het Bestuur overhandigd worden .
21.0.1. AUTOMATISCHE REGELING ñ WARMTEPRODUCTIE |GP|
Algemeen
Wanneer een radiatorkring of de luchtverhitters warmte vragen moeten de bestaande verwarmingsketels gestart worden.
De vertrektemperatuur van elke kring wordt geregeld in functie van de buitentemperatuur door een regelaar die de gemotoriseerde driewegkraan en de circulator op optimale wijze beveelt.
21.0.2. AUTOMATISCHE REGELING ñ RADIATOREN |GP|
Algemeen
Alle bestaande radiatoren worden voorzien van thermostatische kranen met ingebouwde voeler. Er moet steeds een minimumcirculatie verzekerd blijven.
21.0.3. AUTOMATISCHE REGELING ñ LUCHTGROEP |GP|
Algemeen
Een digitale schakelklok met weekprogramma beveelt de regimes. Tijdens het normaal regime is de ventilator in werking.
Tijdens het verlaagd regime staat de luchtgroep onder het bevel van de elektronische aan/uit regelaar, die wanneer de ruimtetemperatuur onder de ingestelde verlaagde temperatuur daalt, de luchtgroep op volledig teruggenomen lucht start en/of wanneer de CO2-concentratie in de sportzaal te hoog wordt.
In de ruimte wordt een temperatuurvoeler geplaatst, die over een PI-regelaar de gemotoriseerde driewegkraan op de verwarmingsbatterij regelt. In het pulsiekanaal wordt een temperatuurvoeler geplaatst die de inblaastemperatuur op een minimum- en maximum-waarde begrenst.
Het opstarten van de luchtgroep gebeurt op volledig teruggenomen lucht, totdat de ruimtetemperatuur de ingestelde waarde op de elektronische aan/uit regelaar bereikt heeft. Dan werkt de luchtgroep met de nodige hoeveelheid buitenlucht afhankelijk van het CO2-gehalte in de zaal.
Tegen de achterzijde van de verwarmingsbatterij wordt een vorstbeveiligingsthermostaat met lang capillair geplaatst, die bij vorstgevaar eerst modulerend de driewegkraan openstuurt en daarna in aan/uit de ventilator van de pulsie stillegt, en de luchtkleppen op de buitenlucht sluit. Het terugschakelen gebeurt manueel.
De schakelklok, die de bedrijfsuren van de luchtgroep bepaalt, start eveneens de circulatiepomp ten behoeve van de luchtgroep.
De vorstbeveiligingsthermostaat op de luchtgroep zal buiten de diensturen de circulator van de verwarmingsbatterij starten.
Een verschildrukschakelaar die over de filter wordt geplaatst, meldt filtervervuiling. De luchtgroep wordt voorzien van een zomer/winter schakelaar.
21.0.4. AUTOMATISCHE REGELING ñ SWW-PRODUCTIE |GP|
Algemeen
De gasbrander van de boiler wordt bevolen door de regelaquastaat van de boiler.
Een schakelklok met dag- en weekprogramma bepaalt de diensturen van de installatie, de circulatiepomp wordt bevolen door een regelaquastaat in het buffervat.
21.0.5. BESCHRIJVING REGELING
REGELING KETEL
De temperatuur van de collector wordt geregeld in functie van de hoogst vragende kring. De ketelregeling werkt als volgt:
Starten ketel:
- openen van de vlinderkraan
- het eindeloop contact van de vlinderkraan geeft het bevel starten van de pomp
- de stromingsschakelaar doet de sturing van de ketel en de vrijgave van de regeling.
- de vertrektemperatuur van de ketel wordt bekomen door het modulerend sturen van de brander.
Stoppen ketel:
- stoppen van de regeling
- stoppen van de ketelsturing
- stoppen van de pomp na een vooringestelde tijd
- sluiten vlinderkraan indien geen stroming meer (via stromingsschakelaar)
De ketel wordt gestopt ingeval van een gasdetectie of een te lage waterdruk op de collector. De volgende punten zijn minimaal te voorzien:
PUNTENLIJST : STOOKPLAATS | AI | AO | DI | DO |
WARMTEPRODUKTIE | ||||
Vertrektemperatuur collector | 1 | |||
Retourtemperatuur collector | 1 | |||
Temperatuur ketel | 1 | |||
Sturing ketel | 1 | 1 | ||
Status ketel | 1 | |||
Storing ketel | 1 | |||
Sturing pomp ketel | 1 | |||
Status pomp ketel | 1 | |||
Storing pomp ketel | 1 | |||
Sturing vlinderklep ketel | 1 | |||
Status vlinderklep ketel | 1 | |||
Alarm stromingsschakelaar ketel | 1 | |||
Alarm lage waterdruk | 1 | |||
Alarm gasdetectie | 1 | |||
Alarm expansievat | 1 | |||
TOTAAL | 3 | 1 | 9 | 3 |
REGELING KRING RADIATOREN
De vrijgave van de regeling en het starten van de pomp gebeurt via het optimaal start/stop programma.
Het instelpunt van de vertrektemperatuur van de kring is in functie van de buitentemperatuur met ruimte temperatuur compensatie. De gevraagde vertrektemperatuur wordt bekomen door het modulerend sturen van de driewegkraan.
Volgende punten zijn minimaal te voorzien:
PUNTENLIJST : RADIATOREN | AI | AO | DI | DO |
Buitentemperatuur | 1 | |||
KRING RADIATOREN | ||||
Vertrektemperatuur | 1 | |||
Ruimtetemperatuur | 1 | |||
Sturing driewegkraan | 1 | |||
Sturing pomp | 1 | |||
Status pomp | 1 | |||
Storing pomp | 1 | |||
TOTAAL | 3 | 1 | 2 | 1 |
BESCHRIJVING REGELING LUCHTBEHANDELINGSGROEP
De werkingstijden van de luchtbehandelingsgroep gebeuren op basis van de in de regelaar ingebouwde schakelklok.
Wanneer de luchtbehandelinggroep buiten werking is, zal het verseluchtnameregister automatisch sluiten.
De pulsietemperatuur wordt modulerend geregeld in functie van de afwijking tussen de geprogrammeerde ruimtetemperatuur en het signaal van de temperatuuropnemer in het extractiekanaal en de ruimtetemperatuur.
In het pulsiekanaal wordt een temperatuurvoeler geplaatst die eveneens fungeert als hoge en lage limietvoeler.
De ventilator mag pas opstarten nadat de respectievelijke luchtregisters open zijn gegaan. Afhankelijk van de vraag wordt het luchtregister modulerend en het driewegventiel op de verwarmingsbatterij modulerend gestuurd.
Het luchtregister wordt modulerend (met minimum opening) gestuurd in functie van de vervuilde luchtmeting (CO2-gehalte) in het extractiekanaal.
De verwarmingsbatterij wordt tegen vorst beveiligd door een antivriesthermostaat die de buitenluchtkleppen sluit, ventilator stil legt en gemotoriseerde driewegventiel op de verwarmingsbatterij opent.
De vervuiling van de filter wordt gemeten door een verschildrukpressiostaat met instelbaar meetbereik. Bij het overschrijden van een vooraf geprogrammeerde waarde, wordt een alarm gegenereerd en zal een rode led op de regelaar branden.
Volgende punten zijn minimaal te voorzien:
PUNTENLIJST : LUCHTBEHANDELINGSGROEP | AI | AO | DI | DO |
LUCHTGROEP | ||||
Sturing luchtregister | 1 | |||
Alarm filtervervuiling | 1 | |||
Sturing driewegkraan | 1 |
Sturing pomp | 1 | ||||
Status pomp | 1 | ||||
Storing pomp | 1 | ||||
Alarm antivries | 1 | ||||
Sturing ventilator | 1 | ||||
Status ventilator | 1 | ||||
Storing ventilator | 1 | ||||
Verseluchttemperatuur | 1 | ||||
Pulsietemperatuur | 1 | ||||
Terugnametemperatuur/CO2 meting | 2 | ||||
Ruimtetemperatuur | 1 | ||||
Alarm brand | 1 | ||||
TOTAAL | 5 | 2 | 7 | 2 |
GASGESTOOKTE WARM WATER BEREIDING.
Temperatuur opslag wordt geregeld door 3 NTC-sondes die de modulerende brander sturen.
De meetpunten en gegevens zijn door te sturen naar het beheerssysteem
Samenvatting van de van de nodige punten (AI, AO, DI, DO,), inbegrepen van de sanitaire circulatoren zijn op te geven door de inschrijver, die deze punten zal opnemen in het algemeen beheer.
21.1. REGELAARS (P.R.B.A.íS)
Algemeen
De regelaars zijn CE-conform en moeten werken met een voedingsspanning van 24 V 50 Hz. De regelaars zijn speciaal ontworpen voor het beheer van verwarmings-, ventilatie- en luchtbehandelingsinstallaties.
De universele regelaars kunnen naar keuze geparametreerd worden als P, PI, PD of PID regelaar. De regeling dient te gebeuren met digitale regelaars die moeten kunnen geconfigureerd worden voor meervoudige koel- en ketelinstallaties, regeling van luchtbehandelingsinstallaties en de sturing van elektrische toepassingen zoals verlichtingsinstallaties.
De regelaars moeten kunnen aangesloten worden op een communicatielijn voor koppeling met een gebouwenbeheersysteem maar moeten eveneens onafhankelijk van dit systeem (“stand-alone”) kunnen werken.
De compacte intelligente regelaars dienen aan volgende eisen te voldoen of evenwaardig te zijn:
Zij dienen specifiek ontworpen of modulair implementeerbaar te zijn in functie van de lokale regelapplicatie. Men mag het onderscheid maken tussen regelaars voor regeling van primaire technische installaties en regelaars voor eindregeling.
21.1.1. REGELAARS - (UNIVERSELE) KLIMAATBEHANDELINGSREGELAARS
De klimaatbehandelingsregelaars beschikken over 5 voorgeprogrammeerde en werkingsklare installatietypes.
Afhankelijk van het model zal het aantal ingangen / uitgangen variëren van 6 Inputs en 4 Outputs tot
8 Inputs en 10 Outputs, extra uitbreidingsmodules niet inbegrepen. Er kunnen maximum 3 uitbreidingsmodules gebruikt worden.
Bijkomende modules (max. 3)
Er kunnen bijkomende modules toegevoegd worden om de mogelijkheden van de regelaar nog uit te breiden.
De bijkomende ventilatiemodules kunnen de volgende zijn:
- Module 4 ingangen/4 relaisuitgangen
- Module 4 ingangen/2 relaisuitgangen/2 0-10Vdc-uitgangen
21.1.2. VERWARMINGSREGELAARS
De verwarmingsregelaars beschikken over 28 voorgeprogrammeerde en werkingsklare installatietypes. Er kunnen maximum 4 uitbreidingsmodules gebruikt worden.
Bijkomende modules (max. 4)
Er kunnen bijkomende modules toegevoegd worden om de mogelijkheden van de regelaar nog uit te breiden.
De bijkomende verwarmingsmodules kunnen de volgende zijn:
- Module voor beheer ketels
- Module bijkomende verwarmingskring
- Module voor beheer sanitair warm water
- Module 4 ingangen/4 relaisuitgangen
- Module 4 ingangen/2 relaisuitgangen/2 0-10Vdc-uitgangen
21.1.3. PRIMAIRE REGELING
Regeltechnische pre-programmatieblokken dienen voorhanden te zijn teneinde de toe te passen automatische regeling op een snelle manier te kunnen programmeren. Daarnaast dienen logische- en calculatieblokken in de regelaar aanwezig te zijn teneinde per lokale technische installatie de regel- en sturingsfuncties te kunnen omvatten zonder supplementaire hulpapparatuur. Dit wil zeggen dat het toestel moet voorzien zijn van eigen vrij programmeerbare PLC, regel- en rekenmodules, timers, bedrijfsurentellers, geïntegreerde klok met minimum 8 tijdprogramma's en 2 optimaal start/stop programma's.
D.m.v. uitbreidingsmodules, aansluitbaar op een uitbreidingsbus, moet het mogelijk zijn het aantal in- en uitgangen van de regelaar te vergroten en/of meet -en stuurpunten op afstand te kunnen aansluiten i.f.v. de te sturen installatie.
Minimum aantal vaste in- en uitgangen per regelaar:
8 analoge ingangen (0/10V=, NI1000, PT1000 of 0/20mA=) 8 digitale ingangen (potentiaal vrije contacten)
6 digitale uitgangen (24V 50Hz triacs)
2 analoge uitgangen (0/10V=, 0/20mA of 4/20mA)
Minimum uitbreidbaar tot 64 in- en uitgangen d.m.v. uitbreidingsmodules.
De verschillende softwaremodules en de in- en uitgangen moeten met elkaar worden gekoppeld en geconfigureerd met behulp van een grafisch software pakket. Deze grafische configuratiesoftware moet kunnen werken op een eenvoudige PC, die d.m.v. een interface verbonden wordt met de communicatielijn. De programmagegevens moeten worden opgeslagen in RAM geheugen welke is voorzien van een batterij back-up. De parameters in de uitbreidingsmodules moeten worden opgeslagen in EEPROM, zodat na spanningsuitval de regelaar niet opnieuw moet herladen worden.
Via een ingebouwd LED-bedieningspaneel moet het mogelijk zijn de in- en uitgangen, setpunten en regelfuncties op te vragen. Aanpassen van setpunten en derogeren van uitgangen moet mogelijk zijn via het paneel maar moet beveiligd zijn d.m.v. een hardwaresleutel die in het toestel moet worden ingeplugd.
De regelaar moet ondergebracht zijn in een stijlvolle behuizing geschikt voor DIN-rail of wandmontage in een schakelkast of direct in de installatie.
21.1.4. EINDREGELING
De digitale eindregelaars dienen in het eindtoestel te worden ingebouwd waardoor de primaire vereiste de compactheid betreft.
Voor de regeling en sturing van ventilo-convectoren moeten standaard regelaars beschikbaar zijn. Het type regelaar moet worden geselecteerd i.f.v. de gebruikte ventilo.
Volgende ingangen moeten kunnen worden aangesloten: Omgevingstemperatuursensor (Thermistor NTC K2 0Ö40IC) Setpoint op afstand (Potentiometer 10 K ohm)
Afwijking ventilator 3 snelheden (Potentiometer 10 K ohm)
Klokingang (Potentiaal vrij contact)
Raamcontact (Potentiaal vrij contact)
Aanwezigheidsdetector (Potentiaal vrij contact)
Volgende uitgangen moeten kunnen gestuurd worden:
Warm/koud (0Ö10Vdc / Triac / Chronoproportioneel / Alles of niets) Regeling ventilator (Alles of niets / 0Ö10Vdc / 3 snelheden)
Voor andere toepassingen dienen universele en vrij configureerbare regelaars te worden voorzien die i.f.v. de toepassingen kunnen geconfigureerd worden.
Minimum 6 vrij programmeerbare functiemodulen dienen beschikbaar te zijn die elk voor volgende algoritmen geconfigureerd kunnen worden:
Aan/uit regelaar & dual aan/uit regelaar (met 1 of 2 uitgangen) PI & dual PI-regelaar (met 1 of 2 uitgangen)
Gemiddelde waarde berekening Minimum / maximum voorkeurselectie Calculatiefuncties
Lijnsegmentering
De uitgang van een geconfigureerd functiemoduul kan met ÈÈn of meerdere uitgangsmodulen en met ÈÈn of meerdere ingangen van andere functiemodulen verbonden worden.
Minimum aantal vaste in- en uitgangen per eindregelaar:
4 analoge ingangen (0/10V=, NI1000, PT1000 of 0/20mA=) 2 digitale ingangen (potentiaal vrije contacten)
5 digitale uitgangen (24V 50Hz triacs)
8 analoge uitgangen (0/10V=, 0/20mA of 4/20mA)
De eindregelaar heeft twee communicatie-interfaces:
een bus-interface voor communicatie met het centraal GBS systeem
een seriële interface aan de zijkant van de eindregelaar voor de aansluiting van een handterminal.
Er moet een bedieningsmodule in de ruimte geplaatst worden met de volgende mogelijkheden: Ingebouwde temperatuursonde (of een aparte sonde in de aanzuiglucht)
Potentiometer voor instelling van de gewenste temperatuur (+/-3IC of 12Ö28IC). Schakelaar (Auto/hand). In handbediening moet de gewenste (1ste, 2de of 3de) Drukknop voor het gewenste regime in te stellen (Dag/nacht/stand-by)
21.1.5. INGANGSSIGNALEN
Verschillende temperatuur-, relatieve vochtigheids- en/of drukvoelers kunnen aangesloten worden op elk type regelaar en volgens hun functie gedefinieerd worden. De actieve-voeleringangen zijn multifunctioneel, een actieve voeler kan m.a.w. op meerdere ingangen en zelfs meerdere regelaars aangesloten worden.
Die ingangssignalen moeten de volgende voelertypes kunnen herkennen: Ni 1000, 2 X Ni 1000, T1, PT1000, DC 0Ö10V DC.
De eenheid van die ingangen kan als volgt gedefinieerd worden:
IC, %, g/kg, kj/kg, W/mY, m/s, bar, mbar, Pa, ppm, Universeel 000.0, Universeel 0000, Digitaal.
21.1.6. VERSCHUIVING (OF COMPENSATIE) VAN HET INSTELPUNT
Het instelpunt kan in functie van een tweede meting verschoven worden. De kromming van de verschuiving wordt bepaald door het begin- en eindpunt van de verschuiving en door de amplitudes, wat een zomer/winter-compensatie via een buitentemperatuurvoeler mogelijk maakt.
21.1.7. UITGANGEN
De regelaars beschikken over een variabel aantal uitgangen, in functie van het model.
Deze uitgangen zijn van het proportionele type met 0-10V DC signaal, 3-punts modulerend en alles of niets met potentiaalvrij contact.
21.1.8. ENERGIELOZE ZONE
In de energieloze zone (dode zone) vindt noch verwarming, noch koeling plaats. Deze volgens het gewenste comfort regelbare zone is afhankelijk van het instelpunt.
21.1.9. HET WEEK- EN HET JAARPROGRAMMA
De gecombineerde regelaars beschikken over een weekprogramma dat toelaat 6 omschakelingen te schrijven voor elke dag van de week. Voor elke omschakeling worden een uur en een bedrijfsstatus geselecteerd. De programmatie van een “Speciale dag” zal kunnen worden uitgevoerd om eventueel van het weekprogramma af te wijken zonder dit te moeten veranderen. Het jaarprogramma of de speciale dag zal geactiveerd kunnen worden vanaf een digitale ingang.
Elke regelaar moet als master zijn eigen programma’s kunnen gebruiken of via de communicatiebus de
programma’s van een andere regelaar kunnen gebruiken.
21.1.10. VORSTBEVEILIGING
De regelaars bevatten een logische en een modulerende vorstbeveiligingsfunctie. Ze beschermen de verwarmingsbatterij tegen vorst en vergemakkelijken het opstarten van de installatie bij zeer lage temperaturen. In geval van vorst wordt het alarm doorgestuurd via het netwerk en wordt het op het digitale scherm gesignaleerd.
21.1.11. ALARMEN
De regelaars beschikken over configureerbare alarmingangen in functie van de beschikbaarheden van de ingangen.
Van zodra deze ingangscontacten schakelen, brengt de regelaar via het netwerk een algemeen alarmsignaal over dat op het digitale scherm verschijnt. Die alarmen zullen als Dringend alarm geconfigureerd worden met stilzetting van de installatie of als Niet Dringend alarm voor een signalisatie.
21.1.12. BEDIENING OP AFSTAND (DISPLAY) VAN DE INSTALLATIES
Iedere regelaar is voorzien van een bediening :
- hetzij een display die op de regelaar is geklikt.
- hetzij een display apart van de regelaar met een kabel van maximum 2 meter lengte.
Met bediening op afstand wordt het afneembare digitale scherm dat op de regelaar geplaatst wordt of het brede scherm op afstand (op bovengedeelte van het paneel bijvoorbeeld) bedoeld.
Met de afstandsbedieningen is het mogelijk de regelaars gemakkelijk te bedienen. Hun functies:
- Gemeten waarden weergeven
- De installatie in/uitschakelen
- Informatie aflezen over de status van de installatie en de alarmen
- De regelaars configureren
Elke afstandbediening maakt de volgende functies mogelijk:
• instelling van de instelpunten en parameters
• correctie van het uur en de datum
• manuele bewerking van de tijdprogramma’s
• weergave van reële en instelwaarden, tijdparameters en status van de schakelrelais
• opvragen en erkennen van de alarmen
De bediening gebeurt via interactieve communicatie met behulp van de display en het toetsenbord. Bij deze communicatie wordt de operator geholpen via menu’s.
De gebruikte taal is eenvoudig te begrijpen. De taal voor de terminal kan worden geselecteerd (Fr, Nl, Eng; De).
Het toetsenbord heeft een klein aantal duidelijk omschreven toetsen. De functie draaien en indrukken om een menu of een parameter te selecteren of te veranderen moet aanwezig zijn om het gebruik hiervan te vereenvoudigen.
Een rode led signaleert de aanwezigheid van eventuele alarmen.
21.1.13. BEDIENING OP AFSTAND VIA VELD-BUS
Communicatie bedienapparaat wordt aangesloten op de veld-bus via connector . Hiermee kunnen de regelaars bediend worden :
- Klokken (tijdsturing)
- Setpunten opvragen
- Instellingen aanpassen
- Overwerk instellen
De mogelijkheid moet er zijn om een gebouwbeheerssysteem te voorzien zonder grote kost.
21.1.14. VELDBUS
De veldbus is een lokaal communicatie netwerk dat de specifieke automaten of digitale regelaars met elkaar verbindt in het gebouw. Het gehanteerde protocol over de veldbus is ëOptomux’.
Deze communicatie maakt een volledige communicatie mogelijk tussen de regelaars voor luchtbehandeling, verwarming en nabehandelingstoestellen zonder gebruik te maken van om het even welke interface.
Deze bus maakt eveneens een integratie mogelijk binnen een domotica-installatie van het EIB-type (elektriciteit, comfort...). .
De buskabel is van het type met 2 geleiders zonder afscherming, getwist paar: specifieke kabel voor de EIB-bus.
Ten slotte kan de installatie ingebouwd worden in een Technisch-Gebouwbeheersysteem, via de juiste interface.
Op aanvraag moet een precieze omschrijving van die kabel en van de mogelijke topologieën geleverd
kunnen worden.
21.2. MODULERENDE DRIEWEGKRAAN
21.2.1. MODULERENDE DRIEWEGKRAAN ñ ALGEMEEN
De driewegkranen zijn van het type klep en klepzitting.
De types voor primaire regeling zijn bestand tegen een mediumtemperatuur tot 120IC en een
omgevingstemperatuur van 50IC.
De types voor eindregeling zijn bestand tegen een mediumtemperatuur tot 90IC en een
omgevingstemperatuur van 50IC.
De diameter van de driewegkraan wordt zodanig gekozen dat een goede autoriteit verkregen wordt. De driewegkranen kunnen als verdeelorgaan of als mengorgaan opgesteld worden.
21.2.2. DRIEWEGKRANEN DN20 TOT DN40 VOOR PRIMAIRE REGELING
Dit type van driewegkranen wordt gebruikt voor de regelkringen van de verwarmingskringen radiatoren en de regelkringen van de verwarmings- en koelkringen van de verluchtingsinstallaties.
Het lichaam van de driewegkraan is vervaardigd uit gietbrons en voorzien van uitwendige schroefdraad. De inbouw gebeurt met schroefkoppelingen zodat de driewegkraan uitneembaar opgesteld is.
Het lichaam is voorzien van draadaansluiting voor de montage van de servomotor.
Spindel in RVS 316.
Xxxxx en zittingring in messing. Nominale werkdruk : PN16
SERVOMOTOR
Schroefkoppeling voor opbouw op de driewegkraan Technische kenmerken:
Voedingsspanning : 24V of 230 V AC Opgenomen vermogen : 5,5 VA Stuurspanning : 0Ö10 V
Nominale slag : 13 mm
Minimum nominale kracht : 1000 N Looptijd openen : 55 sec.
Beschermingsgraad : IP40
21.2.3. DRIEWEGKRANEN VANAF DN50
Dit type van driewegkranen wordt gebruikt voor de regelkringen van de verwarmingskringen en radiatorkringen en de regelkringen van de verwarmings- en koelkringen van de verluchtingsinstallaties.
Het lichaam van de driewegkraan is vervaardigd uit gietbrons en voorzien van flensaansluitingen.
Spindel, zitting en kegel in RVS Stelverhouding : 1:100 Nominale werkdruk : PN16
SERVOMOTOR
Schroefkoppeling voor opbouw op de driewegkraan Technische kenmerken:
Voedingsspanning : 24V DC Stuurspanning : 0Ö10 V Beschermingsgraad : IP54
Nominale kracht | 000 X | 0000 X | 2500 N |
Xxxx | 00 mm | 35 mm | 35 mm |
Looptijd | 125 sec | 146 sec | 154 sec |
Opgenome n vermog en | 4 VA | 10 VA | 10 VA |
21.3. BIJZONDERE NOTA
Waar gespecificeerd in de meetstaat dienen de servomotoren voorzien te worden van handbediening en / of veerteruggang.
21.4. MEETVOELERS
21.4.1. MEETVOELERS ñ ALGEMEEN |GP|
Voor alle nieuw te plaatsen voelers wordt omwille van de nauwkeurigheid gekozen voor actieve voelers. Hiervoor wordt nieuwe 3-aderige bekabeling voorzien.
Deze temperatuuropnemers bestaan uit een elektronische meetomvormer met een PTC weerstand als temperatuurelement en een uitgangssignaal van 0Ö10 V=, dat proportioneel is met de gemeten temperatuur.
Ze zullen allen dezelfde karakteristieken hebben, waardoor de opnemers volledig verwisselbaar zijn. De temperatuuropnemers hebben t.o.v. hun weerstandsgrafiek een maximale afwijking van 1%.
Ze zijn tegen corrosie beschermd en moeten tenminste gedurende twee jaar hun juiste weerstand behouden. De R.V. voelers hebben eveneens een vast gekende verloopcurve en de afwijking t.o.v. deze curve mag max. 4% bedragen.
De opnemers zullen niet regelbaar zijn.
Bij renovatie wordt gebruik gemaakt van passieve voelers teneinde de bestaande bekabeling te kunnen herbruiken.
21.4.3. TEMPERATUUR RUIMTEVOELER (INSTELBAAR)
De regelbare ruimtevoeler (+/- 3IC) bevindt zich in een esthetische omkasting en is slechts d.m.v. mechanisch gereedschap verwijderbaar.
De behuizing en basisplaat zijn in kunststof. Het basiselement is een NTC-weerstand Beschermingsgraad : IP30
21.4.4. TEMPERATUUR BUITENVOELER
Meetelement ondergebracht in een weerbestendige kunststof behuizing, bestaande uit een basishuis met de elektronische componenten en elektrische aansluitingen, en een deksel. De kabelinvoer vindt aan de onderzijde plaats. (PG19)
Het basiselement is een PTC-weerstand
Beschermingsgraad : IP54
21.4.5. TEMPERATUUR WATERVOELER
De dompelbuis is vervaardigd uit RVS 316 Minimale voelerlengte 120 mm.
Het meetgeheel bevindt zich minimum 50 mm diep in het medium tegenstroom geplaatst.
De voeler moet uitneembaar zijn zonder dat het medium dient afgesloten te worden. Het huis bestaat uit kunststof met kabelinvoeropening PG16
Het basiselement is een PTC-weerstand Beschermingsgraad : IP54
21.4.6. TEMPERATUUR KANAALVOELER
De voeler is ondergebracht in een weerbestendige kunststof behuizing met messing insteekbuis. De montage gebeurt m.b.v. een kanaalflens.
De kanaalflens is een afzonderlijk deel terwijl het meetelement en het huis ÈÈn geheel
vormen.
Minimale lengte van het meetelement bedraagt 400 mm. Het basiselement is een PTC-weerstand Beschermingsgraad : IP54
21.4.7. VORSTBEVEILIGINGSTHERMOSTATEN
De vorstbeveiligingsthermostaten in luchtkanalen hebben een dampgevulde capillaire voeler die op de laagste temperatuur reageert die ergens over tenminste 30 cm in zijn capillair optreedt.
De lengte van het capillair is 6 m of 2 m voor batterijen van maximaal 0,4mY oppervlakte.
De thermostaat kan naar keuze automatisch omschakelen of met de hand ontgrendeld worden. De vorstbeveiliging werkt d.m.v. twee onafhankelijke functies :
- binnen een proportioneel stuurbereik van ongeveer 6IC wordt de gemotoriseerde
driewegkraan van de verwarmingsbatterij modulerend geopend;
- bij volledig open driewegkraan worden door een omschakelcontact de ventilatoren uitgeschakeld, de buitenluchtkleppen gesloten en vorstgevaar gemeld.
Bij uitgeschakelde luchtgroep regelt de vorstbeveiligingsthermostaat modulerend de gemotoriseerde driewegkraan om een temperatuur te onderhouden die ongeveer 5IC boven de ingestelde vorstbeveiligingstemperatuur ligt.
21.4.8. VERSCHILDRUKSCHAKELAAR VOOR LUCHT
De verschildrukschakelaar wordt toegepast om verandering van luchtdruk te detecteren, bv.: detecteren van filtervervuiling beschermen tegen het invriezen van verdampers en het bepalen van de ontdooi-cyclus
beveiligen van bv. elektrische verwarmingselementen bij het wegvallen van de luchtstroom
begrenzingschakelaar voor een variabel luchtvolumesysteem tegen maximale luchtstroming
Het meetsysteem bestaat uit een glasvezel versterkt kunststof membraanhuis. De drukaansluiting bevindt zich aan de bovenzijde en bestaat uit twee slangpilaren voor 6 mm pneumatische slang.
Technische gegevens :
Instelbereik : 80 – 600 Pa 140 – 1000 Pa 600 – 5000 Pa
Differentie : 3 Pa 5 Pa 14 Pa Maximale luchtdruk : 300 mbar
Kabelinvoer : PG11 wartel Beschermingsklasse : IP54
21.4.10. RELATIEVE VOCHTIGHEIDS- EN TEMPERATUUR KANAALVOELER
De kanaalopnemer is ondergebracht in een kunststof behuizing met geanodiseerde aluminium insteekbuis. In de behuizing bevinden zich de vaste aansluitklemmen. Het meetelement bevindt zich in de meetbuis.
De behuizing is geschikt voor kanaalmontage, waarbij de meetbuis door een opening in het kanaal steekt. De kabelinvoer vindt vanaf de onderzijde van de behuizing plaats door een PG13 wartel.
De voeler bestaat uit een capacitief meetelement als vochtopnemer en een elektrische meetomvormer met een uitgangssignaal 0Ö10V= , dat evenredig is met de relatieve vochtigheid van 0Ö100 RV.
Het geheel is geïntegreerd in ÈÈn chip met speciale coating, waardoor de sensor
toegepast kan worden in agressieve omgeving.
Het basiselement voor de temperatuur is een PTC-weerstand. Beschermingsgraad IP30
21.4.11. LUCHTKWALITEITVOELER
De luchtkwaliteitvoeler wordt in de ruimte of in het luchtkanaal voor terugname geplaatst. De plaatsing in het luchtkanaal gebeurt door middel van speciaal montage toebehoren.
De kooldioxide voeler maakt gebruik van een niet-verstrooiend infrarood meetsysteem voor CO2 met een membraanfilter, dat alleen CO2 doorlaat en verontreinigingen tegenhoudt.
Een microprocessor-gestuurd algoritme zorgt voor een automatische nulpunts-compensatie met testprocedure en een automatische bereiksaanpassing.
De voeler is ondergebracht in een tweedelige witte kunststof behuizing voor wandmontage op een inbouwdoos en is voorzien van de benodigde ventilatie-openingen voor een goede luchtcirculatie.
Technische kenmerken: Meetbereik : 0Ö2000 ppm CO2 Nauwkeurigheid : +/- 100 ppm CO2 Reproduceerbaarheid : +/- 20 ppm CO2 Drift : +/- 100 ppm CO2 / jaar
Uitgang : 0Ö10 V
Voeding : 20Ö30 V =/~, 50Ö60 Hz
21.4.12. RUIMTETHERMOSTAAT |FH| ST
Meting
meeteenheid: per stuk
aard van de overeenkomst: Forfaitaire Hoeveelheid (FH)
Materiaal
Het betreft een thermostaat die eenvoudig is in gebruik en gemakkelijk te bedienen. Specificaties
Type: digitale klokthermostaat
Behuizing: hoogwaardig kunststof, bestemd voor opbouw, kleur wit Temperatuursdifferentiëel: ΔT< 0,5IC met knop voor temperatuursinstelling Instelmogelijkheden klokthermostaten:
weekprogramma, voor elke dag van de week afzonderlijk in te stellen zes programeerbare schakelingen per dag,
voldoende groot LCD-scherm met achtergrondverlichting, is steeds perfect af te lezen, actuele informatie op het scherm,
de geprogrammeerde temperatuur kan handmatig aangepast worden, de ëgevraagde temperatuur’ wordt kort weergegeven, automatisch hervatting van het programma bij de eerstvolgende ingestelde schakeling,
vorstbeveiliging,
automatische aanpassing van zomer-/winter uur,
het ingebouwde geheugen onthoudt het gebruikersprogramma ook indien de batterijen verwijderd worden
Uitvoering
Opstelling: na overleg met het Bestuur, te plaatsen op circa 1,50 m boven de vloer, centraal in de ruimte op binnenwand, verwijderd van warmtebronnen en tochtvrij. De thermostaat mag niet beïnvloed worden door een warmtebron in de onmiddellijke omgeving, een buitenmuur of zonlicht.
De thermostaat wordt geleverd met een duidelijke gebruikshandleiding.
De elektrische voeding, bedrading voor de thermostaat en wachtbuizen worden ter beschikking gesteld. Ongeacht het type kamerthermostaat wordt steeds een buis met minstens 3 geleiders voorzien voor eventuele voeding. De aders van de voedingsleidingen hebben een sectie van 2,5 mm2 voor voeding en 1,5 mm2 voor sturing.
Toepassing
Plaatsing van ÈÈn thermostaat in de personeelsruimte.
21.5. WERKING VAN DE INSTALLATIE
Ligging: Sportzaal Notelaar, Xxxxxxxxxx 00, 0000 Xxxxxxxxx
21.5.1. STOOKPLAATS
Algemeen
De stookplaats is samengesteld uit ÈÈn CV-ketel, ÈÈn direct gasgestookte warmwaterboiler, een
luchtgroep en de nodige expansie-inrichtingen.
21.5.1.1. WARMTEPRODUCTIE : 1 CONDENSERENDE KETEL VAN 200 KW
De ketel wordt modulerend gestuurd via een 0-10V DC of 3-punts signaal en heeft zijn eigen vertrektemperatuurvoeler:
- ofwel modulerend brandersturing in functie van de vraag
- ofwel modulerende brandersturing volgens setpunt
De vertrekwatertemperatuur van de primaire kring wordt geregeld in functie van de buitentempera- tuur, waarbij een minimale waarde instelbaar is. Het temperatuursverschil tussen de hoogste vraag en de ketelvertrektemperatuur is instelbaar.
De nodige veldapparatuur zoals voelers, drukschakelaar, flow switches, twee- en/of driewegkranen en servomotoren dienen voorzien te worden alsook de regelaars en/of desbetreffende noodzakelijke uitbreidingsmodules volgens de algemene en specifieke beschrijving.
De regelaars en modules dienen voorzien te zijn van de nodige digitale en analoge in- en uitgangen volgens de “algemene” en “specifieke” beschrijving of puntenlijst.
Bij de ketel wordt een gemotoriseerde vlinderklep geplaatst. De ketel is uitgerust met de nodige beveiligingsapparatuur.
De volgende storingen en status worden aan het regelsysteem gemeld :
- werking ketel
- storing ketel per ketel
- werking pomp - ketel
- thermische storing pomp - ketel
- te lage waterdruk – hiertoe wordt een drukschakelaar op de hydraulische kring geplaatst.
- status tweewegafsluiter
21.5.1.2. SWW-PRODUCTIE : 1 DIRECT GASGESTOOKTE BOILER VAN 70 KW
De gasbrander werkt modulerend. Xxxxxxxxx heeft hoofdbedieningsbord met hoofdschakelaar, winter/zomerschakelaar, dagelijks laadprogramma.
De regelaars en modules dienen voorzien te zijn van de nodige digitale en analoge in- en uitgangen.
De gasboilers worden tijdens de diensturen vrij gegeven voor werking door een digitale schakelklok met week- en dagprogramma.
De sanitaire circulatiepomp word eveneens bevolen door deze schakelklok. De gasboiler is uitgerust met de nodige beveiligingsapparatuur:
- veiligheids- en regelthermostaat
- expansievat
- thermomanometer
- controlelamp van watergebrekschakelaar, ontregeling brander en oververhitting.
- veiligheidsventiel
- droogkookbeveiliging
21.5.1.3. LUCHTGROEP ( 180 KW)
De werking van de luchtgroep wordt bevolen door een schakelklokprogramma, temperatuur in de terugnam en luchtkwaliteit.
De luchtgroep werkt op frequentiesturing.
Een schakelklokprogramma beveelt de regimes dag en verlaagd.
De pulsietemperatuur wordt op een constante waarde geregeld door bevel van de gemotoriseerde modulerende driewegkraan op de verwarmingsbatterij.
Servomotoren op de luchtkleppen zijn met veerteruggang (pulsie en extractie) en voorzien van eindeloopcontacten.
Over ieder filter wordt een verschildrukpressiostaat voorzien voor filtervuildetectie.
Over de ventilator worden verschildrukschakelaars geplaatst. De storingen van de ventilator, circulatoren en filtervervuiling worden aan het regelsysteem gemeld:
- storing ventilatoren
- thermische storing circulator
- vorstgevaar
- filtervervuiling
De circulator voor de verwarmingsbatterij is in werking bij warmtevraag en bij vorstgevaar.
Over de verwarmingsbatterij wordt een vorstbeveiligingsthermostaat voorzien om bevriezing van de batterij te voorkomen.
De vorstbeveilingsthermostaat heeft twee uitgangen: een modulerende en een aan/uit-uitgang. Deze capillairthermostaat verzorgt de volgende acties:
- Ventilatoren stop
- Buitenluchtklep dicht
- Gemot. 3-wegkraan VB 100% open
- Pomp VB aan
- Storingsmelding
De nodige veldapparatuur zoals voelers, drukschakelaar, flow switches, twee- en/of driewegkranen en servomotoren dienen voorzien te worden alsook de regelaars en/of desbetreffende noodzakelijke uitbreidingsmodules volgens de algemene en specifieke beschrijving.
Frequentiesturing.
Frequentiesturing voor extractieventilator in de motor geïntegreerd of in de schakelkast ingebouwd.
De frequentiesturing wordt gestuurd vanuit de DDC regeling via een analoog signaal.
De frequentiesturingen zijn voor ventilatortoepassingen afgestemd en geparametreerd. De grenswaarden voor motorstroom en toerental zijn vast geparametreerd. De resonantietoerentallen van de ventilatorunit worden in de frequentiesturing uitgeschakeld. Dit moet tijdens de test op de proefstand in de fabriek gebeuren.
De frequentiesturingen zijn van het volgende type:
- Statische frequentiesturing voor traploze toerentalregeling van ventilatoren met toerentalafhankelijk aandrijfmoment, uitgevoerd als tussenkringspanning omvormer zonder vermogenreductie aan de uitgang van de frequentiesturing, gebouwd volgens de IS09001 kwaliteitsnorm, met CE-label voor het vrije goederenverkeer binnen Europa. Automatische energie- optimalisering voor optimaal motorrendement in het deellastbereik. Bedrijfsurenteller, minimale en maximale toerentalbegrenzing, rampfunctie, motorvangschakeling, gelijkstroomrem, variabele taktfrequentie, uitschakelbare frequentiebanden, meermotorenbedrijf mogelijk, gelijke nuttige motorvermogens zoals bij directe aansturing op het net.
Motorbeveiliging (thermisch motorbeeld), ingebouwde motorspoelen voor lange motorleidingen en reducering van de spanningstijgsnelheid (du/dt), kort- en aardsluitvast, overstroombeveiliging, thermische beveiliging van de frequentiesturing, onder- en overspanningsbewaking, fase-uitval bewaking.
De frequentiesturingen hebben een afneembaar bedien- en programmeerunit met tekstdisplay. Programmeerbaar op 2 niveaus.
Naar keuze aanduiding op de display van:
- Setpunt (%), motorfrequentie (Hz), werkelijke waarde (%), motorstroom (A), aandrijfmoment (%), motorvermogen (kW) motorspanning (V), tussenkringspanning (V), thermische motorbelasting (%), thermische belasting van de frequentiesturing (%). Mogelijkheid tot gelijktijdige aanduiding van 2 waarden evenals de aanduiding van status- en draairichting.
Beveiliging tegen overspanningen en harmonischen op het net. Ontstoord volgens de EN normen EN 55011 Klasse B, groep 1 en EN 55082-2.
ART.C22. ELEKTRISCHE UITRUSTING.
Algemeen
Volledig uit te voeren volgens AREI/105/400.
De borden zijn normaal van het type muurkast uitgevoerd in carrosserieplaat (afwerking hamerslag) met vast onder- of bovenpaneel doch horizontaal scharnierbaar, en met opendraaiende deuren in doorzichtige plexi. Verchroomde handvatsluiting met veiligheidsslot van het type Xxxxxx nr. 2433A. In elk bord moet er een gegroepeerde zone vrijblijven gelijk aan 20% van de totale ruimte voor gebeurlijke latere uitbreidingen.
De borden zullen, al naar gelang het geval, volgende elementen (niet-beperkende opsomming) bevatten:
- Een algemene meerpolige thermo-magnetische schakelaar;
- Een algemene differentiaalschakelaar (gevoeligheid 300 mA);
- De meerpolige thermo-magnetische schakelaars met regelbare thermische beveiliging voor beveiliging van de voedingskringen der motoren;
- De tweepolige thermo-magnetische schakelaars voor de beveiliging van de voedingskringen van de regelapparatuur en voor de stuurkringen der motoren;
- De meerpolige omschakelaars met meervoudige standen voor de bediening van de inrichtingen;
- De verdeelstaven en een aardstaaf met merktekens;
- De transformatoren voor de voeding op laagspanning van regel en controle-apparatuur;
- De programma-uurwerken met de bijbehorende derogatieschakelaars, tenzij deze deel uitmaken van de regelpanelen;
- De elektronische panelen;
- Alle noodzakelijke relais;
- De getuigelampen in de conventionele kleuren;
- Een zeer verzorgde inwendige bedrading met merktekens (nummering en kleuren);
- De gegraveerde kenplaatjes;
- Een aangepaste bordverlichting;
- Een stopcontact.
Verder alle toebehoren om een onberispelijk en compleet bord in perfecte staat van werking te leveren.
Tussen de apparaten, en volgens de hoofdrichtingen van de opstelling, bevindt zich een aaneengesloten weg van kabelbanen uit zelfdovende kunststof en van voldoende afmetingen (10% reserve). Hierin wordt de bedrading gelegd. Ieder draadeinde is voorzien van de gepaste kabelschoen. Na afwerking worden de kabelbanen afgesloten met een deksel.
Op dit deksel worden de merkplaatjes aangebracht waarop de functie van de apparaten duidelijk wordt weergegeven.
De bevestiging van deze plaatjes moet duurzaam zijn en mag geen beschadiging aan de kabels veroorzaken. Mits toelating van het Bestuur mag de functie van de apparaten op het deksel zelf van de kabelbanen worden gegraveerd.
De voorzijde van het bord wordt volledig afgesloten met een plaat uit zelfdovende doorzichtige kunststof. Zij is uitgesneden volgens de omtrek van de apparaten met bedienings- of afleesorganen, die bereikbaar moeten blijven. De plaat wordt aan het frame bevestigd met draadeinden en blinde moeren.
De hierboven beschreven plaat mag weggelaten worden voor zover de in het bord opgestelde apparaten elektrisch volledig ongenaakbaar zijn, hetzij door hun constructie, hetzij door een individueel aangebrachte afscherming.
Het kortsluitvermogen van de thermo-magnetische schakelaars is aangepast aan de kortsluitstroom die op de plaats van opstelling van deze schakelaars kan optreden. Het minimum genormaliseerde nominale kortsluitvermogen mag nooit minder dan 10.000 A bedragen.
Opmerking.
Hoofd-equipotentiale verbindingen dienen voorzien overeenkomstig art. 72 en 73 van het AREI. Elke equipotentiale verbinding zal gerealiseerd worden door middel van VOB-geleiders van gepaste doorsnede aangebracht in Tth-buis.
22.1. KASTBORD |GP|
Stookplaats Oudestraat 51
- Schakelkast, voeding in de nabijheid van het kastbord.
Bestemming:
- Luchtgroep
- CV-Ketel
- Circulator ketel
- Circulator kring radiatoren
- Regeling warmteproductie, driewegkranen, etc.
- Gasboiler SWW
- Sanitaire circulator
ART.C23. MEET- EN CONTROLETOESTELLEN
23.1. WARMWATERTHERMOMETER |FH|ST
De thermometers hebben een min. doormeter van 100 mm en een duidelijke schaalverdeling van 0IC tot 100IC.
Ze moeten uitneembaar zijn zonder het medium te moeten afsluiten. De dompelhulzen bevinden zich minimum 50 mm in het medium.
Opmerking :
Alle voorziene hulzen voor het plaatsen der voelers zijn van het type met lasmof met binnendraad.
23.2. LUCHTTHERMOMETER |FH|ST
De luchtthermometers hebben een minimum diameter van 100mm en een duidelijke schaalverdeling, respectievelijk van –30IC tot +30IC voor de buitenlucht en van 0IC tot 60IC voor de behandelde lucht. De nauwkeurigheid bedraagt ca. 2IC.
De voelers zijn in roestvrij staal en de minimale voelerlengte bedraagt 200 mm.
Ze worden geplaatst op het pulsiekanaal, het terugnamekanaal en op de aanzuig van de buitenlucht.
ART.C24. BRANDBEVEILIGING
24.1. BRANDKLEPPEN |FH|ST
Elke kanaaldoorvoering in een scheidingswand van het technisch lokaal, moet voorzien zijn van een brandklep.
De brandkleppen zijn uitgerust met smeltpatronen. Nabij iedere brandklep wordt in het kanaal een hermetisch inspectieluik voorzien.
De kleppen zijn te voorzien van een eindschakelaar. Bij dichtslaan van de klep moet deze vergren- deld zijn. Een manuele ontgrendeling van de brandkleppen moet mogelijk zijn om het alarmsysteem en signalisatie uit te testen.
De plaatsing der kleppen is volgens voorschrift van de fabrikant uit te voeren.
De brandkleppen voldoen aan de normen NBN 713-020. De brandwerende kleppen zijn conform aan het KS van 19 december 1997.
Attesten en technische fiches dienen alvorens de uitvoering te worden voorgelegd aan het Bestuur. Meer specifiek moet er aan volgende criteria voldaan zijn:
- mechanische weerstand : 2 h
- vlamdichtheid : 2 h
- thermische isolatie : 1 h De brandwerende klep werkt in iedere opstelling. Zij is samengesteld uit:
- een robuuste tunnel van voldoende lengte uit gegalvaniseerde staalplaat met een dikte van 1.25 mm
- een 45 mm isolerend klepblad, scharnierend rond de horizontale as, vrij van smering
- een inox aandrijfveer voor het automatisch sluiten
- een bedieningsmechanisme volledig uit de wand
Indien bepaalde brandkleppen niet in de brandmuur kunnen gemonteerd worden, zullen ze geplaatst worden in het aansluitkanaal, zo dicht mogelijk bij de brandmuur, waarbij het kanaalstuk tussen de brandklep en de brandmuur dient bekleed te worden met brandwerend materiaal.
Het geheel zal voldoen aan Rf 2h.
De smelttemperatuur der patronen bedraagt normaal 72IC.
Wanneer brandkleppen ter plaatse van vloerdoorgangen in kanalen worden gemonteerd, dan dient een opkantje gemetst te worden om te beletten dat kuiswater in het mechanisme van de brandklep kan komen.
Het maken van de openingen voor de brandkleppen, voor zover deze niet voorzien zijn, evenals het terug dichtmaken rond de brandkleppen met aangepast materiaal, moet in de prijs begrepen zijn. Voor het maken van de openingen is de toelating van het Bestuur vereist.
Van elk type brandklep evenals van de brandwerende kanaalbekleding dient een attest voorgelegd te worden waaruit blijkt dat zij voldoet aan de gestelde eisen en dat gezien vanaf de twee zijden van de klep.
Op het elektrisch bord in de technische ruimte dient de gesloten stand van elke brandklep gesig- naleerd te worden met een lampje (ÈÈn lampje per brandklep).
Hiertoe is elke klep en overeenstemmend lampje duidelijk voorzien van een nummer, zodat een gesloten klep op eenvoudige wijze kan teruggevonden worden.
Alle nodige elektrische verbindingen moeten hiertoe tot aan deze eenheid gebracht worden, met inbegrip van de aansluitingen.
In de eenheidsprijs is begrepen: alle leveringen en werken voor de volmaakte uitvoering lot volledig geheel.
ART.C39. BIJKOMENDE WERKEN
39.1. PLAATSEN VAN NIEUW SYSTEEMPLAFOND |GP|
Algemeen
Een systeemplafond bestaande uit een ophangconstructie, een draagconstructie, plafondpanelen en toebehoren, waarbij de onderzijde van de draagprofielen ophangconstructie in het zicht blijft en de profielbreedte 24 mm is.
Materiaal
De plafondpanelen zijn vervaardigd uit rotsvezels (geclassificeerd conform EU-richtlijn 97/69 noot Q) en hebben een volumieke massa van 80 kg/m_. De zelfdragende plafondpanelen,
zijn aan de zichtzijde afgewerkt met een mineraalvlies. De zacht-mineraal
plafondpanelen zijn recycleerbaar in het eigen productieproces en blijvend vormvast bij een relatieve luchtvochtigheid tot circa 95% (temperatuuronafhankelijk).
De geluidsabsorptiecoëfficiënt (α), getest volgens ISO 354, bedraagt bij : 000 Xx 0,0 0000 Xx 0,82 NRC 0,85
250 Hz 0,77 2000 Hz 0,95 αw 0,85
500 Hz 0,87 4000 Hz 0,94
De brandweerstaand/brandstabiliteit :
Voor een paneel van 20 mm, afmetingen 600 x 600 mm tot 1.200 x 600 mm, en de vloer beton of hout is de brandweerstand/-stabiliteit 30 minuten
Uitvoering
De ophangsconstructie is een in hoogte verstelbare hanger van gegalvaniseerd staal passend bij het draagprofiel.
Het draagsysteem is ÈÈn van hoofd- en tussenprofielen met een aansluiting langs de omtrek. T-profiel bestaande uit gewalst gegalvaniseerd staal met een flensbreedte van 24 mm en een lijfhoogte van 38 mm.
Toepassing
In gang, inkomhal en personeelsruimte.
39.2. DICHTEN VAN DOORBORINGEN IN COMPARTIMENTEN EN LOKALEN
|GP|
Het waterdicht afwerken van eventuele openingen in funderingswanden door middel van gegalvaniseerde doorvoerhulzen, achteraf afgedicht met niet-brandbaar en hittebestendig textielproduct en waterafstotende producten (bitumen, siliconen enz.).Alle opvullingen (akoestische, brandwerende, waterdichte) rondom leidingen, kanalen enz.
Algemeen
Met een compartiment wordt bedoeld:
Het gedeelte van een gebouw begrensd door wanden of vloeren die de brandvoortplanting naar het (de) naast- of bovenliggend(e) compartiment(en) dienen te beletten gedurende twee uur.
Een compartiment is onderverdeeld in lokalen. Deze lokalen zijn begrensd door wanden die de brandvoortplanting naar het naastliggend lokaal dienen te beletten gedurende een half uur.
Dichten van doorboringen tussen lokalen.
De doorboringen tussen lokalen moeten degelijk en volgens de regels van het vak afgedicht worden met cementspecie. Papier, plaaster e.a. zijn ten strengste verboden.
Dichten van doorboringen tussen compartimenten.
Resterende openingen in wand- en plafondconstructies bestemd voor onderhavige inrichtingen moeten na montage zorgvuldig aangevuld worden met brandwerende materialen minstens gelijkwaardig aan de brandweerstand van deze constructies.
Voor uitvoering wordt een testrapport overeenkomstig NBN 713-020 geëist voor alle brandwerende
materialen.
Na de uitvoering wordt van de installateur een attest geëist ten behoeve van de brandweer met de formele bevestiging dat geen enkele door leidingen doorboorde bouwconstructie in haar brandweerstand verzwakt werd na de gespecialiseerde afdichtingen en isolatie van de doorvoeren.
Tevens moet bij die gelegenheid een formele verklaring van de leverancier van de brandwerende isolatiematerialen voorgelegd worden die bevestigt dat de desbetreffende materialen aangebracht zijn volgens de voorschriften ter zake.
Alle werken van gelijk welke aard hier niet uitdrukkelijk beschreven, doch nodig voor de volledig voltooiing van de inrichtingen en de goede werking van de installatie.
ART.C40. BESCHERMING VAN METALEN TEGEN CORROSIE
40.1. BESCHERMING VAN METALEN TEGEN CORROSIE-SCHILDERWERKEN
|GP|
Buiten de werken vermeld onder art. C40 van TB 105 omvatten deze laatste eveneens:
1. Schilderen van de zichtbare leidingen, kraanwerk, draagstoelen en niet-gegalvaniseerde metalen ophangstukken;
2. Het plaatsen van getuigeringen met conventionele kleuren (te bepalen in overleg met het Bestuur) op alle leidingen. Deze herkenningsbanden worden geplaatst bij elke aftakking en afsluiter bij het in- of uitkomen van een koker, en minstens om de 3 m. Zij worden ofwel geschilderd (naakte leidingen) ofwel gevormd door kleefbanden van kunststof van de gewenste breedte (geïsoleerde leidingen). Het kleefmiddel van het materiaal van de band moet bestand zijn tegen vocht, licht en warmte;
3. De voetstukken van de gasketels, expansievaten enz. worden geschilderd met twee lagen betonverf.
4. Aanduidingsplaten voor de elektrische borden en toestellen zoals: pompen, circulatoren, gemotoriseerde kranen, afsluit- en regelkranen
Belangrijke opmerkingen.
Het monteren en demonteren van onderdelen en apparaten, nodig om de schilderwerken uit te voeren, moeten in de prijs begrepen zijn.
De geroeste delen (of daar waar de grondlaag verwijderd is) moeten zorgvuldig met de metalen borstel gereinigd worden voor het schilderen.
Ieder verfgedeelte dat komt te barsten of af te schilferen gedurende de waarborgperiode moet door de aannemer en op zijn kosten hersteld worden. De verflagen hebben een verschillende tint om het aantal ervan te kunnen controleren.
De aangewende kleuren van de afwerkingslaag van het schilderwerk moeten maximaal in overeenstemming zijn met NBN 69 en DIN 2403, aan te brengen volgens een door het Bestuur vooraf goed te keuren kleurencode.
De schilderwerken dienen uitgevoerd door in dit vak gespecialiseerde vaklui. De eventuele onderaannemer, door de aannemer hiervoor aangesteld, moet vooraf door het Bestuur aanvaard worden.
ART.C41. THERMISCHE ISOLATIE
41.1. THERMISCHE ISOLATIE VAN WARMWATERLEIDINGEN
41.1.1. THERMISCHE ISOLATIE VAN NIET ZICHTBARE CV-LEIDINGEN
Thermische isolatie van niet zichtbaar geplaatste leidingen centrale verwarmingsinstallatie
Niet zichtbaar geplaatste CV-leidingen isoleren met omklapschalen, goedsluitend aangebracht. Uit schalen gesneden bochtsegmenten worden toegepast.
Rondgaande naden en bochten glad afwerken met all-weather alutape, breedte 50 mm (kleefkracht op staal ten minste 9 N/25mm) en glad afstrijken. Bij lange verticale leidingen en ontbreken van flenzen de schalen per 4 m mechanisch afsteunen.
41.1.2. THERMISCHE ISOLATIE VAN ZICHTWERK EN TECHNISCHE RUIMTEN
Zichtleidingen isoleren met industrieschalen. Per meter schaallengte fixeren met 3 st. 0.5 mm binddraden per schaal.
Afwerking geschiedt met aluminiumplaat, dikte t/m DN 100 0.6 mm, daarboven 0.8 mm en collectoren 1mm, kwaliteit AlMg 2,5 voorzien van voor en tegenvoor en met vaste en schuivende verbindingen, langsnaden 30I verspringend.
Bevestiging van de aluminium afwerking geschiedt met 1/2" plaatschroeven en zoveel mogelijk uit het zicht verwerkt tot een strak geheel.
Aluminium plaatdelen worden vastgezet met 2 plaatschroeven per segment.
Alle horizontale en verticale naden dienen zo mogelijk uit het zicht te zijn gekeerd.
41.1.3. THERMISCHE ISOLATIE APPENDAGES, XXXXXX ETC.
Bij flensafsluiters, verdelers, pomphuizen en warmtewisselaars, worden als volgt geïsoleerd met lamellendekens in uitslag verlijmd in aluminium kappen, dik 0.8 mm, kwaliteit AlMg 2,5;
Eventuele pakkingdrukkers buiten de kap te houden. Bij onderdelen die periodiek onderhoud behoeven, zoals pompen etc., de kappen demontabel uitvoeren met snelsluitingen, rekening houden met bout uitneemlengtes.
Met isolatiematrassen gevuld met losse wol, voorzien van spanhaken, zodanig dat het geheel met ijzerdraad eenvoudig is dicht te rijgen.
41.1.4. Diktes
De schalen hebben de volgende minimale diktes:
• 30 mm op de leidingen kleiner dan DN 50;
• 40 mm op de leidingen vanaf DN 50 tot DN 80;
• 60 mm op de leidingen vanaf DN 100 en groter.
41.1.5. Isolatie warm en koud sanitair water
De leidingen isoleren met CV-schalen dampdicht afgewerkt. Rondgaande naden en bochten glad afwerken met alutape, breedte 50 mm (kleefkracht op staal ten minste 9 N/25mm) en afstrijken. Bij lange (schacht)leidingen en ontbreken van flenzen de schalen per 4 m mechanisch afsteunen. Voor bochten uit schaaldelen gesegmenteerde bochten toepassen. De eventuele beschadigingen in de afwerking met alutape weer dampdicht afwerken.
Isolatiedikte
Medium | ∅ 15-33 | ∅ 42-60 | ∅ 64-114 | ∅ > 114 |
Sanitair warmwater | 25mm | 30mm | 40mm | 50mm |
Sanitair koudwater | 25mm | 25mm | 25mm | 25mm |
41.2. PRODUCTEN
41.2.1. CV-schaal
Met extra versterkte aluminium sandwichfolie beklede rotswolschaal, aan ÈÈn zijde doorgezaagd en aan de tegenoverliggende zijde ingezaagd, voorzien van een zelfklevende overlap(kleefkracht op staal ten minste 9 N/25mm). Verwerkingstemperatuur van -15IC tot 50IC
brandreactie: klasse A1 volgens XXX X00-000 fysiologische uitwerking:
- rookdichtheid verbrandingsgassen : verwaarloosbaar volgens NEN 6066
- λ50 ≤ 0,040W/mK
- het materiaal is niet hygroscopisch : (methode type-bestek 105/90)
- het materiaal is niet capillair
- de te isoleren onderdelen worden niet door het isolatiemateriaal aangetast
- certificaat: Technische Goedkeuring voor isolatie van warmwaterleidingen
41.2.2. Industrieschaal
Concentrisch gewikkelde, gebonden rotswol omklapschaal, aan ÈÈn zijde ingezaagd en aan de
tegenoverliggende zijde ingezaagd. brandreactie : niet-brandbaar volgens ISO 1182 fysiologische uitwerking:
- rookdichtheid verbrandingsgassen: verwaarloosbaar volgens NEN 6066
- λ50 ≤ 0,040W/mK
- het materiaal is niet hygroscopisch: (methode type-bestek 105/90)
- het materiaal is niet capillair
- de te isoleren onderdelen worden niet door het isolatiemateriaal aangetast
- certificaat: Technische Goedkeuring voor isolatie van warmwaterleidingen
41.2.3. Lamellendeken
Soepele lamellendeken met rechtopstaande vezels van rotswol ÈÈnzijdig beplakt met versterkte
aluminiumfolie
brandreactie: klasse A1 volgens XXX X00-000 Deken zonder bekleding A0 volgens XXX X00-000 fysiologische uitwerking:
- rookdichtheid verbrandingsgassen: verwaarloosbaar volgens NEN 6066
- λ20 = 0,040W/mK
- het materiaal is niet hygroscopisch: (methode type-bestek 105/90)
- het materiaal is niet capillair
- de te isoleren onderdelen worden niet door het isolatiemateriaal aangetast
41.2.4. Zelfklevend lamellendeken
Soepele lamellendeken met rechtopstaande vezels van rotswol ÈÈnzijdig beplakt met versterkte
aluminiumfolie en voorzien van een zelfklevende laag met een schutfolie. brandreactie: klasse A1 volgens XXX X00-000
Deken zonder bekleding A0 volgens XXX X00-000 fysiologische uitwerking:
- rookdichtheid verbrandingsgassen: verwaarloosbaar volgens NEN 6066
- λ20 = 0,040W/mK
- het materiaal is niet hygroscopisch : (methode type-bestek 105/90)
- het materiaal is niet capillair
- de te isoleren onderdelen worden niet door het isolatiemateriaal aangetast
ART.C43. PLANNEN, SCHEMA'S EN ATTESTEN |GP|
43.1. ATTESTEN
De aannemer, in het bezit van een habilitatienummer, dient een attest voor te leggen waarin hij ver- klaart de gasinstallatie in het gebouw te hebben uitgevoerd volgens de voorschriften van norm NBN D 51-003 van 1977. Indien de aannemer geen habilitatie heeft, zal hij de gasinstallatie laten keuren door een erkend organisme.
De emissiewaarden van de gasketels worden gemeten door een erkend organisme.
De elektriciteitswerken moet de aannemer laten keuren door een erkend organisme overeenkomstig het AREI.
De controles gebeuren op kosten van de aannemer.
De keuringsattesten zijn over te maken aan het bestuur alvorens de installatie in bedrijf gesteld wordt.
PLANNEN EN SCHEMA'S
Zie artikel 0.1.6.
ART.C44. AFBRAAKWERKEN
44.1. ALGEMEEN |GP|
De installateur moet eventueel instaan voor de afbraak van bestaande installaties. Behalve de vermelde uitzonderingen worden alle van de afbraak voortkomende materialen eigendom van de aannemer. Deze materialen mogen in geen geval worden herbruikt en moeten door de installateur zo vlug mogelijk van het werk worden verwijderd. De materialen die eigendom blijven van het bestuur worden door de aannemer afgeleverd in een later te bepalen stadsmagazijn van de centrale verwarming te Antwerpen.
De afbraakwerken zorgt de aannemer tevens voor het uitvoeren van alle nodige herstellingen aan vloeren, zolderingen, muren en dergelijke en wel tot volle tevredenheid van het bestuur.
ART.C46. ONDERHOUD GEDURENDE DE WAARBORGPERIODE
46.1. ALGEMEEN |GP|
Buiten de werkzaamheden die vallen onder de waarborg zal de aannemer gedurende de waarborgperiode de technische installaties onderhouden volgens de voorschriften van de constructeurs.
Dit omvat o.a.:
- Reinigen ketels;
- Controle expansievaten;
- Vervangen filters;
- Nazicht aandrijfriemen ventilator;
De kosten hiervoor moeten inbegrepen in de desbetreffende post van de opmetingsstaat.
Er moeten twee onderhoudsbeurten uitgevoerd worden, telkens voor het begin van het stookseizoen (oktober)
Na elke onderhoudsbeurt moet een werkblad worden afgeleverd aan het Bestuur, met vermelding van:
- Datum uitvoering;
- Naam van de technicus;
- Lijst van de vervangen stukken;
- Opsomming van de uitgevoerde werken.
De vordering van deze post kan pas gebeuren indien deze documenten worden afgeleverd aan het Bestuur.
De definitieve oplevering kan slechts geschieden na aflevering en het nazien van deze documenten.
47. PROEVEN EN OPLEVERINGEN.
Algemeen
Alle certificaten van de materialen, opgesteld door de constructeurs, dienen voor aanvang der proeven aan het bestuur geleverd te worden.
Alle speciale uitrustingen en automatische regelapparaten zullen door ervaren technici op punt gesteld worden.
- De verwarmingsketels en de warmwaterboiler zijn individueel te beproeven en af te regelen op de opgegeven nettovermogens.
- De circulatoren en andere pompen zijn na te meten op hun debiet in overeenstemming met het opgegeven debiet en de performatiecurven van de constructeur.
- De geluidsniveaus zijn na te meten in overeenstemming met de eisen gesteld in het bestek. De te volgen werkwijze wordt opgegeven in de opmetingsstaat; ofwel geschieden de proeven door de constructeur en de aannemer, ofwel worden deze proeven en metingen uitgevoerd door een erkend organisme en de resultaten worden overgemaakt aan het bestuur. Dit alles gebeurt op kosten van de inschrijver.
Voorlopige oplevering
Deze geschiedt bij de voltooiing der werken en omvat de dichtheidsproef, het starten van de installatie en de omloopproef.
De voorlopige oplevering kan in geen geval doorgaan als volgende attesten of documenten niet beschikbaar zijn:
- controle elektrische borden
- debietmetingen van de omlooppompen
- de rookgasanalyse en rendementsbepalingen
- instellingen van de strangregelventielen
- documenten voor commodo en incommodo
De rookgasanalyse en de rendementsbepalingen van de ketels worden uitgevoerd door erkende organisatie of de plaatselijke energiemaatschappij. In afwijking op de vermelde methode van het typebestek 105 ter bepaling van de ketelproeven wordt volgende tekst toegevoegd:
- De rookanalyse wordt uitgevoerd door middel van elektronische meetapparatuur met registratie van de opgetekende waarden. De meetwaarden maken deel uit van een meetverslag(in tabel of in grafiekvorm). Een ijkingstest van de gebruikte meetapparatuur wordt toegevoegd aan het meetverslag. Het verkrijgen van dergelijk attest is ten laste van de uitvoerder.
- De te meten parameters worden uitgebreid met een CO meting, met een maximum toegelaten waarde van 1000 ppm bij maximum CO2 waarde en een NOx meting. Verder worden de parameters CO2, O2, ruimte- en rookgastemperatuur continu gemeten.
- Buiten de eisen gesteld volgens VLAREM II-bis die geheel van toepassing zijn, wordt het toegelaten Nox gehalte teruggebracht naar 100 mg/mi bij een zuurstofoverschot van 3%.
De kostprijs van de metingen is geheel ten laste van de installateur.
Nota: de brandstof, het water en de elektriciteit voor de proeven worden door het bestuur geleverd.
Eindoplevering
Deze zal geschieden twee jaar na de voorlopige oplevering indien de installatie voldoening heeft gegeven en de installateur aan zijn verplichtingen heeft voldaan.
48. VEILIGHEID
48.1. VEILIGHEID - ALGEMEEN |VVS|
Werken tengevolge de richtlijnen van de veiligheidscoˆrdinator.
49. SAMENVATTING VAN DE MATERIALEN.
- Verwarming : vloerketel op gas
gasgestookte warmwaterboiler SWW rookgasafvoer
expansievat collector
primaire en secundaire pompen gemotoriseerde kranen automatische kranen automatische regeling
- Ventilatie : luchtgroep pulsie/extractie sportzaal
automatische regeling
- Distributie : kanalen leidingen isolatie kraanwerk pulsieroosters extractieroosters
buitenluchtroosters
- Elektriciteit : bedieningsbord HVAC
bedieningsbord (inkom) brandweerbedieningsknoppen
- Bouwkundig : systeemplafond bestaande uit plafondpanelen
BIJLAGE 1: LIJST MET IN TE DIENEN DOCUMENTEN
Overzichtslijst in te dienen documenten | |||
Nr | Art. | Omschrijving | Ingediend |
A | Bij inschrijving | ||
A1 | De prijs volgens meetstaat in bijlage. | ||
A2 | De prijsberekening en de documenten met betrekking tot de veiligheid volgens art 30 van het KB 25/1/2001 | ||
A3 | Het offerteformulier | ||
A4 | Alle documenten die vermeld zijn bij de administratieve bepalingen. | ||
Bewijs van habilitatie voor gasinstallaties |
B | Voor uitvoering | ||
B1 | Technische fiches der aangewende materialen, zie bijlage 2 | ||
B2 | Berekening van de diameter van de gasleiding volgens norm NBN D 51-003 (Formule van Renouard) | ||
B3 | Plan met aanduiding leidingtracÈ gasleiding met vermelding diameter(s), materiaal, in/opbouw (schaal 1/50) | ||
B4 | Berekening opvoerhoogte en debiet circulatorpomp | ||
B5 | Berekening dimensionering expantievat | ||
B6 | Berekening opvoerhoogte ventilatoren en drukverliezen luchtkanalen met aanduiding te plaatsen regelkleppen | ||
B7 | Voorleggen model dak/muurdoorvoer en ventielen |
B8 | Elektrische schema’s | ||
B9 |
C | Voor voorlopige oplevering | ||
C1 | As-builtdossier, 2 exemplaar op papier Èn digitaal aangeleverd, bestaande uit: - plannen, schema’s - technische fiches - attesten en verslagen van proeven, metingen, keuringen (gas, elektriciteit), waarborgen,Ö | ||
C2 | Technische documentatie en onderhoudsvoorschriften van de aangewende materialen | ||
C3 | Gedetailleerde technische documentatie van alle onderdelen van de installatie, met gebruiksvoorwaarden, richtlijnen i.v.m. onderhoud en ontstoring | ||
C4 | Gebruiksaanwijzing van de ketel en van alle onderdelen van de installatie als kamerthermostaat, thermostatische kranen, boiler, Ö Deze wordt opgehangen in een map nabij de ketel. | ||
C5 | |||
C6 |
Voor definitieve oplevering
D
BIJLAGE 2: OVERZICHTSLIJST MET IN TE DIENEN TECHNISCHE FICHES
De aannemer moet een gedetailleerde materialenlijst met vermelding van merk, type, specifieke kenmerken en leveranciers leveren en dit van volgende onderdelen:
Techn. fichenr . | Nr. meetst | Aant | Omschrijving materiaal | Merk | Type | Opmerking | Datum goedkeuring | ||
Ing. Best. Bouwh. | |||||||||
1 | gasleidingen | ||||||||
2 | gaskranen | ||||||||
3 | gasketel | ||||||||
4 | gasboiler | ||||||||
5 | kunststof buizen | ||||||||
6 | collectoren | ||||||||
7 | aflaatkranen | ||||||||
8 | regelkranen | ||||||||
9 | afsluitkranen | ||||||||
10 | circulatoren | ||||||||
11 | expansiesysteem | ||||||||
12 | vlotterontluchter | ||||||||
13 | microbellenafscheide r | ||||||||
14 | radiatorkranen | ||||||||
15 | thermostaatkoppen |
16 | ruimtethermostaat | ||||||||
17 | regeling (elektrische schema’s, werkingsbeschrijving en) | ||||||||
18 | metalen kanalen | ||||||||
19 | flexibele kanalen | ||||||||
20 | ophanging & bevestiging kanalen | ||||||||
21 | regelkleppen | ||||||||
22 | geluidsdempers | ||||||||
23 | ventilatie-unit | ||||||||
24 | binnenroosters | ||||||||
25 | buitenroosters | ||||||||
26 | bescherming van metalen leidingen tegen corrosie |
BIJLAGE 3: VENTILATIESCHEMA
Pulsie via wandroosters Extractie via wandrooster
Opgemaakt door: ingenieur Xxx Xxxxxxxx, consulent techniek.
Nagezien door: ir-arch. Xxxxxx Xxx, hoofd studiedienst Antwerpen, 7 mei 2009
Gezien en voorgedragen:
xx. Xxxxxxxx Xxxxxxxx bedrijfsdirecteur
Besteknummer PO/2009/5048/3
Voorwerp van de opdracht: Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxx. Sportzaal Notelaar, vernieuwen van de centrale verwarmingsinstallatie en ventilatieluchtgroep.
Schriftelijke verklaring inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk
Na ontvangst van de gunningsbrief ONMIDDELLIJK door de gegadigde aan het bestuur over te maken.
🞎
🞎
Ik ondergetekende (1),
gevolmachtigde van (2),
verklaar de nodige informatie en instructies van de stad Antwerpen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van het werk die eigen zijn aan de inrichting waarin mijn werknemers werkzaamheden komen uitvoeren, te hebben ontvangen en gelezen.
Deze informatie en de passende instructies heb ik doorgegeven aan mijn werknemers die werken zullen uitvoeren in het kader van de opdrachten van de stad Antwerpen.
Deze informatie evenals de passende instructies heb ik eveneens aan mijn onderaannemer(s) overgemaakt.
(na(a)m(en) van de onderaannemer(s) invullen),
🞎 |
🞎 |
🞎 |
🞎 |
🞎 |
Ik bevestig uitgerust te zijn met het nodige materieel in overeenstemming met de terzake bestaande wetgeving en over geschikt personeel te beschikken om de door de stad Antwerpen gevraagde werkzaamheden uit te voeren.
Ik verbind er mij toe alle verplichtingen inzake het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk die eigen zijn aan de inrichting waarin mijn werknemers de werkzaamheden komen uitvoeren, na te leven.
De verantwoordelijke(n) voor de veiligheid voor het uit te voeren werk is (zijn), te bereiken op het volgende telefoonnummer en het volgende faxnummer
naam | Tel: | fax |
🞎 | ||
🞎 |
In geval van wijzigingen verbind ik er mij toe dit onmiddellijk mee te delen. De aannemer-leverancier,
handtekening (3)
(1) Aan te vullen met naam en voornaam.
(2) In het geval het een rechtspersoon betreft, in te vullen met de naam van de onderneming en het adres van de maatschappelijke zetel.
(3) Voorafgegaan door de woorden "gelezen en goedgekeurd"
Offerte
Voorwerp van de opdracht
Xxxxxxxxxx 00 xx 0000 Xxxxxxx. Sportzaal Notelaar, vernieuwen van de centrale verwarmingsinstallatie en ventilatieluchtgroep.
besteknummer PO/2009/5048/3
ofwel (1) DE ONDERGETEKENDE
🞎
🞎
🞎
🞎
🞎
🞎
🞎 tel
🞎
🞎 fax
naam en voornamen Hoedanigheid / beroep
nationaliteit
WOONPLAATS land
postnummer, gemeente
straat, nummer telefoon - telefax
e-mail-adres
ofwel (1) DE VENNOOTSCHAP
benaming rechtsvorm nationaliteit ZETEL land | 🞎 🞎 🞎 🞎 | |
postnummer, gemeente | 🞎 | |
straat, nummer | 🞎 | |
telefoon - telefax | 🞎 tel | 🞎 fax |
e-mail-adres | 🞎 | |
vertegenwoordigd door de ondergetekende (n) | 🞎 | |
ofwel (1) DE ONDERGETEKENDEN (die zich tijdelijk hebben verenigd voor deze aanneming) | ||
namen en voornamen | 🞎 | 🞎 |
hoedanigheid / beroep | 🞎 | 🞎 |
nationaliteit | 🞎 | 🞎 |
WOONPLAATS land | 🞎 | 🞎 |
postnummer, gemeente | 🞎 | 🞎 |
straat, nummer | 🞎 | 🞎 |
telefoon - telefax | 🞎 tel | 🞎fax |
e-mail-adres | 🞎 | 🞎 |
verbindt ( verbinden) zich op zijn (hun) roerende en onroerende goederen tot de uitvoering, overeenkomstig de bepalingen en voorwaarden van bovengenoemd bestek, van de in dit bestek beschreven opdracht met betrekking tot de aanneming van bovengenoemde werken of leveringen.
TEGEN DE SOM VAN (1bis)
🞎
🞎
in cijfers, exclusief BTW in letters, exclusief BTW
1. inlichtingen betreffende de inschrijver
🞎
🞎
van
🞎
tot en met 🞎
Inschrijving bij de RSZ, nr(s) Ondernemingsnummer(s) (alleen in België)
De jaarlijkse vakantieperiode zal zich spreiden
(gebeurlijke wijzigingen in de loop van de aanneming alsmede de bijkomende jaarlijkse vakantiedagen zijn vooraf schriftelijk ter kennis van het bestuur te brengen)
2. erkenning
Valse verklaringen betreffende de erkenning kunnen de toepassing van een in artikel 19 van de wet van 20 maart 1991 bepaalde sanctie tot gevolg hebben.
🞎
🞎
🞎
Inschrijving op de lijst van de erkende aannemers, nr(s)
Ingeval het gaat om een voorlopige erkenning: datum van de toekenning
Categorie(ën), ondercategorie(ën) en klasse(n)(1)
2.1. categorie (1)
− Deze erkenning(en) stemt (stemmen) overeen met de in het bestek bepaalde voorwaarden betreffende de categorie of ondercategorie.
Ofwel
− Deze erkenning(en) stemt (stemmen) niet overeen met de in het bestek bepaalde voorwaarden betreffende de categorie of ondercategorie. Deze offerte geldt als de voorgeschreven aanvraag.
2.2. klasse (1)
− Het bedrag van de offerte overschrijdt het maximum van de verkregen erkenningsklasse niet
Ofwel
− Het bedrag van de offerte overschrijdt het maximum van de verkregen erkenningsklasse.
Deze offerte geldt als de voorgeschreven aanvraag
2.3. maximum van de gelijktijdig uitgevoerde werken (1)
− Het totale bedrag van de werken, zowel openbare als private, die in geval van gunning van de opdracht gelijktijdig zullen moeten worden uitgevoerd, rekening houdend met de stand
van de aan de gang zijnde aannemingen, zal het overeenkomstige maximum van de verkregen erkenningsklasse niet overschrijden.
Ofwel
− Het totale bedrag van de werken, zowel openbare als private, die in geval van gunning van de opdracht gelijktijdig zullen moeten worden uitgevoerd, rekening houdend met de stand van de aan de gang zijnde aannemingen zal het overeenkomstige maximum van de
verkregen erkenningsklasse overschrijden.
− Deze offerte geldt als de voorgeschreven aanvraag.
− Alle nodige gegevens voor het eventuele onderzoek van die aanvraag door de Commissie voor erkenning zullen, op eenvoudig verzoek, onverwijld worden verstrekt.
3. onderaannemers
Mijn onderaannemers:
naam | adres | land |
🞎 | 🞎 | 🞎 |
🞎 | 🞎 | 🞎 |
🞎 | 🞎 | 🞎 |
🞎 | 🞎 | 🞎 |
🞎 | 🞎 | 🞎 |
een lijst is als bijlage aan deze offerte bijgevoegd
Het bedrag van de werken die zullen worden opgedragen aan mijn onderaannemers van vreemde nationaliteit:
- onderdanen van een EU-lidstaat, beloopt per land
land | Bedrag |
🞎 🞎 🞎 | 🞎 🞎 🞎 |
een lijst is als bijlage aan deze offerte bijgevoegd
- onderdanen van een ander land, beloopt per land
land | Bedrag |
🞎 🞎 🞎 | 🞎 🞎 🞎 |
een lijst is als bijlage aan deze offerte bijgevoegd
4. personeel
🞎
Mijn personeel heeft de volgende nationaliteit:
5. te gebruiken producten (1)
− Voor de uitvoering van deze opdracht zullen enkel producten worden gebruikt die afkomstig zijn uit de lidstaten van de Europese unie (2).
ofwel
− Overeenkomstig de bepalingen van artikel 90, ß1 4I van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1999 (aangevuld met errata)
gaat hierbij een afzonderlijke nota, gedateerd en ondertekend, houdende vermelding van de herkomst van de te leveren producten en/of van de te gebruiken materialen die niet afkomstig zijn uit de lidstaten van de Europese unie.
− Zij vermeldt, per land van oorsprong, het bedrag (exclusief douanerechten) dat die producten en/of materialen in de offerte vertegenwoordigen.
− Wanneer het gaat om op het grondgebied van de lidstaten van de Europese unie af te werken of te verwerken producten en/of materialen vermeldt zij de prijs van de grondstoffen (2) (3)
6. betalingen
De betalingen zullen geldig worden uitgevoerd door overschrijving op rekeningnummer
ten name van (benaming firma en rechtsvorm vermelden)
🞎
ìverplicht te vermelden op factuurî
7. Bij te voegen documenten (1)
7.1. voor de Belgische aannemers
Indien de schuld aan bijdragen bij de RSZ (Rijksdienst voor sociale zekerheid) voor de aangifte tot en met het voorlaatste afgelopen kalenderkwartaal ten opzichte van de datum van de opening van offertes meer dan 2 500 EUR bedraagt, dan wordt de inschrijver verzocht bij zijn offerte alle inlichtingen te voegen betreffende de eventuele schuldvorderingen, zoals bedoeld in art. 00 xxx x0 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996, gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1999 (aangevuld met errata).(1)
7.2. voor de buitenlandse aannemers
Bij deze offerte voeg ik (of voegen wij) de in artikel 00 xxx x0 van het koninklijk besluit van 8 januari 1996 gewijzigd bij koninklijk besluit van 25 maart 1999 (aangevuld met erratum), bedoelde attesten voor buitenlandse inschrijvers (1)
Bovendien mag de administratie alle nodige inlichtingen van financiële en morele aard omtrent de ondergetekende(n) (of omtrent de hier inschrijvende vennootschap) inwinnen bij andere instellingen.
7.3. eveneens bij te voegen
− de samenvattende opmetingsstaat/prijslijst van de eenheidsprijzen van de werken, behoorlijk ingevuld, gedag- en ondertekend; (1)
− de bescheiden gedateerd en ondertekend, die luidens het bestek van de onderhavige aanneming moeten worden voorgelegd (1)
− de door het bestek vereiste modellen en monsters (1)
− de lijst met identificatie van de onderaannemers. (1)
− documenten waaruit de bevoegdheid blijkt van de perso(o)n(en) die de offerte onderteken(t)(en).
De inschrijver(s)
gedaan te op datum van
🞎
🞎
🞎
🞎
handtekening
naam van de ondertekenaar(s)
(1) Doorhalen wat niet van toepassing is.
(1bis) Er wordt uitdrukkelijk gesteld dat de opgegeven prijzen forfaitair zijn en een wisselgarantiebeding niet kan worden aanvaard.
(2) Geen rekening houden met de door het bestek opgelegde producten van vreemde oorsprong.
(3) De inschrijver die deze aangifte niet heeft gedaan wordt geacht voor de uitvoering van de ganse aanneming geen producten of materialen te gebruiken die niet afkomstig zijn uit lidstaten van de Europese unie.