INHOUDSOPGAVE
Pensioenreglement
Voor notarissen, kandidaat-notarissen en toegevoegd notarissen
Versiedatum 1 januari 2022
INHOUDSOPGAVE
Artikel 1. Begripsomschrijvingen 4
Artikel 2. Karakter van de pensioenregeling 7
Artikel 3. Aanvang deelnemerschap 7
Artikel 4. Einde deelnemerschap 8
Artikel 6. Pensioengrondslag 9
Artikel 7. Ouderdomspensioen 11
Artikel 10. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx 00
Artikel 12. Voortzetting tijdens verlof 15
Artikel 13. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid 16
Artikel 14. Gevolgen van scheiding 17
Artikel 15. Einde van de deelname anders dan door pensionering 19
Artikel 16. Voortzetting na einde deelname 19
Artikel 18. Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen 21
Artikel 19. Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen 21
Artikel 20. Deeltijdpensioen 22
Artikel 21. Variatie in de pensioenuitkeringen 23
Artikel 22. Volgorde flexibiliseringsmogelijkheden 23
Artikel 23. Financiering van de pensioenregeling 23
Artikel 24. Uitbetaling van de pensioenen 25
Artikel 25. Waardeoverdracht 25
Artikel 27. Afkoop, vervreemden, prijsgeven, zekerstellen van pensioenaanspraken en vervallen aan het fonds 26
Artikel 28. Informatieverstrekking door (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden 26
Artikel 29. Informatieverstrekking door het fonds 27
Artikel 30. Toeslagen op pensioen 27
Artikel 31. Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten 28
Artikel 32. Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 28
Artikel 33. Hardheidsclausule, bijzondere gevallen en geschillen 29
Artikel 34. Inwerkingtreding 30
Artikel 35. Overgangsbepalingen 30
Bijlage: flexibiliseringsfactoren 32
Bijlage: arbeidsongeschiktheid 42
Artikel 1. Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement zijnde volgende begripsomschrijvingen van toepassing:
1. administrateur: de instantie die door het fonds is aangewezen als
administrateur van de pensioenregeling;
2. aanspraakgerechtigde: de persoon die begunstigde is voor een nog niet ingegaan
pensioen;
3. AOW-leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd op grond van artikel 7a van de
Algemene ouderdomswet (AOW);
4. bestuur: het bestuur van het fonds;
5. deelnemer: iedere notaris, iedere toegevoegd notaris en iedere kandidaat-notaris al dan niet in loondienst werkzaam;
6. deelnemer in loondienst: a. de notaris die in dienst is bij een rechtspersoon; of
b. een kandidaat-notaris in dienst van een rechtspersoon dan wel werkgever; of
c. de toegevoegd notaris;
7. deelnemersjaar: als deelnemer doorgebracht jaar, waarbij slechts jaren vanaf 1
januari 2014 kunnen meetellen voor pensioenopbouw volgens artikel 7
;
8. deeltijdpercentage: a. voor de deelnemer in loondienst is dit
het percentage dat wordt gevonden door het aantal uren dat de deelnemer in loondienst op grond van de arbeidsovereenkomst per week werkzaam is, te
relateren aan een bij de werkgever geldende werkweek op basis van een bij hem geldende normale arbeidsduur, waarbij de uitkomst ten hoogste 100% bedraagt;
b. voor de ondernemer is dit het percentage dat wordt gevonden door het aantal uren dat de ondernemer op jaarbasis besteedt aan werkzaamheden op grond waarvan de ondernemer aangemerkt wordt als notaris of kandidaat- notaris, te relateren aan 1750 (normale arbeidsduur), waarbij de uitkomst ten hoogste 100% bedraagt;
9. feitelijke pensioenleeftijd: de datum waarop het ouderdomspensioen, al dan niet
gedeeltelijk, daadwerkelijk ingaat;
10. fonds: Stichting Pensioenfonds Notariaat te Den Haag;
11. gewezen deelnemer: de persoon die op grond van deze pensioenregeling
bij beëindiging van de deelname een pensioenaanspraak heeft behouden tegenover het fonds;
12. gepensioneerde: de pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen is
ingegaan;
13. kandidaat-notaris: een kandidaat-notaris als bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel c van de Wet op het Notarisambt;
14. kinderen: a. de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die tot hem/haar in familierechtelijke betrekking staan;
x. xx xxxxx- en pleegkinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde die ten tijde van zijn/haar overlijden door hem/haar als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed;
15. notaris: een notaris zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel a van de Wet op het Notarisambt;
16. ondernemer: de deelnemer die (kandidaat-)notaris is en geen deelnemer in
loondienst is. De (kandidaat-)notaris die voor eigen rekening en risico een onderneming drijft en hiervoor in dienst is bij een rechtspersoon wordt niet aangemerkt als ondernemer;
17. partner: a. de persoon die voor de feitelijke pensioenleeftijd gehuwd is met de (gewezen) deelnemer; of
b. de persoon die voor de feitelijke pensioenleeftijd een geregistreerd partnerschap is aangegaan met de (gewezen) deelnemer; of
c. de ongehuwde persoon, die geen geregistreerd partnerschap is aangegaan met de (gewezen) deelnemer en die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer is en bij diens overlijden met deze samenwoont krachtens een voor de feitelijke pensioenleeftijd aangegane samenleving;
18. pensioenaanspraak: het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd
overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
19. pensioengerechtigde: de persoon voor wie op grond van deze pensioenregeling een
pensioen is ingegaan;
20. pensioenrecht: het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd
overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening;
21. pensioenregeling: hetgeen is vastgelegd in dit pensioenreglement;
22. pensioenreglement: het pensioenreglement van het fonds waarin de
pensioenregelingen voor notarissen, kandidaat-notarissen en toegevoegd notarissen zijn vastgelegd;
23. pensioenrichtleeftijd: de eerste dag van de maand waarin de
(gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt;
24. pensioenverplichting: de verplichting van het fonds uit hoofde van pensioenaanspraken
en pensioenrechten;
25. prijsindexcijfer: het consumentenprijsindexcijfer alle huishoudens (periode
oktober-oktober), zoals dat wordt gepubliceerd in het Statistisch Bulletin van het CBS;
26. samenleving: de duurzame gezamenlijke huishouding die de ongehuwde
(gewezen) deelnemer met de partner voert blijkens een in een notariële akte vastgelegd samenlevingscontract en die gemeld is aan het fonds. Deze gezamenlijke huishouding moet gedurende ten minste een half jaar gevoerd worden om aangemerkt te worden als “samenleving” in de zin van dit pensioenreglement. De genoemde periode van een half jaar kan deels gelegen zijn na de feitelijke pensioenleeftijd;
27. scheiding: a. echtscheiding anders dan echtscheiding direct aansluitend gevolgd door geregistreerd partnerschap met dezelfde partner of samenleving met dezelfde partner;
b. ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
c. beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door overlijden of door direct aansluitend huwelijk of samenleving met dezelfde partner;
x. xxxxxxxxxxx van de samenleving anders dan door overlijden of door direct aansluitend huwelijk of geregistreerd partnerschap met dezelfde partner;
28. scheidingsdatum: a. de datum waarop de scheidings- of
ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand; of
b. de datum waarop de overeenkomst of beschikking inzake | ||
beëindiging van het geregistreerd partnerschap is | ||
ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, of | ||
c. de datum waarop bij beëindiging van de samenleving de | ||
(gewezen) deelnemer en de gewezen partner een | ||
schriftelijke verklaring ondertekenen, dan wel bij gebreke | ||
van deze schriftelijke verklaring de datum waarop volgens de | ||
Basisregistratie Personen de samenleving van de (gewezen) | ||
deelnemer en de gewezen partner is geëindigd; | ||
29. | statuten: | de statuten van het fonds; |
30. | toegevoegd notaris: | de persoon zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onderdeel b van de Wet op het Notarisambt; |
31. | toeslag: | een verhoging van: a. een pensioenrecht; b. een pensioenaanspraak van een gewezen deelnemer; c. een pensioenaanspraak van een deelnemer die geen verband houdt met een verhoging van de pensioengrondslag, de toename van het in aanmerking te nemen aantal jaren of een wijziging van deze pensioenregeling; |
32. | uitvoeringsreglement: | het door het fonds opgestelde reglement met betrekking tot de verhouding tussen het fonds, de werkgever en de ondernemer; |
33. | werkgever: | de notaris, maatschap of rechtspersoon waarbij de kandidaat-notaris of toegevoegd notaris als zodanig in dienst is. De rechtspersoon, waarbij de (kandidaat-)notaris die voor eigen rekening en risico een onderneming drijft in loondienst is, wordt eveneens aangemerkt als werkgever van deze (kandidaat-)notaris; |
WIA: | Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. |
Artikel 2. Karakter van de pensioenregeling
De pensioenregeling zoals omschreven in dit pensioenreglement is een uitkeringsovereenkomst (middelloonregeling) en voorziet in een vastgestelde pensioenuitkering.
Artikel 3. Aanvang deelnemerschap
1. Het deelnemerschap begint op de dag waarop men de hoedanigheid van notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris verwerft of opnieuw verwerft.
2. In afwijking van het eerste lid vangt het deelnemerschap aan op 1 januari 2014 voor degenen die op 31 december 2013 als deelnemer werden aangemerkt in het reglement zoals vastgelegd bij notariële akte op 7 november 2011 en die op 31 december 2013 de hoedanigheid van notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris bezitten.
3. Het deelnemerschap ingevolge dit pensioenreglement kan niet eerder aanvangen dan 1 januari 2014.
4. Een inkomende waardeoverdracht wijzigt het begin van het deelnemerschap niet.
5. Binnen twee weken na aanvang van de werkzaamheden als notaris of kandidaat-notaris in hoedanigheid van ondernemer, geeft de notaris of de kandidaat-notaris daarvan schriftelijk kennis aan het fonds.
6. Binnen twee weken na de aanvang of het einde van de werkzaamheid van een toegevoegd notaris of een kandidaat-notaris bij een werkgever, geeft de werkgever daarvan schriftelijk kennis aan het fonds.
7. Elke notaris is verplicht om direct aan het fonds melding te doen van elke notaris of kandidaat- notaris die in zijn opdracht werkzaamheden verricht als ondernemer.
8. Indien een deelnemer aansluitende deelnemingen heeft, wordt dit voor de toepassing van dit reglement als één doorlopende deelneming beschouwd indien bij elk van deze deelnemingen afzonderlijk wordt voldaan aan de voorwaarden voor deelneming in het fonds. Als tussen het einde van de deelneming en de aanvang van een volgende deelneming een termijn ligt van drie maanden of minder, wordt de deelneming eveneens geacht aansluitend te zijn.
9. In geval een deelnemer voorafgaand aan zijn deelneming conform een ander pensioenreglement in het fonds pensioenaanspraken heeft opgebouwd en lid 8 van dit artikel niet van toepassing is, dan worden zijn pensioenaanspraken bij geen bezwaar omgezet in pensioenaanspraken volgens het pensioenreglement waarin als laatste wordt deelgenomen, een en ander met inachtneming van de eisen die bij en/of krachtens de Pensioenwet zijn gesteld.
Artikel 4. Einde deelnemerschap
1. Het deelnemerschap eindigt uiterlijk op de eerste dag van de maand waarin de pensioenrichtleeftijd wordt bereikt.
2. Het deelnemerschap eindigt eerder dan de datum genoemd in lid 1, en wel per de datum waarop:
a. de deelnemer niet meer de hoedanigheid van notaris, toegevoegd notaris of kandidaat-notaris heeft;
b. de deelnemer overlijdt;
c. het ouderdomspensioen ingaat, voor het deel van het ouderdomspensioen dat ingaat.
3. Indien een notaris in de uitoefening van zijn ambt is geschorst en de schorsing wordt gevolgd door ontzetting of ontslag, eindigt het deelnemerschap met ingang van de dag van aanvang van de schorsing.
4. Het deelnemerschap eindigt niet indien en voor zover gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling - als bedoeld in artikel 13 (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid) - op de deelnemer van toepassing is.
5. Het deelnemerschap eindigt niet zolang deze wordt voortgezet op grond van artikel 12 (voortzetting tijdens verlof) of vrijwillig wordt voortgezet op grond van artikel 16 (voortzetting na einde deelname).
6. De voortzetting zoals bedoeld in lid 4 en 5 vindt plaats op basis van het pensioenreglement dat geldt bij het begin van de voortzetting en zoals dat daarna wordt gewijzigd onder de voorwaarde dat dit zich niet verzet tegen de (fiscale) wetgeving.
Artikel 5. Aanspraken
1. Het deelnemerschap geeft, onder de voorwaarden zoals in dit pensioenreglement beschreven, aanspraak op:
a) levenslang ouderdomspensioen voor de (gewezen) deelnemer;
b) levenslang (bijzonder) partnerpensioen voor de partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
c) wezenpensioen voor de kinderen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
2. Indien en voor zover de deelnemer voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden heeft de deelnemer recht op arbeidsongeschiktheidspensioen conform artikel 10 (arbeidsongeschiktheidspensioen).
3. Indien en voor zover de deelnemer voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden heeft de deelnemer recht op vrijstelling van premiebetaling conform artikel 13 (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid).
4. Er bestaat voor een deelnemer op enig moment slechts aanspraak op partnerpensioen voor één partner.
Artikel 6. Pensioengrondslag
1. Voor iedere deelnemer wordt bij de aanvang van het deelnemerschap en vervolgens per de eerste januari van elk volgend jaar een pensioengrondslag vastgesteld. Voor de deelnemer in loondienst wordt de pensioengrondslag bij de overgang naar een andere werkgever opnieuw vastgesteld.
2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioensalaris, verminderd met de franchise (het AOW- drempelbedrag). De pensioengrondslag wordt ten minste gesteld op nihil.
3. De franchise is gelijk aan 10/7 maal het op 1 januari bekende jaarlijkse pensioen volgens de AOW voor een enkele gehuwde inclusief de vakantietoeslag en exclusief de tegemoetkoming AOW-ers (voor 2022: € 15.859,-). De franchise zal echter nooit lager zijn dan het op grond van de Wet op de loonbelasting 1964 bepaalde minimum en wordt rekenkundig afgerond op hele euro’s.
4. Het pensioensalaris wordt als volgt vastgesteld:
a) voor deelnemers in loondienst: 12 maal het vaste maandsalaris per 1 januari respectievelijk per de latere datum van aanvang van het deelnemerschap behorend bij een normale arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel 7, vermeerderd met de daarover uit te keren vakantietoeslag. Bij de vaststelling van het vaste maandsalaris worden uitsluitend de vaste salarisbestanddelen in aanmerking genomen. Overwerk- en onkostenvergoedingen, gratificaties, tantièmes, winstdelingen en andere bijzondere beloningen blijven daarbij buiten beschouwing. Een eventuele dertiende maand is pensioengevend, voor zover de werkgever dit in de arbeidsvoorwaarden heeft vastgelegd.
b) voor ondernemers: de winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van deze pensioenregeling, in het derde kalenderjaar voorafgaande aan het deelnemersjaar waarop de pensioenopbouw betrekking heeft, waarbij het pensioensalaris ten minste wordt gesteld op nihil. Indien een deeltijdpercentage van toepassing is, zal de winst uit onderneming zoals bedoeld in de vorige volzin worden herleid naar een winst die behaald had kunnen worden bij een normale arbeidsduur zoals bedoeld in artikel 1 onderdeel 7.
5. In afwijking van lid 4 onderdeel b van dit artikel geldt voor ondernemers gedurende de eerste drie jaar van deelname aan de pensioenregeling van het fonds als ondernemer, dat als pensioensalaris een jaarlijkse schatting van de ondernemer van dit pensioensalaris in aanmerking wordt genomen. Indien de ondernemer ter zake van deze schatting te kwader trouw is, wordt het pensioensalaris gesteld op de in het deelnemersjaar genoten winst uit onderneming vóór toevoeging aan en afneming van de oudedagsreserve en vóór de ondernemersaftrek en vermeerderd met de ten laste van de winst gebrachte premies uit hoofde van deze pensioenregeling, waarbij het pensioensalaris ten minste wordt gesteld op nihil.
6. Het in aanmerking te nemen pensioensalaris is als volgt gemaximeerd:
a) voor de notaris (onafhankelijk van het feit of deze voor de opbouw van het ouderdomspensioen wordt aangemerkt als deelnemer in loondienst of als ondernemer) en de kandidaat-notaris die voor eigen rekening en risico een onderneming drijft van waaruit de werkzaamheden als kandidaat-notaris worden verricht, bedraagt het gemaximeerde pensioensalaris het maximale WIA-dagloon (voor 2022: € 59.706,-). Dit bedrag zal nadien steeds per 1 januari worden aangepast aan het maximale WIA-dagloon van het betreffende jaar en wordt rekenkundig
afgerond op hele euro’s;
b) voor de overige deelnemers bedraagt het gemaximeerd pensioensalaris € 70.000,- (per 1 januari 2022). Dit bedrag zal nadien steeds per 1 januari worden aangepast met hetzelfde percentage als waarmee de AOW-franchise in het voorgaande jaar is gestegen.
7. In geval van een verlaging van de pensioengrondslag worden de tot het tijdstip van de verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.
8. In geval van arbeidsongeschiktheid is het bepaalde in artikel 13 (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid) van toepassing.
Artikel 7. Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtleeftijd en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
2. Het ouderdomspensioen bedraagt voor elk vanaf 1 januari 2022 bij het fonds doorgebracht deelnemersjaar:
a) 1,35% van de voor het desbetreffende deelnemersjaar vastgestelde pensioengrondslag voor de deelnemers zoals genoemd onder artikel 6 lid 6 onderdeel a van dit pensioenreglement. Voor deelnemersjaren gelegen vóór 1 januari 2022 geldt dat het ouderdomspensioen wordt bepaald op basis van het in het betreffende jaar geldende pensioenreglement; en
b) 1,45% van de voor het desbetreffende deelnemersjaar vastgestelde pensioengrondslag voor de deelnemers zoals genoemd onder artikel 6 lid 6 onderdeel b van dit pensioenreglement. Voor deelnemersjaren gelegen vóór 1 januari 2022 geldt dat het ouderdomspensioen wordt bepaald op basis van het in het betreffende jaar geldende pensioenreglement.
Artikel 8. Partnerpensioen
1. Het levenslange partnerpensioen gaat in op de eerste van de maand volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer of de gepensioneerde overlijdt en het wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2. Het jaarlijkse partnerpensioen bedraagt 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen, verminderd met een uit hoofde van artikel 14 lid 6 (gevolgen van scheiding) vastgesteld bijzonder partnerpensioen, ongeacht het in leven zijn van de gewezen partner. Een vermindering vindt niet plaats indien de gewezen partner van de aanspraak op bijzonder partnerpensioen overeenkomstig het ter zake bepaalde in de Pensioenwet afstand heeft gedaan.
3. Onder het opgebouwde ouderdomspensioen genoemd in dit artikel wordt mede verstaan het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 35 (overgangsbepalingen).
4. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer wordt dit partnerpensioen verhoogd met
70% van het ouderdomspensioen dat vanaf de datum van overlijden tot de pensioenrichtleeftijd nog opgebouwd had kunnen worden indien de deelname gedurende deze periode nog onafgebroken zou hebben voortgeduurd met inbegrip van een eventueel deeltijdpercentage.
5. Het te bereiken ouderdomspensioen wordt voor deelnemers in loondienst berekend op grond van de laatste pensioengrondslag die voor het overlijden is vastgesteld.
6. Het te bereiken ouderdomspensioen wordt voor ondernemers berekend op grond van het gemiddelde van de vijf laatst vastgestelde pensioengrondslagen, voor zover in die jaren is deelgenomen aan de onderhavige pensioenregeling. Het is hierbij niet van belang of de deelnemer alle vijf de jaren ondernemer is geweest.
7. Het gedeelte van het partnerpensioen zoals omschreven in lid 4 van dit artikel, is op risicobasis verzekerd tot de pensioenrichtleeftijd. Dit betekent dat dit gedeelte van de aanspraak op partnerpensioen zonder waarde vervalt bij:
• beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden;
• scheiding;
• het bereiken van de feitelijke pensioenleeftijd.
Artikel 9. Wezenpensioen
1. Na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gaat voor ieder van zijn/haar aanspraakgerechtigde kinderen een wezenpensioen in.
2. Aanspraakgerechtigd zijn de kinderen die:
a) jonger zijn dan 18 jaar;
b) 18 jaar of ouder, maar nog geen 27 jaar zijn, zolang:
• hun voor werkzaamheden beschikbare tijd grotendeels in beslag wordt genomen door, of in verband met het volgen van onderwijs of een opleiding voor een beroep; of
• zij ten gevolge van ziekte of gebreken niet in staat zijn om met arbeid 55% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen en daartoe ook, hetzij in het afgelopen jaar niet in staat zijn geweest, hetzij vermoedelijk in het eerstkomende jaar niet in staat zullen zijn.
3. Elk wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de dag waarop de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Het wezenpensioen eindigt op de laatste dag van de maand waarin het kind niet meer voldoet aan de in het voorgaande lid vermelde voorwaarden of voordien overlijdt.
4. Het wezenpensioen bedraagt voor ieder kind van de deelnemer 20% van het overeenkomstig artikel 8 (partnerpensioen) vastgestelde partnerpensioen zonder rekening te houden met een volgens artikel 14 lid 6 (gevolgen van scheiding) vastgesteld bijzonder partnerpensioen.
5. Het wezenpensioen wordt verdubbeld met ingang van de eerste dag van de maand volgend op de
dag waarop er geen (gewezen) partner (meer) is die aanspraak op (bijzonder) partnerpensioen heeft en er geen pleegouder, stiefouder of ouder is die in het levensonderhoud van het kind voorziet.
6. Indien het wezenpensioen lager wordt vastgesteld dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag wordt het wezenpensioen vervangen door een eenmalige afkoopsom.
Artikel 10. Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Een deelnemer die nog niet de pensioenrichtleeftijd heeft bereikt en naar het oordeel van een door het bestuur aan te wijzen deskundige of instelling geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt, heeft recht op arbeidsongeschiktheidspensioen, tenzij de toekenning van het arbeidsongeschiktheidspensioen is uitgesloten of beperkt op grond van de “bijlage: arbeidsongeschiktheid”.
2. Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in:
a) voor de notaris: op de dag dat deze ononderbroken 26 weken arbeidsongeschikt in de zin van lid 1 van dit artikel is geweest. Of de notaris voor de opbouw van het ouderdomspensioen als deelnemer in loondienst of als ondernemer wordt aangemerkt, is voor de toepassing van deze bepaling niet van belang;
b) voor de kandidaat-notaris die voor eigen rekening en risico een onderneming drijft en geen recht heeft op loondoorbetaling op grond van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek: op de dag dat deze ononderbroken 26 weken arbeidsongeschikt in de zin van lid 1 van dit artikel is geweest;
c) voor de overige kandidaat-notarissen: op de dag dat deze ononderbroken 104 weken arbeidsongeschikt in de zin van lid 1 van dit artikel is geweest en de loonbetalingen uit hoofde van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek zijn geëindigd;
d) voor de toegevoegd notarissen: op de dag dat deze ononderbroken 104 weken arbeidsongeschikt in de zin van lid 1 van dit artikel is geweest en de loonbetalingen uit hoofde van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek zijn geëindigd.
3. Het arbeidsongeschiktheidspensioen eindigt:
a) aan het eind van de maand waarin de rechthebbende is overleden;
b) indien en voor zover de rechthebbende niet meer arbeidsongeschikt is;
c) op de pensioenrichtleeftijd.
4. Voor de toepassing van dit artikel wordt:
a) onder arbeidsongeschikt verstaan: de deelnemer die niet in staat is passende arbeid te verrichten;
b) onder passende arbeid verstaan: arbeid die bij arbeidsongeschiktheid in redelijkheid kan worden opgedragen, daarbij rekening houdend met het arbeidsverleden, opleidingsniveau, de beperkingen en salarisniveau.
5. Onder toepassing van het percentage dat wordt vastgesteld conform de tabel in het volgende lid, bedraagt het jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen:
a) voor personen genoemd in het tweede lid onderdeel a en b van dit artikel: 50% van het volgens
artikel 6 (pensioengrondslag) maximale pensioensalaris;
b) voor personen genoemd in het tweede lid onderdeel c en d van dit artikel: 80% van het, vóór de vaststelling van de arbeidsongeschiktheid zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel , laatst vastgestelde pensioensalaris in combinatie met het laatst vastgestelde deeltijdpercentage. Het pensioensalaris wordt vastgesteld conform de bepalingen in artikel 6 (pensioengrondslag) en het deeltijdpercentage wordt vastgesteld conform de bepalingen in artikel 11 (deeltijd). Op dit arbeidsongeschiktheidspensioen wordt een eventuele uitkering ingevolge de WIA, in mindering gebracht.
Het pensioensalaris waarop het arbeidsongeschiktheidspensioen voor ondernemers wordt gebaseerd, zal nooit meer bedragen dan het gemiddelde van de vijf laatst vastgestelde pensioensalarissen in de kalenderjaren voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid.
6. Het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld met inachtneming van onderstaande tabel:
Bij arbeidsongeschiktheid van | wordt voor personen genoemd in lid 2 onderdeel a en b van dit artikel, het arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd voor: | wordt voor personen genoemd in lid 2 onderdeel c en d van dit artikel, het arbeidsongeschiktheidspensioen uitgekeerd voor: |
80% of meer | 100% | 100% |
65% tot 80% | 75% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% | 60% |
45% tot 55% | 50% | 50% |
35% tot 45% | 40% | 40% |
25% tot 35% | 0% | 0% |
minder dan 25% | 0% | 0% |
7. Bij een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen aangepast aan de in lid 6 van dit artikel genoemde percentages.
8. Het bestuur zal nadere voorwaarden stellen met betrekking tot (het proces inzake) de toekenning van het arbeidsongeschiktheidspensioen.
9. Het bepaalde in dit artikel is ook van toepassing, indien de arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens de deelneming, maar de deelneming wordt beëindigd voordat de in lid twee van dit artikel genoemde periodes zijn verstreken.
Artikel 11. Deeltijd
1. Voor de deelnemer voor wie een deeltijdpercentage geldt, wordt het over deze periode het overeenkomstig het pensioenreglement vastgestelde ouderdomspensioen vermenigvuldigd met het in deze periode geldende deeltijdpercentage.
2. Bij een wijziging van het aantal arbeidsuren wordt het deeltijdpercentage opnieuw vastgesteld. Hierbij wordt er voor de toekomstige diensttijd steeds van uitgegaan dat het nieuw vastgestelde deeltijdpercentage van toepassing blijft.
3. Indien het deeltijdpercentage van een deelnemer in loondienst wijzigt in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaand aan de pensioenrichtleeftijd, kan de deelnemer in loondienst met zijn werkgever, overeenkomen dat voor de vaststelling van de pensioenopbouw in deze periode geen rekening wordt gehouden met de wijziging van het deeltijdpercentage. Dit geldt uitsluitend, voor zover het nieuwe deeltijdpercentage niet lager is dan 50% van het deeltijdpercentage aan het eind van de periode direct voorafgaande aan de aanvang van de aan het slot van de eerste volzin bedoelde periode. In afwijking van het zevende lid van artikel 23 (financiering van de pensioenregeling), wordt de eventuele werknemersbijdrage gedurende deze periode nader tussen de werkgever en de deelnemer in loondienst overeengekomen.
4. Indien het deeltijdpercentage van een ondernemer wijzigt in de periode die aanvangt tien jaar direct voorafgaand aan de pensioenrichtleeftijd, is het toegestaan dat voor de vaststelling van de pensioenopbouw in deze periode geen rekening wordt gehouden met de wijziging van het deeltijdpercentage. Dit geldt uitsluitend, voor zover het nieuwe deeltijdpercentage niet lager is dan 50% van het deeltijdpercentage aan het eind van de periode direct voorafgaande aan de aanvang van de aan het slot van de eerste volzin bedoelde periode en hiertoe een schriftelijk verzoek bij het fonds is ingediend.
Artikel 12. Voortzetting tijdens verlof
1. Gedurende een periode van onbetaald verlof kan op verzoek van de deelnemer de deelname worden voortgezet op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag volgens de bepalingen van dit pensioenreglement voor een aaneengesloten periode van maximaal vier maanden. De deelnemer in loondienst dient dit verzoek in bij de werkgever en de ondernemer dient dit verzoek in bij het fonds.
2. Indien geen gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid uit het eerste lid kan, gedurende een periode van ouderschapsverlof als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Wet arbeid en zorg, op verzoek van de deelnemer in loondienst, de deelname worden voortgezet op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag volgens de bepalingen van dit pensioenreglement. De deelnemer in loondienst dient dit verzoek in bij de werkgever.
3. Gedurende een periode van maximaal 18 maanden onbetaald verlof van de deelnemer geldt voor het partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen het volgende:
a) de dekking van partnerpensioen, wezenpensioen en arbeidsongeschiktheidspensioen blijft in stand op basis van de situatie direct voorafgaand aan het onbetaald verlof;
b) de hierboven vermelde maximale periode heeft betrekking op de totale periode van onbetaald verlof gedurende de gehele periode van deelnemerschap.
4. Met betrekking tot het eerste en tweede lid van dit artikel geldt dat een eventuele werknemersbijdrage gedurende een periode van onbetaald verlof nader tussen werkgever en de deelnemer in loondienst wordt overeengekomen.
Artikel 13. Premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid
1. Een deelnemer heeft recht op gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling op basis van het laatste voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid vastgesteld pensioensalaris, indien de deelnemer nog niet de pensioenrichtleeftijd heeft bereikt en de deelnemer naar het oordeel van een door het bestuur aan te wijzen deskundige of instelling geheel of gedeeltelijk arbeidsongeschikt raakt. De pensioengrondslag waarvan wordt uitgegaan voor de premievrijstelling bij invaliditeit, wordt jaarlijks verhoogd met het toeslagpercentage waarmee de pensioenaanspraken- en pensioenrechten worden verhoogd conform het eerste lid van artikel 30 (toeslagen op pensioen), indien en voor zover deze toeslagen daadwerkelijk worden verleend.
Het pensioensalaris waarop de vrijstelling van premiebetaling wordt gebaseerd voor ondernemers, zal nooit meer bedragen dan het gemiddelde van de vijf laatst vastgestelde pensioensalarissen in de kalenderjaren voorafgaande aan de arbeidsongeschiktheid.
2. De gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling vangt aan:
a) voor de notaris: op de dag dat deze ononderbroken 26 weken arbeidsongeschikt is geweest. Of de notaris voor de opbouw van het ouderdomspensioen als deelnemer in loondienst of als ondernemer wordt aangemerkt, is voor de toepassing van deze bepaling niet van belang;
b) voor de kandidaat-notaris die voor eigen rekening en risico een onderneming drijft en geen recht heeft op loondoorbetaling op grond van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek: op de dag dat deze ononderbroken 26 weken arbeidsongeschikt is geweest;
c) voor de kandidaat-notarissen die niet onder onderdeel b vallen: op de dag van de maand dat deze ononderbroken 104 weken arbeidsongeschikt is geweest en de loonbetalingen uit hoofde van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek zijn geëindigd;
d) voor de toegevoegd notarissen: op de dag van de maand dat deze ononderbroken 104 weken arbeidsongeschikt is geweest en de loonbetalingen uit hoofde van artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek zijn geëindigd.
3. Voor de toepassing van dit artikel wordt:
a) onder arbeidsongeschikt verstaan: de deelnemer die niet in staat is passende arbeid te verrichten;
b) onder passende arbeid verstaan: arbeid die bij arbeidsongeschiktheid in redelijkheid kan worden opgedragen, daarbij rekening houdend met het arbeidsverleden, opleidingsniveau, de beperkingen en salarisniveau.
4. Gedurende de periode van premievrijstelling worden wijzigingen in het pensioensalaris
alleen nog in aanmerking genomen voor zover die wijzigingen betrekking hebben op het gedeelte van het pensioen waarover geen vrijstelling van premiebetaling wordt verleend.
5. Gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling wordt verleend volgens onderstaande tabel:
Bij arbeidsongeschiktheid van | Bedraagt de vrijstelling voor personen genoemd in lid 2 onderdeel a en b van dit artikel | Bedraagt de vrijstelling voor personen genoemd in lid 2 onderdeel c en d van dit artikel |
80% of meer | 100% | 100% |
65% tot 80% | 75% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% | 60% |
45% tot 55% | 50% | 50% |
35% tot 45% | 40% | 40% |
25% tot 35% | 0% | 0% |
minder dan 25% | 0% | 0% |
6. Bij een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid wordt de gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling – alsmede de daarbij behorende premievrije opbouw van de pensioen - aangepast aan de in lid 5 van dit artikel genoemde percentages, met dien verstande dat de opbouw binnen één deelneming nimmer meer dan 100% kan zijn, met inachtneming van de geldende deeltijdfactor. Bij overschrijding van dit percentage zal de deeltijdfactor van de opbouw uit de voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid worden verlaagd zodanig dat die deeltijdfactor en de deeltijdfactor voor de resterende opbouw tezamen niet meer bedragen dan de genoemde 100%, met inachtneming van de geldende deeltijdfactor.
7. Indien en voor zover door het fonds gehele of gedeeltelijke vrijstelling van premiebetaling is verleend, is de betreffende deelnemer geen respectievelijk een gedeeltelijke bijdrage verschuldigd gedurende de periode waarin en de mate waarin de vrijstelling van kracht is.
8. Het bepaalde in dit artikel is ook van toepassing, indien de arbeidsongeschiktheid is ontstaan tijdens de deelneming, maar de deelneming wordt beëindigd voordat de in lid twee van dit artikel genoemde periodes zijn verstreken.
Artikel 14. Gevolgen van scheiding
1. In geval van scheiding heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Deze wet bepaalt dat de gewezen partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. In afwijking van de omschrijving in artikel 1 (begripsomschrijvingen) wordt in dit artikel onder 'scheiding' enkel verstaan 'einde van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap'. Daarnaast wordt in
afwijking van de omschrijving in artikel 1 (begripsomschrijvingen) in dit artikel onder 'partner' verstaan 'de persoon die met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gehuwd is of een geregistreerd partnerschap is aangegaan'. De laatste twee volzinnen gelden niet inzake het zesde en zevende lid van dit artikel.
2. Het recht op verevening kan rechtstreeks jegens het fonds geldend worden gemaakt indien de scheiding binnen 2 jaar na de scheidingsdatum aan het fonds wordt gemeld door middel van het formulier “formulier Mededeling van scheiding in verband met de verdeling van ouderdomspensioen”. Het fonds betaalt dan het aan de gewezen partner toekomende deel van het ouderdomspensioen - na de ingang daarvan - rechtstreeks uit aan de gewezen partner. De uitbetaling aan de gewezen partner eindigt bij overlijden van de gepensioneerde of bij het eerdere overlijden van de gewezen partner. Het fonds kan uitsluitend worden aangesproken voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat het nog moet uitkeren vanaf één maand nadat het fonds het daartoe bestemde, correct ingevulde "mededelingsformulier" heeft ontvangen. Indien de scheiding niet tijdig aan het fonds is gemeld, kan de gewezen partner het recht op verevening uitsluitend nog tegenover de gepensioneerde uitoefenen.
3. Het fonds zal uitvoering geven aan een conversie als bedoeld in de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding indien aan de door deze wet daaraan gestelde voorwaarden is voldaan en het fonds instemt met de conversie. In geval van conversie wordt het bijzonder partnerpensioen in de conversie betrokken.
4. Het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde wordt verminderd met het aan de (gewezen) partner uit te betalen deel van het ouderdomspensioen dan wel met het om te zetten deel daarvan. Deze vermindering vervalt bij overlijden van de (gewezen) partner; bij conversie is de vermindering echter blijvend.
5. Het bepaalde in dit artikel vindt geen toepassing indien de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en de (gewezen) partner bij huwelijkse voorwaarden, bij geregistreerd partnerschap overeengekomen voorwaarden, of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen. Voor een dergelijke afwijking van de door het fonds toegepaste vereveningsregels is vooraf de toestemming van het fonds nodig. De eventuele extra kosten voor een afwijkende pensioendekking komen voor rekening van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Voor zover het partnerpensioen niet vervalt bij scheiding, verkrijgt de gewezen partner bij scheiding aanspraak op bijzonder partnerpensioen volgens het bepaalde in de Pensioenwet. In geval van overlijden van de gewezen partner vervalt het bijzonder partnerpensioen aan het fonds.
6. In geval van een beëindiging van een samenleving als bedoeld in artikel 1 onderdeel 27 sub d, moet dit feit door de (gewezen) deelnemer onverwijld schriftelijk bij het fonds worden gemeld. Indien het tijdstip van deze beëindiging niet objectief is vast te stellen, wordt de datum van beëindiging van de samenleving vastgesteld door het bestuur.
Artikel 15. Einde van de deelname anders dan door pensionering
1. In geval van beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering heeft de gewezen deelnemer recht op de tot dat moment op grond van deze pensioenregeling verworven aanspraken op pensioen. Het gedeelte van het partnerpensioen dat op risicobasis is verzekerd, vervalt zonder waarde bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door pensionering.
2. Indien op de datum van beëindiging van de deelname gehele of gedeeltelijke premievrijstelling van premiebetaling is verleend, vindt het bepaalde in het voorgaande lid pas toepassing op de datum waarop en in de mate waarin de premievrijstelling eindigt. In plaats van de datum van beëindiging van de deelname wordt dan gelezen de datum waarop de gehele of gedeeltelijke premievrijstelling eindigt.
Artikel 16. Voortzetting na einde deelname
1. Indien de deelname anders dan door overlijden eindigt vóór de pensioenrichtleeftijd, is het fonds bevoegd op verzoek van de gewezen deelnemer toe te staan, dat deze de deelname vrijwillig voortzet met inachtneming van artikel 54 Pensioenwet én het bepaalde in de volgende leden.
2. Voortzetting is alleen mogelijk indien de betrokkene niet deelneemt aan een andere pensioenregeling en de voortzetting niet aanvangt in de periode van drie jaar vóór de pensioenrichtleeftijd, tenzij de betrokkene daadwerkelijk inkomen uit tegenwoordige arbeid geniet of aannemelijk maakt dat hij om medische redenen niet in staat is inkomen uit tegenwoordige arbeid te genereren.
3. Voortzetting als bedoeld in het eerste lid is slechts mogelijk indien de betrokkene:
a) binnen negen maanden nadat de deelname is beëindigd een verzoek tot voortzetting heeft gedaan bij het fonds;
b) gedurende de voortzetting voldoet aan de verplichting tot tijdige betaling van de in de volgende leden bedoelde premie;
c) gedurende de voortzetting voldoet aan eventuele andere bijzondere verplichtingen van administratieve aard, die door het fonds worden gesteld.
4. De deelname kan worden voortgezet voor een duur van maximaal drie jaar tegen betaling van een door de gewezen deelnemer te betalen premie, die gelijk is aan de premie conform lid 1 van artikel 23 (financiering van de pensioenregeling). De premie dient aan het fonds te worden voldaan op de wijze en binnen de termijnen zoals door het fonds bepaald.
5. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt bij voortzetting op grond van dit artikel uitgegaan van het pensioensalaris dat gedurende de periode van voortzetting wordt genoten waarbij de pensioengrondslag gemaximeerd wordt op de pensioengrondslag zoals die direct voorafgaand aan de voortzetting van toepassing was, met inachtneming van het daarvoor geldende deeltijdpercentage.
Ingeval er geen sprake is van een vast te stellen pensioensalaris overeenkomstig artikel 6 lid 4 sub a, wordt gedurende de voortzetting uitgegaan van de pensioengrondslag, geldend direct voorafgaand aan de voortzetting.
Artikel 17. Pensionering
1. Het levenslange ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtleeftijd. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de (gewezen) deelnemer eerder of later met pensioen gaan, voor zover de dan geldende fiscale regelgeving zich hier niet tegen verzet.
2. Indien de feitelijke pensioenleeftijd meer dan vijf jaar vóór de AOW-leeftijd ligt, is eerder met pensioen gaan slechts mogelijk, voor zover de economische activiteiten in gelijke mate worden verminderd en de (gewezen) deelnemer aan het fonds verklaart dat er geen intentie is deze economische activiteiten weer te hervatten. De vroegst mogelijke feitelijke pensioenleeftijd is de leeftijd die tien jaar vóór de AOW-leeftijd ligt.
3. Later met pensioen gaan, is mogelijk tot het tijdstip waarop de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd.
4. Bij eerder of later met pensioen gaan vindt geen verdere verwerving van aanspraken plaats, tenzij eerdere pensionering heeft plaatsgevonden binnen zowel de kaders van dit reglement als de (fiscale) wetgeving èn er na deze eerdere pensionering opnieuw sprake is van kwalificatie als deelnemer. In dat geval vindt vanaf de hernieuwde aanvang van het deelnemerschap tot uiterlijk de pensioenrichtleeftijd verdere verwerving van aanspraken plaats.
5. Bij eerder of later met pensioen gaan wordt het levenslange ouderdomspensioen verlaagd respectievelijk verhoogd op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige vervroeging- dan wel uitstelfactor, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
6. Eerder dan de pensioenrichtleeftijd met pensioen gaan, is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit drie maanden voor de beoogde feitelijke pensioenleeftijd schriftelijk meldt aan het fonds.
7. Het pensioen mag na ingang niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag
(€ 520,35 in 2022).
8. Later met pensioen gaan is uitsluitend toegestaan indien de deelnemer dit drie maanden voor de pensioenrichtleeftijd schriftelijk meldt aan het fonds.
9. Een verlaging of een verhoging van het ouderdomspensioen vanwege eerder of later met pensioen gaan, heeft geen invloed op de hoogte van het partnerpensioen en/of wezenpensioen.
10. De bepalingen uit dit artikel zijn eveneens van toepassing op ouderdomspensioen dat is verkregen
als gevolg van conversie.
Artikel 18. Uitruil van levenslang ouderdomspensioen in levenslang partnerpensioen
1. Op de feitelijke pensioenleeftijd en op de datum van beëindiging van de deelneming kan de (gewezen) deelnemer in plaats van (een deel van het) ouderdomspensioen kiezen voor partnerpensioen ter grootte van maximaal 70% van het verlaagde levenslange ouderdomspensioen.
Het na een voorgaande scheiding op grond van artikel 14 (gevolgen van scheiding) vastgestelde gedeelte van het ouderdomspensioen dat toekomt aan de gewezen partner, wordt niet in deze ruil betrokken.
2. Door de uitruil wordt de aanspraak op het levenslange ouderdomspensioen verlaagd op basis van de desbetreffende sekseneutrale ruilvoet volgens de bij dit reglement behorende bijlage.
3. Het levenslange partnerpensioen volgens dit artikel:
a. gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt, mits de partner xxx nog in leven is, en
b. eindigt op de laatste dag van de maand waarin de partner overlijdt.
4. Indien de in dit artikel omschreven uitruil is uitgevoerd en er nadien sprake is van scheiding, behoudt de gewezen partner aanspraak op het volgens dit artikel vastgestelde partnerpensioen; dit pensioen wordt dan bijzonder partnerpensioen genoemd.
Indien bij scheiding gekozen wordt voor conversie – als omschreven in artikel 14 lid 4 – zal het door uitruil verkregen partnerpensioen in de conversie worden betrokken.
5. Bij scheiding zullen betrokken partijen daarvan terstond schriftelijk mededeling doen aan het fonds onder overlegging van de benodigde bewijsstukken. Noch het fonds noch de verzekeraar is aansprakelijk voor eventuele nadelige gevolgen van te late aanmelding.
Het fonds zal aan de gewezen partner een bewijsstuk verstrekken van het voor haar/hem verzekerde partnerpensioen.
Artikel 19. Uitruil van levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de feitelijke pensioenleeftijd eenmalig het recht om het gehele levenslange partnerpensioen of een deel daarvan met inachtneming van de geldende fiscale grenzen om te zetten in een hoger levenslang ouderdomspensioen.
2. De aanspraak op ouderdomspensioen wordt dan verhoogd op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige ruilvoet, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
3. Ten behoeve van de vaststelling van het uitruilbare deel van het partnerpensioen, is de (gewezen) deelnemer verplicht het fonds te informeren met betrekking tot wijzigingen van diens samenlevingsverband.
4. Het verzoek tot uitruil dient ten minste zes weken voor de feitelijke pensioenleeftijd, schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij het fonds te worden ingediend. Het verzoek dient mede door de partner, zoals in dit reglement gedefinieerd, van de (gewezen) deelnemer te worden ondertekend middels een gelegaliseerde handtekening.
5. Na de uitruil vervalt de aanspraak op het uitgeruilde (deel van het) levenslange partnerpensioen.
6. Uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen op de feitelijke pensioenleeftijd heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen.
Artikel 20. Deeltijdpensioen
1. De deelnemer heeft de mogelijkheid om gedeeltelijk met pensioen te gaan. Hierbij worden de geldende fiscale grenzen in acht genomen.
2. Indien de ingangsdatum van het deeltijdpensioen meer dan vijf jaar vóór de AOW-leeftijd ligt, dient de deelnemer aan het fonds te verklaren dat hij zijn arbeidzame leven beëindigt in dezelfde mate als waarin hij vervroegd met pensioen gaat en dat hij niet van plan is die arbeid weer te hervatten.
3. Voor het gedeelte dat de deelnemer blijft deelnemen in de pensioenregeling vindt pensioenopbouw plaats volgens de bepalingen in dit reglement, waaronder het bepaalde in artikel 11 (deeltijd). Voor het gedeelte dat de deelnemer een pensioenuitkering ontvangt, stopt de pensioenopbouw.
4. Deeltijdpensioen is toegestaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de leeftijd van tien jaar vóór de AOW-leeftijd wordt bereikt.
5. De hoogte van het deeltijdpensioen wordt vastgesteld volgens het bepaalde in artikel 17 (pensionering).
6. Deeltijdpensioen is uitsluitend toegestaan als de deelnemer dit minimaal drie maanden voor de beoogde feitelijke pensioenleeftijd schriftelijk meldt aan het fonds.
7. Een gewezen deelnemer heeft ook recht op deeltijdpensioen. Indien de ingangsdatum van het deeltijdpensioen van de gewezen deelnemer meer dan vijf jaar vóór de AOW-leeftijd ligt, dient de deelnemer aan het fonds te verklaren dat hij zijn arbeidzame leven beëindigt in dezelfde mate als waarin hij vervroegd met pensioen gaat en dat hij niet van plan is die arbeid weer te hervatten.
8. De keuze voor deeltijdpensioen is eenmalig en onherroepelijk. Het deeltijdpensioen mag na ingang niet lager zijn dan het in artikel 66 van de Pensioenwet bedoelde bedrag (€ 520,35 in 2022).
9. Het fonds doet de (gewezen) deelnemer schriftelijk opgave van de voorwaarden waaronder een en ander mogelijk is.
10. Het bepaalde in artikel 21 (variatie in de pensioenuitkeringen) is niet van toepassing op deeltijdpensioen.
Artikel 21. Variatie in de pensioenuitkeringen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om op de feitelijke pensioenleeftijd, bij ingang van een volledig pensioen en dan slechts voor dat gedeelte van het pensioen dat nog niet eerder is ingegaan, te kiezen voor een in aanvang hoger of lager levenslang ouderdomspensioen. Hierbij geldt het volgende:
a) de hogere uitkering staat in een vaste verhouding van 100:75 ten opzichte van de lagere;
b) de lagere uitkering mag niet lager zijn dan het in artikel 66 Pensioenwet bedoelde bedrag
(€ 520,35 in 2022).
Hierbij mag in de jaren tussen de feitelijke pensioenleeftijd en het bereiken van de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt een bedrag buiten aanmerking blijven ter grootte van tweemaal de voor die jaren geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en vijfde lid, van de AOW, vermeerderd met de vakantietoeslag.
2. De hogere of lagere uitkering heeft een duur van minimaal drie jaar en maximaal tien jaar.
3. Het partnerpensioen blijft bij de herrekening van het ouderdomspensioen buiten beschouwing.
4. De herrekening van het ouderdomspensioen vindt plaats op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige hoog-laag- dan wel laag-hoogfactor, die geen onderscheid maakt tussen mannen en vrouwen. De ruilvoet is vermeld in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
Artikel 22. Volgorde flexibiliseringsmogelijkheden
Indien de (gewezen) deelnemer op de feitelijke pensioenleeftijd gebruik maakt van meerdere flexibiliseringsmogelijkheden uit dit reglement, wordt de volgende volgorde in acht genomen:
(i) deeltijdpensioen;
(ii) vervroeging en uitstel ten opzichte van de pensioenrichtleeftijd;
(iii) uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen;
(iv) uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen;
(v) gevarieerde hoogte van het ouderdomspensioen.
Artikel 23. Financiering van de pensioenregeling
1. Financiering van de aanspraken geschiedt op de wijze zoals aangegeven in de actuariële en bedrijfstechnische nota van het fonds.
2. Het bestuur stelt jaarlijks een premie vast.
3. Premie 1
De premie (met uitzondering van de premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen) voor de notaris (onafhankelijk van het feit of deze voor de opbouw van het ouderdomspensioen wordt aangemerkt als deelnemer in loondienst of als ondernemer) en de kandidaat-notaris die voor eigen rekening en risico een onderneming drijft van waaruit de werkzaamheden als kandidaat-notaris worden verricht, wordt uitgedrukt in een voor ieder van deze deelnemers gelijk percentage van de pensioengrondslag.
Premie 2
De premie (met uitzondering van de premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen) voor de overige deelnemers wordt uitgedrukt in een voor ieder van deze deelnemers gelijk percentage van de pensioengrondslag.
4. De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen voor de deelnemers genoemd in artikel 10 lid 2 onderdeel a en b wordt uitgedrukt in een voor ieder van deze deelnemers gelijk percentage van het pensioensalaris. Hierbij wordt rekening gehouden met het in artikel 6 genoemde maximum van het pensioensalaris.
5. De premie voor het arbeidsongeschiktheidspensioen voor de deelnemers genoemd in artikel 10 lid 2 onderdeel c en d wordt uitgedrukt in een voor ieder van deze deelnemers gelijk percentage van het pensioensalaris. Hierbij wordt rekening gehouden met het in artikel 6 genoemde maximum van het pensioensalaris.
6. De premie wordt per kalenderjaar vastgesteld en is achteraf verschuldigd in maandelijkse termijnen.
7. De voor de deelnemer in loondienst verschuldigde premie wordt in zijn geheel aan het fonds afgedragen door de werkgever. De in de vorige volzin bedoelde werkgever is bevoegd om ten hoogste 50% van de verschuldigde bijdrage uit hoofde van lid 3 en 5 van dit artikel in te houden op het salaris van de deelnemer in loondienst.
8. De door de ondernemer verschuldigde bijdrage wordt door die ondernemer zelf aan het fonds afgedragen.
9. Voor deelnemers waarvoor een deeltijdpercentage geldt wordt de bijdrage vermenigvuldigd met de in artikel 11 (deeltijd) bedoelde deeltijdfactor.
10. Hetgeen door, dan wel voor, een deelnemer verschuldigd is en niet overeenkomstig de vorige leden van dit artikel is afgedragen aan het fonds, moet door de ondernemer of de notaris, de maatschap of de rechtspersoon waarbij de toegevoegd notaris of kandidaat-notaris in loondienst is, worden voldaan op een door het bestuur te bepalen wijze en binnen door het bestuur te bepalen termijnen.
11. Indien een ondernemer of een werkgever de verschuldigde premie later voldoet dan op de door het bestuur gestelde vervaldag, wordt door de ondernemer of de werkgever over het niet tijdig betaalde bedrag een door het bestuur jaarlijks vast te stellen rente verschuldigd tot ten hoogste de wettelijke rente over de periode tussen de vervaldag en de dag van de voldoening.
12. Voor de bijdrage van een arbeidsongeschikte deelnemer geldt het bepaalde in artikel 13 (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid).
Artikel 24. Uitbetaling van de pensioenen
De pensioenen worden door het fonds achteraf uitbetaald in maandelijkse termijnen uiterlijk op de laatste dag van elke kalendermaand. In geval van betaling op een buitenlandse bankrekening komen de eventuele kosten die de buitenlandse bank in rekening brengt voor rekening van de pensioengerechtigde.
Artikel 25. Waardeoverdracht
1. Op verzoek van een gewezen deelnemer wordt de waarde van de bij beëindiging van de deelname volgens artikel 15 (einde van de deelname anders dan door pensionering) verkregen aanspraken overgedragen aan een andere pensioenuitvoerder ter verwerving van pensioenaanspraken jegens deze pensioenuitvoerder.
2. Het bepaalde in het voorgaande lid, ten aanzien van het verwerven van pensioenaanspraken, is op overeenkomstige wijze van toepassing op degene die deelnemer wordt in de onderhavige pensioenregeling van het fonds.
3. De inkomende waarde zal worden gebruikt ter verkrijging van pensioenaanspraken conform dit pensioenreglement.
4. Overdracht zal uitsluitend plaatsvinden indien het een individuele beëindiging van de deelname anders dan door pensionering betreft. Er vindt geen overdracht plaats indien de financiële toestand van het fonds, zoals omschreven in artikel 72 van de Pensioenwet, geen overdracht toelaat of wanneer het individuele recht op overdracht is ingeperkt op grond van artikel 72a Pensioenwet.
5. De (gewezen) deelnemer die de mogelijkheid tot waardeoverdracht overweegt, moet na aanvang van de verwerving van pensioenaanspraken in de door de ontvangende pensioenuitvoerder uitgevoerde pensioenregeling een opgave hebben gevraagd van de pensioenaanspraken aan de ontvangende pensioenuitvoerder. Daarna moet de (gewezen) deelnemer het verzoek tot waardeoverdracht doen aan de ontvangende pensioenuitvoerder.
6. De wijze waarop de overdracht plaatsvindt alsmede de vaststelling van de overdrachtswaarde geschiedt overeenkomstig de ter zake geldende wettelijke voorschriften.
7. Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming
van de eventuele partner van de gewezen deelnemer. Het eventuele bijzonder partnerpensioen (zie artikel 14 lid 6) kan niet worden overgedragen.
8. Het fonds kan besluiten mee te werken aan een overdracht van premievrije aanspraken op pensioen aan een andere pensioenuitvoerder buiten het kader van het bepaalde in dit artikel. Een dergelijke overdracht dient te voldoen aan zowel de daaraan door het fonds te stellen voorwaarden als aan de wettelijke eisen die in dit kader gelden.
Artikel 26. Fiscale maxima
1. Het pensioen gaat niet uit boven het fiscale maximum als bedoeld in de Wet op de loonbelasting 1964, de Wet inkomstenbelasting 2001 en aanverwante wet- en regelgeving.
2. De toeslagen zoals bedoeld in deze pensioenregeling zijn in enig jaar niet hoger dan het voor dat jaar geldende fiscaal geaccepteerde maximum.
Artikel 27. Afkoop, vervreemden, prijsgeven, zekerstellen van pensioenaanspraken en vervallen aan het fonds
1. De in deze pensioenregeling toegekende aanspraken kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Dit is onder andere het geval bij afkoop van ouderdomspensioen, (bijzonder) partnerpensioen en wezenpensioen. Voor de afkoop van wezenpensioen wordt voor de hoogte van het bedrag uitgegaan van de eindleeftijd van het lopende wezenpensioen.
2. De afkoopwaarde wordt bepaald op basis van een collectief actuarieel gelijkwaardige sekseneutrale afkoopvoet volgens de bij dit pensioenreglement behorende bijlage
3. De pensioenaanspraken van een gewezen deelnemer vervallen aan het fonds, indien het tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde ouderdomspensioen op jaarbasis op de pensioenrichtleeftijd niet meer bedraagt dan € 2,- per jaar (2022).
Artikel 28. Informatieverstrekking door (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden
1. Alle betrokkenen die aan de bepalingen van de statuten of van dit pensioenreglement aanspraak op uitkeringen ontlenen, zijn verplicht desgevraagd aan het fonds binnen de bij het verzoek gestelde termijn alle inlichtingen en gegevens te verstrekken, alsmede alle bescheiden te overleggen, die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en van dit pensioenreglement nodig oordeelt.
2. Het bestuur kan de administrateur van het fonds of anderen uitdrukkelijk en schriftelijk machtigen de inlichtingen in te winnen voor zover nodig voor de uitvoering van deze pensioenregeling. De administrateur en de andere gemachtigden zijn verplicht tot geheimhouding van hetgeen zij met betrekking tot het fonds en de (gewezen) deelnemer te weten komen. Zij mogen dit niet verder
bekend maken dan voor een goede uitvoering van de pensioenregeling noodzakelijk is.
3. Een arbeidsongeschikte (gewezen) deelnemer als bedoeld in lid 1 van artikel 13 (premievrijstelling bij arbeidsongeschiktheid) is verplicht het fonds en/of de administrateur te machtigen de nodige gegevens over de mate van zijn/haar arbeidsongeschiktheid te betrekken van de instantie van wie hij/zij de WIA-uitkering ontvangt dan wel van de door het bestuur aangewezen deskundige in dit kader.
4. Bij de toepassing van dit artikel geldt dat gehandeld wordt met inachtneming van de wet- en regelgeving op het gebied van privacy en bescherming van persoonsgegevens.
Artikel 29. Informatieverstrekking door het fonds
1. Het fonds zal aan (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en aan gerechtigden op een bijzonder partnerpensioen (zie artikel 14 lid 6) alle informatie verstrekken op die wijze en op die momenten, zoals bepaald bij of krachtens de Pensioenwet. Het fonds kan de administrateur verzoeken deze informatie namens het fonds te verstrekken.
2. Het fonds zal de in dit pensioenreglement bedoelde, door het bestuur vast te stellen premies, bedragen en percentages jaarlijks schriftelijk aan de werkgevers en ondernemers opgeven. De werkgevers en ondernemers zullen deze gegevens ter inzage leggen voor de deelnemers.
Het fonds zal overige belanghebbenden op hun verzoek in staat stellen om van deze gegevens kennis te nemen.
Artikel 30. Toeslagen op pensioen
1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken, met uitzondering van het arbeidsongeschiktheidspensioen, wordt jaarlijks per 1 januari een toeslag verleend van in principe maximaal het prijsindexcijfer; één en ander met inachtneming van de juridische en fiscale wet- en regelgeving. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen bestemmingsreserve gevormd en wordt geen premie betaald.
2. Indien op grond van wet- en regelgeving nadere eisen worden gesteld aan de voorwaardelijke toeslagverlening, meer in het bijzonder op welke wijze bij de financiering voldaan kan worden aan de eis van consistentie tussen gewekte verwachtingen, financiering en de feitelijke realisatie van de overeengekomen voorwaardelijke toeslagverlening in het verleden, zullen het pensioenreglement en het voor de werkgevers en ondernemers geldende uitvoeringsreglement zo nodig hierop worden aangepast.
3. Er wordt een voorwaardelijke toeslag verleend op:
• het opgebouwde nog niet ingegane ouderdomspensioen van de deelnemer;
• het ingegane ouderdomspensioen;
• het bij het einde van de deelname vastgestelde, nog niet ingegane ouderdomspensioen van de
gewezen deelnemer, waarvan geen waardeoverdracht naar een nieuwe pensioenuitvoerder van de gewezen deelnemer heeft plaatsgevonden;
• het vastgestelde nog niet ingegane (bijzondere) partnerpensioen van de deelnemer;
• het ingegane (bijzondere) partnerpensioen;
• het bij het einde van de dienstbetrekking vastgestelde, nog niet ingegane partnerpensioen van de gewezen deelnemer waarvan geen waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder van de gewezen deelnemer heeft plaatsgevonden;
• het vastgestelde nog niet ingegane wezenpensioen van de deelnemer;
• het ingegane wezenpensioen;
• het bij het einde van de dienstbetrekking vastgestelde, nog niet ingegane wezenpensioen van de gewezen deelnemer waarvan geen waardeoverdracht naar een andere pensioenuitvoerder heeft plaatsgevonden;
• het arbeidsongeschiktheidspensioen, indien en voor zover dit is ingegaan vóór 1 januari 2014.
4. Op het arbeidsongeschiktheidspensioen indien en voor zover dit is ingegaan ná 31 december 2013 wordt jaarlijks een onvoorwaardelijke toeslag verleend ter grootte van:
• de CBS-loonindex Cao-lonen, inclusief bijzondere beloningen, sector particuliere bedrijven voor de
deelnemers zoals genoemd in artikel 10 lid 2 onderdeel a en b;
• de WIA-index voor de deelnemers zoals genoemd in artikel 10 lid 2 onderdeel c en d.
5. Xxxxxxx dit past binnen het toeslagenkader van het fonds kan het fonds besluiten over te gaan tot inhaaltoeslagen. Het beleid hiertoe is vastgelegd in het toeslagenbeleid van het fonds.
Artikel 31. Korting van pensioenaanspraken en pensioenrechten
Het fonds kan de pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen op grond van artikel 134 van de Pensioenwet.
Artikel 32. Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1. Degene die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan op zijn aanvraag door het bestuur van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en het pensioenreglement te zijnen aanzien met betrekking tot de pensioenregeling bepaalde vrijgesteld worden.
2. Het verzoek geschiedt door indiening van een door verzoeker ondertekende verklaring bij het bestuur van het fonds. Deze verklaring houdt ten minste in dat degene die de verklaring indient, overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering en dat hij daardoor noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd.
3. Ieder die een vrijstelling heeft is verplicht de premie, zoals genoemd in artikel 23 (financiering van de pensioenregeling) welke hij verschuldigd is indien hij geen vrijstelling had, als spaarbijdrage te voldoen. De ingevolge de vorige volzin betaalde spaarbijdragen worden door of namens het fonds geboekt op een spaarrekening bij een bank ten name van de betrokkene.
4. Over bedragen in de afzonderlijke rekening(en) per (gewezen) werknemer, wordt door het fonds op deze rekening(en) een rendement geboekt dat gelijk is aan het beleggingsrendement dat het fonds over het desbetreffende jaar heeft behaald.
5. Op de pensioenrichtleeftijd wordt het spaartegoed in gelijke termijnen uitgekeerd gedurende ten minste vijftien jaar en ten hoogste vijfentwintig jaar.
6. Bij overlijden van de betrokkene als bedoeld in lid 1, voordat de uitkeringen ingevolge lid 3 zijn ingegaan, worden de spaarbedragen aangewend voor een uitkering aan de partner en of de kinderen. De periode waarover voor een partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt naar keuze van de partner, ten minste vijftien en ten hoogste vijfentwintig jaar. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van een of meer kinderen in de zin van dit pensioenreglement, wordt het spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan degene die blijkens een schriftelijke volmacht namens alle kinderen tot de ontvangstneming gerechtigd is.
7. Bij overlijden van de betrokkene nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de partner. Indien een partner ontbreekt, zal de uitkering geschieden aan alle kinderen. Bij afwezigheid van een partner en of kinderen, wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan degene die blijkens een schriftelijke volmacht namens alle erfgenamen tot de ontvangstneming gerechtigd is.
8. Het bestuur is verplicht de vrijstelling in te trekken indien betrokkene de gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft. Indien geen vrijstelling meer aanwezig is, vervalt de aanspraak van de betrokkene op het tegoed van zijn spaarrekening en bepaalt het bestuur op basis van de actuariële grondslagen, die te dien tijde bij het fonds in gebruik zijn tot welke bedragen hij pensioenaanspraken verkrijgt.
9. Ter zake van alle beslissingen betreffende het weigeren van een vrijstelling als bedoeld in het eerste lid en het verbinden van voorwaarden aan of het intrekken van een zodanige vrijstelling, kan de betrokkene bezwaar indienen bij het fonds. Op de beslissing van het fonds op het bezwaar staat beroep open bij de daartoe bevoegde rechter.
Artikel 33. Hardheidsclausule, bijzondere gevallen en geschillen
1. Over de uitleg en de uitvoering van de bepalingen van dit pensioenreglement, alsmede in alle gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet, beslist het bestuur, zoveel mogelijk overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement en binnen de fiscaal aanvaardbare grenzen.
2. Het bestuur is tevens bevoegd in bijzondere gevallen, zulks te zijner beoordeling in voor betrokkene gunstige zin van één of meer van de bepalingen van dit pensioenreglement af te wijken, mits dit niet in strijd is met wettelijke bepalingen.
3. Het fonds kent een regeling voor klachten en geschillen.
Artikel 34. Inwerkingtreding
Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2016 en is laatstelijk gewijzigd op 1 januari 2022. In artikel 35 (overgangsbepalingen) zijn de overgangsbepalingen opgenomen die gelden in verband met de wijziging van het pensioenreglement per 1 januari 2014.
Artikel 35. Overgangsbepalingen
1. Voor personen die op 31 december 2013 (gewezen) deelnemer of gewezen partner waren in de op dat moment geldende pensioenregeling van het fonds, gelden de volgende overgangsbepalingen.
a) De tot en met 31 december 2013 opgebouwde pensioenaanspraken worden per 31 december 2013 voor de (gewezen) deelnemers actuarieel gelijkwaardig omgezet in aanspraken ingevolge het onderhavige pensioenreglement met een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar middels een collectieve waardeoverdracht. De eerste volzin is niet van toepassing indien de (gewezen) deelnemer heeft aangegeven bezwaar te hebben tegen deze collectieve waardeoverdracht.
b) Voor de deelnemer voor wie op 31 december 2013 door het fonds reeds vrijstelling van premiebetaling was verleend:
(1) is onderdeel a eveneens van toepassing;
(2) wordt de toekomstige pensioenopbouw, indien en voor zover deze niet gebaseerd is op de premievrijstelling per 31 december 2013, gebaseerd op het onderhavige pensioenreglement;
(3) wordt de toekomstige pensioenopbouw, indien en voor zover deze wel gebaseerd is op de premievrijstelling per 31 december 2013, vastgesteld in overeenstemming met artikel 7 van dit pensioenreglement en met een pensioenrichtleeftijd van 67. Hierbij wordt uitgegaan van een pensioengrondslag die op zodanige wijze wordt vastgesteld dat de premievrije pensioenopbouw in de onderhavige pensioenregeling gelijk is aan de premievrije pensioenopbouw per 31 december 2013. Hierbij is artikel 6 lid 7 van dit pensioenreglement niet van toepassing. Indien en voor zover de pensioenopbouw gebaseerd is op dit onderdeel, blijven, voor wat betreft vervroeging naar leeftijd 65 jaar, de vervroegingfactoren van toepassing zoals deze van kracht waren per 31 december 2013;
(4) geldt dat wijziging van de mate van premievrijstelling tot gevolg heeft dat de toekomstige pensioenopbouw voor het gedeelte van de wijziging gebaseerd wordt op het onderhavige pensioenreglement.
2. Indien en voor zover een persoon per 31 december 2013 pensioengerechtigd is uit hoofde van de pensioenregeling zoals deze op 31 december 2013 bij het fonds gold, wordt per 1 januari 2014 de onderhavige pensioenregeling van toepassing, met uitzondering van:
a) de duur van de uitkering (deze wordt voor het ouderdomspensioen, partnerpensioen en, wezenpensioen vastgesteld conform de pensioenregeling zoals deze gold per 31 december 2013);
b) het recht op een tijdelijk partnerpensioen (voor personen die per 31 december 2013 een ouderdomspensioen genieten uit hoofde van de regeling zoals deze gold per 31 december 2013,
geldt dat een eventuele partner in aanmerking komt voor een tijdelijk partnerpensioen indien wordt voldaan aan de voorwaarden die hiervoor worden gesteld in de pensioenregeling zoals deze gold per 31 december 2013).
3. Indien en voor zover een deelnemer recht heeft op premievrijstelling en arbeidsongeschiktheidspensioen conform het pensioenreglement zoals dat gold op 31 december 1991 geldt dat deze deelnemer uitzicht behoudt op het ouderdomspensioen zoals dit is vastgesteld conform het hiervoor genoemde pensioenreglement.
4. Indien en voor zover een persoon op 31 december 2013 arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt uit hoofde van de pensioenregeling zoals deze op 31 december 2013 bij het fonds gold, geldt dat de bepalingen inzake toeslagverlening in artikel 30 lid 4 van dit pensioenreglement niet van toepassing zijn op het hiervoor genoemde arbeidsongeschiktheidspensioen.
5. Indien en voor zover een persoon op 31 december 2013 arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt uit hoofde van de pensioenregeling zoals deze op 31 december 2013 bij het fonds gold, geldt dat voor wat betreft de duur van de uitkering wordt aangesloten bij het pensioenreglement zoals dat gold per 31 december 2013.
6. Lid 3, 4, en 5 van dit artikel zijn niet meer van toepassing indien en voor zover een persoon na 31 december 2013 30 dagen of langer arbeidsgeschikt is geweest.
Bijlage: flexibiliseringsfactoren
Tabel A: Omzetting ouderdomspensioen bij vervroeging en uitstel van de pensioendatum
Leeftijd | Vervroegings- / uitstelfactor |
57 | 0,663 |
58 | 0,686 |
59 | 0,711 |
60 | 0,738 |
61 | 0,767 |
62 | 0,799 |
63 | 0,833 |
64 | 0,869 |
65 | 0,909 |
66 | 0,953 |
67 | 1,000 |
68 | 1,052 |
69 | 1,109 |
70 | 1,172 |
71 | 1,242 |
72 | 1,320 |
73 | 1,407 |
Xxxxx X: Omzetting levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67 in levenslang partnerpensioen
Leeftijd | Uitruilfactor |
57 | 4,093 |
58 | 4,111 |
59 | 4,135 |
60 | 4,164 |
61 | 4,202 |
62 | 4,245 |
63 | 4,295 |
64 | 4,353 |
65 | 4,418 |
66 | 4,492 |
67 | 4,575 |
68 | 4,440 |
69 | 4,309 |
70 | 4,180 |
71 | 4,054 |
72 | 3,930 |
73 | 3,807 |
Xxxxx X: Omzetting levenslang partnerpensioen in levenslang ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 67
Leeftijd | Uitruilfactor |
57 | 0,244 |
58 | 0,243 |
59 | 0,242 |
60 | 0,240 |
61 | 0,238 |
62 | 0,236 |
63 | 0,233 |
64 | 0,230 |
65 | 0,226 |
66 | 0,223 |
67 | 0,219 |
68 | 0,225 |
69 | 0,232 |
70 | 0,239 |
71 | 0,247 |
72 | 0,254 |
73 | 0,263 |
Tabel D: Hoog/laag pensioenuitkering met overgang van hoge naar lage uitkering, uitgaande van ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 67
Duur hoog | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | |||
Leeftijd | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag |
57 | 1,289 | 0,967 | 1,275 | 0,956 | 1,261 | 0,946 |
58 | 1,288 | 0,966 | 1,273 | 0,955 | 1,259 | 0,944 |
59 | 1,286 | 0,965 | 1,271 | 0,954 | 1,257 | 0,943 |
60 | 1,285 | 0,964 | 1,269 | 0,952 | 1,255 | 0,941 |
61 | 1,283 | 0,962 | 1,267 | 0,951 | 1,252 | 0,939 |
62 | 1,281 | 0,961 | 1,265 | 0,949 | 1,250 | 0,937 |
63 | 1,280 | 0,960 | 1,263 | 0,947 | 1,247 | 0,935 |
64 | 1,278 | 0,958 | 1,260 | 0,945 | 1,244 | 0,933 |
65 | 1,276 | 0,957 | 1,258 | 0,943 | 1,241 | 0,930 |
66 | 1,273 | 0,955 | 1,255 | 0,941 | 1,237 | 0,928 |
67 | 1,271 | 0,953 | 1,252 | 0,939 | 1,234 | 0,925 |
68 | 1,269 | 0,951 | 1,249 | 0,937 | 1,230 | 0,922 |
69 | 1,266 | 0,949 | 1,245 | 0,934 | 1,226 | 0,919 |
70 | 1,263 | 0,947 | 1,242 | 0,931 | 1,221 | 0,916 |
71 | 1,260 | 0,945 | 1,238 | 0,928 | 1,217 | 0,913 |
72 | 1,256 | 0,942 | 1,233 | 0,925 | 1,212 | 0,909 |
73 | 1,253 | 0,940 | 1,229 | 0,922 | 1,206 | 0,905 |
Xxxx hoog | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | |||
Leeftijd | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag |
57 | 1,248 | 0,936 | 1,235 | 0,926 | 1,223 | 0,917 |
58 | 1,246 | 0,934 | 1,232 | 0,924 | 1,220 | 0,915 |
59 | 1,243 | 0,932 | 1,229 | 0,922 | 1,216 | 0,912 |
60 | 1,240 | 0,930 | 1,226 | 0,920 | 1,213 | 0,910 |
61 | 1,237 | 0,928 | 1,223 | 0,917 | 1,209 | 0,907 |
62 | 1,234 | 0,926 | 1,220 | 0,915 | 1,206 | 0,904 |
63 | 1,231 | 0,923 | 1,216 | 0,912 | 1,202 | 0,901 |
64 | 1,228 | 0,921 | 1,212 | 0,909 | 1,197 | 0,898 |
65 | 1,224 | 0,918 | 1,208 | 0,906 | 1,193 | 0,895 |
66 | 1,220 | 0,915 | 1,204 | 0,903 | 1,188 | 0,891 |
Xxxx hoog | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | |||
Leeftijd | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag |
67 | 1,216 | 0,912 | 1,199 | 0,900 | 1,183 | 0,888 |
68 | 1,212 | 0,909 | 1,195 | 0,896 | 1,178 | 0,884 |
69 | 1,207 | 0,905 | 1,189 | 0,892 | 1,172 | 0,879 |
70 | 1,202 | 0,902 | 1,184 | 0,888 | 1,167 | 0,875 |
71 | 1,197 | 0,898 | 1,178 | 0,884 | 1,160 | 0,870 |
72 | 1,191 | 0,893 | 1,172 | 0,879 | 1,154 | 0,865 |
73 | 1,185 | 0,889 | 1,165 | 0,874 | 1,147 | 0,860 |
Duur hoog | 9 jaar | 10 jaar | ||||
Leeftijd | Hoog | Laag | Hoog | Laag | ||
57 | 1,210 | 0,908 | 1,199 | 0,899 | ||
58 | 1,207 | 0,905 | 1,195 | 0,896 | ||
59 | 1,204 | 0,903 | 1,191 | 0,894 | ||
60 | 1,200 | 0,900 | 1,187 | 0,891 | ||
61 | 1,196 | 0,897 | 1,183 | 0,888 | ||
62 | 1,192 | 0,894 | 1,179 | 0,884 | ||
63 | 1,188 | 0,891 | 1,174 | 0,881 | ||
64 | 1,183 | 0,887 | 1,170 | 0,877 | ||
65 | 1,178 | 0,884 | 1,164 | 0,873 | ||
66 | 1,173 | 0,880 | 1,159 | 0,869 | ||
67 | 1,168 | 0,876 | 1,154 | 0,865 | ||
68 | 1,162 | 0,872 | 1,148 | 0,861 | ||
69 | 1,157 | 0,867 | 1,141 | 0,856 | ||
70 | 1,150 | 0,863 | 1,135 | 0,851 | ||
71 | 1,144 | 0,858 | 1,128 | 0,846 | ||
72 | 1,137 | 0,853 | 1,121 | 0,841 | ||
73 | 1,130 | 0,847 | 1,114 | 0,835 |
Tabel E: Laag/hoog pensioenuitkering met overgang van lage naar hoge uitkering, uitgaande van ouderdomspensioen ingaand op leeftijd 67
Duur laag | 3 jaar | 4 jaar | 5 jaar | |||
Leeftijd | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog |
57 | 0,770 | 1,027 | 0,777 | 1,036 | 0,784 | 1,045 |
58 | 0,771 | 1,027 | 0,778 | 1,037 | 0,785 | 1,046 |
59 | 0,771 | 1,028 | 0,778 | 1,038 | 0,786 | 1,048 |
60 | 0,772 | 1,029 | 0,779 | 1,039 | 0,787 | 1,049 |
61 | 0,773 | 1,030 | 0,780 | 1,041 | 0,788 | 1,051 |
62 | 0,773 | 1,031 | 0,782 | 1,042 | 0,790 | 1,053 |
63 | 0,774 | 1,032 | 0,783 | 1,044 | 0,791 | 1,055 |
64 | 0,775 | 1,034 | 0,784 | 1,045 | 0,793 | 1,057 |
65 | 0,776 | 1,035 | 0,785 | 1,047 | 0,795 | 1,059 |
66 | 0,777 | 1,037 | 0,787 | 1,049 | 0,796 | 1,062 |
67 | 0,779 | 1,038 | 0,788 | 1,051 | 0,798 | 1,064 |
68 | 0,780 | 1,040 | 0,790 | 1,054 | 0,801 | 1,067 |
69 | 0,781 | 1,042 | 0,792 | 1,056 | 0,803 | 1,070 |
70 | 0,783 | 1,044 | 0,794 | 1,059 | 0,805 | 1,074 |
71 | 0,784 | 1,046 | 0,796 | 1,062 | 0,808 | 1,077 |
72 | 0,786 | 1,048 | 0,799 | 1,065 | 0,811 | 1,081 |
73 | 0,788 | 1,051 | 0,801 | 1,068 | 0,814 | 1,086 |
Duur laag | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | |||
Leeftijd | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog |
57 | 0,791 | 1,054 | 0,798 | 1,063 | 0,805 | 1,073 |
58 | 0,792 | 1,056 | 0,799 | 1,065 | 0,806 | 1,075 |
59 | 0,793 | 1,058 | 0,801 | 1,068 | 0,808 | 1,078 |
60 | 0,795 | 1,060 | 0,802 | 1,070 | 0,810 | 1,080 |
61 | 0,796 | 1,062 | 0,804 | 1,072 | 0,812 | 1,083 |
62 | 0,798 | 1,064 | 0,806 | 1,075 | 0,815 | 1,086 |
63 | 0,800 | 1,066 | 0,808 | 1,078 | 0,817 | 1,090 |
64 | 0,802 | 1,069 | 0,811 | 1,081 | 0,820 | 1,093 |
65 | 0,804 | 1,072 | 0,813 | 1,084 | 0,823 | 1,097 |
66 | 0,806 | 1,075 | 0,816 | 1,088 | 0,826 | 1,101 |
Duur laag | 6 jaar | 7 jaar | 8 jaar | |||
Leeftijd | Laag | Hoog | Laag | Hoog | Laag | Hoog |
67 | 0,808 | 1,078 | 0,819 | 1,091 | 0,829 | 1,105 |
68 | 0,811 | 1,081 | 0,822 | 1,095 | 0,832 | 1,110 |
69 | 0,814 | 1,085 | 0,825 | 1,100 | 0,836 | 1,115 |
70 | 0,817 | 1,089 | 0,828 | 1,105 | 0,840 | 1,120 |
71 | 0,820 | 1,094 | 0,832 | 1,110 | 0,844 | 1,126 |
72 | 0,824 | 1,098 | 0,836 | 1,115 | 0,849 | 1,132 |
73 | 0,828 | 1,103 | 0,841 | 1,121 | 0,854 | 1,139 |
Duur laag | 9 jaar | 10 jaar | ||||
Leeftijd | Hoog | Laag | Hoog | Laag | ||
57 | 0,812 | 1,082 | 0,819 | 1,092 | ||
58 | 0,814 | 1,085 | 0,821 | 1,095 | ||
59 | 0,816 | 1,088 | 0,824 | 1,098 | ||
60 | 0,818 | 1,091 | 0,826 | 1,101 | ||
61 | 0,821 | 1,094 | 0,829 | 1,105 | ||
62 | 0,823 | 1,098 | 0,832 | 1,109 | ||
63 | 0,826 | 1,101 | 0,835 | 1,113 | ||
64 | 0,829 | 1,105 | 0,838 | 1,117 | ||
65 | 0,832 | 1,109 | 0,842 | 1,122 | ||
66 | 0,835 | 1,114 | 0,845 | 1,127 | ||
67 | 0,839 | 1,119 | 0,849 | 1,132 | ||
68 | 0,843 | 1,124 | 0,854 | 1,138 | ||
69 | 0,847 | 1,130 | 0,858 | 1,144 | ||
70 | 0,852 | 1,136 | 0,863 | 1,151 | ||
71 | 0,856 | 1,142 | 0,868 | 1,158 | ||
72 | 0,862 | 1,149 | 0,874 | 1,165 | ||
73 | 0,867 | 1,156 | 0,880 | 1,173 |
Xxxxx X: Afkoop ouderdoms- en latent partnerpensioen
Leeftijd | Ouderdomspensioen | Latent partnerpensioen | Leeftijd | Ouderdomspensioen | Latent partnerpensioen |
20 | 15,342 | 3,043 | 47 | 18,578 | 4,480 |
21 | 15,483 | 3,100 | 48 | 18,648 | 4,517 |
22 | 15,625 | 3,156 | 49 | 18,715 | 4,551 |
23 | 15,765 | 3,213 | 50 | 18,778 | 4,583 |
24 | 15,905 | 3,270 | 51 | 18,840 | 4,612 |
25 | 16,044 | 3,327 | 52 | 18,900 | 4,636 |
26 | 16,183 | 3,384 | 53 | 18,960 | 4,656 |
27 | 16,321 | 3,441 | 54 | 19,022 | 4,673 |
28 | 16,457 | 3,498 | 55 | 19,085 | 4,685 |
29 | 16,592 | 3,554 | 56 | 19,150 | 4,692 |
30 | 16,727 | 3,611 | 57 | 19,219 | 4,695 |
31 | 16,859 | 3,667 | 58 | 19,292 | 4,693 |
32 | 16,990 | 3,723 | 59 | 19,373 | 4,685 |
33 | 17,118 | 3,780 | 60 | 19,458 | 4,672 |
34 | 17,245 | 3,836 | 61 | 19,550 | 4,653 |
35 | 17,369 | 3,891 | 62 | 19,649 | 4,629 |
36 | 17,491 | 3,946 | 63 | 19,754 | 4,599 |
37 | 17,610 | 4,001 | 64 | 19,866 | 4,564 |
38 | 17,725 | 4,054 | 65 | 19,986 | 4,524 |
39 | 17,837 | 4,108 | 66 | 20,116 | 4,478 |
40 | 17,945 | 4,160 | 67 | 20,254 | 4,427 |
41 | 18,050 | 4,211 | 68 | 19,397 | 4,369 |
42 | 18,150 | 4,260 | 69 | 18,549 | 4,305 |
43 | 18,245 | 4,308 | 70 | 17,707 | 4,236 |
44 | 18,336 | 4,354 | 71 | 16,874 | 4,163 |
45 | 18,422 | 4,398 | 72 | 16,050 | 4,085 |
46 | 18,503 | 4,441 | 73 | 15,237 | 4,002 |
Xxxxx X: Afkoop ingegaan partnerpensioen
Leeftijd | Ingegaan partner pensioen | Leeftijd | Ingegaan partner pensioen | Leeftijd | Ingegaan partner pensioen |
20 | 57,519 | 51 | 34,458 | 82 | 8,815 |
21 | 56,903 | 52 | 33,603 | 83 | 8,176 |
22 | 56,278 | 53 | 32,745 | 84 | 7,565 |
23 | 55,645 | 54 | 31,882 | 85 | 6,982 |
24 | 55,002 | 55 | 31,017 | 86 | 6,433 |
25 | 54,350 | 56 | 30,149 | 87 | 5,917 |
26 | 53,689 | 57 | 29,279 | 88 | 5,438 |
27 | 53,020 | 58 | 28,407 | 89 | 4,988 |
28 | 52,341 | 59 | 27,535 | 90 | 4,574 |
29 | 51,654 | 60 | 26,662 | 91 | 4,198 |
30 | 50,958 | 61 | 25,791 | 92 | 3,847 |
31 | 50,252 | 62 | 24,921 | 93 | 3,526 |
32 | 49,538 | 63 | 24,050 | 94 | 3,235 |
33 | 48,814 | 64 | 23,181 | 95 | 2,971 |
34 | 48,082 | 65 | 22,313 | 96 | 2,734 |
35 | 47,342 | 66 | 21,448 | 97 | 2,521 |
36 | 46,592 | 67 | 20,587 | 98 | 2,332 |
37 | 45,834 | 68 | 19,729 | 99 | 2,166 |
38 | 45,068 | 69 | 18,878 | 100 | 2,021 |
39 | 44,293 | 70 | 18,033 | 101 | 1,897 |
40 | 43,511 | 71 | 17,195 | 102 | 1,788 |
41 | 42,720 | 72 | 16,366 | 103 | 1,693 |
42 | 41,923 | 73 | 15,545 | 104 | 1,610 |
43 | 41,118 | 74 | 14,735 | 105 | 1,538 |
44 | 40,306 | 75 | 13,935 | 106 | 1,475 |
45 | 39,488 | 76 | 13,150 | 107 | 1,421 |
46 | 38,662 | 77 | 12,380 | 108 | 1,374 |
47 | 37,833 | 78 | 11,625 | 109 | 1,333 |
48 | 36,998 | 79 | 10,890 | 110 | 1,298 |
49 | 36,157 | 80 | 10,172 | 111 | 1,268 |
50 | 35,310 | 81 | 9,481 | 112 | 1,242 |
Tabel H: Afkoop ingegaan wezenpensioen
Leeftijd | Ingegaan wezenpensioen | Ingegaan wezenpensioen (eindleeftijd 27) |
(eindleeftijd 18) | ||
1 | 16,613 | 24,890 |
2 | 15,678 | 23,985 |
3 | 14,737 | 23,074 |
4 | 13,791 | 22,159 |
5 | 12,840 | 21,241 |
6 | 11,882 | 20,320 |
7 | 10,918 | 19,397 |
8 | 9,949 | 18,472 |
9 | 8,974 | 17,543 |
10 | 7,991 | 16,610 |
11 | 7,002 | 15,673 |
12 | 6,009 | 14,732 |
13 | 5,012 | 13,786 |
14 | 4,012 | 12,834 |
15 | 3,011 | 11,877 |
16 | 2,007 | 10,914 |
17 | 1,002 | 9,945 |
18 | 0,000 | 8,970 |
19 | 0,000 | 7,988 |
20 | 0,000 | 7,000 |
21 | 0,000 | 6,007 |
22 | 0,000 | 5,011 |
23 | 0,000 | 4,012 |
24 | 0,000 | 3,010 |
25 | 0,000 | 2,007 |
26 | 0,000 | 1,002 |
27 | 0,000 | 0,000 |
Bijlage: arbeidsongeschiktheid
In het Pensioenreglement voor notarissen, toegevoegd notarissen en kandidaat-notarissen van SPN wordt in artikel 10, achtste lid gemeld dat het bestuur nadere voorwaarden zal stellen met betrekking tot (het proces inzake) de toekenning van het arbeidsongeschiktheidspensioen. Daarnaast wordt in artikel 10 eerste lid opgemerkt dat in bepaalde situaties geen arbeidsongeschiktheidspensioen wordt toegekend. In deze bijlage wordt nadere invulling gegeven aan deze bepalingen. In de hieronder genoemde situaties zal het arbeidsongeschiktheidspensioen worden vastgesteld conform het pensioenreglement, rekening houdende met de in deze bijlage genoemde beschreven aanpassingen. Een aanpassing kan ook betekenen dat er geen arbeidsongeschiktheidspensioen wordt uitgekeerd. Tot slot wordt in het laatste onderdeel ingegaan op een situatie waarin een verruiming van de toekenning van een arbeidsongeschiktheidspensioen van toepassing is.
1. Er is geen recht op arbeidsongeschiktheidspensioen indien:
a) de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden door opzet van de deelnemer zelf;
b) de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden door roekeloosheid van de deelnemer zelf;
c) de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden door het gebruik van geneesmiddelen, verdovende middelen of opwekkende middelen zonder voorschrift van een arts. Of doordat de deelnemer zich niet aan het voorschrift van de arts heeft gehouden;
d) de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden door:
i) een gewapend conflict: als landen met elkaar in oorlog zijn;
ii) een burgeroorlog: als inwoners van één land met elkaar oorlog voeren.
iii) een opstand: als inwoners van een land zich met geweld verzetten tegen de overheid van dat land;
iv) binnenlandse onlusten: als groepen mensen geweld gebruiken op verschillende plaatsen in een land;
v) oproer: als een groep mensen op één plaats zich met geweld verzetten tegen de overheid;
vi) muiterij: als een groep militairen zich met geweld verzetten tegen hun commandanten;
e) de deelnemer arbeidsongeschikt geworden is door een atoomkernreactie. Het maakt daarbij niet uit hoe die reactie is ontstaan. Deze beperking geldt niet als de verzekerde arbeidsongeschikt is geworden door radioactieve stoffen. Die radioactieve stoffen moeten dan wel:
i) volgens hun bestemming buiten de kerninstallatie zijn; en
ii) buiten de kerninstallatie gebruikt worden.
Bovendien moeten ze bedoeld zijn voor en gebruikt worden door:
• de industrie;
• de handel;
• de landbouw;
• een medisch doel;
• de wetenschap;
• een onderwijskundig doel;
• beveiliging, maar geen militaire beveiliging.
Daarnaast moet er een vergunning van de overheid zijn om radioactieve stoffen te maken, te gebruiken, te bewaren en op te ruimen. Tenminste, als de wet dat eist. In de Wet Aansprakelijkheid Kernongevallen staat wat bedoeld wordt met een kerninstallatie. Die wet is gepubliceerd in het Staatsblad 1979-225. Daarnaast wordt ook bedoeld een kerninstallatie aan boord van een schip;
f) de deelnemer in detentie zit of in voorlopige hechtenis. Dat geldt zowel in Nederland als in het buitenland. Ook als de deelnemer ter beschikking gesteld is van de staat (tbs) betaalt het fonds geen uitkering;
g) de deelnemer arbeidsongeschikt raakt als gevolg van terrorisme. In dat geval bestaat de mogelijkheid een uitkering te krijgen via de Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschade N.V. (NHT). De voorwaarden voor deze uitkering staan in het Clausuleblad Terrorismedekking dat te vinden is op de site van Verbond van Verzekeraars;
h) de deelnemer arbeidsongeschikt is geworden is door een ongeluk/ongeval en op het moment van het ongeval/ongeluk meer alcohol in zijn of haar bloed had dan wettelijk is toegestaan of als De Amersfoortse aannemelijk maakt dat het verkeersongeluk gebeurde doordat de deelnemer teveel alcohol had gedronken.
i) sprake is van fraude. Hierbij wordt onder fraude verstaan: het opzettelijk en op oneigenlijke gronden en wijzen (proberen te) verkrijgen van een gehele of gedeeltelijke uitkering waarop op basis van de pensioenregeling geen recht bestaat.
2. Indien de deelnemer langer dan zes maanden naar het buitenland gaat dient de deelnemer dit zo snel mogelijk per brief of e-mail aan de Amersfoortse te melden, maar in ieder geval 30 dagen voordat de deelnemer naar het buitenland vertrekt. De deelnemer moet medewerking verlenen voor de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid in Nederland. Indien deze medewerking niet wordt verleend kan de dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen worden stopgezet gedurende de periode dat geen medewerking wordt verleend.
3. De deelnemer dient de volgende situaties binnen 30 dagen te melden:
• de deelnemer of diens bedrijf is failliet verklaard;
• de deelnemer of diens bedrijf heeft uitstel (surseance) van betaling gekregen;
• op de deelnemer wordt de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing. In deze gevallen wordt de dekking van het arbeidsongeschiktheidspensioen stopgezet.
4. Indien deelneming aan de pensioenregeling van het fonds beëindigd wordt, anders dan door pensionering of door overlijden, terwijl de arbeidsongeschiktheid van de deelnemer is ontstaan op het moment dat de betrokkene nog deelnemer was aan de pensioenregeling van het fonds, zal voor de uitvoering van het pensioenreglement worden gehandeld als ware de deelneming van de pensioenregeling op dat moment nog niet beëindigd. Wordt de deelnemer minder arbeidsongeschikt dan wordt het uitkeringspercentage verlaagd. Als de deelnemer meer arbeidsongeschikt wordt dan wordt het uitkeringspercentage niet verhoogd. De uitkering stopt als de uitkering ook beëindigd zou worden als de deelneming aan de pensioenregeling van het fonds niet beëindigd was.