Algemene Voorwaarden
Algemene Voorwaarden
Hypothecaire Zekerheden
Meerdervoort
Vastgesteld bij notariële akte, op 11 mei 2022 verleden voor mr. J.R. Xxxxxxxx, notaris te ‘s-Gravenhage en bij afschrift ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers op 11 mei 2022 in register Hypotheken 3, deel 83387 nummer 162.
1. DEFINITIES EN INTERPRETATIE
1.1 In deze Algemene Voorwaarden Hypothecaire Zekerheden Meerdervoort wordt verstaan onder:
“Aandeel”: een aandeel van een Hypotheekhouder in een Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht zoals beschreven in Artikel 9.2.
“Aanvullende Pandakte”: een akte grotendeels in de vorm van annex 1 bij de Hypotheekakte.
“Algemene Voorwaarden”: deze Algemene Voorwaarden Hypothecaire Zekerheden Meerdervoort.
“Artikel”: een artikel in deze Algemene Voorwaarden. “Beheersregeling”: de regeling opgenomen in Artikel 9.3. “BW”: het Burgerlijk Wetboek.
“Eersterangs Hypotheek- en Pandrecht”: door de Hypotheekgever gevestigde rechten van hypotheek en pand eerste in rang op de Registergoederen, de Roerende Zaken en/of de Vorderingen.
“Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht”: heeft de betekenis die daaraan is gegeven in Artikel 9.1.
“Hypotheekakte”: de gecombineerde hypotheek- en pandakte tussen de Hypotheekhouders en de Hypotheekgever strekkende tot vestiging van de hypotheekrechten en pandrechten, welke akte notarieel wordt/is verleden en waarop de Algemene Voorwaarden van toepassing zijn verklaard. “Hypotheekhouder”: (i) iedere leninggever die een lening heeft verstrekt of zal ver- strekken aan de Hypotheekgever onder een Leningsovereenkomst of (ii) de Stichting, zoals steeds zal blijken uit de Hypotheekakte.
“Hypotheekgever”: degene die de hypotheekrechten en de pandrechten heeft verstrekt of zal verstrekken aan de Hypotheekhouder. “Leningsovereenkomst”: iedere overeenkomst van geldlening tussen de
Hypotheekgever als leningnemer en een leninggever waarin de afspraken met betrek- king tot een geldlening (voor de financiering van (onder andere) de Registergoederen) zijn neergelegd, zoals van tijd tot tijd gewijzigd of aangevuld.
“Opeisingsgrond”: heeft de betekenis die daaraan is gegeven in de Leningsovereen- komst.
“Registergoederen”: het registergoed of de registergoederen waarop een hypotheek- recht is of moet worden gevestigd.
“Roerende Zaken”: de roerende zaak of de roerende zaken waarop een pandrecht is of moet worden gevestigd.
“Stichting”: Stichting Hypotheekhouders Meerdervoort, een stichting, statutair gevestigd te gemeente Amsterdam, kantoorhoudende op het adres Xxxx Xxxxxxxx 000, 0000 XX Xx Xxxx en ingeschreven in het handelsregister van de Kamer van Koophandel onder nummer 86161199.
“Verzekerde Verplichtingen”: de betalingsverplichtingen waarvoor de rechten van hypotheek en pand tot zekerheid strekken.
“Vorderingen”: de vordering of de vorderingen waarop een pandrecht is of moet wor- den gevestigd.
“Werkdag”: een dag (anders dan een zaterdag of een zondag) waarop de banken geopend zijn voor zaken in Nederland.
“Zekerheidsgoederen”: de Registergoederen, de Roerende Zaken en de Vorderingen gezamenlijk.
1.2 In de Algemene Voorwaarden is een rubricering per artikel uitsluitend ter identificatie aangebracht en deze dient bij de interpretatie van de Algemene Voorwaarden buiten beschouwing te blijven.
1.3 Een Opeisingsgrond “duurt voort” (of is “voortdurend”) als deze niet is hersteld of als hiervan geen afstand is gedaan.
1.4 Tenzij uit de samenhang anders blijkt, wordt met het enkelvoud in de Algemene Voorwaarden tevens het meervoud aangeduid en vice versa.
1.5 Indien de Stichting partij is bij de Hypotheekakte als enige hypotheekhouder:
a. houdt een verwijzing naar “een Hypotheekhouder” of “de Hypotheekhouders” een verwijzing in naar alleen de Stichting;
b. dient enige bepaling met betrekking tot een Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht of een verwijzing in dat verband (waaronder een verwijzing naar de Beheersregeling), voor ongeschreven te worden gehouden; en
c. is Artikel 9 in het geheel niet van toepassing.
1.6 Een verwijzing naar een Hypotheekhouder of de Hypotheekgever houdt tevens een verwijzing in naar diens rechtsopvolger(s) onder algemene of bijzondere titel.
2. VERKLARINGEN VAN DE HYPOTHEEKGEVER
De Hypotheekgever verklaart hierbij:
a. dat hij de Registergoederen heeft verkregen op de wijze zoals aangegeven bij de omschrijving van de Registergoederen in de Hypotheekakte;
b. dat hij geen handeling heeft verricht en zal verrichten en niet zal instemmen met een handeling, krachtens welke de waarde van en/of de rechten verbonden aan de Zekerheidsgoederen worden gewijzigd, verminderd of anderszins aangetast; en
c. dat alle ter zake van de Zekerheidsgoederen aan de Hypotheekhouders verstrekte informatie juist is.
3. VERPLICHTINGEN VAN DE HYPOTHEEKGEVER
3.1 De Hypotheekgever is verplicht:
a. op het eerste redelijke schriftelijke verzoek van de Hypotheekhouders (met in- achtneming van de Beheersregeling) binnen tien (10) Werkdagen (i) die (rechts) handelingen te (doen) verrichten, en (ii) mee te werken aan, tot stand te bren- gen, af te geven en te ondertekenen die overeenkomsten en andere bescheiden, als die de Hypotheekhouders nodig of nuttig achten om ervoor te zorgen dat het hypotheekrecht en de pandrechten afdwingbare zekerheidsrechten op de Zekerheidsgoederen zijn en blijven;
b. de Registergoederen en de Roerende Zaken te verzekeren en verzekerd te houden tegen risico’s en voor zover dit gebruikelijk is voor vergelijkbare objecten;
c. de Registergoederen en de Roerende Zaken in goede conditie te houden, met zorg te behandelen en te zorgen voor noodzakelijke reparaties en vervangingen;
d. alle lasten, daaronder begrepen onroerende zaak belasting, waterschapslasten, re- tributies, erfpachtcanon, landinrichtingsrente, servicekosten en premies of omsla- gen van verzekeringen en andere lasten of betalingsverplichtingen die in verband met de Registergoederen verschuldigd zijn, tijdig te voldoen; en
e. indien sprake is van een Opeisingsgrond die voortduurt, op het eerste redelij- ke schriftelijke verzoek van de Hypotheekhouders (met inachtneming van de
Beheersregeling) binnen tien (10) Werkdagen alle ter zake van de Vorderingen en de betreffende debiteuren relevante bescheiden te verstrekken.
3.2 De Hypotheekgever mag niet zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Hypotheekhouders (met inachtneming van de Beheersregeling):
a. een derde anders dan op basis van een huur- of pachtovereenkomst laten be- schikken over de Zekerheidsgoederen; en
b. een handeling verrichten die resulteert in een waardevermindering, of het bestaan of de uitwinbaarheid in gevaar brengt van een Zekerheidsgoed of het hypotheek- recht en de pandrechten die met de Hypotheekakte of een Aanvullende Pandakte worden gevestigd, tenzij dit (i) gebeurt in de normale bedrijfsuitoefening of (ii) uitdrukkelijk is toegestaan onder de Hypotheekakte of de Algemene Voorwaarden.
3.3 Het is de Hypotheekgever uitdrukkelijk toegestaan om een Registergoed:
a. te splitsen in appartementsrechten; en
b. te verhuren en/of te verpachten.
4. TAXATIE
4.1 Indien sprake is van een Opeisingsgrond die voortduurt zijn de Hypotheekhouders bevoegd om (met inachtneming van de Beheersregeling) een taxateur aan
te wijzen die op een door de Hypotheekhouders te bepalen wijze op kos-
ten van de Hypotheekgever een taxatie maakt van de waarde van een of meer Zekerheidsgoederen.
4.2 De Hypotheekgever zal aan de door de Hypotheekhouders aangewezen taxateur en aan de Hypotheekhouders zelf - voor zover toegestaan onder de relevante huurover- eenkomsten - toegang verlenen tot de betreffende Zekerheidsgoederen en alle voor de taxatie van die Zekerheidsgoederen benodigde gegevens en documenten (doen) verschaffen.
5. BEHEER
5.1 Indien sprake is van een Opeisingsgrond die voortduurt en voldaan is aan het bepaalde in artikel 3:267 lid 1 BW zullen de Hypotheekhouders bevoegd zijn (met inachtneming van de Beheersregeling en Artikel 5.2) het beheer van de Registergoederen, in de meest ruime zin, over te nemen.
5.2 De Hypotheekhouders zullen de aan hen toekomende rechten voortvloeiende uit het in Artikel 5.1 opgenomen beheersbeding niet uitoefenen zolang een hypotheekhouder een Eersterangs Hypotheek- en Pandrecht toekomt ten aanzien van het Registergoed of een deel daarvan.
6. BEVOEGDHEID TOT INNING
6.1 De Hypotheekgever mag:
a. betaalopdrachten geven aan een debiteur met betrekking tot een Vordering;
b. alle bedragen die verschuldigd zijn op grond van een Vordering innen, in rechte afdwingen of tot beslaglegging overgaan; en/of
c. een Vordering procedureel of anderszins afdwingen.
6.2 Indien sprake is van een Opeisingsgrond die voortduurt mogen de Hypotheekhouders (met inachtneming van de Beheersregeling en Artikel 6.4) mededeling doen van
het pandrecht aan enige debiteur van een Vordering en daarbij mededelen dat de Hypotheekhouders als enige bevoegd zijn de door die debiteur verschuldigde Vorderingen te innen. Als de Hypotheekhouders hun rechten onder dit Artikel uitoefenen, zullen zij de Hypotheekgever hierover schriftelijk informeren.
6.3 Nadat de Hypotheekhouders hun rechten onder Artikel 6.2 uitoefenen, is de Hypotheekgever niet langer bevoegd zijn Vorderingen te innen en zijn de
Hypotheekhouders (met inachtneming van de Beheersregeling en Artikel 6.4) als enige bevoegd om die Vorderingen te innen. De bevoegdheid van de Hypotheekhouders om de Vorderingen te innen omvat het recht of de bevoegdheid om, in en buiten rechte, nakoming te eisen van de Vorderingen door de debiteur en de Hypotheekhouders wordt hierbij de bevoegdheid verleend om schikkingen en regelingen te treffen en andere overeenkomsten te sluiten met die debiteur, afstand te doen met betrekking tot de Vorderingen en alle andere rechten van de Hypotheekgever in verband met zijn Vorderingen uit te oefenen (inclusief enige of alle daarvan opeisbaar te maken). De Hypotheekgever zal als enige bevoegd zijn om terzake de Vorderingen de benodigde factureren op te stellen.
6.4 De Hypotheekhouders zullen de rechten onder Artikel 6.2 en 6.3 niet uitoefenen zolang een ander een Eersterangs Hypotheek- en Pandrecht toekomt ten aanzien van de Vorderingen.
7. UITWINNING VAN HYPOTHEEKRECHT EN PANDRECHT
7.1 Het hypotheekrecht en het pandrecht gevestigd met de Hypotheekakte of een Aanvullende Pandakte kunnen worden uitgewonnen (met inachtneming van de Beheersregeling en Artikel 7.3) indien zich een Opeisingsgrond heeft voorgedaan die heeft geleid tot een wettelijk verzuim als bedoeld in artikel 3:248 BW respectievelijk artikel 3:268 BW ten aanzien van de Verzekerde Verplichtingen.
7.2 Nadat het hypotheekrecht en het pandrecht voor uitwinning vatbaar zijn gewor- den conform Artikel 7.1, zijn de Hypotheekhouders bevoegd (met inachtneming van de Beheersregeling en Artikel 7.3) om het hypotheekrecht en de pandrechten geheel of gedeeltelijk uit te winnen met betrekking tot een Zekerheidsgoed en om al hun andere rechten uit te oefenen op grond van het toepasselijke recht, de Hypotheekakte, een Aanvullende Pandakte of de Algemene Voorwaarden. De Hypotheekhouders mogen in het bijzonder, voor zover rechtens toegestaan:
a. de Zekerheidsgoederen executeren of doen executeren;
b. mededeling doen aan enig persoon in verband met de uitwinning;
c. de Roerende Zaken executeren op de wijze zoals bedoeld in artikel 3:254 BW;
d. de Vorderingen geheel of gedeeltelijk verkopen en zich verhalen op de verkoop opbrengst; en
e. zich verhalen op de opbrengst van Vorderingen die door de Hypotheekhouders zijn geïnd op grond van Artikel 6.2.
7.3 De Hypotheekhouders zullen het recht van parate executie niet uitoefenen zolang een ander een Eersterangs Hypotheek- en Pandrecht toekomt ten aanzien van de Zekerheidsgoederen.
7.4 De Hypotheekgever is verplicht de Zekerheidsgoederen tussen de eerste publicatie van de executoriale verkoop en de verkoop zelf op de door de Hypotheekhouders aan te geven tijden voor bezichtiging door gegadigden open te (doen) stellen op twee (2) door de Hypotheekhouders te bepalen Werkdagen.
8. AANWENDING VAN DE OPBRENGST
8.1 De Hypotheekhouders zullen de opbrengst van de verkoop of inning van een Zekerheidsgoed aanwenden ter voldoening van de Verzekerde Verplichtingen, met inachtneming van dwingendrechtelijke bepalingen van Nederlands recht.
8.2 Indien er sprake is van een Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht, wordt de opbrengst pro rata verdeeld onder de Hypotheekhouders naar evenredigheid van het Aandeel van een Hypotheekhouder in de gemeenschap ten tijde van de executie.
9. ZEKERHEID IN GEMEENSCHAP
9.1 Indien er sprake is van meerdere Hypotheekhouders die partij zijn bij de Hypotheekakte, houden de Hypotheekhouders gezamenlijk ieder hypotheekrecht en ieder pandrecht gevestigd bij de Hypotheekakte of een Aanvullende Pandakte (een “Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht”). Er is dan sprake van een gemeenschap zoals bedoeld in artikel 3:166 lid 1 BW.
9.2 Het aandeel (zoals bedoeld in artikel 3:166 lid 2 BW) van een Hypotheekhouder in een Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht is gelijk aan het aandeel van die Hypotheekhouder in het totaal van uitstaande Verzekerde Verplichtingen.
9.3 De meerderheid van de Hypotheekhouders (zijnde een Hypotheekhouder of Hypotheekhouders met (een) Aande(e)l(en) van meer dan 50 procent van het totaal aan Aandelen van alle Hypotheekhouders gezamenlijk) is, met uitsluiting van iedere individuele Hypotheekhouder, exclusief bevoegd om:
a. elk Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht te beheren;
b. elk Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht uit te winnen;
c. rechtsvorderingen in te stellen of een rechtsverzoek in te dienen zoals bedoeld in artikel 3:171 BW; en
d. alle rechten in verband een Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht of ten aan- zien van de Zekerheidsgoederen uit te oefenen, telkens behoudens en in over- eenstemming met de voorwaarden van deze Algemene Voorwaarden en/of de Hypotheekakte, indien van toepassing.
9.4 De regeling in Artikel 9.3 is een beheersregeling zoals bedoeld in artikel 3:168 lid 1 BW.
9.5 De Hypotheekhouders zullen de meerderheid van de Hypotheekhouders (zoals bedoeld in Artikel 9.3) vaststellen aan de hand van een opgave van de
Hypotheekgever. De Hypotheekgever zal een dergelijke opgave uitsluitend verstrek- ken in het kader van het vaststellen van de meerderheid van de Hypotheekhouders zoals bedoeld in Artikel 9.3 en zal dit doen binnen vijf (5) Werkdagen nadat een Hypotheekhouder daartoe een redelijk verzoek heeft gedaan dat met redenen is omkleed. Indien de Hypotheekgever de betreffende opgave niet verstrekt, zal iedere Hypotheekhouder binnen vijf (5) Werkdagen nadat hiertoe een verzoek is gedaan door een andere Hypotheekhouder, aantonen wat de hoogte is van zijn uitstaande vorde- ring uit hoofde van zijn Leningsovereenkomst.
9.6 Iedere Hypotheekhouder zal onmiddellijk (en in ieder geval binnen vijf (5) Werkdagen) de rechtsvorderingen instellen of rechtsverzoeken indienen indien de meerderheid van de Hypotheekhouders (onder de Beheersregeling) daartoe schriftelijk opdracht heeft gegeven aan de betreffende Hypotheekhouder.
9.7 Iedere Hypotheekhouder verleent hierbij aan iedere andere Hypotheekhouder een onherroepelijke volmacht, met het recht van substitutie, om namens hem te hande- len en de handelingen en rechten die in Artikel 9.3 worden gespecificeerd namens hem te verrichten en uit te oefenen, steeds onder de voorwaarde dat de meerder- heid van de Hypotheekhouders daartoe wil overgaan. Bij het optreden namens een Hypotheekhouder op grond van de volmacht, mag de Hypotheekhouder (zijnde gevol- machtigde) als wederpartij van de Hypotheekhouder (zijnde volmachtgever) optreden, ook in het geval van een tegenstrijdig belang.
9.8 Iedere Hypotheekhouder doet onherroepelijk afstand van het recht om:
a. de Beheersregeling te beëindigen of op te schorten; en
b. verdeling van een Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht te vorderen, welke af- stand gedurende een periode van vijf (5) jaar na de Hypotheekakte geldig en onher- roepelijk zal zijn (hierna de “Afstandsperiode”). Na afloop van een Afstandsperiode, wordt deze Afstandsperiode automatisch met vijf (5) jaar verlengd vanaf het einde van de vorige Afstandsperiode.
10. EINDE ZEKERHEIDSRECHTEN; ROYEMENT
10.1 De bepalingen van de Hypotheekakte en elke Aanvullende Pandakte en de bij, krach- tens of ter uitvoering van de Hypotheekakte of een Aanvullende Pandakte ten gunste van de Hypotheekhouders gevestigde en te vestigen hypotheekrechten en pandrech- ten blijven in stand totdat alle Verzekerde Verplichtingen van de Hypotheekhouders volledig en ten genoegen van de betreffende Hypotheekhouder zijn voldaan.
10.2 De Hypotheekhouders zijn bevoegd (met inachtneming van de Beheersregeling) het hypotheekrecht en de pandrechten op een of meer van de Zekerheidsgoederen door opzegging (deels) teniet te laten gaan.
10.3 Na algehele voldoening van zijn Verzekerde Verplichtingen zal een Hypotheekhouder, op verzoek van de Hypotheekgever, schriftelijk aan de Hypotheekgever en de andere Hypotheekhouders bevestigen dat (i) hij niet langer een Aandeel in de gemeenschap houdt, (ii) het Gezamenlijk Gehouden Zekerheidsrecht hem niet meer toebehoort
en (iii) de rechten uit hoofde van de Hypotheekakte en de Algemene Voorwaarden ten aanzien van hem zijn geëindigd. Voor zover vereist stemt iedere andere Hypotheekhouder bij voorbaat in met deze bevestigingen.
10.4 Indien alle Verzekerde Verplichtingen van de Hypotheekhouders volledig en ten genoegen van de betreffende Hypotheekhouder zijn voldaan, zullen de
Hypotheekhouders op eerste verzoek van de Hypotheekgever alle medewerking verlenen aan het (laten) doorhalen/vervallen laten verklaren van de inschrijving van de hypotheek en het vrijgeven van de pandrechten.
10.5 De Hypotheekhouders verplichten zich onvoorwaardelijk en onherroepelijk jegens de hypotheekhouder met het Eersterangs Hypotheek en Pandrecht om bij vervreem- ding (of anderszins ten gelde maken) van (een gedeelte van) de Zekerheidsgoederen op eerste verzoek van de hypotheekhouder met het Eersterangs Hypotheek- en Pandrecht de rechten van hypotheek en pand, zonder meer te beëindigen en royement te verlenen ten aanzien van (de desbetreffende) (gedeelten van) de Zekerheidsgoederen, zolang de hoogte van de koopsom van (de desbetreffende) (gedeelten van) de Zekerheidsgoederen niet lager is dan de executiewaarde zoals deze blijkt uit een recent onafhankelijk taxatierapport (dat in ieder geval niet ouder is dan drie (3) maanden), waarbij de Hypotheekhouders uitsluitend aanspraak kunnen maken op het na aflossing van de hypotheekhouder met het Eersterangs
Hypotheek- en Pandrecht resterende gedeelte van de verkoopopbrengst, zonder enige aanvullende bijbetaling van de Hypotheekgever te verlangen. Indien een gedeelte
van de Zekerheidsgoederen wordt verkocht, vindt er op grond van het bovenstaande royement plaats met betrekking tot dat gedeelte van die Zekerheidsgoederen, maar blijven de rechten van hypotheek en pand voor het nietverkochte gedeelte van de Zekerheidsgoederen van kracht.
11. OVERDRACHT; KETTINGBEDING
11.1 De rechten en verplichtingen uit hoofde van de Hypotheekakte, een Aanvullende Pandakte en de Algemene Voorwaarden zijn niet voor overdracht (en verpanding) vatbaar. Deze bepaling heeft naar de bedoeling van Partijen te gelden als een bepaling met goederenrechtelijk effect in de zin van artikel 3:83 lid 2 BW. De Hypotheekgever en een Hypotheekhouder kunnen een van dit Artikel 11.1 afwijkende regeling overeen- komen, zonder dat hiervoor de instemming van iedere andere Hypotheekhouder is vereist.
11.2 Indien de Hypotheekgever en een Hypotheekhouder in afwijking van Artikel 11.1 over- eenkomen dat de in Artikel 11.1 genoemde rechten en verplichtingen voor overdracht door een Hypotheekhouder vatbaar zijn, geldt het volgende. Indien en zodra een Hypotheekhouder haar vordering(en) voortvloeiende uit de Leningsovereenkomst, de Hypotheekakte, een Aanvullende Pandakte en/of de Algemene Voorwaarden over- draagt aan een derde dient de desbetreffende Hypotheekhouder al haar verplich- tingen jegens de hypotheekhouder met een Eersterangs Hypotheek- en Pandrecht tevens aan die derde over te dragen. Hierbij wordt in het bijzonder verwezen naar de verplichtingen voortvloeiende uit de Hypotheekakte, deze Algemene Voorwaarden en,
waar van toepassing, enige in verband met de Leningsovereenkomst overeengekomen akte van achterstelling.
11.3 Indien en voor zover nodig wordt het in Artikel 11.2 bepaalde als een kettingbeding aan iedere Hypotheekhouder opgelegd, die dit hierbij aanvaardt, op grond waarvan iedere Hypotheekouder verplicht is om het in Artikel 11.2 en het in dit Artikel 11.3 bepaalde in elke (onderhandse of notariële) akte van gehele of gedeeltelijke over- dracht (waaronder mede begrepen het vestigen van een beperkt recht) van een vordering uit hoofde van de Leningsovereenkomst en/of de Hypotheekakte - waartoe als (een) nevenrecht(en) de in de Hypotheekakte of in een Aanvullende Pandakte aan haar verleende rechten van pand en hypotheek behoren - aan (een) rechtsopvolger(s) onder bijzondere titel ten behoeve van de hypotheekhouder met het Eersterangs Hypotheek- en Pandrecht op te leggen, zulks ten behoeve van de hypotheekhouder met het Eersterangs Hypotheek en Pandrecht te laten aanvaarden, en woordelijk in voormelde (onderhandse of notariële) akte op te nemen. Deze verplichting respectie- velijk kettingbeding eindigt indien en zodra het Eersterangs Hypotheek en Pandrecht niet (meer) bestaat ten aanzien van de Zekerheidsgoederen of een deel daarvan (in welk geval het kettingbeding eindigt ten aanzien van dat betreffende gedeelte van de Zekerheidsgoederen).
12. KOSTEN
12.1 De Hypotheekgever draagt de kosten in verband met de totstandkoming van de Hypotheekakte en iedere Aanvullende Pandakte, alsmede alle redelijkerwijze te maken kosten die de Hypotheekhouders in en buiten rechte tot behoud en uitoefe- ning van hun rechten voortvloeiende uit de Hypotheekakte, een Aanvullende Pandakte en/of de Algemene Voorwaarden hebben gemaakt. Onder deze kosten zijn mede begrepen de kosten van taxaties onder Artikel 4.1 en Artikel 10.5, het in beheer nemen van de Zekerheidsgoederen, met de Hypotheekgever vooraf afgestemde kosten voor juridisch advies en bijstand, buitengerechtelijke kosten en alle gerechtelijke kosten.
12.2 De Hypotheekgever zal de kosten als bedoeld in Artikel 12.1 binnen tien (10) Werkdagen na een daartoe strekkend verzoek van de betreffende Hypotheekhouder voldoen. Het hypotheekrecht en het pandrecht van iedere Hypotheekhouder strekt mede tot zekerheid voor de betaling van deze kosten.
13. OVERIGE BEPALINGEN
13.1 Een uittreksel uit de administratie van de Hypotheekgever is bepalend voor de omvang van de verplichtingen van de Hypotheekgever, tenzij er sprake is van een klaarblijkelijke vergissing. De Hypotheekhouders hebben het recht tegenbewijs te leveren.
13.2 Ingeval enige bepaling van de Hypotheekakte en/of de Algemene Voorwaarden nietig, vernietigbaar of niet afdwingbaar is, zal dat geen afbreuk doen aan de geldigheid en afdwingbaarheid van de overige bepalingen van de Hypotheekakte of de Algemene Voorwaarden. Partijen zullen hun uiterste best doen overeenstemming te bereiken over een nieuwe bepaling die, gegeven de strekking en het doel van die bepaling, zo weinig mogelijk afwijkt van de nietige, vernietigbare of niet afdwingbare bepaling van de Hypotheekakte of de Algemene Voorwaarden.
13.3 Indien de Hypotheekhouders toestemming, die is vereist uit hoofde van de Hypotheekakte en/of de Algemene Voorwaarden, weigeren te geven aan de Hypotheekgever, zullen de Hypotheekhouders de weigering motiveren.
13.4 Alle bepalingen in de Hypotheekakte en/of Algemene Voorwaarden die (mede) in het belang van de hypotheekhouder met het Eersterangs Hypotheek en Pandrecht zijn overeengekomen, betreffen steeds een onherroepelijk derdenbeding om niet zoals bedoeld in artikel 6:253 BW.
14. RECHTS- EN FORUMKEUZE
14.1 Op de Algemene Voorwaarden (inclusief de in Artikel 14.2 opgenomen forumkeuze) is Nederlands recht van toepassing.
14.2 De Rechtbank Den Haag is exclusief bevoegd kennis te nemen van geschillen die als gevolg van de Algemene Voorwaarden mochten ontstaan.
-9-