ZITTING VAN 25 NOVEMBER 2010
ARBITRALE BESLISSING VAN DE GESCHILLENCOMMISSIE REIZEN TE BRUSSEL
ZITTING VAN 25 NOVEMBER 2010
Inzake
De heer A, en zijn echtgenote mevrouw B, samenwonende te xxx, en C & D & E (Minderjarig);
Eisers,
Ter zitting niet vertegenwoordigd ;
En
RO, met maatschappelijke zetel te xxx, licentie xxx - Ondernemingsnr xxx;
Verweerster,
Ter zitting vertegenwoordigd door Mevrouw F, xxx; Hebben ondergetekenden:
1. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van voorzitter van het arbitrale college;
2. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de verbruikers;
3. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de verbruikers
4. Mevrouw xxx, wonende te xxx, in haar hoedanigheid van vertegenwoordigster van de reissector;
5. De heer xxx, wonende te xxx, in zijn hoedanigheid van vertegenwoordiger van de reissector;
Xxxxx in hun hoedanigheid van scheidsrechters van de Geschillencommissie Reizen, met zetel te 0000 Xxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxx XX-xxxx 00 (Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie),
Volgende arbitrale sententie geveld:
1. WAT DE RECHTSPLEGING BETREFT:
De stukken van rechtspleging werden onderzocht, meer in het bijzonder het vragenformulier door het Secretariaat van de Geschillencommissie voor ontvangst afgestempeld op 18 mei 2010.
De partijen hebben hun akkoord met betrekking tot de arbitrale procedure schriftelijk bevestigd.
Uit een eerste onderzoek is gebleken dat het Arbitraal College bevoegd is om van onderhavig geschil kennis te nemen.
Door eisers werd een bundel overgemaakt op 12 augustus 2010 en conclusies op 3 november 2010.
Verweerster diende een bundel in op 12 augustus 2010 en conclusies op 16 september en 3 november 2010.
Partijen werden behoorlijk opgeroepen per aangetekend schrijven van 29 juli 2010, en per gewone brief op 10 november 2010, om te verschijnen op de zitting van 25 november 2010, te Brussel, North Gate II, Xxxxxx Xxxxxx XX - xxxx, 00, om 14.00 uur.
Ter zitting verschenen partijen zoals hierboven aangegeven.
2. WAT DE GROND VAN DE ZAAK BETREFT.
2.1. DE FEITEN.
Xxxxxx boekten op 28 februari 2009 bij verweerster een verblijf in DISNEYLAND, hotel A van vrijdag 15 mei tot zondag 17 mei 2009 (twee nachten – drie dagen). Reisbevestiging nr. A3732322.
Verweerster trad in haar dubbele functie van reisbemiddelaar en reisorganisator Totale prijs: € 990,50
Aantal personen: 2 volwassenen en 3 minderjarige kinderen. Regime: kamer voor 5 à 6 personen - type 400 met ontbijt Entree voor drie dagen Disneyland.
Op 11 maart werd deze boeking door het reisbureau gewijzigd op vraag van eisers. De nieuwe reisbevestiging vermeldt een reservatie naar dezelfde bestemming van 17 tot 18 mei (1 nacht – twee dagen) voor een herberekende prijs van €623,25. De reisbevestiging werd in die zin aangepast en aan eisers overgemaakt op 28 april 2009. Eisers formuleerden daarover geen opmerkingen. De som werd door eisers integraal betaald.
Xxxxxx beklagen zich over het volgende (zie vragenformulier rubriek 17 en brief van 25 augustus en conclusies van 3 november 2009):
Bij aankomst in het hotel op 16 mei bleek dat de reservatie betrekking had op de periode van 17 en 18 mei en werd hun voucher geweigerd.
Xxxxxx waren immers overtuigd dat de boeking voorzien was voor de periode 16 op 17 mei, en hebben er niet op gelet dat op de reisbevestiging en voucher er 17 en 18 mei vermeld stond.
Eisers beweren zeer duidelijk aan het verkoopkantoor te hebben gevraagd om te reserveren voor de periode van 16 en 17 mei en niet zoals blijkt uit de reisbevestiging 17 en 18 mei. Eisers stellen dat het reisbureau dat had moeten inzien omdat 18 mei een verplichte schooldag was en de drie meereizende kinderen schoolplichtig waren.
Volgens eisers heeft het reisbureau een professionele fout begaan.
Bij aankomst werden eisers verplicht het logement opnieuw te betalen, omdat hun voucher ter plaatse niet werd aanvaard niettegenstaande herhaaldelijke telefonische contacten met het reisbureau.
Xxxxxx zijn nog altijd in het bezit van hun voucher en vragen daarvan de terugbetaling zijnde € 623,25.
Verweerster stelt dat de reisbevestiging door eisers werd ondertekend voor een verblijf van één nacht van 17 op 18 mei 2009. Hiermede werd de reisbevestiging aanvaard en werd het contract afgesloten. Eisers hebben nooit melding gemaakt dat de reisbevestiging incorrect zou zijn en hebben ook niet gereageerd bij het versturen van de reisdocumenten op 27 april 2009.
Verweerster gaat er bijgevolg van uit dat haar geen enkele contractuele fout ten laste kan worden gelegd.
2.2. BESPREKING EN BEOORDELING
Het contract dat ter beoordeling voorligt, is een contract van reisbemiddeling en de Reiscontracten – wet bepaalt o.a. de wettelijke inhoud van dit contract (Wet 16 februari 1994, tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, “Reiscontracten – wet”, verkort RCW genoemd, B.S., 1 april 1994).
Art.1,1°RCW definieert het contract tot reisorganisatie als volgt:” De overeenkomst waarbij een persoon zich in eigen naam jegens een ander verbindt, om tegen betaling van een totaalprijs, ten minste twee van de volgende diensten:
- vervoer
- logies
- andere niet met vervoer of logies verband houdende toeristische diensten die niet bijkomstig zijn ten opzichte van het vervoer of het logies, voor
zover de diensten een overnachting behelzen of zich uitstrekken over een tijdspanne van meer dan 24 uur”
Art. 1,2° RCW bepaalt:” Contract van reisbemiddeling: Elke overeenkomst waarbij een persoon zich verbindt tot het verstrekken aan een andere, tegen betaling van een prijs, hetzij van een contract van reisorganisatie, hetzij van een of meer afzonderlijke prestaties die enig verblijf mogelijk maken.”
Art. 21 RCW stelt:” Elk contract door de reisbemiddelaar gesloten met een reisorganisator of met personen die afzonderlijke prestaties verstrekken, wordt geacht gesloten te zijn door de reiziger.”
Art. 27 RCW stelt:” De reisbemiddelaar is aansprakelijk voor elke fout die hij bij de uitvoering van zijn verplichtingen begaat.” Derhalve betreft het, in casu, een middelenverbintenis
En punt 4° vervolgt:”…de reisbemiddelaar is niet aansprakelijk ingeval de tekortkoming te wijten is aan een gebeurtenis die hij zelfs met inachtneming van de grootste zorgvuldigheid niet kon voorzien of verhelpen…”
In casu heeft verweerster zich enkel verbonden tot het verstrekken van logies met ontbijt in het hotel A met de toegang tot Disneyland. Dat laatste moet worden aanzien als bijkomstig bij het geboekte logies, en moet dus niet worden beschouwd als een “afzonderlijke dienst” in de zin van art. 1,1°, c van de RCW.
Het belangrijkste gevolg hiervan is dat verweerster in dit geval niet is opgetreden als reisorganisator, maar als reisbemiddelaar, en dat haar aansprakelijkheid slechts in het gedrang komt in de mate een fout in haar hoogde wordt aangetoond. De reisbemiddelaar is derhalve gehouden door een middelenverbintenis, zodat eisers moeten aantonen dat verweerster is tekortgeschoten in de uitvoering van haar verbintenissen.
Het Arbitraal College kan enkel vaststellen dat de bevestiging van 11 maart 2009 zeer duidelijk vermeldt:” Excursie Disneyland Resort Paris entree 2 dagen van 17 tot 18 mei 2009”. Xxxxxx ontkennen ook niet deze bevestiging te hebben ontvangen (zie vragenformulier rubriek 11) . Op vermelde reisbevestiging staan de data van 17 tot 18 mei tot 7 maal toe herhaald. Eisers hebben hierop nooit gereageerd.
Eisers beweren dat verweerster had moeten weten dat de 18e. mei een maandag was, een dag waarop de kinderen naar school moesten.
Het Arbitraal College merkt op dat verweerster niet kon weten welke de verlofdagen waren van deze welbepaalde school waar de kinderen les volgen. Elke school heeft de vrijheid om autonoom enkele snipperdagen tijdens het schooljaar in te lassen.
Daarbij komt dat op de oorspronkelijke boeking eisers geopteerd hadden om op een vrijdag te vertrekken t.t.z. ook een dag die kon worden aangemerkt als een schooldag.
Het aangaan van een contract van reisorganisatie of reisbemiddeling, zoals in principe bij alle overeenkomsten, impliceert ook enkele verbintenisrechtelijke
verplichtingen die in principe eigen zijn aan elke overeenkomst o.a. de zorgvuldigheidsplicht : De reiziger moet de passende waakzaamheid aan de dag leggen om de mededelingen van de reisbemiddelaar na te lezen en toe te passen waar en wanneer nodig.
Uit hetgeen voorafgaat is het Arbitraal College, eenparig, van oordeel dat verweerster geen fout heeft begaan en bijgevolg in deze zaak vrijuit moet gaan. Dat heeft ook tot gevolg dat het klachtengeld dat eisers hebben voorgeschoten ter hunne laste wordt gelegd.
OM DEZE REDEN
HET ARBITRAAL COLLEGE
Verklaart zich bevoegd om van de vordering kennis te nemen. Gelet op art. 1695 Ger.W.
Verklaart de vordering toelaatbaar maar ongegrond.
Veroordeelt eisers tot betaling van het klachtengeld, dat zij al hebben voorgeschoten, voor een bedrag van 100 (honderd) euro’s.
Aldus uitgesproken, met eenparigheid, te Brussel op vijfentwintig november 2010 Het Arbitraal College,