UITVOERINGSOVEREENKOMST 2024
UITVOERINGSOVEREENKOMST 2024
STICHTING BROCACEF PENSIOENFONDS,
hierna te noemen "de Stichting", gevestigd te Maarsen,
en
BROCACEF GROEP N.V.
hierna te noemen "de Werkgever", gevestigd te Maarsen,
hieronder apart of gezamenlijk aan te duiden als “partij” of “partijen” NEMEN IN AANMERKING DAT
a. de Werkgever pensioenovereenkomsten heeft gesloten met de medewerkers die in dienst van de Werkgever zijn, welke vanuit het oogpunt van verslaglegging voor de Werkgever wordt gekwalificeerd als een collectieve beschikbare premieregeling (cdc-regeling);
b. de Werkgever op grond van artikel 23 van de Pensioenwet verplicht is de pensioenovereenkomsten onder te brengen bij een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet, door middel van het sluiten en in stand houden van een schriftelijke uitvoeringsovereenkomst met de genoemde pensioenuitvoerder;
c. de Werkgever ter uitvoering van de pensioenovereenkomsten een ondernemingspensioenfonds aan de werkgever heeft verbonden, te weten de Stichting;
d. op grond van artikel 25 van de Pensioenwet een regeling omtrent de daar genoemde onderwerpen in de uitvoeringsovereenkomst moet worden opgenomen;
e. op grond van artikel 26 van de Pensioenwet een regeling omtrent de betaling van de pensioenpremies door de Werkgever aan de Stichting, in de uitvoeringsovereenkomst moet worden opgenomen;
f. beide partijen belang hebben bij een goede uitvoering van de pensioenregeling en daarom hun wederzijdse rechten en verplichtingen in een overeenkomst wensen vast te leggen;
g. de uitvoering van deze pensioenregeling is op grond van deze uitvoeringsovereenkomst ondergebracht bij de Stichting.
VERKLAREN HET VOLGENDE TE ZIJN OVEREENGEKOMEN:
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
x. xx xxxx: de actuariële en bedrijfstechnische nota, zoals deze luidt per de datum waarop deze overeenkomst ingaat of zoals deze nadien gedurende de looptijd van deze overeenkomst wordt gewijzigd.
b. de beleidsdekkingsgraad: de gemiddelde dekkingsgraad van de Stichting van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststelling.
c.1. de interne kostendekkende premie: de kostendekkende premie die jaarlijks voorafgaand aan het kalenderjaar wordt vastgesteld op basis van de (markt)omstandigheden per 30 september. De interne kostendekkende premie wordt gebaseerd op de gemiddelde rentetermijnstructuur die door DNB is gepubliceerd, over de 12 maanden gelegen in de periode van 30 september van het jaar voorafgaande aan het kalenderjaar van vaststelling tot 31 oktober van het daaraan voorafgaande jaar. De interne kostendekkende premie wordt vastgesteld op basis van fondsgrondslagen. Ten aanzien van de solvabiliteitsopslag wordt gestreefd naar een opslag die gelijk is aan nul. Echter, in verband met de bijzondere marktomstandigheden, accepteert het bestuur een opslag die negatief kan zijn. Hierbij wordt gekeken naar het te verwachten effect van premie en pensioenopbouw op de (actuele) dekkingsgraad in het komende jaar (oftewel het M01-effect aan de hand van de herstelplansystematiek op basis van (markt)omstandigheden per 30 september). Hierbij wordt gestuurd op een verwacht effect van -/- 0,5%- punt op de dekkingsgraad. Indien de financiële situatie (sterk) wijzigt, zal het Bestuur deze relevante ontwikkelingen betrekken bij de definitieve vaststelling van de interne kostendekkende premie. Een en ander is nader vastgelegd in de abtn van de Stichting.
c.2. de gedempte kostendekkende premie: de gedempte kostendekkende premie is gebaseerd op een systematiek van gedempte premie op basis van verwacht rendement met inachtneming van artikel 128 van de Pensioenwet. Bij de vaststelling van de gedempte kostendekkende premie wordt uitgegaan van een verwachte netto rendementscurve – die gebaseerd wordt op de marktomstandigheden per
30 september van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar (vastgezet per 30 september 2023) en wordt in beginsel telkens voor een periode voor vijf kalenderjaar contant gehouden. Het ingroeipad voor toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening is voor dezelfde looptijd vastgesteld. Ten behoeve
van het verwacht rendement wordt daarbij uitgegaan van de maximale parameters conform de Commissie Parameters en de strategische beleggingsmix van de Stichting. Hierbij is rekening gehouden met de herijkte rendementen conform het advies van de Commissie Parameters uit 2022. Een en ander is nader vastgelegd in de abtn van de Stichting.
c.3. de toetspremie: de toetspremie is de minimaal te ontvangen premie waaraan de totale vaste pensioenpremie wordt getoetst. De toetspremie is minimaal gelijk aan de gedempte kostendekkende premie, en wordt eventueel verhoogd met het positieve verschil tussen de interne kostendekkende premie en de gedempte kostendekkende premie indien en voor zover de interne kostendekkende premie hoger is dan de gedempte kostendekkende premie. De toetspremie is daarmee gelijk aan het maximum van de gedempte kostendekkende premie en de interne kostendekkende premie. De toetspremie betreft de premie op basis waarvan jaarlijks de te financieren opbouwpercentages worden getoetst en vastgesteld. De toetsing van de kostendekkendheid vindt ex ante plaats.
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx: hetgeen tussen de Werkgever en zijn werknemers is overeengekomen betreffende pensioen tot het fiscaal maximum pensioengevend salaris.
e. de totale vaste pensioenpremie: de vaste pensioenpremie die de Werkgever is verschuldigd op grond van artikel 4 lid 2 van deze overeenkomst, inclusief de deelnemersbijdrage.
f. het pensioenreglement: het pensioenreglement van de Stichting, zoals dat luidt per de datum waarop deze overeenkomst ingaat of zoals dat nadien met inachtneming van artikel 12 van deze overeenkomst, wordt gewijzigd.
h. de statuten: de statuten van de Stichting, zoals deze luiden per de datum waarop deze overeenkomst ingaat of zoals deze nadien gedurende de looptijd van deze overeenkomst worden gewijzigd.
2. Voor zover daarvan in deze overeenkomst niet is afgeweken, zullen de begripsbepalingen opgenomen in de abtn, de statuten en het pensioenreglement hier van toepassing zijn. De Werkgever heeft bij wijziging van de statuten of pensioenreglementen (voor zover de betreffende wijziging niet de pensioenovereenkomst betreft) geen instemmingsrecht.
Artikel 2 Aanbieding en acceptatie
1. De Werkgever is verplicht alle medewerkers met wie de Werkgever conform de bepalingen van de statuten en het pensioenreglement een pensioenovereenkomst heeft gesloten, bij de Stichting aan te melden of te doen aanmelden op een door de Stichting aan te geven wijze.
2. De Stichting is verplicht de in het eerste lid bedoelde medewerkers als deelnemer in de pensioenregeling van de Stichting te accepteren.
Artikel 3 Uitvoering van de pensioenregeling
1. De Stichting is verplicht de voor de deelnemers, gewezen deelnemers, aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden de uit het pensioenreglement voortvloeiende pensioenaanspraken en – rechten zeker te stellen overeenkomstig de bepalingen van genoemd pensioenreglement en de eisen die daaromtrent worden gesteld door de wet of door de toezichthouders als bedoeld in artikel 151 van de Pensioenwet. De Stichting is voorts verplicht tot een juiste, tijdige en volledige uitvoering van het pensioenreglement.
2. Partijen zijn verplicht tot getrouwe naleving van al datgene wat ten aanzien van hen is bepaald in de statuten, het pensioenreglement, deze overeenkomst en de door het bestuur van de Stichting genomen besluiten. Voorts zijn partijen verplicht tot getrouwe naleving van alle op de pensioenregeling toepasselijke wet- en andere regelgeving.
3. Indien de pensioenregeling ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst of nadien niet voldoet aan de bepalingen in de Wet op de loonbelasting 1964 ten aanzien van een fiscaal zuivere pensioenregeling, zullen de Stichting en de Werkgever hierover in overleg treden over de gevolgen hiervan voor de pensioenregeling met als doel dat de pensioenovereenkomst dusdanig wordt aangepast dat aan de voornoemde wetgeving wordt voldaan.
4. De Stichting heeft de pensioenovereenkomst en hetgeen daarin is opgenomen met betrekking tot de wijze van uitvoering getoetst aan de missie, visie en strategie waaronder begrepen de doelstellingen en beleidsuitgangspunten incl. de risicohouding van de Stichting beoordeeld en het bestuur heeft geconstateerd dat deze daaraan niet in de weg staan.
Artikel 4 Vaststelling van de totale vaste pensioenpremie
1. Bij aanvang van de pensioenregeling is een totale vaste pensioenpremie vastgesteld. De methodiek op grond waarvan de pensioenpremie wordt bepaald, maakt alleen gebruik van veronderstellingen omtrent de (toekomstige ontwikkeling van) elementen die de kosten van pensioenopbouw bepalen en houdt geen verband met de realisatie van aannames in het verleden. Uitgangspunt bij de totstandkoming van de totale vaste pensioenpremie is de hoogte van de toetspremie bij aanvang van deze overeenkomst. Er wordt hierbij geen rekening gehouden met elementen die betrekking hebben op pensioenaanspraken over reeds verstreken dienstjaren. De totale vaste pensioenpremie, wordt bij aanvang van de pensioenregeling vastgesteld en vervolgens in beginsel elke twee jaar voor de toekomstige pensioenopbouw opnieuw
vastgesteld en uitgedrukt als een vast percentage van de totale pensioengrondslagsom, waarbij de pensioengrondslag wordt vastgesteld conform het pensioenreglement.
De opbouw van pensioenaanspraken van de deelnemers die op 31 december 2014 deelnemer waren aan het op dat moment geldende pensioenreglement alsmede de medewerkers die op of na 1 januari 2015 in dienst zijn getreden van de werkgever, vindt per 1 januari 2015 plaats op basis van een voorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling (cdc-regeling) die is vastgelegd in het pensioenreglement en laatstelijk is aangepast per 1 januari 2024. Er vindt geen actieve opbouw meer plaats uit hoofde van de pensioenreglementen geldend tot en met 31 december 2014.
2. De in lid 1 bedoelde totale vaste pensioenpremie is voor kalenderjaren 2024 tot aan de overgang naar het nieuwe pensioencontract in het kader van de Wet toekomst pensioenen gelijkgesteld aan 33,4% van de pensioengrondslagsom, inclusief het deel van de premie dat voor rekening van de deelnemers komt.
3. Naast de in de voorgaande leden genoemde kosten verbindt de Werkgever zich de aan de uitvoering van de pensioenovereenkomst verbonden kosten voor zijn rekening te nemen. Dit betreft in ieder geval de volgende uitvoeringskosten:
• kosten van beheer;
• kosten van administratie, waaronder bijvoorbeeld huur en ICT-kosten;
• kosten certificering en controle jaarverslag en jaarrekening;
• advieskosten externe adviseurs;
Genoemde kosten zijn voor zover van toepassing inclusief BTW en worden onder aftrek van de in het betreffende kalenderjaar vrijgevallen kostenvoorziening, zijnde het deel dat slaat op de uitvoeringskosten zoals nader uitgewerkt in de abtn, doorbelast aan de Werkgever. Hiervan zijn uitgezonderd de kosten verbonden aan het externe vermogensbeheer (de zogenaamde beheerfee) en de aan- en verkoopkosten van de beleggingen1.
4. Als de totale vaste pensioenpremie in enig jaar – op basis van het opbouwpercentage van afgelopen jaar – meer of minder bedraagt dan de toetspremie dan zal de opbouw van de pensioenaanspraken van alle deelnemers voor dat jaar evenredig worden aangepast tot een niveau waarop de totale vaste pensioenpremie overeenkomt met de toetspremie voor de inkoop van nieuwe pensioenaanspraken. Het opbouwpercentage zal voor het ouderdomspensioen en partnerpensioen in enig jaar nooit hoger zijn dan respectievelijk 1,875% en 1,3125% (maximale fiscale opbouwpercentages).
1 De kosten verbonden aan het externe vermogensbeheer komen ten laste van het behaalde rendement.
Het pensioenreglement wordt, met in achtneming van artikel 12 van deze overeenkomst en de statutaire bepalingen inzake wijziging van het pensioenreglement, hiermee in overeenstemming gebracht.
5. Het bestuur stelt het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid vooraf advies uit te brengen over de vaststelling van de interne kostendekkende premie, de gedempte kostendekkende premie en de toetspremie, zoals bepaald bij of krachtens de Pensioenwet.
6. De standaard volgorde van aanwending van de premie door het bestuur is als volgt:
• Risicopremies (voor)overlijden ten behoeve van nabestaanden en arbeidsongeschiktheid, Voor de risicodekkingen blijven de opbouwpercentages van 1,875% en 1,3125% voor ouderdomspensioen en partnerpensioen leidend;
• Jaarlijkse opbouw van het ouderdoms- en/of partnerpensioen;
7. Indien sprake is van een ontoereikende vermogenspositie kan het bestuur met in achtneming van artikel 134 van de Pensioenwet, besluiten om de opgebouwde en premievrije pensioenaanspraken en de pensioenrechten te verminderen. Voordat de Stichting de pensioenaanspraken- en rechten vermindert als bedoeld in dit lid, zullen de deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden, de Werkgever en
De Nederlandsche Bank N.V. minimaal een maand voorafgaand aan de vermindering, schriftelijk hierover worden geïnformeerd.
8. De Werkgever:
a. heeft op geen enkele wijze recht op een eventueel vermogensoverschot in de Stichting;
b. heeft als gevolg van de betaling van de totale vaste pensioenpremie (inclusief de afdracht van de deelnemersbijdrage), zoals omschreven in dit artikel, aan al diens financiële verplichtingen jegens de Stichting voldaan;
c. heeft geen bijstortingsverplichting;
d. heeft geen bijbetalingsverplichting bij eventuele resultaten op individuele waardeoverdrachten (als gevolg van een verschil tussen de wettelijke overdrachtswaarde en de vrijvallende of benodigde technische voorziening).
9. In de kosten van de pensioenregeling wordt jaarlijks bijgedragen door de deelnemers. De bijdrage van de deelnemers bedraagt 5,8% van de pensioengrondslag conform het pensioenreglement. Deze wordt door de Werkgever op het salaris ingehouden en is verschuldigd over de periode van deelneming.
Artikel 5 Betaling van de pensioenpremie
1. De Werkgever voldoet de krachtens het artikel 4 vastgestelde pensioenpremie en de uitvoeringskosten in 12 termijnen aan Stichting en per termijn uiterlijk binnen 10 dagen na afloop van elke maand. De Stichting stuurt de Werkgever hiervoor een voorschotnota. De definitieve jaarlijkse pensioenpremie en de uitvoeringskosten moeten binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar waarop de jaarlijkse pensioenpremie betrekking heeft, aan de Stichting zijn voldaan.
2. Onder pensioenpremie wordt verstaan het deel van de pensioenpremie dat voor rekening van de Werkgever komt tezamen met het deel van de pensioenpremie dat voor rekening van de deelnemer komt. Voor deelnemers die op de eerste dag van de desbetreffende maand volledig arbeidsongeschikt zijn volgens de bepalingen van het pensioenreglement, is met ingang van die maand geen bijdrage verschuldigd.
3. Indien er tussen de Stichting en de Werkgever een rekening-courantverhouding bestaat, waarvoor als rentevoet jaarlijks een percentage wordt vastgesteld, dan is dat rentepercentage gelijk aan het zogenaamde u-rendement zoals vastgesteld voor 1 januari van het betreffende jaar. Interest is verschuldigd over de periode gelegen tussen 1 januari van het kalenderjaar en het moment dat de gelden zijn bijgeschreven op de rekening-courantrekening.
Artikel 6 Verstrekking van gegevens en informatie
1. De Werkgever is verplicht de Stichting op diens verzoek of ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de Werkgever die van invloed kunnen zijn op de pensioenregeling en de daaruit voortvloeiende huidige en toekomstige pensioenverplichtingen van de Stichting.
2. De Stichting is verplicht de deelnemer binnen 3 maanden na aanvang van het deelnemerschap door middel van een startbrief te informeren over de inhoud van de pensioenregeling waaronder de kortingsbepaling als omschreven in het pensioenreglement, de toeslagverlening, het recht van de deelnemer om bij de Stichting het geldende pensioenreglement op te vragen, omstandigheden die betrekking hebben op het functioneren van de Stichting en het recht van de deelnemer om bij de Stichting een verzoek in te dienen voor een berekening van de effecten van uitruil op zijn pensioenaanspraak.
3. De Werkgever is verplicht de Stichting binnen een door de Stichting aan te geven termijn alle gegevens en informatie te verstrekken, die de Stichting redelijkerwijs nodig heeft om de pensioenregeling op correcte wijze te kunnen uitvoeren. De Werkgever informeert de Stichting wie als rechtsgeldige vertegenwoordiger
kan optreden voor de betrokken deelnemers bij een wijziging van de pensioenovereenkomst. De Werkgever informeert de Stichting binnen 10 dagen over een wijziging in de pensioenovereenkomst. De informatie dient schriftelijk te worden verstrekt en een volledige opsomming te bevatten van de overeengekomen wijzigingen.
4. De Werkgever staat er jegens de Stichting voor in, dat de in het vorige lid genoemde gegevens en informatie juist zijn.
Artikel 7 Vermindering of beëindiging pensioenpremies
De Werkgever heeft het recht zijn bijdragen aan de Stichting te verminderen of te beëindigen in geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden conform het bepaalde in artikel 12 lid 1 van de Pensioenwet.
Artikel 8 Niet of te late betaling pensioenpremies
1. De Werkgever is in geval van overschrijding van de in artikel 5 genoemde termijnen verplicht over het achterstallige bedrag aan pensioenpremie rente en andere kosten voortvloeiend uit de overschrijding aan de Stichting te voldoen. De rente is verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de genoemde termijn wordt overschreden. Het rentepercentage is gelijk aan het u-rendement als bedoeld in artikel 5 lid 3. Over de krachtens de vorige volzinnen in enig kalenderjaar verschuldigde rente is de Werkgever – indien en zolang die rente niet is voldaan – eveneens rente verschuldigd en wel vanaf 1 januari van het kalenderjaar daaropvolgend.
2. In geval van overschrijding van de in artikel 5 genoemde termijnen, zal de Stichting de Werkgever binnen 2 weken na het tijdstip van overschrijding, schriftelijk aanmanen tot zo spoedig mogelijke afdracht van de pensioenpremies.
3. In het geval dat de Werkgever een betalingsachterstand aan pensioenpremies heeft ter grootte van 5% van de totale door de Stichting te ontvangen jaarpremie en de Stichting niet beschikt over het op grond van het bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet voorgeschreven minimaal vereist eigen vermogen, informeert de Stichting elk kwartaal schriftelijk de centrale ondernemingsraad van de Werkgever en de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden.
Artikel 9 Voorwaardelijke toeslagverlening
1. Voorwaardelijkheidsverklaring actieven
Op de pensioenaanspraken van de deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de loonontwikkeling in het voorafgaande kalenderjaar conform de CAO van Brocacef B.V. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
2. Voorwaardelijkheidsverklaring gewezen deelnemers en pensioengerechtigden
Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en pensioenaanspraken van gewezen deelnemers wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de ontwikkeling van de afgeleide consumenten prijsindex (cpi) van de maand juli van het voorgaande jaar ten opzichte van de maand juli van het jaar daarvoor, zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
3. De toeslagruimte wordt als volgt bepaald. Het bestuur van de Stichting zal, rekening houdend met een evenwichtige belangenafweging, er naar streven de voorwaardelijke toeslag als bedoeld in lid 1 en lid 2 te verlenen. Hiertoe zal het bestuur jaarlijks beoordelen of en in hoeverre het verlenen van een toeslag mogelijk is. Het bestuur zal in zijn beoordeling onder meer betrekken:
• De financiële positie van de Stichting en de eisen die de Pensioenwet daaraan stelt in het algemeen; én
• De beleidsdekkingsgraad van de Stichting en de vrije reserve van de Stichting in het bijzonder.
Voor de toe te kennen toeslag zal het bestuur de onderstaande leidraad hanteren. Het bestuur kan besluiten om van deze leidraad af te wijken.
• Als de beleidsdekkingsgraad lager is dan 110% worden geen toeslagen verleend.
• Als de beleidsdekkingsgraad boven de 110% is dan wordt er (gedeeltelijke) toeslag verleend voor zover deze in de toekomst te realiseren is (toekomstbestendige toeslagverlening).
• Als de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de binnen het financieel toetsingskader vastgestelde bovengrens wordt een volledige toeslag verleend.
Een en ander wordt nader uitgewerkt in de abtn. Inhaaltoeslagen kunnen worden verleend als dit wettelijk is toegestaan en als de Stichting hiertoe besluit.
4. De Stichting behoudt zich het recht voor om de voorwaarden voor de toekenning het toeslagenbeleid volgens de bepalingen uit de statuten en het pensioenreglement aan te passen. Een wijziging van het hierboven beschreven toeslagbeleid geldt voor alle deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en andere aanspraakgerechtigden.
Artikel 10 Premiedepot
Vanaf 1 januari 2020 is geen sprake van een Premiedepot.
Artikel 11 Vermogenstekorten
1. Indien de beleidsdekkingsgraad van de Stichting lager is dan de benodigde dekkingsgraad op basis van het vereist eigen vermogen (reservetekort), meldt de Stichting dit onverwijld aan De Nederlandsche Bank N.V. en wordt er binnen drie maanden, of zoveel eerder als De Nederlandsche Bank N.V. bepaalt, ter instemming bij De Nederlandsche Bank N.V. een herstelplan ingediend om uiterlijk binnen tien jaar geen reservetekort meer te hebben.
2. Indien de Stichting op grond van de beleidsdekkingsgraad gedurende 5 achtereenvolgende jaren
(6 meetmomenten) niet over het minimaal vereist eigen vermogen beschikt, dan dient de Stichting – indien op dat meetmoment de actuele dekkingsgraad ook onder het minimaal vereist eigen vermogen ligt – maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat de dekkingsgraad direct weer op of boven het niveau van het minimaal vereist eigen vermogen komt te liggen.
3. In de herstelplannen zoals bedoeld in lid 1 en lid 2 wordt rekening gehouden met de toetspremie, de ruimte tussen de vaste verschuldigde pensioenpremie en de benodigde premie, het verwachte fondsrendement en het niet toekennen van toeslagen. Het één en ander op basis van de uitgangspunten welke zijn opgenomen in de regelgeving krachtens de Pensioenwet.
4. De werkgever zal in enig jaar nooit meer of minder betalen dan de totale vaste pensioenpremie. In geen geval geldt een bijstortingsverplichting.
Artikel 12 Vaststellen en wijzigen pensioenreglement
1. In verband met het opstellen van het pensioenreglement wordt door de Werkgever de pensioenovereenkomst en alle overige daarmee verband houdende informatie aan de Stichting ter beschikking gesteld.
2. Met de ondertekening van deze overeenkomst stemt het bestuur van de Stichting in met de uitvoering van de pensioenovereenkomst, zoals deze is vastgelegd in het pensioenreglement.
3. Een wijziging van de pensioenovereenkomst wordt door de Werkgever zo spoedig mogelijk na het tijdstip van wijziging, aan de Stichting schriftelijk meegedeeld. Indien het bestuur van de Stichting instemt met de uitvoering van de wijziging van de pensioenovereenkomst, deelt de Stichting dit schriftelijk aan de werkgever mee, stelt de Stichting een wijziging van het pensioenreglement in concept op en zendt dit binnen een door partijen afgesproken termijn, aan de Werkgever met het verzoek om binnen een – door partijen afgesproken – termijn schriftelijk te reageren.
4. Na binnenkomst van de in lid 3 bedoelde schriftelijke reactie van de Werkgever, stelt het bestuur van de Stichting de wijziging van het pensioenreglement vast conform hetgeen daarover in de statuten en de wet wordt bepaald.
5. De Stichting informeert de deelnemers binnen 3 maanden na het besluit tot wijziging van het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement bij de Stichting op te vragen.
6. Het bestuur van de Stichting zal het pensioenreglement op eigen initiatief wijzigen, indien de wijziging noodzakelijk is als gevolg van nieuwe of gewijzigde wet- of andere regelgeving, de wijziging van het pensioenreglement geen nieuwe financiële verplichtingen voor de Stichting meebrengt en de wijziging van het pensioenreglement geen wijziging van de pensioenovereenkomst inhoudt. De vaststelling van de wijziging van het pensioenreglement door het bestuur vindt plaats conform hetgeen daarover in de statuten en de wet wordt bepaald.
7. Als er sprake is van een eenzijdige wijziging van de pensioenovereenkomst door de Werkgever conform het bepaalde in het pensioenreglement, geldt het bepaalde in dit artikel niet. De Werkgever wordt dan gevraagd te verklaren dat het concept pensioenreglement is aangepast conform de wijziging van de pensioenovereenkomst.
Artikel 13 Verplichtingen jegens leden bestuur en andere organen
1. De Werkgever verplicht zich de in dienst van de Werkgever zijnde bestuursleden een aantal dagen per kalenderjaar vrij te stellen van de verplichting tot het verrichten van reguliere arbeid voor de Werkgever in verband met de vervulling van hun functie als bestuurslid en voor het volgen van de daarvoor noodzakelijke opleidingen. Het aantal dagen wordt jaarlijks voorafgaand aan het desbetreffende kalenderjaar door de Werkgever – na overleg met de Stichting – vastgesteld op basis van een inschatting van de werkzaamheden met betrekking tot het desbetreffende kalenderjaar.
2. Het in lid 1 bepaalde is van overeenkomstige toepassing voor medewerkers die lid zijn van het verantwoordingsorgaan met dien verstande dat zij een aantal dagen per kalenderjaar worden vrijgesteld van de verplichting tot het verrichten van reguliere arbeid.
3. De Werkgever ziet erop toe dat de (gewezen) bestuursleden niet worden benadeeld in hun positie als werknemer en is verantwoordelijk voor de naleving van de in de wet- en andere regelgeving vastgelegde bepalingen terzake. Dezelfde verplichting heeft de Werkgever jegens medewerkers die kandidaat zijn of zijn geweest voor het lidmaatschap van een ander orgaan van de Stichting dan het bestuur.
4. De Werkgever is verplicht (de leden van) het bestuur en (de leden van) andere organen van de Stichting de faciliteiten beschikbaar te stellen die in redelijkheid nodig zijn voor het functioneren van het desbetreffende orgaan. Hieronder valt in ieder geval het gebruik van werkruimten ten behoeve van vergaderingen.
Artikel 14 Overige bepalingen
1. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
2. De Werkgever zal de uit deze overeenkomst voortvloeiende rechten niet verpanden noch andere handelingen verrichten waardoor aan anderen dan de deelnemers, gewezen deelnemers of pensioengerechtigden, rechten worden verleend.
3. De bepalingen in deze uitvoeringsovereenkomst gelden uitsluitend tussen partijen. Derden kunnen geen rechten aan deze uitvoeringsovereenkomst ontlenen, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.
4. Indien deze uitvoeringsovereenkomst wordt gewijzigd, zal de Stichting het verantwoordingsorgaan in de gelegenheid stellen advies hierover uit te brengen.
Artikel 15 Onvoorziene omstandigheden
Indien zich omstandigheden voordoen die ten tijde van het sluiten van deze overeenkomst niet voorzienbaar waren, zullen partijen in gezamenlijk overleg en naar redelijkheid en billijkheid een oplossing proberen te vinden, die recht doet aan de belangen van beide partijen in het kader van deze overeenkomst.
Artikel 16 Duur van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst treedt in werking op 1 januari 2024 en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. Zij vervangt alle vóór die datum tussen de Werkgever en de Stichting geldende overeenkomsten.
2. Deze overeenkomst kan door elk der beide partijen, met een opzegtermijn van twee jaar, per 31 december van enig kalenderjaar bij aangetekend schrijven worden beëindigd. De Werkgever kan in ieder geval opzeggen in de volgende situaties:
a. ingeval de pensioenovereenkomst wijzigt en de Werkgever deze niet meer bij de Stichting wenst onder te brengen;
b. ingeval de Werkgever verplicht is om aan te sluiten bij een bedrijfstakpensioenfonds.
3. Na de beëindiging van deze overeenkomst behouden partijen jegens elkaar de verplichtingen uit deze overeenkomst over het volledige tijdvak vanaf aanvang van deze overeenkomst tot en met 31 december als genoemd in het tweede lid.
4. Bij een verzoek tot een uitgaande of inkomende collectieve waardeoverdracht bepaalt het bestuur van de Stichting de voorwaarden hieromtrent.
Aldus overeengekomen, in tweevoud opgemaakt en ondertekend te Maarsen op 28 december 2024 Namens Stichting Brocacef Pensioenfonds Namens Brocacef Groep N.V.
De heer B.E. Xxxxxxxxx (voorzitter) De heer X.X.X. xx Xxxx
……………………………
……………………………
……………………………
Xxxxxxx X. Xxxxxxx-Xxxxxxx De heer J.G.A. Pluijmen
……………………………