Strategische visie en regionale aanpak rondom de drie decentralisaties Werk, Wmo, Jeugd
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse,
Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Strategische visie en regionale aanpak rondom de drie decentralisaties Werk, Wmo, Jeugd
Holland Rijnland
Versie 1.0 - 20 januari 0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxx
Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx
Telefoon (000) 000 00 00
xxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xxx xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx BNG 00.00.00.000
De gemeenten staan aan de vooravond van een forse uitbreiding van de sociale agenda. In het regeer- en bestuursakkoord van het Rijk is vastgelegd dat gemeenten, op het gebied van werk, Wmo en jeugd, de verantwoordelijkheid krijgen over vrijwel de gehele ondersteuning van inwoners. De 15 gemeenten van Holland Rijnland hebben besloten om voor de nieuwe taken een strategische visie op te stellen en een plan voor een regionale aanpak te ontwikkelen. Dat is de notitie op eigen kracht die voor u ligt.
Door krachten te bundelen worden voordelen gerealiseerd voor alle gemeenten Op basis van opgaven en kansen voor de gemeenten en de beoogde maatschappelijke effecten van de drie decentralisaties zijn onderwerpen geselecteerd waar voor een regionale voorbereiding een meerwaarde heeft. Op dit moment worden werkgroepen samengesteld die producten voorbereiden die direct lokaal inzetbaar zijn. Elke gemeente maakt zelf de keuze welke van de regionaal gerealiseerde producten, om de dienstverlening aan de burgers opnieuw in te richten, worden geïmplementeerd.
Xxxx xxx Xxxxxxxxxxx, procesmanager 3 Decentralisaties Holland Rijnland T 0172 465286
M 06 54937491
xxxxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxxxxxxxx.xx xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx
Inhoudsopgave
Samenvatting 4
Inleiding 7
1. De opgave: decentralisaties werk, Wmo en jeugd 9
1.1 Werk 9
1.2 Wmo 11
1.3 Jeugd 12
1.4 3D 14
2. Strategische visie 16
2.1 Rol en taak gemeente 17
2.2 Beoogde maatschappelijke effecten 20
3. Plan van aanpak 21
3.1 Opdracht 21
3.2 Afbakening 22
3.3 Fasering en planning 25
3.4 Randvoorwaarden 26
4. Regionale onderwerpen 27
4.1 Vraag en aanbod 28
4.2 Toegang tot de hulp 29
4.3 Persoonsgebonden budget 29
4.4 Vervoer 29
4.5 Versterken sociaal netwerk 30
4.6 Langdurige ondersteuning 30
4.7 Eigen bijdrage 31
4.8 Aanbesteden en subsidie 31
4.9 Communicatiemiddelen 32
4.10 Financiën 32
4.11 Werk 32
4.12 Wmo 33
4.13 Jeugd 33
5. Projectstructuur 35
6. Risicobeheersing 37
7. Communicatie 38
7.1 Communicatie regionale aanpak 38
7.2 Kennismakingsbezoeken 38
8. Financiering 39
Bijlage I | Bestuursopdracht | 40 |
Bijlage II | Doelgroepen | 42 |
Bijlage III | Portretten | 50 |
Bijlage IV | Tijdlijn invoering en regionale aanpak | 55 |
Bijlage V | Invoeringskosten 2012 en 2013 en regionale projectkosten 2012 | 59 |
Samenvatting
Nieuwe taken, nieuwe opgaven, nieuwe kansen
De gemeenten staan aan de vooravond van een uitbreiding van de sociale agenda die zijn weerga niet kent. Drie decentralisaties of transities op het gebied van werk, Wmo en jeugd breiden de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten uit naar vrijwel de gehele ondersteuning van de inwoners. De doelstellingen van de nieuwe taken vertonen een sterke overeenkomst: het bevorderen van de sociale participatie en ondersteuning van de kwetsbare inwoner die het op eigen kracht niet redt. De gemeenten krijgen hiermee de kans een ontkokerd stelsel van sociale ondersteuning in te richten voor alle leefgebieden en alle levensfasen van de inwoners.
De gemeenten zullen hiervoor stevige kosten gaan maken. De uitgaven op de sociale agenda binnen de gemeentebegroting nemen naar verwachting met 30 tot 40% toe. Tegelijkertijd moeten de gemeenten de taken uitvoeren voor minder geld dan nu beschikbaar is. De gemeente kan de hulp en ondersteuning aan de inwoners niet afwijzen of stopzetten als het begrote budget op is: het gaat om openeinde regelingen.
Voor het bieden van de noodzakelijke ondersteuning zullen gemeenten nieuwe arrangementen en nieuwe vormen van samenwerking ontwikkelen. Deze regionale samenwerking is niet vrijblijvend. Voor de decentralisatie jeugd is deze door het rijk verplicht. Gemeenten krijgen de ruimte deze samenwerking zelf te organiseren. Doen zij dit niet, dan legt het rijk dit op. Ook voor de samenwerking met werkgevers binnen de decentralisatie werk geldt dat regionale samenwerking het uitgangspunt is.
De 15 gemeenten1 in Holland Rijnland hebben besloten samen een strategische visie op te stellen voor de nieuwe taken en een plan voor een regionale aanpak. Deze notitie is het resultaat van dit besluit.
Visie
De meeste inwoners van de gemeenten participeren optimaal naar eigen vermogen in de samenleving en nemen hiervoor de verantwoordelijkheid: op eigen kracht.
Zij gaan naar school, aan het werk, leiden een actief sociaal leven met vrienden en binnen diverse verenigingen. Zij voorzien zelfstandig in hun levensonderhoud, voeden hun kinderen op en regelen de ondersteuning die in het leven soms nodig is.
Op sommige momenten lukt het niet op eigen kracht, dan is ondersteuning nodig. Deze ondersteuning is gericht op het hervinden of versterken van de eigen kracht. Als deze ondersteuning in het gezin, het sociale netwerk of de sociaal-maatschappelijke
1 Ook de gemeente Boskoop wordt betrokken omdat deze gemeente per 2014 fuseert met twee gemeenten binnen Holland Rijnland: Alphen aan den Rijn en Rijnwoude. Dat maakt 16 gemeenten. In deze notitie wordt echter vanwege de herkenbaarheid nog gesproken over de 15 gemeenten van Holland Rijnland.
infrastructuur onvoldoende beschikbaar is of onvoldoende georganiseerd wordt door het maatschappelijk middenveld en werkgevers steekt de gemeente een hand uit.
In het sociale domein worden de volgende maatschappelijke effecten beoogd:
⮚ Inwoners zijn zelfredzaamheid en participeren op eigen kracht met inzet van informele netwerken in de samenleving.
⮚ Inwoners die (even) niet (meer) op eigen kracht kunnen participeren ontvangen hulp in het gezin en het sociale netwerk. Dit ondersteuningsaanbod past bij de vraag van de inwoner, zijn of haar gezin en sociale netwerk.
⮚ In de samenleving is aandacht voor elkaar en contact met elkaar vanzelfsprekend (civil society), waar nodig en mogelijk stimuleert de gemeente deze transformatie van houding en gedrag van inwoners, maatschappelijk middenveld en eigen organisatie.
⮚ De inzet van de gemeente en het maatschappelijk middenveld focust op integrale dienstverlening, preventie en vroegsignalering en nieuwe arrangementen voor hulp en ondersteuning. Daarmee komt een beweging op gang van complexe of langdurige ondersteuning naar informele hulp.
De regionale aanpak
Op basis van de opgaven en kansen van de drie decentralisaties en de beoogde maatschappelijke effecten zijn 13 onderwerpen beschreven waarbij een regionale aanpak rendeert boven een lokale aanpak omdat:
⮚ de kwaliteit en de effectiviteit toeneemt,
⮚ schaalvoordelen gerealiseerd worden door het organiseren of contracteren van vormen van ondersteuning die voor een individuele gemeente niet haalbaar zijn en
⮚ de kosten lager zijn.
Kortom: het is beter en goedkoper.
Tien van deze 13 onderwerpen zijn relevant voor alle drie de decentralisaties. Deze integrale aanpak waarin het belang van de inwoner centraal staat is de essentie van het herontwerp van de nieuwe taken door gemeenten.
De 13 onderwerpen zijn:
Inhoudelijk 3D | Procesmatig 3D | Afzonderlijke decentralisaties |
✓ Vraag en aanbod ✓ Toegang tot de hulp ✓ Persoonsgebonden budget ✓ Vervoer ✓ Versterken sociaal netwerk ✓ Langdurige ondersteuning | ✓ Eigen bijdrage ✓ Aanbesteden en subsidie ✓ Communicatiemiddelen ✓ Financiën | ✓ Werk ✓ Wmo ✓ Jeugd |
Voor deze 13 onderwerpen worden in even zovele werkgroepen ingericht die producten voorbereiden die direct lokaal inzetbaar zijn. Bij elk onderwerp worden wensen en behoeften van hulpvragers nadrukkelijk geïnventariseerd en verwerkt. De werkgroepen bestaan
hoofdzakelijk uit gemeentelijke medewerkers. Ook de regionale aanpak gebeurt op eigen kracht.
Sommige werkgroepen zijn snel klaar, andere werkgroepen zullen langer actief zijn. De piek in de regionale samenwerking ligt in de periode maart 2012-najaar 2013. Daarna is het meeste voorbereidende regionale werk gedaan en ligt het accent op de lokale implementatie. De transitie jeugd wordt regionaal voorbereid als voortzetting van de ketenaanpak jeugd.
Hiervoor is al een regionale projectstructuur ingericht onder leiding van een stuurgroep. Dit traject loopt langer door.
De werkgroepen vormen samen een tijdelijke regionale projectstructuur. De kosten van de regionale aanpak bedragen €455.000. Hiermee is veel voorbereidend werk voor de gemeenten gerealiseerd.
Inleiding
Deze notitie is de uitwerking van de bestuursopdracht die op 21 september 2011 door het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda van Holland Rijnland is vastgesteld, zie bijlage I. Deze bestuursopdracht omhelst het opleveren van twee producten:
1. Een ontwerp samenhangende strategische visie op hoofdlijnen op het sociale domein waar de nieuwe gemeentelijke taken als gevolg van de decentralisaties in opgenomen zijn.
2. Een plan van aanpak voor een gezamenlijke lokale en regionale aanpak van de invoering en implementatie van de drie decentralisaties.
De basis voor deze bestuursopdracht werd gelegd op het Regiocongres 2011 Van Holland Rijnland op 14 september, met de titel ‘Tussen droom en daad’. Xxxx Xxxx en Xxx Xxxxxxx riepen de gemeenten op het sociale beleid volledig op de schop te nemen. ‘Niet meer denken in wetten en regelingen, maar de burger centraal stellen en uitgaan van zijn behoefte aan ondersteuning2’. Deze toonzetting werd enkele dagen later op 19 september bekrachtigd tijdens een Werkconferentie van Holland Rijnland over de decentralisaties Sociale Agenda.
Verantwoording
Als basis voor deze notitie zijn in de maand november 2011 gesprekken gevoerd in de 15 gemeenten. Gesproken is met alle bij de drie decentralisatie betrokken bestuurders en de meest betrokken ambtenaren. Van alle gesprekken zijn verslagen gemaakt. De opbrengst van de gesprekken is weergegeven in een afzonderlijke notitie.
In de maand november is in samenwerking met Zorgbelang Zuid-Holland Noord een bijeenkomst georganiseerd voor zorgvragers op de terreinen van de drie decentralisaties. Hierbij waren 14 zorgvragers aanwezig. Centraal stonden de vragen:
3. wat gaat goed zoals het nu gaat,
4. wat wil je behouden uit de huidige aanpak en
5. wat kan beter?
Van de bijeenkomst is een verslag gemaakt.
De komende jaren zal de sociale agenda gedomineerd worden door de drie decentralisaties. Om deze reden heeft het strategisch ambtelijk overleg sociale agenda, het AAG, in oktober besloten dit overleg te vernieuwen. Sinds november bestaat het AAG sociale agenda uit gemeenteambtenaren die op strategisch niveau een centrale positie in de gemeente innemen met betrekking tot de drie decentralisaties. Daarmee is het AAG het centrale podium voor input voor deze notitie. Naast het AAG is overleg gevoerd met de betrokken ambtelijke overleggen: het AO jeugd, het AO zorg en welzijn en het AO participatie. Er is daarnaast afzonderlijk overleg gevoerd met de gemeentelijke projectleiders werk en de gemeentelijke projectleiders Wmo. Deze projectleiders hebben niet altijd zitting in de AO’s. Bij jeugd is dit in de regel wel zo. Tot slot is een kerngroep gevormd bestaande uit een gemeentelijke
2 Zie SamenGevat, regiomagazine Holland Rijnland oktober 2011
vertegenwoordiger en een medewerker van Holland Rijnland per decentralisatie onder leiding van de tijdelijke procesmanager voor de 3 decentralisaties.
In 2014 fuseren twee Holland Rijnland gemeenten, Alphen aan den Rijn en Rijnwoude met de gemeente Boskoop. Boskoop valt nu buiten Holland Rijnland. Vanwege de nu al intensieve samenwerking van de drie gemeenten op de nieuwe taken wordt Boskoop in deze notitie regionale aanpak van Holland Rijnland meegenomen.
Leeswijzer
Deze notitie begint met een toelichting op de opgaven waar de gemeenten met de drie decentralisaties voor staan. In het tweede hoofdstuk wordt de strategische visie voor het sociale domein beschreven met de nieuwe taken. Ook de rollen en taken die de gemeenten daarin voor zichzelf zien worden uitgewerkt.
Hoofdstuk drie geeft de opdracht weer voor het plan van aanpak. Ook de afbakening van het plan, wat doen we regionaal en wat niet, de fasering, het tijdpad en de randvoorwaarden komen aan de orde. Het plan van aanpak is in deze notitie uitgewerkt voor 2012.
In het vierde hoofdstuk worden de beoogde resultaten van de tien regionale 3D onderwerpen uitgewerkt evenals de decentralisaties afzonderlijk.
Na deze inhoudelijke hoofdstukken volgt de projectstructuur, de risicobeheersing, de communicatie en de financiering van het project.
In de bijlagen vindt u:
I. de bestuursopdracht
II. informatie over de doelgroepen,
III. de complete cliëntportretten van Xxxxxx en Xxxxxxx, Xxxxxx, Xxxxxx en Xxxx die u in deze notitie regelmatig tegenkomt,
IV. de tijdlijn van de wetgeving en van de regionale aanpak,
V. een overzicht van de invoeringskosten Wmo en jeugd die gemeenten in 2012 en 2013 ontvangen, inclusief de regionale projectkosten voor 2012 per gemeente.
1. De opgave: decentralisaties werk, Wmo en jeugd
De gemeenten staan aan de vooravond van een uitbreiding van de sociale agenda die zijn weerga niet kent. Drie decentralisaties of transities breiden de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten uit naar vrijwel de gehele ondersteuning van de inwoners.
1.1 Werk
Met ingang van 2013 zal de Wet Werken naar Vermogen (Wwnv)3 ingevoerd worden. Met deze nieuwe wet vervalt de huidige Wet werk en bijstand (Wwb), de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) en de Wajong, voor zover het gaat om mensen met arbeidscapaciteit. Voor personen die volledig arbeidsongeschikt zijn blijft de Wajong bestaan. Uitgangspunt is dat meer mensen op een reguliere arbeidsplek aan de slag gaan. Voor een beperkte groep inwoners die nu onder de Wsw valt blijft een deel of een vorm van deze wet bestaan: de groep beschut werken. Deze groep omvat circa 30% van de huidige groep. De huidige systematiek van rechten en plichten in de Wsw verandert niet voor de groep mensen die tot 15 mei 2011 een Wsw-indicatie heeft gekregen.
Met de invoering van de Wwnv zorgt het rijk voor één regime voor alle inwoners met arbeidsvermogen die voorheen een beroep deden op de Wwb, Wsw of Wajong.
De Wwnv wil meer dan de oude wetten een beroep doen op de mogelijkheden van mensen in plaats van te kijken naar beperkingen. Het uitgangspunt blijft: werk gaat boven een uitkering. De Wwnv wordt uitgevoerd door gemeenten die hun beleid vastleggen in een verordening. De indicatiestelling voor de toekomstige Wajong en toekomstige Wsw blijft bij het UWV.
Het succes van de wet staat of valt met de bereidheid van werkgevers om mensen met een arbeidsbeperking in te zetten. Gemeenten moeten de dienstverlening aan werkgevers op een effectief schaalniveau inzetten. Het rijk gaat er van uit dat dit bovenlokaal is.
Landelijke bezuiniging
Met de invoering van de Wwnv wordt het beschikbare budget als volgt gekort: Huidige re-integratiebudgetten: - 300 miljoen
Wsw-plaatsen: - 650 miljoen
Beperking Wajong: - 900 miljoen Totale korting 1850 miljoen euro.
De opgave
De grootste opgaven voor gemeenten zijn:
- het afbouwen van de omvang van de sociale werkvoorziening door veel meer plaatsingen bij reguliere werkgevers;
3 Bestuursafspraken 2011-2015 Rijk, IPO, VNG, UvW. Hoofdlijnennotitie ‘Werken naar vermogen’ Ministerie SZW, april 2011
- het versterken van de samenwerking met werkgevers: meer denken vanuit de vraag van de werkgevers in plaats van uit de vraag van werkzoekenden;
- het opvangen van een forse bezuiniging: meer mensen aan het werk helpen met minder re-integratiemiddelen en een verlaging van het bedrag per sw-plaats;
- een goed gebruik maken van het instrument loondispensatie.
De bezuiniging loopt snel op terwijl de uitstroom uit het SW-bedrijf geleidelijk zal verlopen. De verwachting is dat de krapte op de arbeidsmarkt pas echt voelbaar wordt vanaf 2020. Pas dan zal het belang voor werkgevers om werknemers met een arbeidsbeperking in dienst te nemen actueel worden. De instroom van nieuwe uitkeringsgerechtigden door het afschaffen van de Wajong voor mensen met werkvermogen is beperkt maar zal wel jaarlijks toenemen.
Landelijke ondersteuning
Om de transitieperiode te overbruggen is een herstructureringsfaciliteit voor de sw-sector gecreëerd om de transformatie naar een efficiëntere bedrijfsvoering te ondersteunen. De faciliteit omvat 400 miljoen euro en komt beschikbaar in de jaren 2012-2018. Voor de Holland Rijnland gemeenten zal een bedrag van tussen de 8 en 12 miljoen euro beschikbaar komen. Om een beroep te doen op de herstructureringsfaciliteit moeten gemeenten uiterlijk 30 april 2012 een aanvraag indienen bij het ministerie van SZW. De aanvraag is aan strikte regels gebonden.
Het ministerie van SZW ondersteunt de gemeenten bij de voorbereiding door samen met Divosa een ondersteuningstructuur op te zetten met regioteams. Deze ondersteuning is begin december 2011 gestart. Ook Xxxxxx, VNG en UWV zijn betrokken. De ondersteuning bestaat onder andere uit het aanstellen van regiocontactpersonen –hiervoor is de gemeente Leiden inmiddels benaderd- en het ontwikkelen van producten zoals modelverordeningen en
–beschikkingen, stappenplannen en handreikingen. Meer info op xxx.xxxxxx.xx.
Xxxxxx is 36 jaar en woont samen met Xxxxxxx. Xxxxxx is licht verstandelijk beperkt en heeft angststoornissen
met daarbij psychotische periodes. Xxxxxxx is ook bekend met angststoornissen en depressies en is onder behandeling bij de GGZ. Xxxxxx en Xxxxxxx hebben
twee zonen van 8 en 12 jaar.
1.2 Wmo
De functie ‘extramurale begeleiding’ verdwijnt uit de AWBZ4 . Het beoogde doel van begeleiding: ‘bevordering, behoud of compensatie van zelfredzaamheid zodat opname in een instelling of verwaarlozing voorkomen kan worden’, gaat over naar de Wmo.
In de functie begeleiding binnen AWBZ bestaat onderscheid tussen:
- groepsbegeleiding (dagbesteding)
- individuele begeleiding en
- kortdurend verblijf, zoals logeervoorzieningen
Aan de Wmo wordt verder toegevoegd:
- Inloop Ggz (2013), een vorm van dagbesteding in groepsverband voor mensen met een langdurige psychische stoornis en daarmee samenhangende beperkingen. Het budget van landelijk 50 miljoen wordt verdeeld via de centrumgemeente (Leiden)
- Budget cliëntondersteuning door MEE (2015)
De eerder beoogde decentralisatie van kortdurende uitleen van hulpmiddelen uit de AWBZ en de Zorgverzekeringswet gaat niet door5.
Met de overheveling van de functie extramurale begeleiding van AWBZ naar Wmo verandert het recht op zorg voor de inwoner in een compensatieplicht voor gemeenten.
Landelijke bezuiniging
Het rijk past een doelmatigheidskorting toe op het huidige budget extramurale begeleiding AWBZ bij de decentralisatie naar gemeenten van 5%.
De opgave
De grootste opgaven voor gemeenten zijn:
- verantwoordelijkheid voor een groep inwoners met een ondersteuningsvraag die voor gemeenten tot nu toe onbekend is;
- specialistische ondersteuningsvragen;
- (zeer) kwetsbare groepen met specifieke ondersteuningsbehoefte die dit zelf vaak niet aangeven
- veel verschillende soms (zeer) specialistische aanbieders;
- aanbieders in sectoren waar de gemeente nu nauwelijks bekend mee is;
- sterke landelijke aanbieders: veel expertise, grote omzet.
Landelijke ondersteuning
De gemeenten ontvangen in 2012 en 2013 een budget aan invoeringskosten, zie bijlage V. Met ingang van 2014 ontvangen gemeenten een structureel bedrag aan uitvoeringskosten voor de nieuwe taken Wmo en jeugd. Landelijk is structureel 55 miljoen beschikbaar, de verdeelsleutel wordt in de meicirculaire 2012 gepubliceerd.
4 Bestuursafspraken 2011-2015 Rijk, IPO, VNG, UvW.
Decentralisatie taken naar en groei in de Wmo. Ministerie VWS, september 2011
5 Besluit op motie Gerbrands bij begrotingsbehandeling VWS, december 2011
In maart 2011 is door het ministerie van VWS en de VNG een transitiebureau ‘Begeleiding in de Wmo’ ingericht: xxx.xxxxxxxxxxxx.xx. Het T-bureau heeft inmiddels de volgende handreikingen uitgebracht:
- Handreiking tijdpad
- Begrippenlijst
- Toelichting over aanbesteden en subsidiëren
- Cliëntgroepen extramurale AWBZ-begeleiding. In 2012 zijn nog 8 handreikingen voorzien.
Xxxxxx is een vrouw van 85 jaar. Zes maanden geleden is ze van de trap gevallen. Xxxxxxxx heeft zij niets gebroken, maar ze is sindsdien wel helemaal gedesoriënteerd. Sinds twee maanden is duidelijk dat Xxxxxx niet meer de oude zal worden; het vermogen om zelfstandig haar leven te regisseren is ze kwijt.
1.3 Jeugd
In de bestuursafspraken is vastgelegd6 dat gemeenten verantwoordelijk worden voor alle ondersteuning en hulp aan jeugdigen en hun opvoeders. Dit omvat:
- provinciale (geïndiceerde) jeugdzorg,
- advies en meldpunt kindermishandeling (AMK)
- jeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg),
- geestelijke gezondheidszorg voor jeugdigen (jeugd-GGZ),
- zorg voor jeugd met een licht verstandelijke beperking (jeugd-LVB),
- jeugdbescherming en
- jeugdreclassering.
De nieuwe wetgeving rond passend onderwijs sluit hierop aan.
De decentralisatie jeugd betreft niet alleen een transitie, maar heeft ook als doel een transformatie en vernieuwing van het huidige systeem van ondersteuning voor de jeugd van preventie tot en met gesloten jeugdzorg. De huidige leeftijdsgrens van 18 jaar wordt losgelaten: er is geen sprake meer van een leeftijdsgrens. De indicatiestelling zoals die
nu loopt via de Bureaus Jeugdzorg verdwijnt en zullen gemeenten vervangen door een systeem van het arrangeren van hulp en ondersteuning en het "erbij halen" van specifieke deskundigheid van bijvoorbeeld de GGZ of de LVB sector. Het CJG wordt hierbij de toegang voor alle hulp.
6 Bestuursafspraken 2011-2015 Rijk, IPO, VNG, UvW.
Beleidsbrief stelselwijziging jeugd ‘Geen kind buiten spel’ Rijksoverheid, november 2011.
Er komt één financieringssystematiek in plaats van de huidige drie: AWBZ, zorgverzekering en provinciale middelen.
Voor de hulp en ondersteuning aan bepaalde groepen jongeren en voor de jeugdbescherming en jeugdreclassering is bovenlokale samenwerking van gemeenten noodzakelijk. De decentralisatie van alle ondersteuningstaken voor de jeugd is beoogd per 2015.
Landelijke bezuiniging
In 2009 werd landelijk aan al deze vormen van jeugdondersteuning circa 3 miljard euro uitgegeven. Met de decentralisatie wordt het beschikbare budget vanaf 2017 structureel met 300 miljoen euro gekort, dit is 10%. Daarnaast wordt verplicht een eigen bijdrage ingevoerd.
De opgave
De grootste opgaven voor gemeenten zijn:
- nieuwe werkterreinen waar de gemeenten niet bekend mee zijn;
- door verdwijnen geïndiceerde zorg nieuwe arrangementen noodzakelijk;
- verantwoordelijkheid voor uitvoering gedwongen kader waarvan de toewijzing bij de rechterlijke macht ligt;
- veel verschillende soms specialistische aanbieders;
- aanbieders in sectoren waar de gemeente nu nauwelijks bekend mee is;
- sterke landelijke aanbieders: veel expertise, grote omzet;
- bovenlokale samenwerking noodzakelijk;
- grote financiele risico’s: één individueel ondersteuningsarrangement kan meer dan
100.000 euro per jaar kosten en kan verplicht worden opgelegd;
- vraagstuk van solidariteit: betalen gemeenten alleen voor hun eigen inwoners of komt er bijvoorbeeld een regionaal budget voor specialistische zorg.
Landelijke ondersteuning
De gemeenten ontvangen in 2012 en 2013 een budget aan invoeringskosten, zie bijlage V. Met ingang van 2014 ontvangen gemeenten een structureel bedrag aan uitvoeringskosten voor de nieuwe taken Wmo en jeugd. Landelijk is structureel 55 miljoen beschikbaar, de verdeelsleutel wordt in de meicirculaire 2012 gepubliceerd.
De gemeenten Teylingen en Alphen aan den Rijn nemen deel aan het ambtelijk netwerk transitie van de jeugdzorg van de VNG. De wethouder van Teylingen zit in de VNG- subcommissie jeugdzorg. Leiden maakt onderdeel uit van de G32. De drie decentralisaties zijn opgenomen in het werkprogramma van de sociale pijler van de G32.
Xxxxxx is 10 jaar en woont bij zijn moeder. Xxxxxx heeft een psychiatrische aandoening en gedragsstoornis. Xxxxxx heeft hulp, toezicht en sturing nodig bij zijn gedrag. Hij luistert slecht, is brutaal en kan gaan schelden. Als iemand Xxxxxx bijvoorbeeld aanraakt, gaat hij vechten, er zit dan geen stop op. Ook kan Xxxxxx niet goed omgaan met straf en onverwachte situaties. Hij wordt dan manipulatief, gaat liegen en wordt boos of agressief. Dit speelt zich zowel thuis af, als op school, als in de vrije tijd.
1.4 3D
Door het rijk wordt in de verschillende beleidskaders gewezen op de verbinding tussen de drie decentralisaties. Zij breiden de taken en verantwoordelijkheden van gemeenten uit naar vrijwel de gehele ondersteuning van de inwoners. De doelstellingen van de nieuwe taken vertonen een sterke overeenkomst: het ondersteunen van de zelfredzaamheid, het bevorderen van de sociale participatie en de ondersteuning van de kwetsbare inwoner die het op eigen kracht niet redt.
Opgaven en kansen
Kijkend naar het totaal van de nieuwe taken, dan zijn de grootste opgaven voor gemeenten:
- de onbekendheid met de nieuwe taken;
- de onbekendheid met (deels) nieuwe doelgroepen;
- de onbekendheid met de organisaties die een aanbod hebben op de nieuwe taken;
- de impact op de gemeentelijke organisatie: er wordt een ander beroep op gemeenten gedaan en dit heeft gevolgen voor de competenties van alle betrokken medewerkers en op de inrichting van de organisatie. De gemeenten zullen de komende jaren hierin belangrijke keuzes moeten maken;
- de taken moeten uitgevoerd worden met minder geld dan tot nu toe aan deze ondersteuning wordt besteed en
- er is sprake van openeinde regelingen: de gemeente heeft de plicht ondersteuning te bieden en kan geen subsidieplafond stellen. De beheersing van de uitgaven zal dus op een andere wijze georganiseerd moeten worden.
Tegenover deze opgaven liggen nadrukkelijk ook kansen:
- integrale in plaats van sectorale dienstverlening aan de inwoners;
- van aanbod en systeemgericht naar vraag en mens/gezinsgericht;
- verbinden van nieuwe taken met bestaande gemeentelijke taken: keten- of procesaanpak;
- investeren in de sociale infrastructuur en de sociale netwerken waardoor de inzet verschuift van formele naar informele ondersteuning;
- meer inzet op preventie en vroegsignalering waardoor repressie en curatie kan afnemen;
- integrale en andere toegang tot de ondersteuning organiseren: in de vorm van arrangementen in plaats van standaard indicatieprocedures per regeling;
- combineren van nieuwe taken: vergelijkbare doelstellingen en doelgroepen;
Op deze wijze ontstaat een herontwerp van de huidige werkwijze die recht doet aan de ondersteuningsbehoefte van inwoners. Tevens worden huidige systeemfouten, perverse prikkels en onnodige bureaucratie vermeden en verwijderd.
De kansen worden het beste benut worden bij een integrale aanpak van de drie decentralisaties die uitgaat van de vraag van de inwoner en diens gezin en zijn eventuele ondersteuningsbehoefte. Daarom is deze 3D aanpak het uitgangspunt in de strategische visie en het plan van aanpak. Alleen waar een integrale aanpak geen meerwaarde heeft wordt ingezoomd op de afzonderlijke decentralisaties.
Plaatje:
het 3D perspectief
De drie decentralisaties worden aangeduid als 3D.
Deze afkorting is natuurlijk vooral bekend van de drie dimensies hoogte, breedte en diepte. Bij de 3D aanpak komt het 3D perspectief, het kijken vanuit 3 dimensies, steeds terug.
Dit zie je bijvoorbeeld in:
⮚ betrokken mensen en organisaties: inwoners – maatschappelijk middenveld – gemeente
⮚ het ondersteuningspakket: preventie – vroegsignalering – springplank & vangnet
⮚ de gekozen aanpak: vraaggericht – arrangement – integraal
⮚ de regionale meerwaarde: beter, beste schaal, goedkoper
Xxxx is 10 jaar en woont samen met zijn zusje bij zijn ouders. Kees heeft een ernstige meervoudige beperking. Hij heeft een ontwikkelingsleeftijd van een kind van 1 jaar. Soms reageert Xxxx erg impulsief en kan hij zich moeilijk uiten. Xxxx heeft ook lichamelijke beperkingen, hij zit in een rolstoel. Hij moet geholpen worden met aan- en uitkleden, heeft volledige verzorging nodig en is incontinent.
2. Strategische visie
Mensen maken de samenleving. Elk mens doet dit op zijn eigen wijze en maakt zijn eigen keuzes. De optelsom is een samenleving waarin ruimte is voor de verschillende keuzes en waarin iedereen zoveel mogelijk zijn eigen leven kan leiden. De meeste mensen kunnen en doen dit met verve. Zij gaan naar school, aan het werk, leiden een actief sociaal leven met vrienden en binnen diverse verenigingen. Zij voorzien zelfstandig in hun levensonderhoud, voeden hun kinderen op en regelen de ondersteuning die in het leven soms nodig is. Zij participeren optimaal naar eigen vermogen in de samenleving en nemen hiervoor de verantwoordelijkheid: op eigen kracht.
Op sommige momenten lukt het niet op eigen kracht, dan is hulp nodig. Meestal vindt het gezin7 deze ondersteuning in het sociale netwerk of door een beroep te doen op professionals. Soms krijgt iemand dat voor kortere of langere tijd om welke reden dan ook niet georganiseerd. Op dat moment is er ondersteuning beschikbaar die de gemeente organiseert. Deze ondersteuning is gericht op het hervinden van de eigen kracht of het versterken van de eigen kracht. Dat is meestal tijdelijk. Soms is langer durende ondersteuning nodig om de balans tussen de draaglast en de eigen kracht te organiseren en zo te kunnen participeren in de samenleving. Langdurige of structurele ondersteuning kan nodig zijn om de zelfredzaamheid te organiseren. Hiermee worden de dagelijkse levensverrichtingen bedoeld, zoals het aanbrengen van structuur in het leven.
Zelfredzaamheid is een belangrijke basis om te kunnen participeren in de samenleving.
Werk
Een betaalde baan is misschien wel het beste middel om te participeren in de samenleving en zelfstandig te zijn. Een baan naar vermogen is niet altijd een reguliere volledige baan, ook een deeltijdbaan, vrijwilligerswerk of mantelzorg kan in aanmerking komen. Het streven is wel dat inwoners zoveel mogelijk financieel zelfstandig zijn. Doet een inwoner een beroep op een uitkering, dan wordt daar een bijdrage aan de samenleving voor terug verwacht.
Wmo
Een voorwaarde voor participatie in de samenleving is zelfredzaamheid: voor jezelf kunnen zorgen. De hulp bij zelfredzaamheid kan vaak gegeven worden in het gezin of het sociale netwerk, bijvoorbeeld door ouders, mantelzorgers of vrijwilligers. Als dit niet (meer) lukt is meer ondersteuning nodig. Dit kan ondersteuning zijn van de inwoner zelf, maar ook van het gezin of sociale netwerk om de eigen kracht te versterken.
Jeugd
De basis voor participatie wordt gelegd in de jeugd. Kinderen en jongeren krijgen de kans in een veilige en stimulerende omgeving op te groeien. Het ontwikkelen van hun talenten en vaardigheden om zo als zelfstandige volwassenen actief te kunnen deelnemen in de
7 We spreken hier steeds over ‘gezin’ als het kleinste sociale verband bedoeld wordt waarbinnen een inwoner functioneert. Andere bewoordingen zijn bijvoorbeeld leefeenheid of huishouden.
samenleving staat centraal. Dit is niet alleen belangrijk voor de kinderen zelf, maar ook voor de samenleving als geheel.
Xxxxxx en Xxxxxxx vinden het moeilijk om alles goed te regelen: het structureren van het huishouden, de financiën op orde houden en de kinderen opvoeden. Na een huurschuld zijn Nourdin en Xxxxxx uit huis gezet. Het gezin woont nu in bij de ouders van Xxxxxxx. De problemen van Xxxxxx en Xxxxxxx hebben effect op de
kinderen. Daarom is er hulp van jeugdzorg. Xxxxxxxxx geeft aan dat hulp verlenen moeilijk gaat omdat Xxxxxxx en Xxxxxx soms primair reageren. Als ze zin hebben in een sigaret lopen ze weg uit het gesprek.
2.1 Rol en taak gemeente
De gemeente rekent en bouwt op de eigen kracht van inwoners. De gemeente wil inwoners ook stimuleren om deze taak op zich te nemen.
Voor zichzelf ziet de gemeente de volgende taken:
1. het versterken van de sociaal-maatschappelijke infrastructuur
2. het ondersteunen van het gezin en het sociale netwerk van inwoners
3. het organiseren van een springplank of een vangnet als inwoners het tijdelijk, langer durend of structureel niet redden op eigen kracht en deze steun in het sociale netwerk of de sociaal-maatschappelijke infrastructuur niet aanwezig is.
De gemeente beschouwt zichzelf primair als regisseur voor deze taken. Dat betekent dat zoveel mogelijk uitgevoerd wordt door het maatschappelijk middenveld en niet door de gemeente. Waar de gemeente zelf taken uitvoert is dit een onderbouwde keuze omdat dit een meerwaarde heeft boven uitvoering in het maatschappelijk middenveld.
De twee eerstgenoemde taken zijn vooral gericht op preventie: het organiseren van een stevige fundament dat inwoners stimuleert en kansen biedt om te participeren in de samenleving. Door hierop stevig in te zetten is de verwachting dat inwoners niet snel een beroep hoeven doen op de springplank of het vangnet, de derde taak. Het betekent ook dat de gemeente het accent legt op algemene of basisvoorzieningen. Een individueel arrangement is pas aan de orde als algemene voorzieningen geen soelaas bieden.
Het versterken van de sociaal-maatschappelijke infrastructuur doet de gemeente onder meer door het onderhouden van stevige relaties met het maatschappelijk middenveld en werkgevers zodat zij hierin hun rollen kunnen pakken. Werkgevers creëren een vraag naar personeel, daarmee ontstaat werkgelegenheid die inwoners de kans biedt een arbeidsplek te vinden. Het maatschappelijk middenveld is vooral gericht op de sociale infrastructuur.
Plaatje:
De verschillende sociale verbanden waarin een inwoner functioneert.
- gezin
- sociaal netwerk (familie, vrienden)
- sociaal-maatschappelijke infrastructuur (school, werk, vereniging)
Het ondersteunen van het gezin en het sociale netwerk kan in de eenvoudige vorm gebeuren door informatie en advies en door kortdurende hulp. Denk aan het zoeken van een maatje, mantelzorgondersteuning, een aantal gesprekken met het maatschappelijk werk of het organiseren van en/of financieren van een sociaal netwerk beraad. Maatgevend is de vraag en de behoefte van de inwoner en het gezin. De rol van de gemeente is vooral voorwaardenscheppend.
Het organiseren van een springplank of een vangnet wordt gedaan als een inwoner op eigen kracht niet (meer) zelfredzaam is of als het niet (meer) lukt om te participeren in de samenleving. Een springplank is nodig voor inwoners die niet op eigen kracht een passende baan vinden. Dat kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als zij lang uit het arbeidsproces zijn.
Gerichte training, bemiddeling of jobcoaching kan dan behulpzaam zijn.
Voor sommige inwoners of gezinnen is permanente ondersteuning nodig, bijvoorbeeld in de situatie van een progressieve en/of chronische ziekte of een licht verstandelijke beperking. De ondersteuning kan in die situaties bijvoorbeeld bestaan uit al dan niet professionele begeleiding aan huis, dagbesteding, opvang in een pleeggezin, opvang in een logeerhuis en ook jobcoaching.
De gemeente komt in actie als er een expliciete ondersteuningsvraag is van een inwoner of het gezin, of een signaal uit de sociale omgeving. In die laatste situatie is het streven de ondersteuning ook via de omgeving aan te bieden of te organiseren. De vraag en de behoefte staat centraal. Het gaat dus om maatwerk.
Deze strategische visie inclusief rol en taken voor gemeenten beslaat het hele sociale domein en niet slechts de nieuwe taken. Deze brede integrale aanpak is de keuze voor een herontwerp van de bestaande aanpak door verschillende bestuurslagen (rijk en provincie) en maatschappelijke organisaties (re-integratiebedrijven, zorgkantoor, zorgverzekeraars, hulpverleningsorganisaties).
Werk
Om een springplank te kunnen organiseren voor inwoners die op eigen kracht niet aan het werk komen is een stevige samenwerking tussen gemeenten, werkgevers en het onderwijs noodzakelijk. De vraag van werkgevers is leidend voor de mogelijkheden om werkzoekenden te plaatsen. Het onderwijs moet in staat zijn mensen hiertoe op te leiden. Anderzijds verwachten de gemeenten inzet van werkgevers op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
De Wwnv zal nadrukkelijk inzetten op een reguliere arbeidsplek voor iedereen. Als gevolg hiervan worden gemeenten verplicht het aantal werkplekken in de sociale werkvoorziening omlaag te brengen. Dit heeft grote gevolgen voor de drie sw-bedrijven binnen Holland Rijnland die actief zijn in subregio’s: DZB in de Leidse regio, de MareGroep in de Duin- en Bollenstreek en SWA in de Rijnstreek.
De gemeenten in de subregio ontwikkelen met elkaar een visie op de nieuwe uitvoeringsorganisatie voor de Wet werken naar vermogen en de betekenis voor het sw- bedrijf en de sociale dienst dan wel afdeling sociale zaken. In de Leidse regio lijkt deze visie inmiddels behoorlijk uitgekristalliseerd. Bij DZB Leiden is de uitvoering van de WWB ondergebracht bij Re-integratie Leiden, het re-integratie bedrijf van de gemeente Leiden.
Zowel de gemeenten die participeren in de MareGroep als de gemeenten die participeren in SWA lijken een voorkeur te hebben voor een vergelijkbare brede combinatie van beschut werken en re-integratie in één uitvoeringsbedrijf. Het huidige sw-bedrijf wordt onderdeel van of is de basis voor dit uitvoeringsbedrijf. Er lijkt vooralsnog geen ambitie verbindingen te maken tussen de drie verschillende sw-bedrijven.
Wmo
Het merendeel van de mantelzorgers en vrijwilligers vindt het gelukkig vanzelfsprekend om hulp en ondersteuning te bieden. Deze hulp mag niet tot overbelasting leiden. De gemeente heeft hier een belangrijke signalerende functie. De ondersteuning beperkt zich dan ook niet tot de directe hulpvrager maar ook tot diens gezin en sociale netwerk. Soms is de ondersteuning op die plek meer op zijn plaats.
De gemeenten willen de nieuwe gemeentelijke taken op het terrein van begeleiding zorgvuldig invoeren in samenhang met de andere nieuwe taken. Dit betekent dat de nieuwe taken uitgevoerd worden vanuit de integrale strategische visie op het sociale domein.
Invoering per 2013 betekent feitelijk dat deze visie in zeer korte tijd geconcretiseerd moet worden in zowel beleid als uitvoering. Het gaat daarbij niet slechts om een indicatieproces en het sluiten van contracten, maar veel meer om het herijken van de sociale infrastructuur, het versterken van het sociale netwerk, het breed organiseren van de toegang tot de ondersteuning en het kiezen van de uitvoeringspartners. Hiervoor is een overgangsperiode nodig. Dit kan in het overgangsjaar 2013 als nieuwe aanvragen verwezen worden naar de gemeenten evenals hulpvragers waarvan de AWBZ indicatie ‘begeleiding’ afloopt.
Jeugd
Voor de jeugd is een gunstig opgroeiklimaat een belangrijke voorwaarde om te kunnen opgroeien tot zelfstandige en participerende volwassenen. Een stimulerend en ondersteunend gezin en een sterk sociaal netwerk is hiervoor belangrijk. Evenals een school waar het bieden van optimale ontwikkelingskansen centraal staat. Vragen en problemen worden zo vroeg mogelijk gesignaleerd en opgepakt om zwaardere problematiek te voorkomen. Daarbij wordt gewerkt volgens de principes van 1 gezin 1 plan:
- versterken van de eigen competenties,
- herstel van het dagelijks leven,
- een integraal ondersteuningsplan samen met het gezin,
- de inzet van het eigen sociale netwerk en
- gebruikmakend van de sociaal-maatschappelijke infrastructuur.
2.2 Beoogde maatschappelijke effecten
De strategische visie en de visie op de rol en taak van gemeenten kunnen we samenvatten in de beoogde maatschappelijke effecten voor het sociale domein en nadrukkelijk ook voor de drie decentralisaties. Deze zijn:
⮚ Inwoners zijn zelfredzaamheid en participeren op eigen kracht met inzet van informele netwerken in de samenleving.
⮚ Inwoners die (even) niet (meer) op eigen kracht kunnen participeren ontvangen hulp in het gezin en het sociale netwerk. Dit ondersteuningsaanbod past bij de vraag van de inwoner, zijn of haar gezin en sociale netwerk.
⮚ In de samenleving is aandacht voor elkaar en contact met elkaar vanzelfsprekend (civil society), waar nodig en mogelijk stimuleert de gemeente deze transformatie van houding en gedrag van inwoners, maatschappelijk middenveld en eigen organisatie.
⮚ De inzet van de gemeente en het maatschappelijk middenveld focust op integrale dienstverlening, preventie en vroegsignalering en nieuwe arrangementen voor hulp en ondersteuning. Daarmee komt een beweging op gang van complexe of langdurige ondersteuning naar informele hulp.
Plaatje:
Beoogde beweging 3D
3. Plan van aanpak
3.1 Opdracht
Onderdeel van de bestuursopdracht is het opstellen van een plan voor de regionale aanpak van de invoering en implementatie van de drie decentralisaties. In dit hoofdstuk wordt deze aanpak uitgewerkt.
De opdracht voor dit plan van aanpak is:
Op basis van de strategische visie 3D Holland Rijnland ‘Op eigen kracht’ een integrale 3D aanpak (‘herontwerp’) organiseren zodat de decentralisaties werk, Wmo en jeugd in elke gemeente tijdig en succesvol ingevoerd kunnen worden.
Uitgangspunt is dat de regionale samenwerking een lokale meerwaarde oplevert door
- het verhogen van de kwaliteit en de effectiviteit,
- het realiseren van schaalvoordelen: het organiseren of contracteren van vormen van ondersteuning die voor een individuele gemeente niet haalbaar zijn en
- het verlagen van de kosten.
Bij voorkeur alle drie, maar in elk geval één van de drie. Kortom: beter en goedkoper dankzij regionale samenwerking.
Xxxxxx gaat sinds kort dagelijks naar de dagopvang. Zelf denkt ze dat ze als begeleidster voor volksdansen en gymnastiek wordt ingeschakeld. Ze geniet er elke dag van om met zo’n belangrijke taak onder de mensen te zijn. Het kan zomaar gebeuren dat één van de kinderen op bezoek komt en Xxxxxx zegt: ‘nee, nu heb ik geen tijd want ik moet gymles geven’.
Gemeenten hebben verschillende verwachtingen ten aanzien van de regionale samenwerking. In dit plan van aanpak is hierin voorzien doordat elke gemeente kan kiezen of hij wil deelnemen in de regionale aanpak en in welke mate hij gebruik wil maken van de regionaal gerealiseerde producten. Uitgangspunt is dat producten worden voorbereid die lokaal direct overgenomen kunnen worden dan wel met beperkte aanpassingen of lokale inkleuringen. Hierdoor heeft elke gemeente ruime keuzemogelijkheden. Producten kunnen heel divers zijn, denk aan:
⮚ Convenanten
⮚ Pilots
⮚ Werkbezoeken
⮚ Communicatiemateriaal: presentaties, films, brochures, nieuwsbrieven
⮚ Modellen, bijvoorbeeld voor brieven, beschikkingen voor subsidies of cliënten
⮚ Beslisbomen
⮚ Indicatieprotocollen
⮚ Draaiboeken
⮚ Aanbestedingsbestekken, inkoop
⮚ Verordeningen & beleidsregels
⮚ Financiële modellen, financiële risicoanalyses
Het idee is dus: ‘klaar voor gebruik, thuis alleen nog afbakken’. In welke mate een gemeente een regionaal ontwikkeld product inzet in de eigen gemeente is afhankelijk van de lokale besluitvorming.
In de uitwerking kan blijken dat het waardevol is gezamenlijk een product aan te besteden/ in te kopen/ te subsidiëren. Denk aan het sluiten van een contract met een organisatie voor het leveren van specialistische zorg. Een dergelijk voorstel wordt voorgelegd aan het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda.
Xxxxxx zit op voetbal. Daar heeft hij een aantal vriendjes. Er is wel contact met familie of vrienden, maar de moeder van Xxxxxx heeft haar handen vol aan haar kinderen. Daardoor heeft ze weinig tijd en energie om een sociaal netwerk op te bouwen en te onderhouden. Haar draaglast is laag door veel problemen uit haar verleden, hierdoor werkt ze ook niet. Xxxxxx wordt overbelast door de problemen van Xxxxxx.
3.2 Afbakening
Het plan van aanpak richt zich op en beperkt zich tot de nieuwe taken voor gemeenten als gevolg van de drie decentralisaties. Verbonden ontwikkelingen die een directe invloed hebben op deze drie decentralisaties worden meegenomen. Dit geldt expliciet voor:
- de invoering van passend onderwijs
- de actuele ontwikkelingen binnen de AWBZ
Andere relevante ontwikkelingen binnen de sociale agenda worden omwille van de beheersbaarheid buiten beschouwing gelaten.
Passend onderwijs
Gemeenten hebben een coördinerende rol in de verbinding van ondersteuning in en om de school, de zorgadviesteams en Passend Onderwijs. Gemeenten krijgen adviesrecht op het ondersteuningsplan dat elk samenwerkingsverband8 moet opstellen door de invoering van Passend Onderwijs. Zowel bij de transitie van de jeugdzorg als bij passend onderwijs vervalt
8 Een samenwerkingsverband bestaat uit een groot aantal basisscholen en 1 of meer scholen voor speciaal basisonderwijs (sbo). De scholen hebben een gezamenlijk budget voor de opvang van leerlingen met speciale ondersteuningsbehoeften.
de indicatiestelling en gaat het om arrangeren i.p.v. indiceren van de benodigde ondersteuning. Het ligt voor de hand om in het kader van integrale ondersteuningsplannen per kind/gezin/jongere als onderwijs en gemeente nauw samen op te trekken en zo nieuwe schotten te voorkomen.
Ontwikkelingen AWBZ
De vele actuele ontwikkelingen binnen de AWBZ (IQ maatregel, scheiden wonen/zorg, afschaffen pgb) kunnen invloed hebben op de Wmo en op het beroep dat op gemeentelijke voorzieningen wordt gedaan. Deze invloed wordt in kaart gebracht en meegenomen in de uitwerking.
Lokale taken
Binnen de nieuwe taken is een aantal onderwerpen aan te wijzen waarbij nadrukkelijk een lokale aanpak relevant is. Regionale samenwerking levert hier geen meerwaarde op. Deze onderwerpen worden binnen dit plan van aanpak niet uitgewerkt. Specifiek is te benoemen:
- Versterken lokale sociaal-maatschappelijke infrastructuur
- Loket voor inwoners
- Communicatie met en participatie van advies- en cliëntenraden
- Gevolgen voor de gemeentelijke organisatie.
Over alle regionale producten vindt de besluitvorming lokaal plaats.
Versterken lokale sociaal-maatschappelijke infrastructuur
In de strategische visie is aangegeven dat gemeenten voor zichzelf drie taken zien. De eerste taak is het versterken van de sociaal-maatschappelijke infrastructuur. Met een goed werkende arbeidsmarkt en goede algemene voorzieningen kan een vroegtijdig beroep op individuele voorzieningen die wellicht maar beperkt soelaas bieden en in het algemeen kostbaar zijn, voorkomen worden. De sociale infrastructuur is sterk lokaal: in kernen, dorpen en wijken. Het verenigingsleven, de kerken, het welzijnswerk of een wijk- of kerngerichte aanpak is hierbij van onmisbare waarde. Het versterken van deze lokale infrastructuur is uiterst relevant. Vanwege het lokale karakter van deze taak blijft deze taak niettemin in dit plan van aanpak buiten beschouwing. Het uitwisselen van kennis en ervaring hierover kan wel plaatsvinden binnen de AO’s.
Dit ligt overigens anders wat betreft de arbeidsmarkt en de samenwerking met werkgevers. Deze samenwerking zal zowel op lokaal, subregionaal en regionaal niveau plaatsvinden en nog breder. Binnen ‘werk’ is de werkgeverssamenwerking en de relatie onderwijs- arbeidsmarkt dan ook juist een regionaal thema, een thema dat overigens ook een centrale plek heeft in Focus 2014, de Strategische agenda Xxxxxxx Xxxxxxxx 0000-0000. Een regionale aanpak op dit thema is een uitgangspunt in de Wwnv.
Loket voor inwoners
In de meeste gemeenten is nu sprake van verschillende loketten, zoals het loket werk & inkomen, het Wmo-loket en het CJG. Enkele gemeenten hebben een combinatie van Wmo- loket en CJG. Ook zijn er gemeenten waar de aanvraag voor sociale zaken en een Wmo- voorziening gekoppeld is. Met de nieuwe taken wordt in veel gemeenten nagedacht over het
belang van een goede integrale vraagverheldering of intake. Bijvoorbeeld met de inrichting van een integraal loket of door een goede samenwerking of ‘warme overdracht’ tussen de bestaande loketten. Alle gemeenten geven aan dat het directe contact met de inwoner bij uitstek een lokaal onderwerp is. Om deze reden is dit niet als regionaal onderwerp opgenomen. Het onderwerp Toegang raakt wel direct aan dit thema.
Communicatie met en participatie van advies- en cliëntenraden
Elke gemeente heeft verschillende cliënten- en adviesraden die een belangrijke factor zijn bij het invoeren van nieuw beleid. Dit zijn bijvoorbeeld cliëntenraden WWB, cliëntenraden Wsw, Wmo-raden, seniorenraden en jongerenraden. Een regionale aanpak wijzigt niets aan de bevoegdheden van deze raden. Elke gemeente onderhoudt zelf zijn eigen relatie met deze raden. Regionale producten kunnen voor advies aan deze raden worden voorgelegd voordat een gemeente de producten gebruikt.
Gemeentelijke organisatie
De uitwerking van het plan van aanpak en de keuzes die daarin gemaakt worden werken door in de interne gemeentelijke organisatie. Denk daarbij aan:
- interne communicatielijnen
- inrichting en volume van de organisatie
- benodigde expertise en omvang personeel
- administratieve organisatie
- financiën
- informatievoorziening: koppeling/aanschaf systemen
- juridische organisatiemodellen, procedures, beroep en bezwaar
- technologische aanpassingen
- huisvesting
De impact van de decentralisaties op de interne organisatie is op dit moment nog niet uit te werken. Vooralsnog is het de vraag of op deze onderwerpen regionale samenwerkingswinst te behalen valt. In de loop van 2012 zal hierover meer duidelijkheid ontstaan. Voor nu valt dit onderwerp buiten de regionale aanpak. Het uitwisselen van kennis en ervaring hierover kan wel plaatsvinden binnen de ambtelijke begeleidingscommissie of de kring van gemeentesecretarissen.
Besluitvorming
De regionale voorbereiding heeft geen invloed op de lokale besluitvorming. De regionale voorbereiding is zodanig dat optimaal voorwerk is gedaan voor de lokale invoering en besluitvorming. Als bij de uitwerking blijkt dat het wenselijk is gezamenlijk aanbestedingen te doen, contracten af te sluiten dan wel subsidies te verstrekken dan wordt dit voorgelegd aan het het portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda. Dit overleg geeft een advies, ook dan blijkt lokale besluitvorming noodzakelijk.
3.3 Fasering en planning
Het plan van aanpak kent een aantal fasen: de oriëntatiefase, de voorbereidingsfase, de implementatiefase en de evaluatiefase. Met het vaststellen van deze notitie is de oriëntatiefase afgerond. De regionale inzet concentreert zich in de periode 2012 – 3e kwartaal 2013, dit is de voorbereidingsfase.
Het tijdpad van de drie decentralisaties loopt niet synchroon. De invoering van de Wet werken naar vermogen is gepland in 2013. Voor 30 april 2012 moet de aanvraag voor de herstructureringsfaciliteit ingediend worden, het fonds van 400 miljoen waarop gemeente een beroep kunnen doen voor de transitie van hun sw-bedrijf. Het geld komt in tranches beschikbaar in de periode 2012-2018. De transities van de bedrijven is naar verwachting eveneens een meerjarig proces. Dit geldt ook voor de wijziging van de doelgroep van de Wwnv die langzaam zal veranderen door uitstroom uit de –nu nog- Wsw en instroom uit de
–nu nog- Wajong. Door dit meerjarige proces ontstaat voldoende ruimte om de regionale onderwerpen voor de drie decentralisaties ook in tijd gezamenlijk uit te werken.
De regionale aanpak voor jeugd loopt langer door omdat de invoering van de transitie jeugd pas in 2015 plaatsvindt en omdat bij jeugd ook sprake is van regionale implementatie. De regionale aanpak jeugd in het project ketenaanpak wordt gewoon voortgezet. Door de 3D aanpak zal een aantal onderwerpen minder inzet behoeven in de ketenaanpak. Wel blijft verbinding natuurlijk belangrijk.
Zodra de regionale producten klaar zijn, is de lokale implementatie aan de orde, al dan niet na het aanbrengen van lokale accenten of kleur aan de regionale producten.
Plaatje: fasering 3D traject
3D traject, regionaal en lokaal
Fase 1
Fase 2
Fase 3
Fase 4
Oriëntatie
Resultaat:
- Strategische visie
- Plan van aanpak
Periode: September 2011 -
Februari 2012
Voorbereiding
Resultaat: Concretisering visie in beleid en
uitvoering, zoals:
- verordeningen
- contracten
- werkprocedures
Periode: Maart 2012 –
3e kwartaal 2013
Implementatie
Resultaat:
Inwoner met hulp- of ondersteuningsvraag wordt goed geholpen
Periode:
3e kwartaal 2013 - 2015
Evaluatie
Resultaat: Duidelijkheid over wat goed gaat, wat nog
niet en wat beter kan.
Periode: 2015
Het voorliggende plan van aanpak beperkt zich tot de regionale voorbereiding in het jaar 2012. In november 2012 wordt een plan voor 2013 opgesteld.
Plaatje:
regionale versus lokale inzet invoering 3D en relatie ketenaanpak jeugd
In bijlage IV is de tijdlijn voor de regionale aanpak in 2012 opgenomen, evenals de tijdlijn voor de invoering van de nieuwe wetten.
3.4 Randvoorwaarden
Op basis van het voorgaande en aansluitend op de kaders die gegeven zijn in de bestuursopdracht worden de randvoorwaarden voor de uitvoering van dit plan van aanpak op een rij gezet.
1. Lokaal wat lokaal kan, regionaal9 wat regionaal moet.
2. Bij de planning is er aandacht voor de verschillen in tijdpad van de drie decentralisaties.
3. De 15 gemeentebesturen zijn en blijven eindverantwoordelijk en hebben en nemen de eindregie tenzij anders wordt besloten.
4. Voor de uitvoering van het plan van aanpak en het opleveren van de beoogde producten wordt voor de periode 2012-2013 een tijdelijke projectorganisatie opgezet.
5. Elke gemeente bepaalt of aangesloten wordt bij de regionale aanpak.
6. Deelnemende gemeenten leveren een actieve bijdrage naar vermogen wat betreft kwaliteit en kwantiteit aan het halen van de beoogde resultaten.
7. De uitvoering van het plan van aanpak gebeurt op eigen kracht. Dat betekent dat er optimaal gebruik gemaakt wordt van de beschikbare expertise binnen de 15 gemeenten.
8. Is eigen expertise onvoldoende beschikbaar of is expertise noodzakelijk die niet binnen de gemeenten aanwezig is dan wordt gericht ingehuurd.
9. De visie en wensen van hulpvragers worden zoveel als mogelijk in de uitwerking van het plan van aanpak ingebracht.
10. Voor de sleutelrollen in de aanpak wordt een verrekeningssystematiek afgesproken zodat de gemeente die deze capaciteit levert financieel gecompenseerd wordt.
11. De tijdelijke projectorganisatie heeft een werkbudget voor verevening van gemeentelijke kosten, inhuur specifieke expertise en incidentele kosten.
12. De financiering komt uit alle gemeenten die deelnemen in de regionale aanpak.
9 ‘Regionaal’ is een verzamelbegrip. Dit kan bijvoorbeeld betrekking hebben op: subregionaal (Duin- en Bollenstreek, Leidse regio, Rijnstreek); Holland Rijnland; Hollands Midden (RDOG/Veiligheidsregio). Als niet anders vermeld is, wordt in deze notitie onder ‘regionaal’ het samenwerkingsverband Holland Rijnland verstaan.
4. Regionale onderwerpen
Er zijn misschien wel meer overeenkomsten dan verschillen tussen de drie decentralisaties. Daarnaast zijn er thema’s die echt horen bij één decentralisatie. Of een onderwerp geldt voor de 3 decentralisaties gezamenlijk wordt bepaald door:
1. het belang voor de inwoner: de inwoner is gebaat bij een integrale uitwerking en
2. effectiviteit: een 3D aanpak is doelmatiger en
3. efficiency: een 3D aanpak is voordeliger.
Deze integrale 3D aanpak is kenmerkend voor het herontwerp waar de gemeenten voor kiezen.
Op basis van:
- de opgaven en de kansen (hoofdstuk 1),
- de strategische visie (hoofdstuk 2),
- de opdrachtbeschrijving voor dit plan van xxxxxx (hoofdstuk 3) en
- bovengenoemde criteria
is een aantal onderwerpen geselecteerd waar een regionale voorbereiding 3D een meerwaarde heeft. In dit hoofdstuk worden deze onderwerpen toegelicht. Daarbij is het beoogde resultaat beschreven: wat levert de regionale voorbereiding op. Dit is nog een globale en dus geenszins complete beschrijving.
Voor de uitwerking van elk onderwerp wordt een werkgroep ingericht. Op basis van het beoogde resultaat wordt de opdrachtbeschrijving opgesteld. De eerste actie van een werkgroep is altijd het opstellen van een beleidsvisie: de tactische vertaling van de strategische visie. Bij elk onderwerp worden de visie en wensen van hulpvragers nadrukkelijk opgenomen. Dit kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door hulpvragers te laten participeren in een werkgroep of door halfproducten te bespreken in een klankbordgroep.
Dit wordt per onderwerp uitgewerkt. Zorgbelang heeft aangegeven hierbij te willen meedenken. Zij kennen veel hulpvragers. Ook lokale cliëntenraden en bijvoorbeeld collega’s die tevens hulpvrager zijn kunnen hiervoor gevraagd worden.
Niet alle werkgroepen zullen gelijk starten. De werk- of projectgroepen voor de afzonderlijke decentralisaties zijn al gestart in 2011. Na het vaststellen van deze notitie kunnen in maart 2012 vijf 3D werkgroepen aan de slag. De andere vijf kunnen na de zomer starten in augustus 2012.
Gestart in 2011: | Start in maart 2012: | Start in augustus 2012: |
✓ Werk10 ✓ Wmo ✓ Jeugd | ✓ Vraag en aanbod ✓ Toegang tot de hulp ✓ Persoonsgebonden budget ✓ Communicatiemiddelen ✓ Financiën | ✓ Vervoer ✓ Versterken sociaal netwerk ✓ Langdurige ondersteuning ✓ Eigen bijdrage ✓ Aanbesteden en subsidie |
10 De voorbereiding op de Wwnv concentreert zich als eerste op de visie op de uitvoeringsorganisatie van de wet. Dit is sterk verbonden met het sw-bedrijf en vindt plaats in de drie subregio’s.
De paragrafen 4.1 tot en met 4.6 gaan over inhoudelijke 3D onderwerpen. Paragraaf 4.7 tot en met 4.10 betreft procesmatige onderwerpen. De drie afzonderlijke decentralisaties komen aan de orde in 4.11, 4.12 en 4.13.
De ouders van Xxxx werken allebei vier dagen. Drie dagen in de week komen er begeleiders voor Xxxx totdat zijn ouders thuis zijn, twee studenten pedagogiek die elkaar afwisselen. De ouders van Xxxx zijn erg intensief met hem bezig, soms hebben ze even ‘lucht’ nodig. Xxx schakelen ze familie of vrienden in. Eens per maand gaat Kees een weekend naar een logeerhuis.
Inhoudelijke 3D onderwerpen
4.1 Vraag en aanbod
De gemeente krijgt een nieuwe taak voor inwoners, inwoners met wie de gemeente tot nu toe wellicht weinig contact had. Hierbij komen ook nieuwe aanbieders in beeld. Wie zijn de inwoners die gebruik maken van de bestaande voorzieningen onder de decentralisaties, hoeveel zijn het, hoe ziet dat gebruik er uit, hoeveel inwoners maken gebruik van meerdere voorzieningen en welke voorzieningen zijn dat, welke aanbieders zijn in het gebied van Holland Rijnland actief en wat bieden zij?
Beoogd resultaat
1. Overzicht gebruik van huidige voorzieningen 3D naar soort en aantal en overzicht vraag (wachtlijsten?)
2. Overzicht huidige aanbieders binnen Holland Rijnland en type voorzieningen (wie biedt wat?)
3. Overzicht overlap (maken inwoners gebruik van meerdere voorzieningen, waar zit de overlap)
4. Overzicht gebruik in natura versus pgb
5. Krachtenveldanalyse huidige aanbieders: omvang, mate van invloed, concurrentie of monopolist, tevredenheid gebruikers e.d.
6. Analyse vraag: past op elke vraag een adequaat aanbod?
7. Overschotten en tekorten in aanbod
8. Analyse prijs-kwaliteitverhouding
4.2 Toegang tot de hulp
De toetsing tot de toegang tot de hulp of ondersteuning kan op verschillende manieren plaatsvinden. Denk aan aanvraagprocedures, diagnosestelling, indicatie, gebruik van beslisbomen, inhuur medische expertise e.d. Hoe maken we hierin een verbinding tussen de 3D zodat mensen niet van loket naar loket gestuurd worden (‘elke wet zijn eigen loket’).
Welke aanpakken zijn het meest bruikbaar? Wat doe je als gemeente in huis en wat besteed je uit? Hoe kom je in contact met inwoners met een ondersteuningsvraag die zich niet melden bij een loket, of die hulp vragen bij andere organisaties? Er is overlap tussen de 3D, maar er zijn ook verschillen. Hoe ga je hier mee om?
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie toegang tot de hulp
2. Analyse huidige werkwijzen indicatiestelling door gemeenten op bestaande taken en door huidige uitvoerders werk, AWBZ en jeugd
3. Inventarisatie verplichte indicatiestellingen na de stelselherzieningen (bv wsw-beschut, loondispensatie, relatie functies AWBZ) of rechterlijke maatregelen
4. Overzicht huidig gebruik indicatie/diagnose instrumenten
5. Inventarisatie wenselijke methodieken en/of arrangementen voor toewijzing van hulp of ondersteuning
6. Scenario’s voor werkwijzen, wijze van uitvoering (zelf doen, uitbesteden e.d.)
7. Inventarisatie organisaties met een signalerings- en/of verwijsfunctie
8. Scenario’s voor signalering en bereiken zorgmijders
4.3 Persoonsgebonden budget
Een bedrag in geld in plaats van hulp in natura om de benodigde ondersteuning zelf te regelen is in alle drie de decentralisaties aan de orde, zij het soms onder andere benamingen. Ook in het huidige beleid wordt gewerkt met persoonsgebonden budgetten (pgb’s). Het gaat bijvoorbeeld om een rugzakje (onderwijs), persoonlijk re-integratiebudget (werk), pgb (Wmo).
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie toegang tot de hulp
2. Inventarisatie bestaande pgb-voorzieningen, al bij gemeente en binnen over te dragen taken
3. Inventarisatie kansen en risico’s pgb’s
4. Scenario’s voor pgb’s
4.4 Vervoer
Vervoer van inwoners naar een voorziening is bijvoorbeeld aan de orde bij logeerhuizen, medische kinderdagverblijven, passend onderwijs en dagbesteding. Ook nu speelt dit binnen gemeenten al bij leerlingenvervoer, individuele voorzieningen Wmo, het collectief vervoer en de sociale werkvoorziening.
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie vervoer
2. Inventarisatie bestaande gemeentelijke vervoersvoorzieningen en -systemen
3. Inventarisatie nieuwe vervoersvragen
4. Scenario’s voor slimmere verbindingen en organisatiemogelijkheden van de diverse vervoersvoorzieningen
4.5 Versterken sociaal netwerk
In de strategische visie geven gemeenten aan dat preventie en vroegsignalering meer aandacht dient te krijgen om te voorkomen dat een beroep gedaan wordt op zwaardere hulp of een vangnet omdat participeren niet (meer) lukt. Het gezin en het sociale netwerk spelen hierin een belangrijke rol.
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie versterken sociaal netwerk
2. Methodieken en instrumenten in kaart brengen die bewezen effectief zijn in het versterken van het gezin en het sociale netwerk
3. Scenario’s voor regionale en/of lokale inzet van methodieken en instrumenten
De oudste zoon van Xxxxxx en Xxxxxxx gaat naar het praktijkonderwijs. Hij heeft een ontwikkelingsachterstand. Het is de vraag of hij in een reguliere baan aan de slag kan. De jongste zoon lijkt het te redden in het reguliere onderwijs.Xxxxxx en Xxxxxxx hadden aanvankelijk allebei geen inkomen. De WW van Xxxxxxx is afgelopen. Voor beiden is nu met hulp een Wajong uitkering aangevraagd.
4.6 Langdurige ondersteuning
De gemeenten worden verantwoordelijk voor een groep inwoners die dermate kwetsbaar is dat langdurige ondersteuning nodig kan zijn. De mate waarin deze ondersteuning nodig is varieert van ‘een vinger aan de pols houden’ (‘waakvlambegeleiding’) tot redelijk intensieve ondersteuning (individuele begeleiding). Voor bijvoorbeeld de inwoners met een lichte verstandelijke beperking of psychiatrische problematiek kan deze begeleiding in alle levensfasen wenselijk zijn. Hoe gaan gemeenten deze begeleiding organiseren, van welk aanbod/welke aanbieders wordt gebruik gemaakt? Hierbij wordt nadrukkelijk de rol en functie van MEE onderzocht. Per 2015 gaan MEE middelen over naar gemeenten.
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie langdurige ondersteuning
2. Analyse van mogelijke uitvoerders, kan voldoende gebruik gemaakt worden van bestaand aanbod of is nieuw/ander aanbod gewenst.
3. Scenario’s voor organisatie van langdurige structurele begeleiding van kwetsbare inwoners.
Procesmatige 3D onderwerpen
4.7 Eigen bijdrage
Er is binnen de bestaande regelingen sprake van een eigen bijdrage binnen de AWBZ. Er is een verplichte eigen bijdrage aangekondigd voor de jeugdzorg. Gemeenten kennen nu eigen bijdragen binnen de Wmo en het leerlingenvervoer. Hoe gaan we straks om met de verplichte eigen bijdrage en met de gemeentelijke beleidsruimte voor eigen bijdragen.
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie eigen bijdrage
2. Overzicht huidige eigen bijdragen, wettelijk en lokaal beleid bij de 15 gemeenten
3. Overzicht mogelijkheden en verplichtingen eigen bijdragen 3D
4. Analyse mogelijke samenloop bij doelgroepen
5. Scenario’s eigen bijdragen 3D
4.8 Aanbesteden en subsidie
Welke vorm, aanbesteding, subsidie of directe contractering is wanneer het meeste op zijn plaats11? Opstellen van bestekken, subsidieproducten definiëren, onderhandelingen voeren. Hier ligt een relatie met het onderwerp pgb. Immers, bij het verstrekken van veel of uitsluitend pgb’s is minder/geen andere inkoop nodig.
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie aanbesteden en subsidiëren: de financieringsvorm moet ondersteunend zijn aan de beoogde doelen
2. Voor- en nadelen verschillende vormen in kaart gebracht
3. Juridische (on)mogelijkheden, ook of 1 op 1 zaken gedaan kunnen worden bij monopolist
4. Scenario’s voor aanpak
11 Hiervoor is al onderzoeksmateriaal beschikbaar zoals ‘Marktanalyse in het kader van de transitie van de jeugdzorg’, door BMC in opdracht van het ministerie van VWS, december 2011. Ook het T-bureau heeft een handleiding opgesteld, zie paragraaf 1.2
4.9 Communicatiemiddelen
Binnen de meeste gemeenten worden al handige communicatiemiddelen ontwikkeld zoals presentaties voor raden, brieven voor cliënten en dergelijke. Deze producten worden verzameld zodat deze voor alle gemeenten bruikbaar zijn.
Beoogd resultaat
1. Verzamelen, ordenen en produceren van handige communicatiemiddelen zoals presentaties, nieuwsbrieven, informatiebrieven aan cliënten e.d.
2. Optimaliseren van gebruik en functies van Pleio12
4.10 Financiën
Wat betekenen de macrobudgetten voor de gemeenten, wat kosten de voorzieningen nu, hoe houden we de kosten straks beheersbaar, kunnen we al risicoanalyses opstellen voor de openeinderegelingen?
Beoogd resultaat
1. Berekening van beschikbare budgetten per gemeente
2. Kostenanalyses
3. Risicoanalyses (ramingen druk op openeinde regelingen)
Xxxxxx krijgt hulp vanuit het verzorgingshuis dat bij haar aanleunwoning staat. Zij krijg ondersteuning bij het opstaan, douchen, aankleden, medicatie en eten. ’s Avonds wordt Xxxxxx geholpen bij het uitkleden en naar bed gaan. De hulp in de huishouding houdt haar woning netjes. Omdat ze zelf niet meer kan autorijden, reist ze met het collectief vervoer.
Afzonderlijke decentralisaties
4.11 Werk
De voorbereiding op de decentralisatie Werk vindt hoofdzakelijk plaats in de subregio’s rond de bedrijven voor sociale werkvoorziening. Daarnaast is een aantal regionale thema’s relevant. Deze thema’s sluiten aan bij Focus 2014, Strategische agenda Holland Rijnland 2010-2014.
12 Pleio verwijst naar xxx.xxxxx.xx, het overheidsplein. Dit is een website met afgesloten werkdelen die door verschillende overheden gebruikt worden om documenten te delen. Binnen Holland Rijnland wordt dit sinds kort actief gebruikt om documenten te delen.
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie werk
2. Voorstel voor regionale aanpak werkgeverssamenwerking met subregionale en lokale accenten in samenwerking met UWV, RPA en werkgevers
3. Onderzoek naar en eventueel voorstel voor pilot combinatie sw-beschut en arbeidsmatige dagbesteding met decentralisatie Wmo
4. Verkennend onderzoek naar de meerwaarde van een regionale uitvoeringsorganisatie voor het verstrekken uitkeringen
5. Modelverordeningen, beleidsregels, protocollen, voor zover deze niet op landelijk niveau beschikbaar komen
6. Afstemmen en ervaringen uitwisselen met betrekking tot aanvraag herstructureringsfaciliteit
7. Plan van aanpak invoering loondispensatie
4.12 Wmo
De overdracht van de begeleiding uit de AWBZ naar de Wmo vindt getrapt plaats. In 2013 worden nieuwe aanvragen door de gemeenten in behandeling genomen. Ook is de gemeente verantwoordelijk voor hulpontvangers waarvan de indicatie in 2013 afloop. In 2014 gaan alle inwoners die gebruik maken van de AWBZ begeleiding onder de Wmo vallen. In dit plan van aanpak wordt uitgegaan van een volledige invoering in 2014 op nieuwe wijze. Voor 2013 wordt een overgangsmodel ontwikkeld.
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie Wmo
2. Plan voor overgangsjaar 2013 in samenwerking met o.a. Zorgkantoor
3. Analyse effecten AWBZ ontwikkelingen op instroom en vragen Wmo
4. Onderzoek naar en eventueel voorstel voor pilot combinatie sw-beschut en arbeidsmatige dagbesteding met decentralisatie Werk
5. Modelverordeningen, beleidsregels, protocollen, voor zover deze niet op landelijke niveau beschikbaar komen
6. Platform: uitwisselen ervaringen en inventarisatie lokale vragen en knelpunten
4.13 Jeugd
Voor de decentralisatie Jeugd wordt voortgebouwd op de bestaande regionale samenwerking in de ketenaanpak jeugd. Deze is de afgelopen jaren succesvol gebleken. Feitelijk is deze succesvolle samenwerking de basis voor de regionale samenwerking 3D. Voor de ketenaanpak is een afzonderlijke meerjarige regionale projectstructuur ingericht. Een aantal onderdelen uit het werkplan van de ketenaanpak jeugd loopt parallel met de 3D aanpak.
Beoogd resultaat
1. Concretisering strategische visie in beleidsvisie jeugd
2. XXX’x zijn toegerust op hun nieuwe taken. Hiervoor wordt een pilot ingericht voor versterking van de CJG’s op basis van kwaliteitseisen, werkafspraken ed.
3. Pilot gericht op het vervallen van de indicatiestelling en het werken met 1 gezin/1 kind/1 jongere/1 plan vanaf de intake. Indien nodig wordt externe deskundigheid ingezet, bijvoorbeeld van gedragswetenschappers, orthopedagogen, GGZ of LVB sector. Deze ondersteuning is onderdeel van het totale ondersteuningsplan. Op deze wijze wordt een verbinding gelegd met (passend) onderwijs. Een pilot met de 6 samenwerkingsverbanden in de regio, de gemeenten en de ministeries van OCW en VWS is in voorbereiding
4. Oriëntatie op het gebied van wat nu heet ‘het gedwongen kader cq. justitiële kader’. Het gaat dan om bijvoorbeeld onder toezicht of uithuisplaatsingen, jeugdreclassering en de gesloten jeugdzorg (jeugdzorg plus). Deze oriëntatie wordt verbreed naar andere regio’s om te onderzoeken of bovenregionale samenwerking gewenst is.
5. Modelverordeningen, beleidsregels, protocollen, voor zover deze niet op landelijke niveau beschikbaar komen.
5. Projectstructuur
Voor de uitvoering van dit regionale plan is een tijdelijke regionale projectorganisatie nodig die aanvullend is op de bestaande overlegstructuur binnen de sociale agenda. Deze projectorganisatie is actief van maart 2012 tot in het 3e kwartaal 2013. De tijdelijke projectstructuur is hieronder in beeld gebracht. Voor de overzichtelijkheid zijn nu alleen de 3D onderwerpen benoemd die starten in maart 2012.
Plaatje projectstructuur
Doorgetrokken lijn, rechte letter: bestaande overlegstructuur
Onderbroken lijn, schuine letter: tijdelijke projectorganisatie
Toelichting
De verantwoordelijkheid voor het project ligt bij de sturingsdriehoek, bestaande uit de bestuurlijk opdrachtgever, de ambtelijk opdrachtgever en de ambtelijk opdrachtnemer.
- Bestuurlijk opdrachtgever is de voorzitter van de portefeuillehoudersoverleg Sociale Agenda en van de Stuurgroep 3D.
- Ambtelijk opdrachtgever is de manager sociale agenda van Holland Rijnland in opdracht van de kring van gemeentesecretarissen en de ambtelijke stuurgroep 3D.
- De procesmanager 3D is de ambtelijk opdrachtnemer voor de uitvoering van het regionale plan.
De tijdelijke projectorganisatie bestaat bij de start uit acht werkgroepen. Drie werkgroepen zijn gekoppeld aan de drie decentralisaties. Deze werkgroepen hebben een directe aansluiting op de drie bestaande AO’s. De werkgroep legt eindproducten en eventueel tussenproducten ter advisering voor aan het AO voordat het product via de procesmanager naar het portefeuillehoudersoverleg gaat. Daarnaast bestaan er vijf 3D werkgroepen. Deze werkgroepen leggen eindproducten en eventuele tussenproducten ter advisering voor aan het AAG voordat het product -via de procesmanager- naar het portefeuillehoudersoverleg gaat.
De trekkers van de acht werkgroepen vormen onder leiding van de procesmanager het projectteam. Ook de communicatiemedewerker maakt deel uit van het projectteam.
De projectstructuur, de opdrachten van de werkgroepen en de taken en bevoegdheden van de diverse gremia worden vastgelegd in een afzonderlijke notitie. Besluitvorming hierover vindt plaats in de ambtelijke stuurgroep 3D.
Xxxxxx zit in groep 6. Hij heeft een rugzakje waardoor hij zich kan handhaven in het regulier onderwijs. Hij heeft hiervoor ook voldoende capaciteiten. Eens in de maand gaat Xxxxxx een weekend naar een logeerhuis. In de vakanties mag hij wat langer blijven.
6. Risicobeheersing
Op dit moment zijn de volgende risico’s aan te geven.
Tijd
- Onrust binnen gemeenten over de voorbereidingstijd voor invoering van de decentralisaties die doortikt. Gemeenten gaan lokaal allerlei activiteiten opzetten waarbij juist een regionale aanpak een meerwaarde oplevert. Gevolg is dubbel werk in plaats van minder werk.
- Noodzakelijke tempo kan niet gemaakt worden.
Prioriteit
- Er wordt onvoldoende ambtelijke capaciteit door gemeenten beschikbaar gesteld voor een regionale aanpak.
- Er is onvoldoende besef bij gemeenten over samenhang tussen de decentralisaties.
Haalbaarheid
Ambities van betrokken gemeenten lopen te ver uiteen om gezamenlijk producten te ontwikkelen.
Betaalbaarheid
- De invoeringsbudgetten zijn ontoereikend voor de uitvoeringskosten.
- Geen draagvlak voor gezamenlijke financiering regionale aanpak.
Beheersmaatregelen
Om deze risico’s beheersbaar te houden worden de volgende tegenmaatregelen genomen.
✓ Opzetten van een goede interne communicatiestructuur, zie volgend hoofdstuk
✓ Voor de invoering nieuwe taken Wmo een overgangsmodel voor 2013 uitwerken, volledige invoering in 2014
✓ Regionale samenwerking richt zich op regionale totstandbrengingen van producten met verschillende scenario’s/uitvoeringsvarianten
✓ De projectorganisatie is duidelijk over tempo, inzet en opbrengst van de regionale aanpak en rapporteert hierover elke 3-4 maanden aan het portefeuillehoudersoverleg en de kring van gemeentesecretarissen.
✓ Gemeenten die capaciteit leveren worden financieel gecompenseerd
✓ Gericht inhuren van externe expertise
✓ Regelmatige afstemming in de ambtelijke en bestuurlijke begeleidingscommissie
Basisvoorwaarden
De uitvoering van het voorliggende plan van aanpak is alleen te realiseren als:
⮚ Er breed draagvlak is voor de voorgestelde aanpak met betrekking tot onderwerpen en inzet.
⮚ Er stevige trekkers beschikbaar zijn voor de werkgroepen
⮚ Er budget beschikbaar komt voor de uitvoering.
7. Communicatie
De communicatie vanuit de projectstructuur richt zich op communicatie over de regionale aanpak en het organiseren van kennismakingsbezoeken.
7.1 Communicatie regionale aanpak
Bij de communicatie over de regionale aanpak wordt onderscheid gemaakt tussen de externe en interne communicatie. De externe communicatie richt zich onder meer op de uitvoeringsorganisaties, de huidige financiers en regionale belangenorganisaties. Doel van de communicatie is het uitdragen van de strategische visie en de regionale aanpak. Centraal staat het verstrekken van informatie en het realiseren van draagvlak en commitment.
De interne communicatie richt zich op de 15 gemeenten. Doel is het verstrekken van informatie. Een eerste begin is hiervoor gemaakt met het verspreiden van de digitale 3D nieuwsflits.
Voor de communicatie over de regionale aanpak zal waar mogelijk en zinvol gebruik gemaakt worden van de sociale media. Denk bijvoorbeeld aan een 3DHR twitteraccount.
Gezien de omvang van het project wordt een communicatiemedewerker toegevoegd aan het projectteam. Als deze capaciteit niet door één van de gemeenten geleverd kan worden, wordt extern ingehuurd.
7.2 Kennismakingsbezoeken
De bekendheid met het nieuwe werkveld onder raadsleden, bestuurders en ambtenaren is nog beperkt. Er is grote behoefte aan kennismakingsbezoeken om een indruk te krijgen van de voorzieningen waarvan inwoners gebruik maken. Om te voorkomen dat organisaties van alle kanten benaderd worden zullen regionale kennismakingsbezoeken georganiseerd worden voor raadsleden, bestuurders en ambtenaren aan organisaties die bovenlokaal werken. Gedacht wordt aan circa 15 tot 20 werkbezoeken, geïnteresseerden kunnen zich hiervoor aanmelden. Van deze werkbezoeken zullen door de bezoekers zelf korte filmpjes gemaakt worden die na editing door een professional geschikt zijn voor presentaties. Zo komt de informatie breed beschikbaar.
Kees gaat twee dagen per week naar een speciaal kinderdag- centrum voor gehandicapten (KDC) en twee dagen naar een school voor zeer moeilijk lerende kinderen (ZML-school).
Voor de verzorging op school hebben de ouders van Xxxx iemand ingehuurd met een pgb. Hij helpt Xxxx bij het verschonen, bij het eten enzovoorts.
8. Financiering
Kostenraming 2012
Voor 2012 is een indicatieve kostenraming opgesteld. In de begroting is een verevening opgenomen voor de inzet van de trekkers van werkgroepen die geleverd worden door gemeenten. Bij een inzet van 400 uur of meer wordt de inzet gecompenseerd.
Voor de kostenraming is uitgegaan van de volgende bedragen. Inzet gemeente: € 50,- per uur
Inhuur externe expertise: € 90,- per uur (ex. BTW) Inhuur projectondersteuning: € 50,- per uur (ex. BTW)
Dit leidt voor 2012 tot de volgende begroting.
wat | kosten |
Trekkers werkgroepen | 120.000 |
Procesmanager | 50.000 |
Projectondersteuning (verslagen e.d) | 65.000 |
Inhuur externe expertise | 100.000 |
Communicatiemedewerker | 30.000 |
Communicatiemiddelen, werkbezoeken | 50.000 |
10% onvoorzien | 40.000 |
totaal | 455.000 |
Voor Jeugd is geen inhuur van externe expertise geraamd. Hiervoor is in 2012 budget beschikbaar binnen de RAS-middelen.
Voor de kosten van de communicatiemedewerker is gerekend met externe inhuur.
Kostendekking 2012
Voor de decentralisatie werk is in de periode 2012-2018 landelijk een bedrag van euro 400 miljoen euro beschikbaar voor de herstructurering van de sociale werkvoorziening. Voor de Holland Rijnland gemeenten zal dit in totaal neerkomen op een bedrag tussen de 8 en 12 miljoen euro. Dit bedrag is geoormerkt en kan niet voor de regionale samenwerking worden ingezet.
De gemeenten van Holland Rijnland -inclusief Boskoop- ontvangen in 2012 in totaal
€ 1.969.298 aan invoeringskosten voor Wmo en jeugd. De hier geraamde kosten bedragen 23,1 % van de invoeringskosten Wmo en jeugd die gemeenten in 2012 ontvangen. In bijlage V is een overzicht opgenomen van de invoeringskosten Wmo en Jeugd en de regionale projectkosten per gemeente.
Bijlage I Bestuursopdracht
Bestuursopdracht transities sociale agenda
Zoals vastgesteld in het pho Sociale Agenda 21 september 2011
Achtergrond
De drie grote transities op het terrein van werken, inkomen, zorg en jeugdzorg, die op de gemeenten aankomen zullen de komende jaren veel aandacht van de gemeenten in Holland Rijnland vragen. We staan nu aan het begin van dit traject. De vraag is hoe de gemeenten in Holland Rijnland hier gezamenlijk in gaan opereren.
Op 19 september jl. hebben de wethouders sociale agenda hier een eerste oriënterende bespreking over gehouden. De afspraak is gemaakt dat de opbrengst hiervan leidt tot een bestuursopdracht aan de gezamenlijke gemeentesecretarissen, die op het formele portefeuillehoudersoverleg sociale agenda van 21 september wordt vastgesteld. Onderhavig document bevat een voorstel voor deze bestuursopdracht.
Voorstel:
Onderstaand kader en opdracht vast te stellen.
Kader
De wethouders sociale agenda van Holland Rijnland constateren het volgende:
• Primair is dat de gemeenten zorg dragen voor een probleemloze overgang van zorg en voorzieningen van rijk naar gemeenten.
• Het gaat om een omvangrijke en voor een belangrijk deel voor alle gemeenten van Holland Rijnland gelijke operatie. Inzet is het behalen van efficiency winst door praktische samenwerking in het ambtelijke en bestuurlijke werk dat in de voorbereiding hierop moet worden verricht.
• Er is een grote inhoudelijke samenhang tussen de drie transities en tussen de transities en het bestaande takenpakket op het gebied van WMO en werken&inkomen van de gemeenten, inclusief de centrumgemeente taken van de gemeente Leiden.
• De drie transities bieden de kans om vanuit de invalshoek van de inwoners invulling te geven aan herontwerp van de betrokken gemeentelijk taken. Te denken valt hierbij aan principes als ontschotten, maatwerk, meer samenhang, ontzorgen.
De gemeenten van Holland Rijnland willen deze kans aangrijpen en starten met de ontwikkeling van een gezamenlijk gedragen samenhangende visie. De verantwoordelijke bestuurders ontwikkelen deze visie gezamenlijk en dragen deze uit.
• De 15 gemeenten ontwikkelen de visie in samenspraak met zorgvragers, zorgaanbieders en medefinanciers.
• De regionale samenwerking gaat uit van het principe dat optimaal gebruik moet worden gemaakt van de inzet en de ontwikkeling van de deskundigheid van de beleidsambtenaren van de 15 gemeenten.
• De 15 gemeentebesturen zijn en blijven ieder voor zich eindverantwoordelijk en hebben en nemen de eindregie, tenzij in de loop van het proces nadrukkelijk anders wordt besloten.
Opdracht
De portefeuillehouders sociale agenda van Holland Rijnland vragen de gezamenlijke gemeente- secretarissen om:
Een notitie op te stellen over de drie transities (AWBZ - Wet Werken naar Vermogen - Jeugdzorg) op het terrein van de sociale agenda.
De notitie omvat in ieder geval de volgende onderdelen:
1. Een strategische (ontwerp)visie op de Wat-vraag van de (extra) taken op het sociale domein waar
de gemeenten na invoering van de drie transities verantwoordelijk voor zijn, waarbij in ieder geval onderstaand uitgangspunt wordt gehanteerd:
· herontwerp/transformatie van het huidige
systeem; gemeentelijk beleid dat gebaseerd is op wat zij wil bereiken
2. Een (concept)idee voor een gezamenlijke lokale en regionale aanpak (de Hoe- vraag) op alle niveaus, waarbij in ieder geval onderstaande uitgangspunten worden gehanteerd:
· lokaal wat lokaal kan, subregionaal/regionaal/RDOG/Veiligheidsregio waar nodig
· aansluiting wordt gezocht bij bestaande manieren van samenwerking, zoals project ketenaanpak jeugd
· bouwen met eigen mensen vanuit aanwezige eigen expertise, niet laten doen door externe bureaus
4. Een planning in de tijd met aandacht voor de fasering van de verschillende transities.
5. Aandacht voor ophanden zijnde fusies, zoals Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude (harmonisatie van beleid en eventueel toetreden nieuwe gemeente).
6. Aandacht voor de rol van zorgvragers, zorgaanbieders en medefinanciers.
Dit tijdig gereed te hebben ter bespreking in het portefeuillehouderoverleg van 15 februari 2012.
Bijlage II Doelgroepen
Het overzicht geeft een indruk van de verschillende hulpvragen waar gemeenten als gevolg van de decentralisaties mee te maken krijgen. Opzet is vanuit een nieuw perspectief naar deze vragen te kijken en niet vanuit bestaande (wettelijke) kaders. Het netwerk van de hulpvrager wordt dus nadrukkelijk meegenomen. De hulpvragen
Doelgroepen zijn onderscheiden op basis van drie criteria:
• Levensfase: jeugdigen, volwassenen en ouderen. De ondersteuningsvraag van jeugdigen en hun opvoeders is anders dan van bijvoorbeeld ouderen of alleenstaande volwassenen
• Type beperking: voor zover dit relevant is voor de ondersteuningsvraag
• Mate van de beperking: van licht tot zwaar. Bij een lichte beperking kan iemand nog goed functioneren en zelfredzaam zijn, bij een zware beperking kan intensieve ondersteuning nodig zijn. Overigens kan bij een lichte beperking langdurige begeleiding nodig zijn om te kunnen participeren.
Het schema geeft aan, welke doelgroepen met meerdere regelingen te maken krijgen en waar dus de overlap tussen de drie decentralisaties uit bestaat.
De doelgroepen die te onderscheiden zijn binnen de decentralisatie ‘werk’ overlappen deels met andere doelgroepen. Vanwege de herkenbaarheid is toch gekozen deze doelgroepen afzonderlijk te benoemen. Er is gekozen voor een indeling die aansluit bij de Wwnv.
De indeling is een eerste aanzet die voorlopig gehanteerd wordt. Vanuit de diverse werkgroepen zal materiaal komen voor een betere indeling, met name vanuit de werkgroep Vraag en aanbod. Overigens is een indeling in doelgroepen geen doel op zich. Het is slechts bedoeld om een beeld te krijgen van de ondersteuningsbehoefte van inwoners en mogelijke vragen om hulp aan de gemeente.
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse,
Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Doelgroep | Doelgroep beschrijving | 3D’s | Aantallen | |||
Werk | Wmo | Jeugd | Krijgt ondersteuning | In totale groep | ||
Gezinnen met opgroei- en opvoedproblemen | Hierbij gaat het om gezinnen waarbij opvoed- en opgroeiproblematiek in het gezin speelt. Dit kan van alles zijn, opvoedvragen en -problemen spelen in veel gezinnen. De range gaat van simpele opvoedvragen, via opvoedingsspanning en opvoedingscrisis naar opvoedingsnood. Door vroege, laagdrempelige opvoedondersteuning kan ernstiger problematiek worden voorkomen. Kinderen die opgroeien in één-oudergezinnen en allochtone gezinnen hebben meer risico om met de jeugdzorg in aanraking te komen. Er kan sprake zijn van andere soorten problematiek als psychiatrische (Geestelijke Gezondheids zorg (ggz)) en/of licht verstandelijk beperkte (lvb)-problematiek. | X | X | X | Cliënten Cardea: 2270 Cliënten Horizon: 252 | |
Licht verstandelijk beperkte jongeren en hun ouders | De verstandelijke handicap is een combinatie van een beperking in het intellectueel functioneren (het Intelligentie Quotiënt (IQ)) en de beperkte sociale redzaamheid. In de Nederlandse praktijk wordt in de huidige situatie wat betref lvb-jongeren uitgegaan van een onder- en bovengrens van het IQ van 50 respectievelijk 85. Een lichte verstandelijke beperking gaat relatief vaak samen met bijkomende problemen zoals leer- , psychiatrische- en medische problematiek en problemen in de sociale context, hetgeen niet zelden leidt tot gedragsproblemen. Problemen die jeugdigen met een verstandelijke beperking ondervinden zijn: verminderd vermogen tot besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, sociaal-emotionele problematiek en problemen met integratie in de samenleving en de sociale participatie. Met begeleiding kunnen deze jeugdigen redelijk goed functioneren, (speciaal) onderwijs volgen, een eigen leven opbouwen in een thuissituatie. | X | X | X | 648 jeugdigen en/of hun ouders hebben een CIZ indicatie voor begeleiding uit AWBZ. Op landelijk niveau blijkt dat gemiddeld 10% van de afgegeven indicaties niet wordt verzilverd. 13 | IQ xxxxxx 00 - 00 XX: ca 450.000 kinderen HR: ca 13.500 kinderen (gemiddeld 3% van het totaal aantal kinderen) IQ xxxxxx 00 - 00 XX: ca 11.250 kinderen (gemiddeld 2,5 % van het totaal) HR: ca. 340 kinderen (gemiddeld 2,5% van aantal kinderen in HR) IQ xxxxxx 00 - 00 XX: ca 60.750 (gemiddeld 13,5% van |
13 Bron: marktscan extramurale AWBZ (Nederlandse zorgautoriteit), weergave van de markt 2008 – 2010 (mei 2011)
Samenwerkingsorgaan Holland Rijnland Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxx
Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx
Telefoon (000) 000 00 00
xxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xxx xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx BNG 00.00.00.000
het totaal) HR: ca 1.820 kinderen (gemiddeld 13,5% van aantal kinderen in HR)14 IQ < 50 NL: ca. 4.500 kinderen (gemiddeld 1% van het totaal) HR: ca 135 kinderen (gemiddeld 1% van aantal kinderen in HR) Bijkomende problemen als gevolg beperkte sociale redzaamheid NL: ca 250.000 kinderen HR: ca 7500 kinderen Ernstige meervoudige problematiek NL: ca 40.000 HR: ca 120015 | ||||||
Jeugdigen met een verstandelijke beperking en hun ouders | Het gaat hier om jeugdigen met (zeer ernstige) verstandelijke beperkingen en blijvende zwaarwegende gedragsproblematiek. Als gevolg van hun beperkingen kunnen ze niet deelnemen aan gewoon of speciaal onderwijs. In de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) krijgen deze jeugdigen veelal dagbesteding/dagprogramma. Onder deze categorie vallen: 1. kinderen met zeer ernstige verstandelijke beperking (cognitieve ontwikkelingsleeftijd is kleiner dan 1 jaar; sociaal-emotioneel 0- 6 maanden) en blijvende, zwaarwegende gedragsproblematiek: 2. kinderen met matige tot ernstige verstandelijke beperking (cognitieve ontwikkelingsleeftijd tussen 1-4 jaar; sociaal-emotioneel niveau is lager) én blijvende, zwaarwegende gedragsproblematiek en andere uiteenlopende vormen van extreem | X | X | 715 jeugdigen van 0-23 jr in HR hebben een indicatie begeleiding met de grondslag verstandelijke handicap |
14 Bron: xxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx-xxx.xx/xx/Xxxxxxxxxxxxx/Xxxxxx/xxx/Xxxxxxxxx/xxxxx-xxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxx-xxxxxxxxx.xxxx#Xxxxxxxxxxx
15 Bron: VOBC LVG, ‘Op het eerste oog heel gewoon’, augustus 2011. Aanname extrapol atie Nederland naar Holland Rijnland: In Holland Rijnland woont 3% van de bevolking van Nederland.
aandachtvragend gedrag. | ||||||
Jeugdigen met lichte psychische/ psychiatrische problematiek en hun ouders | Bij deze jeugdigen gaat het met name om leer- en gedragsstoornissen waar jongeren bij gerichte behandeling op termijn goed deel kunnen nemen aan de samenleving. Deze jongeren en ouders kunnen rechtstreeks terecht bij de huisarts en eerstelijns psycholoog. | X | X | X | ||
Jeugdigen met zware psychische/ psychiatrische problematiek en hun ouders | Jeugdigen met psychische/psychiatrische problematiek hebben te maken met (een combinatie van) problemen als angst- en dwangstoornissen, autismespectrum stoornissen, eetstoornissen, Attention Deficit Hyperactivity Disorder (ADHD), Oppositional Defiant Disorder (ODD) en overige gedragsstoornissen, Xxxxxx de la Tourette, hechtingsstoornissen, psychotische stoornissen en depressies. Van de kinderen en jeugdigen in Nederland (ruim 4,5 miljoen) hebben er circa 225.000 psychische problemen die zodanig ernstig zijn dat ze gepaard gaan met een verstoorde ontwikkeling en/of duidelijk disfunctioneren in het dagelijks leven. Ongeveer twee derde van deze groep komt jaarlijks in aanraking met de jeugd gezondheidszorg (jeugdggz). Eenderde is niet in zorg bij de jeugdggz. Het is daarbij bekend dat in de praktijk jongeren van allochtone afkomst en kinderen uit multiprobleemgezinnen nog ondervertegenwoordigd zijn. De meeste kinderen die voor het eerst worden verwezen naar de jeugdggz zijn onder de 12 jaar. | X | X | X | GGZ Rivierduinen Kinderen en Jeugd: 2265 kinderen tot en met 18 jaar (1,9%). (juni 2009) 16 967 jeugdigen en/of hun ouders hebben een indicatie voor begeleiding uit de AWBZ ontvangen van xxx-xxx 2011. | 5% van totaal aantal kinderen tot en met 23 jaar: voor Xxxxxxx Xxxxxxxx 0000 jeugdigen tot en met 17 jaar |
Jeugdigen met een fysieke beperking en hun ouders | Het gaat hier om jeugdigen met de volgende beperkingen: 1. Lichamelijke beperkingen a. Lichte lichamelijke beperkingen: jeugdigen kunnen, met aanpassingen, goed thuis wonen en met hun beperking om leren gaan (ook hun ouders). b. Matige tot zware lichamelijke beperkingen: Maatschappelijke integratie is met veel begeleiding mogelijk, afhankelijk van de zwaarte van de beperking. 2. Zintuiglijke beperkingen, bestaande uit auditieve en visuele beperkingen 3. Somatische beperkingen Het gaat hier om jeugdigen met een chronische ziekte. De ziekte heeft over het algemeen geen invloed op het IQ maar beperkt jeugdigen in hun doen en laten. | X | X | X | 104 jeugdigen van 0-23 jr in HR hebben een indicatie begeleiding met de grondslag lichamelijke handicap 32 jeugdigen van 0-23 jr in HR hebben een indicatie begeleiding met de grondslag somatische ziekte 24 jeugdigen van 0-23 jaar in HR hebben een indicatie begeleiding met de grondslag |
16 GGZ Rivierduinen Kinderen en jeugd is een grote aanbieder maar niet de enige. Andere cijfers zijn (nog) niet bekend.
zintuiglijke handicap | ||||||
Jongeren met crimineel gedrag of een risico en hun ouders | Jongeren met crimineel gedrag of jongeren die als gevolg van verschillende problemen een groter risico lopen om crimineel gedrag te vertonen. Er zijn diverse groepen criminele jongeren te benoemen (first offenders, licht-criminelen en profs). Deze jongeren kenmerken zich door probleemgedrag, overlast, spijbelen of geen werk hebben en soms druggebruik. Daarnaast is er vaak sprake van gezinsproblematiek. Uit onderzoek blijkt dat van de jongeren die meedoen aan de Amsterdamse interventie voor risicojongeren ‘8 tot 8’ 63% psychiatrische problematiek heeft, 23% zwakbegaafd is en er bij 37,5% van de jongeren sprake is van huiselijk geweld.17 | X | X | Jeugdreclassering 532 Halt: 136 politieverwijzingen per 10.000 jongeren van 12 – 17 jaar in Hollands Midden18 | ||
Jeugdigen en volwassenen die in ongezonde of onveilige situaties leven | Jeugdigen die in ongezonde en/of onveilige situaties leven hebben zorg nodig. Oorzaken en gevolgen lopen vaak door elkaar: verslaving, vervuiling, schulden, huisvestingsproblemen (dakloosheid), huiselijk geweld, eergerelateerd geweld. Samenloop met psychiatrische problematiek komt vaak voor en wegvallen van sociaal netwerk kan een rol spelen bij het ontstaan ervan. Deze groep kan overlast geven in de buurt. Zorgmijden komt bij deze groep geregeld voor. Soms moet de overheid naast zorg ook bescherming geven aan volwassenen. Voorbeelden zijn een huisverbod voor de dader van huiselijk geweld of het afgeven van een BOPZ- machtiging voor mensen die een gevaar voor zichzelf of hun omgeving vormen. Leven jeugdigen in deze ongezonde en/of onveilige situaties, dan heeft de overheid een extra taak in de bescherming van deze jeugdigen. De situatie kan zo ernstig zijn dat een rechterlijke maatregel opgelegd moet worden en het gezin onder toezicht komt of het kind uit huis moet worden geplaatst. Binnen het gezin kan gedacht worden aan huiselijk geweld, kindermishandeling, vervuiling, onbekwaamheid van ouders door verstandelijke, psychische of verslavingsproblematiek. Buiten het gezin kan gedacht worden aan loverboys. | X | X | X | - Onderzoeken Advies en Meldpunt Kindermishandeling (AMK): 988 - Jeugdbescherming: 1058 - Bureau Kwaliteit Kinderopvang (BKK): 109 gezinnen19 - Gesloten jeugdzorg: 2 (bij Horizon, verder onbekend) -Huisverboden: 6620 -Kindspoor: 526 meldingen, met 1003 kinderen (regio HollandsMidden)21 |
17 Uit: DSP-groep, X. Broeders en B. van Dijk: Cumulatieve effecten van bezuinigingen voor jeugdigen in de gemeente Amsterdam, juni 2011.
18 Uit: Jaarbericht Halt-sector 2010
19 Uit: Xxxxxxxxxxx 0000, XXX Hollands Midden, Bkk = Basiszorgcoördinatie Kwetsbare Kinderen
20 Uit: Xxxxxxxxxxx 0000, XXX Hollands Midden. In 90% was samenloop met strafrecht, in 70% met middelengebruik, m.n. alcohol.
21 Uit: Xxxxxxxxxxx 0000, XXX Hollands Midden.
- Kinderen die niet thuis wonen22: 443 (excl. ggz en lvb) | ||||||
Xxxxxxxxxxx & ouderen met een lichte verstandelijke beperking | Problemen die mensen met een verstandelijke beperking ondervinden zijn: 1) verminderd vermogen tot zelfregelen, dagelijkse bezigheden regelen, besluiten nemen, plannen en uitvoeren van taken, beheerszaken regelen, communicatie, sociale relaties, organisatie van de huishouding) 2) sociaal-emotionele problematiek (lastig kunnen spreken over emoties) en 3) problemen met integratie in de samenleving en de sociale participatie. Met een kleine hoeveelheid begeleiding kunnen deze mensen redelijk goed functioneren, (speciaal) onderwijs volgen en een eigen leven opbouwen in een thuissituatie. | X | X | X | 913 met begeleiding, 18 jaar en ouder, op 1 januari 2011 (indien ouder van minderjarige kinde- ren) | |
Volwassenen & ouderen met een verstandelijke beperking | Het gaat hier om mensen met (zeer ernstige) verstandelijke beperkingen en blijvende zwaarwegende gedragsproblematiek. Als gevolg van hun beperkingen hebben ze niet deel kunnen nemen aan onderwijs. Onder deze categorie vallen: 1. mensen met zeer ernstige verstandelijke beperking en blijvende, zwaarwegende gedragsproblematiek: 2. mensen met matige tot ernstige verstandelijke beperking én blijvende, zwaarwegende gedragsproblematiek en andere uiteenlopende vormen van extreem aandachtvragend gedrag. | X | X | |||
Volwassenen & ouderen met xxxxxx en zware psychische/psychiatris che problematiek | Het gaat hier om volwassenen die door hun psychiatrische problematiek beperkt worden in hun sociale contacten op het gebied van familie & vrienden, werk, andere sociale contacten (bijv. ook het opvoeden van kinderen). Problematiek is zeer divers en verschilt ook in vorm. Sommigen zijn redelijk stabiel, anderen hebben veel last van terugvallen en/of crises. Professionele begeleiding gericht op deze groep en ook zelf op het type stoornis is essentieel om ondersteuning effectief te laten zijn. Het gaat vaak om thuisbegeleiding. Daarnaast is er een inloopfunctie (DAC). Specifieke groep in deze categorie is de Openbare Geestelijke Gezondheidszorg-doelgroep (OGGZ-doelgroep), die hier met name bestaat uit dak- en thuislozen met verslavingsproblematiek en psychiatrische problematiek. Vaak is er sprake van AWBZ- behandeling in combinatie met begeleiding bij thuis wonen. | X | X | X | 1334 met begeleiding, 18 jaar en ouder, op 1 januari 2011 (basisrapportage CIZ) (indien ouder van minderjarige kinde- ren) |
22 Kinderen die niet thuis wonen: 232 (residentieel Cardea) + 38 (residentieel en projectgezinnen Horizon) + 163 (pleegzorg, Horizon) + 10 (adoptie, Horizon) (zie Pleio)
Volwassenen & ouderen met een fysieke beperking | Het gaat hier om mensen met de volgende beperkingen: 1. Lichamelijke beperkingen a. Lichte lichamelijke beperkingen b. Matige tot zware lichamelijke beperkingen 2. Zintuiglijke beperkingen 3. Somatische beperkingen Mensen met een chronische ziekte. De ziekte heeft over het algemeen geen invloed op het verstandelijk vermogen, maar leidt meer tot fysieke beperkingen. Begeleiding wordt vaak geboden in combinatie met (specialistische) medische zorg, vaak vanuit de AWBZ (functie verpleging, benhandeling en/of persoonlijke verzorging). Hoeveelheid begeleiding verschilt sterk. | X | X | X | Gegevens uit basis- rapportage CIZ: Zintuiglijk gehandicapt met begeleiding op 1 januari 2011: 117 Lichamelijk gehandicapt met begeleiding op 1 januari 2011: 464 0-64 jr. somatische aandoening met begeleiding op 1 januari 2011: 000 00-00 jr. somatische aandoening met begeleiding op 1 januari 2011: 173 75+ jr. somatische aandoening met begeleiding op 1 januari 2011: 454 | |
Xxxxxxx met progressieve ziekten | Het gaat hier met name om ouderen met Alzheimer. Kenmerk hierbij is dat het gaat om een progressieve ziekte. Van een mogelijkheid tot meer participatie in de samenleving door begeleiding is geen sprake. Er is steeds minder participatie en zelfredzaamheid. | X | 401 met begeleiding, 65 jaar en ouder op 1 januari 2011 | |||
Volwassenen zonder arbeidsvermogen Wet | Toekomstige populatie onder de WWNV die geacht worden geen arbeidsvermogen te hebben.23 Het gaat om personen die door zorgproblematiek geen arbeidsvermogen hebben | X | X | Totaal aantal Wajong uitkeringen in HR: |
23 Een groep Wajong blijft buiten de Wet Werken Naar Vermogen. Een groot deel van de Wajong-gebruikers heeft een psychische of verstandelijke handicap. Het gros heeft een laag IQ (50 – 85). In de meerderheid zijn het jongens. Uit onderzoek blijkt dat zo'n 40% van de instromers in de Wajong uit de jeugd-lvg komt en zo'n 50% uit het speciaal onderwijs. Deze doelgroep blijft verantwoordelijkheid UWV
Werken Naar Vermogen (WWNV) | en die niet op korte termijn kunnen re-integreren. Dit zijn bijvoorbeeld zwaar verslaafde mensen met psychische problematiek. | 6.156 Totaal aantal WWB uitkeringen in HR (inclusief de wet Wij) 6.184 Totaal aantal WSW indicaties in HR 2.548 24 Totaal aantal HR: 14.888 | ||||
Volwassenen die beschut werk nodig hebben | Dit zijn mensen die minder verdienvermogen hebben dan 20% van het minimumloon, gedacht kan worden aan mensen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperkingen of mensen met een psychiatrische beperking. De huidige medewerkers van de SW bedrijven en zij die nu op de wachtlijst staan voor een plek op de SW behouden hun indicatie voor beschut werk. | X | X | |||
Volwassenen die in WWNV 20-80% Van het minimumloon Kunnen verdienen | Toekomstige populatie onder de Wet Werken Naar Vermogen (WWNV) die over een mate van loonwaarde beschikt. Dit zijn mensen die in staat zijn meer dan 20% van het minimumloon te verdienen. Voor deze doelgroep kan het instrument loondispensatie worden ingezet. In deze groep kan onderscheid gemaakt worden tussen mensen die in staat zijn tussen 20 en 40% van het minimumloon te verdienen en mensen die in staat zijn tussen de 40- en 80% van het minimumloon te verdienen. De eerste groep zal meer aangewezen zijn op zorg. Hieronder vallen ook alle medewerkers en wachtlijstcliënten met een Wet sociale werkvoorziening (Wsw) indicatieaanvraag van voor 15 mei 2011 die op locatie of via detachering buiten de Sociale Werkplaats (SW) aan het werk kunnen en in staat zijn tussen de 20 en 80% van het minimumloon kunnen verdienen. | X | ||||
Volwassenen die in WWNV 80% of meer van het minimumloon Kunnen verdienen | Doelgroep met kortste weg naar arbeidsmarkt. Duurzame en volledige uitstroom naar regulier werk is mogelijk. Dit zijn mensen die in staat zijn meer dan 80% van het minimumloon te verdienen. Hieronder vallen ook alle medewerkers en wachtlijstcliënten ,en een Wsw indicatieaanvraag van voor 15 mei 2011 die op locatie of via detachering buiten de SW aan het werken een loonwaarde hebben van meer dan 80%. | X |
24 Tympaaninstituut: Sociale Index: Ontwikkelingen aan de onderkant van de arbeidsmarkt in de RAS-regio Holland Rijnland, uitgave april 2011, wsw-gegevens: juni 0000
Xx Xxxxxxx Xxxxxxxx werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse,
Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
erkingsorgaan Holland Rijnland info@hollandrijnland.
xxxxx 0, 0000 XX Xxxxxx xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.
000, 0000 XX Xxxxxx BNG 28.51.13.9
n (000) 000 00 00
Samenw Schutter Postbus Telefoo
Bijlage III Portretten
Xxxxxx en Nourdin, multiprobleemgezin
Xxxxxx is 36 jaar en woont samen met Xxxxxxx. Xxxxxx is licht verstandelijk beperkt (IQ 72) en heeft angststoornissen met psychotische periodes. Xxxxxxx is ook bekend met angststoor- nissen en depressies en is onder behandeling bij de GGZ. Xxxxxx en Xxxxxxx hebben twee zonen van 8 en 12 jaar.
Het gezin heeft problemen om alles goed te regelen. Xxxxxx en Xxxxxxx vinden het lastig om het huishouden te structureren, de financiën op orde te houden en de kinderen op te voeden. De problemen bij Xxxxxx en Xxxxxxx hebben effect op de kinderen. Daarom wordt het gezin ondersteund door hulpverlening vanuit de Jeugdzorg. Xxxxxxxxx geeft aan het lastig te vinden om te gaan met Xxxxxx en Xxxxxxx, omdat zij soms primair reageren.
Wanneer ze zin hebben in een sigaret, lopen ze weg uit het gesprek.
Xxxxxx en Xxxxxxx zijn uit huis gezet vanwege een grote huurachterstand. Ze wonen nu bij de ouders van Xxxxxxx. Ze leven als één gezin. Het is van groot belang dat Xxxxxx en Xxxxxxx een stabiele en goede woonsituatie hebben voor de opvoeding en ontwikkeling van de kinderen.
Voor de familie is de (psychische) problematiek moeilijk begrijpbaar. Xxxxxx heeft weinig contact met haar eigen familieleden. Haar moeder is overleden en haar vader verblijft in een verzorgingshuis. Xxxxxx en Xxxxxxx hebben wel enkele vrienden. Zij bieden soms hulp in de opvang van de kinderen en ook ondersteuning in het huishouden.
De oudste zoon gaat inmiddels naar het praktijkonderwijs en zit in de eerste klas. Hij heeft een achterstand in zijn ontwikkeling. De verwachting is niet dat hij het over een paar jaar (volledig) redt op de reguliere arbeidsmarkt. De jongste zoon zit op het regulier onderwijs. De inschatting is dat hij extra ondersteuning nodig heeft op de basisschool om dit vol te kunnen houden, en niet verwezen te worden naar het speciaal onderwijs.
Xxxxxx heeft geen opleiding afgerond. Xxxxxx en Xxxxxxx hadden bij aanvang van hulpverlening geen van beide een inkomen en wisten eveneens de weg niet binnen het sociaal stelsel. Er is voor Bianca een Wajong-uitkering aangevraagd en deze is toegekend. Op dit moment behoort arbeid niet tot de mogelijkheden. Xxxxxxx zat in de WW, maar deze periode is nu afgelopen. Hij beschikt niet over een inkomen. Xxxxxx ontvangt een toeslag op haar Wajong om aan de bijstandsnorm te komen. Mogelijk heeft Xxxxxxx ook recht op Wajong. Er spelen ook bij hem verschillende problemen op psychisch gebied vanuit zijn jeugd. Zijn aanvraag Wajong is in behandeling.
Xxxxxx en Xxxxxxx krijgen de volgende ondersteuning:
- Begeleiding Individueel, klasse 2 (2-3,9 uur per week): voor planning, motivatie en netwerkversterking
- Uitkering Wajong
- Vrijwillige jeugdzorg
net net 92
- Mantelzorg: opvang kinderen en hulp in huis
(Bron: verslag Rondetafelgesprekken. Verdieping cumulatie maatregelen. Bureau HHM. oktober 2011. Foto uit andere bron)
Xxxxxx, een vrouw met psychogeriatrische problemen
Xxxxxx is een vrouw van 85 jaar. Samen met haar man bekleedde zij een belangrijke functie in de dorpsgemeenschap. Twintig jaar heeft zij volksdanslessen en gymnastieklessen voor ouderen verzorgd. Het zijn voor haar nog steeds levendige herinneringen. Zij woont nu in een aanleunwoning, maar maakte tot voor kort weinig gebruik van de voorzieningen die het nabijgelegen verzorgingshuis biedt. Xxxxxx xxxx zelf in de auto overal naar toe en had een druk sociaal leven.
Zes maanden geleden is ze van de trap gevallen. Xxxxxxxx heeft zij niets gebroken, maar ze is sindsdien wel helemaal gedesoriënteerd. Vanuit het verzorgingshuis wordt tijdelijk volledige 24 uurs-zorg geboden op grond van een AWBZ-indicatie: Verblijf tijdelijk.
Sinds twee maanden is duidelijk dat Xxxxxx niet meer de oude zal worden; het vermogen om zelfstandig haar leven te regisseren is ze kwijt. Geregeld denkt ze dat zij de moeder is van zeven kinderen die straks allemaal thuis komen. Dan slaat zij boodschappen in omdat ze ‘vanavond toch allemaal moeten eten’. Heden en verleden lopen bij haar steeds meer door elkaar. Omdat zij in een aanleunwoning bij het verzorgingshuis woont, kan de noodzakelijke, dagelijkse zorg vanuit het verzorgingshuis worden geboden. Zij krijgt ondersteuning bij opstaan, douchen, aankleden, medicatie en eten. ’s Avonds wordt zij geholpen bij het uitkleden en naar bed gaan.
Sinds haar val is ze niet meer in staat om zelf invulling aan haar dagen te geven. Het verzorgingshuis heeft samen met haar kinderen een indicatie aangevraagd voor Begeleiding Groep. Nu gaat zij dagelijks naar de dagopvang. Zelf denkt ze dat zij daar als begeleidster voor volksdansen en gymnastiek wordt ingeschakeld; zij geniet er van om elke dag met ‘zo’n belangrijk taak’ onder de mensen te zijn. Het kan gebeuren dat een van de kinderen op bezoek komt en Xxxxxx zegt: ‘Nee, ik heb nu geen tijd want ik moet nog gymles geven.’ Voor haar zelf zijn de mooiste dagen als zij denkt dat zij met een groep ouderen een dag op stap is geweest. Aan het einde van zo’n dag neemt ze afscheid met een speech, waarin zij de leiding bedankt voor het geweldige uitstapje dat zij die dag hebben gemaakt.
De huidige zorgverlening is toereikend tot het moment dat zij ook ’s avonds en ’s nachts voortdurend toezicht en zorg nodig heeft.
Xxxxxx krijgt de volgende ondersteuning:
- Persoonlijke Verzorging, klasse 4: blijft AWBZ
- Verpleging, klasse 1: blijft AWBZ
- Begeleiding Groep, klasse 9 (meer dan 25 uur per week): de dagopvang
- Wmo hulp bij het huishouden
‘Op eigen kracht’. Strategische visie en plan van aanpak 3D Holland Rijnland 51
- Wmo collectief vervoer
- Mantelzorg: financiële administratie, regelzaken en hulp bij grote aankopen, zoals kleding.
(Bron: Wie is de cliënt? Begeleiding Individueel en Begeleiding Groep van AWBZ naar Wmo. CIZ januari 2011 Foto uit andere bron)
Xxxxxx, een jongen met een psychiatrische aandoening en gedragsstoornissen
Xxxxxx is 10 jaar en woont bij zijn moeder. Xxxxxx heeft een psychiatrische aandoening en gedragsstoornis. Xxxxxx heeft hulp, toezicht en sturing nodig bij zijn gedrag. Hij luistert slecht, is brutaal, kan gaan schelden en laat dit gemakkelijk omzetten in vechten. Als
iemand Xxxxxx bijvoorbeeld aanraakt, gaat hij vechten, er zit dan geen stop op. Ook kan Xxxxxx niet goed omgaan met straf en onverwachte situaties. Hij wordt dan manipulatief, gaat liegen en wordt boos of agressief. Dit speelt zich zowel thuis af, als op school, als in de vrije tijd.
Xxxxxx woont met zijn moeder. Zijn broertjes zijn (nog) niet gediagnosticeerd. De moeder van Xxxxxx heeft een nieuwe vriend die parttime aanwezig is. Hij woont (nog) niet bij hun in huis. Als moeders vriend Xxxxxx wil corrigeren in zijn gedrag, ontstaan er regelmatig problemen en ruzie.
Xxxxxx zit op voetbal. Daar heeft hij een aantal vriendjes. Er is wel contact met familie of vrienden, maar de moeder van Xxxxxx heeft haar handen vol aan haar zoons, waardoor ze weinig tijd en energie heeft om een sociaal netwerk op te bouwen dan wel te onderhouden. De moeder van Xxxxxx heeft veel problemen. Ze heeft psychische problemen vanuit een zeer belast verleden. Wegens haar psychische problemen heeft ze een ontheffing voor werken.
Haar draagkracht is laag. Ze wordt overbelast door de problemen van Xxxxxx. Daarnaast vergen de andere kinderen veel aandacht. De vriend van moeder is niet altijd aanwezig. Hij heeft dan ook weinig invloed op Xxxxxx. De financiële draagkracht van het gezin is laag.
Xxxxxx zit op regulier onderwijs, hij zit in groep 6. Op school maakt hij gebruik van een rugzakje, waardoor hij zich kan handhaven op het regulier onderwijs. Dit is ook nodig omdat Xxxxxx qua niveau voldoende capaciteit heeft om het regulier onderwijs aan te kunnen.
Xxxxxx en zijn gezin krijgen de volgende ondersteuning:
- Begeleiding Individueel, klasse 2 (2-3,9 uur per week): PGB
- Begeleiding Groep klasse 1( 0-1,9 uur per week): PGB voor naschoolse dagbehandeling
- Verblijf tijdelijk, klasse 1: logeerhuis 1x per maand, in de vakanties langer
- Jeugdzorg: aanvraag Intensieve Ambulante Gezinsbehandeling (IAG): gericht op gedragsproblemen Lucian
- Onderwijs: rugzakje
(Bron: verslag Rondetafelgesprekken. Verdieping cumulatie maatregelen. Bureau HHM. oktober 2011 Foto uit andere bron)
Kees, een 10-jarige jongen met een ernstige meervoudige beperking
Xxxx is 10 jaar en woont samen met zijn zusje bij zijn ouders. Kees heeft een ernstige meervoudige beperking. Hij heeft een ontwikkelingsleeftijd van een kind van 1 jaar. Soms reageert Xxxx erg impulsief en kan hij zich moeilijk uiten. Xxxx heeft ook lichamelijke beperkingen, hij zit in een rolstoel. Hij moet
geholpen worden met aan- en uitkleden, heeft volledige verzorging nodig en is incontinent. Kees is volledig afhankelijk van derden.
De ouders van Xxxx werken allebei vier dagen. Drie dagen in de week is er ’s middags een begeleider voor Xxxx totdat zijn ouders thuis zijn. Deze begeleiders zijn twee studenten pedagogiek die elkaar afwisselen. Kees gaat eens per maand een weekend naar een logeerhuis. De ouders van Xxxx zijn vaak erg intensief met hem bezig, en hebben soms de behoefte om een deel van de taken uit handen te geven. Hiermee creëren zij ‘lucht’ om de zorg langer vol te houden. Soms schakelen de ouders van Xxxx familie of vrienden in, om tijdelijk te helpen bij de zorg voor Xxxx. Ook waarderen de ouders van Xxxx de hulp en tips van professionele hulpverleners, waardoor zij beter voor Kees kunnen zorgen.
Kees gaat twee dagen per week naar een speciaal kinderdagcentrum voor gehandicapten (KDC) en twee dagen per week naar een ZML-school. Voor de verzorging op school huren de ouders van Xxxx iemand in met een PGB. Deze persoon helpt Xxxx bij het verschonen, bij het eten, enzovoorts.
Kees en zijn gezin krijgen de volgende ondersteuning:
- Begeleiding Individueel, klasse 6 (13-15,9 uur per week): met een pgb de studenten pedagogiek
- Begeleiding Groep, 6 dagdelen per week: het Kinderdagcentrum
- Persoonlijke verzorging, klasse 4 (blijft AWBZ, pgb wordt afgeschaft)
- Tijdelijk verblijf: het logeerhuis
- Vervoer naar het Kinderdagcentrum en ZML-school
(Bron: verslag Rondetafelgesprekken. Verdieping cumulatie maatregelen. Bureau HHM. oktober 2011. Foto uit andere bron)
Bijlage IV Tijdlijn invoering en regionale aanpak
Tijdlijn invoering 3D’s 0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxx
Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx
Telefoon (000) 000 00 00
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse,
Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
xxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xxx xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx BNG 00.00.00.000
Tijdlijn invoering 3D’s 2013-2015
Tijdlijn regionale aanpak 3D 2011-2012
In Holland Rijnland werken samen: Alphen aan den Rijn, Hillegom, Kaag en Braassem, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse,
Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Rijnwoude, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude.
Bijlage V Invoeringskosten 2012 en 2013 en regionale projectkosten 2012
aantal inwoners 2011 | Wmo 2012 * | jeugd 2012 ** | totaal 2012 | Wmo 2013 * | jeugd 2013 *** | totaal 2013 | totaal 2012 en 2013 | regionale projectkosten 0000 | |||||
Xxxxxx xx Xxxx | 72.674 | 183.260 | 40.642 | 223.902 | 123.153 | 121.926 | 245.079 | 468.981 | 51.721 | ||||
Boskoop | 15.045 | 60.562 | 15.555 | 76.117 | 40.670 | 46.665 | 87.335 | 163.452 | 17.583 | ||||
Hillegom | 20.622 | 72.436 | 16.746 | 89.182 | 48.652 | 50.238 | 98.890 | 188.072 | 20.601 | ||||
Kaag en Braassem | 25.746 | 83.346 | 19.641 | 102.987 | 55.986 | 58.923 | 114.909 | 217.896 | 23.790 | ||||
Katwijk | 61.999 | 160.532 | 37.582 | 198.114 | 107.874 | 112.746 | 220.620 | 418.734 | 45.764 | ||||
Leiden | 117.916 | 279.585 | 49.731 | 329.316 | 187.907 | 149.193 | 337.100 | 666.416 | 76.072 | ||||
Leiderdorp | 26.597 | 85.157 | 19.942 | 105.099 | 57.204 | 59.826 | 117.030 | 222.129 | 24.278 | ||||
Lisse | 22.680 | 76.818 | 17.866 | 94.684 | 51.598 | 53.598 | 105.196 | 199.880 | 21.872 | ||||
Nieuwkoop | 26.988 | 85.990 | 20.302 | 106.292 | 57.764 | 60.906 | 118.670 | 224.962 | 24.553 | ||||
Noordwijk | 25.423 | 82.658 | 17.991 | 100.649 | 55.524 | 53.973 | 109.497 | 210.146 | 23.250 | ||||
Noordwijkerhout | 15.599 | 61.742 | 14.865 | 76.607 | 41.463 | 44.595 | 86.058 | 162.665 | 17.696 | ||||
Oegstgeest | 22.768 | 77.005 | 18.711 | 95.716 | 51.724 | 56.133 | 107.857 | 203.573 | 22.110 | ||||
Xxxxxxxxx | 18.465 | 67.844 | 16.646 | 84.490 | 45.565 | 49.938 | 95.503 | 179.993 | 19.517 | ||||
Teylingen | 35.813 | 104.779 | 25.237 | 130.016 | 70.395 | 75.711 | 146.106 | 276.122 | 30.034 | ||||
Voorschoten | 23.865 | 79.341 | 19.103 | 98.444 | 53.294 | 57.309 | 110.603 | 209.047 | 22.741 | ||||
Zoeterwoude | 8.133 | 45.846 | 11.837 | 57.683 | 30.777 | 35.511 | 66.288 | 123.971 | 13.325 | ||||
totaal | 540.333 | 1.606.901 | 362.397 | 1.969.298 | 1.079.550 | 1.087.191 | 2.166.741 | 4.136.039 | 454.908 |
* Bron: septembercirculaire 2011
** Bron: decembercirculaire 0000
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxx
Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx
Telefoon (000) 000 00 00
xxxx@xxxxxxxxxxxxxxx.xxx xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xxx BNG 00.00.00.000
*** Raming op basis decembercirculaire 2011. Macro voor 2012 16 mille beschikbaar, 10,5 gaat naar gemeenten. |
In 2013 48 mille beschikbaar, uitgegaan is van budget voor gemeenten van 31,5; dus budget 2012 * 3 |
‘Op eigen kracht’. Strategische visie en plan van aanpak 3D Holland Rijnland 60