WET VAN 5 DECEMBER 1968 BETREFFENDE DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN EN DE PARITAIRE COMITES
WET VAN 5 DECEMBER 1968 BETREFFENDE DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMSTEN EN DE PARITAIRE COMITES
VOLLEDIGE WETTEKST
HOOFDSTUK I.- INLEIDENDE BEPALINGEN (Art. 1-4)
HOOFDSTUK II.- Afdeling 1.- C.A.O. : Begripsomschrijving en inhoud (Art. 5-11) HOOFDSTUK II.- Afdeling 2.- C.A.O. : Aangaan en beëindigen (Art. 12-18) HOOFDSTUK II.- Afdeling 3.- C.A.O. : Binding (Art. 19-23)
HOOFDSTUK II.- Afdeling 4.- C.A.O. : In een paritair orgaan gesloten overeenkomsten (Art. 24-27) HOOFDSTUK II.- Afdeling 5.- C.A.O. : Algemeen verbindend verklaring (Art. 28-34) HOOFDSTUK III.- Afdeling 1.- PARITAIRE COMITES : Oprichting en bevoegdheid (Art. 35-38) HOOFDSTUK III.- Afdeling 2.- PARITAIRE COMITES : Samenstelling (Art. 39-46) HOOFDSTUK III.- Afdeling 3.- PARITAIRE COMITES : Werking (Art. 47-50)
HOOFDSTUK IV.- BRONNEN VAN DE VERBINTENISSEN IN DE ARBEIDSBETREKKINGEN TUSSEN WERKGEVERS EN WERKNEMERS (Art. 51)
HOOFDSTUK V.- Afdeling 1.- TOEZICHT (Art. 52-55)
HOOFDSTUK V.- Afdeling 2.- STRAFBEPALINGEN (Art. 56-61)
HOOFDSTUK VI.- SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN (Art. 62-73)
Wet van 5 december 1968 betreffende de collectieve arbeidsovereenkomsten en de paritaire comités (B.S. 15 januari 1969)
Gewijzigd bij :
(1) wet van 15 juli 1970 tot wijziging van de wet van 10 oktober 1967 houdende het Gerechtelijk Wetboek en van andere wetsbepalingen (B.S. 30 juli 1970)
(2) wet van 11 juli 1973 houdende wijziging van de wet van 29 mei 1959 betreffende het bewaarschoolonderwijs, het lager, middelbaar, normaal-, technisch, kunst- en buitengewoon onderwijs, art. 18 (B.S. 30 augustus 1973)
(3) koninklijk besluit nr. 15 van 23 oktober 1978 tot verlenging van de verjaringstermijnen van de strafvordering die in sommige sociale wetten zijn ingeschreven, art. 11 (B.S. 9 november 1978)
(4) koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel, art. 94 (B.S. 20 oktober 1984)
(5) programmawet van 22 december 1989, art. 235 (B.S. 30 december 1989)
(6) wet van 17 juni 1991 tot organisatie van de openbare credietsector en harmonisering van de controle en de werkingsvoorwaarden van de kredietinstellingen, art. 260 (B.S. 9 juli 1991)
(7) wet van 20 juli 1991 houdende sociale en diverse bepalingen, art. 107 (B.S. 1 augustus 1991)
(8) wet van 23 maart 1994 houdende bepaalde maatregelen op arbeidsrechtelijk vlak tegen het zwartwerk, art. 25 (B.S. 30 maart 1994)
(9) koninklijk besluit van 16 juni 1994 houdende diverse bepalingen betreffende de Federale Investeringsmaatschappij en de privatisering van de Nationale Investeringsmaatschappij, art. 3 (B.S. 28 juni 1994)
(10) wet van 13 februari 1998 houdende bepalingen tot bevordering van de tewerkstelling, art. 99 (B.S. 19 februari 1998)
(11) wet van 23 april 1998 houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een Europese ondernemingsraad of van een procedure in ondernemingen met een communautaire dimensie of in concerns met een communautaire dimensie ter informatie en raadpleging van de werknemers, art. 11 (B.S. 21 mei 1998)
(12) wet van 7 april 1999 betreffende de PWA-arbeidsovereenkomst, art. 24 (B.S. 20 april 1999)
(13) programmawet van 19 juli 2001, art. 18 (B.S. 28 juli 2001)
(14) programmawet van 24 december 2002, art. 311 (B.S. 31 december 2002)
(15) programmawet van 22 december 2003, art. 62 (B.S. 31 december 2003)
(16) wet van 20 juli 2005 houdende diverse bepalingen (B.S. 29 juli 2005)
(17) wet van 10 augustus 2005 houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende de rol van de werknemers in de Europese Vennootschap, art. 11 (B.S. 7 september 2005)
(18) programmawet van 27 december 2006, art. 166 (B.S. 28 december 2006)
(19) wet van 3 juni 2007 houdende diverse arbeidsbepalingen, art. 83 en 84 (B.S. 23 juli 2007)
(20) wet van 8 juni 2008 houdende diverse bepalingen (I), art.67 (B.S. 16 juni 2008)
(21) wet van 24 juli 2008 houdende diverse bepalingen (I), art. 89 (B.S. 7 augustus 2008)
(22) wet van 19 juni 2009 houdende begeleidende maatregelen met betrekking tot de instelling van een bijzondere onderhandelingsgroep, een vertegenwoordigingsorgaan en procedures betreffende het medezeggenschap van de werknemers in ondernemingen ontstaan ten gevolge van een grensoverschrijdende fusie van kapitaalvennootschappen, art. 11 (B.S. 29 juli 2009)
(23) wet van 30 december 2009 houdende diversen bepalingen (I), art. 93 tot 95 (B.S. 31 december 2009)
(24) wet van 28 april 2010 houdende diverse bepalingen, art. 109 en 110 (B.S. 10 mei 2010)
(25) wet van 6 juni 2010 tot invoering van het Sociaal Strafwetboek, art. 50 en 109, 20° (B.S. 1 juli 2010)
(26) wet van 29 maart 2012 houdende diverse bepalingen, art. 54 tot 56 (B.S. 30 maart 2012)
(27) wet van 22 april 2012 ter bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen, art. 6 (B.S. 28 augustus 2012)
(28) wet van 12 juli 2013 tot wijziging van de wetgeving met betrekking tot de bestrijding van de loonkloof tussen mannen en vrouwen, art. 3 (B.S. 26 juli 2013)
(29) wet van 15 januari 2018 houdende diverse bepalingen inzake werk, art. 2 tot 5 (B.S. 5 februari 2018)
(30) wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie (B.S. 27 juli 2018)
(31) bijzondere-machtenbesluit nr. 37 van 24 juni 2020 tot uitvoering van artikelen 2 en 5 van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19 (II) tot ondersteuning van de werknemers, art. 1 tot 4 (B.S. 3 juli 2020), door wet van 24 december 2021 tot bekrachtiging van de koninklijke besluiten genomen met toepassing van de wet van 27 maart 2020 die machtiging verleent aan de Koning om maatregelen te nemen in de strijd tegen de verspreiding van het coronavirus COVID-19, art. 26 (B.S. 15 januari 2021) bekrachtigd
(32) wet van 24 december 2020 betreffende het verenigingswerk, art. 48 (B.S. 31 december 2020)
(33) wet van 21 februari 2022 betreffende de niet-inroepbaarheid van de nietigheid van de arbeidsovereenkomst ten aanzien van personen die zich prostitueren, art. 4 (B.S. 21 maart 2022)
(34) wet van 17 maart 2022 tot wijziging van een aantal bepalingen betreffende artikel 17 van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, art. 8 (B.S. 31 maart 2022)
(35) wet van 26 december 2022 tot wijziging van verschillende bepalingen inzake de collectieve arbeidsbetrekkingen, art. 2 tot 5 (B.S. 27 januari 2023)
HOOFDSTUK I. - Inleidende bepalingen
Artikel 1. In deze wet wordt verstaan onder :
1. de overeenkomst : de collectieve arbeidsovereenkomst ;
2. de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de arbeid behoort ;
3. paritair orgaan : de Nationale Arbeidsraad, de paritaire comités en de paritaire subcomités ;
4. organisatie : de in artikel 3 bedoelde representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties.
Artikel 2. § 1. Deze wet is van toepassing op de werknemers en op de werkgevers alsook op de organisaties.
Voor de toepassing van deze wet worden gelijkgesteld met :
1. werknemers : de personen die anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon, behoudens de personen in de zin van hoofdstuk 1 en 2 van titel 2 van de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, voor zover is voldaan aan de voorwaarden van artikel 26 van voormelde wet of de personen die prestaties leveren tot het verkrijgen van de vergoeding overeenkomstig artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 (30) (…) (32) (34);
2. werkgevers : de persoon die de onder 1 bedoelde personen te werk stellen ;
3. een arbeidsovereenkomst : de arbeidsverhoudingen tussen de met werknemers en werkgevers gelijkgestelde personen ;
4. een bedrijfstak : de groepen van met werkgevers gelijkgestelde personen, die buiten het bedrijfsleven een gelijke of verwante activiteit uitoefenen ;
5. een onderneming : de inrichtingen van de met werkgevers gelijkgestelde personen;
6. de handtekening : de gekwalificeerde elektronische handtekening (35), in de zin van artikel 3, § 12, van de Verordening (EU) nr. 910/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 23 juli 2014 betreffende elektronische identificatie en vertrouwensdiensten voor elektronische transacties in de interne markt en tot intrekking van Richtlijn 1999/93/EG. (31)
§ 2. De nietigheid van de arbeidsovereenkomst kan niet worden ingeroepen ten aanzien van de toepassing van deze wet, wanneer arbeid wordt verricht :
1. ingevolge een arbeidsovereenkomst nietig wegens inbreuk op de bepalingen die de regelen van de arbeidsverhoudingen tot voorwerp hebben ;
2. in speelzalen ;
3. door een werknemer die zich prostitueert. (33)
§ 3. Deze wet is niet van toepassing op :
1. degenen die in dienst zijn van de Staat, de Gemeenschappen, de Gewesten, de Gemeenschapscommissies, de provincies, de gemeenten, de daaronder ressorterende openbare instellingen en de instellingen van openbaar nut met uitzondering van de hieronder opgesomde rechtspersonen:
a) Federale Participatie- en Investeringsmaatschappij, Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten, Delcredere, Nationale Bank van België ;
b) N.V. Nationale Loterij ;
c) Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek en de maatschappijen voor sociale huisvesting erkend overeenkomstig de huisvestingscodes van de Gewesten ;
d) naamloze vennootschappen van publiek recht "Brussels South Charleroi Airport-Security" en "Liege- Airport-Security ;
e) "Société Wallonne des Aéroports", "B.E.FIN", "Société wallonne de Financement complémentaire des Infrastructures", "Société publique d’aide à la qualité de l’environnement", "Société Publique de Gestion de l’Eau", "NewCO", New Samusocial et finance&xxxxxx.xxxxxxxx (6) (9) (13) (14) (16) (19) (20) (26) (35).
De Koning kan evenwel, bij gemotiveerd en in Ministerraad overlegd besluit, de toepassing van deze wet geheel of gedeeltelijk uitbreiden tot die personen of bepaalde categorieën ervan.
De in het tweede lid bedoelde bevoegdheden van de Koning verstrijken de dag waarop de regeling, ingevoerd bij de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel toepasselijk wordt verklaard op de betrokken personen, die in dienst zijn van de Staat, de provincies, de gemeenten, de openbare instellingen en de instellingen van openbaar nut. (4)
1/1. degenen die in dienst zijn van buitenlandse openbare overheden, met uitzondering van de diplomatieke zendingen, de missies bij internationale organisaties die hun zetel hebben in België, de consulaire posten en de buitenlandse diplomatieke of consulaire ambtenaren, wat betreft hun personeel dat niet geniet van een geprivilegieerd statuut krachtens de Verdragen van Wenen van 18 april 1961 inzake diplomatiek verkeer en van 24 april 1963 inzake consulair verkeer of ieder ander toepasselijk internationaal instrument ; (29)
2. degenen die tewerkgesteld zijn in centra voor beroepsopleiding met toepassing van de wetgeving betreffende de arbeidsbemiddeling of beroepsopleiding van werkzoekenden ; (5)
3. de door het Rijk gesubsidieerde personeelsleden die in dienst zijn van de gesubsidieerde inrichtingen van het vrij onderwijs ; (2)
4. werknemers aangeworven in het kader van een PWA-arbeidsovereenkomst (12) ;
5. de personen die worden tewerkgesteld in toepassing van artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot 7°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en met naleving van alle voorwaarden bepaald in artikel 17 van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969, in zoverre het overeenkomsten betreft die het recht op opleiding regelen of loontoeslagen voorzien voor avond-, nacht- en zondagsarbeid. (34)
Artikel 3. Voor de toepassing van deze wet worden als representatieve werknemers- en werkgeversorganisaties aangemerkt :
1. de interprofessionele organisaties van werknemers en van werkgevers, die voor het gehele land zijn opgericht en die in de Centrale Raad voor het bedrijfsleven en in de Nationale Arbeidsraad vertegenwoordigd zijn (…) (23) ;
2. de vakorganisaties die aangesloten zijn bij of deel uitmaken van een onder 1 genoemde interprofessionele organisatie ;
3. de vakorganisaties van werkgevers die de Koning, op advies van de Nationale Arbeidsraad, als representatief in een bepaalde bedrijfstak erkent.
Worden bovendien als representatieve werkgeversorganisaties aangemerkt de overeenkomstig de wet van 24 april 2014 betreffende de organisatie van de vertegenwoordiging van de zelfstandigen en de kmo's erkende interprofessionele organisaties en beroepsorganisaties die representatief zijn voor de zelfstandigen, de kleine en middelgrote ondernemingen, het ambachtswezen en de vrije en intellectuele beroepen. (23) (29)
Artikel 4. De organisaties mogen in rechte optreden in alle geschillen die uit de toepassing van deze wet kunnen ontstaan en verdediging van de rechten welke haar leden putten in de door haar gesloten overeenkomsten. Het optreden van de organisaties laat het recht van de leden onverkort om zelf op te treden, zich bij een vordering aan te sluiten of in het geding tussen te komen.
Van de organisaties kan evenwel maar schadevergoeding wegens niet-naleving van de uit een overeenkomst voortvloeiende verplichtingen worden gevorderd in de mate waarin zulks door de overeenkomst uitdrukkelijk is geregeld.
Tenzij de statuten het anders bepalen, worden de organisaties in rechte vertegenwoordigd door de persoon die met het dagelijks beheer van de organisatie is belast.
HOOFDSTUK II. - Collectieve arbeidsovereenkomst Afdeling 1. - Begripsomschrijving en inhoud
Artikel 5. De collectieve arbeidsovereenkomst is een akkoord dat gesloten wordt tussen één of meer werknemersorganisaties en één of meer werkgeversorganisaties of één of meer werkgevers en waarbij individuele en collectieve betrekkingen tussen werkgevers en werknemers in ondernemingen of in een bedrijfstak worden vastgesteld en de rechten en verplichtingen van de contracterende partijen worden geregeld.
Artikel 6. De overeenkomst kan worden aangegaan in een paritair orgaan door één of meer werknemersorganisaties en één of meer werkgeversorganisaties en buiten een paritair orgaan door één of meer werknemersorganisaties en één of meer werkgeversorganisaties of één of meer werkgevers.
Artikel 7. De werkingssfeer van een overeenkomst die in de Nationale Arbeidsraad is aangegaan, strekt zich uit tot verschillende bedrijfstakken en tot het gehele land.
Evenwel kan in de Nationale Arbeidsraad een overeenkomst worden gesloten voor een bedrijfstak, die niet onder een opgericht paritair comité ressorteert of wanneer een opgericht paritair comité niet werkt.
Artikel 8. De Koning bepaalt, op eensluidend advies van het paritair comité, of de overeenkomsten gesloten in een bij artikel 37 bedoeld paritair subcomité, goedkeuring van het paritair comité behoeven.
Indien goedkeuring vereist is, beslist het paritair comité daarover binnen de maand die volgt op de datum waarop de overeenkomst aan het comité is toegestuurd, zoniet wordt zij geacht te zijn goedgekeurd.
Artikel 9. Nietig zijn de bepalingen van een overeenkomst die :
1° strijdig zijn met de dwingende bepalingen van wetten, besluiten en in België bindende internationale verdragen en verordeningen ;
2° de regeling van individuele geschillen aan scheidsrechters toevertrouwen. Artikel 10. Nietig zijn :
1° de bepalingen van een overeenkomst gesloten in een paritair comité, die strijdig zijn met een overeenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad ;
2° de bepalingen van een overeenkomst gesloten in een paritair subcomité, die strijdig zijn met een overeenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad of in het paritair comité waaronder het subcomité ressorteert ;
3° de bepalingen van een overeenkomst gesloten buiten een paritair orgaan, die strijdig zijn met een overeenkomst gesloten in de Nationale Arbeidsraad of in een paritair comité of subcomité, waaronder de betrokken ondernemingen ressorteren.
Artikel 11. Nietig zijn bedingen in een individuele arbeidsovereenkomst en bepalingen van een arbeidsreglement, die strijdig zijn met bepalingen van een collectieve arbeidsovereenkomst die voor de betrokken werkgevers en werknemers bindend is.
Afdeling 2. - Aangaan en beëindigen
Artikel 12. De afgevaardigden van de organisaties worden geacht bevoegd te zijn om de overeenkomst namens hun organisatie te sluiten. Dit vermoeden is onweerlegbaar.
Indien de overeenkomst in de Nationale Arbeidsraad wordt aangegaan, worden alle in artikel 3, tweede lid, bedoelde organisaties beschouwd als één enkele organisatie die vertegenwoordigd wordt door de leden benoemd op voordracht van de Hoge Raad voor de zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen (23).
Artikel 13. De overeenkomst wordt, op straffe van nietigheid, schriftelijk aangegaan.
De overeenkomst wordt in het Nederlands en in het Frans gesteld. Zij wordt echter in de taal van het gebied gesteld, wanneer zij uitsluitend voor het Nederlandse, het Franse of het Duitse taalgebied geldt.
Artikel 14. De overeenkomst wordt ondertekend door de personen die ze namens hun organisatie of in eigen naam aangaan. Deze handtekeningen kunnen worden vervangen door :
1° de vermelding dat de voorzitter en de secretaris van het paritair orgaan de door de leden goedgekeurde notulen van de vergadering hebben ondertekend ;
2° de handtekening van een lid van elke organisatie die vertegenwoordigd is in het paritair orgaan waarin de overeenkomst is gesloten ;
3° de handtekening van degene die de partijen bij een arbeidsgeschil heeft verzoend en die bevestigt dat de partijen hun instemming met het protocol van verzoening hebben betuigd.
Artikel 15. De overeenkomst wordt gesloten voor bepaalde tijd, voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met verlengingsbeding.
Behoudens andersluidend beding in de overeenkomst kan elke partij de overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met verlengingsbeding opzeggen. Gedeeltelijke opzegging is alleen mogelijk indien de overeenkomst zulks uitdrukkelijk bepaalt.
Opzegging geschiedt, op straffe van nietigheid, schriftelijk. Artikel 16. In de overeenkomst moet het volgende voorkomen :
1° de benaming van de organisaties die de overeenkomst aangaan;
2° de benaming van het paritair orgaan, indien de overeenkomst in zulk orgaan wordt aangegaan;
3° de identiteit van de personen die de overeenkomst sluiten en, indien zij buiten een paritair orgaan wordt aangegaan, de hoedanigheid waarin die personen optreden en eventueel de functie die zij in hun organisatie bekleden;
4° de personen, de bedrijfstak of de ondernemingen en het gebied waarvoor de overeenkomst geldt, tenzij deze toepassing vindt op alle werkgevers en werknemers die ressorteren onder het paritair orgaan waarin de overeenkomst is gesloten;
5° de geldigheidsduur van de overeenkomst voor bepaalde tijd of de wijze en termijnen van opzegging van de overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met verlengingsbeding;
6° de datum van inwerkingtreding, indien de overeenkomst niet in werking treedt op de datum waarop zij wordt gesloten;
7° de datum waarop de overeenkomst wordt gesloten;
8° de handtekening van de personen die overeenkomstig artikel 14 tot ondertekenen bevoegd zijn of de in dit artikel bedoelde vermelding;
9° het ondernemingsnummer of de ondernemingsnummers voor overeenkomsten gesloten voor een onderneming of voor een groep van ondernemingen;
de vestigingseenheidsnummers van de entiteiten waar de overeenkomst van toepassing is, in de gevallen dat de onderneming of de ondernemingen uit meerdere zelfstandige entiteiten bestaat. (24)
10° de datum en het registratienummer van de voorheen neergelegde collectieve arbeidsovereenkomst of collectieve arbeidsovereenkomsten die door de overeenkomst worden gewijzigd, verlengd of opgeheven (26).
Artikel 17. Organisaties en werkgevers die de overeenkomst niet hebben aangegaan, kunnen steeds tot de overeenkomst toetreden met instemming van alle partijen die ze hebben aangegaan, tenzij de overeenkomst er anders over beschikt.
Toetreding geschiedt, op straffe van nietigheid, schriftelijk.
Artikel 18. § 1. De overeenkomst, de toetreding van een organisatie of een werkgever tot de overeenkomst en de opzegging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd of van een overeenkomst voor bepaalde tijd met verlengingsbeding, worden neergelegd bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.
De neerlegging van een overeenkomst, toetreding of opzegging, op papier opgemaakt en ondertekend met de handgeschreven handtekening, moet gebeuren bij de Griffie van de Algemene Directie Collectieve Arbeidsbetrekkingen, via post of aanbieding ter Griffie.
De neerlegging van een overeenkomst, toetreding of opzegging die werd ondertekend met de elektronische handtekening, zoals bepaald in artikel 2, § 1, tweede lid, punt 6, moet gebeuren op elektronische wijze op de door de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op haar website gepreciseerde manier.
§ 2. De neerlegging wordt geweigerd, wanneer de overeenkomst niet voldoet aan het bepaalde in de artikelen 13, 14 en 16.
§ 3. De Koning regelt alle nadere modaliteiten van de neerlegging. (26) (31)
Afdeling 3. - Binding
Artikel 19. De overeenkomst is bindend voor :
1° de organisaties die ze hebben aangegaan en de werkgevers die lid van die organisaties zijn of de overeenkomst hebben aangegaan, vanaf de datum van inwerkingtreding;
2° de organisaties en werkgevers die tot de overeenkomst toetreden en de werkgevers die lid va die organisaties zijn, vanaf de toetreding;
3° de werkgevers die lid worden van een gebonden organisatie, vanaf de datum van hun lidmaatschap; 4° alle werknemers van een gebonden werkgever.
Artikel 20. Wanneer een onderneming geheel of gedeeltelijk wordt overgedragen, moet de nieuwe werkgever de overeenkomst die de vroegere werkgever bond, eerbiedigen totdat zij ophoudt uitwerking te hebben.
Artikel 21. De werkgever, wiens lidmaatschap van een door een overeenkomst gebonden organisatie een einde neemt, blijft door die overeenkomst gebonden totdat een wijziging erin wordt aangebracht die een aanmerkelijke verandering in de daaruit voortspruitende verplichtingen tot gevolg heeft.
Artikel 22. Wanneer een door een overeenkomst gebonden organisatie ontbonden wordt, blijven de ingevolge die overeenkomst geregelde individuele betrekkingen tussen werkgever en werknemer van toepassing op de leden van die organisatie, totdat een wijziging in de overeenkomst wordt aangebracht die een aanmerkelijke verandering in die betrekkingen tot gevolg heeft.
Artikel 23. De individuele arbeidsovereenkomst die door een collectieve arbeidsovereenkomst stilzwijgend werd gewijzigd, blijft onveranderd, wanneer de collectieve arbeidsovereenkomst ophoudt uitwerking te hebben, tenzij het anders wordt bedongen in de overeenkomst zelf.
Afdeling 4. - In een paritair orgaan gesloten overeenkomsten
Artikel 24. Onverminderd het bepaalde in artikel 5bis, derde lid, van de wet van 29 mei 1952 tot inrichting van de Nationale Arbeidsraad, moet in een paritair orgaan een overeenkomst worden aangegaan door alle organisaties die in het orgaan vertegenwoordigd zijn. (23)
Artikel 25. Van een in een paritair orgaan gesloten overeenkomst wordt het onderwerp, de datum, de duur, de werkingssfeer en de plaats van neerlegging bekendgemaakt door een bericht in het Belgisch Staatsblad.
Wordt eveneens door een bericht in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt, de opzegging van een overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met verlengingsbeding.
Artikel 26. Van een in een paritair orgaan gesloten overeenkomst zijn de bedingen die verband houden met de individuele betrekkingen tussen werkgever en werknemer, bindend voor alle andere werkgevers en werknemers dan de bij artikel 19 bedoelde die behoren tot het ressort van het paritair orgaan en voor zover zij vallen onder de werkingssfeer zoals deze in de overeenkomst is bepaald, tenzij in de individuele arbeidsovereenkomst schriftelijk een met de overeenkomst strijdig beding is opgenomen.
Deze bepaling is van toepassing vijftien dagen na de bekendmaking bedoeld in artikel 25, eerste lid.
De in het paritair orgaan gesloten overeenkomst is niet vatbaar voor vernietiging door de Raad van State, afdeling administratie, als bedoeld in artikel 14, eerste lid, van de op 12 januari 1973 gecoördineerde wetten op de Raad van State. (7)
Artikel 27. Bij overgang van een paritair comité of subcomité naar een ander paritair comité of subcomité ingevolge een koninklijk besluit in de zin van de artikelen 35 en 37 blijven de daarin gesloten overeenkomsten bindend voor de werkgevers en werknemers die vóór die overgang eronder vielen, totdat het paritair comité of subcomité waaronder zij na die overgang ressorteren, de toepassing van de in zijn schoot geldende overeenkomsten op die werkgevers en werknemers heeft geregeld.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt bedoeld met :
"overgang van een paritair comité of subcomité naar een ander paritair comité of subcomité ingevolge een koninklijk besluit in de zin van de artikelen 35 en 37" : de overgang naar een ander paritair comité of subcomité ingevolge de wijziging van de werkingssfeer van een paritair comité of subcomité of ingevolge de oprichting of de opheffing van een paritair comité of subcomité.
Het eerste lid is eveneens van toepassing op de werkgevers en de werknemers waarvan de overgang van een paritair comité of van een paritair subcomité naar een ander paritair comité of paritair subcomité heeft plaatsgevonden tussen 15 februari 2018 en 31 december 2022. (29) (35)
Afdeling 5. - Algemeen verbindend verklaring
Artikel 28. De in een paritair orgaan gesloten overeenkomst kan door de Koning algemeen verbindend worden verklaard op verzoek van het orgaan of van een daarin vertegenwoordigde organisatie.
Artikel 29. Indien de Minister van oordeel is de algemeen verbindend verklaring niet aan de Koning te kunnen voorstellen, brengt hij de redenen daarvan ter kennis van het betrokken paritair orgaan.
Artikel 30. Het beschikkend gedeelte van de algemeen verbindend verklaarde overeenkomst wordt als bijlage bij het koninklijk besluit tot algemeen verbindend verklaring in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
Wanneer de overeenkomst in één taal is gesteld, geschiedt de bekendmaking ervan evenwel in het Nederlands en in het Frans.
Artikel 31. De algemeen verbindend verklaarde overeenkomst is bindend voor alle werkgevers en werknemers die behoren tot het ressort van het paritair orgaan en voor zover zij vallen onder de werkingssfeer zoals deze in de overeenkomst is bepaald.
Artikel 32. Het koninklijk besluit tot algemeen verbindend verklaring heeft uitwerking met ingang van de datum waarop de overeenkomst in werking treedt. Het kan evenwel nooit meer dan één jaar vóór de bekendmaking ervan terugwerken.
Artikel 33. Het koninklijk besluit tot algemeen verbindend verklaring van een overeenkomst voor bepaalde tijd houdt op uitwerking te hebben bij het verstrijken van die tijd.
Wanneer een overeenkomst voor onbepaalde tijd of voor bepaalde tijd met verlengingsbeding regelmatig wordt opgezegd, heft de Koning het besluit tot algemeen verbindend verklaring op met ingang van de datum waarop de overeenkomst een einde neemt.
Artikel 34. De Koning kan het besluit tot algemeen verbindend verklaring geheel of gedeeltelijk opheffen, in de mate waarin de overeenkomst niet meer beantwoordt aan de toestand en de voorwaarden die de algemeen verbindend verklaring hebben verantwoord.
De Minister kan evenwel slechts dan de Koning voorstellen dit besluit op te heffen indien het paritair orgaan, waarin de overeenkomst werd gesloten, met deze opheffing zijn instemming betuigd heeft.
De Koning kan eveneens het besluit tot algemeen verbindend verklaring opheffen wanneer de overeenkomst een bepaling bevat die ingevolge artikel 9 of 10 nietig is. Is de nietigheid ontstaan na de inwerkingtreding van het besluit, dan wordt dit opgeheven met ingang van de datum waarop de nietigheid is ontstaan.
Indien de Minister overweegt aan de Koning voor te stellen het besluit op te heffen in toepassing van het bij het derde lid bepaalde, verwittigt hij vooraf het betrokken paritair orgaan.
HOOFDSTUK III. - Paritaire comités
Afdeling 1. - Oprichting en bevoegdheid
Artikel 35. De Koning kan op eigen initiatief of op verzoek van een of meer organisaties paritaire comités van werkgevers en werknemers oprichten. Hij bepaalt welke personen, welke bedrijfstak of ondernemingen en welk gebied tot het ressort van elk comité behoren.
Artikel 36. Wanneer de Minister overweegt de oprichting van een paritair comité of een nieuwe regeling van de werkingssfeer aan de Koning voor te stellen, brengt hij dit ter kennis van de betrokken organisaties door bekendmaking van een bericht in het Belgisch Staatsblad.
Artikel 37. Op verzoek van een paritair comité kan de Koning een of meer paritaire subcomités oprichten. Op advies van dit paritair comité bepaalt Hij welke personen en welk gebied tot het ressort ervan behoren.
De Koning wint het advies in van het paritair comité waarvan de werkingssfeer werd beperkt, vooraleer de betrokken paritaire subcomités te wijzigen of op te heffen. Het paritair comité deelt zijn advies mee binnen de zes maanden na de hem gedane aanvraag, zoniet mag aan de adviesvereiste worden voorbijgegaan. (24)
Artikel 38. De paritaire comités en subcomités hebben als opdracht :
1° collectieve arbeidsovereenkomsten door de vertegenwoordigde organisaties tot stand te doen komen; 2° geschillen tussen werkgevers en werknemers te voorkomen of bij te leggen;
3° de regering, de Nationale Arbeidsraad, de Centrale Raad voor het bedrijfsleven of de bedrijfsraden, op hun verzoek of op eigen initiatief, te adviseren over aangelegenheden die tot hun bevoegdheid behoren;
4° elke andere taak te vervullen die hun door of krachtens de wet is toevertrouwd.
Wanneer door of krachtens een wet een bepaalde taak aan de paritaire comités is opgedragen, wordt deze door de Nationale Arbeidsraad vervuld, wanneer geen paritair comité is opgericht of het opgerichte paritair comité niet werkt.
Afdeling 2. - Samenstelling
Artikel 39. De paritaire comités en subcomités zijn samengesteld uit :
1° een voorzitter en een ondervoorzitter;
2° een gelijk aantal vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties en van werknemersorganisaties; 3° twee of meer secretarissen.
Artikel 40. De Koning benoemt de voorzitters en ondervoorzitters onder de personen die bevoegd zijn in sociale aangelegenheden en onafhankelijk staan tegenover de belangen waarmee het paritair comité of subcomité te maken heeft.
De functie van voorzitter en ondervoorzitter is onverenigbaar met de uitoefening van een mandaat van lid van een der Wetgevende Kamers.
De ondervoorzitter vervangt de voorzitter bij diens verhindering. Is de ondervoorzitter verhinderd, dan wordt hij vervangen door een ambtenaar die door de Minister is aangewezen.
In de uitoefening van hun opdracht staan de voorzitter en de ondervoorzitter onder het gezag van de Minister.
Artikel 41. De Koning stelt het aantal leden van elk paritair comité en subcomité vast; er zijn evenveel plaatsvervangende leden als gewone leden.
Artikel 42. De betrokken organisaties worden door een bericht in het Belgisch Staatsblad verzocht mee te delen of zij wensen voor vertegenwoordiging in aanmerking te komen en eventueel van hun representativiteit te doen blijken.
De Minister beslist welke organisaties voor vertegenwoordiging in aanmerking komen en hoeveel mandaten aan elke organisatie worden toegekend. Deze beslissing wordt ter kennis gebracht van alle organisaties die erom verzocht hebben voor vertegenwoordiging in aanmerking te komen. Bovendien worden de in aanmerking komende organisaties uitgenodigd binnen één maand een kandidaat (29) voor te dragen voor elk mandaat dat hun is toegekend.
De minister benoemt de leden. De minister kan deze bevoegdheid toekennen aan de ambtenaar van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg die hij aanwijst. (15)
Artikel 43. Het mandaat van de leden duurt vier jaar. Het kan worden vernieuwd. De leden blijven in functie totdat hun opvolgers zijn aangesteld. Het mandaat van lid eindigt :
1° wanneer de duur van het mandaat is verstreken; 2° in geval van ontslagneming;
3° wanneer de organisatie die de betrokkene heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt;
4° wanneer de betrokkene geen deel meer uitmaakt van de organisatie die hem heeft voorgedragen; 5° in geval van overlijden.
(…) (18)
Binnen drie maanden wordt voorzien in de vervanging van elk lid wiens mandaat een einde heeft genomen vóór het normaal verstreken is. In dat geval voltooit het nieuwe lid het mandaat van het lid dat hij vervangt.
Artikel 44. De Minister benoemt de secretarissen.
Artikel 45. De leden van een paritair comité of subcomité mogen zich doen bijstaan door technische raadgevers, wier aantal door het huishoudelijk reglement wordt vastgesteld.
De Minister kan op eigen initiatief of op verzoek van het comité één of meer ambtenaren als adviseur aanwijzen.
Artikel 46. De Koning bepaalt de toekenningsvoorwaarden en het bedrag van de vergoedingen die worden toegekend aan de voorzitters, ondervoorzitters, leden en secretarissen van de paritaire comités en subcomités.
Afdeling 3. - Werking
Artikel 47. § 1. De paritaire comités en subcomités beraadslagen en beslissen alleen dan geldig, wanneer ten minste de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen, en de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen, aanwezig zijn.
Mits akkoord van alle organisaties bij de aanvang van de vergadering en op basis van een beslissing van de voorzitter kunnen de leden van de paritaire comités en subcomités ook geldig beraadslagen en beslissen, wanneer minstens één gewoon of plaatsvervangend lid van elke organisatie die de werkgevers
vertegenwoordigt en één gewoon of plaatsvervangend lid van elke organisatie die de werknemers vertegenwoordigt, aanwezig is, ongeacht het aantal aanwezige gewone of plaatsvervangende leden.
§ 2. Alleen de bij artikel 39, 2, bedoelde leden hebben een beslissende stem.
De beslissingen worden genomen bij eenparigheid van stemmen van de aanwezige leden, tenzij een bijzondere wet het anders bepaald. (31)
Artikel 48. De plaatsvervangende leden kunnen alleen zitting hebben ter vervanging van de gewone leden, die verhinderd zijn.
Artikel 49. De Koning bepaalt de werkwijze van de paritaire comités en subcomités.
De Minister houdt toezicht op de werking van de paritaire comités en subcomités.
Artikel 50. Elk paritair comité en elk paritair subcomité maakt zijn huishoudelijk reglement op.
HOOFDSTUK III/1. (…) (27) (28)
Artikel 50/1. (…) (27) (28)
Artikel 50/2. (…) (27) (28)
HOOFDSTUK IV. - Bronnen van de verbintenissen in de arbeidsbetrekkingen tussen werkgevers en werknemers
Artikel 51. De hiërarchie van de bronnen der verbintenissen in de arbeidsbetrekkingen tussen werkgevers en werknemers is als volgt vastgesteld :
1° de dwingende bepalingen van de wet;
2° de algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten in volgende orde :
a) de overeenkomsten gesloten in de Nationale Arbeidsraad;
b) de overeenkomsten gesloten in een paritair comité;
c) de overeenkomsten gesloten in een paritair subcomité;
3° de niet algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten, wanneer de werkgever de overeenkomst ondertekend heeft of aangesloten is bij een organisatie die deze overeenkomsten heeft ondertekend, in volgende orde :
a) de overeenkomsten gesloten in de Nationale Arbeidsraad;
b) de overeenkomsten gesloten in een paritair comité;
c) de overeenkomsten gesloten in een paritair subcomité;
d) de overeenkomsten gesloten buiten een paritair orgaan; 4° de geschreven individuele overeenkomst;
5° de niet algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomst, gesloten in een paritair orgaan, wanneer de werkgever, hoewel hij de overeenkomst niet ondertekend heeft of niet aangesloten is bij een organisatie die deze heeft ondertekend, behoort tot het ressort van het paritair orgaan waarin de overeenkomst is gesloten;
6° het arbeidsreglement;
7° de aanvullende bepalingen van de wet;
8° de mondelinge individuele overeenkomst; 9° het gebruik.
Artikel 51/1. §1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder :
1° Paritair comité : paritair comité of paritair subcomité :
2° Het oude paritair comité : het paritair comité of paritair subcomité waartoe de werkgevers en werknemers behoren voor deze wijzigingen ;
3° Het nieuwe paritair comité : het paritair comité of paritair subcomité waartoe de werkgevers en werknemers behoren na deze wijzigingen ;
§2. Wanneer de Koning de werkingssfeer van een paritair comité wijzigt of opheft of een paritair comité opricht op basis van de artikelen 35 tot 37, bepaalt hij, op eensluidend advies van het oude paritair comité, de koninklijke besluiten inzake de loon- of arbeidsvoorwaarden in de schoot van het oude paritair comité, die van toepassing blijven na deze wijzigingen, alsook de werkgevers en werknemers die aan deze besluiten zijn onderworpen ;
§3. Bij gebreke aan een eensluidend advies van het oude paritair comité, uitgebracht vóór de inwerkingtreding van het op basis van de artikelen 35 tot 37 aangenomen koninklijk besluit, blijven de van het oude naar het nieuwe paritair comité overgegane werkgevers en werknemers onderworpen aan de op basis van de arbeidswetgeving aangenomen koninklijke besluiten tot vaststelling van loon- en arbeidsvoorwaarden binnen het oude paritair comité die op het ogenblik van de overgang op hen van toepassing zijn, totdat deze besluiten worden opgeheven of gewijzigd. (35)
HOOFDSTUK V. - Toezicht en strafbepalingen Afdeling 1. - Toezicht
Artikel 52. De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan. (5) (25)
Artikel 53. (...) (1) (5)
Artikel 54. (…) (5)
Artikel 55. (...) (5)
Afdeling 2. - Strafbepalingen
Artikel 56. Onverminderd het bepaalde in de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en met een geldboete van 26 tot 500 F, of met één van die straffen alleen :
(…) (25)
(…) (11) (25)
Ten aanzien van overtredingen van bepalingen van de bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de rol van de werknemers in de Europese vennootschap, worden de leidinggevende of bestuursorganen, bedoeld in de voormelde collectieve arbeidsovereenkomsten, gelijkgesteld met de werkgever. (17)
Ten aanzien van overtredingen van bepalingen van de bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de rol van de werknemers in de Europese coöperatieve vennootschap, worden de leidinggevende of bestuursorganen, bedoeld in de voormelde collectieve arbeidsovereenkomsten, gelijkgesteld met de werkgever. (21)
Ten aanzien van overtredingen van bepalingen van de bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaarde collectieve arbeidsovereenkomsten betreffende de medezeggenschap van de werknemers in een uit een grensoverschrijdende fusie ontstane vennootschap, worden de leidinggevende of bestuursorganen, bedoeld in de voormelde collectieve arbeidsovereenkomsten, gelijkgesteld met de werkgever. (22)
Artikel 57. (…) (25)
Artikel 58. (…) (25)
Artikel 59. (…) (25)
Artikel 60. (…) (13) (25)
Artikel 61. (…) (3) (8) (25)
HOOFDSTUK VI. - Slot of overgangsbepalingen
Artikel 62. (Niet opgenomen - betreft X. 10.3.1900, welke werd opgeheven door de Wet van 3.7.1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten).
Artikel 63. Artikel 62 van de wet van 23 december 1946 houdende instelling van een Raad van State wordt met de volgende bepaling aangevuld :
"De Minister tot wiens bevoegdheid de arbeid behoort, kan aan de afdeling wetgeving vragen, binnen een termijn die niet korter dan vijftien dagen kan zijn, advies te geven over een ontwerp van koninklijk besluit tot algemeen verbindend verklaring van een collectieve arbeidsovereenkomst".
Artikel 64. In de wet van 29 mei 1952 houdende oprichting van een Nationale Arbeidsraad wordt een artikel 5bis ingevoegd dat als volgt luidt :
"Artikel 5bis. - Wanneer de Nationale Arbeidsraad bijeenkomt met het oog op het sluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst beraadslaagt en beslist hij alleen dan geldig, wanneer ten minste de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werkgevers vertegenwoordigen, en de helft van de gewone of plaatsvervangende leden die de werknemers vertegenwoordigen, aanwezig zijn.
Alleen de werkgevers- en werknemersvertegenwoordigers hebben een beslissende stem."
Artikel 65. (Niet opgenomen - betreft C.d.bis W.6, Artikel 10).
Artikel 66. (Niet opgenomen - zonder voorwerp geworden sinds invoering van het Gerechtelijk Wetboek).
Artikel 67. (Niet opgenomen - betreft artikel 578, 3°, van het Gerechtelijk Wetboek).
Artikel 68. Opgeheven zijn :
1° de besluitwet van 14 april 1945 betreffende de bindende kracht van de beslissingen van de Nationale Gemengde Mijncommissie;
2° de besluitwet van 9 juni 1945 tot vaststelling van het statuut der paritaire comités, gewijzigd bij de wetten van 20 juli 1961 en 28 juli 1962;
3° de artikelen 1 tot 23, 27, 28, 30, 34, 35 en 36 van de wet tot vaststelling van het statuut van het Nationaal Comité voor de huisarbeid, gecoördineerd op 5 april 1952;
4° artikel 6 van de wet van 23 juni 1960 waarbij de Sabena machtiging verleend wordt haar statuten te wijzigen;
5° artikel 37 van de wet van 15 juli 1964 betreffende de arbeidsduur in de openbare en particuliere sectors van 's Lands bedrijfsleven.
Artikel 69. De besluiten opgenomen ter uitvoering van de besluitwet van 9 juni 1945 tot vaststelling van het statuut der paritaire comités blijven van kracht totdat zij worden opgeheven of totdat de geldigheid ervan is verstreken.
Artikel 70. De koninklijke besluiten tot algemeen verbindend verklaring van overeenkomsten die vóór de inwerkingtreding van deze wet zijn gesloten, blijven, onverminderd het bepaalde in artikel 34, van kracht totdat zij worden opgeheven of totdat de geldigheidsduur ervan verstrijkt. De geldigheidsduur van overeenkomsten voor bepaalde tijd met verlengingsbeding wordt geacht te verstrijken op de in de overeenkomst bepaalde kalenderdag die volgt op de datum waarop deze wet in werking treedt.
Artikel 71. De overeenkomsten die vóór de inwerkingtreding van deze wet zijn gesloten en niet algemeen verbindend zijn verklaard, blijven onderworpen aan de wets- en reglementsbepalingen die van kracht waren toen zij werden gesloten.
Wanneer die overeenkomsten na de inwerkingtreding van deze wet evenwel worden gewijzigd zijn de bepalingen van deze wet daarop van toepassing vanaf de wijziging ervan.
Op de overeenkomsten voor bepaalde tijd met verlengingsbeding, zijn de bepalingen van deze wet van toepassing vanaf de dag na de in de overeenkomst bepaalde kalenderdag die volgt op de datum waarop deze wet in werking treedt.
Artikel 72. De Koning kan de bestaande wetsbepalingen wijzigen om de tekst ervan in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze wet.
Artikel 73. Deze wet treedt in werking op de door de Koning te bepalen datum.
Het K.B. van 1 juli 1969 (B.S. 4.7.1969) stelde deze datum vast op 15 juli 1969.