STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS
STICHTING PENSIOENFONDS SAGITTARIUS
Rexel Nederland Regeling
2020
Inhoudsopgave
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 3
Artikel 3 Pensioenaanspraken 5
Artikel 5 Deeltijd dienstbetrekking 6
Artikel 7 Verevening van ouderdomspensioen na echtscheiding 7
Artikel 9 Bijzonder partnerpensioen 8
Artikel 11 Voorwaardelijke toeslagverlening 10
Artikel 12 Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid 10
Artikel 13 Financiering van de pensioenregeling 12
Artikel 14 Verlaging toe te kennen aanspraken 12
Artikel 15 Kortingsbepaling 13
Artikel 16 Informatieverstrekking 13
Artikel 17 Waardeoverdracht 14
Artikel 18 Uitbetaling van de pensioenen 15
Artikel 19 Vervroeging van het ouderdomspensioen 15
Artikel 20 Deeltijdpensionering 16
Artikel 21 Uitstel van het ouderdomspensioen 16
Artikel 22 Variatie in hoogte ouderdomspensioen 17
Artikel 23 Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen 17
Artikel 24 Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen 18
Artikel 25 Afkoop, vervreemden en prijsgeven van pensioen 18
Artikel 26 Onvoorziene gevallen en beslechting van geschillen 19
Artikel 27 Onbetaald verlof 19
Artikel 28 Algemene bepalingen 20
Artikel 29 Overgangsbepalingen 20
Artikel 30 Datum inwerkingtreding 21
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement zijn naast de begripsomschrijvingen van de statuten, waarvan sommige hieronder ook zijn opgenomen, de volgende begrippen van toepassing:
aanspraakgerechtigde : de persoon die begunstigde is voor een nog niet
ingegaan pensioen;
AOW-leeftijd : de pensioengerechtigde leeftijd volgens artikel 7a van de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx;
bestuur : het bestuur van het pensioenfonds;
deelnemer : de werknemer of gewezen werknemer die pensioenaanspraken in deze pensioenregeling verwerft;
echtscheiding : einde van het huwelijk door echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap;
echtscheidingsdatum : de datum waarop de echtscheidings- of
ontbindingsbeschikking is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand;
einddatum gezamenlijke
huishouding : de datum waarop de gezamenlijke huishouding is beëindigd;
gepensioneerde : pensioengerechtigde voor wie het ouderdomspensioen
is ingegaan;
gewezen deelnemer : de werknemer of gewezen werknemer door wie op
grond van een pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt opgebouwd en die bij beëindiging van de deelneming een pensioenaanspraak heeft behouden bij het pensioenfonds;
gewezen partner : xxxxxx wiens partnerschap met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is beëindigd;
gezamenlijke huishouding : 1. het samenlevingsverband dat de ongehuwde
(gewezen) deelnemer of gepensioneerde met zijn of haar partner volgens een notarieel verleden samenlevingscontract voert; in dit contract dienen enige vermogensrechtelijke aangelegenheden te worden geregeld; een kopie van het samenlevingscontract dient aan het pensioenfonds te worden overlegd; zij dienen volgens de Basisregistratie Personen op hetzelfde adres te zijn ingeschreven;
2. | het samenlevingsverband dat de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde aantoonbaar met zijn of haar partner voert zonder een notarieel verleden samenlevingscontract te hebben, als zij minimaal vijf jaar in de Basisregistratie Personen op één adres zijn ingeschreven. Dit samenlevingsverband dient aan het pensioenfonds te worden gemeld; | |
kind : | 1. | het kind dat is geboren uit een vóór de pensioeningangsdatum door de (gewezen) deelnemer aangegaan huwelijk of bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap, alsmede het kind dat reeds vóór de pensioeningangsdatum op een andere wijze in familierechtelijke betrekking tot de (gewezen) deelnemer is komen te staan; |
2. | het pleeg- of stiefkind van de (gewezen) deelnemer dat door hem of haar als eigen kind wordt onderhouden en opgevoed, mits dit onderhoud en deze opvoeding zijn begonnen vóór de pensioeningangsdatum; | |
partner : | 1. | de man of de vrouw met wie de (gewezen) deelnemer vóór de pensioeningangsdatum een huwelijk is aangegaan; |
2. | de man of de vrouw met wie de (gewezen) deelnemer vóór de pensioeningangsdatum een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap is aangegaan; | |
3. | de ongehuwde persoon die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn van de ongehuwde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde is en met hem of haar een gezamenlijke huishouding voert. De gezamenlijke huishouding dient te zijn begonnen vóór de pensioeningangsdatum; |
pensioenaanspraak : recht op een nog niet ingegaan pensioen; pensioenfonds : Stichting Pensioenfonds Sagittarius;
pensioengerechtigde : degene aan wie volgens dit reglement een pensioen
wordt uitgekeerd;
pensioeningangsdatum : de datum waarop het pensioen ingaat; pensioenovereenkomst : hetgeen tussen werkgever en werknemer is
overeengekomen betreffende pensioen;
pensioenrecht : recht op een ingegaan pensioen; pensioenrichtdatum : de eerste dag van de maand waarin de (gewezen)
deelnemer 68 jaar wordt;
prijsindex : het percentage waarmee het consumentenprijs- indexcijfer (alle huishoudens afgeleid) over de maand oktober van het voorafgaande kalenderjaar is gestegen ten opzichte van het consumentenprijsindexcijfer over de maand oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar;
werkgever : Rexel Nederland B.V. en Stichting Pensioenfonds Sagittarius;
werknemer : degene die op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is bij de werkgever;
WIA : Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
De overige begrippen in dit reglement hebben de betekenis zoals gedefinieerd in de Pensioenwet.
Artikel 2 Deelnemerschap
1. Deelnemer is de werknemer van 18 jaar of ouder die in dienst is van de werkgever en die met de werkgever is overeengekomen dat hij of zij deelnemer wordt in deze pensioenregeling.
2. De werknemer die na de ingangsdatum van deze pensioenregeling aan de gestelde opnemingsvereisten voldoet, wordt opgenomen op de eerste van de maand waarin aan de in lid 1 genoemde vereisten is voldaan.
3. Het deelnemerschap eindigt op de laatste dag van de maand waarin de deelnemer overlijdt of op de laatste dag van de maand waarin de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en de werkgever eindigt, maar uiterlijk op de pensioeningangsdatum.
Artikel 3 Pensioenaanspraken
1. De pensioenregeling wordt op grond van de Pensioenwet gekarakteriseerd als uitkeringsovereenkomst. Het betreft een middelloonregeling.
De deelnemer heeft aanspraak op:
- ouderdomspensioen;
- partnerpensioen;
- wezenpensioen.
2. De deelnemer met een partner heeft aanspraak op partnerpensioen voor één partner.
3. Voor de financiering van de in lid 1 genoemde pensioenaanspraken betaalt de werkgever, met inachtneming van artikel 13 van dit pensioenreglement, een voor 3 jaar vastgestelde vaste doorsneepremie van de pensioengrondslag aan het pensioenfonds.
4. De toe te kennen aanspraken, zoals genoemd in lid 1, kunnen uit hoofde artikel 14 worden verlaagd.
Artikel 4 Pensioengrondslag
1. Op de dag van aanvang van het deelnemerschap en vervolgens jaarlijks op 1 januari wordt voor elke deelnemer de pensioengrondslag vastgesteld.
2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend salaris verminderd met de franchise.
3. Het pensioengevend salaris bestaat uit 12 maal het tussen de deelnemer en de werkgever overeengekomen vaste bruto maandsalaris, vermeerderd met de daarbij behorende vakantietoeslag en – indien en voor zover dit een vaste beloningscomponent is – de dertiende maand. Het pensioengevend salaris is gemaximeerd op het WIA-grenssalaris. Per 1 januari 2020 is dit bedrag vastgesteld op
€ 57.232.
4. Een daling van het pensioengevend salaris als gevolg van ziekte wordt niet in aanmerking genomen.
5. De franchise is per 1 januari 2020 gelijk aan € 15.421 en zal jaarlijks per 1 januari op basis van de prijsindex worden aangepast met inachtneming van de hieromtrent geldende wettelijke en fiscale beperkingen. De franchise wordt normaal afgerond op hele euro’s.
Artikel 5 Deeltijd dienstbetrekking
1. Indien de tussen de deelnemer en de werkgever overeengekomen arbeidsuren minder bedragen dan de arbeidsuren bij een voltijd dienstbetrekking, wordt voor de vaststelling van de hoogte van de pensioenaanspraken gehandeld als aangegeven in dit artikel.
2. Voor de vaststelling van de pensioengrondslag wordt het pensioengevend salaris over de overeengekomen arbeidsuren herleid tot een fictief pensioengevend salaris over de arbeidsuren bij een voltijd dienstbetrekking.
3. De deeltijdfactor is gelijk aan het aantal overeengekomen arbeidsuren gedeeld door het aantal arbeidsuren bij een voltijd dienstbetrekking. Overuren beïnvloeden de deeltijdfactor niet.
4. De aanspraak op ouderdomspensioen wordt van de in lid 2 bedoelde pensioengrondslag afgeleid, waarbij het jaarlijkse ouderdomspensioen wordt vermenigvuldigd met de volgens lid 3 vastgestelde deeltijdfactor. De aanspraken op partner- en wezenpensioen worden van het ouderdomspensioen afgeleid.
5. Bij de wijziging van de overeengekomen arbeidsuren zal de deeltijdfactor opnieuw worden vastgesteld. Hierbij zal er voor de toekomstige diensttijd steeds van worden uitgegaan dat de mate van deeltijd of voltijd van de dienstbetrekking onveranderd blijft.
6. Bij de vaststelling van de aanspraken op ouderdoms-, partner- en wezenpensioen worden de deeltijdfactoren die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, evenals de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen.
7. Wijzigingen van de deeltijdfactor worden in aanmerking genomen per de eerste dag van de maand waarin de wijziging plaatsvindt.
Artikel 6 Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioeningangsdatum en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
2. De jaarlijks te verkrijgen aanspraak op ouderdomspensioen bedraagt 1,75% van de pensioengrondslag in dat kalenderjaar, tenzij de opbouw is verlaagd met inachtneming van artikel 14. Het ouderdomspensioen is op de pensioenrichtdatum gelijk aan de som van de verkregen aanspraken op ouderdomspensioen, vermeerderd met toeslagen als bedoeld in artikel 11.
Artikel 7 Verevening van ouderdomspensioen na echtscheiding
1. In geval van echtscheiding heeft de gewezen partner die met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde gehuwd is geweest of een bij de burgerlijke stand geregistreerd partnerschap heeft gehad recht op verevening van het ouderdomspensioen volgens het bepaalde in de “Wet verevening pensioenrechten bij scheiding”, tenzij de toepasselijkheid van deze wet is uitgesloten. Deze wet bepaalt dat de gewezen partner recht krijgt op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
2. Het recht op verevening kan rechtstreeks tegenover het pensioenfonds geldend worden gemaakt indien het verzoek hiertoe binnen 2 jaar na de echtscheidingsdatum aan het pensioenfonds plaatsvindt door middel van het daartoe bestemde en correct ingevulde “Mededelingsformulier in verband met verdeling van ouderdomspensioen bij scheiding”. Na dit verzoek verkrijgt de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een aanspraak op ouderdomspensioen. Het aan de gewezen partner toekomende deel van het ouderdomspensioen gaat in op de pensioeningangsdatum van de (gewezen) deelnemer, dan wel 1 maand na de ontvangst van het verzoek voor de gewezen partner van een gepensioneerde. Het pensioenfonds betaalt het aan de gewezen partner toekomende deel van het ingegane ouderdomspensioen rechtstreeks uit aan de gewezen partner. De uitbetaling aan de gewezen partner eindigt aan het eind van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt, maar uiterlijk aan het eind van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
3. Het pensioenfonds kan uitsluitend worden aangesproken voor dat deel van het te verevenen ouderdomspensioen dat het pensioenfonds nog moet uitkeren 1 maand nadat zij het daartoe bestemde en correct ingevulde “Mededelingsformulier in verband met verdeling van ouderdomspensioen bij scheiding” heeft ontvangen. Indien dit formulier niet tijdig aan het pensioenfonds is overhandigd of door het pensioenfonds is ontvangen, kan de gewezen partner het recht op verevening uitsluitend tegenover de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde uitoefenen.
Artikel 8 Partnerpensioen
1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2. De jaarlijks te verkrijgen aanspraak op partnerpensioen bedraagt 70% van de jaarlijks te verkrijgen aanspraak op ouderdomspensioen. Het partnerpensioen is op enig moment gelijk aan de som van de verkregen aanspraken op partnerpensioen, vermeerderd met toeslagen als bedoeld in artikel 11.
3. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer wordt de verkregen aanspraak op partnerpensioen verhoogd met 70% van het ouderdomspensioen, waarop de deelnemer bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag en de laatst vastgestelde deeltijdfactor aanspraak zou hebben verkregen.
Artikel 9 Bijzonder partnerpensioen
1. Indien het partnerschap van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde xxxxxx xxxxxxx dan door overlijden, heeft de gewezen partner aanspraak op een bijzonder partnerpensioen.
2. Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de gewezen partner overlijdt.
3. De grootte van het bijzonder partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen dat de deelnemer zou hebben opgebouwd als op de echtscheidingsdatum of de einddatum van de gezamenlijke huishouding het deelnemerschap zou zijn geëindigd. Indien de echtscheiding of de beëindiging van de gezamenlijke huishouding plaatsvindt na beëindiging van het deelnemerschap, dan is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan het op de datum van beëindiging van het deelnemerschap vastgestelde partnerpensioen.
4. Een volgende partner heeft aanspraak op een verlaagd partnerpensioen. Het verlaagde partnerpensioen is gelijk aan het partnerpensioen overeenkomstig artikel 8 lid 2 verminderd met het bijzonder partnerpensioen.
5. Eindigt het partnerschap na beëindiging van de deelneming, dan heeft een volgende partner geen aanspraak op partnerpensioen, tenzij de gewezen partner afstand heeft gedaan van de aanspraak op het bijzonder partnerpensioen.
6. Indien een partnerschap eindigt wegens het aansluitend aangaan van een ander partnerschap met dezelfde partner, vindt het bepaalde in de voorgaande leden geen toepassing. De aanspraak op partnerpensioen blijft dan ongewijzigd voor deze partner.
Artikel 10 Wezenpensioen
1. Bij overlijden van een (gewezen) deelnemer of gepensioneerde heeft het kind dat op dat moment jonger is dan 21 jaar recht op een wezenpensioen. Het kind dat ouder is dan 21 jaar en jonger is dan 27 jaar heeft recht op een wezenpensioen als het studeert of invalide is.
2. De toets of een kind studeert of invalide is, vindt plaats volgens de normen van de Algemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt. Als het kind niet studeert of invalide is wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind de 21-jarige leeftijd bereikt. Als het kind studeert of invalide is wordt het wezenpensioen uitgekeerd tot en met de maand waarin aan de in lid 2 gestelde voorwaarden wordt voldaan, maar uiterlijk tot het einde van de maand waarin het kind de 27-jarige leeftijd bereikt.
4. Bij overlijden van het kind eindigt het wezenpensioen aan het einde van de maand van overlijden.
5. De jaarlijks te verkrijgen aanspraak op wezenpensioen bedraagt 14% van de jaarlijks te verkrijgen aanspraak op ouderdomspensioen. Het wezenpensioen is op enig moment gelijk aan de som van de verkregen aanspraken op wezenpensioen, vermeerderd met toeslagen als bedoeld in artikel 11.
6. Voor de tijdens het deelnemerschap overleden deelnemer wordt de verkregen aanspraak op wezenpensioen verhoogd met 14% van het ouderdomspensioen, waarop de deelnemer bij voortzetting van de deelneming tot de pensioenrichtdatum volgens de laatst vastgestelde pensioengrondslag en de laatst vastgestelde deeltijdfactor aanspraak zou hebben verkregen.
7. Het wezenpensioen wordt verdubbeld indien er geen (gewezen) partner meer is die aanspraak heeft (gehad) op (bijzonder) partnerpensioen.
Artikel 11 Voorwaardelijke toeslagverlening
1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks een toeslag verleend van maximaal de prijsindex.
2. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Het bestuur is te allen tijde bevoegd de systematiek van toeslagverlening aan de omstandigheden aan te passen.
3. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
4. Indien het bestuur in enig jaar besluit een lagere toeslag toe te kennen dan de prijsindex, kan het bestuur besluiten het verschil met de prijsindex later alsnog toe te kennen.
Artikel 12 Premievrije voortzetting wegens arbeidsongeschiktheid
1. Van gehele respectievelijk gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid is voor de toepassing van dit artikel sprake indien en voor zolang recht bestaat op een WIA-uitkering, maar uiterlijk tot de pensioenrichtdatum.
2. Bij ingang van de WIA-uitkering wegens algehele arbeidsongeschiktheid wordt voor de deelnemer het deelnemerschap volledig premievrij voortgezet tot de pensioenricht- datum dan wel tot eerdere gehele of gedeeltelijke reïntegratie. Zolang de premievrije voortzetting van toepassing is, zal de pensioengrondslag waarover de aanspraken worden berekend op het moment van aanvang van deze periode jaarlijks worden aangepast met een toeslag conform artikel 11.
3. Bij ingang van een WIA-uitkering wegens gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid tijdens het deelnemerschap geldt het in lid 2 bepaalde naar evenredigheid, uitgaande van de in lid 5 opgenomen tabel. Voor het deel dat de arbeidsovereenkomst voortduurt en arbeid wordt verricht, gelden de bepalingen betreffende deeltijdarbeid. Het voorgaande geldt ook bij latere wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage.
4. Bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid en voortzetting van de arbeidsovereenkomst mag het voortzettingspercentage tezamen met het deeltijdpercentage maximaal 100% bedragen. In voorkomende gevallen zal het deeltijdpercentage worden verlaagd.
5. De mate waarin het deelnemerschap premievrij wordt voortgezet wordt afgeleid van het arbeidsongeschiktheidspercentage waarop in de toekenningsbeslissing op grond van de WIA de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld en wel aan de hand van de volgende tabel:
Indien het arbeidsongeschiktheids- percentage op grond van de WIA is vastgesteld op… | …dan bedraagt het voortzettingspercentage |
80 of meer | 100,0 |
65 tot 80 | 72,5 |
55 tot 65 | 60,0 |
45 tot 55 | 50,0 |
35 tot 45 | 40,0 |
minder dan 35 | 0,00 |
6. Als de deelnemer na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband revalideert, stopt of vermindert de premievrije voortzetting. Als de mate van arbeidsongeschikt- heid daarna weer toeneemt, wordt de premievrije voortzetting niet meer vermeerderd of hervat.
7. Er vindt geen premievrije voortzetting plaats als de deelnemer bij aanvang van het deelnemerschap al recht had op een WIA-uitkering.
8. Als de deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid om de pensioeningangsdatum te vervroegen, vervalt de premievrije voortzetting op de vervroegde pensioeningangsdatum.
9. Ingeval wegens arbeidsongeschiktheid van de deelnemer premievrije voortzetting van toepassing is, zijn de werkgever en de deelnemer gedurende de periode dat de premievrije voortzetting van kracht is geen bijdrage verschuldigd voor het percentage van voortzetting.
10. Ingang en wijziging van de arbeidsongeschiktheid worden in aanmerking genomen per de laatste dag van de maand waarin de ingang en wijziging plaatsvinden.
Artikel 13 Financiering van de pensioenregeling
1. Met inachtneming van de tussen het pensioenfonds en de werkgever gesloten uitvoeringsovereenkomst worden de kosten van de pensioenregeling door de werkgever gedragen door betaling van een driejaarlijks vast te stellen doorsneepremie uitgedrukt in een percentage van de pensioengrondslag.
2. De deelnemersbijdrage in de in lid 1 genoemde kosten bedraagt een door de werkgever vast te stellen percentage van de pensioengrondslag. Deze bijdrage wordt door de werkgever op het salaris van de betrokken deelnemer ingehouden in 12 maandelijkse termijnen.
3. De in lid 1 bedoelde premie wordt achtereenvolgens aangewend voor:
- financiering van de risicopremies ter dekking van de aanspraken in artikel 8 lid 2, artikel 10 lid 5, artikel 12 en artikel 29 lid 1 en 3;
- financiering van de pensioenuitvoerings- en administratiekosten en de solvabiliteitsopslag;
- financiering van de in enig kalenderjaar op te bouwen aanspraken op ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen;
- het vormen van een tijdelijke reserve pensioenpremie.
4. De werkgever kan de betaling van zijn premie verminderen of geheel staken indien naar zijn oordeel het bedrijfsbelang dit noodzakelijk maakt als gevolg van een ingrijpende wijziging van omstandigheden. Wordt van dit recht gebruik gemaakt, dan zullen de op te bouwen pensioenaanspraken aan de gewijzigde omstandigheden worden aangepast en zal het pensioenreglement worden aangepast.
5. Indien de werkgever tot het in lid 4 vermelde wenst over te gaan, stelt hij de deelnemers en het pensioenfonds hiervan onmiddellijk schriftelijk in kennis.
Artikel 14 Verlaging toe te kennen aanspraken
1. Indien in enig kalenderjaar de door de werkgever betaalde doorsneepremie van dat jaar, zoals omschreven in artikel 3 lid 3, lager is dan de voor dat jaar benodigde kostendekkende premie, wordt de opbouw van ouderdomspensioen, partner- en wezenpensioen als bedoeld in de artikelen 6 lid 2, 8 lid 2 en 10 lid 5 voor dat jaar verlaagd.
2. Indien in enige kalenderjaar de door de werkgever betaalde doorsneepremie van dat jaar, zoals omschreven in artikel 3 lid 3, hoger is dan de voor dat jaar benodigde kostendekkende premie, kan het bestuur besluiten tot inhaal van de eerder verlaagde pensioenaanspraken, als bedoeld in artikel 14 lid 1.
3. Het pensioenfonds informeert de deelnemers en de werkgever schriftelijk over het besluit tot verlaging van de in dat jaar toe te kennen pensioenaanspraken. Het pensioenfonds informeert de deelnemers, de gewezen deelnemers, de werkgever en de pensioengerechtigden waarvan eerder de pensioenaanspraken zijn verlaagd schriftelijk over het besluit tot inhaal van de eerder verlaagde pensioenaanspraken.
Artikel 15 Kortingsbepaling
1. Het pensioenfonds zal verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien:
- de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt; en
- het pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het (minimaal) vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad.
2. Het pensioenfonds informeert de (gewezen) deelnemers, gewezen partners, pensioen- gerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. De vermindering, bedoeld in lid 1, kan op zijn vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemers, gewezen partners, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
4. In het geval van vermindering als bedoeld in lid 1 kan het bestuur besluiten de bedoelde vermindering geheel of ten dele ongedaan te maken, indien in de volgende jaren het vermogen van het pensioenfonds dat toelaat.
Artikel 16 Informatieverstrekking
1. Iedere pensioen- of aanspraakgerechtigde is verplicht tot medewerking aan de goede uitvoering van dit pensioenreglement en dient aan het pensioenfonds alle gevraagde inlichtingen die voor de uitvoering van de pensioenregeling van belang zijn te verstrekken, zo nodig onder overlegging van officiële bescheiden.
2. Iedere pensioen- of aanspraakgerechtigde is in ieder geval verplicht aan het pensioenfonds - al dan niet via de werkgever - ten spoedigste schriftelijk melding te doen en de daartoe benodigde bewijsstukken te overleggen van een aanvang of beëindiging van een gezamenlijke huishouding.
3. De deelnemer wordt jaarlijks geïnformeerd over de stand van zijn of haar pensioenaanspraken.
4. De gewezen deelnemer wordt bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling en daarna jaarlijks geïnformeerd over de stand van zijn of haar pensioenaanspraken.
5. De pensioengerechtigde wordt bij pensioeningang en daarna jaarlijks geïnformeerd over de stand van zijn of haar pensioenrechten en -aanspraken.
6. De gewezen partner wordt bij beëindiging van het partnerschap als bedoeld in artikel 9 en bij verevening van ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 7, en daarna minimaal eens in de vijf jaar, geïnformeerd over de stand van zijn of haar pensioenaanspraken.
7. Het pensioenfonds verstrekt de pensioen- of aanspraakgerechtigden op verzoek een opgave van de opgebouwde en te bereiken pensioenaanspraken en -rechten alsmede voor hem of haar relevante informatie over beleggingen. Ook wordt op verzoek informatie verschaft over de gehanteerde aannamen bij de weergave van het ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch, verwacht en optimistisch scenario. Aan de pensioengerechtigden wordt op verzoek een opgave verstrekt van het ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch, verwacht en optimistisch scenario.
8. Het pensioenfonds verstrekt de pensioen- of aanspraakgerechtigden op verzoek elektronisch of schriftelijk de volgende op de website beschikbare informatie:
- informatie over de pensioenregeling;
- informatie over uitvoeringskosten;
- het jaarverslag;
- de verklaring inzake beleggingsbeginselen;
- informatie over het crisisplan;
- informatie over het herstelplan;
- het pensioenreglement;
- de uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 17 Waardeoverdracht
1. Op verzoek van de gewezen deelnemer zal de waarde van de bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever worden overgedragen, met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld in de Pensioenwet. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.
2. Op verzoek van de deelnemer zal de waarde van de pensioenaanspraken, die bij de pensioenuitvoerder van de vorige werkgever zijn verkregen, worden overgedragen naar het pensioenfonds. Overdracht vindt plaats met inachtneming van de voorwaarden en de termijnen zoals vermeld in de Pensioenwet. De overgedragen waarde wordt omgezet in pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement.
3. Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de partner van de (gewezen) deelnemer. Het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 kan niet worden overgedragen.
4. Het pensioenfonds heeft het recht om na beëindiging van de deelneming de waarde van de bij het pensioenfonds opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever indien de aanspraak op ouderdomspensioen het wettelijk vastgestelde bedrag (voor 2020: € 497,27 op jaarbasis) niet te boven gaat. Hierbij worden de voorwaarden van de Pensioenwet in acht genomen. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.
5. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt, evenals het vaststellen van de overdrachtswaarde, vindt plaats in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften.
6. Indien en zolang de beleidsdekkingsgraad van het pensioenfonds lager is dan 100% vindt geen overdracht van pensioenaanspraken plaats.
Artikel 18 Uitbetaling van de pensioenen
Het pensioen wordt uitbetaald in maandelijkse termijnen achteraf, onder aftrek van wettelijke inhoudingen.
Artikel 19 Vervroeging van het ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de ingangsdatum van het ouderdoms- pensioen worden vervroegd.
2. Vervroegde pensionering is toegestaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die vijf jaar lager is dan de AOW-leeftijd.
3. Indien het ouderdomspensioen wordt vervroegd, wordt het ouderdomspensioen op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren verlaagd. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
4. Bij vervroeging van het ouderdomspensioen en de daarbij behorende verlaging van het ouderdomspensioen, zoals bedoeld in het voorgaande lid, blijft de hoogte van het opgebouwde partner- en wezenpensioen ongewijzigd.
5. Een verzoek om vervroeging van het ouderdomspensioen dient ten minste zes maanden vóór de gewenste pensioeningangsdatum te worden ingediend bij het pensioenfonds.
6. Een eenmaal gemaakte keuze voor vervroeging is onherroepelijk.
Artikel 20 Deeltijdpensionering
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan het ouderdomspensioen gedeeltelijk eerder ingaan.
2. Deeltijdpensionering is toegestaan vanaf de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die vijf jaar lager is dan de AOW-leeftijd en uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd.
3. Voor het gedeelte dat de deelnemer niet met pensioen gaat vindt dekking en opbouw plaats conform het bepaalde in artikel 5. De opbouw van dit pensioen blijft gebaseerd op de periode tot de pensioenrichtdatum. Na de pensioenrichtdatum vindt geen pensioenopbouw meer plaats.
4. Een verzoek om deeltijdpensionering dient ten minste zes maanden vóór de gewenste pensioeningangsdatum te worden ingediend bij het pensioenfonds.
5. Een eenmaal gemaakte keuze voor deeltijdpensionering is onherroepelijk.
Artikel 21 Uitstel van het ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de ingangsdatum van het ouderdomspensioen worden uitgesteld.
2. De uiterste ingangsdatum van het ouderdomspensioen is de eerste dag van de maand waarin de leeftijd wordt bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd.
3. Na de pensioenrichtdatum vindt geen pensioenopbouw meer plaats.
4. Een verzoek om uitstel van het ouderdomspensioen dient ten minste zes maanden vóór de pensioenrichtdatum te worden ingediend bij het pensioenfonds.
5. Indien het ouderdomspensioen wordt uitgesteld, wordt het ouderdomspensioen op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren verhoogd. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
6. Bij uitstel van het ouderdomspensioen en de daarbij behorende verhoging van het ouderdomspensioen, zoals bedoeld in het voorgaande lid, blijft de hoogte van het opgebouwde partner- en wezenpensioen ongewijzigd.
Artikel 22 Variatie in hoogte ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan op de pensioeningangsdatum een in aanvang hoger dan wel lager ouderdomspensioen, en in de periode daarna een lager dan wel hoger ouderdomspensioen worden ontvangen.
2. Bij de variatie in pensioenuitkeringen geldt het volgende:
a. de hogere dan wel lagere uitkering geldt voor een periode direct aansluitend op de pensioeningangsdatum uiterlijk tot de eerste dag van de maand waarin de leeftijd wordt bereikt die vijf jaar hoger is dan de AOW-leeftijd;
b. de lagere uitkering is niet minder dan 75% van de hogere uitkering.
3. Het ouderdomspensioen, verkregen als gevolg van variatie in pensioenuitkeringen, wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
4. Bij variatie in pensioenuitkeringen en de daarbij behorende herrekening van het ouderdomspensioen, zoals bedoeld in het voorgaande lid, blijft de hoogte van het opgebouwde partner- en wezenpensioen ongewijzigd.
5. Een verzoek om variatie in pensioenuitkeringen dient ten minste zes maanden vóór de pensioeningangsdatum te worden ingediend bij het pensioenfonds.
6. Een eenmaal gemaakte keuze voor variatie in pensioenuitkeringen is onherroepelijk.
Artikel 23 Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum het recht om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen.
2. De omzetting vindt zodanig plaats dat het partnerpensioen na omzetting 50% of 70% bedraagt van het ouderdomspensioen dat na omzetting resteert. Bij omzetting dient rekening te worden gehouden met het eventueel al bestaande bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9.
3. Het na een echtscheiding aan de gewezen partner toekomend deel van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 7, kan niet in de omzetting worden betrokken.
4. Het partnerpensioen dat verkregen wordt na omzetting van ouderdomspensioen, wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
5. Een verzoek om omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen dient ten minste zes maanden vóór de pensioeningangsdatum te worden ingediend bij het pensioenfonds.
6. Door de omzetting vervalt de aanspraak op het omgezette deel van het ouderdomspensioen.
7. Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk.
Artikel 24 Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioeningangsdatum het recht om het gehele partnerpensioen of 75%, 50% of 25% om te zetten in ouderdomspensioen.
2. Het bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9 kan niet in de omzetting worden betrokken.
3. Het ouderdomspensioen dat verkregen wordt na (gehele of gedeeltelijke) omzetting van partnerpensioen, wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in de bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
4. Een verzoek om omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen dient ten minste zes maanden vóór de pensioeningangsdatum te worden ingediend bij het pensioenfonds.
5. Door de omzetting vervalt de aanspraak op het omgezette (deel van het) partnerpensioen.
6. Een eenmaal gemaakte keuze voor omzetting is onherroepelijk.
Artikel 25 Afkoop, vervreemden en prijsgeven van pensioen
1. Aanspraken voortvloeiend uit dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, behoudens in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
2. Het pensioenfonds heeft de mogelijkheid om de pensioenrechten en -aanspraken op de pensioeningangsdatum af te kopen als het ouderdomspensioen het wettelijk vastgestelde bedrag (voor 2020: € 497,27 op jaarbasis) niet te boven gaat. Hierbij worden de voorwaarden van de Pensioenwet in acht genomen.
3. Het pensioenfonds heeft de mogelijkheid om het partnerpensioen bij het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde af te kopen, als het partnerpensioen het in lid 2 bedoelde bedrag niet te boven gaat. Hierbij worden de voorwaarden van de Pensioenwet in acht genomen.
4. Het pensioenfonds heeft de mogelijkheid om het wezenpensioen bij het overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde af te kopen, als het wezenpensioen het in lid 2 bedoelde bedrag niet te boven gaat. Hierbij worden de voorwaarden van de Pensioenwet in acht genomen.
5. Het pensioenfonds heeft de mogelijkheid om het bijzonder partnerpensioen bij beëindiging van het partnerschap als bedoeld in artikel 9 af te kopen als het bijzonder partnerpensioen het in lid 2 bedoelde bedrag niet te boven gaat. Hierbij worden de voorwaarden van de Pensioenwet in acht genomen.
6. Het pensioenfonds heeft de mogelijkheid om de pensioenaanspraken na beëindiging van het deelnemerschap af te kopen als de aanspraken het wettelijk vastgestelde bedrag (voor 2020: € 497,27 op jaarbasis) niet te boven gaan én als het niet mogelijk is de pensioenaanspraken over te dragen zoals bedoeld in artikel 17, lid 4. Hierbij worden de voorwaarden van de Pensioenwet in acht genomen.
7. De hoogte van de afkoopsom wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren. Deze factoren zijn vastgelegd in een bij dit pensioenreglement behorende bijlage.
Artikel 26 Onvoorziene gevallen en beslechting van geschillen
1. In gevallen waarin dit pensioenreglement niet voorziet beslist het bestuur, tenzij een besluit de financiële belangen van de werkgever beïnvloedt, in welk geval het bestuur beslist na overleg met de werkgever. De belangen van de overige (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden mogen door deze beslissing niet worden geschaad.
2. Indien een (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde het oneens is met de uitvoering van de pensioenregeling kan de betrokkene schriftelijk een klacht bij het pensioenfonds indienen. Het pensioenfonds zal de klacht onderzoeken conform de klachten- en geschillenprocedure.
Artikel 27 Onbetaald verlof
1. Als de werknemer onbetaald verlof heeft, blijft de aanspraak op partner- en wezenpensioen voor de maximale duur van achttien maanden ongewijzigd in stand.
2. Met betrekking tot het ouderdomspensioen geldt dat de deelnemer de keuze heeft de opbouw volledig of niet voort te zetten.
3. Wat de gevolgen van onbetaald verlof zijn voor de deelnemersbijdrage, bepalen de werkgever en de werknemer in overleg.
Artikel 28 Algemene bepalingen
1. Het pensioenfonds is niet gehouden tot uitbetaling van partnerpensioen aan degene die met de overledene binnen twaalf maanden voor diens overlijden een partnerschap is aangegaan, terwijl de gezondheidstoestand van de overledene op het moment van het aangaan van het partnerschap het overlijden redelijkerwijs moest doen verwachten.
2. Het pensioenfonds kan een onderzoek laten instellen naar de gezondheid van de deelnemer, doch uitsluitend indien zij daartoe door de wet niet wordt beperkt.
3. Het pensioenfonds is niet gehouden tot uitbetaling van partnerpensioen of wezenpensioen aan degene die op grond van een vonnis schuldig is bevonden aan het (doen) plegen of mede plegen van moord op de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
Artikel 29 Overgangsbepalingen
1. Voor de werknemer die op 31 december 2013 deelnemer was in de Rexel Nederland Regeling 2010 van het pensioenfonds, blijven de risicoverzekeringen voor het partnerpensioen en het wezenpensioen over de deelnemingsperiode vóór 1 januari 2014 in stand, zoals verzekerd onder de Rexel Nederland Regeling 2010. Uitgangspunt is het partnerpensioen en het wezenpensioen dat gedurende de deelnemingsjaren aan de Rexel Nederland Regeling 2010 niet is opgebouwd omdat de voormelde pensioenen op risicobasis verzekerd waren. De hoogte van het partnerpensioen en het wezenpensioen op risicobasis is eenmalig vastgesteld per 31 december 2013.
2. De in lid 1 genoemde risicoverzekeringen vervallen bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden. Binnen twee maanden na de beëindiging van het deelnemerschap heeft de gewezen deelnemer het recht om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in partnerpensioen. De omzetting vindt zodanig plaats dat het partnerpensioen na omzetting 50% of 70% bedraagt van het ouderdoms- pensioen dat na omzetting resteert. Bij omzetting dient rekening te worden gehouden met het eventueel al bestaande bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 9. De gewezen deelnemer kan hiervoor een offerte vragen aan het pensioenfonds. De omzetting vindt plaats indien de gewezen deelnemer de offerte binnen de door het pensioenfonds gestelde termijn accepteert en ondertekend terugstuurt.
3. Voor de werknemer die op 31 december 2013 deelnemer was in de bij Stichting Pensioenfonds voor de Nederlandse Groothandel (SPNG) ondergebrachte pensioenregeling A en direct aansluitend deelnemer werd in de bij SPNG ondergebrachte pensioenregeling 2013, blijven de risicoverzekeringen voor het partnerpensioen en het wezenpensioen over de deelnemingsperiode vóór 1 januari 2013 in stand, zoals verzekerd bij SPNG onder pensioenregeling A. Uitgangspunt is het partnerpensioen en het wezenpensioen dat gedurende de deelnemingsjaren aan de SPNG pensioenregeling A niet is opgebouwd omdat de voormelde pensioenen op risicobasis verzekerd waren. De hoogte van het partnerpensioen en het wezenpensioen op risicobasis is eenmalig vastgesteld per 31 december 2013 op basis van de door SPNG aangeleverde gegevens. Deze risicoverzekeringen vervallen bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden.
4. Voor de werknemer die op 31 december 2017 deelnemer was aan de Rexel Nederland Regeling 2014 van het pensioenfonds is het opgebouwde ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 65 en pensioenrichtleeftijd 67 per 1 januari 2018 actuarieel neutraal omgezet in een ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 68. De opgebouwde aanspraken op partner- en wezenpensioen zijn niet gewijzigd, waardoor het opgebouwde partnerpensioen minder bedraagt dan 70% en het opgebouwde wezenpensioen minder bedraagt dan 14% van het opgebouwde ouderdomspensioen.
5. Voor de gewezen werknemer die op 31 december 2019 deelnemer was aan de Rexel Nederland Regeling 2018 van het pensioenfonds vanwege voortgezette pensioen- opbouw tijdens arbeidsongeschiktheid gelden met ingang van 1 januari 2020 de bepalingen van dit pensioenreglement. Voor deze gewezen werknemers gelden ook de bepalingen van lid 4.
Artikel 30 Datum inwerkingtreding
1. Dit pensioenreglement treedt in werking op 1 januari 2020 en vervangt de Rexel Nederland Regeling 2018. De pensioenaanspraken die op grond van de Rexel Nederland Regeling 2018 zijn verworven blijven behouden.
Bijlage I behorende bij het pensioenreglement van de Rexel Nederland Regeling 2020 bij Stichting Pensioenfonds Sagittarius. De factoren in deze bijlage gelden per 1 januari 2020 zowel voor deelnemers als voor gewezen deelnemers. Het bestuur kan nieuwe factoren vaststellen indien daartoe aanleiding bestaat. In dat geval zal ook deze bijlage overeenkomstig worden aangepast.
Vervroeging van het ouderdomspensioen (artikel 19)
Om de hoogte van het ouderdomspensioen na vervroeging vast te stellen, dient het ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 68 te worden vermenigvuldigd met de “correctiefactor ouderdomspensioen” uit de onderstaande tabel.
Leeftijd op pensioeningangsdatum | Correctiefactor ouderdomspensioen |
67 | 0,94 |
66 | 0,89 |
65 | 0,84 |
64 | 0,80 |
63 | 0,76 |
62 | 0,72 |
61 | 0,69 |
Uitstel van het ouderdomspensioen (artikel 21)
Om de hoogte van het ouderdomspensioen na uitstel vast te stellen, dient het ouderdomspensioen met pensioenrichtleeftijd 68 te worden vermenigvuldigd met de “correctiefactor ouderdomspensioen” uit de onderstaande tabel.
Leeftijd op pensioeningangsdatum | Correctiefactor ouderdomspensioen |
69 | 1,06 |
70 | 1,14 |
Variatie in hoogte ouderdomspensioen (eerst hoger, daarna lager) (artikel 22)
Om in geval van variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen de hoge uitkering op de ingangsdatum vast te stellen, dient het pensioen vóór variatie te worden vermenigvuldigd met de “correctiefactor tot leeftijd ..., hoog” uit de onderstaande tabel. Het pensioen bij de aanvang van de lage uitkering is vast te stellen door het pensioen vóór variatie te vermenigvuldigen met de “correctiefactor tot leeftijd ..., laag”.
Leeftijd bij aanvang hoge uitkering | Correctiefactor tot leeftijd 65 | Correctiefactor tot leeftijd 70 | ||
hoog | laag | hoog | laag | |
61 | 1,26 | 0,94 | 1,18 | 0,89 |
62 | 1,27 | 0,96 | 1,19 | 0,89 |
63 | 1,29 | 0,97 | 1,20 | 0,90 |
64 | 1,31 | 0,98 | 1,21 | 0,91 |
65 | n.v.t. | n.v.t. | 1,23 | 0,92 |
66 | n.v.t. | n.v.t. | 1,24 | 0,93 |
67 | n.v.t. | n.v.t. | 1,26 | 0,95 |
68 | n.v.t. | n.v.t. | 1,28 | 0,96 |
Variatie in hoogte ouderdomspensioen (eerst lager, daarna hoger) (artikel 22)
Om in geval van variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen de lage uitkering op de ingangsdatum vast te stellen, dient het pensioen vóór variatie te worden vermenigvuldigd met de “correctiefactor tot leeftijd ..., laag” uit de onderstaande tabel. Het pensioen bij de aanvang van de hoge uitkering is vast te stellen door het pensioen vóór variatie te vermenigvuldigen met de “correctiefactor tot leeftijd ..., hoog”.
Leeftijd bij aanvang lage uitkering | Correctiefactor tot leeftijd 65 | Correctiefactor tot leeftijd 70 | ||
laag | hoog | laag | hoog | |
61 | 0,79 | 1,05 | 0,83 | 1,11 |
62 | 0,78 | 1,04 | 0,82 | 1,10 |
63 | 0,77 | 1,03 | 0,82 | 1,09 |
64 | 0,76 | 1,01 | 0,81 | 1,08 |
65 | n.v.t. | n.v.t. | 0,80 | 1,07 |
66 | n.v.t. | n.v.t. | 0,79 | 1,06 |
67 | n.v.t. | n.v.t. | 0,78 | 1,04 |
68 | n.v.t. | n.v.t. | 0,77 | 1,03 |
Omzetting van ouderdomspensioen in partnerpensioen (artikel 23)
Om bij pensionering de hoogte van het ouderdomspensioen na omzetting van het ouderdomspensioen in partnerpensioen vast te stellen, dient het ouderdomspensioen vóór omzetting te worden vermenigvuldigd met de “correctiefactor ouderdomspensioen” uit de onderstaande tabel, waarbij gekozen kan worden voor een partnerpensioen van 50% of 70% van het ouderdomspensioen.
Leeftijd op ruilmoment | Correctiefactor ouderdomspensioen (partnerpensioen 70%) | Correctiefactor ouderdomspensioen (partnerpensioen 50%) |
68 | 0,83 | 0,87 |
67 | 0,83 | 0,87 |
66 | 0,84 | 0,88 |
65 | 0,84 | 0,88 |
64 | 0,85 | 0,88 |
63 | 0,85 | 0,89 |
62 | 0,86 | 0,89 |
61 | 0,86 | 0,90 |
Omzetting van partnerpensioen in ouderdomspensioen (artikel 24)
Om de hoogte van het ouderdomspensioen na omzetting van het partnerpensioen in extra ouderdomspensioen vast te stellen, dient het om te zetten partnerpensioen (100%, 75%, 50% of 25% is mogelijk) te worden vermenigvuldigd met de “correctiefactor partnerpensioen” uit de onderstaande tabel en vervolgens te worden opgeteld bij het ouderdomspensioen vóór omzetting.
Leeftijd op ruilmoment | Correctiefactor partnerpensioen |
68 | 0,31 |
67 | 0,29 |
66 | 0,28 |
65 | 0,27 |
64 | 0,26 |
63 | 0,25 |
62 | 0,24 |
61 | 0,23 |
Bijlage II behorende bij het pensioenreglement van de Rexel Nederland Regeling 2020 bij Stichting Pensioenfonds Sagittarius. De afkoopfactoren in deze bijlage gelden van 1 januari 2024 tot en met
31 december 2024. Jaarlijks per 1 januari zullen nieuwe factoren worden vastgesteld. De factoren gelden zowel voor (gewezen) deelnemers als voor pensioengerechtigden.
Afkoop van pensioen (artikel 25)
Om de hoogte van het afkoopbedrag van het pensioen vast te stellen, dient het pensioen te worden vermenigvuldigd met de factoren uit de onderstaande tabel.
Leeftijd van de verzekerde | Factor niet ingegaan ouderdoms- pensioen | Factor niet ingegaan partner- pensioen | Leeftijd van de partner | Factor ingegaan partner- pensioen | Leeftijd van het kind | Factor ingegaan wezen- pensioen | ||
20 | 6,871 | 2,049 | 20 | 35,698 | 1 | 19,341 | ||
21 | 6,957 | 2,090 | 21 | 35,410 | 2 | 18,804 | ||
22 | 7,043 | 2,131 | 22 | 35,116 | 3 | 18,256 | ||
23 | 7,130 | 2,173 | 23 | 34,817 | 4 | 17,696 | ||
24 | 7,217 | 2,216 | 24 | 34,512 | 5 | 17,124 | ||
25 | 7,304 | 2,259 | 25 | 34,202 | 6 | 16,540 | ||
26 | 7,391 | 2,303 | 26 | 33,887 | 7 | 15,943 | ||
27 | 7,478 | 2,349 | 27 | 33,565 | 8 | 15,333 | ||
28 | 7,567 | 2,395 | 28 | 33,238 | 9 | 14,708 | ||
29 | 7,655 | 2,442 | 29 | 32,905 | 10 | 14,067 | ||
30 | 7,745 | 2,490 | 30 | 32,566 | 11 | 13,409 | ||
31 | 7,835 | 2,539 | 31 | 32,220 | 12 | 12,735 | ||
32 | 7,928 | 2,589 | 32 | 31,869 | 13 | 12,042 | ||
33 | 8,021 | 2,639 | 33 | 31,511 | 14 | 11,330 | ||
34 | 8,117 | 2,691 | 34 | 31,147 | 15 | 10,597 | ||
35 | 8,215 | 2,742 | 35 | 30,776 | 16 | 9,842 | ||
36 | 8,313 | 2,795 | 36 | 30,400 | 17 | 9,064 | ||
37 | 8,414 | 2,847 | 37 | 30,016 | 18 | 8,264 | ||
38 | 8,517 | 2,901 | 38 | 29,627 | 19 | 7,440 | ||
39 | 8,621 | 2,956 | 39 | 29,230 | 20 | 6,591 | ||
40 | 8,728 | 3,010 | 40 | 28,827 | 21 | 5,719 | ||
41 | 8,839 | 3,066 | 41 | 28,418 | 22 | 4,823 | ||
42 | 8,953 | 3,121 | 42 | 28,002 | 23 | 3,904 | ||
43 | 9,070 | 3,176 | 43 | 27,579 | 24 | 2,961 | ||
44 | 9,190 | 3,231 | 44 | 27,151 | 25 | 1,995 | ||
45 | 9,316 | 3,286 | 45 | 26,715 | 26 | 1,006 | ||
46 | 9,446 | 3,341 | 46 | 26,273 | 27 | 0,000 | ||
47 | 9,580 | 3,395 | 47 | 25,825 | ||||
48 | 9,721 | 3,449 | 48 | 25,371 | ||||
49 | 9,867 | 3,502 | 49 | 24,911 | ||||
50 | 10,021 | 3,555 | 50 | 24,443 | ||||
51 | 10,183 | 3,606 | 51 | 23,971 | ||||
52 | 10,354 | 3,656 | 52 | 23,492 | ||||
53 | 10,534 | 3,704 | 53 | 23,007 | ||||
54 | 10,725 | 3,751 | 54 | 22,516 | ||||
55 | 10,928 | 3,796 | 55 | 22,020 | ||||
56 | 11,144 | 3,837 | 56 | 21,518 | ||||
57 | 11,374 | 3,877 | 57 | 21,011 | ||||
58 | 11,620 | 3,914 | 58 | 20,499 | ||||
59 | 11,883 | 3,947 | 59 | 19,981 | ||||
60 | 12,162 | 3,976 | 60 | 19,457 | ||||
61 | 12,460 | 4,001 | 61 | 18,930 | ||||
62 | 12,776 | 4,023 | 62 | 18,397 | ||||
63 | 13,112 | 4,039 | 63 | 17,860 | ||||
64 | 13,467 | 4,050 | 64 | 17,318 | ||||
65 | 13,844 | 4,056 | 65 | 16,771 | ||||
66 | 14,244 | 4,055 | 66 | 16,221 | ||||
67 | 14,668 | 4,048 | 67 | 15,667 | ||||
68 | 15,109 | 4,048 | 68 | 15,109 |
Bijlage II Rexel Nederland Regeling 2020_2024