GESCHILLENCOMMISSIE KYNOLOGIE
GESCHILLENCOMMISSIE KYNOLOGIE
Uitspraak als bedoeld in artikel VII.16 van het Kynologisch Reglement (KR) Zaaknummer: GC 2021-03
De vereniging @@@ [NAAM VERENIGING] (eiseres),
in deze zaak vertegenwoordigd door @@@ [NAAM VERTEGENWOORDIGER],
en
het bestuur van de Raad van Beheer op Kynologisch gebied in Nederland (verweerder),
gemachtigde mr. D.F. Dokkum.
Procesverloop
Bij brief van 24 september 2021 heeft de Commissie Werkhonden (CWH) van verweerder besloten geen evenementen waarbij een keurmeester van verweerder wordt uitgenodigd toe te staan op het in België gelegen terrein van de bij @@@ [NAAM VERENIGING] aangesloten kringgroep @@@ [naam KRINGGROEP]. De @@@ [NAAM VERENIGING] heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Bij brief van 7 oktober 2021 heeft de CWH haar besluit geen evenementen op locaties buiten Nederland toe te staan gehandhaafd (het bestreden besluit 1). Bij e-mail van 8 oktober 2021 heeft @@@ [naam] namens @@@ [naam KRINGGROEP] de CWH verzocht haar besluit te herzien. De CWH heeft vervolgens bij brief van 18 oktober 2021 laten weten geen ruimte te zien haar beslissing terug te draaien (het bestreden besluit 2).
Eiseres heeft tegen de bestreden besluiten 1 en 2 (hierna samen: het bestreden besluit) beroep ingesteld.
Zowel verweerder als eiseres hebben nadere stukken ingediend (respectievelijk op 16 en 17 februari 2022).
De zitting van de Geschillencommissie heeft plaatsgevonden op 23 februari 2022. Xxxxxxx was aanwezig, vertegenwoordigd door @@@ [naam vertegenwoordiger], vicevoorzitter, @@@ [naam], voorzitter, en @@@[naam], penningmeester. Namens verweerder waren aanwezig zijn gemachtigde en @@@ [naam], voorzitter van de CWH, en @@@ [naam], secretaris van de CWH.
De Geschillencommissie heeft op de zitting het onderzoek geschorst voor een periode van twee maanden om verweerder in de gelegenheid te stellen te onderzoeken of met de Belgische kennelclub (KMSH) overeenstemming kan worden bereikt over het organiseren van Nederlandse kynologische evenementen op Belgisch grondgebied. Daarnaast is @@@ [NAAM VERENIGING] in de gelegenheid gesteld te onderzoeken of er bereidheid is bij en mogelijkheden zijn voor @@@ [naam KRINGGROEP] om naar Nederland te verhuizen. Verder is aan beide partijen gevraagd te bezien of een gedoogperiode kan worden afgesproken.
Bij e-mail van 13 april 2022 heeft verweerder meegedeeld te hebben besloten de XXXX niet om toestemming te vragen voor het organiseren van Nederlandse evenementen op Belgisch grondgebied en het verzoek van @@@ [naam KRINGGROEP] om een overbruggingsperiode niet te honoreren.
Bij e-mail van 20 april 2022 heeft @@@ [NAAM VERENIGING] gereageerd op de e-mail van
verweerder. Daarbij heeft @@@ [NAAM VERENIGING] onder meer meegedeeld dat namens het bestuur van de KMSH per e-mail is bevestigd dat er geen enkele belemmering is voor de kringgroep om evenementen te organiseren onder auspiciën van @@@ [NAAM VERENIGING]/verweerder op Belgisch grondgebied.
De Geschillencommissie heeft verweerder vervolgens bij e-mail van 19 mei 2022 gevraagd of de mededeling van eiseres over de visie van de KMSH aanleiding is voor verweerder zijn standpunt over een mogelijk verzoek aan de KMSH te herzien en alsnog in overleg met de KMSH te bezien of een uitzonderingsregeling voor @@@ [naam KRINGGROEP] kan worden getroffen.
Bij e-mail van 23 juni 2022 heeft verweerder meegedeeld zijn eerder ingenomen standpunt, zoals verwoord in de e-mail van 13 april 2022, te handhaven en geen aanleiding te zien om hierover contact op te nemen met de KMSH.
Xxxxxxx heeft in reactie hierop bij e-mail van diezelfde datum aan de Geschillencommissie verzocht uitspraak te doen.
Naast bovengenoemde e-mails hebben partijen over en weer nog andere e-mails gestuurd. Deze e- mails zullen zo nodig hieronder nader worden genoemd.
Op 30 juni 2022 heeft de Geschillencommissie aan partijen bericht het onderzoek te sluiten en uitspraak te zullen doen.
Overwegingen
1.1. @@@ [naam KRINGGROEP] is een kringgroep die aanvankelijk was aangesloten bij een Belgische en een Nederlandse rasvereniging. In 2014 is de samenwerking met de Belgische rasvereniging ontbonden en sindsdien is @@@ [naam KRINGGROEP] enkel aangesloten bij de Nederlandse rasvereniging @@@ [NAAM VERENIGING]. @@@ [NAAM VERENIGING] is lid van verweerder. @@@ [naam KRINGGROEP] is statutair gevestigd in Nederland en ook het secretariaat is in Nederland gevestigd. De statuten van @@@ [naam KRINGGROEP] zijn opgesteld volgens en in overeenstemming met de eisen van @@@ [NAAM VERENIGING]/verweerder. De leden van @@@ [naam KRINGGROEP] zijn allen lid van een Nederlandse rasvereniging. Het terrein waar @@@ [naam KRINGGROEP] in ieder geval sinds 2004 zijn trainingen, examens, wedstrijden en andere evenementen houdt, is gelegen op Belgisch grondgebied.
1.2. @@@ [naam KRINGGROEP] organiseert al ten minste sinds 2004 met medeweten en toestemming van @@@ [NAAM VERENIGING] en het toenmalige bestuur van de CWH evenementen op zijn terrein in België, waarbij aan verweerder verbonden pakwerkers, instructeurs, keurmeesters en andere functionarissen optreden. In 2014 is hierover gesproken tussen CWH en verweerder. Verweerder heeft toen aan de CWH en @@@ [NAAM VERENIGING] laten weten dat verweerder (en dus ook de CWH) alleen vergunningen mag afgeven voor evenementen die in Nederland gehouden worden. In 2021 is dit opnieuw onderwerp van gesprek tussen de CWH en verweerder geworden. Naar aanleiding daarvan heeft het huidige bestuur van de CWH geconcludeerd dat er geen juridische basis is om de locatie in België toe te staan en het in de brief van 24 september 2021 neergelegde besluit genomen.
2. De voor de beoordeling van deze zaak belangrijke regelgeving is weergegeven in de bijlage bij deze uitspraak.
3. Verweerder stelt zich - kort samengevat - op het standpunt dat de toepasselijke nationale en internationale regelingen hem geen ruimte bieden evenementen onder zijn auspiciën toe te staan
die plaatsvinden op buitenlands grondgebied.
4. Eiseres is het niet met verweerder eens. Zij voert in beroep - kort samengevat - het volgende aan.
- In de statuten en reglementen van verweerder is niet bepaald dat het niet is toegestaan om een oefenterrein/trainingsveld op buitenlands grondgebied te hebben. Evenmin kennen de statuten en reglementen vereisten met betrekking tot de afstand van een trainingsveld ten opzichte van een op Nederlands grondgebied gevestigde erkende vereniging en de plaats van het terrein als de vereniging gelegen is in een grensstreek. De nationale reglementen gaan uit van de statutaire vestigingsplaats, zie bijvoorbeeld artikel 9, tweede lid, van het HR;
- Er is sprake van gewoonterecht; eiseres maakt al vele jaren gebruik van het terrein en heeft daarvoor ieder jaar goedkeuring en vergunningen gekregen. Het argument van de CWH dat dit is gebeurd op grond van onjuiste informatie kan niet slagen. Dat de ligging 400 meter verder is dan eerder gedacht, mag geen belemmering zijn alsnog de vergunning te verlenen. Het is in strijd met de redelijkheid en billijkheid om na vele jaren gedogen geen vergunning meer te verlenen;
- Ten onrechte beroept de CWH zich in de motivering van haar besluit op artikel 23 van de Standing Orders of the FCI1 (de Standing Orders). Daaruit volgt hooguit dat een Nederlandse keurmeester geen Championship Certificate mag afgeven voor evenementen op het terrein. Het terrein van @@@ [naam KRINGGROEP] valt binnen de ‘territory’ van de kringgroep in de omgeving van de grens van Nederland en België. Het beroep op de Standing Orders is bovendien niet redelijk en billijk gezien de in het verleden verleende vergunningen;
- Het bestreden besluit is in strijd met het gelijkheidsbeginsel, het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet en het beginsel van fair play omdat de Nederlandse leden van @@@ [naam KRINGGROEP] niet meer kunnen deelnemen aan evenementen op hun eigen terrein, terwijl verenigingsleden die behoren tot de overige dertien kringgroepen dat wel kunnen;
- Het bestreden besluit is in strijd met artikel 56 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), welke bepaling strekt tot het vrij verrichten van diensten binnen de Europese Unie. Het besluit vindt geen rechtvaardiging in dwingende redenen van algemeen belang en treft de leden van @@@ [naam KRINGGROEP] onevenredig hard;
- Het bestreden besluit is in strijd met artikel V.38 van het Kynologisch Reglement (KR) omdat de CWH heeft nagelaten de benodigde zorg te treffen om het goed functioneren van de vereniging mogelijk te maken.
5.1. De Geschillencommissie volgt verweerder in zijn standpunt dat de toepasselijke regelingen geen ruimte bieden om evenementen onder de vlag van verweerder toe te staan die plaatsvinden op buitenlands grondgebied. Weliswaar is, zoals eiseres terecht opmerkt, in de toepasselijke regelingen niet expliciet bepaald dat een oefenterrein/trainingsveld op Nederlands grondgebied moet zijn gelegen. Dat neemt echter niet weg dat dit wel het uitgangspunt en de strekking van de nationale regelingen is en ook past binnen aan de Standing Orders ten grondslag liggende beginselen van territorialiteit en soevereiniteit. In artikel 2 van de statuten van verweerder is nadrukkelijk bepaald dat verweerder ten doel heeft de kynologie in Nederland2 te bevorderen en regels te stellen met betrekking tot hondensport in Nederland. Dat doel streeft verweerder na door de hondensport in Nederland te reglementeren en ieder die in Nederland deelneemt aan een door verweerder gereglementeerde tak van hondensport, onderwerpt zich aan de rechtsmacht van verweerder3. Dat verweerder enkel rechtsmacht heeft in Nederland, ligt ook besloten in artikel 3 van het HR4 en in artikel 23 van de Standing Orders. Verder ligt dit territorialiteitsbeginsel ten grondslag aan het
1 Fédération Cynologique Internationale.
2 Cursiveringen zijn telkens door de Geschillencommissie aangebracht.
3 Zie ook artikel I.3 van het Kynologisch Reglement van de Vereniging “Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland” (KR).
4 Huishoudelijk Reglement van de Vereniging “Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland”.
soevereiniteitsbeginsel, neergelegd in bijvoorbeeld artikel 7.1 van de Standing Orders en artikel VIII.9 van het KR, welke bepalingen inhouden dat een nationale vereniging besluiten van een buitenlandse vereniging moet respecteren.
5.2. Aan het voorgaande doet niet af dat op grond van artikel 9, tweede lid, van het HR de statutaire vestigingsplaats bepalend is voor het Rayon waartoe een Regionale Vereniging behoort. In dit artikel worden blijkens de daarboven geplaatste titel regels gegeven voor het overleg tussen de aangesloten verenigingen onderling. De vraag bij welk Rayon-overleg een Regionale vereniging moet aansluiten, wordt op grond van genoemde bepaling beantwoord aan de hand van de statutaire vestigingsplaats en kennelijk niet aan de hand van de feitelijke vestigingsplaats. Uit dit artikel kan niet worden afgeleid dat bedoeld is om, in afwijking van het uitgangspunt en de strekking van de (juridisch in hogere rangorde staande) statuten ook rechtsmacht te creëren voor evenementen op in het buitenland gelegen locaties.
6. Het beroep van eiseres op gewoonterecht/de redelijkheid en billijkheid slaagt niet. Zoals hiervoor is overwogen, volgt uit de toepasselijke internationale en nationale regelgeving dat evenementen op buitenlands grondgebied onder auspiciën van verweerder niet zijn toegestaan. Daarbij is niet van belang hoe ver over de grens het betreffende terrein ligt. De eerdere beslissing van de CWH wel toestemming te verlenen is, zoals de CWH nu zelf ook inziet, onjuist. De CWH is niet gehouden een eerder gemaakte fout te handhaven. Verder blijkt uit de door verweerder overgelegde e-mailwisseling uit mei en juni 2014 dat de CWH en @@@ [NAAM VERENIGING] in ieder geval sindsdien er al van op de hoogte waren dat verweerder zich op het standpunt stelt dat alleen vergunningen mogen worden afgegeven voor evenementen die in Nederland gehouden worden. De CWH heeft vervolgens toch weer vergunningen aan @@@ [naam KRINGGROEP]/eiseres verleend voor evenementen op het terrein in België. Van verweerder kan niet worden gevergd die situatie te aanvaarden dan wel voor onbepaalde tijd te gedogen. Daarbij wijst de Geschillencommissie erop dat de CWH op grond van artikel V.38, tweede tot en met zevende lid, van het KR gebonden is aan het KR en richtlijnen en aanwijzingen van verweerder. De ‘zorg’ door het CWH, vermeld in het eerste lid van dit artikel, kan daarom niet inhouden dat aan @@@ [naam KRINGGROEP]/@@@ [NAAM VERENIGING] wordt toegestaan in strijd met de statuten en besluiten van verweerder te handelen. Het beroep van eiseres op artikel V.38, eerste lid, van het KR, kan dus niet slagen.
7. Dat het bestreden besluit in strijd is met het gelijkheidsbeginsel, het discriminatieverbod van artikel 1 van de Grondwet en/of het beginsel van fair play, volgt de Geschillencommissie niet. De situatie van een kringgroep die zijn oefen- en wedstrijdterrein in Nederland heeft, is in het licht van het territorialiteitsbeginsel wezenlijk anders dan de situatie van @@@ [naam KRINGGROEP], die zijn terrein in België heeft. @@@ [naam KRINGGROEP] heeft bovendien zelf gekozen voor een terrein op Belgisch in plaats van Nederlands grondgebied en kiest er ook zelf voor zijn officiële evenementen niet te houden op een in Nederland gelegen locatie.
8. Ook volgt de Geschillencommissie eiseres niet in haar betoog dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 56 van het VWEU. Beperkingen op de vrijheden van de interne markt kunnen gerechtvaardigd zijn indien ze zonder discriminatie worden toegepast, gerechtvaardigd zijn door dwingende eisen van algemeen belang, geschikt zijn om het nagestreefde doel te bereiken en niet verder gaan dan noodzakelijk. In dat kader zijn op de regels voor de interne markt uitzonderingen gemaakt voor sport. Zo is het bijvoorbeeld toegestaan voor nationale teams alleen spelers met de nationaliteit van dat land in te zetten. In dit licht bezien valt zonder verdere toelichting, die door eiseres niet is gegeven, niet in te zien dat de beperking van verweerder van zijn rechtsmacht tot Nederlands grondgebied in strijd is met artikel 56 van het VWEU, nog daargelaten de vraag of in dit geval sprake is van het verrichten van diensten als bedoeld in dat artikel. De Geschillencommissie neemt hierbij in aanmerking dat het @@@ [naam KRINGGROEP] vrij staat zich aan te sluiten bij een Belgische vereniging. Nu eiseres er voor heeft gekozen zich (enkel) aan te sluiten bij verweerder,
heeft zij zich daarmee onderworpen aan de rechtsmacht van verweerder en de regels neergelegd in de statuten en reglementen van verweerder.
9. Gelet op wat hiervoor is overwogen, slaagt geen van de argumenten van eiseres. Het beroep is dus ongegrond en het bestreden besluit blijft in stand. Daarom wordt het griffierecht niet terugbetaald.
10. De Geschillencommissie realiseert zich dat de beslissing geen evenementen onder auspiciën van verweerder meer toe te staan op het terrein van @@@ [naam KRINGGROEP] ingrijpend is voor @@@ [naam KRINGGROEP]. Dit temeer omdat daar gedurende vele jaren wel (zij het ten onrechte) toestemming voor was verleend. Ook realiseert zij zich dat het voor @@@ [naam KRINGGROEP] niet eenvoudig en kostbaar is om, als de kringgroep dat zou willen, weer naar Nederland te verhuizen. Daarom heeft de Geschillencommissie op de zitting verzocht de mogelijkheid van een gedoogperiode te onderzoeken en naar aanleiding van de mededeling van eiseres over het standpunt van de KMSH aan verweerder gevraagd of hij aanleiding zag alsnog in overleg met de KMSH te bezien of een uitzonderingsregeling voor @@@ [naam KRINGGROEP] kan worden getroffen. Verweerder heeft hierin om hem moverende redenen niet bewilligd. Ter voorlichting van eiseres merkt de Geschillencommissie op dat de beslissing niet met de KMSH in overleg te treden om de mogelijkheid van een uitzonderingsregeling te onderzoeken, tot de beslissingsbevoegdheid van verweerder behoort. Het is niet aan de Geschillencommissie hierover een oordeel te geven en de Geschillencommissie kan hierin dus niets voor eiseres betekenen. Omdat eiseres heeft aangedrongen op een spoedige uitspraak van de Geschillencommissie zodat zij de zaak eventueel aan de rechter kan voorleggen, ziet de Geschillencommissie geen aanleiding verweerder op te dragen om alsnog een begunstigingstermijn toe te kennen (zoals in handhavingszaken gebruikelijk is en gelet op de feiten en omstandigheden in deze zaak redelijk en billijk zou zijn). Uiteraard staat het partijen vrij hierover desgewenst in onderling overleg alsnog afspraken te maken.
Beslissing
De Geschillencommissie verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.A. Xxxxxx-Xxxxxxx (voorzitter), mr. drs. R. in ‘t Veld en mr. J.W. Veenendaal.
w.g. de leden van de Geschillencommissie
Bijlage: relevante regelgeving
De statuten van de Vereniging “Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland” luiden, voor zover relevant:
Doel, middelen en reikwijdte Artikel 2
1. De Raad van Beheer heeft ten doel:
a. de bevordering van de kynologie in Nederland, het stellen van regels met betrekking tot alle vormen van hondensport in Nederland, zomede het bestrijden van alle handelingen die de belangen of het aanzien van de Nederlandse Kynologie kunnen schaden, ongeacht of deze handelingen in of buiten Nederland worden gepleegd;
(…)
2. De Raad van Beheer streeft zijn statutaire doel na door regels te stellen, waarmee de hondensport in Nederland wordt gereglementeerd, door recht te (doen) spreken en met alle andere wettige middelen, die daaraan kunnen bijdragen of daartoe bevorderlijk kunnen zijn met inbegrip van het deelnemen in of op een andere wijze een belang te nemen bij rechtspersonen, vennootschappen en organisaties.
3. Ieder die in Nederland deelneemt aan enige door of vanwege de Raad van Beheer gereglementeerde tak van hondensport, aanvaardt daardoor de rechtsmacht van de Raad van Beheer en de werking te zijnen opzichte van alle voorschriften, reglementen en besluiten van de Raad van Beheer op het gebied van de Kynologie in het algemeen en de betrokken tak van hondensport in het bijzonder.
(…)
Het Huishoudelijk Reglement van de Vereniging “Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland” luidt, voor zover relevant:
Artikel 3
De Raad van Beheer streeft zijn statutaire doel na door het uitvoeren of doen uitvoeren van de volgende werkzaamheden:
(…)
h. het in Nederland tot uitvoering brengen van de door de F.C.I. gestelde en te stellen regels;
(…)
Artikel 9
(…)
2. Er zijn ten behoeve van het overleg tussen de aangesloten Regionale Verenigingen vier Rayons ingesteld, te weten:
a. Noord, omvattende de provincies Groningen, Friesland, Drenthe en Overijssel;
b. Midden, omvattende de provincies Gelderland, Utrecht en Flevoland;
x. Xxxx, omvattende de provincies Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland;
d. Zuid, omvattende de provincies Noord-Brabant en Limburg.
(…) De statutaire vestigingsplaats is bepalend voor het Rayon waartoe een Regionale Vereniging
behoort.
(…)
Het Kynologisch Reglement van de Vereniging “Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in
Nederland” xxxxx, voor zover relevant:
Artikel I.1
1. De Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland is het leidend lichaam in de Nederlandse
hondensport en als zodanig ”membre fédéré “ van de Fédération Cynologique Internationale .
(…)
Artikel I.3
Ieder die in Nederland aan enige door of vanwege de Raad van Beheer gereglementeerde tak van hondensport deelneemt, aanvaardt daardoor de rechtsmacht van de Raad van Beheer en de werking van dit reglement en van andere voor de betrokken tak van hondensport door of vanwege de Raad van Beheer vastgestelde reglementen.
Artikel V.38
1. De commissie is namens de Raad van Beheer belast met de zorg voor het goed functioneren van de organisatie van de werkhondensport, de reddings- en lawinehonden, watersport en drijven met kuddehonden daaronder begrepen, in Nederland en voor zover mogelijk eveneens in het buitenland, alsmede voor de representatie hiervan.
2. De commissie is bevoegd, ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde taak namens de Raad van Beheer reglementen vast te stellen, aan de Werkhondenverenigingen verplichtingen op te leggen en andere besluiten te nemen, mits daarmee niet wordt gehandeld in strijd met dit Reglement.
3. De commissie is voor al haar handelingen verantwoording schuldig aan de Raad van Beheer en verstrekt daartoe aan de Raad van Beheer alle door deze verlangde inlichtingen.
4. De commissie neemt bij de uitvoering van haar taak de richtlijnen en aanwijzingen van de Raad van Beheer in acht.
5. De door de commissie vastgestelde reglementen en andere besluiten van algemene strekking behoeven de voorafgaande schriftelijke goedkeuring van de Raad van Beheer.
6. De Raad van Beheer kan besluiten van de commissie die niet aan zijn goedkeuring onderworpen zijn, vernietigen.
7. De Raad van Xxxxxx pleegt, alvorens te besluiten tot het geven van richtlijnen of aanwijzingen aan de commissie, tot gehele of gedeeltelijke onthouding van goedkeuring aan of tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van besluiten van de commissie, overleg met de commissie.
Artikel VIII.9
1. Het in artikel III.14 lid 1 sub m bedoelde Fokverbod kan worden opgelegd door de organisatie die de stamboom afgeeft. Een verzoek tot het opleggen van het Fokverbod kan tevens worden ingediend door de Fokker, tot het moment van overdracht van eigendom, dan wel door de Eigenaar. Het Bestuur beslist of het verzoek gehonoreerd wordt. Een Fokverbod dat door een buitenlandse door de FCI erkende stamboekhouding is opgelegd, wordt in de Nederlandse stamboekhouding overgenomen.
2. Het in artikel III.14 lid 1 sub m bedoelde Fokverbod kan worden ingetrokken door de organisatie die de stamboom afgeeft. Een verzoek tot intrekken van het Fokverbod kan tevens worden ingediend door de Fokker, tot het moment van overdracht van eigendom, dan wel door de Eigenaar. Het Bestuur beslist of het verzoek gehonoreerd wordt. Een door een buitenlandse door de FCI erkende stamboekhouding opgelegd Fokverbod kan alleen door de betreffende buitenlandse stamboekhouding worden ingetrokken. Indien naar de mening van het Bestuur de betreffende buitenlandse stamboekhouding een fout heeft gemaakt, zal met hen contact worden opgenomen inzake het intrekken van het Fokverbod.
De Standing Orders of the FCI luiden, voor zover relevant:
Article 7 – Interference prohibition
7.1. Members and Contract Partners and their members are under a mutual obligation not to
interfere in each other’s respective cynological matters.
Article 23 - National Events
23.1. No CAC (Certificat d’Aptitude au Championnat - Championship Certificate) proposal can be given by a Member or Contract Partner on the occasion of shows held in the territory of another Member or Contract Partner, not even on the basis of an agreement or contract between these Members or Contract Partners.
23.2. The title of national champion of a Member or Contract Partner has to be obtained with at least two (2 CAC) gained at shows held in the territory of this specific country unless the dog already is a national champion of another Member or Contract Partner.
23.3. Any admissible complaint concerning the national events is to be considered by the organisers. Complaints relating to FCI Judges are to be examined by the National Canine Organisations which authorised the FCI Judges in question to officiate at these events.
Complaints against the judging are not acceptable.
Het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie luidt, voor zover relevant: Artikel 56
In het kader van de volgende bepalingen zijn de beperkingen op het vrij verrichten van diensten binnen de Unie verboden ten aanzien van de onderdanen der lidstaten die in een andere lidstaat zijn gevestigd dan die, waarin degene is gevestigd te wiens behoeve de dienst wordt verricht.
(…)