Contract
33 (2007) Nr. 1
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2008 Nr. 4
A. TITEL
Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Zambia;
Lusaka, 20 november 2007
B. TEKST
Verdrag inzake de overbrenging van gevonniste personen tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Zambia
De Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en
de Regering van de Republiek Zambia,
Geleid door de wens de bilaterale samenwerking op het gebied van het strafrecht verder te ontwikkelen;
Overwegende dat deze samenwerking een goede rechtsbedeling en de reclassering van de gevonniste persoon beoogt te bevorderen;
Overwegende dat deze doelstellingen met zich meebrengen dat vreem- delingen die gedetineerd zijn als gevolg van het plegen van een strafbaar feit, in de gelegenheid dienen te worden gesteld om hun veroordeling binnen hun eigen samenleving te ondergaan; en
Overwegende dat dit doel het beste kan worden bereikt door hen naar hun eigen land over te brengen,
Zijn het volgende overeengekomen:
Artikel 1
Begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. „veroordeling”: elke straf of maatregel door een rechter of tribu- naal van een van de Partijen opgelegd en met zich medebrengende vrijheidsbeneming wegens een strafbaar feit;
b. „vonnis”: de onherroepelijke uitspraak van een rechter of tribunaal van een van de Partijen waarbij een veroordeling tegen een persoon wordt uitgesproken;
c. „gevonniste persoon”: een persoon die bij vonnis is veroordeeld en is gedetineerd;
d. „de Staat van veroordeling”: de Staat waarin de veroordeling werd uitgesproken tegen de persoon die kan worden of reeds is overgebracht. Voor wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft wordt onder de Staat van veroordeling verstaan, Nederland, de Nederlandse Antillen, of Aruba, al naargelang het deel van het Koninkrijk waar het vonnis is gewezen;
e. „de Staat van tenuitvoerlegging”: de Staat waarnaar de gevonniste persoon kan worden of reeds is overgebracht teneinde zijn vonnis te ondergaan. Voor wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden wordt onder de Staat van tenuitvoerlegging verstaan, Nederland, de Nederlandse Antillen, of Aruba, al naargelang het deel van het Koninkrijk waar de gevonniste persoon zijn hoofdverblijf heeft;
f. „het ministerie van Justitie”: in het Koninkrijk der Nederlanden, het ministerie van Justitie van Nederland, het ministerie van Justitie van de Nederlandse Antillen of het ministerie van Justitie van Aruba, al naar- gelang het deel van het Koninkrijk waar de gevonniste persoon zijn hoofdverblijf heeft, en in de Republiek Zambia, het ministerie verant- woordelijk voor justitie en juridische zaken.
Artikel 2
Algemene beginselen
1. De Partijen verbinden zich elkaar wederzijds in zo ruim mogelijke mate samenwerking te verlenen met betrekking tot de overbrenging van gevonniste personen overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag.
2. Een op het grondgebied van een Partij gevonniste persoon kan, overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, naar het grondgebied van de andere Partij worden overgebracht teneinde de tegen hem uitgespro- ken veroordeling te ondergaan. Te dien einde kan hij de Staat van ver- oordeling of de Staat van tenuitvoerlegging zijn wens te kennen geven overeenkomstig dit Verdrag te worden overgebracht.
3. De overbrenging kan door de Staat van veroordeling of door de Staat van tenuitvoerlegging worden verzocht.
Artikel 3
Voorwaarden voor overbrenging
1. Een gevonniste persoon kan overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag, slechts onder de navolgende voorwaarden worden overge- bracht:
a. indien zowel de Staat van veroordeling als de Staat van tenuitvoer- legging wetgeving heeft met betrekking tot de overbrenging van gevon- niste personen;
b. wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden, indien die persoon een onderdaan is en wat betreft de Republiek Zambia, indien die persoon een onderdaan is van de Republiek Zambia, er zijn gewone of vaste verblijf- plaats heeft, of nauwe banden met de Republiek Zambia heeft;
c. indien het vonnis voor tenuitvoerlegging vatbaar is;
d. indien de gevonniste persoon, op het tijdstip van ontvangst van het verzoek om overbrenging, nog ten minste zes maanden van de veroor- deling moet ondergaan;
e. indien het handelen of nalaten op grond waarvan de veroordeling werd uitgesproken een strafbaar feit oplevert naar het recht van de Staat van tenuitvoerlegging of een strafbaar feit zou opleveren, indien dit op zijn grondgebied zou zijn gepleegd;
f. indien door de gevonniste persoon of, wanneer gelet op zijn leef- tijd of lichamelijke of geestelijke toestand, een der beide Staten dit noodzakelijk acht, door zijn wettelijke vertegenwoordiger, met de over- brenging wordt ingestemd; en
g. indien de Staat van veroordeling en de Staat van tenuitvoerlegging instemmen met de overbrenging.
2. In uitzonderingsgevallen kunnen de Staat van veroordeling en de Staat van tenuitvoerlegging zich akkoord verklaren met een overbren- ging, zelfs wanneer de duur van het alsnog door de gevonniste persoon te ondergane gedeelte van de veroordeling minder is dan dat vermeld in het eerste lid, onderdeel d.
Artikel 4
Verplichting tot het verstrekken van inlichtingen
1. Een gevonniste persoon op wie dit Verdrag van toepassing is, dient door de Staat van veroordeling van de strekking van dit Verdrag in ken- nis te worden gesteld.
2. Indien de gevonniste persoon zijn wens tot overbrenging ingevolge dit Xxxxxxx aan de Staat van veroordeling kenbaar heeft gemaakt, dient die Staat de Staat van tenuitvoerlegging zo spoedig mogelijk nadat het vonnis onherroepelijk en voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, daarvan in kennis te stellen.
3. De kennisgeving dient de navolgende inlichtingen te omvatten:
a. de naam, datum en geboorteplaats van de gevonniste persoon;
b. het eventuele adres van de gevonniste persoon in de Staat van ten- uitvoerlegging;
c. een opgave van de feiten die aan de veroordeling ten grondslag lig- gen;
d. de aard, duur en aanvangsdatum van de veroordeling.
4. Indien de gevonniste persoon zijn wens tot overbrenging ingevolge dit Verdrag aan de Staat van tenuitvoerlegging kenbaar heeft gemaakt, doet de Staat van veroordeling desgevraagd die Staat de in het derde lid bedoelde inlichtingen toekomen.
5. De gevonniste persoon dient van elke door de Staat van veroorde- ling of door de Staat van tenuitvoerlegging ingevolge de vorenstaande leden ondernomen actie schriftelijk in kennis te worden gesteld, alsmede van elke door een van de beide Staten op een verzoek tot overbrenging genomen beslissing.
Artikel 5
Verzoeken en antwoorden
1. De verzoeken tot overbrenging en de antwoorden daarop geschie- den schriftelijk.
2. De verzoeken worden door het ministerie van Justitie van de ver- zoekende Staat aan het ministerie van Justitie van de aangezochte Staat gericht. De beantwoording van de verzoeken, alsmede alle met de ver- zoeken verband houdende correspondentie tussen beide Staten, vindt eveneens plaats door de ministeries van Justitie.
Artikel 6
Stukken ter ondersteuning
1. De Staat van tenuitvoerlegging verstrekt de Staat van veroordeling op diens verzoek:
a. een document of verklaring dat de gevonniste persoon een onder- daan is van die Staat;
b. een afschrift van het toepasselijke recht van de Staat van tenuit- voerlegging waaruit blijkt dat het handelen of het nalaten, op grond waarvan de veroordeling in de Staat van veroordeling werd uitgespro- ken, naar het recht van de Staat van tenuitvoerlegging een strafbaar feit oplevert of een strafbaar feit zou opleveren indien gepleegd op zijn grondgebied.
2. Indien een overbrenging wordt verzocht, worden door de Staat van veroordeling de navolgende stukken aan de Staat van tenuitvoerlegging verstrekt, tenzij een van beide Staten reeds heeft aangegeven dat hij niet met de overbrenging zal instemmen;
a. een gewaarmerkt afschrift van het vonnis en de wettelijke bepalin- gen die daaraan ten grondslag liggen;
b. een opgave van het reeds ondergane gedeelte van een veroordeling, daaronder begrepen inlichtingen omtrent enige voorlopige hechtenis, strafvermindering en elke andere voor de tenuitvoerlegging van de ver- oordeling ter zake dienende omstandigheid;
c. een document, in welke vorm dan ook, waaruit de uitdrukkelijke instemming van de gevonniste persoon blijkt;
d. waar nodig, een medisch of sociaal rapport omtrent de gevonniste persoon, inlichtingen betreffende zijn behandeling in de Staat van ver- oordeling en elke aanbeveling ten aanzien van zijn verdere behandeling in de Staat van tenuitvoerlegging.
3. Elk van de beide Staten kan verzoeken in het bezit te worden gesteld van een van de in het eerste of tweede lid hierboven bedoelde stukken alvorens een verzoek tot overbrenging te doen of een beslissing te nemen of hij al dan niet met de overbrenging zal instemmen.
Artikel 7
Gevolgen van de overbrenging voor de Staat van veroordeling
1. Met de daadwerkelijke overname van de gevonniste persoon door de autoriteiten van de Staat van tenuitvoerlegging wordt de tenuitvoer- legging van de veroordeling in de Staat van veroordeling geschorst.
2. De Staat van veroordeling kan de veroordeling niet langer ten uit- voer leggen, indien de Staat van tenuitvoerlegging de veroordeling als geheel ten uitvoer gelegd beschouwt.
Artikel 8
Gevolgen van de overbrenging voor de Staat van tenuitvoerlegging
De tenuitvoerlegging van de veroordeling wordt beheerst door het recht van de Staat van tenuitvoerlegging.
Artikel 9
Voortgezette tenuitvoerlegging
1. De Staat van tenuitvoerlegging is gebonden aan het rechtskarakter en de duur van de veroordeling, zoals die zijn vastgesteld door de Staat van veroordeling.
2. Indien deze veroordeling evenwel naar aard en duur onverenigbaar is met de wet van de Staat van tenuitvoerlegging, of indien de wet van die Staat zulks vereist, kan die Staat door middel van een rechterlijke of administratieve beschikking, de sanctie aanpassen aan de straf of maat- regel door zijn eigen wet voor een soortgelijk strafbaar feit voorgeschre- ven. Wat de aard betreft, zal de straf of maatregel voor zover mogelijk overeenstemmen met die welke door de ten uitvoer te leggen veroorde- ling is opgelegd. De door de Staat van veroordeling opgelegde sanctie zal hierdoor naar aard of duur niet worden verzwaard en evenmin zal het door de wet van de Staat van tenuitvoerlegging voorgeschreven maximum hierdoor worden overschreden.
Artikel 10
Gratie, amnestie, strafvermindering
Zowel de Staat van veroordeling als de Staat van tenuitvoerlegging past zijn onderscheiden wetgeving inzake gratie, amnestie of strafver- mindering toe.
Artikel 11
Herziening of beroep
De Staat van tenuitvoerlegging heeft niet het recht te beslissen op enig verzoek tot herziening van of beroep tegen het vonnis.
Artikel 12
Beëindiging van de tenuitvoerlegging
De Staat van tenuitvoerlegging dient de tenuitvoerlegging van de ver- oordeling te beëindigen zodra hij door de Staat van veroordeling in ken- nis is gesteld van enige beslissing of maatregel ten gevolge waarvan de veroordeling niet meer voor tenuitvoerlegging vatbaar is.
Artikel 13
Bericht inzake tenuitvoerlegging
De Staat van tenuitvoerlegging bericht de Staat van veroordeling ten aanzien van de tenuitvoerlegging van de veroordeling:
a. wanneer eerstgenoemde de veroordeling als geheel ten uitvoer gelegd beschouwt;
b. indien de gevonniste persoon uit de detentie ontsnapt is vóór de beëindiging van de tenuitvoerlegging van de veroordeling; of
c. indien de Staat van veroordeling om een bijzonder rapport ver- zoekt.
Artikel 14
Talen en kosten
1. De kennisgevingen en inlichtingen bedoeld in artikel 4 en de ver- zoeken en berichten bedoeld in de artikelen 5, eerste lid, 12 en 13 die- nen te worden gesteld in de taal van de Partij waaraan zij zijn gericht. De stukken ter ondersteuning van een verzoek als bedoeld in artikel 6 dienen vergezeld te gaan van een vertaling in de taal van de Partij waar- aan zij zijn gericht.
2. Behoudens het in artikel 6, tweede lid, onderdeel a, bepaalde, behoeven de stukken die ter toepassing van dit Verdrag worden verzon- den, niet gewaarmerkt te zijn.
3. De kosten voortvloeiend uit de overbrenging van een gevonniste persoon worden door beide Staten gedragen, waarbij zij per geval de onderlinge verdeling overeenkomen.
Artikel 15
Inwerkingtreding
1. Dit Verdrag treedt in werking op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop Partijen hun instemming door het Verdrag gebonden te worden tot uitdrukking hebben gebracht.
2. Dit Verdrag wordt voorlopig toegepast vanaf de eerste dag van de derde maand na de ondertekening.
3. Wat betreft het Koninkrijk der Nederlanden is dit Verdrag van toe- passing op het deel van het Koninkrijk in Europa, de Nederlandse Antil- len en Aruba, tenzij anders is bepaald in de in het eerste lid bedoelde
akte van bekrachtiging. In het laatste geval kan de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden te allen tijde de toepassing van dit Verdrag uitbreiden tot een of meer afzonderlijke delen door middel van een ken- nisgeving aan de Regering van de Republiek Zambia.
Artikel 16
Toepassing in de tijd
Dit Verdrag is van toepassing op de tenuitvoerlegging van veroorde- lingen die hetzij vóór hetzij na de datum van de voorlopige toepassing ervan zijn uitgesproken.
Artikel 17
Wijziging
Wijzigingen van dit Verdrag worden door de Partijen onderling over- eengekomen en geschieden schriftelijk.
Artikel 18
Beslechting van geschillen
Enig geschil tussen de Partijen voortvloeiende uit de uitlegging, toe- passing en implementatie van dit Verdrag wordt in onderling overleg tus- sen de Partijen beslecht; geschillen die niet op deze wijze kunnen wor- den beslecht, worden langs diplomatieke weg geregeld.
Artikel 19
Beëindiging
1. Elk van de Partijen kan dit Verdrag te allen tijde beëindigen door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de andere Partij. De beëindiging wordt van kracht een jaar na de datum van ontvangst van een zodanige kennisgeving.
2. Met inachtneming van het in het eerste lid genoemde tijdvak, zijn de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van de Republiek Zambia gerechtigd de toepassing van dit Verdrag afzonderlijk te beëindigen ten aanzien van elk deel van het Koninkrijk der Nederlan- den als bedoeld in artikel 15, derde lid.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, dit Verdrag hebben ondertekend.
GEDAAN in tweevoud te Lusaka, op 20 november 2007, in de Neder- landse en de Engelse taal, zijnde beide teksten gelijkelijk authentiek.
Voor en namens de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden
E. J. M. MIDDELDORP
Voor en namens de Regering van de Republiek Zambia
X. XXXXX
Agreement on the transfer of sentenced persons between the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the Republic of Zambia
The Government of the Kingdom of the Netherlands and
the Government of the Republic of Zambia,
Desering to further develop bilateral cooperation in the field of crimi- nal law;
Considering that such cooperation should further the ends of justice and the social rehabilitation of the sentenced person;
Considering that these objectives require that foreigners who are deprived of their liberty as a result of their commission of a criminal offence should be given the opportunity to serve their sentences within their own society; and
Considering that this aim can best be achieved by having them trans- ferred to their own countries,
Have agreed as follows:
Article 1
Definitions
For the purpose of this Agreement:
a) “sentence” means any punishment or measure involving depriva- tion of liberty ordered by a court or tribunal of one of the Parties on account of a criminal offence;
b) “judgement” means the final judgment of a court or tribunal of one of the Parties, in which a person is convicted and sentenced;
c) “sentenced person” means a person who has been sentenced and deprived of his liberty by a judgement;
d) “sentencing State” means the State in which the sentence was imposed on the person who may be, or has been, transferred. As for the Kingdom of the Netherlands, “sentencing State” is taken to mean the Netherlands, the Netherlands Antilles, or Aruba, in whichever of these parts of the Kingdom the sentencing takes place;
e) “administering State” means the State to which the sentenced per- son may be, or has been, transferred in order to serve his sentence. As for the Kingdom of the Netherlands, “administering State” is taken to mean the Netherlands, the Netherlands Antilles, or Aruba, in whichever of these parts of the Kingdom the sentenced person has his principal residence;
f) “the Ministry of Justice” means, in the Kingdom of the Nether- lands: the Ministry of Justice of the Netherlands, the Ministry of Justice of the Netherlands Antilles or the Ministry of Justice of Aruba, in which- ever of these parts of the Kingdom the sentenced person has his princi- pal residence, and, in the Republic of Zambia: the Ministry responsible for justice and legal affairs.
Article 2
General Principles
1. The Parties undertake to afford each other the widest measure of cooperation in respect of the transfer of sentenced persons in accordance with the provisions of this Agreement.
2. A person sentenced in the territory of a Party may be transferred to the territory of the other Party, in accordance with the provisions of this Agreement, in order to serve the sentence imposed on him. To that end, he may express his interest to the sentencing State or to the adminis- tering State in being transferred under this Agreement.
3. Transfer may be requested by either the sentencing State or the administering State.
Article 3
Conditions for Transfer
1. A sentenced person may be transferred under this Agreement only on the following conditions:
a) both the sentencing and administering State have enacted legisla- tion with regard to the transfer of convicted persons;
b) in the case of the Kingdom of the Netherlands, if that person is a national and, in the case of the Republic of Zambia, if that person is a
national, an ordinary or permanent resident of the Republic of Zambia or has close ties with the Republic of Zambia;
c) if the judgement is enforceable;
d) if, at the time of receipt of the request for transfer, the sentenced person still has at least six months of the sentence to serve;
e) if the acts or omissions on account of which the sentence has been imposed constitute a criminal offence according to the law of the adminis- tering State or would constitute a criminal offence if committed on its territory;
f) if the transfer is consented to by the convicted person or, where in view of his age or his physical or mental condition one of the two States considers it necessary, by the sentenced person’s legal representative; and
g) if the sentencing and administering State agree to the transfer.
2. In exceptional cases, the sentencing State and the administering State may agree to a transfer even if the time still to be served by the sentenced person is less than that specified in paragraph 1) d).
Article 4
Obligation to furnish information
1. A sentenced person to whom this Agreement may apply shall be informed by the sentencing State of the substance of this Agreement.
2. If the sentenced person has expressed an interest to the sentencing State in being transferred under this Agreement, that State shall so inform the administering State as soon as practicable after the judgement has become final and enforceable.
3. The notification shall include the following information:
a) the name, date and place of birth of the sentenced person;
b) the address, if any, of the sentenced person in the administering State;
c) a statement of facts upon which the sentence was based;
d) the nature, duration and date of commencement of the sentence.
4. If the sentenced person has expressed his interest to the adminis- tering State in being transferred under this Agreement, the sentencing State shall, on request, communicate to the administering State the infor- mation referred to in paragraph 3.
5. The sentenced person shall be informed, in writing, of any action taken by the sentencing State or by the administering State under the preceding paragraphs, as well as of any decision taken by either State on a request for transfer.
Article 5
Requests and Replies
1. Requests for transfer and the replies thereto shall be made in wri- ting.
2. Requests shall be addressed by the Ministry of Justice of the requesting State to the Ministry of Justice of the requested State. Replies to the requests, as well as any other correspondence between both States in relation to the requests, shall also be made by the Ministries of Jus- tice.
Article 6
Supporting Documents
1. The administering State, if requested by the sentencing State, shall furnish it with:
a) a document or statement indicating that the sentenced person is a national of that State;
b) a copy of the relevant law of the administering State which pro- vides that the acts or omissions on account of which the sentence has been imposed in the sentencing State constitute a criminal offence according to the law of the administering State, or would constitute a criminal offence if committed on its territory.
2. If a transfer is requested, the sentencing State shall provide the fol- lowing documents to the administering State, unless either State has already indicated that it will not agree to the transfer:
a) a certified copy of the judgement and the law on which it is based;
b) a statement indicating how much of the sentence has already been served, including information on any pre-trial detention, remission, and any other factor relevant to the enforcement of the sentence;
c) a document, of whatever nature, containing the express consent of the sentenced person;
d) where appropriate, any medical or social reports on the sentenced person, information about his treatment in the sentencing State, and any recommendation for his further treatment in the administering State.
3. Either State may ask to be provided with any of the documents referred to in paragraphs 1 or 2 above before making a request for trans- fer or taking a decision on whether or not to agree to the transfer.
Article 7
Effect of Transfer for the sentencing State
1. The actual taking into charge of the sentenced person by the autho- rities of the administering State shall have the effect of suspending the enforcement of the sentence in the sentencing State.
2. The sentencing State may no longer enforce the sentence if the administering State considers enforcement of the sentence to have been completed.
Article 8
Effect of Transfer for the administering State
The enforcement of the sentence shall be governed by the law of the administering State.
Article 9
Continued Enforcement
1. The administering State shall be bound by the legal nature and duration of the sentence as determined by the sentencing State.
2. If, however, this sentence is by its nature or duration incompatible with the law of the administering State, or its law so require, that State may, by a court or administrative order, adapt the sanction to the punish- ment or measure prescribed by its own law for a similar offence. As to its nature the punishment or measure shall, as far as possible, correspond with that imposed by the sentence to be enforced. It shall not aggravate, by its nature or duration, the sanction imposed by the sentencing State, nor exceed the maximum prescribed by the law of the administering State.
Article 10
Pardon, Amnesty, Commutation
Both the sentencing State and the administering State will apply their respective laws on pardon, amnesty or commutation.
Article 11
Review or Appeal
The administering State shall have no right to decide on any applica- tion for review or appeal of the judgement.
Article 12
Termination of Enforcement
The administering State shall terminate enforcement of the sentence as soon as it is informed by the sentencing State of any decision or measure as a result of which the sentence ceases to be enforceable.
Article 13
Information on Enforcement
The administering State shall provide information to the sentencing State concerning the enforcement of the sentence:
a) when the former considers enforcement of the sentence to have been completed in full;
b) if the sentenced person has escaped from custody before enforce- ment of the sentence has been completed; or
c) if the sentencing State requests a special report.
Article 14
Language and Costs
1. The notifications and information referred to in Article 4 and the requests and information referred to in Articles 5, paragraph 1, 12 and 13, shall be furnished in the language of the Party to which they are addressed. The supporting documents for a request as referred to in Arti- cle 6 must be accompanied by translations into the language of the Party to which they are addressed.
2. Except as provided in Article 6, paragraph 2, under a, documents transmitted in application of this Agreement need not be certified.
3. The costs of the transfer of a sentenced person shall be borne by both States in such proportions as may be agreed by them on a case by case basis.
Article 15
Entry into Force
1. This Agreement shall enter into force on the first day of the month following the expiration of a period of two months after the date on which the Parties have expressed their consent to be bound by the Agreement.
2. This Agreement shall be provisionally applied as from the first day of the third month following signature.
3. As regards the Kingdom of the Netherlands, this Agreement shall apply to the part of the Kingdom in Europe, to the Netherlands Antilles and to Aruba, unless its instrument of ratification referred to in para- graph 1 provides otherwise. In the latter case the Government of the Kingdom of the Netherlands may extend the application of this Agree- ment at any time to one or more of its constituent parts by notification to the Government of the Republic of Zambia.
Article 16
Temporal Application
This Agreement shall be applicable to the enforcement of sentences imposed either before or after the date of its provisional application.
Article 17
Amendment
Any amendment to this Agreement shall be mutually agreed between the Parties and shall be effected in writing.
Article 18
Dispute Resolution
Any dispute between the Parties arising from the interpretation, appli- cation and implementation of this Agreement shall be resolved through mutual consultation between the Parties, failure to which the dispute shall be resolved through diplomatic channels.
Article 19
Termination
1. Either Party may terminate this Agreement at any time by written notification to the other Party. The termination shall be effective one year after the date of the receipt of such notice.
2. Subject to the period mentioned in paragraph 1, the Government of the Kingdom of the Netherlands and the Government of the Republic of Zambia shall be entitled to terminate the application of this Agree- ment separately in respect of any of the constituent parts of xxx Xxxx- dom of the Netherlands as referred to in Article 15, paragraph 3.
IN WITNESS WHEREOF the undersigned, being duly authorised thereto, have signed this Agreement.
DONE in duplicate at Lusaka, on 20 November 2007, in the Dutch and English language, both texts being equally authentic.
For and on behalf of the Government of the Kingdom of the Netherlands
E. J. M. MIDDELDORP
For and on behalf of the Government of the Republic of Zambia
X. XXXXX
D. PARLEMENT
Het Verdrag behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goed- keuring van de Staten-Generaal, alvorens het Koninkrijk aan het Verdrag kan worden gebonden.
F. VOORLOPIGE TOEPASSING
Het Verdrag zal ingevolge artikel 15, tweede lid, vanaf 1 februari 2008 voorlopig worden toegepast.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, geldt de voorlopige toe- passing voor het gehele Koninkrijk.
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van het Verdrag zullen ingevolge artikel 15, eerste lid, in werking treden op de eerste dag van de maand die volgt op het ver- strijken van een tijdvak van twee maanden na de datum waarop partijen hun instemming door het Verdrag gebonden te worden tot uitdrukking hebben gebracht.
In overeenstemming met artikel 19, tweede lid, van de Rijkswet goed- keuring en bekendmaking verdragen heeft de Minister van Buitenlandse Zaken bepaald dat het Verdrag zal zijn bekendgemaakt in Nederland op de dag na de datum van uitgifte van dit Tractatenblad.
Uitgegeven de eenentwintigste januari 2008.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
M. J. M. VERHAGEN
TRB4604
ISSN 0920 - 2218
Sdu Uitgevers
’s-Gravenhage 2008