BESTUURS
BESTUURS
AKKOORD
WATER
Wij, rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven, hebben besloten maat- regelen voor een doelmatiger waterbeheer over- een te komen in dit Bestuursakkoord Water. We willen ons inzetten voor een mooi, veilig, schoon, gezond en duurzaam beheer van het watersysteem en de waterketen. Daarmee willen we de kwaliteit van het beheer vergroten tegen zo laag mogelijke maatschappelijke kosten. De burger kan zien wat we bereiken en we zijn transparant over de kosten.
Dat doen we vanuit onze eigen verantwoorde- lijkheden waarbij we onze expertise en deskun- digheid met elkaar delen.
BESTUURS
AKKOORD
WATER
Inhoud
Grote wateropgaven, doelmatige uitvoering 4
Naar een Bestuursakkoord Water 8
Transparant over de voortgang 9
Heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte 10
Beheersbaar programma voor de waterkeringen 18
Doelmatig beheer van de waterketen 27
Werkzaamheden slim combineren 33
Het waterschapsbestuur 37
De ondertekening 42
Grote wateropgaven, doelmatige uitvoering
Nederland is waterland. We leven met water en water is mooi. We houden ons land veilig tegen overstromingen. We zorgen ervoor dat er voldoende water is voor de vele gebruiksfuncties en dat wateroverlast zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Ook nemen we maatregelen voor een goede waterkwaliteit. Drinkwaterbedrijven bereiden gezond drinkwater uit opper- vlaktewater en grondwater. Het gebruikte drinkwater zamelen gemeenten samen met regenwater in en voeren het via de riolering af. Waterschappen zuiveren dit afvalwater en brengen het schone water weer terug in het watersysteem.
Nederland heeft hiermee een unieke positie in de wereld. Kennis van water is al eeuwenlang een belangrijke sleutel voor onze delta-economie. Dit willen we verder versterken. Ook de innovatieve kracht van de watersector is groot. Door te investeren in kennis en innovatie willen we dat de watersector de komende jaren verder wordt versterkt in binnen- en
buitenland. Zo biedt een nieuwe opzet voor het waterveiligheids- programma uitstekende mogelijkheden om innovatieve ontwikkelingen daadwerkelijk in de praktijk toe te passen, zoals het concept van de Deltadijk of de IJkdijk. En zo zijn er
in de waterketen vele innovatieve oplossingen beschikbaar waarmee op een duurzame en doelmatige wijze vernieuwingen in de drinkwaterbereiding, riolering en waterzuivering gerealiseerd kunnen worden. Door regionale samenwerking op het gebied van watertechnologie en innovatie kunnen kwaliteits- en efficiëntieverbeteringen worden gerealiseerd.
Voorbeelden van innovaties zijn de energiewinning uit afvalwater, de mogelijkheden voor hergebruik van slib en gezuiverd afvalwater en nieuwe zuiveringstechnologieën.
Dat is ook de reden dat het kabinet water als Topsector heeft aangemerkt. Wij willen samenwerken met kennisinstellingen en bedrijfsleven zodat in de regio innovatieve waterprojecten
kunnen worden uitgevoerd. Hierdoor kunnen Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen niet alleen excelleren, maar ook in economische zin groeien. De agenda voor de Topsector water en dit Bestuursakkoord Water zullen een samenhangend geheel vormen om de doelmatigheid en het verdienpotentieel van de sector te verhogen.
De komende jaren komen er grote opgaven op ons af die we op een duurzame manier willen oplossen. Daar zijn grote investeringen voor nodig, zowel voor de korte als de lange termijn. Het betreft investeringen op het gebied van veiligheid tegen overstromingen, voor een goede zoetwatervoorziening, ter voorkoming van wateroverlast, voor het stedelijke water- beheer en de waterketen, en voor het verbeteren van de waterkwaliteit conform de Europese Kaderrichtlijn Water.
Het Deltaprogramma is hierbij het nationale programma waarin het rijk, de provincies, de gemeenten en de waterschap- pen samenwerken voor de veiligheid tegen overstromingen en de zoetwatervoorziening. In de Deltawet waterveiligheid en zoetwatervoorziening, die momenteel aanhangig is bij de Tweede Kamer, zijn de bepalingen opgenomen over het Deltaprogramma, de rol van de Deltacommissaris en het Deltafonds. Vooruitlopend hierop is onder regie van de Deltacommissaris voortvarend begonnen met het Deltaprogramma.
Tegelijk zijn er minder middelen beschikbaar. Zowel rijk als decentrale overheden hebben taakstellingen om met minder middelen de taken uit te voeren. Dat vraagt om een doelmatiger waterbeheer, waar we een goede kwaliteit halen tegen lagere kosten.
4 | Bestuursakkoord Water
De totale jaarlijkse kosten voor het beheer van het watersysteem en de waterketen zijn in 2010 ongeveer 7 miljard euro. We verwachten dat dit bedrag zal oplopen tot 8 à 9 miljard euro in 2020 indien we geen maatregelen nemen. Met het uitvoeren van de maatregelen in dit Bestuursakkoord Water streven we naar een doelmatigheidswinst die geleidelijk oploopt tot jaarlijks 750 miljoen euro in 2020.
Deze doelmatigheidswinst is opgebouwd uit 450 miljoen euro in de waterketen, waarvan 380 miljoen bij waterschappen en gemeenten en 70 miljoen bij drinkwaterbedrijven, en
300 miljoen euro in het beheer van het watersysteem door rijk, provincies, waterschappen en gemeenten.
Van deze doelmatigheidswinst wordt 200 miljoen euro gebruikt om de rijksuitgaven op het gebied van waterveiligheid te verminderen. Deze 200 miljoen euro is als volgt opgebouwd (prijspeil 2010):
• De overdracht van de bestrijding van muskus- en beverratten van provincies naar waterschappen levert vanaf 2011
19 miljoen euro op.
• De gedeeltelijke decentralisatie van de aanleg en verbetering van de primaire waterkeringen van het rijk naar de waterschappen levert in de periode 2011-2013 81 miljoen euro per jaar op, in 2014 131 miljoen euro en vanaf 2015 structureel 181 miljoen euro.
De overige doelmatigheidswinst van 550 miljoen euro structu- reel komt ten goede aan het watersysteem en de waterketen. Hierdoor beperken we de kostenstijging en zorgen we ervoor dat de lokale lasten van burgers en bedrijven gematigd stijgen conform het gestelde in het regeerakkoord.
Bestuursakkoord Water | 5
8 | Bestuursakkoord Water
De aanleiding
In de voorjaarsnota van 2009 heeft het vorige kabinet aangekondigd besluitvorming voor te bereiden om te komen tot een doelmatiger organisatie, bestuur en uitvoering van het waterbeheer in Nederland. Onderdeel ervan was het vinden van een besparing op de rijksbegroting van 100 miljoen euro structureel vanaf 2011. De waterschappen hebben bij brief van 4 november 2009 een aantal maatregelen voorgesteld om invulling te kunnen geven aan deze besparing. Het toenmalige kabinet heeft op 11 december 2009 een standpunt ingenomen over doelmatig waterbeheer en dit gemeld aan de Tweede Kamer (TK 2009-2010, 27625, nr. 153). Omdat het kabinet kort daarop demissionair werd en het onderwerp doelmatig waterbeheer door de Tweede Kamer controversieel werd verklaard, is de brief van het vorige kabinet niet verder behandeld. Wel heeft het toenmalige kabinet in dit kader besloten om met ingang van 2011 de rijksbegroting met 100 miljoen euro te verlichten en hiervoor een wijziging van de Waterwet en Waterschapswet (de zgn. Spoedwet 100 miljoen) in procedure gebracht.
In het regeerakkoord van het huidige kabinet staat dat het rijk met de betrokken overheden wil komen tot een doelmatiger waterbeheer. Het regeerakkoord stelt verder dat de vergroting van de waterveiligheid van onze delta een kerntaak van de overheid blijft en nodig is om te kunnen blijven voldoen aan geldende normen. Het regeer- akkoord geeft aan dat een deel van de rijkstaken op het terrein van water (aanleg en verbetering van primaire keringen in beheer bij de waterschappen) wordt overgedragen aan de waterschappen. Hiervoor is in aanvulling op de 100 miljoen euro een taakstelling opgenomen van 50 miljoen euro in 2014 oplopend tot 100 miljoen euro in 2015 en verder. Ook de verbetering van de kwaliteit van oppervlaktewater is opgenomen als prioriteit in het regeerakkoord, met name in stedelijke gebieden.
Bestuursakkoord Water | 9
Om te komen tot een doelmatiger waterbeheer en zo in samenhangend verband invulling te geven aan de initiële 100 miljoen euro vanaf 2011 en 200 miljoen euro vanaf 2015, heeft de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu aangekondigd te willen komen tot een Bestuursakkoord Water. De Tweede Kamer heeft dit voornemen onderschreven met een aangenomen motie in het kader van de behandeling van de Spoedwet 100 miljoen. Provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven hebben aan de staatssecretaris aangegeven partij te willen zijn en hier een constructieve bijdrage aan te willen leveren.
Naar een Bestuursakkoord Water
Het Bestuursakkoord Water is één van de vijf onderdelen die vallen onder het Hoofdlijnenakkoord tussen rijk en decentrale overheden over decentralisatie. Dit Hoofdlijnenakkoord bevat naast afspraken over bestuur, financiën en het verminderen van regeldruk, richtinggevende kaders voor vijf terreinen van decentralisatie, waaronder water. Het Bestuursakkoord Water gaat uit van de algemene uitgangspunten van het kabinet: rijk, provincies, gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven beperken zich tot hun kerntaken; taken worden op een niveau zo dicht mogelijk bij de burger gelegd; per terrein zijn ten hoogste twee bestuurslagen betrokken bij hetzelfde onderwerp.
Het Nationaal Bestuursakkoord Water, afgesloten in 2003, geactualiseerd in 2008 en met een looptijd tot 2015, en het Bestuursakkoord Waterketen dat in 2007 is afgesloten met een looptijd tot 2011, hebben de basis gelegd voor het Bestuursakkoord Water.
Doel van het Nationaal Bestuursakkoord Water is om het watersysteem ‘op orde te krijgen’. De voortgangsrapportage van eind 2010 geeft het beeld dat de uitvoering goed op koers ligt. Een groot deel is geborgd in plannen en wetgeving. De evaluatie ervan, die in 2011 voorzien is, voeren we uit. De focus zal liggen op het doen van aanbevelingen voor de uitvoering van het nieuwe Bestuursakkoord Water. Ook gaan we na of er aanvullende afspraken gemaakt moeten worden en hoe we moeten omgaan met de nieuwe klimaatscenario’s in 2012.
De doelstellingen van het Nationaal Bestuursakkoord Water blijven onverkort leidend voor de komende jaren om het watersysteem op orde te krijgen en te houden. De rapportage
over de voortgang van het Nationaal Bestuursakkoord Water zal onderdeel worden van de rapportage over dit nieuwe Bestuursakkoord Water.
In het regeerakkoord zijn afspraken gemaakt over bezuinigingen op de Kaderrichtlijn Water en het Investeringsbudget Landelijk Gebied. Wij zullen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk eind 2011 de gevolgen van deze afspraken in beeld brengen en op basis hiervan bekijken we of de afspraken in het Nationaal Waterplan/Stroomgebiedbeheerplannen van 2009 moeten worden herzien. Ook worden dan nadere procesafspraken gemaakt over de bezuinigingen (10 miljoen euro in 2013 en
20 miljoen euro structureel vanaf 2014) die bij de herijking van het natuurbeleid/ILG in de rijksbegroting worden toegerekend aan de waterschappen.
De speerpunten van het eind 2011 aflopende Bestuursakkoord Waterketen zijn samenwerking, benchmarking, inzicht in kosten, innovatie en betrokkenheid van de burger. Uit de tussentijdse evaluatie in 2010 bleek dat met het uitvoeren van het Bestuursakkoord Waterketen in de regio een goede basis is gelegd voor de veranderingen die de komende jaren in het kader van doelmatig beheer in de waterketen nodig zijn.
De maatregelen die we nemen in het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:
• Heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte;
• Beheersbaar programma voor de waterkeringen;
• Doelmatig beheer van de waterketen;
• Werkzaamheden slim combineren;
• Het waterschapsbestuur.
8 | Bestuursakkoord Water
Transparant over de voortgang
We vinden het van groot belang dat we transparant zijn over de voortgang van de uitvoering van het Bestuursakkoord Water en de bereikte doelmatigheidswinst. We monitoren de voortgang van de uitvoering van dit Bestuursakkoord Water en we rapporteren hierover jaarlijks in de voortgangsrapportage voor het waterbeheer. Hierbij maken we zoveel mogelijk gebruik van bestaande informatiestromen.
Tevens rapporteren we jaarlijks over de lokale lasten- ontwikkeling. De benchmarks van de drinkwaterbedrijven, de gemeenten en de waterschappen zullen worden gecontinueerd en driejaarlijks worden gehouden. De frequentie zal op elkaar worden afgestemd.
Voor 1 november 2011 werken we een voorstel uit om mede op basis van de drie benchmarks de ontwikkeling van de lokale
lasten en de bereikte doelmatigheidswinst door de jaren heen, inclusief een nulmeting, in beeld te brengen. Bestaande monitoringssystematieken worden hierbij betrokken. Tevens geven we aan wat we verstaan onder een gematigde stijging van lokale lasten.
Eind 2013 evalueren we het Bestuursakkoord Water. We onderzoeken of deze evaluatie gecombineerd kan worden met de Waterbalans, de geplande evaluatie van het Nationaal Waterplan in 2013.
In onze communicatie willen we helder zijn. We richten onze gezamenlijke communicatieaanpak op maatschappelijke organisaties, bedrijfsleven, kennisinstituten en de burger.
Bestuursakkoord Water | 9
Heldere verantwoordelijkheden, minder bestuurlijke drukte
Waterbeheer is een gezamenlijk domein van rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. Zij verdelen deze taken onder het motto ‘decentraal wat kan, centraal wat moet’.
De Waterwet die eind 2009 in werking is getreden, legt grotendeels vast hoe dit gebeurt voor het waterbeheer. Hoewel de Waterwet veel heeft verbeterd, is het mogelijk verantwoordelijkheden scherper toe te delen, beleid en uitvoering zo volledig mogelijk te scheiden volgens het tweelagenmodel, het aantal plannen te verminderen, inter- bestuurlijk toezicht te vereenvoudigen en zo efficiënt mogelijk te voldoen aan Europese verplichtingen. Dit leidt tot minder bestuurlijke drukte en minder kosten.
Profielen
Het rijk is verantwoordelijk voor onderwerpen van nationaal belang zoals de veiligheid tegen overstromingen. Daarnaast heeft het rijk ook een stelselverantwoordelijkheid. Het rijk draagt er zorg voor dat het bestuurlijk bestel naar behoren functioneert. Daarbij staat de vrijheid en zelfstandigheid van de bestuurslagen voorop.
Het rijk schept de kaders, mede op basis van Europese regels, en zorgt dat de decentrale overheden over afdoende middelen beschikken. Rijkswaterstaat als uitvoeringsorganisatie van het rijk beheert de rijkswateren.
De wijze waarop een decentrale overheid invulling geeft aan een taak is aan het betreffende decentrale bestuur. Het decentrale bestuur moet daar ook decentraal verantwoording over afleggen. Interbestuurlijke lasten worden door het rijk tot een minimum beperkt.
De provincie speelt op het regionale niveau een centrale rol in het ruimtelijk economische domein en de natuur. De rol van de provincie is die van gebiedsregisseur. Deze regie houdt in het ontwikkelen van integrale gebiedsvisies op de ruimte, die worden vastgelegd in structuurvisies en zo nodig in een provinciale verordening. Daarmee moeten de gemeenten bij het opstellen van hun beleid rekening houden. Indien de belangen van lokale overheden op het ruimtelijk terrein botsen, is het aan de provincie knopen door te hakken.
10 | Bestuursakkoord Water
De provincie stelt de kaders voor het regionale waterbeheer en voor grondwater. De provincies hebben een (grond)wettelijke verantwoordelijkheid ten aanzien van de waterschappen en voeren op basis hiervan toezicht uit op de waterschappen. In het kader van algemeen interbestuurlijk toezicht houden de provincies toezicht op de uitvoering van de taken door de gemeenten.
De gemeenten zijn de eerste overheid, de bestuurslaag die het dichtst bij de burger staat.
De gemeente draagt zorg voor een veilige en prettige leefomgeving en is het eerste loket als het gaat om voorzieningen voor de burger. Gemeenten hebben taken in het ruimtelijke en sociale domein. In het ruimtelijke domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer de afweging tussen milieu, natuur, water, economie en huisvesting een rol speelt. Dit beleid wordt vastgelegd in structuurvisies en bestemmingsplannen.
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het rioleringsbeheer en hebben de zorgplichten voor overtollig hemelwater, afvalwater en grondwater in de bebouwde omgeving. Ze formuleren het beleid voor deze zorgplichten en voeren de taken uit. Gemeenten kennen sinds 1993 een Gemeentelijk Rioleringsplan en daarmee een verplicht assetmanagement. Het inspecteren en onderhouden is een standaard beheeractiviteit.
De waterschappen zijn organisaties van functioneel bestuur. De waterschappen hebben de zorg voor het regionale waterbeheer en de zuivering van stedelijk afvalwater. Ze beheren een groot deel van de primaire waterkeringen. Waterschappen beschikken over een eigen belastinggebied om hun taken te bekostigen en over eigen bevoegdheden op het terrein van vergunningverlening en handhaving. Zij voeren hun taken uit binnen de kaders, zoals die door de algemene democratie worden opgesteld en vertalen deze in uitvoeringsgericht beleid en beheermaatregelen. Professionalisering, innovatie en samenwerking hebben ertoe geleid dat waterschappen grote opgaven in het waterbeheer hebben gerealiseerd.
Drinkwaterbedrijven zijn overheids-NV’s. Zij voeren taken uit binnen door het rijk en de EU gestelde kaders, zoals vastgelegd in de Drinkwaterwet. Volksgezondheid is hierbij het kernbegrip. Het rijk houdt toezicht op de kwaliteit van het drinkwater. Vanuit hun rol als aandeelhouder zien de provincies en gemeenten toe op de continuïteit van de bedrijfsvoering van de drinkwaterbedrijven. De drinkwaterbedrijven hebben in de afgelopen 30 jaar veel kennis en ervaring opgebouwd om zo effectief en efficiënt mogelijk te opereren. Belangrijke elementen hierin zijn een sterke focus op
de ontwikkeling van kennis en het gebruik van innovaties, schaalvergroting en de toepassing van de benchmark. Bundeling van kennis en laboratoria is van grote betekenis. De provincies hebben na 1975 verzelfstandiging en schaalvergroting gestimuleerd. Verzakelijking en assetmanagement door drinkwaterbedrijven hebben geleid tot kostenbesparingen en hogere kwaliteit.
Bestuursakkoord Water | 11
14 | Bestuursakkoord Water
Kaderstelling en toezicht
Slechts één bestuurslaag uit de algemene democratie is verantwoordelijk voor het vaststellen van doelen voor het waterbeheer en de daarbij behorende kaders, normen en beleid: de kadersteller. Bij het hoofdwatersysteem (inclusief de primaire waterkeringen en de rijkskanaaldijken) is de kadersteller het rijk, bij het regionale watersysteem (inclusief de regionale waterkeringen) is dit de provincie.
Uitvoerende overheden zijn Rijkswaterstaat voor de rijkswateren en de waterschappen voor de regionale wateren. Zij zijn verantwoordelijk voor het beheer van het gehele watersysteem, dus voor al het oppervlaktewater en grondwater inclusief de waterkeringen, en maken de keuzes die nood- zakelijk zijn voor beheer en uitvoering.
De kadersteller voor een bepaalde taak moet kunnen nagaan of de uitvoerende overheid de doelen ook daadwerkelijk haalt. Dit gebeurt via beleidsmonitoring en op doelmatige, transparante en sobere wijze. De uitvoerende overheid rapporteert op afgesproken tijden (vaak eens per jaar) over de voortgang van het afgesproken maatregelenpakket. De kadersteller heeft bevoegdheden voor eventuele interventie (zoals het geven van instructies en aanwijzingen).
Er is steeds sprake van slechts één kadersteller/toezichthouder en één uitvoerende overheid. Dit betekent dat wanneer de provincie kadersteller is en het waterschap het beheer en de uitvoering doet, het rijk niet ook nog eens toezicht uitoefent op de provincie.
Hierna bespreken we per onderdeel van het waterbeheer hoe taken en toezicht zo doelmatig mogelijk kunnen worden toebedeeld.
Bescherming tegen overstromingen
Het rijk behoudt de taak om normen te stellen voor de primaire waterkeringen en te zorgen voor het toetsingsinstrumentarium. De waterschappen toetsen of de waterkeringen aan de normen voldoen en het rijk beoordeelt de resultaten van deze toetsing. De provinciale verantwoordelijkheid bij het toetsingsproces vervalt. Vanuit hun verantwoordelijkheid voor de ruimtelijke ordening en als gebiedsregisseur richten de provincies zich op de programmeringfase van het Hoogwater- beschermingsprogramma. Dit is nader uitgewerkt in het hoofdstuk ‘Beheersbaar programma voor de waterkeringen’.
Zoetwatervoorziening
Het rijk stelt de kaders voor de nationale zoetwatervoorziening. Deze is thans vastgelegd in de landelijke verdringingsreeks, die bij watertekorten de waterverdeling regelt. In het kader van het Deltaprogramma komt het rijk in 2015 met een strategie voor de zoetwatervoorziening inclusief een voorstel voor de verdeling van verantwoordelijkheden tussen de overheden.
Bestuursakkoord Water | 13
Voorkomen van regionale wateroverlast
De provincies stellen de kaders voor het voorkomen van regionale wateroverlast, inclusief de regionale waterkeringen. Dit heeft een belangrijke relatie met de rol van de provincies in de ruimte- lijke ordening en als gebiedsregisseur. Voor de regionale waterkeringen is de provincie kadersteller. Voor de rijkskanaaldijken is dat het rijk. Voor de regionale waterkeringen die tevens rijkskanaal- dijken zijn, stellen provincie en rijk de kaders in overleg vast vanuit verschillend perspectief (voorkomen wateroverlast respectievelijk vaarwegbeheer).
De waterschappen en Rijkswaterstaat voeren de maatregelen uit om aan de normen te voldoen.
Normen voor chemische en ecologische waterkwaliteit
Het rijk is primair verantwoordelijk voor het stellen van normen voor de chemische en ecologische waterkwaliteit. De normen zijn overgenomen uit EU-richtlijnen zoals de Kaderrichtlijn Water, de richtlijn Prioritaire Stoffen, de Grondwaterrichtlijn, de Zwemwaterrichtlijn en de Drinkwater- richtlijn. Binnen de kaders van de EU-richtlijnen kan van de normen worden afgeweken. Het rijk heeft deze bevoegdheid voor de rijkswateren en de provincies hebben deze voor de regionale wateren en het grondwater.
Rijkswaterstaat bepaalt de uitvoeringsmaatregelen die nodig zijn om in de rijkswateren de normen te bereiken en voert deze uit. De waterschappen doen dit voor de regionale wateren. Gemeenten en waterschappen bepalen samen de uitvoeringsmaatregelen voor het stedelijk gebied en maken afspraken over de uitvoering ervan.
Het rijk houdt toezicht op het behalen van de doelstellingen in de rijkswateren, de provincies doen dit voor de regionale wateren.
Toekenning van functies
Het rijk is verantwoordelijk voor de toekenning van functies in de rijkswateren, de provincies voor die in de regionale wateren. De provincies kennen functies toe aan regionale wateren en grondwater. Rijkswaterstaat ziet toe op de maatregelen die in de rijkswateren nodig zijn om te voldoen aan de aangewezen functies en voert deze uit. De waterschappen doen dit voor de regionale wateren.
14 | Bestuursakkoord Water
Plannen
Beleidsplannen
Het beleid op het gebied van water, ruimte en milieu is nauw verweven. Rijk en provincies streven naar plannen waarin het beleid zoveel mogelijk is geïntegreerd. Het rijk en de provincies stellen geen nieuwe afzonderlijke waterplannen meer op.
We spreken uiterlijk 1 november 2011 af hoe plannen kunnen worden geïntegreerd. Uitgangspunt hierbij is dat de correcte implementatie van EU-regelgeving is geborgd. Afstemming vindt plaats met lopende trajecten op het gebied van integratie van milieu-, natuur- en klimaatbeleid (motie Halsema) en het omgevingsrecht zoals verwoord in het regeerakkoord.
Beheerprogramma’s
Rijkswaterstaat en de waterschappen maken beheerprogramma’s met een looptijd van zes jaar. Dit houdt verband met de verplichting iedere zes jaar te rapporteren aan de Europese Commissie over de uitvoering van de EU-waterwetgeving. De provincies en waterschappen maken op individueel niveau afspraken over de inhoud van en afstemming tussen de beleidsplannen en de beheerprogramma’s. Over de voortgang van de uitvoering van de beheerprogramma’s wordt jaarlijks gerapporteerd aan de kaderstellende overheid. Over de voortgang van de beheerprogramma’s van de waterschappen vindt jaarlijks overleg plaats tussen provincies en waterschappen. Dit biedt de mogelijkheid actuele inzichten te verwerken en tegelijkertijd provinciaal beleid en de uitvoering door de waterschappen goed op elkaar af te stemmen. Het waterbeheerplan van het waterschap wordt nu nog goedgekeurd door de provincie. Dit komt te vervallen. Het waterschap kan zo zelfstandig invullen op welke
wijze het beheer en de uitvoering gebeuren en het interbestuurlijke toezicht wordt eenvoudiger. We maken uiterlijk 1 november 2011 afspraken over wat in de beheerprogramma’s dient te worden opgenomen.
Stroomgebiedbeheerplannen en overstromingsrisicobeheerplannen
Het rijk is verantwoordelijk voor het eens in de zes jaar actualiseren van stroomgebiedbeheerplannen en overstromingsrisicobeheerplannen ten behoeve van de Europese Kaderrichtlijn Water en de Richtlijn Overstromingsrisico’s. De beheerprogramma’s van Rijkswaterstaat en de waterschappen vormen de basis hiervoor. Een nadere uitwerking hiervan vindt plaats voor 1 november 2011.
Tevens is het rijk verantwoordelijk om periodiek te rapporteren aan de Europese Commissie over de waterrichtlijnen. Het rijk gebruikt hiervoor bestaande informatie. Het recent gestarte Informatiehuis Water levert de benodigde gegevens.
Bestuursakkoord Water | 15
Tabel: Overzicht van kaderstelling, toezicht en plannen: hoe is het nu en hoe wordt het straks
Nu | Straks |
Kaderstelling | |
Waterveiligheid: rijk Wateroverlast: provincie Waterkwaliteit: rijk en provincie | Uitgangspunt normstelling per onderdeel bij één algemene democratie: geen wijziging. |
Toezicht | |
Rijk houdt toezicht op provincie en provincie op waterschappen voor alle domeinen (3-lagen). Rijk kan toezicht houden op waterschappen indien er sprake is van nationaal belang of internationale wetgeving (EU). | Normsteller houdt toezicht op uitvoerende overheid (2-lagen). Dit wordt als volgt ingevuld: - Waterveiligheid (primaire waterkeringen): rijk op Rijkswaterstaat en waterschap (rol van de provincie in toetsingsproces vervalt) - Wateroverlast inclusief secundaire waterkeringen: provincie op waterschap - Waterkwaliteit: rijk op Rijkswaterstaat en provincie op waterschap |
Plannen | |
Rijk en provincies maken waterplannen die tevens structuurvisie zijn voor de ruimtelijke aspecten. Uitgebreide set van planvereisten. Waterbeheerders maken beheerplannen. Waterbeheerplan van het waterschap wordt goedgekeurd door de provincie. Stroomgebiedbeheerplannen, zowel met betrekking tot waterkwa- liteit als overstromingsrisico’s, worden opgesteld door het rijk op basis van informatie van alle overheden. | Rijk en provincies streven naar integrale plannen (water, milieu, ruimtelijke ordening en waar mogelijk andere onderdelen van de leefomgeving). Geen waterplannen meer. Minimale set van planvereisten (in ieder geval EU-proof). Waterbeheerders maken beheerprogramma’s. Geen formele goedkeuring door provincie, maar jaarlijks voortgangsoverleg. Geen wijziging. Nadere verkenning naar vereenvoudiging van de wijze waarop. |
Watertoets
Het procesinstrument watertoets is alleen voor het bestemmingsplan en het inpassingsplan bij wet geregeld. We spreken af om de watertoets, conform de Bestuurlijke Notitie Watertoets, uit te voeren bij alle overige ruimtelijke plannen die van belang zijn voor het waterbeheer, waaronder structuur- visies. Deze afspraak wordt in dit Bestuursakkoord Water overgenomen om te voorkomen dat ze vervalt vanwege de beëindiging van het Nationaal Bestuursakkoord Water.
16 | Bestuursakkoord Water
Overhevelen van verantwoordelijkheden
Op een aantal gebieden hebben de provincies de verantwoordelijkheid voor operationele taken. Het uitgangspunt is om deze verantwoordelijkheid over te dragen naar een uitvoerende overheid. We spreken af welke taken kunnen worden overgedragen en van welke taken onderzocht moet worden of het zinvol is deze over te dragen en onder welke voorwaarden.
Bestrijding muskus- en beverranen
De provincies hebben de uitvoering van de bestrijding van muskus- en beverratten per 1 januari 2011 aan de waterschappen overgedragen. De waterschappen dragen hiervoor de kosten. Het provincie- fonds wordt vanaf 2011 structureel met 19 miljoen euro gekort.
Grondwaterbeheer
De provincie heeft als taak de vergunning te verlenen voor de onttrekking van grondwater voor de grote industrie, drinkwater en warmte-koude opslag. De verantwoordelijkheidsverdeling maakt onderdeel uit van de evaluatie van de Waterwet in 2014.
Zwemwaterbeheer
Zowel de provincies als Rijkswaterstaat en de waterschappen hebben diverse taken op het gebied van zwemwater. In het kader van de herziening van de regelgeving op het gebied van zwemwater, waarvan de inwerkingtreding is voorzien medio 2013, gaan we voor 1 november 2011 met alle betrokken partijen na of het doelmatig is taken te wijzigen. Hierbij wordt het volledige beleidsveld zwemmen in ogenschouw genomen.
Vaarwegbeheer
In de Invoeringswet Waterwet is bepaald dat de provincies uiterlijk 2012 bezien of de toebedeling van het vaarwegbeheer moet veranderen. Vaarwegbeheer wordt nu nog vaak uitgevoerd door provincies en gemeenten. Eind 2012 volgt een besluit over het toebedelen van het vaarwegbeheer.
Wegbeheer
Vijf waterschappen zijn belast met wegbeheer. Een eventuele overdracht hiervan aan gemeenten of provincies wordt meegenomen bij de evaluatie van de Wet Herverdeling wegenbeheer in 2013. Regionale differentiatie blijft mogelijk uit oogpunt van doelmatigheid.
Bestuursakkoord Water | 17
Beheersbaar programma voor de waterkeringen
Nederland is de best beveiligde delta ter wereld en dat willen we graag zo houden. De zorg voor onze primaire waterkeringen is van cruciaal belang.
Naar aanleiding van het tekort op het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (TK 27625, nr. 167) is een taskforce ingesteld onder leiding van professor Xxxxx xxx Xxxxxxxxx. De taskforce heeft voorstellen geformuleerd voor het aanpassen van het toetsen, programmeren en financieren van het Hoogwaterbeschermingsprogramma
(zie pagina 21). Dit advies is betrokken bij de afspraken over financiering en organisatie van het Hoogwaterbeschermingsprogramma in dit Bestuursakkoord Water.
In het kader van het Deltaprogramma wordt een integraal waterveiligheidsprogramma opgesteld waarmee de veiligheid van de gehele Nederlandse delta op peil wordt gehouden. Het Hoogwater- beschermingsprogramma maakt hier onderdeel van uit en bevat voor de primaire waterkeringen verbetermaatregelen die voortkomen uit de reguliere toetsing. Tevens maken de lopende uitvoeringsprogramma’s, zoals Ruimte voor de Rivier en de Maaswerken, hier onderdeel van uit. Deze worden onverkort uitgevoerd.
Wij streven een beheersbaar programma na met een doordacht systeem van toetsen/monitoren en verbeteren van waterkeringen. Centraal staat hierbij dat op doelmatige wijze aan de wettelijke veiligheidsnormen wordt voldaan.
Teneinde een doelmatiger en overzichtelijker waterbeheer te bereiken, maken we in dit bestuurs- akkoord nieuwe afspraken over de verdeling van verantwoordelijkheden en financiering ten aanzien van de primaire waterkeringen. Het aanbod van de waterschappen uit 2009 (Stormbrief ), de in het regeerakkoord overeengekomen decentralisatie en het advies van de taskforce Ten Heuvelhof vormen daarvoor de basis.
Onderstaande afspraken beschrijven de gewenste aanpassingen in het proces van toetsen van de primaire waterkeringen en het programmeren, financieren en uitvoeren van verbeterwerken.
18 | Bestuursakkoord Water
Financiering
Uitgangspunt bij de financiering van de primaire waterkeringen is dat rijkstaken waar mogelijk worden gedecentraliseerd. In het regeerakkoord is expliciet vermeld dat het rijk zijn taken op het gebied van aanleg en verbetering van primaire keringen die in beheer zijn bij de waterschappen, overdraagt aan de waterschappen. Hiermee wordt een perspectief neergezet waarin op den duur de aanleg, verbetering, beheer, onderhoud en financiering van de primaire waterkeringen die niet in beheer van het rijk zijn, geheel voor rekening komen van de waterschappen. We zetten in dit
Bestuursakkoord Water de stap naar een gemengde verantwoordelijkheid met een 50/50 financiering door rijk en waterschappen. Daarmee houden we rekening met de onzekerheden in de aard en omvang van het (toekomstige) Hoogwaterbeschermingsprogramma, de actualisering van normering en de wens dat de lokale lasten zich gematigd ontwikkelen. De aanleg en verbetering van de primaire waterkeringen in beheer bij het rijk blijven gefinancierd door het rijk.
Het rijk blijft in alle gevallen verantwoordelijk voor de kaders (normen, toetsinstrumentarium en ontwerpleidraden) voor de primaire waterkeringen en het vaststellen van het Hoogwater- beschermingsprogramma. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor verbetering, beheer en onderhoud en toetsing van de keringen. De waterschappen plannen de noodzakelijke maatregelen. Het rijk draagt 50% bij aan de kosten van verbetermaatregelen van de bij de waterschappen in beheer zijnde primaire waterkeringen, met uitzondering van het reguliere beheer en onderhoud.
Periode 2011-2013
Conform de Spoedwet dragen de waterschappen in de periode 2011 t/m 2013 per jaar 81 miljoen euro bij aan de waterschapsprojecten van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma. In deze periode zal al zoveel mogelijk worden gewerkt in de geest van de afspraken die in dit Bestuursakkoord Water zijn gemaakt onder programmering, toetsen en normering.
De rijksmiddelen die, na verwerking van de taakstelling uit het regeerakkoord op de begroting, gereserveerd staan voor het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma, blijven hiervoor beschikbaar.
Het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma kent als regeling een generiek opslagpercentage van 15% voor de voorbereidingskosten. Uiterlijk met ingang van 1 januari 2012 wordt deze regeling vervangen door een vergoeding voor de werkelijk gemaakte kosten met een maximum van 15%.
Waterschappen en rijk zullen bij nader te selecteren projecten afspraken maken om het financieel risico over te dragen na de aanbesteding.
Bestuursakkoord Water | 19
22 | Bestuursakkoord Water
Aanbevelingen van de taskforce Ten Heuvelhof
De taskforce Ten Xxxxxxxxx komt met de volgende analyse. De voornaamste oorzaak van het huidige budgettaire tekort is het feit dat de voorbereidingstijd van het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma te kort was en daardoor de ramingen en de planningen te globaal waren. De taskforce stelt dat het lerende vermogen van
het programma op orde is en dat het Hoogwaterbeschermingsprogramma een permanente, omvangrijke opgave zal blijven. Aanpassing van het huidige systeem is wenselijk. Er bestaat een risico op “majoreren” door een cumulatie van technische eisen en een te conservatieve toepassing van deze eisen. Daarnaast ontbreekt vanwege de 100% rijkssubsidie een prikkel om doelmatig te werken voor de waterschappen.
De huidige toetsfrequentie zorgt voor een boeggolf aan nieuwe projecten. Tot slot verdient het borgen van kennis en kunde bij de beheerders aandacht.
De taskforce doet aanbevelingen op een drietal niveaus: structuur, processen en organisatie en governance. Wat betreft de structuur ziet de taskforce het Hoogwater- beschermingsprogramma als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van rijksoverheid en waterschappen. Deze gedeelde verantwoordelijkheid “dient tot uitdrukking te worden gebracht door beiden voor 50% bij te laten dragen aan de kosten van het Hoogwaterbeschermingsprogramma”, aldus de taskforce. Vanuit het oogpunt van doelmatigheid dient een substantieel deel van de bijdrage van de waterschappen een projectgebonden karakter te krijgen. Ook adviseert de taskforce het rijk de beoordeling van de toetsresultaten te laten doen in plaats van de provincies.
Op procesniveau adviseert de taskforce te werken met een systematiek die ontleend is aan de MIRT-werkwijze en in een verkenningenfase alternatieven te onderzoeken.
Om een valse start te vermijden, moet hiervoor meer tijd worden genomen dan bij het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma het geval was. Tevens is de taskforce van mening dat de periode tussen de landelijke toetsrondes kan worden verlengd van zes tot twaalf jaar, waarbij continue toetsing een mogelijkheid is.
Bestuursakkoord Water | 23
Qua organisatie en governance beveelt de taskforce aan dat de beheerders meer zouden moeten investeren in kennis en kunde. Een gemeenschappelijke kennis- en uitvoeringsorganisatie van Rijkswaterstaat en waterschappen moet hiervoor uitkomst bieden. Tenslotte beveelt de taskforce aan de Spoedwet 100 Miljoen te vervangen door een bestuursakkoord en de afspraken daaruit juridisch te verankeren. Ook zouden afspraken met waterschappen gemaakt moeten worden om al bij het tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma volgens de nieuwe financieringsstructuur te werken.
Periode vanaf 2014
Conform het regeerakkoord dragen de waterschappen in 2014 131 miljoen euro en vanaf 2015 181 miljoen euro per jaar bij aan de waterschapsprojecten van het Hoogwaterbeschermings-
programma. Hiermee wordt als eerste het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma afgerond. Tevens kan worden gestart met de versterking van de primaire waterkeringen in beheer bij de waterschappen die in de derde toetsing zijn afgekeurd. Vanaf 2014 levert het rijk een gelijke bijdrage (50/50 cofinanciering).
Rijk en waterschappen werken voor de 50% waterschapsbijdrage een nadere verdeling uit tussen een solidariteitsdeel (via verevening) en een doelmatigheidsprikkel. Uitgangspunt hierbij is dat er geen onevenwichtige verschuiving van de lokale lasten optreedt, met name in gebieden met veel primaire waterkeringen en relatief weinig inwoners.
Het vereveningsdeel van de waterschappen zal worden gebaseerd op de in de Spoedwet genoemde criteria (aantal inwoners en de WOZ-waarde per waterschap), tenzij op basis van de evaluatie van de Waterschapswet voor wat betreft het belastingstelsel wordt besloten tot een andere verdeelsleutel. Rijk en waterschappen gaan voor 1 november 2011 na hoe de doelmatigheidsprikkel met een projectbijdrage vorm krijgt. De financiering van de voorbereidingskosten zal hierbij betrokken worden. De doelmatigheidsprikkel zal worden getoetst op regionale lastenontwikkeling en wordt toegepast op nieuwe projecten die voortvloeien uit de derde toetsing.
Om de lastenstijging evenwichtig te verdelen over de belastingplichtigen als gevolg van deze waterschapsbijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma, is een herziening van het belastingstelsel van de waterschappen nodig. De voorstellen die de waterschappen medio 2011 zullen doen vormen het vertrekpunt. De resultaten van de herziening zijn begin 2012 beschikbaar en worden vóór 2014 in wetgeving verankerd.
De bijdrage van de waterschappen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma geldt voor de verbetering van primaire keringen in het beheer bij de waterschappen. Voor andere onderdelen van het waterveiligheidsprogramma, bijvoorbeeld naar aanleiding van een beslissing over de normering, worden in het kader van het Deltaprogramma afspraken tussen betrokken overheden gemaakt over de aanpak, realisatie en financiering.
Bovengenoemde afspraken over de financiering worden in 2016 geëvalueerd. Hierbij zullen toekomstige ontwikkelingen worden betrokken.
Programmering
Wij omarmen de aanbeveling van de taskforce Xxx Xxxxxxxxx om meer tijd te nemen voor het opstellen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dit biedt tevens ruimte voor vernieuwing en innovatieve oplossingen. Wij streven ernaar het Hoogwaterbeschermingsprogramma vorm te geven
22 | Bestuursakkoord Water
als een ‘voortrollend’ programma dat jaarlijks wordt bijgesteld. Bij de programmering zal een verkenningenfase worden ingebouwd, naar analogie van het spelregelkader van het MIRT en Sneller & Beter. De programmering van het Hoogwaterbeschermingsprogramma zal onderdeel zijn van het jaarlijkse Deltaprogramma en besproken worden in het Bestuurlijk Overleg Deltaprogramma.
Op basis van de Landelijke Toetsrapportage werken de waterbeheerders verbetermaatregelen uit. Waterschappen, provincie en rijk wegen samen af hoe de norm bereikt kan worden: via verbeter- maatregelen aan de waterkeringen (Hoogwaterbeschermingsprogramma), via rivierverruiming (Deltaprogramma Rivieren) of op een andere wijze. Het waterveiligheidsbeleid uit het Nationaal Waterplan vormt hierbij het uitgangspunt. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu geeft aan waar rivierverruimende maatregelen zullen worden getroffen om aan de norm te voldoen op basis van een zwaarwegend advies van de regio.
De provincies geven aan bij welke verbetermaatregelen nauwe betrokkenheid van de provincie aan de orde is vanwege de ruimtelijke relevantie en haar rol als gebiedsregisseur. De provincies doen dit in overleg met de gemeenten en de waterschappen. Het rijk en de waterschappen stellen vervolgens een lijst van verbetermaatregelen op die in aanmerking komen voor het Hoogwaterbeschermings- programma. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stelt deze lijst vast en zendt deze naar de Tweede Kamer. Op basis van de lijst werken de waterbeheerders in een verkenning de alternatieven op hoofdlijnen verder uit en geven aan welk alternatief hun voorkeur heeft. In geval van verbeteringen met een grote ruimtelijke impact kan het rijk, een provincie of een gemeente initiatiefnemer van de verkenning zijn. Na vaststelling van het voorkeursalternatief wordt de maatregel uitgewerkt in een planstudie. De waterschappen zijn, na vaststelling van het definitief ontwerp aan het eind van de planstudiefase, verantwoordelijk voor de uitvoering en voor de (financiële) uitvoeringsrisico’s van maatregelen. Op dat moment ligt de rijksbijdrage voor een project vast. De waterschappen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering binnen de in het Hoogwaterbeschermingsprogramma vastgestelde kaders.
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu stelt jaarlijks het Hoogwaterbeschermingsprogramma vast, na bespreking in het Bestuurlijk Overleg Deltaprogramma en rapporteert dit jaarlijks aan de Tweede Kamer. Bij de programmering zal worden meegenomen hoe en wanneer nieuwe inzichten (bijvoorbeeld risicobenadering uit Veiligheid van Nederland in Kaart) worden betrokken bij het opstellen en uitwerken van het programma.
De provincies behouden de goedkeuringsbevoegdheid voor de versterkingsplannen met de focus op ruimtelijke consequenties en LNC-waarden (Landschappelijke, Natuur- en Culturele waarden). De bevoegdheden met betrekking tot de m.e.r.-procedure voor versterkingsplannen en ruimtelijke plannen blijven ongewijzigd.
Bestuursakkoord Water | 23
Rijk en waterschappen werken voor 1 november 2011 in overleg met de provincies een plan van aanpak voor het derde Hoogwaterbeschermingsprogramma uit. Partijen onderschrijven het belang van een snelle en goede start met de voorbereiding van dit programma.
Toetsen
We willen het toetsproces beter afstemmen op de uitvoeringspraktijk van verbeterwerken. Het streven is de frequentie van de toetsing terug te brengen naar eenmaal per 12 jaar en het toetsproces een continu karakter te geven. Iedere 6 jaar wordt een overzichtsrapportage opgeleverd, waarmee invulling wordt gegeven aan de verplichting van de richtlijn overstromingsrisico’s. Het gegevens- beheer wordt op orde gebracht. Tevens willen we het toetsinstrumentarium in principe eens per
12 jaar aanpassen, tenzij er nieuwe inzichten zijn met een significant effect op de waterveiligheid. Rijk en waterschappen werken deze richting voor 1 november 2011 verder uit en besteden daarbij onder andere aandacht aan de wijze en frequentie van rapporteren, de vorm van continu toetsproces (bijvoorbeeld op dijkringniveau), de wijze van beoordeling van waterkeringen en de doorwerking van nieuwe inzichten, waaronder de risicobenadering van Veiligheid van Nederland in Kaart. Daarbij worden ook de resultaten van de evaluatie van de derde toetsing betrokken.
Waterschappen hebben een adviserende rol (uitvoerbaarheidstoets) bij het ontwikkelen en vaststellen van het Toets- en Ontwerpinstrumentarium door de bewindspersoon van Infrastructuur en Milieu.
De vierde toetsing wordt uitgesteld totdat er duidelijkheid bestaat over de actualisering van de normering en een bijbehorend Toets- en Ontwerpinstrumentarium. Wel wordt de derde toetsing verlengd voor die keringen waarover geen oordeel kan worden gegeven in de Landelijke Toets- rapportage. Uiterlijk in 2017 zal een nieuwe toetsingsronde starten op basis van het dan vastgestelde toetsinstrumentarium.
De toetsing wordt uitgevoerd door de waterschappen en beoordeeld door het rijk. De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert het parlement en de provincies over de resultaten van de toetsing.
Normering
Het vastleggen van de wettelijke normen voor de primaire waterkeringen is en blijft een verant- woordelijkheid van het rijk. Het rijk doet dat in nauw overleg met de provincies en de gemeenten. De waterschappen hebben een adviserende rol (uitvoerbaarheidstoets) bij de actualisatie van de normering/deltabeslissing. Dit advies wordt expliciet meegewogen bij een kabinetsvoorstel voor actualisering van de normering en de financiering hiervan.
24 | Bestuursakkoord Water
Wettelijke verankering
De voorgestelde aanpassingen van het systeem en de uitwerking van de financiering worden opgenomen in een wetsvoorstel. Deze nieuwe wetgeving zal relevante onderdelen uit de Spoedwet 100 Miljoen vervangen. De in dit Bestuursakkoord Water opgenomen bijdrage van de waterschappen aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma gaat in op het moment dat de wetswijziging van kracht wordt. Het streven is het wetsvoorstel 1 juli 2012 bij de Tweede Kamer in te dienen.
Veiligheid van Nederland in Kaart
Veiligheid van Nederland in Kaart draagt bij aan het vergroten van het inzicht in de sterkte van de waterkeringen. De resultaten hiervan kunnen worden benut voor het prioriteren van maatregelen in het Hoogwaterbeschermingsprogramma, de ontwikkeling van een geactualiseerd Toets- en Ontwerp- instrumentarium en de actualisering van normering. Voor 1 november 2011 besluiten wij over het vervolg van Veiligheid van Nederland in Kaart.
Overdracht van waterkeringen
Dijkringen, gebieden beschermd tegen buitenwater door een primaire waterkering, zijn voor het grootste gedeelte in beheer bij de waterschappen. Voorliggende primaire waterkeringen, zoals de stormvloedkeringen en de dammen zijn voor het grootste deel in beheer bij het rijk. We gaan toe naar een situatie waarbij alle dijkringen volledig in beheer zijn bij de waterschappen en alle voorlig- gende primaire waterkeringen in beheer zijn bij het rijk. In 2011 zullen de waterschappen en Rijkswaterstaat conform de onderling gemaakte afspraken uit januari 2011 komen tot overdracht van keringen en wateren1.
1 Rijkswaterstaat en de Unie van Waterschappen komen overeen dat voor wat betreft de kering Ramspol besprekingen noodzakelijk zijn tussen de betreffende waterschappen en Rijkswaterstaat. Hierbij heeft het waterschap Groot-Salland de toezegging gedaan het voorstel van Rijkswaterstaat om de kering Ramspol over te dragen aan Rijkswaterstaat op het moment dat blijkt dat grote vervangingsinvesteringen noodzakelijk zijn, in de Algemeen Besturen te bespreken.
Bestuursakkoord Water | 25
28 | Bestuursakkoord Water
Doelmatig beheer van de waterketen
De waterketen bestaat uit de productie en levering van drinkwater door de drinkwater- bedrijven, het inzamelen en afvoeren van gebruikt drinkwater en overtollig regenwater en grondwater door de gemeenten, en het transporteren en zuiveren van dit afvalwater door de waterschappen. Het beheer van de waterketen ligt kwalitatief op een hoog niveau. Vanuit deze goede basis maken we afspraken over het verder vergroten van de doelmatigheid.
De waterketen staat niet op zichzelf, maar heeft een belangrijke relatie met het water- systeem en de leefomgeving. Zo kan tijdelijke berging van water in de openbare ruimte kostbare investeringen in de riolering en zuivering voorkomen. Een doelmatig beheer van de waterketen zorgt er niet alleen voor dat de taken worden uitgevoerd tegen de laagste maatschappelijk kosten, maar draagt tevens bij aan het verbeteren van de kwaliteit van oppervlaktewater, met name in stedelijke gebieden, wat als doelstelling is opgenomen in het regeerakkoord. Tevens geldt als kernwaarde de borging van de publieke belangen en de volksgezondheid.
Mede op basis van het Bestuursakkoord Waterketen (2007) zijn de afgelopen jaren al goede resultaten bereikt in de samenwerking tussen gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven. De doelmatigheid in de waterketen kunnen we nog aanzienlijk vergroten door het beheer verder te professionaliseren en kennis en capaciteit te bundelen. Een regionale aanpak, een sterkere focus op kennis en innovatie en verbetering van de feitelijke werkprocessen staan hierbij centraal.
Kosteneffectievere investeringsbeslissingen en systematischer en efficiënter uitvoeren van operationele taken moeten hier tot resultaten leiden.
De regio’s zijn nu aan zet om invulling te geven aan de afspraken in dit bestuursakkoord. Gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven concretiseren de verbetermogelijkheden. Op basis daarvan kunnen we verandertrajecten inzetten. De provincies kunnen de samenwerking binnen de waterketen stimuleren afhankelijk van de regionale wensen en situatie.
Bestuursakkoord Water | 27
Besparingen in de waterketen
Begin 2010 is het Feitenonderzoek Doelmatig Waterbeheer uitgevoerd en aangeboden aan de Tweede Kamer. Wij onderschrijven de conclusies uit het feitenonderzoek en bevestigen de afspraken van april 2010 om een besparing te realiseren in de afvalwaterketen (riolering en zuivering) oplopend tot 380 miljoen euro per jaar in 2020. Partners in de afvalwaterketen maken regionaal afspraken met de drinkwaterbedrijven over gebruik en benutting van hun ervaring en kennis. De drinkwaterbedrijven zullen mede op basis van deze afspraken zelf 70 miljoen euro besparen op de jaarlijkse kosten in 2020. De afvalwaterketen is het vertrekpunt, maar verdergaande samenwerking levert naar verwachting nog meer voordelen op. Van cruciaal belang is dat integratie binnen de waterketen niet leidt tot een vorm van suboptimalisatie en kostenverschuiving. Hierbij is met name de relatie tussen de water- keten en de inrichting van de openbare ruimte en het watersysteem van belang (regionaal maatwerk).
Cultuurverandering
In de sector is sprake van een lopend traject van cultuurverandering. Het vertrekpunt was een cultuur van normatief gedreven investeringsbeslissingen onder gescheiden verantwoordelijkheden. Het wenkend perspectief is een cultuur van het oplossen van vraagstukken op korte en lange termijn onder gezamenlijke verantwoordelijkheid. De uitdagingen van het komende decennium vragen een aanpak waarbij innovatie, de kosteneffectiviteit van maatregelen en efficiëntie in de uitvoering voorop staan: ‘de goede dingen goed doen’. Dit vraagt om meer kennis in de regio over effectiviteit van maatregelen en een betere toepassing van kennis in de praktijk. In het perspectief van de lopende cultuurverandering hebben partijen binnen de waterketen de ruimte om op basis van nieuwe kennis en inzichten in de lokale situatie, bestaande afspraken over te nemen investeringen te heroverwegen.
Capaciteit en kennis bundelen en operationele taken professionaliseren
De afspraken in de afvalwaterketen hebben als doel de doelmatigheid te verhogen, de kwaliteit van het beheer te verbeteren en de kwetsbaarheid te verminderen. Om dit te bereiken zullen gemeenten onderling en samen met de waterschappen kennis en capaciteit slim bundelen. De VNG en de Unie van Waterschappen stimuleren dat in de regio een vertaling plaatsvindt van de bevindingen uit het feitenonderzoek en de resultaten van de benchmarks van de drinkwaterbedrijven, de gemeenten en
28 | Bestuursakkoord Water
de waterschappen. Hierbij worden de kennis en ervaring van de drinkwaterbedrijven op gebieden als assetmanagement, planvorming, klantcontacten en operationele taken zo goed mogelijk benut en wordt de investeringsprogrammering op elkaar afgestemd (werk-met-werk maken).
Investeringsprogrammering
De doelmatigheid wordt verder vergroot door het bundelen van kennis van en capaciteit op het gebied van investeringsprogrammering. Dit betreft niet alleen de initiële kosten maar ook de beheerkosten om voorzieningen in stand te houden. Bij de investeringsprogrammering zullen we een goede balans moeten vinden tussen optimalisatie in de afvalwaterketen en optimalisatie van de inrichting van de openbare ruimte en de riolering. De kosteneffectiviteit van investeringsbeslissingen staat hierbij centraal.
De gezamenlijke investeringsprogrammering van gemeenten en waterschappen op de schaal van zuiveringskringen vormt de basis voor de eigen plannen van gemeenten en waterschappen.
Wij verkennen in 2011 nut en noodzaak van het aanpassen van de bestaande voorschriften voor het Gemeentelijk Rioleringsplan.
Uitvoering operationele taken
Bij uitvoering van operationele taken professionaliseren we het beheer verder en benutten we schaalvoordelen. We stellen voor operationele taken in het afvalwaterketenbeheer op te schalen naar de gebiedsgrootte van het waterschap tenzij dat vanuit doelmatigheid ongewenst is. Hiermee worden efficiëntiewinst en kwaliteitsverbetering bereikt. Het betreft werkprocessen zoals inspectie en onderhoud van voorzieningen, het doen van metingen, gegevensbeheer, sturing/gemalenbeheer en storingsdienst.
Mijlpalen
Per zuiveringskring hebben de deelnemende gemeenten en het waterschap in 2010 een duo van bestuurlijke of ambtelijke trekkers benoemd om het regionale uitwerkingsproces te starten en te leiden. Op 31 december 2011 zijn voor de kringen of werkeenheden bindende afspraken gemaakt over de juridische vormgeving van de samenwerking in de afvalwaterketen tussen gemeenten onderling en met waterschappen. Op 31 december 2012 wordt in meer dan 75% van de kringen of werkeenheden effectief en doelmatig samengewerkt.
Bestuursakkoord Water | 29
Kennis intensiveren
Om tot de juiste afwegingen te komen bij het nemen van concrete investerings- en beheerbeslissingen, moet beschikbare kennis lokaal toepasbaar worden gemaakt. Die beslissingen vragen een diepgaand inzicht in het functioneren van het systeem en betrokkenheid van topdeskundigen (‘kenniscoaches’) bij het lokaal afwegen van maatregelen en investeringen. Het rijk zal de inzet van deze kenniscoaches mede financieren.
Wij werken in 2011 samen met de kennisinstellingen Stichting Rioned, Stowa en KWR een kennis- agenda uit. De kosten voor realisatie van de kennisagenda worden gedekt door bestaande budgetten. De kennisinstituten komen op basis hiervan tot een gezamenlijke kennisprogrammering voor de waterketen en het stedelijk waterbeheer, waar nodig met andere kennisinstituten. Dit is inclusief de benodigde regionale doorwerking van de kennis ten behoeve van gemeenten, waterschappen en drinkwaterbedrijven.
De benchmarks binnen de waterketen leveren ook een bron aan informatie voor de kennisagenda en worden actief betrokken.
Innovatie in de waterketen
De langetermijnvisie ´Verbindend water’, die is opgesteld in het kader van het Bestuursakkoord Waterketen, en de daaraan gekoppelde Routewijzer Innovatie schetsen een beeld hoe de waterketen duurzamer kan worden ingericht met terugwinning van energie en reststoffen. Hierbij is een aantal vragen gesteld die betrekking hebben op energiewinning uit afvalwater, de mogelijkheden voor hergebruik van slib en gezuiverd afvalwater, het sluiten van ketens waarbij reststoffen weer grond- stoffen worden, het centraal of juist lokaal zuiveren van afvalwater, het minimaliseren van de blootstelling aan medicijnresten en hormoonverstorende stoffen en de bijdrage van tijdelijke waterberging aan de kwaliteit van de leefomgeving. Om deze vragen te beantwoorden, is zowel een integratie binnen de keten als een integratie met energie en de leefomgeving vereist. Het is de uitdaging om het verhogen van de duurzaamheid te koppelen aan het verhogen van de doelmatig- heid. In de regio’s agenderen we genoemde vragen en creëren ruimte voor de ontwikkeling en verkenning van innovatieve oplossingen. Waar mogelijk worden aan de hand van pilots nieuwe mogelijkheden onderzocht. Verder spreken we af dat voorafgaand aan investeringsbeslissingen op het gebied van energie een analyse wordt gemaakt van de gehele (afval)waterketen om de meest geschikte aanpak te bepalen.
30 | Bestuursakkoord Water
Regelgeving
De huidige, vernieuwde regelgeving stimuleert de samenwerking in de afvalwaterketen. Door adequate samenwerking kunnen gemeenten en waterschappen de wettelijk geboden beleidsvrijheid in de Waterwet optimaal benutten om het afvalwaterbeheer naar de eisen en wensen van burgers, bedrijven en de fysieke leefomgeving vorm te geven. Het uitgangspunt is samenwerken op basis van afspraken en gelijkwaardigheid in plaats van op basis van eenzijdige voorschriften en vergunningen. Een aantal bestaande instrumenten is hiermee overbodig. Hierover maken wij de volgende afspraken:
• De zorgplicht voor inzameling van stedelijk afvalwater wordt aangepast, zodat geen provinciale ontheffing nodig is wanneer de gemeente om doelmatigheidsoverwegingen besluit in een deel van het buitengebied geen afvalwater in te zamelen;
• Waterschappen passen de aansluitverordening niet meer toe. In aanvulling hierop richten gemeenten en waterschappen hun verordeningen zo in dat de wederzijdse taakuitoefening niet belemmerd wordt en doelmatig plaats kan vinden.
• Bij de Tweede kamer is een wetsvoorstel aanhangig om het specifieke toezicht door de provincies op het Gemeentelijk Rioleringsplan te laten vervallen.
In de regelgeving worden soms nog praktische belemmeringen gevonden voor een goede samen- werking in de waterketen of voor de benodigde innovaties. Voor 1 november 2011 maken we afspraken over het wegnemen van deze belemmeringen. Eventuele wetgeving om belemmeringen weg te nemen wordt voorbereid in 2012.
In 2011 vindt een verkenning plaats naar de mogelijkheden om de samenwerking verder te stimuleren en af te dwingen. Onderdeel hiervan is de voorbereiding van wetgeving, voor het geval de uitvoering van de afspraken in het Bestuursakkoord Water over de waterketen onvoldoende resultaat en voortgang heeft. Deze wetgeving wordt uiterlijk 1 januari 2013 in procedure gebracht. Als de resultaten wel tijdig worden bereikt, kan inwerkingtreding van die wetgeving achterwege blijven.
Bestuursakkoord Water | 31
34 | Bestuursakkoord Water
Werkzaamheden slim combineren
Door werkzaamheden van de verschillende overheidsdiensten slim te combineren kunnen we doelmatigheidswinst bereiken. Dit kan vorm krijgen door werkzaamheden gezamenlijk uit te voeren of verregaand samen te werken in zowel de primaire als de ondersteunende processen. Hiertoe leggen we jaarlijks vroegtijdig de uitvoerings- programma’s naast elkaar en stemmen we de werkzaamheden op elkaar af of spreken we af ze gezamenlijk uit te voeren. Dit doen we binnen bestaande verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Voor een aantal werkzaamheden en processen zullen wij ons inzetten voor het uitbouwen of opzetten van ver(der)gaande samenwerkingsverbanden.
De voortgang zullen we jaarlijks in beeld brengen.
Uitvoeringsorganisatie voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma
Rijkswaterstaat en de waterschappen zullen in 2011 een voorstel uitwerken voor een gezamenlijke uitvoeringsorganisatie voor het Hoogwaterbeschermingsprogramma. Dit biedt de mogelijkheid de kennis met betrekking tot projectmanagement en inkoop met behulp van nieuwe contractvormen te delen, zodat de maatregelen doelmatig en efficiënt gerealiseerd kunnen worden. Bij de opzet van de organisatie zal worden voortgeborduurd op de ervaringen van het gezamenlijke projectbureau Zeeweringen in Zeeland en het programma Ruimte voor de rivier. De waterbeheerders zullen de precieze vormgeving gezamenlijk uitwerken.
Regionale keringen
Provincies en waterschappen hebben de afgelopen vier jaar met de Stowa een ontwikkelings- programma regionale keringen opgesteld. Dit heeft geresulteerd in leidraden voor normeren, toetsen, ontwerpen en verbeteren van regionale waterkeringen. Beide partijen werken de komende periode aan verdere professionalisering van deze leidraden en vullen lacunes in. Dit zal resulteren in uniformering van de aanpak van de normering en de verbetering van de regionale waterkeringen.
Bestuursakkoord Water | 33
Organisatie crisisbeheersing
Rijkswaterstaat en de waterschappen komen overeen dat zij voor 1 november 2011 afspraken maken over risico- en crisisbeheersing. Onder andere door gebruik te maken van elkaars expertise en door gezamenlijk te oefenen, wordt zoveel mogelijk efficiëntie en optimalisatie gerealiseerd. Concrete afspraken worden vastgelegd conform het tussen het veiligheidsberaad, de waterschappen en Rijkswaterstaat vastgelegde modelconvenant.
Verzamelen en ontsluiten van informatie
Op 1 januari 2011 is het Informatiehuis Water, een samenwerkingsverband van het Waterschapshuis, Rijkswaterstaat en het IPO, van start gegaan. Het werkgebied van het Informatiehuis Water heeft betrekking op het gehele domein van het waterbeheer, omdat op meerdere waterthema’s sprake is van een overeenkomstige informatiebehoefte of een gemeenschappelijk in te vullen rapportage- plicht. Het Informatiehuis Water gaat in eerste instantie zorgen voor een efficiënter gegevensverkeer voor de Kaderrichtlijn Water. Vanaf 2012 zullen de activiteiten van het Informatiehuis Water op basis van business cases stapsgewijs worden uitgebreid naar het gehele waterdomein. Zo brengen we het gegevensbeheer op orde en verlichten we de werkprocessen van de leveranciers en de gebruikers van de gegevens. Als een van de eerste onderwerpen wordt het gegevensbeheer ten behoeve van de bescherming tegen overstromingen, onder meer benodigd bij de implementatie van de Europese richtlijn overstromingsrisico’s, bezien.
Er zijn meer mogelijkheden voor samenwerking op dit terrein. Partijen spreken af te onderzoeken of in de toekomst samenwerking mogelijk is op alle facetten van informatie- en communicatie- technologie (ICT), waaronder standaardisatie, databeheer, applicatiebeheer, digitale inspectieme- thoden en gegevensbeheer. In het onderzoek zal de samenwerking in het primair proces centraal staan. Processen in het kader van waterkwantiteit, waterkwaliteit, veiligheid en waterkeringen zullen naast elkaar worden gelegd om vast te stellen waar optimalisatie van gezamenlijk ICT-management mogelijk is.
Inkoop en aanbesteding
We gaan werken aan de gezamenlijke inkoop bij de aanlegprojecten in de GWW-sector, het beheer en onderhoud van waterkeringen, watergangen en kunstwerken, kennis en ingenieursdiensten en ICT. Een verkenning naar de gezamenlijke primaire processen zal daar in 2011 aan voorafgaan.
34 | Bestuursakkoord Water
Meetnet
In 2012 zullen Rijkswaterstaat en de waterschappen een business case opstellen voor een gezamenlijk fysisch, chemisch en biologisch meetnet en voor het gezamenlijk bemonsteren, analyseren en verwerken van laboratoriumgegevens. Hierbij zal samenwerking worden gezocht met de drinkwaterbedrijven.
Kennisontwikkeling en onderzoek
Daar waar de afzonderlijke programma’s voor kennis en onderzoek elkaar raken, komen we overeen gezamenlijke programma’s op te stellen en uit te voeren waar dat doelmatig is. We doen hiervoor in 2011 een voorstel. We werken hierbij samen in het Kennisplatform Water, dat opgericht is in het kader van het Nationaal Bestuursakkoord Water.
Wij geven verdere invulling aan de inmiddels gestarte afstemming van lopende onderzoeks- programma’s voor de bescherming tegen overstromingen, de Kaderrichtlijn Water en het Deltaprogramma.
Vergunningverlening en handhaving
Rijkswaterstaat en de waterschappen verkennen gezamenlijk de mogelijkheden om samenwerking op het gebied van vergunningverlening en handhaving te versterken. Op basis van deze verkenning wordt een voorstel uitgewerkt op welke punten deze samenwerking kan worden versterkt. Het voorstel zal voor het eind van 2011 gereed zijn.
Belastingheffing en invordering
De Unie van Waterschappen en de VNG zullen de samenwerking bevorderen tussen waterschappen en gemeenten bij het heffen en invorderen van belastingen. Doel is om de kwaliteit verder te verbeteren, de kwetsbaarheid van de organisatie te verkleinen en de perceptiekosten zoveel mogelijk te verlagen. In een aantal gevallen zullen we nadere afspraken maken om in de uitvoering samen- werkingsverbanden beter te faciliteren, waar nodig door aanpassing van regelgeving. Het streven is dit voor 1 januari 2012 geëffectueerd te hebben.
Bestuursakkoord Water | 35
Investeringen in menselijk kapitaal
Vele werkzaamheden in het waterbeheer vragen om specifieke competenties en expertise. Soms is de expertise schaars of zijn er binnen de eigen organisatie (te) weinig ontplooiingsmogelijkheden. We zullen de mobiliteit tussen de organisaties actief bevorderen en gezamenlijk verkennen hoe we kunnen investeren in menselijk kapitaal. Een gezamenlijk mobiliteitsplan zal worden uitgewerkt en per 1 januari 2012 operationeel worden.
Ook versterken wij samen met het bedrijfsleven en de onderwijssector onze inspanningen om het bestaande onderwijs over water te structureren en te verbeteren. Het doel hiervan is om jongeren bekend te maken met de mogelijkheden van werk in de watersector en de instroom van jonge professionals op het benodigde peil te brengen. Deze versterking leidt tot een overeenkomst die vanaf 2012 wordt geïmplementeerd.
36 | Bestuursakkoord Water
Het waterschapsbestuur
Het kabinet heeft in het regeerakkoord besloten om de waterschappen indirect te laten kiezen door de leden van de gemeenteraden. De waterschappen hebben aangegeven de voorkeur te geven aan directe verkiezingen gelijktijdig met gemeenteraadsverkiezingen.2 Gegeven het besluit van het kabinet komt het rijk met nadere voorstellen over de invulling van de indirecte verkiezingen.
Daarnaast maken wij afspraken over de evaluatie van het kiesstelsel en het belastingstelsel, het verminderen van waterschapsbestuurders en de opschaling van waterschappen.
Indirecte verkiezingen
Het rijk brengt een wetsvoorstel in procedure dat indirecte verkiezingen van de vertegenwoordigers van de categorie ingezetenen van het waterschapsbestuur regelt. Analoog aan de verkiezingen van de leden van de Eerste Kamer door de leden van de Provinciale Staten, vinden de waterschapsverkiezingen kort na de gemeenteraadsverkiezingen plaats. Dit om zoveel mogelijk recht te doen aan de verkiezingsuitslag. De eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen zijn in 2014.
Wij constateren dat de huidige regeling in de Waterschapswet zou leiden tot verkiezingen van waterschapsbesturen eind 2012. Gelet op de ervaringen en evaluatie van de waterschapsverkiezingen in 2008 en het in het regeerakkoord vastgelegde nieuwe systeem, vinden wij het niet wenselijk dat de verkiezingen in 2012 plaatsvinden. Het op te stellen wetsvoorstel zal dus ook inhouden dat de verkiezingen van 2012 worden uitgesteld tot 2014 en dat de zittingsduur van de huidige besturen wordt verlengd. Hierover heeft de Xxxxxxxx positief geadviseerd. Het is van belang dat het wets- voorstel spoedig in procedure wordt gebracht. Het rijk bereidt in overleg met gemeenten en
2 De Unie van Waterschappen is van mening dat directe verkiezingen de beste manier zijn om de bestuurders van de waterschappen te kiezen. Directe verkiezingen geven de beste garantie dat de belangen in het waterbeheer zijn gewaarborgd omdat daarmee inwoners van het waterschap een rechtstreekse invloed hebben op de samenstelling van het bestuur en het beleid van het waterschap.
Bestuursakkoord Water | 37
40 | Bestuursakkoord Water
waterschappen een wetsvoorstel voor, dat vóór 1 oktober 2011 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.
Het wetsvoorstel zal ‘beleidsarm’ worden vormgegeven. Dit betekent dat voor de eerstvolgende verkiezingen het systeem van geborgde zetels en het lijstenstelsel blijven bestaan, en dat het verkiezingsstelsel voor waterschapsbesturen vooralsnog geregeld blijft in de Waterschapswet. We evalueren gezamenlijk de eerste indirecte verkiezingen in 2014.
Evaluatie Waterschapswet
Het voornemen bestond al de Waterschapswet te evalueren. We kiezen ervoor om na de verkiezingen in 2014 alle aspecten van het verkiezingsstelsel te evalueren. Hierbij worden de ervaringen met de verkiezingen in 2014 meegenomen. Tevens wordt een mogelijke integratie met de Kieswet onder- zocht en zal de Xxxxxxxx zal om advies gevraagd worden.
Om de inverdieneffecten van doelmatig waterbeheer als gevolg van de waterschapsbijdrage aan het Hoogwaterbeschermingsprogramma evenwichtig te verdelen en de lastenontwikkeling te matigen, is een herziening van het belastingstelsel van de waterschappen nodig. Er komt een evaluatie van dit belastingstelsel. De voorstellen die de waterschappen medio 2011 zullen doen vormen het vertrek- punt. De resultaten van de herziening van het belastingstelsel zijn begin 2012 beschikbaar en worden vóór 2014 in wetgeving verankerd.
Vermindering aantal bestuurders
In het regeerakkoord is afgesproken dat het kabinet met voorstellen komt die leiden tot kleinere besturen van gemeenten, waterschappen en provincies. Wij achten het gewenst dat dit voor alle overheden in samenhang wordt voorbereid. De ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en van Infrastructuur en Milieu bereiden in overleg met met betrokken partijen voorstellen voor, vóór 2012. Vervolgens wordt bepaald via welk wettelijk kader dit voor waterschaps- besturen vorm krijgt. De inzet is om dit ruim voor de waterschapsverkiezingen van 2014 geëffectueerd te hebben.
Bestuursakkoord Water | 39
Fusies van waterschappen
De waterschappen zijn in achterliggende decennia voortdurend opgeschaald om berekend te blijven op hun taken. Dit proces van opschaling is naar verwachting niet ten einde. Opschaling is echter geen doel op zichzelf, doelmatigheidswinst staat voorop. Dit kan betekenen dat de forse opgaven op het terrein van het waterbeheer soms leiden tot intensivering van samenwerking zonder wijziging van structuur en soms tot samenvoeging van waterschappen. In dat licht geven waterschappen en provincies samen vorm aan initiatieven voor verdere opschaling.
Kostentoedelingsverordening
In het kader van de terugdringing van de interbestuurlijke toezichtlasten wordt de provinciale goedkeuring van de kostentoedelingsverordening ten behoeve van de watersysteemheffing (artikel 120, vijfde lid, Waterschapswet) geschrapt.
40 | Bestuursakkoord Water
Bestuursakkoord Water | 41
Ondertekening
Aldus overeengekomen en in vijfvoud getekend.
42 | Bestuursakkoord Water
De staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu Xxxx Xxxxx
De waarnemend voorzitter van het Interprovinciaal Overleg Xxxx Xxxxxxxx
De voorzitter van de Unie van Waterschappen Xxxxx Xxxx
De voorzitter van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten Xxxxxxxxx Xxxxxxxxx-Xxxxxxx
De voorzitter van de Vereniging van waterbedrijven in Nederland Xxx Xxxxxxxx
Dit is een uitgave van
Xxxxxxx 00000 x 0000 XX Xxx Xxxx xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxx
april 2011
Colofon
Redactie Xxx Xxxxxx
Vormgeving CO3, Toon van Lieshout
Fotografie Nationale Beeldbank (Xxxxx xxx xxx Xxxx, Xxxxxxx xxx Xxxxxx, Xxxx Xxxxxxxxxxxxx) Luit-Xxx Xxxxxxxx, BvBeeld/Stichting RIONED, Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxx
Drukwerk KDR Marcom