SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Kenmerk: 11/25
Het Scheidsgerecht, samengesteld als volgt:
mr. R.J.B. Xxxxxxxxx, wonende te Arnhem, voorzitter, drs. D.M. Xxxxx xxx Xxxxxxx, wonende te Amsterdam, en mr. R.P.D. Kievit, wonende te Mijnsheerenland, arbiters, bijgestaan door mr. X.X.X. xx Xxxxx, griffier,
heeft op 13 januari 2012 uitspraak gedaan in de zaak van:
1) dr. A., wonende te Z., en
2) drs. B., wonende te Y., eisers,
gemachtigde: mr. A.J.H.W.M. Versteeg, tegen:
De stichting C., gevestigd te X., verweerster,
gemachtigde: mr. X.X. Xxxxxxx;
Met betrekking tot eiser sub 1 is uitspraak gedaan bij arbitraal vonnis, met betrekking tot eiser sub 2 bij bindend advies. Partijen worden aangeduid als de stichting en eisers.
1. Procesverloop
1.1 Eisers hebben bij brief van 10 augustus 2011, met twee bijlagen, de onderhavige procedure aanhangig gemaakt bij het Scheidsgerecht. Eisers hebben bij memorie van eis, gedateerd 6 oktober 2011, het Scheidsgerecht verzocht om bij arbitraal vonnis:
a) voor recht te verklaren dat de raad van bestuur van de stichting door over te gaan tot “disciplinerende gesprekken conform het Kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist” en door in die gesprekken maatregelen op te leggen, heeft gehandeld in strijd met dat reglement en derhalve in strijd met normen van redelijkheid en billijkheid en zorgvuldigheid omdat een disciplinerend gesprek volgens dat reglement pas gevoerd kan worden als een medisch specialist ten aanzien van wie een functioneringsvraag gegrond bevonden is, weigert medewerking te verlenen aan een verbetertraject opgenomen in een plan van aanpak dan wel niet of onvoldoende medewerking verleent aan zo’n verbetertraject,
b) voor recht te verklaren dat de raad van bestuur van de stichting op basis van de rapportage van de Commissie van Onderzoek had moeten oordelen dat er ten aanzien van eisers geen reden was een disciplinerend gesprek met ieder van hen te voeren alvorens de Commissie met eisers had gesproken over een verbetertraject
en een plan van aanpak als bedoeld in het Kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist zodat de raad van bestuur, door zulks na te laten, gehandeld heeft in strijd met het reglement en derhalve in strijd met normen van redelijkheid en billijkheid en zorgvuldigheid,
c) voor recht te verklaren dat de raad van bestuur van de stichting in strijd heeft gehandeld met normen van redelijkheid en billijkheid en zorgvuldigheid door zonder zelfstandige weging van belangen en door zonder een oordeel te geven over de vraag of de door de Commissie van onderzoek bijeengebrachte feiten volledig waren, de door de Commissie gegeven aanbevelingen ten aanzien van eisers uit te voeren,
d) de raad van bestuur van de stichting te gebieden om hetgeen ieder van eisers is opgelegd ter uitvoering van de disciplinerende gesprekken ongedaan te maken,
e) de raad van bestuur van de stichting te gebieden met eisers in overleg te treden over de wijze waarop binnen het ziekenhuis bekendheid wordt gegeven aan de beslissing van het Scheidsgerecht,
f) de stichting te veroordelen in de kosten van deze procedure, die van rechtsbijstand van eisers daaronder begrepen.
Bij de memorie van eis zijn tien producties gevoegd.
Bij akte houdende aanvulling van eis, gedateerd 22 november 2011, hebben eisers het Scheidsgerecht verzocht, voor het geval het Scheidsgerecht oordeelt dat de door de raad van bestuur van de stichting met eisers gevoerde disciplinerende gesprekken geen disciplinerende gesprekken in de zin van het Kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist zijn geweest, zulks voor recht te verklaren met bepaling dat de raad van bestuur van de stichting gehouden is in het ziekenhuis kenbaar te maken dat de met eisers gevoerde gesprekken ter uitvoering van de bevindingen van de commissie geen disciplinerende gesprekken in de zin van het Kwaliteitsreglement zijn geweest en de raad van bestuur te gebieden alle verwijzingen naar die gesprekken in dossiers ofwel te verwijderen dan wel aan te vullen met de kanttekening dat er geen sprake is geweest van disciplinerende gesprekken in de zin van het reglement alsmede met bepaling dat eisers niet langer gehouden zijn uitvoering te geven aan de “afspraken” die zij met de raad van bestuur van de stichting onder dreiging van de kwalificatie van de gesprekken hebben gemaakt.
1.2 De stichting heeft bij memorie van antwoord, gedateerd 3 november 2011, verweer gevoerd. Zij heeft primair het Scheidsgerecht verzocht zich onbevoegd te verklaren op de vordering van eiser sub 2 bij arbitraal vonnis te beslissen respectievelijk eisers niet ontvankelijk te verklaren. Subsidiair heeft de stichting het Scheidsgerecht verzocht om de vorderingen van eisers af te wijzen, met veroordeling van eisers in de kosten van de procedure, daaronder begrepen een bijdrage in de kosten van rechtskundige bijstand aan de zijde van de stichting. Bij deze memorie zijn vier producties gevoegd.
1.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 29 november 2011. Eisers waren in persoon aanwezig, bijgestaan door hun gemachtigde. Aan de zijde van de stichting was daarbij aanwezig D., RA, lid van de raad van bestuur, bijgestaan door haar gemachtigde en een kantoorgenote mr. Ten Brummelhuis.
De gemachtigden van partijen hebben aan de hand van pleitnota’s de wederzijdse standpunten nader toegelicht.
2. Samenvatting van het geschil
2.1 Eiser sub 1 is blijkens een schriftelijke overeenkomst gedateerd 8 mei 2002 sedert 1 januari 1988 als vrijgevestigd radioloog op basis van een toelatingsovereenkomst bij de stichting werkzaam en eiser sub 2 blijkens een schriftelijke overeenkomst gedateerd februari 1989 sedert 1 mei 1989. De maatschap radiologie bestaat uit negen leden.
2.2 Binnen de stichting geldt het Kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist (verder: het Reglement), dat op 9 juni 2010 is vastgesteld. In hoofdstuk 4 daarvan is geregeld het Voortraject procedure functioneringsvraag over een medisch specialist. Paragraaf 4.6 voorziet in de procedure die gevolgd dient te worden indien een functioneringsvraag is gerezen en de raad van bestuur en het stafbestuur besluiten tot een daadwerkelijke procedure en het instellen van een commissie van onderzoek. In paragraaf 4.6 van het Reglement is onder andere het volgende bepaald:
“Indien de Raad van Bestuur en Stafbestuur besluiten tot het overgaan van de daadwerkelijke procedure, worden melder en het betrokken staflid van dit besluit schriftelijk op de hoogte gesteld door het Stafbestuur. Hierbij wordt tevens gemeld dat er een Commissie van onderzoek (zie paragraaf 4.9) wordt ingesteld.
De eerste gespreksronde tussen het staflid voor wie de functioneringsvraag is gesteld en de commissie van onderzoek (…) heeft een informatievergarend karakter. Doel van dit gesprek is om het staflid te informeren, hem/haar in de gelegenheid te stellen te reageren en vervolgens zonodig de mogelijkheid van een verbetertraject te bespreken. De Commissie van Onderzoek verzamelt op deze manier de feiten op een zo objectief mogelijke manier en deelt vervolgens schriftelijk haar conclusies mee aan het Stafbestuur. In deze schriftelijke rapportage moet vermeld staan of de functioneringsvraag gegrond is. Daarnaast worden de eventueel gemaakte afspraken met betrekking tot een verbetertraject in het aangelegde dossier opgenomen. (…)
Indien de functioneringsvraag gegrond blijkt en het staflid blijk geeft van voldoende zelfreflectie en bereid is mee te werken aan een verbetertraject, wordt contact opgenomen door het Stafbestuur met het betreffende staflid. Er wordt, in overleg met het stafbestuur en de commissie, een Plan van Aanpak geformuleerd. (… ) Het plan van aanpak wordt met betrokkene besproken. Indien betrokkene zich akkoord verklaart met het plan, zal hieraan uitvoering worden gegeven. ( …) Indien betrokkene niet akkoord gaat met het Plan van Xxxxxx, en aangeeft geen medewerking te willen verlenen aan een verbetertraject, dan wordt er binnen één maand een afspraak gemaakt voor een disciplinerend gesprek met de voorzitter van de Raad van Bestuur en voorzitter Stafbestuur.”
2.3 Bij brief van 19 januari 2011 hebben de voorzitter van de raad van bestuur en de voorzitter van het stafbestuur aan de leden van de maatschap radiologie, onder wie eiser sub 1 en eiser sub 2, medegedeeld dat er sprake is van een functioneringsvraag met betrekking tot het tekort schieten in de Canmeds competenties communicatie en samenwerking, zowel op individueel niveau als op maatschapsniveau. In die brief wordt de maatschapsleden verzocht een bijgevoegd antwoordformulier te
ondertekenen waarin zij verklaren zich “in te zetten voor en volledige medewerking te verlenen aan de uitvoering van de procedure ‘functioneringsvraag medisch specialist’, conform het kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist.” Vervolgens is een commissie van onderzoek samengesteld.
2.4 Op 8 februari 2011 is de functioneringsvraag aan de commissie voorgelegd. Op 21 juni 2011 heeft de commissie haar rapport uitgebracht aan de raad van bestuur. De commissie concludeert in dat rapport -kort samengevat- dat eisers positief scoren op professioneel gedrag met betrekking tot de patiëntenzorg, maar negatief op communicatie binnen de maatschap. Het is volgens de commissie ten aanzien van eisers noodzakelijk dat collegiaal overleg en informele contacten weer op gang gebracht worden en dat de eisers zich daar actief voor inzetten en de bereidheid hiertoe uitspreken. Volgens de commissie volstaat daartoe in eerste instantie een formeel disciplinerend gesprek met hen.
2.5 Op 12 juli 2012 heeft de raad van bestuur met beide eisers afzonderlijk een gesprek gevoerd. In de verslagen van deze gesprekken, opgesteld door de raad van bestuur, staat vermeld in de aanhef dat het onderwerp van het gesprek betreft “disciplinerend gesprek conform Kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist”. Onder het kopje “Doel gesprek” wordt vermeld:
“Het disciplinerend gesprek wordt gevoerd n.a.v. de conclusies en aanbevelingen uit het rapport van de commissie van onderzoek. Doel van het gesprek is tweeledig:
*Vaststellen van de bijdrage die eiser dient te leveren aan het verbeteren van het functioneren van de maatschap radiologie.
* Het maken van concrete en niet vrijblijvende afspraken t.b.v. hiervan.” Onder het kopje “Status disciplinerend gesprek” wordt wederom aangegeven:
“Het betreft een disciplinerend gesprek conform het Kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist. Het gesprek heeft plaats omdat er sprake is van een situatie … die verbetering behoeft.”
Bij brief van 22 augustus 2011 met als onderwerp “vervolg disciplinerend gesprek” heeft de raad van bestuur aan eisers onder andere geschreven:
“Dinsdag 12 juli jl. heeft de raad van bestuur een disciplinerend gesprek met u gevoerd, conform het “Kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist.”
2.6 Volgens de gespreksverslagen en de brief van 22 augustus 2011 aan xxxxx sub 1 zijn met eisers afspraken gemaakt die er -kort samengevat- op neerkomen dat een Advies en Aanmoedigingstraject wordt doorlopen of, reeds doorlopen, wordt herbeoordeeld, met aanstelling van een coach en aanstelling van een maatschapsmanager die de inbreng van eisers moet monitoren.
2.7 Eisers verwijten de raad van bestuur van verweerster, zakelijk weergegeven, het volgende. Eisers geven aan dat zij jarenlang vergeefs aandacht hebben gevraagd binnen de organisatie en bij de raad van bestuur voor de problemen binnen de maatschap. Deze problemen vonden hun oorsprong in het feit dat vijf van de acht maten besloten activiteiten buiten het ziekenhuis te beginnen. De hierbij gemaakte afspraken werden door die maten niet nagekomen. Verder stellen eisers dat er één lid van de maatschap met een verdeel- en heerstactiek de maatschap jarenlang naar zijn hand zette. De stichting heeft de toelatingsovereenkomst van dit maatschapslid opgezegd naar aanleiding van de bevindingen van de commissie. In de geschetste problematiek vormden eisers een minderheid en zijn zij, naar hun mening, als
klokkenluiders niet gehoord. Ook de raad van bestuur heeft verzuimd desgevraagd op te treden. Eisers stellen dat er in deze situatie steeds meer afstand ontstond tussen eisers en de andere leden van de maatschap. Daarom hebben eisers ingestemd met de functioneringsvraag die door de raad van bestuur en het stafbestuur werd gesteld. In de gesprekken met de commissie is niet aan de orde geweest of eisers hun medewerking zouden willen verlenen aan een verbetertraject. De raad van bestuur heeft vervolgens kritiekloos en zonder enige belangenafweging de aanbevelingen van de commissie overgenomen. In strijd met het Reglement en derhalve zonder geldige grondslag heeft de raad van bestuur disciplinerende gesprekken met xxxxxx gevoerd en van hen medewerking verlangd aan de uitvoering van door de raad van bestuur opgelegde maatregelen onder dreiging van sancties indien niet of onvoldoende medewerking werd gegeven. Als de gesprekken niet geduid moeten worden als “disciplinerende gesprekken” in de zin van het Reglement, dan merken eisers op dat de raad van bestuur bij eisers bewust de indruk heeft gewekt en in stand gehouden, zelfs tot aan de memorie van antwoord, dat hij met hen een disciplinerend gesprek in de zin van het Reglement heeft gevoerd. Onder deze omstandigheden heeft de raad van bestuur eisers afspraken opgedrongen en de maatregel opgelegd dat zij zouden worden gemonitord door een nog aan te stellen maatschapmanager. Door deze handelwijze heeft de raad van bestuur onrechtmatig gehandeld, in strijd met de normen van redelijkheid, billijkheid en zorgvuldigheid, die voor een goed bestuurder als leidraad dienen te gelden.
2.8 De stichting stelt primair dat eisers niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen. Er zijn geen maatregelen getroffen waartegen beroep mogelijk is, als bedoeld in artikel 4.8.2 juncto 4.9.2 van het Reglement. De mogelijkheid van beroep, geregeld in artikel 22.3 van de toelatingsovereenkomst van eiser sub 1, ziet niet op een maatregel als een disciplinerend gesprek. In de toelatingsovereenkomst van eiser sub 2 is geen bepaling opgenomen die ziet op de mogelijkheid van beroep tegen een disciplinaire maatregel. Verder stelt de stichting dat eiser sub 1 geen belang meer heeft bij zijn vordering, nu hij zijn toelatingsovereenkomst met de stichting heeft opgezegd.
2.9 Verder stelt de stichting dat de medisch inhoudelijke kwaliteiten van eisers niet ter discussie staan. Gezien de problemen in de maatschap radiologie heeft de raad van bestuur in samenspraak met het stafbestuur besloten het Reglement in werking te stellen. De raad van bestuur bestrijdt dat hij was gehouden om een eigen onderzoek in te stellen naar de procedure die de commissie heeft gevolgd en naar de inhoud en de conclusies van het rapport. Eisers hebben ingestemd met het stellen van de functioneringsvraag aan een commissie van onderzoek. De commissie had tot taak om conclusies te trekken uit de informatie die zij tijdens haar onderzoek heeft verkregen. Zij heeft daarin een eigen taak en beoordelingsvrijheid. Het rapport van de commissie is een vaststaand gegeven voor de raad van bestuur. De verwijten ten aanzien van de door de commissie gevolgde procedure kunnen de raad van bestuur niet worden tegengeworpen. Overigens meent de raad van bestuur dat eisers voldoende gelegenheid hebben gehad te worden gehoord door de commissie. Uit het Reglement volgt verder geen recht voor eisers tot inzage van de verslagen en het conceptrapport. Vervolgens heeft de raad van bestuur een eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid als het gaat om de bewaking van de kwaliteit van de zorg en de patiëntveiligheid. De aanbeveling van de commissie ten aanzien van eisers was het voeren van een disciplinerend gesprek in de zin van artikel 4.8.1 van het reglement. In samenspraak met het stafbestuur heeft de raad van bestuur besloten om in eerste instantie zelf een
gesprek te voeren met eisers, zonder het stafbestuur. Dit gesprek is in het verslag per abuis een "disciplinerend gesprek" genoemd in de zin van artikel 4.8.1 van het reglement. De raad van bestuur had met dit gesprek niet ten doel het opleggen van maatregelen, maar het voeren van een indringend gesprek en het maken van afspraken. De raad van bestuur benadrukt dat hij wel oog heeft gehad voor de bijdragen die eisers hebben geleverd aan de maatschap. Dat is ook de reden geweest om geen formele maatregel op te leggen. Mede door de afspraken met eisers en de andere gevolgtrekkingen die de stichting heeft verbonden aan het rapport van de commissie zijn de verhoudingen binnen de maatschap drastisch verbeterd. De stichting stelt dat er geen sprake is geweest van disciplinerende gesprekken, al was het maar omdat conform het Reglement het stafbestuur daarbij aanwezig had moeten zijn. De stichting wijst erop dat in elk geval eiser sub 2 handelt naar de (bedoeling van de) afspraken. Indien het Scheidsgerecht van oordeel is dat de afspraken niet op reglementaire wijze tot stand zijn gekomen of als maatregelen dienen te worden beschouwd, dan dient de aanwijzing om inhoudelijke redenen in stand te blijven. Als deze afspraken niet zouden worden nageleefd, heeft de raad van bestuur immers het volste recht gezien de voorgeschiedenis, om alsnog een aanwijzing als bedoeld in de toelatingsovereenkomst te geven. De stichting is echter van mening dat de gesprekken, in elk geval wat betreft eiser sub 2, hun doel hebben bereikt. De stichting stelt verder dat eisers de afspraken onnodig gejuridiseerd hebben. De stichting merkt tot slot op dat de " disciplinerende gesprekken" niet binnen het ziekenhuis zijn gecommuniceerd. Alleen het stafbestuur is op de hoogte.
3. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
In artikel 27 van de toelatingsovereenkomst van eiser sub 1 is bepaald dat alle geschillen, welke mochten ontstaan naar aanleiding van de onderhavige overeenkomst, zullen worden beslecht door het Scheidsgerecht overeenkomstig het reglement van het Scheidsgerecht. In artikel 22 van de toelatingsovereenkomst van eiser sub 2 is bepaald dat de geschillen, voortvloeiend uit deze overeenkomst, bij wege van bindend advies door het Scheidsgerecht zullen worden beslecht.
Volgens artikel 25 van het Arbitragereglement van het Scheidsgerecht worden de uitspraken van het Scheidsgerecht gegeven als arbitraal vonnis, tenzij het Scheidsgerecht van oordeel is dat het geschil zich beter leent voor een uitspraak bij wege van bindend advies. Nu het onderhavige geschil voortvloeit uit de relatie tussen de stichting en eisers die gebaseerd is op de toelatingsovereenkomst, is het Scheidsgerecht bevoegd tot kennisneming van de vorderingen van eisers en de beslissing daarop en zijn eisers ook ontvankelijk in hun vorderingen. Het Scheidsgerecht zal op de vorderingen van eiser sub 1 bij wege van arbitraal vonnis beslissen, nu eiser sub 1 daarom nadrukkelijk heeft gevraagd. Op de vorderingen van eiser sub 2 zal het Scheidsgerecht bij wege van bindend advies beslissen, nu dit uitdrukkelijk in de toelatingsovereenkomst is bepaald en de stichting niet heeft ingestemd met een beslissing van het Scheidsgerecht bij wege van arbitraal vonnis.
4. Beoordeling van het geschil
4.1 De medisch inhoudelijke kwaliteiten van eisers staan niet ter discussie. Centraal in dit geschil staat de vraag hoe de gesprekken van de raad van bestuur met ieder van eisers op 12 juli 2011 geduid moeten worden. Het feit dat eiser sub 1 inmiddels de toelatingsovereenkomst heeft opgezegd tegen 1 mei 2012 staat aan de
ontvankelijkheid van zijn vorderingen niet in de weg. Xxxxx heeft er nog steeds belang bij dat in een uitspraak van het Scheidsgerecht wordt vastgelegd wat de aard is geweest van zijn gesprek met de raad van bestuur van de stichting op 12 juli 2011.
4.2 Het Scheidsgerecht constateert dat de raad van bestuur de gesprekken met eisers van 12 juli 2011 consequent heeft geduid als disciplinerende gesprekken conform het Reglement. Terecht hebben eisers aangevoerd dat aan de voorwaarden van het Reglement voor het voeren van disciplinerende gesprekken in de zin van dat Reglement niet was voldaan. Er was immers niet gebleken dat eisers niet akkoord gingen met een in overleg met het stafbestuur opgesteld plan van aanpak en geen medewerking wilden verlenen aan een verbetertraject. De stichting heeft dat in de onderhavige procedure niet betwist. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat de gesprekken abusievelijk als disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement zijn aangeduid en dat de raad van bestuur niet de bedoeling heeft gehad deze gesprekken zo te duiden. Uitgaande van dat standpunt moet worden geconstateerd dat de raad van bestuur gesprekken met eisers heeft gevoerd die hij ten onrechte heeft aangeduid en tot aan de memorie van antwoord in deze procedure is blijven aanduiden als disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement. Het Scheidsgerecht is van oordeel dat de raad van bestuur en daarmee de stichting onvoldoende zorgvuldig heeft gehandeld ten opzichte van eisers. De raad van bestuur heeft zelf aan eisers aangegeven het onderzoek naar de functioneringsvraag conform het Reglement te laten plaatsvinden en de instemming van eisers daarmee gevraagd. De eisers mochten verwachten dat de raad van bestuur verder in overeenstemming met dat Reglement zou handelen en met de nodige zorgvuldigheid. Daarmee verdraagt zich niet plotseling in afwijking van dat Reglement gesprekken te gaan voeren die niet passen in de conform dat Reglement te volgen procedure. Op zichzelf staat het de raad van bestuur vrij gesprekken te voeren met eisers buiten het Reglement om. De raad van bestuur zal dan wel duidelijk moeten maken dat zo’n gesprek gevoerd wordt buiten het kader van de lopende procedure volgens het Reglement. Dat heeft de raad van bestuur niet gedaan. Hij heeft eisers in de veronderstelling gebracht dat met hen disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement werden gevoerd en hen ook in die veronderstelling gelaten, zelfs in de brief van 22 augustus 2011 toen de onderhavige procedure al aanhangig was, terwijl toen al duidelijk was welke bezwaren eisers daartegen hadden. Het was onzorgvuldig de gevoerde gesprekken als disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement aan te duiden, terwijl zij dat in de visie van de raad van bestuur niet zijn. Die aanduiding heeft onmiskenbaar een negatieve lading, mede in aanmerking genomen dat volgens het Reglement voor zo’n gesprek slechts plaats is nadat gebleken is dat het betrokken staflid niet de bereidheid heeft aan een verbetertraject mee te werken, wat ten aanzien van eisers niet was gebleken.
4.3 Nu de gesprekken op 12 juli 2011 in de visie van de stichting zelf geen disciplinerende gesprekken zijn geweest in de zin van het Reglement ziet het Scheidsgerecht, gezien hetgeen hiervoor is overwogen, aanleiding op dit punt de bij akte aanvulling van eis gevraagde verklaring voor recht te geven dat die gesprekken geen disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement zijn geweest. Voor zover de vorderingen erop zijn gebaseerd dat de gesprekken disciplinerende gesprekken in de zin van het Reglement zijn geweest zonder dat aan de voorwaarden daarvoor was voldaan (de vorderingen onder a en b) zullen zij daarom worden afgewezen. Wat betreft de afspraken die met eisers in het kader van de gesprekken zijn gemaakt geldt het volgende. Gezien de inhoud van het rapport van de commissie van onderzoek, kan niet
worden gezegd dat er geen reden was om met eisers tot afspraken te komen gericht op verbetering van hun functioneren als individuele leden van de maatschap en van de maatschap als geheel. De raad van bestuur hoefde daarvoor niet eerst zelf onderzoek te doen naar het functioneren van eisers, omdat met eisers was afgesproken dat dat onderzoek overeenkomstig het Reglement door een commissie van onderzoek zou plaatsvinden. Dat het rapport zo evident ondeugdelijk is dat de raad van bestuur het niet tot uitgangspunt mocht nemen, valt uit hetgeen daaromtrent is gesteld en gebleken, niet af te leiden. Het gevorderde onder c zal daarom ook worden afgewezen. Voor het overige kunnen de bezwaren van de eisers tegen de inhoud en de wijze van totstandkoming van het rapport van de commissie van onderzoek onbesproken blijven, nu de ingestelde vorderingen daartoe geen aanleiding geven. Het is verder aan eisers te bepalen hoe zij met de gemaakte afspraken verder gaan en aan de raad van bestuur om daarin zijn standpunt te bepalen. Het Scheidsgerecht ziet geen grond te bepalen dat eisers niet langer uitvoering hoeven te geven aan de afspraken voor verbetering die zij hebben gemaakt. De desbetreffende vordering (onder d en volgens de akte aanvulling van eis) wordt daarom afgewezen.
4.4 De eisers hebben het Scheidsgerecht verzocht te bepalen dat de stichting de verklaring voor recht bekend dient te maken. Het Scheidsgerecht acht het gezien de handelwijze van de raad van bestuur redelijk dat het oordeel van het Scheidsgerecht bekend wordt gemaakt door de stichting aan degenen die in eerste instantie ook bekend waren met het feit dat de raad van bestuur deze gesprekken ging voeren met eisers. Dit betekent dat in elk geval het stafbestuur en de leden van de commissie van onderzoek op de hoogte dienen te worden gebracht door de stichting. Verder zal het Scheidsgerecht de stichting gebieden alle verwijzingen naar disciplinerende gesprekken op 12 juli 2011 in dossiers ofwel te verwijderen dan wel aan te vullen met de onderhavige uitspraak van het Scheidsgerecht. Het Scheidsgerecht vertrouwt erop dat de stichting dit alles in goed overleg met eisers doet binnen een redelijke termijn. De hierop betrekkende hebbende vorderingen onder e en in de akte aanvulling van eis zullen daarom worden toegewezen.
4.5 Het Scheidsgerecht ziet in de uitkomst van deze procedure reden de stichting te veroordelen tot betaling van de kosten van het Scheidsgerecht. Tevens acht het Scheidsgerecht gronden aanwezig voor een veroordeling van de stichting in (een tegemoetkoming in) de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van eisers.
5. Beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het navolgende arbitrale vonnis ten aanzien van eiser sub 1 en bindend advies ten aanzien van eiser sub 2:
5.1 Het Scheidsgerecht verklaart voor recht dat de gesprekken die de raad van bestuur van de stichting met eisers heeft gevoerd op 12 juli 2011 geen disciplinerende gesprekken conform het Kwaliteitsreglement functioneren medisch specialist zijn geweest.
5.2 Het Scheidsgerecht bepaalt dat de stichting het sub 5.1 gestelde bekend dient te maken binnen haar organisatie, met in achtneming van het in alinea 4.4 overwogene.
5.3 Het Scheidsgerecht bepaalt dat de stichting alle verwijzingen naar disciplinaire gesprekken op 12 juli 2011 in dossiers ofwel dient te verwijderen ofwel dient aan te vullen met de onderhavige uitspraak van het Scheidsgerecht.
5.4 De kosten van het Scheidsgerecht, bepaald op een bedrag van € 5.984,00, komen voor rekening van de stichting en worden verhaald op het door eisers betaalde voorschot. Het Scheidsgerecht veroordeelt de stichting om dit bedrag aan eisers te betalen.
5.5 Het Scheidsgerecht veroordeelt de stichting tot betaling van de kosten van rechtsbijstand aan de zijde van eisers in deze procedure en stelt deze kosten vast op een bedrag van € 5.000,00, te vermeerderen met BTW.
5.6 Het anders of meer gevorderde wordt afgewezen.
Dit vonnis is gewezen te Utrecht en op 13 januari 2012 naar partijen verstuurd.