PRAKTIJKOVEREENKOMST
PRAKTIJKOVEREENKOMST
1.1 De studentenraad van de LiS heeft ingestemd met de model-praktijkovereenkomst van de LiS en de bijbehorende voorwaarden.
1.2 Deze overeenkomst wordt gesloten tussen de student, de instelling en het leerbedrijf, in deze overeenkomst ook wel aangeduid als “partijen” en wordt beheerd door de instelling
1.3 De student is ingeschreven bij de instelling op grond van een onderwijsovereenkomst.
1.4 Op de praktijkovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing
1.5 Het bedrijf of de organisatie die de BPV verzorgt, het leerbedrijf, beschikt op de datum van ondertekening van de praktijkovereenkomst over een gunstige beoordeling van SBB voor de kwalificatie waarvoor de student is ingeschreven bedoeld in artikel 1.5.3 van de WEB.
2.1 De Algemene Voorwaarden vormen samen met het BPV-blad de praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel 7.2.8. van de WEB.
2.2 In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van partijen. Afspraken die specifiek gaan over de door de student te volgen BPV, staan in het BPV-blad. Het BPV-blad is onlosmakelijk onderdeel van deze overeenkomst. Overal waar in deze overeenkomst BPV staat, wordt de BPV bedoeld zoals vermeld op het BPV-blad.
3.1 De praktijkovereenkomst en meer in het bijzonder, de BPV-gegevens zoals opgenomen op het BPV-blad, kunnen gedurende de BPV-periode met schriftelijke of mondelinge instemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld.
3.2 Indien de wijziging van BPV-gegevens voortkomt uit een wijziging van het opleidingstraject van de student, dient daaraan een verzoek van de student om wijziging in het opleidingstraject en een aanpassing van de onderwijsovereenkomst aan vooraf te gaan.
3.3 De BPV-gegevens betreffende de opleiding in het kader waarvan de BPV wordt gevolgd, kunnen alleen worden gewijzigd op verzoek van de student. Aan dit verzoek kan een overleg, dan wel advies van de instelling of het leerbedrijf vooraf gaan.
3.4 De BPV-gegevens betreffende de begin- en geplande einddatum, duur en omvang van de BPV, kunnen ook worden gewijzigd op verzoek van het leerbedrijf. Een dergelijk verzoek wordt door de instelling enkel gehonoreerd na overleg met en instemming van de student.
3.5 In geval van een tussentijdse wijziging van de BPV-gegevens, wordt het BPV-blad gedurende de looptijd van de BPV vervangen door een nieuw BPV-blad.
3.6 De instelling stuurt het nieuwe BPV-blad zo spoedig mogelijk schriftelijk (op papier of digitaal) aan de student en aan het leerbedrijf.
3.7 De student en het leerbedrijf worden in de gelegenheid gesteld om binnen 10 werkdagen na verzending van het nieuwe BPV-blad schriftelijk dan wel mondeling aan de instelling door te geven als de inhoud van het nieuwe BPV-blad niet correct is.
3.8 Indien de student of het leerbedrijf aangeeft dat de aangepaste BPV-gegevens niet correct (in overeenstemming met het verzoek dan wel met de instemming van de niet verzoekende partij) zijn weergegeven, dan zal de instelling overgaan tot correctie van de betreffende BPV-gegevens.
3.9 Indien de student of het leerbedrijf een bezwaar kenbaar maakt dat erop gericht is dat de BPV-gegevens zijn aangepast zonder dat daaraan een verzoek tot instemming ten grondslag heeft gelegen, dan zal de instelling overgaan tot schrapping van het nieuwe BPV-blad. In dit geval blijft de student de BPV in het leerbedrijf volgen zoals vermeld op het oorspronkelijke BPV-blad, totdat alsnog instemming van beide partijen wordt verkregen.
3.10 Als de student en/of het leerbedrijf niet binnen de termijn van artikel 3.7 reageren, dan vervangt het nieuwe BPV-blad het vorige BPV-blad en wordt daarmee een onderdeel van de praktijkovereenkomst.
4.1 Beroepspraktijkvorming maakt onderdeel uit van elke beroepsopleiding zoals bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs. De beroepspraktijkvorming vindt plaats bij een door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (verder: SBB) erkend leerbedrijf op grondslag van een praktijkovereenkomst. In de praktijkovereenkomst worden afspraken over de beroepspraktijkvorming vastgelegd zodat de student in staat wordt gesteld de voor de kwalificatie/keuzedeel benodigde kennis en ervaring op te doen. De activiteiten die door de student in het kader van de praktijkovereenkomst worden uitgevoerd, hebben een leerfunctie.
4.2 Uitgangspunt voor de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende onderwijs- en vormingsdoelen zoals die staan beschreven in de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding. Aan de beroepspraktijkvorming ligt een inhoudelijk plan voor de beroepspraktijkvorming ten grondslag dat in de OER is opgenomen of waarnaar in de OER wordt verwezen. Het dient voor het leerbedrijf helder te zijn welk deel van de kwalificatie de student tijdens zijn BPV moet behalen. De OER is te downloaden via de website van de instelling.
4.3 Van de opleiding op basis van de herziene kwalificatiedossiers maken keuzedelen een onlosmakelijk onderdeel uit. Het volgen van de keuzedelen en het afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang van of gedurende de opleiding keuzedelen. Dit wordt vastgelegd in de onderwijsovereenkomst. De student kan kiezen voor een keuzedeel dat in de beroepspraktijkvorming wordt ingevuld. In dat geval wordt dit geregistreerd op het BPV-blad dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van deze praktijkovereenkomst. Er kunnen meerdere keuzedelen bij
één leerbedrijf worden gevolgd al dan niet aanvullend op de lopende praktijkovereenkomst.
5. (Inspannings-)verplichting leerbedrijf
5.1 Het leerbedrijf stelt de student in staat om de afgesproken leerdoelen te behalen en zo zijn BPV te behalen. Het leerbedrijf draagt zorg voor voldoende dagelijkse begeleiding en opleiding van de student op de werkvloer.
5.2 Het leerbedrijf wijst een praktijkopleider aan die is belast met de begeleiding van de student tijdens de beroepspraktijkvorming. De student weet bij aanvang van de BPV wie de praktijkopleider is.
5.3 Het leerbedrijf verklaart zich bereid om beoordeling van de BPV door een functionaris van de instelling in het leerbedrijf mogelijk te maken.
5.4 De student wordt door het leerbedrijf in staat gesteld om tijdens de BPV-periode deel te nemen aan het onderwijs dat door de instelling volgens het geldende rooster wordt aangeboden evenals aan toetsen of examens.
5.5 Het leerbedrijf voorziet de student van de basisuitrusting die nodig is voor de bpv.
5.6 Het leerbedrijf betaalt aan de student een onkostenvergoeding die ten minste alle kosten in euro’s omvat die een student moet maken van het bedrijf of van de wet om stage te kunnen lopen bij het bedrijf. Deze onkostenvergoeding is inclusief reiskosten als deze niet op een andere manier vergoed worden en een eventuele VOG.
5.7 Voor alle stagiairs geldt dat de arbeidstijdenwet van toepassing is.
6. (Inspannings-)verplichting instelling
6.1 De instelling draagt zorg voor voldoende begeleiding door de BPV-begeleider. De student weet bij aanvang van de BPV wie zijn begeleider is.
6.2 De BPV-begeleider vanuit de instelling volgt het verloop van de beroepspraktijkvorming door het onderhouden van regelmatige contacten met de student en met de praktijkopleider van het leerbedrijf en bewaakt de voortgang en de aansluiting van de leerdoelen van de student op de leermogelijkheden in het leerbedrijf.
6.3 De instelling maakt het rooster tijdig bekend zodat de student en het leerbedrijf hier rekening mee kunnen houden.
6.4 De instelling heeft de eindverantwoordelijkheid bij de beoordeling of de student die onderdelen van de kwalificatie die in de beroepspraktijkvorming zijn gevolgd, heeft behaald. De procedure van de beoordeling en de wijze van beoordeling van de BPV, staan beschreven in de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding.
6.5 De instelling neemt het oordeel van het leerbedrijf over de student mee als onderdeel van de beoordeling van de student.
7. (Inspannings-)verplichting student
7.1 De student spant zich zo goed mogelijk in om zijn leerdoelen binnen de afgesproken termijn met succes af te ronden. Dat is voor of uiterlijk op de geplande einddatum die is opgenomen op het BPV-blad. In het bijzonder is de student verplicht daadwerkelijk de
BPV te volgen, en op de met het leerbedrijf afgesproken dagen en tijden aanwezig te zijn, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden verwacht.
7.2 Voor afwezigheid van de BPV gelden voor de student de regels zoals deze door het leerbedrijf gehanteerd worden evenals de regels zoals deze in de onderwijsovereenkomst tussen de student en de instelling zijn afgesproken.
8. Nadere afspraken met de student
8.1 De instelling, de student en het leerbedrijf maken concrete afspraken over de vorm en inhoud van de BPV, de manier en frequentie van begeleiding, het persoonlijk leerprogramma en de toetsingsmethode.
8.2 Deze afspraken zullen schriftelijk worden vastgelegd in een addendum, het zgn. werkboek, en onderdeel uitmaken van de praktijkovereenkomst.
8.3 Aanpassingen via maatwerktrajecten voor studenten met een ondersteuningsbehoefte, zoals aanpassingen in tijd, vorm en werkplek worden onderbouwd in een bijlage van de praktijkovereenkomst.
9. Gedragsregels, veiligheid en aansprakelijkheid
9.1 De student is verplicht de binnen het leerbedrijf geldende regels, voorschriften en aanwijzingen in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid in acht te nemen. Het leerbedrijf licht de student voor aanvang van de BPV over deze regels in.
9.2 De student is verplicht alles geheim te houden wat hem onder geheimhouding wordt toevertrouwd of wat er als geheim te zijner kennis is gekomen of waarvan hij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs moet begrijpen.
9.3 Het leerbedrijf treft overeenkomstig de Arbeidsomstandighedenwet, maatregelen die gericht zijn op de bescherming van lichamelijke en geestelijke veiligheid van de student.
9.4 Het leerbedrijf is aansprakelijk voor schade die de student tijdens of in verband met de BPV mocht lijden, tenzij het leerbedrijf aantoont dat zij de in artikel 7:658 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek genoemde verplichtingen is nagekomen, of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
9.5 Het leerbedrijf is aansprakelijk voor de schade die de student in de uitoefening van zijn werkzaamheden tijdens of in verband met de BPV toebrengt aan de (eigendommen van het) leerbedrijf of aan (de eigendommen van) derden, tenzij sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid van de student.
9.6 De instelling is gevrijwaard voor schade die is ontstaan aan de student, het leerbedrijf of derden in de uitoefening van de BPV.
9.7 De aansprakelijkheid van de instelling is in alle gevallen beperkt tot de voorwaarden en de daarop gebaseerde dekking in de afgesloten verzekering van de instelling. Dit betekent dat die aansprakelijkheid beperkt is tot het uit te keren bedrag door de verzekeringsmaatschappij van de instelling.
10. Problemen en conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming
10.1 Bij problemen of conflicten tijdens de BPV richt de student zich in eerste instantie tot de praktijkopleider van het leerbedrijf en/of de BPV begeleider van de instelling. Deze proberen om samen met de student tot een oplossing te komen.
10.2 Wanneer de student vindt dat het probleem of conflict niet naar tevredenheid is opgelost en de oorzaak van het probleem of conflict is dat het leerbedrijf de afspraken in deze overeenkomst niet of onvoldoende nakomt, dan kan de student in overleg met de BPV begeleider van de instelling de mogelijkheden bespreken.
10.3 Als partijen er in onderling overleg niet uitkomen, kan de student een klacht indienen via de klachtenregeling van de onderwijsinstelling.
10.4 Het leerbedrijf treft maatregelen die gericht zijn op voorkoming of bestrijding van vormen van seksuele intimidatie , discriminatie, agressie of geweld. In het geval van seksuele discriminatie, agressie en/of geweld, heeft de student het recht om de werkzaamheden per direct neer te leggen zonder dat dit reden is voor een negatieve beoordeling. De student moet de werkonderbreking direct melden bij de praktijkopleider en de BPV begeleider. Wanneer dit niet mogelijk is, dan meldt de student de werkonderbreking bij de vertrouwenspersoon van het leerbedrijf of van de instelling.
10.5 Conform het stagepact moet het duidelijk zijn waar de student stagediscriminatie of stagemisbruik kan melden op de instelling, hoe de ondersteuning en nazorg eruitziet en welke stappen de instelling na een melding neemt.
10.6 Grote incidenten en/of bpv-klachten die structureel van aard zijn meldt de instelling bij SBB.
11. Gegevensuitwisseling en privacy
11.1 De student heeft recht op inzage in het eigen studentendossier en meer in het bijzonder in de door de instelling verwerkte BPV-gegevens.
11.2 Bij het uitwisselen van gegevens over de student nemen de instelling en het leerbedrijf de Algemene Verordening Gegevensbescherming in acht. Dit betekent onder meer dat zij zorgvuldig omgaan met de persoonsgegevens van de student en dat zij daarover transparant zijn richting de student. In het privacyreglement van de instelling is opgenomen welke gegevens van de student onder welke voorwaarden worden verstrekt aan het leerbedrijf en wanneer de toestemming van de student daarvoor vereist is.
12. Duur en beëindiging overeenkomst
12.1 De praktijkovereenkomst treedt na ondertekening van het eerste BPV-blad in werking en wordt in principe aangegaan voor de duur van de BPV-periode zoals vermeld op het BPV- blad.
12.2 De praktijkovereenkomst eindigt van rechtswege:
a. Op het moment dat de student het afgesproken aantal uren heeft afgerond en de BPV met positieve beoordeling heeft voltooid of in het geval van een keuzedeel indien de student het afgesproken aantal uren heeft afgerond en de BPV heeft voltooid.
b. Door het verstrijken van de geplande einddatum zoals vermeld op het BPV-blad.
c. Door het eindigen van de onderwijsovereenkomst tussen de student en de instelling.
d. Door ontbinding of door verlies van rechtspersoonlijkheid van het leerbedrijf of wanneer het leerbedrijf ophoudt het in de praktijkovereenkomst bedoelde beroep in het genoemde bedrijf uit te oefenen.
e. Wanneer de erkenning van het leerbedrijf zoals bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB is verlopen of ingetrokken.
Een beëindiging van rechtswege zal door de instelling schriftelijk worden bevestigd aan de student en het leerbedrijf.
12.3 De praktijkovereenkomst kan in onderling overleg tussen de instelling, de student en het leerbedrijf met wederzijds goedvinden worden beëindigd.
12.4 De praktijkovereenkomst kan (buitengerechtelijk) worden ontbonden:
a. Door het leerbedrijf als de student zich ondanks (herhaalde) waarschuwing, niet houdt aan gedragsregels zoals genoemd in artikel 9.1 en 9.2 van deze algemene voorwaarden.
b. Door één van de partijen als op grond van zwaarwegende omstandigheden in redelijkheid niet langer van deze partij kan worden verlangd de praktijkovereenkomst te laten voortduren.
c. Door één van de partijen als de instelling, de student of het leerbedrijf de hem bij wet of in de praktijkovereenkomst opgelegde verplichtingen niet nakomt.
d. Door de student of het leerbedrijf, als de arbeidsovereenkomst (indien aanwezig) tussen de student en het leerbedrijf wordt beëindigd.
12.5 Een ontbinding door één van de partijen op grond van artikel 12.4 vindt schriftelijk plaats aan de andere partijen met vermelding van de reden van de ontbinding.
12.6 Voorafgaand aan een ontbinding op grond van artikel 12.4 onder c dient de partij die zijn verplichtingen niet nakomt door de andere partijen in de gelegenheid te worden gesteld om binnen een termijn van twee weken alsnog zijn verplichtingen na te komen. Een schriftelijke ingebrekestelling is niet nodig indien nakoming blijvend onmogelijk is of als de partij reeds te kennen heeft gegeven zijn verplichtingen niet meer na te zullen komen en het stellen van een termijn overbodig is.
13. Vervangende praktijkplaats
13.1 Indien de praktijkovereenkomst wordt beëindigd omdat het leerbedrijf niet aan haar verplichtingen voldoet (de praktijkplaats is niet of niet volledig beschikbaar, de begeleiding schiet tekort of ontbreekt, het leerbedrijf beschikt niet langer over een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB of er is sprake van andere omstandigheden die maken dat de BPV niet langer naar behoren kan plaatsvinden), dan bevordert de instelling na overleg met SBB dat een toereikende vervangende voorziening zo snel als mogelijk beschikbaar wordt gesteld voor de student.
14.1 In de gevallen waarin de praktijkovereenkomst niet voorziet, beslissen de instelling en het leerbedrijf na overleg met de student.
14.2 Als het om zaken gaat die de verantwoordelijkheid van SBB raken, dan wordt SBB bij dit overleg betrokken.