INHOUDSOPGAVE
I. Algemene voorwaarden vermogensbeheer
2
II. Algemene voorwaarden advies
5
III. Algemene voorwaarden execution only
8
IV. Algemene risico’s en kenmerken en risico’s van bepaalde (soorten) financiële instrumenten,
financiële producten en beleggingscategorieën
11
ALGEMENE VOORWAARDEN VERMOGENSBEHEER
Cliënt en Philipse & Co hebben een Vermogensbeheerovereenkomst gesloten. Deze Algemene Voorwaarden Xxxxxx maken daar deel van uit en hebben betrekking op de door Cliënt aan Philipse & Co verstrekte opdracht en volmacht voor het Be- heervermogen van Cliënt dat is bestemd voor belegging in effecten. Het Beheervermogen zal (voor zover mogelijk) worden aangehouden op de Beheerrekening bij de in de Vermogensbeheerovereenkomst genoemde Depotbank(en). De definities uit de Vermogensbeheerovereenkomst zijn van toepassing op de Algemene Voorwaarden Beheer.
ARTIKEL 1 BEWARING GELDEN EN/OF EFFECTEN DOOR DE DEPOTBANK
1.1 Bewaring in beginsel door een Depotbank
Philipse & Co zal gelden en/of effecten behorend tot het Beheervermogen niet in ontvangst of onder zich nemen, maar daartoe in beginsel gebruik maken van de diensten van de Depotbank(en). Philipse & Co zal er zorg voor dra- gen dat creditering of debitering van de tot de Beheerreke- ning behorende effectenrekening geschiedt tegen gelijktij- dige debitering of creditering van de tot de Beheerrekening behorende geldrekening.
1.2 Uitzondering
In geval van deelname in beleggingsfondsen is het soms niet mogelijk om via de Depotbank in te schrijven. In een dergelijk geval wordt het betreffende deelnemingsrecht niet bewaard door de Depotbank. Het deelnemingsrecht wordt dan geadministreerd bij de administrateur van het fonds.
ARTIKEL 2 WIJZE VAN VERMOGENSBEHEER
2.1 Zorgvuldigheid
Philipse & Co zal bij het Vermogensbeheer steeds de ver- eiste zorgvuldigheid in acht nemen en naar beste kunnen rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van Cliënt.
2.2 Vrijheid in beleggen
Onverminderd het verder in de Vermogensbeheerovereen- komst en deze Algemene Voorwaarden Beheer bepaalde zal Philipse & Co vrij zijn in de wijze van belegging en her- belegging van het Beheervermogen en zal Philipse & Co steeds bevoegd zijn om bestaande waarden door andere te vervangen.
2.3 Opdrachten voor transacties
Opdrachten voor het uitvoeren van effectentransacties zul- len door Philipse & Co worden gegeven aan de Depotbank of bepaalde brokers. Philipse & Co streeft ernaar dat het best mogelijke resultaat voor de portefeuille wordt behaald bij de uitvoering van de door Philipse & Co gegeven advie-
zen, rekening houdende met de daaromtrent ingevolge XxXXX gestelde eisen (‘best execution’). Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de totale prestatie (art 4:90 a lid 3 Wft: “de prijs van het financiële instrument en de uitvoe- ringskosten”), maar speelt ook het geboden serviceniveau en de aanwezige ervaring een belangrijke rol.
Philipse & Co verklaart dat het ten behoeve van Cliënt laten uitvoeren van transacties door de Depotbank of broker in dat beleid past. Het best execution beleid van de Depot- bank is ook te vinden op de website van de Depotbank. Philipse & Co zal jaarlijks, of zoveel vaker als daarvoor aan- leiding is, beoordelen of bijstelling van dat beleid nodig is.
2.4 Uitoefening stemrecht op aandelen
Philipse & Co is gerechtigd, maar niet verplicht, om het stemrecht op onder het Vermogensbeheer vallende aan- delen uit te oefenen. Deze volmacht is verleend voor on- bepaalde tijd en kan te allen tijde schriftelijk door Cliënt herroepen worden. Cliënt blijft gerechtigd om zelf het stem- recht uit te oefenen op voorwaarde dat deze Philipse & Co daarvan vooraf op de hoogte stelt. Philipse & Co zal in be- ginsel geen gebruik maken van het stemrecht.
ARTIKEL 3 GARANTIEREGELING
Op grond van de beleggerscompensatieregeling (‘BCR’) als vervat in artikel 8 tot en met 17 van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depo- sitogarantie Wft heeft een cliënt die voldoet aan de voor toepasselijkheid van de BCR gestelde criteria recht op een in het BCR genoemd maximum bedrag (dat bedrag geldt per gerechtigde als er sprake is van meerdere gerechtig- den tot de Beheerrekening) indien de bank die effecten of gelden aanhoudt onverhoopt niet kan voldoen aan haar verplichtingen tot teruggave van effecten en/of gelden waar Xxxxxx recht op heeft. Dergelijke situaties zouden zich kunnen voordoen bij een faillissement of surséance van betaling van de Depotbank. De BCR is uitdrukkelijk niet bedoeld voor de compensatie van verliezen voortvloeiende uit beleggingen. Voor beantwoording van de vraag of een beroep op de BCR mogelijk is en de hoogte van het maxi- mum bedrag, is de officiële tekst van de BCR bepalend.
ARTIKEL 4 VERGOEDINGEN
4.1 Provisieverbod
Philipse & Co mag geen vergoeding (provisie) ontvangen van aanbieders van financiële producten.
4.2 Aanpassing vergoeding
Philipse & Co behoudt zich het recht voor de vergoeding(en) als vermeld in de Vermogensbeheerovereenkomst te wijzi- gen indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. In dat geval heeft Cliënt het recht binnen dertig dagen na afkondiging van een verhoging de Vermogensbeheerover- eenkomst op te zeggen op de wijze zoals is bepaald in deze Vermogensbeheerovereenkomst.
4.3 Berekening pro rata
In geval een vergoeding verschuldigd is over een kortere periode dan vermeld in de Vermogensbeheerovereenkomst zal de over die periode aan Philipse & Co betaalde vergoe- ding pro rata worden berekend en kan het te veel betaalde worden gerestitueerd.
ARTIKEL 5 AANSPRAKELIJKHEID
5.1 Aansprakelijkheid ten opzichte van derden, vrijwaring tegen aanspraken van derden
Philipse & Co is ten opzichte van Cliënt niet aansprakelijk voor handelen of nalaten van door Cliënt op advies van Philipse & Co ingeschakelde derden (zoals (depot)banken). Cliënt vrijwaart Philipse & Co voor aanspraken van deze derden.
5.2 Uitsluiting van aansprakelijkheid
Philipse & Co zal niet aansprakelijk zijn voor door Cliënt in verband met het Vermogensbeheer geleden schade (zowel directe, indirecte als gevolgschade) als gevolg van waardedaling, koersdaling, of een andere oorzaak, behal- ve indien en voor zover (rechtens) komt vast te staan dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van onze opzet of grove schuld bij het verrichten van de door Philipse & Co verleende diensten. Indien Cliënt van mening is dat Xxxxxx- se & Co naar het oordeel van Cliënt toerekenbaar tekort is geschoten in haar dienstverlening, danwel in de door haar daarbij te betrachten zorgvuldigheid is Cliënt gehouden om onverwijld maatregelen te nemen ter minimalisatie van de beweerdelijk geleden en te lijden schade en ter voorkoming van aantasting van de bewijspositie van Philipse & Co.
ARTIKEL 6 PERSOONSGEGEVENS
Cliënt gaat akkoord met opneming van persoonsgegevens hem aangaande in de administratie van Philipse & Co. Deze persoonsgegevens omvatten naam, adres, woon- plaats en de overige gegevens die bij of naar aanleiding van
de deze Vermogensovereenkomst zijn verstrekt. Philipse & Co zal de gegevens vertrouwelijk behandelen en deze niet aan derden ter beschikking stellen, tenzij deze noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een transactie uit hoofde van het Vermogensbeheer of deze op grond van een wette- lijk voorschrift ter beschikking gesteld moeten worden.
ARTIKEL 7 OPNAME TELEFOONGESPREKKEN
Philipse & Co heeft het recht om telefoongesprekken op een geluidsdrager vast te leggen. Philipse & Co is niet ver- plicht om aldus vastgelegde gesprekken langer dan een halfjaar te bewaren en/of te archiveren dan wel aan Cliënt ter beschikking te stellen in welke vorm dan ook. Philipse & Co heeft het recht om dergelijke opnamen als bewijsmiddel te gebruiken.
ARTIKEL 8 WIJZIGINGEN
8.1 Nadere eisen krachtens wet (Wft)
Indien te eniger tijd bij of krachtens de Wft (of een wet die daarvoor in de plaats treedt) nadere eisen gesteld worden aan de overeenkomst tussen een vermogensbeheerder en diens cliënt en als gevolg daarvan aanpassing van de Ver- mogensbeheerovereenkomst of de Algemene Voorwaar- den Beheer nodig is zal Philipse & Co die aanpassingen schriftelijk aan Cliënt mededelen. Cliënt zal geacht worden akkoord te zijn met de aanpassingen als hij niet binnen één maand na die mededeling schriftelijk aan Philipse & Co heeft laten weten dat hij niet akkoord is.
De aangepaste bepalingen zullen na één maand na mede- deling daarvan automatisch deel uit maken van de Vermo- gensbeheerovereenkomst en de Algemene Voorwaarden Beheer.
8.2 Schriftelijk
Andere wijzigingen of aanvullingen van deze overeenkomst kunnen slechts schriftelijk worden overeengekomen.
ARTIKEL 9 GESCHILLEN
9.1 Geschillen en klachten
Cliënt dient een klacht binnen 30 dagen nadat het feit waarover wordt geklaagd zich heeft voorgedaan voor te leggen aan Philipse & Co. Indien Philipse & Co de klacht niet naar tevredenheid van Cliënt heeft afgehandeld, kan Cliënt het geschil vervolgens voorleggen aan de Ombuds- man Financiële Dienstverlening. Informatie over het KiFiD, het Reglement Ombudsman Financiële Dienstverlening en het Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstver- lening zijn te vinden op de website van het KiFiD: www.kifid. nl.
9.2 Ook kan Cliënt een klacht binnen bekwame tijd voorleggen aan de bevoegde rechter te Amsterdam.
ARTIKEL 10 DIVERSEN
10.1 Belangentegenstellingen
Naar beste weten van Philipse & Co zijn er geen belangen- tegenstellingen met Cliënt en/of tussen Cliënt en andere cliënten. Indien zich een belangentegenstelling mocht voor- doen, zal Philipse & Co Cliënt hiervan in kennis stellen. In geval van een belangentegenstelling tussen Philipse & Co en Cliënt zal het belang van Cliënt voor gaan. Philipse & Co heeft een beleid ter voorkoming van belangenconflicten in- dien de Cliënt nadere bijzonderheden over dit beleid wenst kan de Client dit opvragen bij Philipse &Co.
10.2 Verhouding tussen Beheerovereenkomst en Algemene Voorwaarden Beheer
Indien en voor zover het in deze Algemene Voorwaarden Beheer bepaalde afwijkt van het bepaalde in de Vermo- gensbeheerovereenkomst, geldt het bepaalde in de Vermo- gensbeheerovereenkomst.
10.3 Rechtsgeldige mededelingen
Schriftelijke mededelingen aan Cliënt kunnen rechtsgeldig worden gedaan aan het door hem aan Philipse & Co opge- geven (e-mail)adres.
10.4 Bewijs
Tegenover Cliënt strekt een uittreksel uit de administratie van Philipse & Co tot volledig bewijs, behoudens door Cli- ent geleverd tegenbewijs. Philipse & Co hoeft haar admi- nistratie niet langer te bewaren dan de wettelijke bewaar- termijnen.
10.5 Afwikkeling na beëindigen Vermogensbeheerovereenkomst
Effectentransacties die op de datum van eindigen van de Vermogensbeheerovereenkomst nog niet zijn afgewikkeld, zullen door Philipse & Co zoveel mogelijk overeenkomstig de bepalingen van de Vermogensbeheerovereenkomst en deze Algemene Voorwaarden Beheer worden afgewikkeld, tenzij Cliënt en Philipse & Co schriftelijk anders overeen- komen.
10.6 Bijzondere omstandigheden beëindiging
Indien Cliënt in surseance van betaling of faillissement geraakt of (als Cliënt een rechtspersoon is) wordt ont- bonden of (als Cliënt een natuurlijk persoon is) overlijdt, onder curatele wordt gesteld of zijn vermogen geheel of gedeeltelijk onder bewind wordt gesteld, eindigt de relatie en daarmee de Vermogensbeheerovereenkomst tussen partijen daardoor niet onmiddellijk vanzelf. Als zich één van de genoemde omstandigheden voordoet, zijn Cliënt en diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel of zijn gemachtigde(n) verplicht dit onmiddellijk schriftelijk aan Philipse & Co mee te delen, waarna Philipse & Co met hem of hen in overleg treedt. De relatie wordt dan opge- schort vanaf het moment dat bovenbedoelde mededeling door Philipse & Co is ontvangen en redelijkerwijs in haar administratieve organisatie kan zijn verwerkt, in die zin dat Philipse & Co vanaf dat moment geen beheerdaden meer verricht. Partijen zullen dan afspreken of het Vermogensbe- heer - al dan niet op gewijzigde grondslag - wordt voortge- zet; alles onverminderd de bevoegdheid van Philipse & Co om de relatie met onmiddellijke ingang te beëindigen als bedoeld in het vorige artikellid.
ALGEMENE VOORWAARDEN ADVIES
Cliënt en Philipse & Co hebben een Beleggingsadviesovereenkomst gesloten. Deze Algemene Voorwaarden Advies maken daar deel van uit en hebben betrekking op de door de Cliënt aan Philipse & Co verstrekte opdracht voor het Beleggingsver- mogen van de Cliënt dat is bestemd voor belegging in effecten. Het Beleggingsvermogen zal (voor zover mogelijk) worden aangehouden op de Beleggingsrekening bij de in de Beleggingsadviesovereenkomst genoemde Depotbank(en). De defini- ties uit de Beleggingsadviesovereenkomst zijn van toepassing op de Algemene Voorwaarden Advies.
ARTIKEL 1 Bewaring gelden en/of effecten door
de Depotbank
Bewaring in beginsel door een Depotbank
Philipse & Co zal gelden en/of effecten behorend tot het Beleggingsvermogen niet in ontvangst of onder zich ne- men, maar daartoe in beginsel gebruik maken van de diensten van de Depotbank(en). Philipse & Co zal er zorg voor dragen dat creditering of debitering van de tot de Be- leggingsrekening behorende effectenrekening geschiedt tegen gelijktijdige debitering of creditering van de tot de Beleggingsrekening behorende geldrekening.
1.2 Uitzondering
In geval van deelname in beleggingsfondsen is het soms niet mogelijk om via de Depotbank in te schrijven. In een dergelijk geval wordt het betreffende deelnemingsrecht niet bewaard door de Depotbank. Het deelnemingsrecht wordt dan geadministreerd bij de administrateur van het fonds.
ARTIKEL 2 Xxxxx xxx Xxxxxxxxxxxxxxxx
2.1 Zorgvuldigheid
Philipse & Co zal bij het Beleggingsadvies steeds de ver- eiste zorgvuldigheid in acht nemen en naar beste kunnen rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de Cliënt.
2.2 Opdrachten van Philipse & Co voor transacties Opdrachten voor het uitvoeren van effectentransacties zul- len door Philipse & Co worden gegeven aan de Depotbank of bepaalde brokers. Philipse & Co streeft ernaar dat het best mogelijke resultaat voor de portefeuille wordt behaald bij de uitvoering van de door Philipse & Co gegeven ad- viezen, rekening houdende met de daaromtrent ingevolge XxXXX gestelde eisen (‘best execution’). Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de totale prestatie (art 4:90 a lid 3 Wft: “de prijs van het financiële instrument en de uitvoe- ringskosten”), maar speelt ook het geboden serviceniveau en de aanwezige ervaring een belangrijke rol. Philipse & Co verklaart dat het ten behoeve van de Cliënt laten uitvoeren van transacties door de Depotbank of broker in dat beleid past. Het best execution beleid van de Depotbank is ook te vinden op de website van de Depotbank. Philipse & Co zal
jaarlijks, of zoveel vaker als daarvoor aanleiding is, beoor- delen of bijstelling van dat beleid nodig is.
2.4 Uitoefening stemrecht op aandelen
Philipse & Co is gerechtigd, maar niet verplicht, om het stemrecht op onder het Beleggingsadvies vallende aande- len uit te oefenen. Deze volmacht is verleend voor onbe- paalde tijd en kan te allen tijde schriftelijk door de Cliënt herroepen worden. De Cliënt blijft gerechtigd om zelf het stemrecht uit te oefenen op voorwaarde dat deze Philipse & Co daarvan vooraf op de hoogte stelt. Philipse & Co zal in beginsel geen gebruik maken van het stemrecht.
ARTIKEL 3 Uitvoering orders
3.1 Philipse & Co is te allen tijde gerechtigd, maar nooit gehouden, grenzen te stellen aan de door Cliënt in te nemen posities en is bevoegd een door Cliënt opgege- ven order niet te accepteren, onder andere wanneer de opgegeven order naar de mening van Philipse & Co niet overeenkomt met het opgemaakte Portefeuilleprofiel van Cliënt of een redelijk vermoeden bestaat dat een belangrij- ke wijziging is of dreigt in de financiële positie van Cliënt of deze niet verkeert of op korte termijn meer zal verkeren in de positie op grond waarvan het Portefeuilleprofiel is opge- steld, de opgegeven order in strijd is met een op de Beleg- gingsadviesovereenkomst voor Philipse & Co toepasselijke wettelijke of contractuele bepaling of effectenrechtelijk voorschrift.
3.2 Cliënt draagt er zorg voor dat te allen tijde voldoende tegoed op de Beleggingsrekening aanwezig is voor de vol- doening aan Philipse & Co van al hetgeen Cliënt uit hoofde van diens order en daarmee verband houdende handelin- gen verschuldigd zal zijn. Philipse & Co behoudt zich het recht voor om een verkooporder pas uit te voeren nadat de betreffende effecten op de Beleggingsrekening zijn bijge- schreven, alsmede een kooporder – daaronder begrepen een order om op een emissie in te schrijven – te weigeren indien de stand van de Beleggingsrekening een volledige uitvoering niet toelaat. Voorts is Philipse & Co bevoegd om een order tot aan- of verkoop van effecten te weigeren in- dien het door Philipse & Co te berekenen dekkingsresul- taat (dit is het verschil tussen de actuele limiet en de ver- plichtingen van Cliënt) uitvoering van de order niet toelaat.
3.3 Indien een order betreft de aan- of verkoop van ef- fecten die worden verhandeld aan meerdere beurzen is Philipse & Co vrij te bepalen aan welke beurs de order ter uitvoering wordt doorgegeven, tenzij Cliënt bij de opgave van zijn order een beurs heeft opgegeven.
3.4 In geval van bijzondere omstandigheden, waaronder begrepen het uitvallen van ordersystemen en grote drukte op de effecten- en derivatenbeurs, kan er vertraging optre- den bij de uitvoering van orders van Cliënt. Philipse & Co is niet aansprakelijk voor de hierdoor ontstane schade, direct of indirect, tenzij er sprake is van opzet of grove schuld van Philipse & Co.
3.5 Indien Cliënt van mening is dat een aan Philipse & Co verstrekte order niet correct door Philipse & Co is uitge- voerd of dat er zich enige andere onregelmatigheid heeft voorgedaan, is Cliënt gehouden om onverwijld maatregelen te nemen die er in resulteren dat de eventueel als gevolg daarvan ontstane schade zal worden geminimaliseerd.
3.6 Philipse & Co. mag aankopen voor Cliënt bundelen met aankopen voor andere klanten.
ARTIKEL 4 Garantieregeling
Op grond van de beleggerscompensatieregeling (‘BCR’) als vervat in artikel 8 tot en met 17 van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depo- sitogarantie Wft heeft een cliënt die voldoet aan de voor toepasselijkheid van de BCR gestelde criteria recht op een in het BCR genoemd maximum bedrag (dat bedrag geldt per gerechtigde als er sprake is van meerdere gerechtig- den tot de Beleggingsrekening) indien de bank die effecten of gelden aanhoudt onverhoopt niet kan voldoen aan haar verplichtingen tot teruggave van effecten en/of gelden waar de Cliënt recht op heeft. Dergelijke situaties zouden zich kunnen voordoen bij een faillissement of surséance van betaling van de Depotbank. De BCR is uitdrukkelijk niet bedoeld voor de compensatie van verliezen voortvloeiende uit beleggingen. Voor beantwoording van de vraag of een beroep op de BCR mogelijk is en de hoogte van het maxi- mum bedrag, is de officiële tekst van de BCR bepalend.
ARTIKEL 5 Vergoedingen
5.1 Provisieverbod
Philipse & Co mag geen vergoeding (provisie) ontvangen van aanbieders van financiële producten.
5.2 Aanpassing vergoeding
Philipse & Co behoudt zich het recht voor de vergoeding(en) als vermeld in de Beleggingsadviesovereenkomst te wijzi- gen indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. In dat geval heeft de Cliënt het recht binnen dertig dagen na afkondiging van een verhoging de Beleggingsadvies-
overeenkomst op te zeggen op de wijze zoals is bepaald in deze Beleggingsadviesovereenkomst.
5.3 Berekening pro rata
In geval een vergoeding verschuldigd is over een kortere periode dan vermeld in de Beleggingsadviesovereenkomst zal de over die periode aan Philipse & Co betaalde vergoe- ding pro rata worden berekend en kan het te veel betaalde worden gerestitueerd.
ARTIKEL 6 Aansprakelijkheid
6.1 Aansprakelijkheid ten opzichte van derden, vrijwaring tegen aanspraken van derden
Philipse & Co is ten opzichte van Cliënt niet aansprakelijk voor handelen of nalaten van door de Cliënt op advies van Philipse & Co ingeschakelde derden (zoals (depot)banken). De Cliënt vrijwaart Philipse & Co voor aanspraken van deze derden.
6.2 Uitsluiting van aansprakelijkheid
Philipse & Co zal niet aansprakelijk zijn voor door de Cli- ent in verband met het Beleggingsadvies geleden schade (zowel directe, indirecte als gevolgschade) als gevolg van waardedaling, koersdaling, of een andere oorzaak, behalve indien en voor zover (rechtens) komt vast te staan dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van onze opzet of grove schuld bij het verrichten van de door Philipse & Co verleen- de diensten. Indien Cliënt van mening is dat Philipse & Co naar het oordeel van Cliënt toerekenbaar tekort is gescho- ten in haar dienstverlening, danwel in de door haar daar- bij te betrachten zorgvuldigheid is de Cliënt gehouden om onverwijld maatregelen te nemen ter minimalisatie van de beweerdelijk geleden en te lijden schade en ter voorkoming van aantasting van de bewijspositie van Philipse & Co.
ARTIKEL 7 Persoonsgegevens
De Cliënt gaat akkoord met opneming van persoonsgege- vens hem aangaande in de administratie van Philipse & Co. Deze persoonsgegevens omvatten naam, adres, woon- plaats en de overige gegevens die bij of naar aanleiding van de deze Beleggingsadviesovereenkomst zijn verstrekt. Philipse & Co zal de gegevens vertrouwelijk behandelen en deze niet aan derden ter beschikking stellen, tenzij deze noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een trans- actie uit hoofde van het Beleggingsadvies of deze op grond van een wettelijk voorschrift ter beschikking gesteld moe- ten worden.
ARTIKEL 8 Opname telefoongesprekken
Philipse & Co heeft het recht om telefoongesprekken op een geluidsdrager vast te leggen. Philipse & Co is niet ver- plicht om aldus vastgelegde gesprekken langer dan een halfjaar te bewaren en/of te archiveren dan wel aan de
Cliënt ter beschikking te stellen in welke vorm dan ook. Philipse & Co heeft het recht om dergelijke opnamen als bewijsmiddel te gebruiken.
ARTIKEL 9 Wijzigingen
9.1 Nadere eisen krachtens wet (Wft)
Indien te eniger tijd bij of krachtens de Wft (of een wet die daarvoor in de plaats treedt) nadere eisen gesteld worden aan de overeenkomst tussen een beleggingsadviseur en diens cliënt en als gevolg daarvan aanpassing van de Be- leggingsadviesovereenkomst of de Algemene Voorwaarden Advies nodig is zal Philipse & Co die aanpassingen schrif- telijk aan Cliënt mededelen. Cliënt zal geacht worden ak- koord te zijn met de aanpassingen als hij niet binnen één maand na die mededeling schriftelijk aan Philipse & Co heeft laten weten dat hij niet akkoord is. De aangepaste bepalingen zullen na één maand na mededeling daarvan automatisch deel uit maken van de Beleggingsadviesover- eenkomst en de Algemene Voorwaarden Advies.
9.2 Schriftelijk
Andere wijzigingen of aanvullingen van deze overeenkomst kunnen slechts schriftelijk worden overeengekomen.
ARTIKEL 10 Geschillen
10.1 Geschillen en klachten
Cliënt dient een klacht binnen 30 dagen nadat het feit waarover wordt geklaagd zich heeft voorgedaan voor te leg- gen aan Philipse & Co. Indien Philipse & Co de klacht niet naar tevredenheid van de Cliënt heeft afgehandeld, kan Cliënt het geschil vervolgens voorleggen aan de Ombuds- man Financiële Dienstverlening. Informatie over het KiFiD, het Reglement Ombudsman Financiële Dienstverlening en het Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstver- lening zijn te vinden op de website van het KiFiD: www.kifid. nl.
10.2 Ook kan Cliënt een klacht binnen bekwame tijd voor- leggen aan de bevoegde rechter te Amsterdam.
ARTIKEL 11 Diversen
11.1 Belangentegenstellingen
Naar beste weten van Philipse & Co zijn er geen belan- gentegenstellingen met de Cliënt en/of tussen de Cliënt en andere cliënten. Indien zich een belangentegenstelling mocht voordoen, zal Philipse & Co de Cliënt hiervan in ken- nis stellen. In geval van een belangentegenstelling tussen Philipse & Co en de Cliënt zal het belang van de Cliënt voor gaan. . Philipse & Co heeft een beleid ter voorkoming van
belangenconflicten indien de Cliënt nadere bijzonderheden over dit beleid wenst kan de Client dit opvragen bij Philipse & Co.
11.2 Verhouding tussen Beleggingsadvies- overeenkomst en Algemene Voorwaarden Advies
Indien en voor zover het in deze Algemene Voorwaarden Advies bepaalde afwijkt van het bepaalde in de Beleg- gingsadviesovereenkomst, geldt het bepaalde in de Beleg- gingsadviesovereenkomst.
11.3 Rechtsgeldige mededelingen
Schriftelijke mededelingen aan de Cliënt kunnen rechtsgel- dig worden gedaan aan het door hem aan Philipse & Co opgegeven (e-mail)adres.
11.4 Bewijs
Tegenover Cliënt strekt een uittreksel uit de administratie van Philipse & Co tot volledig bewijs, behoudens door Cli- ent geleverd tegenbewijs. Philipse & Co hoeft haar admi- nistratie niet langer te bewaren dan de wettelijke bewaar- termijnen.
11.5 Afwikkeling na beëindigen Beleggingsadvies- overeenkomst
Effectentransacties die op de datum van eindigen van de Beleggingsadviesovereenkomst nog niet zijn afgewikkeld, zullen door Philipse & Co zoveel mogelijk overeenkomstig de bepalingen van de Beleggingsadviesovereenkomst en deze Algemene Voorwaarden Advies worden afgewikkeld, tenzij de Cliënt en Philipse & Co schriftelijk anders over- eenkomen.
11.6 Bijzondere omstandigheden beëindiging
Indien Cliënt in surseance van betaling of faillissement geraakt of (als Cliënt een rechtspersoon is) wordt ont- bonden of (als Cliënt een natuurlijk persoon is) overlijdt, onder curatele wordt gesteld of zijn vermogen geheel of gedeeltelijk onder bewind wordt gesteld, eindigt de rela- tie en daarmee de Beleggingsadviesovereenkomst tussen partijen daardoor niet onmiddellijk vanzelf. Als zich één van de genoemde omstandigheden voordoet, zijn Cliënt en diens rechtsopvolgers onder algemene of bijzondere titel of zijn gemachtigde(n) verplicht dit onmiddellijk schriftelijk aan Philipse & Co mee te delen, waarna Philipse & Co met hem of hen in overleg treedt. De relatie wordt dan opge- schort vanaf het moment dat bovenbedoelde mededeling door Philipse & Co is ontvangen en redelijkerwijs in haar administratieve organisatie kan zijn verwerkt, in die zin dat Philipse & Co vanaf dat moment geen adviesdaden meer verricht. Partijen zullen dan afspreken of het Beleggingsad- vies - al dan niet op gewijzigde grondslag - wordt voortgezet; alles onverminderd de bevoegdheid van Philipse & Co om de relatie met onmiddellijke ingang te beëindigen als be- doeld in het vorige artikellid.
ALGEMENE VOORWAARDEN EXECUTION ONLY
Cliënt en Philipse & Co hebben een Execution only overeenkomst gesloten. Deze Algemene Voorwaarden Execution only maken daar deel van uit en hebben betrekking op de door de Cliënt aan Philipse & Co verstrekte opdracht. Het Beleggings- vermogen zal (voor zover mogelijk) worden aangehouden op de Beleggingsrekening bij de in de Execution only overeen- komst genoemde Depotbank(en). De definities uit de Execution only overeenkomst zijn van toepassing op de Algemene Voorwaarden Execution only.
ARTIKEL 1 BEWARING GELDEN EN/OF EFFECTEN DOOR DE DEPOTBANK
1.1 Bewaring in beginsel door een Depotbank
Philipse & Co zal gelden en/of effecten behorend tot het Beleggingsvermogen niet in ontvangst of onder zich ne- men, maar daartoe in beginsel gebruik maken van de diensten van de Depotbank(en). Philipse & Co zal er zorg voor dragen dat creditering of debitering van de tot de Be- leggingsrekening behorende effectenrekening geschiedt tegen gelijktijdige debitering of creditering van de tot de Beleggingsrekening behorende geldrekening.
1.2 Uitzondering
In geval van deelname in beleggingsfondsen is het soms niet mogelijk om via de Depotbank in te schrijven. In een dergelijk geval wordt het betreffende deelnemingsrecht niet bewaard door de Depotbank. Het deelnemingsrecht wordt dan geadministreerd bij de administrateur van het fonds.
ARTIKEL 2 DIENSTVERLENING
2.1 Zorgvuldigheid
Philipse & Co zal bij het Beleggingsadvies steeds de ver- eiste zorgvuldigheid in acht nemen en naar beste kunnen rekening houden met de gerechtvaardigde belangen van de Cliënt.
2.2 Opdrachten van Philipse & Co voor transacties Opdrachten voor het uitvoeren van effectentransacties zullen door Philipse & Co worden gegeven aan de Depot- bank of bepaalde brokers. Philipse & Co streeft ernaar dat het best mogelijke resultaat voor de portefeuille wordt behaald bij de uitvoering van de door Philipse & Co gege- ven opdrachten voor transacties, rekening houdende met de daaromtrent ingevolge XxXXX gestelde eisen (‘best exe- cution’). Daarbij wordt niet alleen gekeken naar de totale prestatie (art 4:90 a lid 3 Wft: “de prijs van het financiële instrument en de uitvoeringskosten”), maar speelt ook het geboden serviceniveau en de aanwezige ervaring een be-
langrijke rol. Philipse & Co verklaart dat het ten behoeve van de Cliënt laten uitvoeren van transacties door de De- potbank of broker in dat beleid past. Het best execution beleid van de Depotbank is ook te vinden op de website van de Depotbank. Philipse & Co zal jaarlijks, of zoveel va- ker als daarvoor aanleiding is, beoordelen of bijstelling van dat beleid nodig is.
ARTIKEL 3 UITVOERING ORDERS
3.1 Philipse & Co is te allen tijde gerechtigd, maar nooit gehouden, grenzen te stellen aan de door Cliënt in te nemen posities en is bevoegd een door Cliënt opgegeven order niet te accepteren, wanneer de opgegeven order in strijd is met een op de Execution only overeenkomst voor Philipse & Co toepasselijke wettelijke of contractuele bepa- ling of effectenrechtelijk voorschrift.
3.2 Cliënt draagt er zorg voor dat te allen tijde vol- doende tegoed op de Beleggingsrekening aanwezig is voor de voldoening aan Philipse & Co van al hetgeen Cliënt uit hoofde van diens order en daarmee verband houdende handelingen verschuldigd zal zijn. Philipse & Co behoudt zich het recht voor om een verkooporder pas uit te voeren nadat de betreffende effecten op de Beleggingsrekening zijn bijgeschreven, alsmede een kooporder – daaronder begrepen een order om op een emissie in te schrijven – te weigeren indien de stand van de Beleggingsrekening een volledige uitvoering niet toelaat. Voorts is Philipse & Co be- voegd om een order tot aan- of verkoop van effecten te weigeren indien het door Philipse & Co te berekenen dek- kingsresultaat (dit is het verschil tussen de actuele limiet en de verplichtingen van Cliënt) uitvoering van de order niet toelaat.
3.3 Indien een order betreft de aan- of verkoop van effecten die worden verhandeld aan meerdere beurzen is Philipse & Co vrij te bepalen aan welke beurs de order ter uitvoering wordt doorgegeven, tenzij Cliënt bij de opgave van zijn order een beurs heeft opgegeven.
3.4 In geval van bijzondere omstandigheden, waar- onder begrepen het uitvallen van ordersystemen en grote drukte op de effecten- en derivatenbeurs, kan er vertraging optreden bij de uitvoering van orders van Cliënt. Philipse & Co is niet aansprakelijk voor de hierdoor ontstane scha- de, direct of indirect, tenzij er sprake is van opzet of grove schuld van Philipse & Co.
3.5 Indien Cliënt van mening is dat een aan Philipse & Co verstrekte order niet correct door Philipse & Co is uit- gevoerd of dat er zich enige andere onregelmatigheid heeft voorgedaan, is Cliënt gehouden om onverwijld maatregelen te nemen die er in resulteren dat de eventueel als gevolg daarvan ontstane schade zal worden geminimaliseerd.
3.6 Philipse & Co mag aankopen voor Cliënt bundelen met aankopen voor andere klanten.
ARTIKEL 4 GARANTIEREGELING
Op grond van de beleggerscompensatieregeling (‘BCR’) als vervat in artikel 8 tot en met 17 van het Besluit bijzondere prudentiële maatregelen, beleggerscompensatie en depo- sitogarantie Wft heeft een cliënt die voldoet aan de voor toepasselijkheid van de BCR gestelde criteria recht op een in het BCR genoemd maximum bedrag (dat bedrag geldt per gerechtigde als er sprake is van meerdere gerechtig- den tot de Beleggingsrekening) indien de bank die effecten of gelden aanhoudt onverhoopt niet kan voldoen aan haar verplichtingen tot teruggave van effecten en/of gelden waar de Cliënt recht op heeft. Dergelijke situaties zouden zich kunnen voordoen bij een faillissement of surséance van betaling van de Depotbank. De BCR is uitdrukkelijk niet bedoeld voor de compensatie van verliezen voortvloeiende uit beleggingen. Voor beantwoording van de vraag of een beroep op de BCR mogelijk is en de hoogte van het maxi- mum bedrag, is de officiële tekst van de BCR bepalend.
ARTIKEL 5 VERGOEDINGEN
5.1 Provisieverbod
Philipse & Co mag geen vergoeding (provisie) ontvangen van aanbieders van financiële producten.
5.2 Aanpassing vergoeding
Philipse & Co behoudt zich het recht voor de vergoeding(en) als vermeld in de Execution only overeenkomst te wijzigen indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven. In dat geval heeft de Cliënt het recht binnen dertig dagen na afkondiging van een verhoging de Execution only overeen- komst op te zeggen op de wijze zoals is bepaald in deze Execution only overeenkomst.
5.3 Berekening pro rata
In geval een vergoeding verschuldigd is over een kortere periode dan vermeld in de Beleggingsadviesovereenkomst
zal de over die periode aan Philipse & Co betaalde vergoe- ding pro rata worden berekend en kan het te veel betaalde worden gerestitueerd.
ARTIKEL 6 AANSPRAKELIJKHEID
6.1 Aansprakelijkheid ten opzichte van derden, vrijwaring tegen aanspraken van derden
Philipse & Co is ten opzichte van Cliënt niet aansprakelijk voor handelen of nalaten van door de Cliënt op advies van Philipse & Co ingeschakelde derden (zoals (depot)banken). De Cliënt vrijwaart Philipse & Co voor aanspraken van deze derden.
6.2 Uitsluiting van aansprakelijkheid
Philipse & Co zal niet aansprakelijk zijn voor door de Cliënt in verband met de dienstverlening geleden schade (zowel directe, indirecte als gevolgschade) als gevolg van waar- dedaling, koersdaling, of een andere oorzaak, behalve in- dien en voor zover (rechtens) komt vast te staan dat deze schade het rechtstreekse gevolg is van onze opzet of grove schuld bij het verrichten van de door Philipse & Co verleen- de diensten. Indien Cliënt van mening is dat Philipse & Co naar het oordeel van Cliënt toerekenbaar tekort is gescho- ten in haar dienstverlening, danwel in de door haar daar- bij te betrachten zorgvuldigheid is de Cliënt gehouden om onverwijld maatregelen te nemen ter minimalisatie van de beweerdelijk geleden en te lijden schade en ter voorkoming van aantasting van de bewijspositie van Philipse & Co.
ARTIKEL 7 PERSOONSGEGEVENS
De Cliënt gaat akkoord met opneming van persoonsgege- vens hem aangaande in de administratie van Philipse & Co. Deze persoonsgegevens omvatten naam, adres, woon- plaats en de overige gegevens die bij of naar aanleiding van de deze Execution only overeenkomst zijn verstrekt. Philipse & Co zal de gegevens vertrouwelijk behandelen en deze niet aan derden ter beschikking stellen, tenzij deze noodzakelijk zijn voor het (doen) uitvoeren van een trans- actie uit hoofde van het Beleggingsadvies of deze op grond van een wettelijk voorschrift ter beschikking gesteld moe- ten worden.
ARTIKEL 8 OPNAME TELEFOONGESPREKKEN
Philipse & Co heeft het recht om telefoongesprekken op een geluidsdrager vast te leggen. Philipse & Co is niet ver- plicht om aldus vastgelegde gesprekken langer dan een halfjaar te bewaren en/of te archiveren dan wel aan de Cliënt ter beschikking te stellen in welke vorm dan ook. Philipse & Co heeft het recht om dergelijke opnamen als bewijsmiddel te gebruiken.
ARTIKEL 9 WIJZIGINGEN
9.1 Nadere eisen krachtens wet (Wft)
Indien te eniger tijd bij of krachtens de Wft (of een wet die daarvoor in de plaats treedt) nadere eisen gesteld worden aan de overeenkomst en als gevolg daarvan aanpassing van de dienstverlening of de Algemene Voorwaarden Exe- cution only nodig is, zal Philipse & Co die aanpassingen schriftelijk aan Cliënt mededelen. Cliënt zal geacht worden akkoord te zijn met de aanpassingen als hij niet binnen één maand na die mededeling schriftelijk aan Philipse & Co heeft laten weten dat hij niet akkoord is. De aangepaste bepalingen zullen na één maand na mededeling daarvan automatisch deel uit maken van de Execution only overeen- komst en de Algemene Voorwaarden Execution only.
9.2 Schriftelijk
Andere wijzigingen of aanvullingen van deze overeenkomst kunnen slechts schriftelijk worden overeengekomen.
ARTIKEL 10 GESCHILLEN
10.1 Geschillen en klachten
Cliënt dient een klacht binnen 30 dagen nadat het feit waarover wordt geklaagd zich heeft voorgedaan voor te leg- gen aan Philipse & Co. Indien Philipse & Co de klacht niet naar tevredenheid van de Cliënt heeft afgehandeld, kan Cliënt het geschil vervolgens voorleggen aan de Ombuds- man Financiële Dienstverlening. Informatie over het KiFiD, het Reglement Ombudsman Financiële Dienstverlening en het Reglement Geschillencommissie Financiële Dienstver- lening zijn te vinden op de website van het KiFiD: www.kifid. nl.
10.2 Ook kan Cliënt een klacht binnen bekwame tijd voorleggen aan de bevoegde rechter te Amsterdam.
ARTIKEL 11 DIVERSEN
11.1 Belangentegenstellingen
Naar beste weten van Philipse & Co zijn er geen belan- gentegenstellingen met de Cliënt en/of tussen de Cliënt en andere cliënten. Indien zich een belangentegenstelling mocht voordoen, zal Philipse & Co de Cliënt hiervan in ken- nis stellen. In geval van een belangentegenstelling tussen Philipse & Co en de Cliënt zal het belang van de Cliënt voor gaan. Philipse & Co heeft een beleid ter voorkoming van belangenconflicten indien de Cliënt nadere bijzonderheden over dit beleid wenst kan de Client dit opvragen Philipse & Xx Xxxxxxxx & Co heeft een beleid ter voorkoming van belangenconflicten indien de Cliënt nadere bijzonderheden over dit beleid wenst kan de Client dit opvragen bij Philipse & Co.
11.2 Verhouding tussen Execution only overeenkomst en Algemene Voorwaarden Execution only
Indien en voor zover het in deze Algemene Voorwaarden Execution only bepaalde afwijkt van het bepaalde in de Execution only overeenkomst, geldt het bepaalde in de Exe- cution only overeenkomst.
11.3 Rechtsgeldige mededelingen
Schriftelijke mededelingen aan de Cliënt kunnen rechtsgel- dig worden gedaan aan het door hem aan Philipse & Co opgegeven (e-mail)adres.
11.4 Bewijs
Tegenover Cliënt strekt een uittreksel uit de administratie van Philipse & Co tot volledig bewijs, behoudens door Cli- ent geleverd tegenbewijs. Philipse & Co hoeft haar admi- nistratie niet langer te bewaren dan de wettelijke bewaar- termijnen.
11.5 Afwikkeling na beëindigen Beleggingsadvies- overeenkomst
Effectentransacties die op de datum van eindigen van de Execution only overeenkomst nog niet zijn afgewikkeld, zul- len door Philipse & Co zoveel mogelijk overeenkomstig de bepalingen van de Execution only overeenkomst en deze Algemene Voorwaarden Execution only worden afgewik- keld, tenzij de Cliënt en Philipse & Co schriftelijk anders overeenkomen.
11.6 Bijzondere omstandigheden beëindiging
Indien Cliënt in surseance van betaling of faillissement ge- raakt of (als Cliënt een rechtspersoon is) wordt ontbonden of (als Cliënt een natuurlijk persoon is) overlijdt, onder cu- ratele wordt gesteld of zijn vermogen geheel of gedeeltelijk onder bewind wordt gesteld, eindigt de relatie en daarmee de Execution only overeenkomst tussen partijen daardoor niet onmiddellijk vanzelf. Als zich één van de genoemde omstandigheden voordoet, zijn Cliënt en diens rechtsop- volgers onder algemene of bijzondere titel of zijn gemach- tigde(n) verplicht dit onmiddellijk schriftelijk aan Philipse & Co mee te delen, waarna Philipse & Co met hem of hen in overleg treedt. De relatie wordt dan opgeschort vanaf het moment dat bovenbedoelde mededeling door Philipse & Co is ontvangen en redelijkerwijs in haar administratieve organisatie kan zijn verwerkt. Partijen zullen dan afspreken of de dienstverlening- al dan niet op gewijzigde grondslag - wordt voortgezet; alles onverminderd de bevoegdheid van Philipse & Co om de relatie met onmiddellijke ingang te beëindigen als bedoeld in het vorige artikellid.
ALGEMENE RISICO’S EN KENMERKEN EN RISICO’S VAN BEPAALDE (SOORTEN) FINANCIËLE INSTRUMENTEN, FINANCIËLE PRODUCTEN EN BELEGGINGSCATEGORIEËN
Iedere belegging brengt in meer of mindere mate xxxxxx’x met zich mee. Meestal geldt dat hoe hoger het verwachte rende- ment is, hoe hoger de risico’s zullen zijn. Er bestaan verschillende risico’s. Aard en (mogelijke) omvang verschillen per soort financieel instrument. Er kunnen risico’s schuilen in de onderliggende waarde waarop een financieel instrument betrekking heeft (bij een aandeel is dat een bepaald bedrijf dat goed kan presteren of failliet kan gaan, bij een staatsobligatie is dat een overheid die een hoge of een lage rating kan hebben). Daarnaast kan van invloed zijn of (en zo ja, welke) men beleg- gingstechnieken gebruikt ter beperking van risico’s. Verder bestaan er algemene risico’s die los staan van de specifieke risico’s van individuele beleggingen. Sommige risico’s kunnen worden beperkt of beheerst, maar geheel uitgesloten worden kunnen ze nooit. De waarde van beleggingen kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden daarom geen garantie voor de toekomst.
Hieronder worden (in onderdeel A) eerst een aantal algemene risico’s besproken die (in meerdere of mindere mate) rele- vant kunnen zijn voor de verschillende financiële instrumenten waarin belegd kan worden. Vervolgens komen (in onderdeel B) de belangrijkste kenmerken en risico’s van bepaalde (soorten) financiële instrumenten, producten en beleggingscate- gorieën aan de orde.
A. ALGEMENE RISICO’S
Het rendement van een belegging vanaf aankoop staat pas vast op het moment van verkoop van die belegging. Het ren- dementsrisico is het gevolg van niet voorzienbare waarde- schommelingen van een belegging en/of niet voorzienbare fluctuaties van de directe opbrengsten van die belegging (bijvoorbeeld dividend, rente). Alle financiële instrumenten staan bloot aan het risico van koersschommelingen. Die kunnen het gevolg zijn van marktrisico’s (risicofactoren die gelden voor de markt waarin wordt belegd) en niet-marktri- sico’s (risicofactoren die alleen gelden voor een individuele belegging en overige risico’s). In het algemeen geldt dat naarmate er meer gespreid over verschillende markten, re- gio’s en sectoren wordt belegd het risico afneemt.
1. MARKTRISICO’S
1.1 Algemeen
Onder marktrisico wordt verstaan het risico dat een be- legging in waarde daalt of stijgt, niet vanwege specifieke omstandigheden betreffende die belegging, maar doordat de markt waarin wordt belegd in zijn geheel beweegt als ge- volg van veranderingen in de verwachtingen van beleggers. Denk hierbij vooral aan aandelenmarkten, rentemarkten, valutamarkten, grondstoffenmarkten en onroerend goed markten. De verwachtingen van beleggers kunnen door di- verse factoren beïnvloed worden, zoals het vertrouwen van consumenten in de economie, dreigende veranderingen van de rente, prognoses met betrekking tot economische groei, het investeringsklimaat, verwachtingen over inflatie, etc.
In een bepaalde markt kan daarnaast ook het marktrisico van een andere beleggingscategorie een rol spelen. Daar- bij kan vooral gedacht worden aan:
Valutarisico
Onder valutarisico wordt het risico verstaan dat een effect dat is genoteerd in een andere valuta dan de euro veran- dert in waarde ten gevolge van een daling of stijging van die valuta ten opzichte van de euro. Dit risico speelt voor be- leggers in de eurozone een belangrijke rol bij het beleggen in niet in euro luidende/noterende liquiditeiten, obligaties, onroerend goed of aandelen.
Renterisico
Dit risico bestaat uit bewegingen in de rente. Veranderin- gen in de rentevoet hebben vooral een belangrijke invloed op de koersen van obligaties. In geval van stijging van de kapitaalmarktrente worden bestaande obligaties met een vaste rentevergoeding minder waard: hoe langer de nog resterende looptijd van een obligatie is, hoe groter de koersdaling zal zijn. Schommelingen in de rentevoet kun- nen ook van grote invloed zijn op de waardering van (onder andere) aandelen en onroerend goed. Een stijgende rente is veelal niet goed voor beleggers in aandelen, omdat een rentestijgingen veelal gepaard gaan met inflatie en inflatie doorgaans een drukkend effect heeft op de winstmarges van bedrijven.
1.2 Standaarddeviatie en volatiliteit
Er zijn verschillende manieren om een belegger meer in- zicht te geven in mogelijke winsten of verliezen louter ten gevolge van marktbewegingen. De AFM beveelt aan (in de
Leidraad informatie over risicoprofielen, november 2010, hierna: ‘AFM-leidraad’) om daarbij gebruik te maken van “standaarddeviaties”. Een standaarddeviatie is een statis- tische maatstaf voor het bepalen van de kans dat de waar- de van een belegging als gevolg van marktbewegingen af zal wijken van de verwachte waarde. De standaarddeviatie zegt niets over de kans dat een individuele belegging als gevolg van een speciaal op die belegging hebbende ont- wikkeling of gebeurtenis stijgt of daalt. Met behulp daarvan kan het marktrisico van een beleggingscategorie worden vertaald in volatiliteit (beweeglijkheid van koersen). Daarbij geldt dat hoe hoger de standaarddeviatie is, des te hoger de mogelijke volatiliteit is.
Op basis van historische gegevens voor de verschillende beleggingscategorieën worden dergelijke standaarddevia- ties door de Vereniging van Beleggingsanalisten periodiek vastgesteld. In haar rapport Risico Standaarden Beleggin- gen 2021 zijn de meest recente aanbevelingen met betrek- king tot de te hanteren standaarddeviaties en onderlinge correlaties van de 14 verschillende (sub) beleggingscate- gorieën opgenomen en deze worden weergegeven in de onderstaande tabel.
Beleggingscategorie | Standaard deviatie |
Liquiditeiten | 0 - 1% |
Staatsleningen | |
Staatsleningen Euro AAA-AA | 3 - 5% |
Staatsleningen EMU | 3 - 5% |
Staatsleningen opkomende markten (harde valuta) | 10 - 14% |
Staatsleningen opkomende markten (lokale valuta) | 8 - 12% |
Bedrijfsobligaties (Credits) | |
Investment grade bedrijfsobligaties euro | 3 - 5% |
Investment grade bedrijfsobligaties niet-euro | 6 - 8% |
Hoogrentende bedrijfsobligaties (wereldwijd) | 9 - 13% |
Aandelen | |
Aandelen ontwikkelde markten | 12 - 17% |
Aandelen opkomende markten | 18 - 23% |
Beursgenoteerd vastgoed | 16 - 21% |
Alternatieve beleggingen | |
Hedge funds | 7 - 12% |
Grondstoffen | 20 - 25% |
Goud | 15 - 20% |
Met behulp van deze gegevens kan het marktrisico wor- den uitgerekend van een effectenportefeuille die bestaat uit een mix van beleggingen in verschillende beleggings- categorieën. Daarbij dient dan tevens rekening gehouden te worden met correlaties (een over verschillende beleg-
volatiliteit hebben door tegengestelde bewegingen van de verschillende beleggingscategorieën).
Nota bene:
• De standaarddeviaties zijn gebaseerd op de be- weeglijkheid van de koersen in het verleden. Dit is een indicatie voor de beweeglijkheid in de toe- komst, maar geen garantie.
• Er kunnen zich onvoorziene of onvoorzienbare omstandigheden voordoen die tot een grotere volatiliteit leiden dan voorzien op basis van de standaarddeviatie (zogenaamde “Black Swans”, zoals bijvoorbeeld de aanslagen op Twin Towers in 2001 en de kredietcrisis/liquiditeitscrisis van 2008). In een dergelijk uitzonderlijk geval kun- nen de verliezen nog veel groter zijn dan bere- kend met behulp van de van toepassing zijnde standaarddeviaties. In een dergelijk geval kan blijken dat de correlaties tussen de verschillen- de beleggingscategorieën veel groter blijken te zijn dan aangenomen, waardoor de verliezen ook groter kunnen zijn dan ingeschat.
• Andere risico’s kunnen ook grote impact hebben op het uiteindelijke resultaat. Twee beleggings- portefeuilles met dezelfde volatiliteit kunnen daardoor heel andere risico’s hebben. Om deze reden is het altijd van belang om zich ook te in- formeren over die andere risico’s
2. NIET-MARKTRISICO’S
2.1 Specifieke risico’s
De waardeontwikkeling van een individuele belegging kan ook door de verwezenlijking van andere risico’s dan het marktrisico in negatieve zin afwijken van de verwachtingen. Het gaat daarbij om risico’s die specifiek betrekking op het betreffende financiële instrument of product en het beleg- gingsproces . De specifieke risico’s nemen toe naarmate de beleggingen minder zijn gespreid. Bij specifieke risico’s kan vooral worden gedacht aan:
Tegenpartijrisico (debiteurenrisico)
Dit is het risico dat een uitgevende instelling, bank of te- genpartij in gebreke blijft bij de nakoming van haar ver- plichtingen. De betreffende belegging kan dan geheel of gedeeltelijk verloren gaan.
Liquiditeitsrisico
Dit is het risico dat een belegging niet (goed) verhandel- baar blijkt omdat er onvoldoende kopers en/of verkopers zijn, waardoor de belegging niet tegen de juiste prijs kan worden gekocht of verkocht.
Waarderingsrisico
Dit is het risico dat een op periodieke taxatie gebaseerde waarde (als gevolg van tijdsverloop, fouten, fraude of ande-
gingscategorieën gespreide portefeuille kan een lagere
re oorzaken) niet (meer) overeenstemt met de werkelijke waarde.
Informatierisico
Dit is het risico dat de belegger een minder goed beeld heeft van een belegging omdat er onvoldoende (actuele) informatie voorhanden is of omdat de informatie moeilijk te doorgronden of te beoordelen is. De belegger is dan min- der goed in staat om die beleggingen op adequate wijze te volgen.
Hefboomrisico
Als wordt belegd met geleend geld (“leverage”) of met be- hulp van derivaten kunnen grotere winsten maar ook grote- re verliezen ontstaan dan wanneer daar geen gebruik van wordt gemaakt (het zogenaamde “hefboomeffect”).
Risico Short Posities
In theorie is het mogelijke verlies op shortposities onbe- perkt, terwijl de mogelijke winst beperkt is.
Concentratierisico (gebrek aan spreiding)
Als er slechts belegd wordt in een beperkt aantal aandelen in ondernemingen of in een beperkt aantal andere financi- ele instrumenten kan dit leiden tot sterkere schommelin- gen van de waarde van een portefeuille dan wanneer er meer gespreid zou worden belegd.
Operationeel risico
Het risico dat schade ontstaat als gevolg van fouten in het beleggingsproces.
2.2 Overige risico’s
Hierbij kan met name worden gedacht aan:
Politieke risico’s
Wijziging van wet- en regelgeving en andere overheids- maatregelen die de belegger benadelen.
Inflatierisico
Het risico dat de koopkracht van de euro afneemt.
Herbeleggingsrisico
Het risico dat op het moment van aflossing er geen gelijk- waardige herbeleggingsmogelijkheid is.
Fiscaal risico
Het risico dat de fiscale behandeling wijzigt door wijziging in de toepasselijke fiscale wetgeving of de interpretatie daar- van.
Systeemrisico
Het risico dat de normale werking van de financiële mark- ten wordt verstoord door gebeurtenissen in de wereld of bij een of meer grote partijen in de financiële wereld.
B. KENMERKEN EN RISICO’S VAN BEPAALDE (SOORTEN) FINANCIËLE INSTRUMENTEN, PRODUCTEN EN BELEGGINGSCATEGORIEËN
Op de volgende pagina’s worden de kenmerken en risico’s van bepaalde financiële instrumenten, producten en be- leggingscategorieën behandeld. Bij de beschrijving van de risico’s wordt soms verwezen naar “Specifieke risico’s” die hiervoor zijn beschreven.
1. VASTRENTENDE WAARDEN
1.1 Obligaties
Een obligatie is een schuldbekentenis die deel uitmaakt van een openbare lening van gelden door de overheid (staats- obligatie), een instelling of een onderneming (bedrijfsobli- gatie) en levert doorgaans een vaste rente (coupon) en te- rugbetaling van de hoofdsom aan het einde van de looptijd. Obligaties zijn er in verschillende soorten. Als in obligaties wordt belegd, leent de belegger in feite geld aan een on- derneming of instelling. Over de lening wordt over het al- gemeen een vooraf vastgesteld rentepercentage vergoed (coupon). Zowel ten aanzien van de lening als ten aanzien van de rente loopt de belegger het risico dat de uitgevende onderneming of instantie in betalingsproblemen raakt en uiteindelijk niet zal kunnen (terug)betalen. Dit zogenoemde kredietrisico is vanzelfsprekend kleiner indien de uitgeven- de onderneming of instantie in betere financiële gezond- heid verkeert, zoals bij staatsobligaties van West-Europese overheden of bedrijven met een hoge rating (kredietbeoor- deling). De koers van de obligatie, met name van belang indien de belegger voor afloop van de lening de obligatie zou willen verzilveren of kopen, kan fluctueren en is onder meer afhankelijk van de ontwikkeling van de marktrente en de kredietwaardigheid van de uitgevende onderneming of instelling (rating).
Er is een grote variëteit aan obligaties. Ze kunnen verschil- len op het gebied van karakter (concurrent, achtergesteld of bevoorrecht), looptijd (bepaalde tijd of eeuwigdurend, zogenaamde “perpetuals”), rentevorm (bijvoorbeeld: vast percentage, rente afhankelijk van bepaalde omstandighe- den, opslag op marktrente, geen rente etc.), de wijze van rentebetaling (bijvoorbeeld: periodiek, aan einde looptijd), valuta (bijvoorbeeld aflossing in andere valuta), aflossing (bijvoorbeeld periodiek of ineens aan einde looptijd, uitlo- ting), wijze van uitgifte en bijzondere leningsvoorwaarden.
Ook een belegging in obligaties draagt risico’s met zich mee. De koers van een obligatie is over het algemeen in de eerste plaats afhankelijk van de rentestand, zodat koersschommelingen kunnen plaatsvinden. Voorts is de kredietwaardigheid van de uitgevende instelling belangrijk. Ingeval van faillissement van de uitgevende instelling gel- den de obligatiehouders als concurrente crediteuren van de uitgevende instelling (tenzij ten behoeve van de obliga- tiehouders een speciale zekerheid is bedongen dan wel er sprake is van achterstelling bij andere schuldeisers).
1.2 Converteerbare obligaties
Risico’s
De risico’s van converteerbare obligaties zijn door de vaak lage coupon hoger dan die van gewone bedrijfsobligaties. Afhankelijk van de koersontwikkeling van het aandeel waarnaar geconverteerd kan worden, is het risico van een converteerbare obligatie meer vergelijkbaar met dat van een bedrijfsobligatie, dan wel meer met dat van een aan- deel. Het risico van een converteerbare obligatie zal meer op dat van een aandeel gaan lijken naarmate de beurs- koers van het onderliggende aandeel dichter in de buurt komt van de conversiekoers of er boven uitstijgt.
De converteerbare obligatie is een obligatie die geduren- de een bepaalde periode (de conversieperiode) tegen een bepaalde koers (de conversiekoers) onder bepaalde voor- waarden (meestal op verzoek van de belegger) kan worden omgewisseld tegen aandelen. Dit kunnen aandelen van dezelfde onderneming zijn, maar er bestaan ook conver- teerbare obligaties die kunnen worden omgewisseld tegen aandelen van een andere onderneming (de zogenoemde “exchangeable”). Het is mogelijk dat bij de omwisseling een (bij)betaling in contanten dient plaats te vinden. Con- verteerbare obligaties hebben meestal een veel lagere coupon dan gewone bedrijfsobligaties. De voorwaarden voor de omwisseling, zoals de conversieprijs (de prijs van de aandelen), de conversieverhouding (hoeveel aandelen de omwisseling van een obligatie oplevert) en de conver- sieperiode worden bij de uitgifte vastgelegd.
recht en een recht op dividend ofwel winstdeling aan ver- bonden. Als aandeelhouder is de belegger in feite voor een deel eigenaar van het bedrijf. De waarde van het aandeel en de hoogte van de dividenduitkering zijn onder andere afhankelijk van de resultaten van het bedrijf. Gaat het goed met een bedrijf (en zijn de groei vooruitzichten positief) dan deelt de belegger mee in de winst door een hogere koers en/of door het ontvangen van dividend. Gaat het slecht met een bedrijf (en zijn de groei vooruitzichten negatief) en wordt geen of minder winst gemaakt, dan zal in het alge- meen de koers van het aandeel dalen en zal geen dividend worden uitgekeerd. In extreme situaties, bijvoorbeeld in ge- val van faillissement kan de waarde van het aandeel zelfs teruglopen naar nul. Daarnaast kunnen aandelenkoersen sterk fluctueren door bijvoorbeeld te reageren op positieve of negatieve berichten, zowel over de macro-economische ontwikkelingen als over de onderneming zelf. Het risico kan bovendien per onderneming sterk verschillen. Aandelen kunnen in meerdere verschijningsvormen voorkomen en de risico’s kunnen hier onder meer afhankelijk van zijn.
Risico’s
De risico’s van een belegging in aandelen kunnen dus zeer verschillend zijn, afhankelijk van onder meer de ontwikke- lingen bij de onderneming en de kwaliteit van het manage- ment. Aandelen bieden een onzeker rendement waarbij de kans bestaat dat de gehele inleg verloren gaat.
Risico’s
Over het algemeen geldt dat de koers van een obligatie minder fluctueert dan de koers van een aandeel. Ook obli- gaties bieden echter een onzeker rendement waarbij de belegger de kans loopt zijn gehele inleg te verliezen.
Zo bestaan naast courante aandelen (aandelen die zijn genoteerd aan een officiële effectenbeurs en waarin een regelmatige handel bestaat) ook incourante aandelen. De handel in deze aandelen verloopt minder gemakkelijk, om- dat er weinig of geen aanbod voor bestaat of niet dagelijks in wordt gehandeld. Een omvangrijke aan- of verkoop wordt direct vertaald in een oplopende of dalende koers. Bij de aan- of verkoop van dergelijke aandelen loopt de beleg- ger dus het risico dat hij niet op het door hem gewenste moment zijn stukken kan verhandelen. Soms kunnen ook courante aandelen door acute (economische) ontwikkelin- gen, bijvoorbeeld een bericht over frauduleuze praktijken, onverhandelbaar raken.
1.3 Reverse Convertibles
Risico’s
Een reverse convertible is een belegging met hoog risico omdat de belegger in feite een put-optie heeft geschreven. Hij draagt het neerwaarts risico van het aandeel, zonder te profiteren van een koersstijging van het aandeel. Daarte- genover staat vaak een relatief hoge rentevergoeding.
Een reverse convertible is een obligatie die naar de keuze van de debiteur/uitgevende instelling kan worden afgelost tegen de hoofdsom of een in de leningsvoorwaarden vast- gelegd aantal aandelen. Dit is het omgekeerde van een ge- wone convertible waarbij de keuze bij de belegger ligt.
2.2 Certificaten van aandelen
Certificaten van aandelen zijn effecten die originele aan- delen vertegenwoordigen. De aandelen zelf zijn meestal in beheer bij een administratiekantoor. Certificaathouders zijn als het ware deelgerechtigd in de onderliggende aan- delen. Niet alle rechten die zijn verbonden aan aandelen, zijn ook van toepassing op certificaten van aandelen (vaak is bijvoorbeeld het aan aandelen verbonden stemrecht be- perkt).
Risico’s
De risico’s zijn in principe dezelfde als de risico’s verbon- den aan gewone aandelen.
2. AANDELEN
2.1 Algemeen
Een aandeel is een bewijs van deelneming in het kapitaal van een vennootschap. Hieraan zijn in de regel ook stem-
3. BELEGGINGSFONDSEN
3.1 Algemeen
In het algemeen kan een beleggingsfonds worden om- schreven als een door de participanten bijeengebracht vermogen dat door een beheerder collectief wordt belegd in effecten. De beleggingen kunnen zich richten op be- paalde vermogenscategorieën zoals aandelen, obligaties, onroerende goed of een mix daarvan. Beleggingsfondsen worden meestal ingedeeld naar beleggingscategorie. De belangrijkste categorieën zijn aandelenfondsen, obligatie- fondsen, geldmarktfondsen, vastgoedfondsen en gemeng- de of mixfondsen. Aandelenfondsen worden vaak onder- verdeeld in regio’s (bijvoorbeeld Europa, Amerika, Azië of Wereld), thema’s (bijvoorbeeld grondstoffen, duurzaam of innovatie), strategieën (bijvoorbeeld aandelen met een kleine of alleen met een grote marktkapitalisatie) of secto- ren (bijvoorbeeld informatietechnologie of banken en ver- zekeraars).
Alle risico’s van aandelen, obligaties en andere beleggings- categorieën kunnen, afhankelijk van de samenstelling van de portefeuille van het beleggingsfonds, óók voor beleg- gingsfondsen gelden. In principe worden echter de risico’s van beleggen relatief kleiner door de spreiding van de be- leggingen binnen het beleggingsfonds. Ook bij het beleg- gen in beleggingsfondsen dient de belegger echter in de gaten te houden dat de portefeuille zich niet eenzijdig op één sector van de markt of regio richt.
Open-end beleggingsfondsen zijn beleggingsfondsen waar- bij toe- en uittreding door de participanten onbeperkt en dus eenvoudig mogelijk is.
Risico’s
Het risico van een beleggingsfonds is sterk afhankelijk van de doelstelling die het fonds heeft. De wijze waarop de fondsbeheerder de beleggingsportefeuille samenstelt staat beschreven in het prospectus van het fonds. Meer specifieke risico’s kunnen (onder andere) zijn (afhankelijk van het beleggingsbeleid): hefboomrisico, risico short po-
Het aantal uitstaande deelnemingsrechten (participa- ties) is niet begrensd en hun waarde wordt in hoofdzaak bepaald door die van de in het fonds berustende activa ofwel de in het fonds aanwezige beleggingen. Closed-end beleggingsfondsen zijn beleggingsfondsen waarbij het aantal uitgereikte deelnemingsrechten wel vastligt. Tij- dens de looptijd is in- en uittreden in de regel niet, of onder voorwaarden mogelijk waardoor participaties in dit soort fondsen niet (gemakkelijk) verhandelbaar zijn. De meeste beleggingsfondsen houden een grote spreiding aan, waar- door ongunstige koersfluctuaties van een individueel effect een minder grote invloed op de waarde van een deelne- ming in het fonds zullen hebben dan wanneer in een be- perktere verscheidenheid effecten belegd zou zijn. Veel beleggingsfondsen zijn niet beursgenoteerd. Op sommige beleggingsfondsen wordt geen toezicht gehouden door toe- zichthoudende instanties als de AFM.
sities, concentratierisico. Ook voor een beleggingsfonds geldt dat de volledige inleg verloren kan gaan.
3.2 ETF’s (indextrackers)
Exchange Traded Funds (“ETF’s”) zijn beleggingsfondsen die dagelijks op de beurs verhandeld worden en ten doel hebben het zo nauwkeurig mogelijk volgen van een bepaal- de beursindex. Het grootste verschil met een traditioneel beleggingsfonds is dat de laatste een fondsbeheerder heeft die het beleid bepaalt en tot doel heeft met een ac- tief beheer een zo hoog mogelijk rendement te halen om zo de benchmark te verslaan. Een ETF probeert niet om een beter resultaat te behalen dan de index en kent geen “managersrisico” (in casu het nemen van de verkeerde be- leggingsbeslissing).
Er komen ook steeds meer ETF’s op de markt die niet (of voor slechts een gedeelte) rechtstreeks in de aandelen die tot de gevolgde index behoren wordt belegd. Zo heb je bij- voorbeeld swapbased ETF’s (je koopt daarmee niet, indi- rect via de ETF, een mandje aandelen dat een index volgt maar je krijgt een synthetische exposure met een tegen- partij risico). Daarnaast bestaan er ook ETF’s die gebruik maken geleend geld (leverage).
Risico’s
De risico’s van niet-synthetische ETF’s zijn in principe de- zelfde als de risico’s verbonden aan de beleggingscategorie waarop de index betrekking heeft (bijvoorbeeld aandelen of obligaties). Aan synthetische ETF’s kunnen bovendien nog andere risico’s verbonden zijn, zoals het hefboomrisico en het risico short posities.
4. VASTGOED
Dit is een beleggingscategorie waarbij wordt belegd in vastgoedprojecten als winkelcentra, kantoorgebouwen, be- drijfsruimtes, woonhuizen of combinaties hiervan. Omdat rechtstreeks beleggen in onroerend goed een aantal na- delen heeft (er is vaak een groot bedrag nodig waardoor spreiding lastig te realiseren is, verhuur en onderhoud van de panden moet worden verzorgd, er is veel specifie- ke deskundigheid nodig, het overdragen van de eigendom is relatief ingewikkeld) wordt veelal gebruik gemaakt van de mogelijkheid om indirect in vastgoed te beleggen: via (al dan niet beursgenoteerde) beleggingsinstellingen, vast- goed CV’s of andere constructies. Het belangrijkste risico is dat de vastgoedobjecten waarin is geïnvesteerd in waarde dalen.
Veelal wordt dit veroorzaakt door het teruglopen van de economische activiteit en/of omdat er teveel capaciteit is bijgekomen in de vastgoedmarkt. Daarnaast kan de waar- de van het vastgoed ook dalen wanneer de verwachte huur- waardegroei naar beneden toe moet worden bijgesteld.
Andere risico’s zijn: (a) het renterisico: wanneer de rente stijgt zal de economische waarde van de toekomstige kas- stromen lager worden, en daarmee eveneens de waarde van de vastgoedobjecten, (b) het leverage risico: winsten en verliezen worden vergroot. Door een stijgende rente ne- men de rentekosten toe en resteert een lagere bedrag voor de aandeelhouders. Bij een afnemende rente is het net andersom (c) het kredietrisico: indien een vastgoedfonds huurders heeft met een slechte kredietwaardigheid dan loopt zij het risico dat een deel van de huren niet meer wor- den betaald en dat mogelijkerwijs het betreffende pand op- nieuw verhuurd zal moeten worden. De kosten die hiermee zijn gemoeid komen voor rekening van de aandeelhouders,
Risico’s
Het rendement van een belegging in vastgoed is onzeker. De kans is aanwezig dat (een deel van) de inleg verloren gaat.
(d) het liquiditeitsrisico: Vastgoedobjecten worden niet da- gelijks verhandeld. Dit brengt het risico met zich mee dat beleggers in niet-genoteerd vastgoed niet op ieder gewenst moment kunnen uitstappen. Dit risico doet zich met name voor ten tijde van stress op de vastgoed- of financiële mark- ten (e) het valutarisico: voor zover wordt belegd in vastgoed buiten het eurogebied worden de resultaten mede gedre- ven door de ontwikkeling van de euro ten opzichte van de andere valuta. Dit geldt natuurlijk niet indien een vastgoed- fonds de valutarisico’s afdekt.
5. ALTERNATIEVE BELEGGINGEN
5.1 Algemeen
Alternatieve beleggingen (“alternative investments”) zijn beleggingen in niet traditionele beleggingscategorieën waarmee veelal een bovengemiddeld rendement wordt na- gestreefd, waarbij dan een bovengemiddeld of hoog risico wordt gelopen. Vaak staat echter ook voorop het behalen van een rendement dat minder afhankelijk is van de ont- wikkelingen op de beurs en dat dus stabieler is. Daarbij wordt meestal gebruik gemaakt van bijzondere technieken en expertise. Soms belegt een investeringsvehikel (deels) in niet beursgenoteerde aandelen. Soms in startende, risicovolle, ondernemingen. Voorbeelden van alternatie- ve beleggingen zijn: hedge fondsen, private equity funds, fondsen die uitsluitend beleggen in ondergewaardeer- de ondernemingen, fondsen die slechts in een bepaalde sector beleggen (bijvoorbeeld grondstoffen), fondsen die beleggen in afgewaardeerde vorderingen, participatie- maatschappijen, publiek/private investeringen. Alternative investments kenmerken zich vaak door: hoge minimum inleg, beperkte uittredingsmogelijkheden (veelal slechts één maal per maand of kwartaal, soms zelfs pas na een aantal jaren), relatief hoge instap en managementkosten (waaronder een performance fee), beperkte of geen ver- handelbaarheid, weinig transparantie, niet direct toegan- kelijk voor niet-professionele beleggers, geen toezicht door
toezichthoudende instanties als de AFM.
De beleggingen in deze categorie hebben een afwijkend risico/rendementsprofiel in vergelijking tot de traditionele beleggingscategorieën zoals aandelen en obligaties. Voor alternative investments geldt soms dat de beleggingsresul- taten min of meer onafhankelijk zijn van (en daarmee een lage samenhang hebben met) die van de traditionele be- leggingscategorieën. Hierdoor kan opname van alternatie- ve beleggingen in een portefeuille die bestaat uit aandelen en obligaties leiden tot een afname van het risico van de gehele portefeuille.
Risico’s
Alternatieve beleggingen bieden veelal een onzeker rende- ment waarbij de kans bestaat dat de gehele inleg verloren gaat.
5.2 Hedge fondsen
Een hedge fonds is een beleggingsfonds dat tracht een optimaal rendement te realiseren, onafhankelijk van de richting van de beurs. De nadruk ligt meestal op het be- halen van een absoluut rendement en niet zozeer op het beter presteren dan een index. Een van de verschillen tus- sen hedge fondsen en klassieke beleggingsfondsen is dat hedge fondsen gebruik maken van een breder scala aan instrumenten en handels technieken. Zo kunnen derivaten worden gebruikt ter bescherming van het rendement of kunnen aandelen worden verkocht om te profiteren van da- lende aandelenkoersen, zonder dat deze aandelen in het bezit zijn van het hedge fondsen (short verkopen). Hedge fondsen bestaan sinds de jaren veertig van de vorige eeuw. Aanvankelijk waren zij er vooral op gericht om het beleg- gingsrisico zo veel mogelijk af te dekken (to ”hedge”), hedge fondsen streefden dus een laag risico na. Vooral de laatste decennia zijn er echter veel varianten bijgekomen met een zeer hoog in plaats van een zeer laag beleggingsrisico. Het hoge risico wordt vrijwel altijd veroorzaakt door het beleg- gen in minder liquide vermogenstitels in combinatie met een zware hefboomwerking (veel geleend geld). Veel hedge fondsen richten zich op het beleggen in aandelen, andere zijn gespecialiseerd in obligaties, valuta’s, grondstoffen, termijnaffaires of speciale situaties zoals fusies en over- names. Onder de noemer hedge fondsen gaan dus tal van verschillende strategieën schuil. Aangezien het selecteren van hedge fondsen, die (veelal) niet of slechts onder een beperkte vorm van toezicht staan, een behoorlijke inspan- ning vergt, beleggen particulieren vaak in hedge fondsen via een “fund of hedge funds”. Deze “funds of hedge funds” beleggen zoveel mogelijk in succesvolle hedge fondsen en proberen de bestendigheid van het rendement te verbete- ren door verschillende strategieën en beleggingswaarden te combineren. Het gebrek aan toezicht maakt de hedge fondsensector ondoorzichtig. Het zelf beleggen via hedge fondsen vereist een gedegen kennis van de risico’s van hedge fondsen. Daarnaast is een goed begrip van com- plexe handels- en derivatenstrategieën van belang.
Risico’s
Private Equity biedt veelal een onzeker rendement waarbij de kans bestaat dat de gehele inleg verloren gaat. Soms is er geen sprake van toezicht door de AFM (of een daarmee vergelijkbare buitenlandse toezichthoudende instantie).
5.3 Grondstoffen (commodities)
Risico’s
Beleggingen in grondstoffen bieden veelal een onzeker ren- dement waarbij de kans bestaat dat de gehele inleg verlo- ren gaat. Een belangrijk risico dat zich voor kan doen bij beleggingen in grondstoffen futures (het grootste deel van de beleggingen in grondstoffen gaat via grondstoffen futu- res) is het risico van negatieve roll-return. Het is gebruikelijk dat beleggingsfondsen in grondstoffen steeds een positie innemen in kortlopende futures. Een dergelijke positie wordt (bijvoorbeeld na een maand) gesloten en “doorge- rold”’ naar de volgende kortlopende future. Indien de fu- tures curve oplopend is (dat wil zeggen dat de futuresprijs voor langlopende contracten hoger ligt dan de futuresprijs voor kortlopende contracten) zal een dergelijke strategie gepaard gaan met verliezen bij het doorrollen van de posi- tie (de zogenaamde negatieve roll return). In de praktijk is de futures curve voor de meeste grondstoffen oplopend en moet de belegger er derhalve rekening mee houden dat hij geld kan verliezen bij het doorrollen van de positie. Om die reden kan het rendementsprofiel van een belegging in een grondstoffenfonds sterk afwijken van de ontwikkeling van de grondstoffenprijzen zoals deze in de krant staan.
Onder beleggingen in grondstoffen worden verstaan direc- te en indirecte beleggingen in fysieke grondstoffen, dan wel beleggingen in futures die grondstoffen als onderliggende waarde hebben.
6. DERIVATEN
Risico’s
Hedgefondsen bieden veelal een onzeker rendement waar- bij de kans bestaat dat de gehele inleg verloren gaat. Meer specifieke risico’s kunnen (onder andere) zijn (afhankelijk van het beleggingsbeleid): hefboomrisico, risico short po- sities, concentratierisico. Soms is er geen sprake van toe- zicht door de AFM (of een daarmee vergelijkbare buiten- landse toezichthoudende instantie).
6.1 Algemeen
Derivaten zijn van andere financiële instrumenten afgelei- de producten. Dit betekent dat de waarde van een derivaat afhankelijk is van de prijsontwikkeling van een ander finan- cieel instrument, zoals een aandeel of index of een andere onderliggende waarde, zoals valuta of indices. Derivaten zijn verhandelbare rechten en plichten van koop of ver- koop. Het leveren of afnemen van de onderliggende waar- de is mogelijk door fysieke levering of door verrekening in contanten. De fysieke levering wordt doorgaans vervangen door een “cash settlement”’, zoals bijvoorbeeld bij indexop- ties of indexfutures waarbij het leveren van de onderliggen- de waarde niet mogelijk of niet wenselijk is. Dit betekent dat het verschil tussen de uitoefenprijs en de afrekenings- koers tussen partijen wordt afgerekend en geen levering van de onderliggende waarde plaats heeft.
Het uitoefenen van een optie dient overigens aan de beurs kenbaar te worden gemaakt, bij gebreke waarvan een afre- kening en niet de levering van de onderliggende waarden zal volgen. Voorbeelden van derivaten zijn opties, futures en warrants.
Risico’s
Beleggingen in derivaten brengen hoge risico’s met zich mee met name vanwege de onvoorspelbare waardeont- wikkeling van het onderliggende financiële instrument en de hefboomwerking. Ze zijn daarom meer geschikt voor de ervaren belegger.
5.4 Private equity
Private Equity is een term die verwijst naar investeringen uit veelal privaat vermogen in ondernemingen die niet beurs- genoteerd zijn. Dit soort beleggingen zijn niet zelden te ka- rakteriseren als investeringen in (startende) ondernemin- gen die zich nog niet hebben bewezen in de markt. In dat verband wordt ook wel gesproken over durfkapitaal (“ven- ture capital”). Tegenover de hoge risico’s, die met dit soort beleggingen gepaard gaan, bestaat bij winstgevendheid van de onderneming ook kans op zeer hoog rendement. Deze wijze van beleggen c.q. investeren geeft ook vaak recht op een aandelenbelang en daarmee zeggenschap over de (te voeren strategie van de) betreffende onderne- ming. Anderzijds kan ook worden belegd in ondernemingen die hun bestaansrecht al hebben verdiend en kapitaal zoe- ken om hun bedrijfsactiviteiten uit te bouwen. Beleggen in Private Equity is ook mogelijk via beleggingsfondsen.
6.2 Futures
Een future is een op een beurs verhandelbaar gestandaar- diseerd termijncontract in effecten, vreemde valuta’s of index. Door het openen van een futurepositie wordt een koersniveau van de onderliggende waarde gedefinieerd, van waaruit winsten of verliezen als gevolg van koersbe- wegingen van deze onderliggende waarde dagelijks wor- den verrekend. Bij een longpositie in een future (kopen) ontvangt de koper dagelijks het positieve verschil (verme- nigvuldigd met de contractgrootte) tussen de slotkoers van de onderliggende waarde en die van de dag daarvoor. Bij een negatief verschil tussen beide koersen, wordt dit be- drag bij de koper in rekening gebracht. Bij een short positie (verkopen) geldt het tegenover gestelde. De onderliggende waarde van een future is wel veel omvangrijker dan die van een optiecontract. Een futurecontract staat in de regel voor 200 eenheden van de onderliggende waarde. Bij het aan- gaan van een futurepositie dient een waarborgsom (ook wel “Initial Margin”) te worden gestort die moet verzekeren
Risico’s
De handel in futures brengt door de hefboomwerking, de verplichting tot het aanhouden van margin en dagelijkse verrekening van koersverschillen grote financiële risico’s met zich mee. Het verlies hoeft niet beperkt te zijn tot de inleg.
dat de koper dan wel verkoper in staat is om bij sterke da- gelijkse koersmutaties van de onderliggende waarde het koersverschil aan de tegenpartij te betalen.
6.3 Warrants
Risico’s
De risico’s bij het beleggen in warrants zijn veel groter dan de risico’s bij het beleggen in aandelen. Door de beperkte looptijd van de warrant kan het recht om de onderliggende waarde te kopen of te verkopen waardeloos aflopen waar- door de inleg (de prijs die de belegger betaald heeft om de warrant te krijgen) geheel verloren gaat. Bovendien zal de prijs van een warrant veelal bij prijswijzigingen van de onderliggende waarde door de hefboomwerking procentu- eel gezien veel meer uitslaan dan de prijswijziging van de onderliggende waarde zelf, waardoor een prijsdaling van de onderliggende waarde verhoudingsgewijs ook een veel grotere prijsdaling van de waarde van de warrant met zich meebrengt.
Warrants zijn financiële instrumenten die de houder daar- van gedurende een bepaalde periode het recht geven om een onderliggende waarde te kopen (call warrants) of te verkopen (put warrants) tegen een van tevoren vastgestel- de prijs. Warrants zijn daarmee op punten vergelijkbaar met opties maar worden uitgegeven door financiële onder- nemingen, zoals banken of effectenhuizen in plaats van door een beurs. De contractspecificaties zijn bovendien in tegenstelling tot opties niet gestandaardiseerd, maar kun- nen variëren. Warrants worden uitgeoefend tegenover de uitgever van de warrant. Deze onderliggende waarde kan bestaan uit (mandje) aandelen, obligaties, valuta, goe- deren of een index. Het kopen en verkopen van warrants verloopt op dezelfde manier als van aandelen. Hiervoor is geen aanvullende overeenkomst nodig.
xxxx xxxxxxx of verliezen voor de houder van een optie (de zogenaamde hefboomwerking) dan wanneer belegd zou zijn in de onderliggende waarde. Meestal is de optie tus- sentijds verhandelbaar: zowel callopties als putopties kan men dan kopen en verkopen. De tegenpartij van een koper van een calloptie is de schrijver (verkoper) van de callop- tie en de tegenpartij van een koper van een putoptie is de schrijver van de putoptie. De premie die dient te worden betaald, is onder meer afhankelijk van de waardeontwikke- ling (koers) van de onderliggende waarde.
6.4.1 Het kopen van opties
Risico’s
De koper van een optie loopt het risico dat de betaalde premie verloren gaat (het verlies is overigens beperkt tot de premie en kan niet meer bedragen). De kans om de inleg volledig te verliezen neemt toe naarmate de uitoefenprijs hoger is (ingeval van een calloptie) of lager (in geval van een putoptie).
Een optie(contract) geeft de koper het recht (niet de ver- plichting) om gedurende of aan het eind van een zekere pe- riode een zekere hoeveelheid van een onderliggende waar- de (bijvoorbeeld obligaties of een vastgestelde hoeveelheid dollars) te kopen (calloptie) of te verkopen (putoptie) tegen een vooraf overeengekomen prijs. De koper hoeft dus geen gebruik te maken van de optie. Voor het recht dat de koper van een optie verkrijgt, betaalt de koper een premie.
6.4 Opties
Een optie is een contract waarbij de partij die de optie ver- strekt (de “schrijver”) aan zijn wederpartij het recht toekent om een onderliggende waarde, bijvoorbeeld een pakket aandelen, gedurende of aan het einde van een overeenge- komen periode te kopen (we spreken dan van een “callop- tie”) of te verkopen (we spreken dan van een “putoptie”) tegen een prijs die van te voren is bepaald of waarvan over- eengekomen is op welke wijze deze bepaald zal worden. Voor dit recht betaalt de wederpartij meestal een premie aan de schrijver. De premie bedraagt veelal slechts een fractie van de onderliggende waarde. Hierdoor leidt een koersschommeling van de onderliggende waarde tot gro-
6.4.2 Het verkopen of schrijven van opties
Een schrijver van een optie neemt de verplichting (geen recht) op zich om de onderliggende waarde te leveren (schrijver van de calloptie) of af te nemen (schrijver van de putoptie) tegen de afgesproken prijs. De belegger heeft dus een leveringsplicht of ontvangstplicht, waarvoor de schrij- ver een premie ontvangt. Bij het schrijven van opties wordt onderscheid gemaakt tussen het gedekt en ongedekt (naakt) schrijven van opties. Onder gedekt schrijven wordt verstaan het schrijven van een calloptie op de onderliggen- de waarde die schrijver zelf in bezit heeft (de belegger kan dus leveren). Bij het ongedekt of naakt schrijven heeft de belegger deze stukken niet in bezit en zullen tegen de dan geldende koers alsnog moeten worden geleverd.
Het schrijven van putopties wordt altijd als ongedekt be- schouwd (men is immers verplicht de onderliggende waar- de te kopen, indien de koper van de optie van zijn recht gebruik wenst te maken). Om er zeker van te zijn dat een schrijver aan zijn verplichtingen kan voldoen, dient de schrij- ver een zekerheid (margin) te voldoen. De schrijver van een optie kan te maken krijgen met (onbeperkte) verliezen, die vele malen groter kunnen zijn dan de ontvangen premie. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt bij het gedekt en het ongedekt schrijven van opties. Het gedekt schrijven van een calloptie kan bijvoorbeeld een effectenportefeuille juist beschermen tegen waardevermin¬dering van de por- tefeuille. Zorgvuldig afgewogen dient te worden of een der- gelijke transactie geschikt en passend is, mede gelet op de
Risico’s
Bij het ongedekt schrijven van opties kunnen de verliezen in principe onbeperkt zijn.
financiële positie en het doel van de belegging.
De koers van deze producten kan snel stijgen maar ook weer snel dalen. Met de aanschaf hiervan kan worden ge- speculeerd op zowel een koersstijging als een koersdaling van de onderliggende waarde.
6.5 Turbo’s
Risico’s
De koper van een turbo long of short loopt het risico dat de betaalde premie verloren gaat (het verlies is overigens be- perkt tot de premie en kan niet meer bedragen). De kans om de inleg volledig te verliezen neemt toe naarmate de koers van de onderliggende waarde dichter bij het stop loss-niveau ligt.
Een turbo is een derivaat waarmee versneld kan worden geprofiteerd van een te verwachten beursbeweging. Een turbo werkt met een hefboom waardoor de koersbeweging van de onderliggende waarde (bijvoorbeeld een aandeel, een obligatie of een index) versneld doorwerkt in de koers van de turbo. Een beursbeweging kan zowel omhoog als omlaag plaatsvinden, waarmee dan met een turbo long respectievelijk een turbo short versneld kan worden gepro- fiteerd. Een turbo kan ook ingezet worden om een porte- feuille of onderliggende waarde geheel of gedeeltelijk af te dekken. Turbo’s zijn er in een groot aantal varianten. De belegger investeert slechts een bedrag gelijk aan een deel van de onderliggende waarde; de rest wordt gefinancierd door de instelling die de turbo’s uitgeeft. Daardoor kan hij profiteren van een hefboomwerking: een relatief kleine koersbeweging van de onderliggende waarde kan een vele malen hogere waardeverandering van de turbo met zich meebrengen. Voor die financiering zijn kosten verschul- digd, die zijn verrekend in de koers van de turbo. Een turbo bevat ook een stop loss-element dat er voor zorgt dat een eventueel verlies (dat ook versneld kan worden door de hefboomwerking) wordt gestopt als dat een bepaalde om- vang heeft bereikt. De belegger is dan zijn investering kwijt of krijgt nog slechts een gedeelte uitgekeerd. Ook de aan de stop loss constructie verbonden kosten zijn verwerkt in het product. Turbo’s kunnen in beginsel een onbegrensde levensduur hebben, behalve als de onderliggende waarde door het stop loss-niveau daalt (in geval van een long po- sitie) of stijgt (in geval van een short positie) in welk geval de turbo ophoudt te bestaan. Turbo’s worden op de beurs verhandeld.
6.6 Andere financiële instrumenten met een hefboomwerking
Naast opties en futures bestaan er ook andere financiële instrumenten met een hefboomwerking. Hefboominstru- menten zijn speculatieve beleggingsproducten en geven geen of slechts beperkte bescherming. Een kleine procen- tuele verandering in een onderliggende waarde zal een hogere procentuele verandering in de waarde van een hef- boominstrument opleveren.
Risico’s
De risico’s verbonden aan het kopen van dergelijke pro- ducten zijn vergelijkbaar met de risico’s verbonden aan het kopen van opties.
7. GESTRUCTUREERDE PRODUCTEN
7.1 Algemeen
Structured Products zijn het best te omschrijven als beleg- gingsproducten, die op een complexe wijze in één of meer vermogenscategorieën beleggen (in veel gevallen met be- hulp van een ingewikkelde optiestructuur). Juridisch gezien zijn het veelal (bedrijfs)obligaties waarbij de belegger een vordering op de uitgevende instelling verkrijgt. Echter qua werking en risico’s zijn ze meestal niet goed vergelijkbaar met (bedrijfs)obligaties. Een grove indeling kan worden gemaakt door een onderscheid te maken tussen Certifi- caten, Garantieproducten en High Yield producten. Binnen deze soorten zijn weer verschillende varianten denkbaar, waarbij de verschillende elementen van deze varianten met elkaar kunnen worden gecombineerd. Het is daarom van belang dat de belegger bij elk product de bijbehorende productinformatie zoals brochure en prospectus zorgvuldig doorneemt en dat hij zich vergewist van de specifieke risi- co’s behorend bij het desbetreffende product.
Risico’s
Deze zijn van geval tot geval verschillend, te bepalen aan de hand van de productinformatie.
7.2 Certificaten
Certificaten hebben betrekking op diverse onderliggende waarden, zoals een index, grondstof, valuta, regio of land. Een Certificaat volgt vaak lineair de koersontwikkeling van de onderliggende index of aandelen. De risico’s van een belegging in certificaten zijn te vergelijken met een belegging in de onderliggende waarde. Als de koers van de onderliggende waarde stijgt, stijgt de waarde van het certificaat vaak één-op-één. Het omgekeerde geldt bij een koersdaling. Echter, bij sommige certificaten volgt de koers van het certificaat niet één-op-één de koersbewegingen van de onderliggende waarde bijvoorbeeld doordat er een valutacomponent in zit of binnen het certificaat vreemd vermogen wordt aangetrokken. Een belegging in een index door middel van een Certificaat is goed gespreid over sec- toren. Over het algemeen kan dit daarom minder risicovol zijn dan een belegging door middel van een Certificaat in één sector. Certificaten hebben over het algemeen geen afloopdatum.
7.3 Garantieproducten
Garantieproducten zijn producten waarmee wordt belegd in bijvoorbeeld een index, een specifieke sector of een se- lectie aandelen of aandelenindices, terwijl (een gedeelte van) de nominale inleg beschermd is doordat (veelal) de uitgevende instelling een garantie afgeeft om aan het eind van de looptijd de nominale inleg of een gedeelte daarvan terug te betalen.
Beleggen in een garantieproduct betekent niet dat deze belegging geheel vrij is van risico. De garantiewaarde geldt alleen op einddatum. Bovendien kan de belegger afhan- kelijk van het soort garantieproduct kiezen voor volledige bescherming of gedeeltelijke bescherming. In geval van tussentijdse verkoop worden de stukken tegen de dan gel- dende koers verkocht, die mogelijk onder de garantiewaar- de of de nominale waarde kan liggen waarvoor de stukken bij uitgifte zijn aangeschaft. Het rendement van deze be- legging wordt onder meer afhankelijk gesteld van de on- derliggende waarde en het garantieniveau. Afhankelijk van ontwikkeling van de onderliggende waarde kan een jaar- lijkse coupon (winstdeling) worden uitgekeerd. Bij enkele producten uit deze categorie worden rendementen vastge- klikt. Het rendement kan van jaar tot jaar verschillen.
8. Geleend geld
Risico’s
Van geval tot geval verschillend, te bepalen aan de hand van de productinformatie.
Indien een belegger (mede) belegt met geleend geld schept dit extra risico’s. Onder meer het risico dat als de dekkingswaarde van de effecten door koersdaling onvol- doende wordt, de belegger genoodzaakt kan worden tot het verschaffen van aanvullende zekerheden en/of tot af- lossing van het krediet. Als die aflossing geschiedt uit de verkoopopbrengst van effecten bestaat het risico dat na liquidatie van de effecten een schuld overblijft.
9. Slot
Deze bijlage kan niet alle effecten en de daaraan verbon- den risico’s beschrijven. Philipse & Co zal op eerste ver- zoek van Xxxxxx nadere informatie verstrekken.
Risico’s
Van geval tot geval verschillend, te bepalen aan de hand van de productinformatie.
7.4 High Yield producten
Dit zijn veelal beleggingsproducten waarbij eveneens wordt belegd in indices en aandelen maar waarbij extra rende- ment wordt nagestreefd door gebruik te maken van deri- vatenconstructies. In ruil voor dit extra rendement (“High Yield”) accepteert de belegger een bepaald risico. Deze producten kennen geen hoofdsomgarantie bij einde loop- tijd, maar in sommige gevallen wel een gestaffelde vorm van bescherming tegen koersdalingen van de onderlig- gende waarde. Hiermee is de belegger beschermd als de koersdalingen zich beperken tot binnen het bescherming- sniveau. Dit laat echter onverlet dat de belegger volledig koersrisico loopt over de hoofdsom. Zowel tijdens de loop- tijd als op de einddatum kan de koers van deze producten lager zijn dan de nominale waarde c.q. de uitgifteprijs.
Risico’s
Van geval tot geval verschillend, te bepalen aan de hand van de productinformatie.