SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Arbitraal vonnis van 17 februari 2017 Kenmerk: SG 16/24
De enkelvoudige kamer van het Scheidsgerecht, bestaande uit mr. H.A.M. Xxxxxxxxx, wonende te De Bilt, bijgestaan door xx. X.X.X. Xxxxx, griffier,
heeft op 17 februari 2017 het navolgende vonnis gewezen, in het geding van:
A.,
wonende te Z.,
xxxxx in de hoofdzaak, verweerder in het incident, gemachtigde: mr. P.A. Hanrath,
tegen:
de besloten vennootschap B. B.V.,
gevestigd te Y.,
verweerster in de hoofdzaak, eiseres in het incident, gemachtigde: mr. X. xxx Xxxxxx.
Partijen worden hierna aangeduid als eiser en verweerster.
1. De procedure
1.1 Met een brief van 24 november 2016 heeft eiser deze procedure aanhangig ge- maakt. Met een daarbij gevoegde memorie van eis (met producties, genummerd 1-12) heeft hij verzocht om verweerster bij arbitraal vonnis te veroordelen:
1. om aan eiser tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen het bedrag van
€ 33.000, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 1 september 2016 tot en met de datum van algehele voldoening, althans hetgeen het Scheidsgerecht in goede justitie zal bepalen;
2. om binnen drie dagen na dagtekening van het vonnis aan eiser de door hem bij brief van 25 oktober 2016 gevraagde verklaring te verstrekken, op straffe van een dwangsom van € 1000 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat ver- weerster in gebreke blijft hieraan te voldoen, met een maximum van
€ 100.000;
3. tot betaling van de kosten van deze procedure, waaronder mede begrepen een vergoeding van de kosten van rechtsbijstand ten bedrage van € 1.000.
1.2 Met een brief van 6 januari 2017 heeft de gemachtigde van verweerster een inci- dentele memorie houdende exceptie van onbevoegdheid, tevens memorie van antwoord ingezonden (met producties, genummerd 1-19). Hij heeft daarbij res-
pectievelijk geconcludeerd tot onbevoegdheid van het Scheidsgerecht en tot niet- ontvankelijkheid van eiser, dan wel afwijzing van zijn vorderingen, in alle gevallen met veroordeling van eiser in de kosten van deze procedure, met inbegrip van de kosten van juridische bijstand van verweerster waarvan bewijs wordt aangebo- den, dan wel een naar het oordeel van het Scheidsgerecht redelijk gedeelte daar- van.
1.3 Met een brief van 24 januari 2017 heeft de gemachtigde van xxxxx nog een aantal nadere producties ingezonden (genummerd 13-15).
1.4 Met instemming van partijen is het geschil overeenkomstig artikel 13 van het arbi- tragereglement behandeld door de enkelvoudige kamer.
1.5 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 1 februari 2016 te X.. Xxxxx was aanwezig in persoon, vergezeld door zijn echtgenote en bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens verweerster was aanwezig mevrouw X., Manager HR, bij- gestaan door de gemachtigde van verweerster.
1.6 Door of namens partijen zijn de standpunten toegelicht. De gemachtigde van eiser heeft het woord gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen die hij tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2. De feiten
2.1 Eiser, geboren op 30 maart 1957, is van 1 april 2011 tot 30 juni 2013 op basis van een toelatingsovereenkomst als vrijgevestigd medisch specialist (orthopedie) werkzaam geweest in de kliniek van verweerster in Y..
2.2 De toelatingsovereenkomst dateert van 29 november 2010. In artikel 20 van de toelatingsovereenkomst is vastgelegd dat eiser zijn honorarium via verweerster declareert en dat verweerster het voor eiser ontvangen honorarium aan hem doorbetaalt. Verder is vastgelegd dat eiser aan verweerster de aan het declareren, invorderen en incasseren van honorarium verbonden kosten vergoedt.
2.3 Artikel 27 van de toelatingsovereenkomst kent onder het kopje “Geschillen” onder meer de volgende bepalingen:
“27.1 Alle geschillen welke mochten ontstaan naar aanleiding van de onderhavige overeenkomst, dan wel van nadere regelingen die daaruit voortvloeien, zul- len partijen in onderling overleg trachten tot een oplossing te brengen, (…).
27.2 Indien met betrekking tot deze geschillen door partijen geen vergelijk wordt bereikt zullen deze geschillen worden beslecht door het Scheidsge- recht Gezondheidszorg overeenkomstig het reglement van dat Scheidsge- recht.”
2.4 De toelatingsovereenkomst is door opzegging van de kant van verweerster geëin- digd. Bij arbitraal xxxxxx van 25 juni 2013 heeft het Scheidsgerecht voor recht verklaard dat de opzegging op ontoereikende gronden is geschied en heeft het
verweerster veroordeeld tot betaling van een vergoeding naar billijkheid. Ver- weerster heeft aan het vonnis voldaan.
2.5 Nadien is tussen partijen een geschil ontstaan over de afrekening van het door eiser via verweerster gedeclareerde honorarium. Verweerster heeft een door haar in 2012 en/of 2013 ontvangen bedrag van in totaal € 37.172,87 niet doorbetaald aan eiser maar onder zich gehouden om daarmee eventuele toekomstige vorde- ringen van verweerster op eiser te kunnen verrekenen. Verweerster hield er reke- ning mee dat een vordering op eiser zou kunnen ontstaan wanneer zij (een deel van het) ontvangen honorarium zou moeten betalen aan de zorgverzekeraars in verband met overschrijding van het overeengekomen budgetplafond.
2.6 Op 23 juli 2014 heeft xxxxx verweerster doen dagvaarden voor de rechtbank D., sector civiel, locatie X., en doorbetaling van het voor hem ontvangen honorarium gevorderd. Xxxxx heeft zijn vordering in die procedure gebaseerd op de toelatings- overeenkomst. Nadat verweerster incidenteel verweer had gevoerd tegen de rela- tieve bevoegdheid van de locatie X. is de zaak bij vonnis van 26 november 2014 verwezen naar de locatie W.. Daarna heeft verweerster bij incidentele conclusie van 12 februari 2015 een beroep gedaan op het arbitraal beding in de toelatings- overeenkomst. De rechtbank D., sector civiel, locatie W., heeft zich vervolgens bij vonnis van 3 juni 2015 onbevoegd verklaard om van het geschil kennis te nemen en eiser in de proceskosten veroordeeld.
2.7 Medio 2016 heeft verweerster afspraken gemaakt met de zorgverzekeraars over vermeende overschrijding van het budget in 2012, 2013 en 2014.
2.8 Op of omstreeks 7 juli 2016 zijn partijen ter beëindiging van hun geschil over de afrekening van het honorarium overeengekomen dat verweerster uiterlijk op 31 augustus 2016 aan xxxxx een all-in-vergoeding van € 33.000 zou betalen. Partijen hebben tegelijkertijd afgesproken dat zij een vaststellingsovereenkomst zouden ondertekenen waarin de getroffen regeling met de gebruikelijke bepalingen zou zijn uitgewerkt.
2.9 Op 25 juli 2016 heeft de gemachtigde van verweerster een concepttekst voor de te ondertekenen vaststellingsovereenkomst aan de gemachtigde van eiser toege- zonden. In dat concept staan onder meer de volgende bepalingen:
“Vergoeding
1.1 [Verweerster] betaalt [eiser] uiterlijk 31 augustus 2016 een all-in vergoe- ding van € 33.000,00 bruto onder de noemer “vergoeding ter finale beëin- diging geschil”, mits Partijen op die datum beiden deze Overeenkomst hebben ondertekend.
(…)
2. Geheimhouding, communicatie en boete
2.1 Partijen zullen over en weer volledige geheimhouding betrachten ten aan- zien van de inhoud en wijze van totstandkoming van de Overeenkomst, alsmede ten aanzien van enige kwestie, aanleiding en/of achtergrond van
of met betrekking tot de getroffen regeling. Eén van de redenen hiervoor is dat de all-in-vergoeding genoemd in artikel 1.1 mede een bedrag aan wet- telijke handelsrente omvat die B. feitelijk niet is verschuldigd (maar waar- van zij bereid is deze uitsluitend aan A. te vergoeden om tot een finale af- wikkeling van haar relatie met hem te komen).
(…)
2.4 Partijen onthouden zich van het doen van enigerlei negatieve uitlating over elkaar.
2.5 Indien een Partij in strijd handelt met (enig lid van) dit artikel 3 [SG: be- doeld zal zijn 2], is zij de andere Partij een direct opeisbare boete ver- schuldigd van € 33.000 per overtreding, te vermeerderen met een bedrag van € 3.300 per dag of gedeelte daarvan dat de overtreding voortduurt (waaronder mede wordt begrepen de situatie dat geen schriftelijke rectifi- catie volgt na geuite negatieve communicatie), alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van ondertekening van deze Overeenkomst tot aan de dag der algehele voldoening en 15% buitenge- rechtelijke incassokosten, tot een maximum van € 330.000.
2.6 De in artikel 2.5 genoemde boetebepaling laat onverlet dat een Partij het recht heeft (aanvullende) schadevergoeding te vorderen.”
2.10 De gemachtigde van xxxxx heeft met een e-mail van 10 augustus 2016 een tek- stuele wijziging in artikel 2 lid 1 en volledige schrapping van de artikelen 2 leden 4 tot en met 6 voorgesteld. Hij heeft daarnaast voorgesteld een bepaling op te ne- men over de toepasselijkheid van de geschillenregeling van de toelatingsovereen- komst op de vaststellingsovereenkomst.
2.11 Met een e-mail van 22 augustus 2016 heeft de gemachtigde van verweerster aan de gemachtigde van eiser bericht dat de tekstuele wijziging van artikel 2 lid 1 ak- koord was, maar dat verweerster niet akkoord was met schrapping van de artike- len 2 leden 4-6, en evenmin akkoord met een verwijzing naar de geschillenrege- ling van de toelatingsovereenkomst. Hij heeft dat laatste gemotiveerd met de me- dedeling dat toetsing van een vaststellingsovereenkomst meer past bij de gewone rechter dan bij het Scheidsgerecht.
2.12 Met een e-mail van 13 oktober 2016 heeft de gemachtigde van xxxxx aan de ge- machtigde van verweerster bericht dat ondertekening van het voorgestelde artikel 2 leden 4-6, en in het bijzonder het boetebeding van lid 5, voor eiser onaanvaard- baar was. De gemachtigde heeft met betrekking tot artikel 2 lid 4 toegelicht dat het geenszins de bedoeling van xxxxx was om zich negatief over verweerster uit te laten, maar dat eiser al langere tijd speelde met de gedachte een boek te schrij- ven over zijn ervaringen in de zorg en hij de vrijheid wilde houden om zijn mening op schrift te stellen. De gemachtigde heeft daaraan toegevoegd dat eiser de al- gemene fatsoensnormen in acht zal nemen en er helemaal niet op uit is een on- rechtmatige daad te plegen.
2.13 Met een e-mail van 14 oktober 2016 heeft de gemachtigde van verweerster aan de gemachtigde van eiser bericht dat eiser de vaststellingsovereenkomst met arti- kel 2 leden 4-6 zal moeten ondertekenen om enig bedrag van verweerster te kun- nen ontvangen en dat verweerster, indien xxxxx blijft weigeren, haar juridische kosten met ingang van de datum van de e-mail zal gaan verhalen op eiser en zal
verrekenen met het bedrag van € 33.000 dat als reservering zal worden aange- houden tot de vaststellingsovereenkomst zal zijn ondertekend.
2.14 Eiser heeft geweigerd een vaststellingsovereenkomst waarvan artikel 2 leden 4-6 onderdeel uitmaken te ondertekenen.
3. Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
3.1 Eiser heeft zijn vordering tijdens de mondelinge behandeling verminderd met de onder 1.1 sub 2 vermelde vordering tot afgifte van een schriftelijke verklaring over de in de kliniek van verweerster verrichte werkzaamheden. Xxxxx meende die verklaring nodig te hebben voor zijn herregistratie in het BIG-register. Tijdens de mondelinge behandeling is door of namens eiser toegelicht dat de herregistratie inmiddels is verkregen, zodat eiser geen belang meer heeft bij dit onderdeel van zijn vordering.
3.2 Eiser grondt zijn onder 1.1 sub 1 vermelde vordering tot betaling van
€ 33.000 op de overeenstemming die partijen in juli 2016 over de betaling van dat bedrag hebben bereikt. Volgens eiser verkeert verweerster sinds 1 september 2016 in verzuim. Eiser betwist dat de ondertekening van de vaststellingsovereen- komst een opschortende voorwaarde is waarvan de opeisbaarheid van het bedrag van € 33.000 afhangt. Eiser betwist ook dat de bedingen 2.4 tot en met 2.6 ge- bruikelijke bedingen zijn en dat verweerster in redelijkheid van hem kan verlan- gen die bedingen te tekenen.
3.3 Eiser grondt de bevoegdheid van het Scheidsgerecht op de arbitrageclausule van artikel 27 van de toelatingsovereenkomst in combinatie met de proceshouding van verweerster in de procedure die eerder bij de rechtbank D. is gevoerd.
3.4 Verweerster heeft erkend dat partijen in juli 2016 overeenstemming hebben be- reikt over de betaling van een bedrag van € 33.000. Volgens verweerster is de verbintenis tot betaling echter niet opeisbaar geworden omdat partijen de onder- tekening van een schriftelijke vaststellingsovereenkomst met gebruikelijke bedin- gen zijn overeengekomen als opschortende voorwaarde. Verweerster stelt dat de bedingen 2.4 tot en met 2.6 gebruikelijk zijn en dat eiser zonder goede grond weigert zijn handtekening te zetten onder de door haar gemachtigde aangeleverde tekst.
3.5 Verweerster betwist de bevoegdheid van het Scheidsgerecht. Zij heeft daartoe aangevoerd dat de toelatingsovereenkomst is geëindigd, dat de vaststellingsover- eenkomst geen nadere regeling in de zin van artikel 27 van de toelatingsovereen- komst is en dat partijen in juli 2016 niet opnieuw arbitrage zijn overeengekomen omdat verweerster dat niet heeft gewild. Volgens verweerster ging ook eiser er van uit dat artikel 27 was geëindigd en heeft zijn gemachtigde daarom voorge- steld in de vaststellingsovereenkomst een nieuwe arbitrageclausule op te nemen.
3.6 Voor wat betreft de nevenvorderingen twisten partijen alleen over de vraag of gewone wettelijke rente of de handelsrente verschuldigd is. Volgens eiser voldoet de toelatingsovereenkomst aan de definitie van een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW. Xxxxx heeft zijn stelling onderbouwd met een ver-
wijzing naar de uitspraak van het Scheidsgerecht in de zaak met nummer 16/05. Volgens verweerster is de toelatingsovereenkomst geen handelsovereenkomst. Zij voert aan dat zij louter de administratieve afhandeling van het aan eiser toeko- mende honorarium verzorgde en dat het debiteurenrisico volledig bij eiser lag. Een andere opvatting moet volgens verweerster leiden tot verlies van de (fiscale) status van eiser als vrijgevestigd medisch specialist.
4. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht
4.1 Het Scheidsgerecht zal als eerste beoordelen of zijn bevoegdheid volgt uit artikel 27 van de toelatingsovereenkomst.
4.2 Verweerster heeft betwist dat het geschil tussen partijen kan worden gekwalifi- ceerd als een geschil naar aanleiding van de toelatingsovereenkomst of een nade- re regeling die daaruit voortvloeit in de zin van artikel 27. Verweerster heeft ook betwist dat xxxxx nog rechten kan ontlenen aan artikel 27 van de toelatingsover- eenkomst. Dat standpunt moet worden verworpen. Het geschil heeft betrekking op de nadere overeenkomst die partijen in juli 2016 hebben gesloten om te ko- men tot een afrekening van het honorarium dat eiser op grond van artikel 20 van de toelatingsovereenkomst via verweerster heeft gedeclareerd en dat verweerster op grond van dat zelfde artikel aan hem moet doorbetalen. Dat maakt dat het ge- schil betrekking heeft op een nadere regeling die voortvloeit uit de toelatingsover- eenkomst. In artikel 27 staat letterlijk dat alle geschillen “naar aanleiding van” de toelatingsovereenkomst en ”nadere regelingen die daaruit voortvloeien” zijn on- derworpen aan arbitrage. Met artikel 27 van de toelatingsovereenkomst zijn par- tijen dus een ruime arbitrageclausule overeengekomen, die er gezien de gekozen bewoordingen toe strekt alle geschillen tussen hen die verband houden met de werkzaamheden van xxxxx in de kliniek van verweerster door het Scheidsgerecht te laten beslechten. Uit de woorden “naar aanleiding van” blijkt dat partijen de reikwijdte van de clausule niet hebben willen beperken tot geschillen die tijdens de looptijd van de overeenkomst zouden ontstaan, maar dat zij deze hebben wil- len doen gelden voor alle geschillen die zouden voortvloeien uit de rechtsverhou- ding die met de toelatingsovereenkomst in het leven is geroepen. Partijen hebben ook uitdrukkelijk vastgelegd dat de regeling van artikel 27 mede van toepassing zal zijn op nadere uit de toelatingsovereenkomst voortvloeiende overeenkomsten. Dat is een krachtige aanwijzing dat partijen bij het sluiten van de toelatingsover- eenkomst hebben beoogd te bewerkstelligen dat, ingeval zij hun rechtsverhouding zouden wijzigen, de geschillenregeling tussen hen zou blijven gelden, zonder dat deze steeds opnieuw zou moeten worden overeengekomen of bevestigd.
4.3 Het vorenstaande wordt niet anders doordat partijen geen overeenstemming heb- ben kunnen bereiken over een verwijzing in de tekst van de vaststellingsovereen- komst naar artikel 27 van de toelatingsovereenkomst. Het staat namelijk vast dat partijen ook geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over het buiten werking stellen van de arbitrageclausule. Deze clausule is daarom blijven gelden.
4.4 Uit het voorgaande volgt dat het Scheidsgerecht op grond van artikel 27 van de toelatingsovereenkomst bevoegd is om de vordering te beoordelen. De pro- ceshouding van verweerster in de procedure bij de rechtbank D. behoeft daarom niet meer beoordeeld te worden.
5. De inhoudelijke beoordeling van het geschil
5.1 Het Scheidsgerecht beslist overeenkomstig het arbitragereglement naar de rege- len des rechts. Partijen zijn geen afwijkende maatstaf overeengekomen.
5.2 Uit de e-mails die de gemachtigden van partijen op of omstreeks 7 juli 2016 heb- ben gewisseld blijkt dat partijen overeenstemming hebben bereikt over betaling van het bedrag van € 33.000 en dat zij als uiterste betaaldatum 31 augustus 2016 zijn overeengekomen. De afspraak dat de bereikte overeenstemming schriftelijk moest worden uitgewerkt en vastgelegd dienden partijen uit te voeren met in- achtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid. Die brengen in dit geval mee dat verweerster in redelijkheid niet kon verlangen dat eiser artikel 2 le- den 4-6 zou accepteren. De bedingen in de leden 4-6 zijn in de omstandigheden van dit geval, waarin het alleen ging om de afrekening van het door eiser via ver- weerster gedeclareerde honorarium, niet aan te merken als gebruikelijke bedingen die naast de geheimhoudingsplicht van artikel 2 lid 1 plegen te worden overeen- gekomen. Verweerster heeft haar stelling dat dit wel zo is onvoldoende onder- bouwd. Zij heeft alleen gesteld dat zij zelf deze (boete) bedingen pleegt op te ne- men in vaststellingsovereenkomsten waarbij zij betrokken is. Maar daarmee zijn het nog geen gebruikelijke bedingen geworden. Verweerster heeft overigens ook niet gesteld dat eiser bekend was met het gestelde gebruik binnen verweerster. Verweerster heeft ook geen feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan de eisen van redelijkheid en billijkheid in dit geval zouden meebrengen dat eiser de bedingen wel zou moeten tekenen. Omdat verweerster bij de niet-vervulling van de gestelde opschortende voorwaarde belang had, en verweerster de vervul- ling heeft belet, geldt de voorwaarde op grond van het bepaalde in artikel 6:23 lid 1 BW als vervuld. Verweerster zal dan ook veroordeeld worden om het bedrag van
€ 33.000 aan eiser te betalen.
5.4 De overeenkomt over de betaling van € 33.000 kan worden gekwalificeerd als een handelsovereenkomst in de zin van artikel 6:119a lid 1 BW. De overeenkomst is namelijk gesloten tussen twee professionele partijen en de betaling houdt verband met het verrichten van administratieve diensten door verweerster tegen een door eiser te betalen vergoeding. In de toelatingsovereenkomst zijn partijen geen ui- terste dag van betaling overeengekomen. In de overeenkomst die zij in juli 2016 hebben gesloten, hebben zij dat wel gedaan. Dat brengt mee dat verweerster met ingang van 1 september 2016 in verzuim is komen te verkeren. De wettelijke handelsrente zal daarom worden toegewezen vanaf 1 september 2016.
5.5 Verweerster zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroor- deeld in de kosten van het Scheidsgerecht. De kosten van het Scheidsgerecht hebben € 6004,91 bedragen en worden in verband met de omvang van het voor- schot afgerond op € 6000,00. Verweerster zal ook worden veroordeeld om aan ei- ser het gevorderde bedrag van € 1.000 te betalen als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand. Dit bedrag is op zichzelf niet betwist en komt het Scheidsge- recht niet onredelijk voor.
6. De beslissing
Het Scheidsgerecht wijst het volgende arbitrale vonnis: in het incident
De vordering wordt afgewezen; in de hoofdzaak
6.1 Verweerster wordt veroordeeld om aan xxxxx het bedrag van € 33.000 te betalen, vermeerderd met de wettelijke handelsrente over dit bedrag vanaf 1 september 2016 tot de voldoening;
in het incident en de hoofdzaak verder
6.2 De kosten van het Scheidsgerecht moeten door verweerster worden gedragen. Deze kosten bedragen € 6.000,00 en worden verhaald op het voorschot dat eiser heeft betaald. Verweerster wordt veroordeeld het bedrag van € 6000,00 aan eiser te betalen;
6.3 Verweerster wordt veroordeeld een bedrag van € 1.000,00 aan eiser te betalen als vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand.
Dit vonnis is gewezen te X. en op 17 februari 2017 aan de partijen verzonden.