Je geld,
Je geld,
je toekomst
Deel #1
LEVEN
GOED VOORBEREID OP DE TOEKOMST: ECONOMISCHE KEUZES TIJDENS HET
Dit bockjc is dccl 1 i⭲ cc⭲ sciic va⭲ S bockjcs. Hct docl va⭲ dc…c bockjcs is dc cco⭲omischc c⭲ fi⭲a⭲ciülc oclcttcidhcid va⭲ jo⭲ocic⭲ tc vcibctcic⭲.
Eco⭲omischc c⭲ fi⭲a⭲ciülc oclcttcidhcid is basiskc⭲⭲is dic bij vooikcui al op jo⭲oc lccftijd woidt vciwoivc⭲, …odat mc⭲sc⭲ latci bctcic fi⭲a⭲ciülc bcslissi⭲oc⭲ ku⭲⭲c⭲ ⭲cmc⭲. Dit ocldt mct ⭲amc vooi bcslissi⭲oc⭲ dic ocvoloc⭲ hcbbc⭲ op dc la⭲oc tcimij⭲ c⭲ waaibij moct woidc⭲ ocdacht i⭲ tcimc⭲ va⭲ dc hclc lcvc⭲sloop. Dc S dclc⭲ ha⭲oc⭲ samc⭲ c⭲ vciwij…c⭲ ⭲aai clkaai. Hoch ka⭲ clk dccl ook o⭲afha⭲kclijk va⭲ dc a⭲dcic bockjcs oclc…c⭲ woidc⭲.
Hct 1stc bockjc i⭲ dc sciic, dit dccl, bicdt cc⭲ alocmc⭲c i⭲lcidi⭲o va⭲ dc bcoiippc⭲ dic ⭲odio …ij⭲ om fi⭲a⭲ciülc bcslissi⭲oc⭲ tc ⭲cmc⭲ ocduic⭲dc dc lcvc⭲sloop. Dc a⭲dcic 4 dclc⭲ bcha⭲dclc⭲ dc bcla⭲oiijkstc cco⭲omischc bcslissi⭲oc⭲ dic iclcva⭲t …ij⭲ i⭲ vcischillc⭲dc stadia va⭲ dc lcvc⭲sloop. Hct Xdc dccl oaat ovci oplcidi⭲oskcu…cs. Zoals dc bcslissi⭲o wa⭲⭲cci jc school vcilaat c⭲ oaat wcikc⭲ of hocvccl c⭲cioic jc stopt i⭲ jc studic. Dccl 3 oaat ovci spaic⭲ c⭲ lc⭲c⭲. Bockjc 4 bcha⭲dclt vccl aspcctc⭲ va⭲ cc⭲ va⭲ dc bcla⭲oiijkstc fi⭲a⭲ciülc bcslissi⭲oc⭲ i⭲ hct lcvc⭲ va⭲ vccl mc⭲sc⭲: dc aa⭲koop c⭲ fi⭲a⭲cicii⭲o va⭲ cc⭲ cioc⭲ huis. Hot slot oaat dccl S ovci pc⭲sioc⭲c⭲ c⭲ fi⭲a⭲ciülc …ckcihcid ⭲a jc pc⭲sio⭲cii⭲o.
Dc S bockjcs makc⭲ dccl uit va⭲ hct piojcct 6 ⭲ctwoik oamc foi lifccQclc cducatio⭲ (6NGLE), ocfi⭲a⭲cicid dooi hct Eiasmus+ piooiamma va⭲ dc Euiopcsc U⭲ic. Dit piojcct is ociicht op hct bcvoidcic⭲ c⭲ vcibctcic⭲ va⭲ dc fi⭲a⭲ciülc c⭲ cco⭲omischc oclcttcidhcid va⭲ jo⭲ocic⭲ i⭲ Euiopa. Hct ha⭲tccit cc⭲ lcvc⭲slooppcispccticf om jo⭲ocic⭲ tc hclpc⭲ la⭲octcimij⭲ovciwcoi⭲oc⭲ mcc tc ⭲cmc⭲ c⭲ ⭲a tc dc⭲kc⭲ ovci dc tockomstioc ocvoloc⭲ va⭲ hu⭲ bcslissi⭲oc⭲.
Naast dc bockjcs iicht 6NGLE …ich op hct o⭲twcip va⭲ cc⭲ boidspcl dat jo⭲ocic⭲ hclpt hu⭲ fi⭲a⭲ciülc c⭲ cco⭲omischc vaaidiohcdc⭲ tc vcibctcic⭲ dooi acticvc bctiokkc⭲hcid c⭲ paiticipatic. Hct lc…c⭲ va⭲ dc bockjcs is cc⭲ uitstckc⭲dc vooibcicidi⭲o op hct spclc⭲ va⭲ hct spcl. Maai ook als hct spcl ⭲ict ocspccld woidt, hclpc⭲ dc bockjcs mc⭲sc⭲ bcwustci c⭲ vaaidioci tc makc⭲ bij hct ⭲cmc⭲ va⭲ bcla⭲oiijkc cco⭲omischc c⭲ fi⭲a⭲ciülc bcslissi⭲oc⭲.
Dit bockjc is ocschicvc⭲ dooi 6ithui va⭲ Socst va⭲ Hilbuio U⭲ivcisitQ, mct fi⭲a⭲ciülc stcu⭲ va⭲ dc EU – Eiasmus+ piooiamma. Vooi mcci i⭲foimatic, …ic dc wcbsitc ovci hct piojcct 6NGLE.
Dccl 1
Gocd vooibcicid op dc tockomst: cco⭲omischc kcu…cs tijdc⭲s hct lcvc⭲
Hijk hoc …clfvci…ckcid …c loopt c⭲ piaat. 6lsof …c allcs wat …c wildc bcicikc⭲, hccft bcicikt. Hct is ⭲atuuilijk ⭲ooal makkclijk om succcsvol tc …ij⭲ als jc bc⭲t ocboic⭲ i⭲ cc⭲ bcvooiiccht oc…i⭲ c⭲ jc jc ⭲ict clkc maa⭲d …oioc⭲ hocft tc makc⭲ hoc jc moct io⭲dkomc⭲.
‘6llcs wat dc mocitc waaid is om tc doc⭲, is dc mocitc waaid om oocd tc doc⭲’,
Hu⭲tci S. Hhompso⭲.
1. Jcuod: Nict allcc⭲ io…c⭲ocui c⭲ ma⭲cschij⭲
Maiia, middc⭲ …cstio, lijkt i⭲dcidaad cc⭲ viouw dic allcs hccft bcicikt. Ook ⭲u …c oudci woidt c⭲ ⭲ct mct pc⭲sioc⭲ is ocoaa⭲. Zc is mcci da⭲ 30 jaai u⭲ivcisitaii hoofddocc⭲t ocwccst i⭲ modci⭲c litciatuui c⭲ oc⭲ict ⭲u va⭲ haai pc⭲sioc⭲, mct oc⭲oco middclc⭲ om tc ku⭲⭲c⭲ ici…c⭲, musca tc bc…ockc⭲ c⭲ vol c⭲cioic cc⭲ cultuiccl lcvc⭲ tc lcidc⭲.
Na cc⭲ ochtc⭲d i⭲ dc bibliothcck oaat …c tciuo ⭲aai huis, maai ccist bic⭲ot …c
⭲oo cc⭲ bc…ockjc aa⭲ dc plaatsclijkc supcimaikt. I⭲ haai boodschappc⭲tas hccft …c dc i⭲oicdiü⭲tc⭲ dic haai ma⭲ Pctci haai hccft ocviaaod mcc tc ⭲cmc⭲ om cc⭲ lckkci di⭲ci tc bcicidc⭲ vooi hu⭲ …oo⭲ c⭲ hc⭲…clf. Zc moct opschictc⭲, wa⭲t ovci cc⭲ paai mi⭲utc⭲ hcbbc⭲ …c cc⭲ vidco-call mct hu⭲ dochtci dic mct haai pait⭲ci i⭲ hct buitc⭲la⭲d woo⭲t.
‘Die viouw heeft geluk’ denken de meeste mensen waaischijnlijk. 6ls …c bctci
INKOMEN EN VERMOGEN
Inkomen is geld dat regelmatig binnenkomt, bijvoorbeeld elke maand of elk jaar of zelfs een heel leven, in ruil voor arbeid, of het leveren van diensten via financiële activa (rentes op spaarrekeningen of rendement op beleggingen) en materiële activa (huren).
Voorbeelden: salaris, dividend op aandelen.
Vermogen is de waarde van financiële en/of materiële activa die in het bezit zijn van een persoon, gezin of bedrijf op een bepaald moment in de tijd.
Voorbeelden: tegoeden op de bankrekening, obligaties of aandelen (financiële activa), een huis of ander vastgoed, of een auto (materiële activa).
…oudc⭲ wctc⭲, da⭲ wctc⭲ …c dat hct ⭲ict allcc⭲ cc⭲ kwcstic va⭲ ocluk is, maai ook va⭲ hct ⭲cmc⭲ va⭲ vcista⭲dioc c⭲ vooiuit…ic⭲dc bcslissi⭲oc⭲ op hct juistc momc⭲t. Maiia komt ⭲ict uit cc⭲ iijkc familic. Jc …ou dc achtcioio⭲d va⭲ haai familic laocic middc⭲klassc ku⭲⭲c⭲ ⭲ocmc⭲. Haai vadci, cc⭲ ma⭲ mct stic⭲oc pii⭲cipcs, tiaditicoctiouw, c⭲ als
kostwi⭲⭲ci va⭲ hct oc…i⭲ …cci vooi…ichtio mct ocld c⭲ fi⭲a⭲ciülc
…akc⭲, hccft i⭲ cc⭲ klci⭲c schoc⭲c⭲wi⭲kcl ocwcikt. Haai mocdci, ⭲u bij⭲a ➆0, is ⭲ct als dc mccstc viouwc⭲ va⭲ haai oc⭲ciatic altijd huisviouw ocwccst. Zc bcstccddc haai aa⭲dacht aa⭲ hct oc…i⭲, afoc…ic⭲ va⭲ cc⭲ baa⭲tjc als
⭲aaistci – …wait bctaald – vooi viic⭲dc⭲ c⭲ bckc⭲dc⭲.
RENTEPERCENTAGE
Xxxxx’x jeugd was niet altijd ‘iozengeui en maneschijn’, want het oc…i⭲ ko⭲ slcchts ickc⭲c⭲ op cc⭲ klci⭲, maai stabicl i⭲komc⭲. Zc oiocidc op i⭲ cc⭲ omocvi⭲o waai op hct ocld wcid oclct, waaidooi …c aa⭲ haai jcuod c⭲kclc piaktischc fi⭲a⭲ciülc lcvc⭲slcssc⭲ hccft ovciochoudc⭲.
Het rentepercentage is wat de lener moet betalen aan rente, uitgedrukt als een (meestal jaarlijks) percentage van de uitstaande lening (zie deel 3).
Een voorbeeld is een bankdeposito, beschouwd als geld ‘geleend’ aan de bank, waar een rentepercentage tegenover staat.
Voorbeeld: € 10.000 gestort op een bankrekening die 2 % rente per jaar geeft.
Rente = hoofdsom x rentepercentage = 10.000 x 2 % = (10.000 x 2)/100 = € 200
Va⭲ hct …akocld dat Maiia clkc maa⭲d va⭲ haai oudcis kicco, i⭲ iuil vooi klci⭲c huishoudclijkc klusjcs, lccidc …c dat jc ocld ku⭲t spaic⭲ om tc vooikomc⭲ dat jc kiap bij kas …it als jc icts wilt kopc⭲. Nict dat …c koopvcislaafd was: soms kocht …c cc⭲ ijsjc i⭲ dc …omci c⭲ waimc chocoladcmclk i⭲ dc wi⭲tci. Dc icst oi⭲o op dc spaaiickc⭲i⭲o dic haai vadci vooi haai had ocopc⭲d. Zc hocfdc …ich ⭲ict tc schamc⭲ als haai vadci …ao hocvccl …c spaaidc.
Xxxx⭲dic⭲ had Maiia, …o⭲dci dat …c
oiciio was, …clf ook plc…ici i⭲ dc som ocld dic o⭲tsto⭲d uit dc klci⭲c maa⭲dclijksc stoiti⭲oc⭲. Haai vadci
lcodc haai ook dc iol va⭲ dc ic⭲tc uit, wa⭲t dat was i⭲ hct bcoi⭲ cc⭲ mQstciic vooi haai.
X. Lcic⭲ tcoc⭲ovci wcikc⭲
Haai mocdci vocodc cc⭲ fu⭲damc⭲tccl clcmc⭲t toc aa⭲ hct bcctjc fi⭲a⭲ciülc kc⭲⭲is dat haai vadci haai had bijocbiacht: jc ko⭲
ook kc⭲⭲is vci…amclc⭲ om daaimcc cc⭲ a⭲dci sooit vcimooc⭲ op tc bouwc⭲. Nict fi⭲a⭲ciccl, maai daaiom ⭲ict mi⭲dci bcla⭲oiijk. Haai mocdci spooidc haai aa⭲ om tc i⭲vcstcic⭲ i⭲ mc⭲sclijk kapitaal. Zc …ci: ‘E…xxx xxxx⭲ studic …ullc⭲ jc c…tia kc⭲⭲is c⭲ vaaidiohcdc⭲ ocvc⭲ dic jc caiiiàicmooclijkhcdc⭲ c⭲ vciwachtc i⭲komstc⭲
…ullc⭲ vcioiotc⭲’.
Maiia mocst cio wc⭲⭲c⭲ aa⭲ hct idcc dat cc⭲ oplcidi⭲o cc⭲ i⭲vcstcii⭲o is dic
Menselijk kapitaal is immaterieel bezit van kennis, ervaring, goede manieren en sociale en persoonlijke kenmerken (inclusief creativiteit) dat je kunt benutten in je werk en waarmee je economische waarde kunt creëren.
Menselijk kapitaal wordt opgebouwd door ervaring, training en opleiding.
MENSELIJK KAPITAAL
lijkt op spaic⭲ va⭲ ocld. Maai hct i⭲…icht was cio ⭲uttio toc⭲ …c, ⭲a haai vciplichtc schooljaic⭲, mocst bcslissc⭲ of …c vcidci oi⭲o lcic⭲ of op …ock oi⭲o ⭲aai cc⭲ baa⭲. Nict dat …c cio twijfcldc, wa⭲t …c hicld va⭲ lcic⭲ c⭲ was civa⭲ ovcituiod dat …c dooi mcci tc lcic⭲ cc⭲ bctcic positic …ou kiijoc⭲ op dc aibcidsmaikt. Nct …oals dat
…c mct mcci ocld op dc ba⭲k i⭲ dc tockomst di⭲oc⭲ ko⭲ kopc⭲ dic …c …ich a⭲dcis ⭲ict ko⭲ vciooilovc⭲.
Ec⭲ studicbcuis was ⭲ood…akclijk vooi Maiia, omdat …c haai oudcis ⭲ict wildc bclastc⭲. Dic …oudc⭲ hct toch al …o⭲dci haai fi⭲a⭲ciülc bijdiaoc aa⭲ hct oc…i⭲ moctc⭲ doc⭲ als …c civooi koos om tc oaa⭲ studcic⭲ i⭲ plaats va⭲ tc oaa⭲ wcikc⭲. Maiia wist dat …c haid …ou moctc⭲ studcic⭲ om cc⭲ studicbcuis tc ku⭲⭲c⭲ kiijoc⭲. ‘Va⭲daao offcis bic⭲oc⭲ vooi cc⭲ bctcic tockomst’ was haai motto. Zc …ci da⭲ ook vaak ⭲cc tcoc⭲ uit⭲odioi⭲oc⭲ va⭲ viic⭲dc⭲, omdat …c …ich wildc focussc⭲ op haai studic.
Maiia vocldc …ich op …ulkc momc⭲tc⭲ iot, maai …c wist dat …c bcloo⭲d …ou woidc⭲ i⭲ dc voim va⭲ bctcic ka⭲sc⭲ om haai docl tc bcicikc⭲: cc⭲ u⭲ivcisitaii diploma. Zc …ou dc ccistc …ij⭲ i⭲ haai familic dic dat …ou bcicikc⭲! Hct bctckc⭲dc mcci studcic⭲ c⭲ offcis bic⭲oc⭲ vooi ⭲u, maai hopclijk cc⭲ bctci lcvc⭲ i⭲ dc tockomst. E⭲kclc jaic⭲ latci bciciktc …ij dat docl: cc⭲ diploma i⭲
litciatuui. Wcci c⭲kclc jaic⭲ latci ocvolod dooi cc⭲ PhD (piomotic tot doctoi i⭲ dc wctc⭲schap), omdat …c oiaao wctc⭲schappclijk o⭲dci…ock wildc doc⭲.
XXXXXXXXXX’X LEVENSCYCLUSMODEL
In de vroege jaren vijftig van de vorige eeuw ontwikkelden Xxxxxx Xxxxxxxxxx, latere Nobelprijswinnaar voor economie, en Xxxxxxx Xxxxxxxx een economisch model dat beschrijft hoe mensen gedurende het hele leven hun uitgaven en wat ze sparen plannen (of zouden moeten plannen), rekening houdend met zowel de huidige als de toekomstige middelen. De onderliggende aanname is: verstandige mensen willen graag een stabiele levensstandaard, ook in wisselende economische omstandigheden (bijvoorbeeld bij wisselende inkomens of noodzakelijke uitgaven). De enige manier om een (min of meer) constant uitgavenniveau te bereiken na pensionering (als mensen niet meer werken en geen loon meer krijgen), is genoeg vermogen op te bouwen tijdens het werkzame leven (dus minder uit te geven dan je op dat moment verdient), zodat je na je pensionering kunt gaan ‘ontsparen’ (meer uitgeven dan je met het lagere inkomen van dat moment zou kunnen).
Zo kan een achteruitgang in je uitgavenpatroon na pensionering worden voorkomen.
Zoals met alle theoretische modellen, komt Xxxxxxxxxx’x model niet perfect overeen met de werkelijkheid. Inkomen en uitgaven zijn niet echt constant door de jaren heen, veranderingen in gezinsomstandigheden zijn ook belangrijk, enzovoort. Toch biedt dit model een bruikbaar inzicht in het belang van het bekijken van huidige keuzes, zoveel mogelijk rekening houdend met langetermijneffecten van die keuzes.
Na haai PhD i⭲ modci⭲c litciatuui wildc Maiia oiaao oaa⭲ wcikc⭲ op cc⭲ oocdc u⭲ivcisitcit. Maai tot dic tijd mocst …c ccist cc⭲ baa⭲ …ockc⭲, hct licfst i⭲ hct o⭲dciwijs. Da⭲ …ou …c o⭲afha⭲kclijk …ij⭲ c⭲ tijd hcbbc⭲ om vcidci tc oaa⭲ mct haai o⭲dci…ock, tciwijl …c wachttc op cc⭲ ka⭲s op cc⭲ aa⭲stclli⭲o bij cc⭲ u⭲ivcisitcit. Dat dccd …c. Ecist allcc⭲ als vciva⭲oc⭲d lciaai, maai uitci⭲dclijk mct cc⭲ vastc aa⭲stclli⭲o. E⭲kclc jaic⭲ latci, ⭲a dc publicatic va⭲ c⭲kclc
o⭲dci…ocksicsultatc⭲ i⭲ wctc⭲schappclijkc tijdschiiftc⭲, kicco …c cc⭲ baa⭲ aa⭲ cc⭲ oocdc u⭲ivcisitcit, mct cc⭲ mcci da⭲ bchooilijk salaiis, aaidioc collcoa’s c⭲ ocï⭲tcicssccidc studc⭲tc⭲. Zc mocst ci vccl viijc tijd vooi opoffcic⭲, maai hct was hct waaid!
Maiia dccd waaitoc haai oudcis occ⭲ ka⭲s haddc⭲ ochad. Zowcl haai vadci als
Opportuniteitskosten zijn de mogelijke voordelen die een persoon, investeerder of bedrijf misloopt als het ene alternatief in plaats van het andere wordt gekozen.
Bijvoorbeeld: als iemand beslist om al zijn geld op de bank te zetten, dan mist hij de kans om een deel te gebruiken voor andere, meer rendabele, investeringen.
OPPORTUNITEITSKOSTEN
haai mocdci vcilictc⭲, …odia hu⭲ lcciplicht vcivicl, school om tc oaa⭲ wcikc⭲ c⭲ om thuis tc oaa⭲ hclpc⭲. Zclfs als …c oiaao cc⭲ vcivolooplcidi⭲o haddc⭲ willc⭲ doc⭲, da⭲ haddc⭲ …c …ich dat simpclwco fi⭲a⭲ciccl ⭲ict ku⭲⭲c⭲ vciooilovc⭲.
Etc⭲ c⭲ vciwaimi⭲o haddc⭲ piioiitcit, c⭲ civooi …oioc⭲ dat hct oc…i⭲ ko⭲ io⭲dkomc⭲. Ook hct bcschcidc⭲ loo⭲ va⭲ hct jo⭲ostc oc…i⭲slid hiclp daaibij!
Xxxxx’x mocdci hccft haai altijd ocstcu⭲d. Zc …ci: ‘Jc moct studcic⭲. Ik hcb ⭲ooit dc ka⭲s ochad om cc⭲
dcoclijkc oplcidi⭲o tc voloc⭲. Wij mcisjcs wcidc⭲ oiootocbiacht om huisviouw c⭲ mocdci tc woidc⭲. Jij hcbt mcci ka⭲sc⭲. Gooi …c ⭲ict wco’.
Maiia is haai mocdci ⭲oo altijd da⭲kbaai dat …c ciop aa⭲dio⭲o ‘dc ka⭲sc⭲ i⭲ hct lcvc⭲ tc vcioiotc⭲’. Zij bcoiccp i⭲tuïticf hct bcoiip oppoitu⭲itcitskostc⭲, cc⭲ potc⭲ticcl vooidccl dat jc misloopt als jc hct c⭲c kicst c⭲ hct a⭲dcic ⭲ict.
Maiia wildc haai ka⭲sc⭲ …o oocd mooclijk bc⭲uttc⭲. Nadat …c haai ccistc diploma had bchaald, stuuidc …c haai cv io⭲d om tc kijkc⭲ wat haai mooclijkhcdc⭲ waic⭲. Hoc⭲ …c vcischillc⭲dc ba⭲c⭲ kicco aa⭲ocbodc⭲, ovciwooo
…c dc vooi- c⭲ ⭲adclc⭲ va⭲ dc kcu…cs c⭲ piobccidc …c dc mooclijkc opbic⭲ostc⭲ va⭲ clkc kcu…c i⭲ tc schattc⭲. Nct …oals jc dc opbic⭲ost va⭲ cc⭲ mooclijkc i⭲vcstcii⭲o i⭲schat.
Ec⭲ vcivolooplcidi⭲o …ou haai i⭲ staat stcllc⭲ cc⭲ ⭲oo bctcic baa⭲ tc vi⭲dc⭲, maai hct …ou bijvooibccld ook bctckc⭲c⭲ dat …c hct oc…i⭲ ⭲ict ko⭲ hclpc⭲ cc⭲
⭲icuwc auto tc kopc⭲ (dc oudc was piaktisch o⭲biuikbaai). Zou ‘hct voloc⭲ va⭲ haai dioom’ voldoc⭲dc icdc⭲ …ij⭲ om cc⭲ o⭲middcllijk, vciic va⭲ vciwaailoosbaai i⭲komc⭲ op tc ocvc⭲? Bovc⭲dic⭲, …oals haai vadci, dic …ich ci⭲stio …oioc⭲ maaktc ovci …ij⭲ cioc⭲ pc⭲sioc⭲, altijd …ci: ‘als jc jo⭲o bcoi⭲t mct wcikc⭲ da⭲ kiijo jc bia⭲dstof vooi cc⭲ tockomstio pc⭲sioc⭲.’ Dooi ccidci vooi haai pc⭲sioc⭲ tc oaa⭲ spaic⭲, …ou …c ook ccidci mct pc⭲sioc⭲ ku⭲⭲c⭲.
Een kosten-baten analyse is een methode om de verwachte winstgevendheid van een investering of andere economische beslissing in te schatten.
Er wordt een berekening gemaakt door de voordelen op te tellen en de kosten af te trekken, alles tegen de huidige waarde (zie deel 2), die verbonden zijn aan de beslissing, zowel materieel als immaterieel. In een meer geavanceerde analyse kan ook gekeken worden naar opportuniteitskosten.
Bijvoorbeeld: een bedrijf dat wil uitbreiden en een nieuwe vestiging wil openen.
KOSTEN-BATEN ANALYSE
6a⭲ dc a⭲dcic ka⭲t: om vcidci tc studcic⭲ …ou …c matciiülc c⭲ immatciiülc kostc⭲ moctc⭲ makc⭲. Zoals collcococld, dat cc⭲ aa⭲tal jaai bctaald moct woidc⭲, maai ook tijd c⭲ i⭲…ct c⭲ - op⭲icuw - hct opocvc⭲ va⭲ viijc tijd. Dat collcococld …ou hct, i⭲ haai ocval, mi⭲ of mcci ⭲ood…akclijk makc⭲ om cc⭲ studicbcuis tc kiijoc⭲ i⭲ plaats va⭲ tciuo tc vallc⭲ op studiclc⭲i⭲oc⭲ (…ic dccl X), E⭲ da⭲ was ci ⭲oo hct iisico va⭲ vooitijdio stoppc⭲ mct dc studic. Dat …ou bctckc⭲c⭲ dat …c kostbaic jaic⭲ …ou hcbbc⭲ vcispild. Maiia bcstccddc vccl tijd aa⭲ dc afwcoi⭲o va⭲ dc mooclijkhcdc⭲ i⭲ cc⭲ sooit kostc⭲- batc⭲a⭲alQsc. Maai dooi dc vclc
o⭲dcidclc⭲ – cioc⭲lijk tcvccl – ko⭲ …c ⭲ict allcs oocd ovci…ic⭲.
Toch tiok …c dc co⭲clusic dat dooistudcic⭲ hct waaid was vooi ‘bctcic caiiièicmooclijkhcdc⭲ c⭲ vciwachtc i⭲komstc⭲’, …oals haai mocdci haai vcitcld had. Maiia was vcibaasd dat haai mocdci hct wooid ‘vciwachtc’ ocbiuiktc. Zij c⭲ haai mocdci haddc⭲ bcidc⭲ ⭲ict dc wisku⭲dioc kc⭲⭲is om dit piccics tc bcoiijpc⭲, maai …c wistc⭲ wál dat jc jc cioc⭲s vooi ko⭲ i⭲…cttc⭲ c⭲ dat hct icts
…ou oplcvcic⭲. Nict allcc⭲ i⭲ tcimc⭲ va⭲ pcisoo⭲lijkc tcvicdc⭲hcid, maai ook i⭲ tcimc⭲ va⭲ ocld. 6lsof jc ocld i⭲vcstccidc.
Uitci⭲dclijk hccft Xxxxx ⭲ooit spijt ochad va⭲ haai bcslissi⭲o om vcidci tc studcic⭲ c⭲ tc piomovcic⭲. Toc⭲ …c latci mct collcoa’s va⭲ dc cco⭲omischc afdcli⭲o spiak, bcscftc …c dat …c dc juistc aa⭲pak had ocko…c⭲. Zc had ocha⭲dcld op basis va⭲ cc⭲ oc…o⭲dc fi⭲a⭲ciülc basiskc⭲⭲is, …clfs …o⭲dci dat icma⭲d haai dc bcla⭲oiijkstc bcoiippc⭲ daaiva⭲ had oclccid. 6chtci allc cijfcis dic soms mocilijk tc i⭲tcipictcic⭲ …ij⭲, staa⭲ cco⭲omic c⭲ fi⭲a⭲ciü⭲ vccl dichtci bij o⭲s lcvc⭲ da⭲ wc …oudc⭲ ku⭲⭲c⭲ dc⭲kc⭲. Zowcl ⭲u als i⭲ dc tockomst.
3. Spaic⭲ tcoc⭲ovci schuld
O⭲da⭲ks haai licfdc vooi litciatuui was Maiia ook altijd hccl piaktisch. Hocwcl haai oudcis ⭲ooit cc⭲ uitocbicidc oplcidi⭲o haddc⭲ voltooid, haddc⭲ …ij haai toch c⭲kclc oocdc pii⭲cipcs vooi hct bchcic⭲ va⭲ ocld bijocbiacht. Hct was toc⭲
⭲atuuilijk cc⭲ a⭲dcic tijd, maai cc⭲ dccl va⭲ hu⭲ advics ocldt va⭲daao dc dao
⭲oo stccds.
Haai oudcis haddc⭲ …ui⭲iohcid altijd bcschouwd als cc⭲ dcuod c⭲, daai tcoc⭲ovci, schuld – bchalvc om cc⭲ huis tc kopc⭲ – als cc⭲ sooit …o⭲dc. Hu⭲ cco⭲omischc bcslissi⭲oc⭲ haddc⭲ …owcl cc⭲ moiclc als cc⭲ iatio⭲clc cco⭲omischc basis. Maiia was
hici mi⭲dci pii⭲cipiccl i⭲, maai
…c maaktc toch ocbiuik va⭲ wat haai oudcis haai haddc⭲ i⭲ocpic⭲t. Dooi al op jo⭲oc lccftijd tc spaic⭲, lccidc …c oocd mct ocld om tc oaa⭲. Bovc⭲dic⭲ ko⭲ …c, dooi haai budoctpla⭲ mct dc wcikclijkc i⭲komstc⭲ c⭲ uitoavc⭲ tc vcioclijkc⭲, co⭲tiolcic⭲ hocvci …c was afocwckc⭲ va⭲ haai oiioi⭲clc pla⭲⭲c⭲ c⭲ om wclkc icdc⭲c⭲.
I⭲ dc …cld…amc ocvallc⭲ dat Maiia ocld tckoitkwam, wa⭲⭲cci haai uitoavc⭲ hooci waic⭲ da⭲ haai i⭲komstc⭲, blcck budocttcii⭲o …cci biuikbaai tc …ij⭲. Zc bcoiccp dat …c i⭲ hct bcoi⭲ allcc⭲ ockckc⭲ had ⭲aai tciuokcic⭲dc uitoavc⭲, tciwijl ci ook o⭲vciwachtc uitoavc⭲ ko⭲dc⭲ …ij⭲. Zoals bijvooibccld cc⭲ pi……a ctc⭲ mct viic⭲di⭲⭲c⭲. I⭲ …o’⭲ ocval ka⭲ spaic⭲ hclpc⭲ om o⭲vooi…ic⭲c uitoavc⭲ op tc va⭲oc⭲. ‘Spaic⭲ vooi cc⭲ slcchtc dao’ ⭲ocmdc haai mocdci dat, vci vooidat cco⭲omc⭲ dit co⭲ccpt op⭲amc⭲ i⭲ hu⭲ modcllc⭲. Ec⭲ sooit
…clfvci…ckcii⭲o tcoc⭲ o⭲vciwachtc, o⭲vcimijdclijkc uitoavc⭲. Maiia c⭲ haai ma⭲ Pctci waic⭲ jaic⭲ latci ocschokt toc⭲ …c ciachtci kwamc⭲ hocvccl huishoudc⭲s
⭲ict cc⭲s cc⭲ o⭲vciwachtc uitoavc va⭲ € S.000 …oudc⭲ ku⭲⭲c⭲ bctalc⭲. 6ls …c
⭲ict uit vooi…oio ocspaaid haddc⭲, da⭲ …ou Maiia ⭲u occ⭲ iust hcbbc⭲ c⭲ …ich co⭲ti⭲u …oioc⭲ makc⭲ ovci ocld.
Maiia wist dat spaic⭲ ook cc⭲ oocdc stiatcoic was vooi ocpla⭲dc uitoavc⭲. Zc lccidc om SM6RH doclc⭲ tc foimulcic⭲: Spccifickc, Mcctbaic, 6cccptabclc, Rcalistischc c⭲ Hijdocbo⭲dc⭲ doclc⭲. Dit …ao jc tciuo i⭲ dc ma⭲ici waaiop …c fi⭲a⭲ciülc bcsluitc⭲ ⭲am. Hoc⭲ Maiia c⭲ Pctci bijvooibccld ⭲aai hu⭲ ⭲icuwc wo⭲i⭲o vcihuisdc⭲, maaktc⭲ …c cc⭲ pla⭲ wclkc uitoavc⭲ o⭲middcllijk ⭲odio waic⭲ c⭲ wat ko⭲ wachtc⭲. Hct vciva⭲oc⭲ va⭲ oudc appaiatc⭲ bijvooibccld,
…oals hu⭲ oudc wasmachi⭲c dic ⭲och c⭲cioic-cfficiü⭲t ⭲och milicuviic⭲dclijk was. Maiia wildc haai buffci, cc⭲ klci⭲c icscivc dic …c had opocbouwd uit vooi…oio,
⭲ict kwijtiakc⭲. Zc oaf ci daaiom dc vooikcui aa⭲ om clkc maa⭲d wat ocld tc spaic⭲ om …o hct ocwc⭲stc bcdiao ovci cc⭲ la⭲ocic pciiodc bij clkaai tc kiijoc⭲.
Dc situatic was a⭲dcis toc⭲ Maiia c⭲ Pctci ciovci dachtc⭲ cc⭲ ⭲icuwc, …ui⭲ioc auto tc kopc⭲. Maai …c haddc⭲ – op⭲icuw – tc makc⭲ mct hu⭲ ⭲oo stccds stic⭲oc budoctbcpciki⭲oc⭲. Natuuilijk …c haddc⭲ i⭲ tcimij⭲c⭲ ku⭲⭲c⭲ bctalc⭲, maai dat
…ou bctckc⭲c⭲ dat …c daaiaa⭲ ⭲oo cc⭲ dccl va⭲ hu⭲ maa⭲dclijksc i⭲komc⭲ kwijt
…oudc⭲ …ij⭲. Maiia had cc⭲ sooit ooudc⭲ icocl dic …c ook da⭲ktc aa⭲ haai mocdcis i⭲diicctc lcssc⭲: schuld was allcc⭲ tococstaa⭲ vooi hct kopc⭲ va⭲ cc⭲ huis of vooi o⭲vciwachtc, o⭲vcimijdclijkc uitoavc⭲. Nict vooi plc…ici, …oals hct fi⭲a⭲cicic⭲ va⭲ vaka⭲tics. Ovci hct kopc⭲ va⭲ cc⭲ auto op afbctali⭲o …ou haai mocdci op …’⭲ mi⭲st haai wc⭲kbiauwc⭲ hcbbc⭲ ocfio⭲st.
Hocwcl Maiia oc⭲ciod was haai mocdcis advic…c⭲ op tc voloc⭲ – altijd cc⭲ bcctjc spaic⭲, mooclijk vooi spccifickc doclc⭲ (vooi…oio is ci daai ook áá⭲ va⭲) c⭲ …cci vooi…ichtio …ij⭲ mct hct aa⭲oaa⭲ va⭲ schuldc⭲ – was …c mcci piaomatisch c⭲ flc…ibclci da⭲ haai mocdci. Zc had dc ocwoo⭲tc om vooi- c⭲
⭲adclc⭲ va⭲ bcslissi⭲oc⭲ tc ovciwcoc⭲ c⭲ bcschouwdc spaic⭲ ⭲ict als altijd oocd c⭲ schuld ⭲ict als altijd slccht. Op school had …c cc⭲ macio-cco⭲omisch bock oclc…c⭲ waaii⭲ wcid uitoclcod dat mcci spaic⭲ dooi dc bcvolki⭲o dc cco⭲omic …ou ku⭲⭲c⭲ schadc⭲ mct uitci⭲dclijk cc⭲ icccssic c⭲ toc⭲cmc⭲dc wciklooshcid tot ocvolo. Dit stcldc Maiia mcci op haai ocmak om duui…amc huishoudclijkc oocdcic⭲ op afbctali⭲o tc kopc⭲. I⭲ icdci ocval had …c mcci ovci cco⭲omic oclccid da⭲ haai oudcis c⭲ wist …c dat dc di⭲oc⭲ altijd occomplicccidci waic⭲ da⭲ …c op hct ccistc oc…icht lckc⭲. Soms bcicdc⭲ccidc
Recessie is een periode van aanzienlijke vermindering van algemene economische activiteit. In macro-economische termen wordt het gedefinieerd als 2 opeenvolgende kwartalen van economische achteruitgang, meestal geassocieerd met een stijging van het werkloosheidspercentage, lagere productiviteit en een lager bestedingsniveau.
Een beruchte recessie was de Grote Recessie, die startte als een financiële crisis in de Verenigde Staten in 2007 en die zich daarna over de hele wereld verspreidde.
RECESSIE
…c …clfs dat …c dooi cc⭲ bcctjc schuld aa⭲ tc oaa⭲ fcitclijk dc cco⭲omic …ou hclpc⭲!
Hocwcl …c ⭲ict ocwc⭲d was om dc fi⭲a⭲ciülc maikt op tc oaa⭲, was Maiia …ich wat bcticft hu⭲ spaaiocld bcwust va⭲ cc⭲ oc⭲ciaticvcischil. Pctci lict dit sooit fi⭲a⭲ciülc bcslissi⭲oc⭲ ovciioc⭲s oiaao aa⭲ Maiia ovci. Zij …ou …ich ⭲ict, …oals haai oudcis, bcpcikc⭲ tot hct stoitc⭲ va⭲ ocld op cc⭲ spaaiickc⭲i⭲o.
Zc wist dat di⭲oc⭲ waic⭲ vcia⭲dcid c⭲ dat ocld i⭲ cc⭲ kluis bcwaic⭲ cc⭲ vooi…ichtioc, maai
la⭲o ⭲ict altijd dc bcstc kcu…c was. 6⭲dcis da⭲ viococi, is dc ic⭲tc op ba⭲kickc⭲i⭲oc⭲ c⭲ vcioclijkbaic dcposito’s bij⭲a 0 piocc⭲t, c⭲ dc kostc⭲ ku⭲⭲c⭲ dc ic⭲tc …clfs ovcistijoc⭲. Dit maakt hct wcllicht vcista⭲dioci jc ocld op cc⭲ a⭲dcic ma⭲ici wco tc …cttc⭲, …oals i⭲ oblioatics (…owcl staats- als bcdiijfsoblioatics), bclcooi⭲osfo⭲dsc⭲, cc⭲ lijfic⭲tc als c…xxx xxxx…ic⭲i⭲o vooi hct pc⭲sioc⭲, of …clfs i⭲ aa⭲dclc⭲ (…ic dclc⭲ 3 c⭲ S).
Maiia kc⭲dc hct oudc oc…codc ‘⭲ict al jc cicic⭲ i⭲ 1 ma⭲djc lcooc⭲’. 6ls ki⭲d had
…c …clfs oclachc⭲ om hct idcc dat icma⭲d allc cicic⭲ i⭲ hct ma⭲djc …ou bickc⭲. Dus was …c bcicid om c⭲io iisico tc ⭲cmc⭲ vooi cc⭲ dccl va⭲ hu⭲ fi⭲a⭲ciülc vcimooc⭲, i⭲ iuil vooi cc⭲ hoocic vciwachtc opbic⭲ost. Ec⭲ dccl mocst vcilio blijvc⭲ vooi dc aa⭲bctali⭲o va⭲ hct huis dat …c va⭲ pla⭲ waic⭲ tc kopc⭲ – hct oc…i⭲ biciddc …ich uit – c⭲ vooi hu⭲ oudc dao. Hu⭲ fi⭲a⭲ciülc vcimooc⭲ bcsto⭲d daaiom da⭲ ook vooi⭲amclijk uit staatsoblioatics va⭲ vcischillc⭲dc looptijdc⭲,
Diversificatie is een risicomanagementtechniek die een ruime verscheidenheid aan investeringen (‘activa’) combineert, omdat een portfolio bestaande uit verschillende soorten investeringen gemiddeld een veiligere opbrengst oplevert dan een portfolio waarbij alles is belegd in een enkele specifieke beleggingsvorm.
Voorbeeld: beleg niet al je geld in aandelen van één specifiek bedrijf, maar spreid het over aandelen van een flink aantal bedrijven in verschillende sectoren.
DIVERSIFICATIE
c⭲ uit dc waaidc va⭲ hu⭲ bijdiaoc aa⭲ hct pc⭲sioc⭲fo⭲ds va⭲ hu⭲ wcikocvci.
Dc icst va⭲ hu⭲ vcimooc⭲ was ocï⭲vcstccid – toc⭲ …c jo⭲oci waic⭲ c⭲ ciop ko⭲dc⭲ vcitiouwc⭲ dat …c ⭲oo cc⭲
la⭲o wcik…aam lcvc⭲ vooi …ich haddc⭲ – i⭲ iiska⭲tcic activa, voloc⭲s wat aa⭲ haai was uitoclcod als poitfoliodivcisificatic. Mct dic divcisificatic waic⭲ ci, …clfs als cc⭲ i⭲vcstcii⭲o slccht aflicp,
⭲oo a⭲dcic i⭲vcstcii⭲oc⭲ dic hct vcilics ko⭲dc⭲ oocdmakc⭲ c⭲ ko⭲dc⭲ …oioc⭲ vooi cc⭲ positicf totaalicsultaat. Hocwcl …c als ki⭲d plc…ici had ochad ovci dc ocbiokc⭲ cicic⭲, …ict Maiia i⭲vcstcic⭲ ⭲u als hct doc⭲ va⭲ boodschappc⭲ vooi cc⭲ quichc: stop dc hclft va⭲ dc cicic⭲ i⭲ dc c⭲c tas c⭲ dc a⭲dcic hclft i⭲ dc a⭲dcic. Da⭲ blijvc⭲ ci, …clfs als cc⭲ va⭲ dc tassc⭲ …ou schcuic⭲, toch ⭲oo cicic⭲ ovci vooi hct avo⭲dctc⭲.
SAMENGESTELDE RENTE
Samengestelde rente houdt in dat de waarde van de opgebouwde rente van een investering wordt toegevoegd aan het totale kapitaal om extra rente te genereren.
Obligaties, zoals alle andere activa, hebben een rentepercentage dat overeenkomt met de opbrengst als percentage van het geïnvesteerde bedrag. Dit wordt ‘enkelvoudige rente’ genoemd. Je kunt nog meer verdienen als je de tijd voor je laat ‘werken’. In plaats van elk jaar de opgebouwde rente op te nemen, kun je deze herinvesteren. Zo krijg je samengestelde rente, die op lange termijn je winst aanzienlijk kan verhogen. Het is daarom goed vroeg te beginnen met investeren: des te eerder je start, des te eerder
geld ‘uit zichzelf’ gaat groeien.
Voorbeeld: zowel Xxxxxx als Xxxx hebben € 10.000 geïnvesteerd in financiële obligaties die 5 % per jaar opbrengen, uitbetaald aan het einde van elk jaar. Xxxx investeert de opbrengst steeds in identieke obligaties, terwijl Xxxxxx haar jaarlijkse opbrengst meteen uitgeeft.
Laten we eens kijken hoeveel hun investeringen in de loop van de tijd opbrengen.
Xxxxxx | |||
Xxxx | Rente | Uitgave | Activa |
1 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
2 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
3 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
4 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
5 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
6 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
7 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
8 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
9 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
10 | 10,000 x 5 % = 500 | 500 | 10,000 |
5.000 | |||
TOTAAL = 10.000 + 5.000 = 15.000 |
Xxxx | |||
Xxxx | Rente | Uitgave | Activa |
1 | 10,000 x 5 % = 500 | 0 | 10,500 |
2 | 10,500 x 5 % = 525 | 0 | 11,025 |
3 | 11,025 x 5 % = 551.25 | 0 | 11,576.25 |
4 | 11,576.25 x 5 % = 578.81 | 0 | 12,155.06 |
5 | 12,155.06 x 5 % = 607.75 | 0 | 12,762.81 |
6 | 12,762.81 x 5 % = 638.14 | 0 | 13,400.95 |
7 | 13,400.95 x 5 % = 670.05 | 0 | 14,071 |
8 | 14,071 x 5 % = 703,55 | 0 | 14,774.55 |
9 | 14,775.55 x 5 % = 738.73 | 0 | 15,513.28 |
10 | 15,513.28 x 5 % = 775.66 | 0 | 16,288.94 |
0 | |||
TOTAAL = 16.288,94 + 0 = 16.288,94 |
Jc ku⭲t vooidccl bchalc⭲ dooi jc jaailijksc opbic⭲ost tc hcii⭲vcstcic⭲, …odat hct dooi samc⭲ocstcldc ic⭲tc tot cc⭲ oiotci kapitaal lcidt. Hoc la⭲oci dc pciiodc is, dcs tc oiotci is dc opbic⭲ost. 6ls wc i⭲ hct vooibccld kijkc⭲ ⭲aai cc⭲ pciiodc va⭲ 40 jaai, da⭲ is hct totaal va⭲ I⭲oiid € 30.000 (waaiva⭲ € X0,000 uitococvc⭲,
€ 500 pci jaai), tciwijl Hc⭲k ⭲a 40 jaai cc⭲ totaalbcdiao va⭲ € 70.400 hccft!
4. Woo⭲kcu…cs
Hoc⭲ Maiia ⭲aai dc u⭲ivcisitcit oi⭲o, mocst …c haai oudcilijk huis vcilatc⭲ c⭲ woo⭲iuimtc dichtci bij dc u⭲ivcisitcit …ockc⭲. Zc ⭲am co⭲tact op mct hct buicau va⭲ dc u⭲ivcisitcit dat studc⭲tc⭲ hclpt mct hct vi⭲dc⭲ va⭲ bctaalbaai o⭲dcidak. Mct cc⭲ dccl va⭲ haai studicbcuis ko⭲ …c cc⭲ kamci huic⭲ i⭲ cc⭲ studc⭲tc⭲flat. Dat blcck cc⭲ oocdc oplossi⭲o tc …ij⭲. Na haai PhD i⭲ modci⭲c litciatuui, dooi haid tc wcikc⭲ maai ook mct oiotc pcisoo⭲lijkc voldoc⭲i⭲o, was Maiia klaai vooi haai ccistc baa⭲. Zc wildc …ich aa⭲ o⭲dci…ock oaa⭲ wijdc⭲, maai mocst wcl i⭲ haai lcvc⭲so⭲dcihoud vooi…ic⭲. Daaiom haaldc …c cc⭲ lcsbcvocodhcid c⭲ sollicitccidc op vcischillc⭲dc plaatsc⭲, totdat hct haai luktc om i⭲valdocc⭲t tc woidc⭲.
Zc kwam tciccht op cc⭲ school dic
…ich op o⭲ocvcci 1 uui ici…c⭲ va⭲ haai oudcilijk huis bcvo⭲d. Hct was wcl vcivclc⭲d om clkc dao hcc⭲ c⭲ wcci tc moctc⭲ ici…c⭲ c⭲ …c vcila⭲odc ⭲aai …clfsta⭲diohcid, maai …c kwam ci al s⭲cl achtci dat dc kostc⭲ om icts tc huic⭲ vccl hooci
…oudc⭲ …ij⭲ da⭲ dc kostc⭲ va⭲ opc⭲baai vcivoci. Vcidci had …c thuis ook oiatis maaltijdc⭲ c⭲ a⭲dcic vooidclc⭲ (haai mocdci dccd dc
was!). Maiia bcsloot, cc⭲ bcctjc ocfiusticcid, dat hct toch vcista⭲dio was om wcci bij haai oudcis tc oaa⭲ wo⭲c⭲. Zc was wcl vastbcslotc⭲ bij tc diaoc⭲ aa⭲ dc kostc⭲ va⭲ hct huishoudc⭲.
Hoc⭲ Maiia Pctci had o⭲tmoct, vcia⭲dcidc dc situatic. Bi⭲⭲c⭲ 1 jaai …oudc⭲ …c tiouwc⭲. Hoc⭲ …c bcslotc⭲ om samc⭲ tc oaa⭲ wo⭲c⭲, had …c ⭲ct cc⭲ vastc aa⭲stclli⭲o ockicoc⭲ als docc⭲t op cc⭲ middclbaic school. Daaidooi ko⭲ …c fi⭲a⭲ciccl …clfsta⭲dio …ij⭲, tciwijl Pctci als ju⭲ioi ocolooo wciktc, ocspccialisccid i⭲ hct bchcci va⭲ watcivooiiadc⭲. Zc mocstc⭲ ⭲u oaa⭲ kic…c⭲ tussc⭲ hct kopc⭲ of hct huic⭲ va⭲ cc⭲ wo⭲i⭲o dic oioot oc⭲oco was vooi hc⭲ bcidc⭲.
Liquiditeit is het gemak waarmee geld op een rekening of een belegging kan worden omgezet naar contant geld.
Voorbeelden: cash en bankrekeningen hebben de hoogste vorm van liquiditeit (er is bijna geen tijd nodig voordat je over het geld kunt beschikken), terwijl andere financiële activa, zoals obligaties en aandelen, minder liquide zijn: het kost geld en tijd om ze om te zetten in contant geld.
Ook materiële activa hebben meestal een lage liquiditeit (een woning of een kunstwerk verkopen kan veel tijd kosten).
LIQUIDITEIT
Pctci ⭲ciodc ⭲aai huic⭲. Hij …ci dat huic⭲ mcci flc…ibilitcit oaf c⭲ dc ka⭲s bood om ocmakkclijk tc vcihui…c⭲ wa⭲⭲cci …c dat mocstc⭲ va⭲wcoc hu⭲ wcik. Bovc⭲dic⭲ is hct hcbbc⭲ va⭲ cc⭲ koopwo⭲i⭲o cc⭲ oiotc i⭲vcstcii⭲o mct cc⭲ cio laoc liquiditcit. Hct ocld dat jc i⭲ dc wo⭲i⭲o stcckt, …ou jc ⭲odio ku⭲⭲c⭲ hcbbc⭲ als jc ⭲ict oc⭲oco cash hcbt of ⭲ict oc⭲oco ocld op dc ba⭲k hcbt staa⭲. E⭲ wo⭲i⭲obc…it bctckc⭲t bovc⭲dic⭲ dat jc o⭲iocic⭲doocdbclasti⭲o moct bctalc⭲. Maai Maiia vcitcldc
dat haai mocdci altijd …ci dat huic⭲ hct…clfdc is als ‘ocld uit hct iaam oooic⭲’,
tciwijl kopc⭲ cc⭲ i⭲vcstcii⭲o is vooi dc tockomst.
Vooidat …c cc⭲ bcslissi⭲o ⭲amc⭲, viococ⭲ …c cc⭲ fi⭲a⭲ciccl adviscui mcci i⭲foimatic ovci dc ⭲ood…akclijkc aa⭲bctali⭲o, dc hQpothcckmooclijkhcdc⭲ c⭲ hQpothcckkostc⭲, dc tciuobctali⭲osschcma’s, hct vcischil tussc⭲ vastc c⭲ vaiiabclc ic⭲tcpcicc⭲taocs, dc afsluitkostc⭲, dc aftickbaaihcid va⭲ dc ic⭲tc vooi dc bclasti⭲o c⭲ vcischillc⭲dc a⭲dcic aspcctc⭲.
Een hypotheek is een vorm van schuld, verzekerd door een onderpand (meestal een huis), met de verplichting terug te betalen door middel van een vooraf bepaalde serie van betalingen.
De 2 belangrijkste vormen van hypotheekcontracten zijn hypotheken met een vaste rente en hypotheken met een variabele rente. Bij een vaste rente blijft het rentepercentage gelijk tijdens een groot deel of zelfs de hele looptijd van de hypotheek; bij een variabele rente varieert het rentepercentage afhankelijk van de ontwikkelingen op de financiële markt. Dit betekent dat hypotheken met een variabele rente soms tegen een voordelig tarief aangeboden kunnen worden, terwijl een hypotheek met een vaste rente meestal veiliger is. Zie deel 4 voor meer informatie.
Je moet er in ieder geval voor zorgen dat er voldoende inkomen overblijft na de maandelijkse hypotheekbetaling, zodat je geen aanvullende leningen moet afsluiten en schulden op schulden stapelt (met hoge rentekosten als gevolg).
HYPOTHEEK
Zc ⭲amc⭲ allc i⭲foimatic sciicus dooi. E⭲ ⭲adat …c hu⭲ huidioc c⭲ tc vciwachtc⭲ fi⭲a⭲ciülc situatic haddc⭲ bckckc⭲, bcslotc⭲ …c oc…amc⭲lijk cc⭲ huis tc kopc⭲ dat oioot oc⭲oco was vooi hc⭲ á⭲ vooi mooclijkc ‘klci⭲c ⭲icuwkomcis’. E⭲ jawcl: 1 jaai latci vocodc dochtci Xxxx …ich bij hct oc…i⭲, 4 jaai latci ocvolod dooi klci⭲c Hom.
Maiia stoptc cchtci ⭲ict mct haai baa⭲ als lciaics. Zc vo⭲d …clfs dc tijd om wat o⭲dci…ock uit tc vocic⭲ c⭲ tc publiccic⭲, wat haai latci dc mooclijkhcid oaf om docc⭲t aa⭲ dc u⭲ivcisitcit tc woidc⭲. Hoc⭲ …c dic baa⭲ kicco, sto⭲d …c wcci vooi cc⭲ mocilijkc kcu…c: mct hct oc…i⭲ vcihui…c⭲ of hcc⭲ c⭲ wcci ici…c⭲. Zc wildc ⭲ict dat haai ki⭲dcic⭲ afschcid mocstc⭲ ⭲cmc⭲ va⭲ hu⭲ school, viic⭲dc⭲ c⭲ activitcitc⭲. E⭲ haai ma⭲ …ou da⭲ hcc⭲ c⭲ wcci moctc⭲ oaa⭲ ici…c⭲. E⭲ …c
…oudc⭲ cc⭲ ⭲icuwc hQpothcck moctc⭲ afsluitc⭲, tciwijl …c ⭲oo stccds vooi hu⭲ huidioc huis aa⭲ hct bctalc⭲ waic⭲. Uitci⭲dclijk was dc ocmakkclijkstc optic cc⭲ klci⭲ appaitcmc⭲t tc huic⭲ vooi Maiia, …odat …c ko⭲ ovci⭲achtc⭲ als haai aa⭲wc…iohcid op dc u⭲ivcisitcit ⭲ood…akclijk was. Dc ovciioc tijd …ou …c bij haai oc…i⭲ …ij⭲, om haai dccl va⭲ dc oc…i⭲stakc⭲ op …ich tc ⭲cmc⭲ c⭲ tc wcikc⭲ aa⭲ haai o⭲dci…ock. Hct lcvc⭲ bcstaat uit kcu…cs, c⭲ ci moctc⭲ compiomissc⭲ woidc⭲ ocslotc⭲.
5. Pc⭲sio⭲cii⭲oskcu…cs
Na mcci da⭲ 30 jaai lcsocvc⭲, is Maiia ⭲u i⭲ dc ó0. Zc is tcvicdc⭲ mct wat …c hccft bcicikt i⭲ haai lcvc⭲ c⭲ mct haai pc⭲sio⭲cii⭲o. Mct pc⭲sioc⭲ oaa⭲ was occ⭲ ocmakkclijkc kcu…c. Zc hicld va⭲ haai baa⭲: lcsocvc⭲ c⭲ o⭲dci…ock doc⭲. Zo⭲dci dc diuk va⭲ hct moctc⭲ publiccic⭲ i⭲ toptijdschiiftc⭲, was hct haai oclukt om cc⭲ paai kcci i⭲ ocic⭲ommccidc wctc⭲schappclijkc tijdschiiftc⭲ tc publiccic⭲. E⭲ haai X bockc⭲ waic⭲ succcsvollci da⭲ …c had ocdacht.
Hct was bij⭲a …oals Maik Hwai⭲, cc⭲ va⭲ haai favoiictc schiijvcis, cc⭲s had oc…cod: ‘Vi⭲d cc⭲ baa⭲ dic jc lcuk vi⭲dt om tc doc⭲ c⭲ jc hocft jc hclc lcvc⭲ occ⭲ dao tc wcikc⭲.’ Daaiom had Maiia haai pc⭲sio⭲cii⭲o …o la⭲o mooclijk uitocstcld (…c wist dat …c i⭲ dat op…icht bctci af was da⭲ vclc a⭲dcic⭲) c⭲ …c blccf ook viijwilliociswcik doc⭲ ⭲a haai pc⭲sioc⭲. Zo oaf …c E⭲oclsc lcs aa⭲ immioia⭲tc⭲. Hct oaf haai voldoc⭲i⭲o.
Zc wist ook dat …o la⭲o mooclijk dooiwcikc⭲ cco⭲omisch ha⭲dio was, omdat …c dooi tc blijvc⭲ wcikc⭲ dc vcihoudi⭲o tussc⭲ haai pc⭲sioc⭲uitkcii⭲oc⭲ c⭲ haai loo⭲i⭲komc⭲ vóói pc⭲sio⭲cii⭲o …ou ku⭲⭲c⭲ vcihooc⭲ (⭲u icts bovc⭲ dc 70 piocc⭲t). Op dc pciso⭲cclsafdcli⭲o va⭲ dc u⭲ivcisitcit haddc⭲ …c haai duidclijk dc mccha⭲ismc⭲ va⭲ dc pc⭲sioc⭲opbouw uitoclcod: icdcic cuio dic jc bijdiaaot tclt vooi jc pc⭲sioc⭲ c⭲ vooi cc⭲ …ckcic hocvcclhcid ‘pc⭲sioc⭲vcimooc⭲’. Als jc latci mct pc⭲sioc⭲ oaat, kiijo jc cc⭲ hooci pc⭲sioc⭲.
PENSIOENOPBOUW
Een pensioenregeling houdt in dat er elke maand een deel van het loon systematisch wordt ingehouden. Al die bijdragen vormen samen het toekomstige pensioen. Vroege bijdragen hebben meer waarde door samengestelde rente, dus je zou kunnen denken dat je het beste zo vroeg mogelijk kunt gaan werken. Maar in menselijk kapitaal investeren en zorgen voor een degelijke opleiding vergroot het te verwachten inkomen en helpt zo dus ook om meer pensioen op te bouwen, met voordelen op de lange termijn.
Je moet je ervan bewust zijn dat pensioenbijdragen in principe huidig inkomen veranderen in toekomstig inkomen. Een regelmatige en voldoende lange werkcarrière is een belangrijke voorwaarde voor het opbouwen van een goed pensioen, want een periode zonder werk betekent meestal minder pensioenopbouw en een lager pensioen. In dat geval wordt zelf sparen nog belangrijker om voldoende middelen te hebben voor de oude dag. Om tegenvallers te voorkomen, is het belangrijk om goed je pensioen en pensionering te plannen en, als dat nodig is, alternatieven te bedenken om te compenseren voor onvoldoende pensioenopbouw (zie deel 5 voor meer informatie).
Xxxxx had al jo⭲o oclccid dat hct ⭲ooit tc vioco is om tc …oioc⭲ vooi fi⭲a⭲ciülc
…ckcihcid op jc oudc dao. Zc piobccidc op dc hoootc tc blijvc⭲ dooi hct ⭲icuws c⭲ talkshows tc voloc⭲, kia⭲tc⭲ tc lc…c⭲, op hct i⭲tci⭲ct bctiouwbaic bio⭲⭲c⭲ tc iaadplcoc⭲ c⭲ uit tc kijkc⭲ vooi mooclijk fakc ⭲icuws. 6ls wcik⭲cmci va⭲ dc u⭲ivcisitcit ⭲am …c vciplicht dccl aa⭲ cc⭲ oocdc pc⭲sioc⭲icocli⭲o. Dc pciso⭲cclsadmi⭲istiatic had haai uitoclcod hoc hct sQstccm wcid ocfi⭲a⭲cicid (cc⭲ …oochctc⭲ omslaostclscl), c⭲ …c bcoiccp dat hct pciso⭲ccl ⭲u picmic bctaaldc waaiva⭲ dc pc⭲sioc⭲c⭲ vooi dc ocpc⭲sio⭲ccidc⭲ va⭲ ⭲u bctaald wcidc⭲. Dit was cc⭲ co⭲tiact tussc⭲ oc⭲ciatics, haddc⭲ …c uitoclcod, c⭲ occ⭲ slccht co⭲tiact …ola⭲o ci oc⭲oco jo⭲ocic⭲ aa⭲ mccdcdc⭲ c⭲ hu⭲ salaiissc⭲ i⭲ voldoc⭲dc matc toc⭲amc⭲. Zo hiclp …ij …ola⭲o …c wciktc dc pc⭲sioc⭲uitkcii⭲o va⭲ haai mocdci tc fi⭲a⭲cicic⭲, tciwijl haai ki⭲dcic⭲ mcc …oudc⭲ oaa⭲ bctalc⭲ aa⭲ dic va⭲ haai c⭲ dic va⭲ Pctci.
In een omslagstelsel ontvangen gepensioneerden hun pensioen dankzij bijdragen die worden betaald door huidige werkenden. Dat gebeurt onder de aanname dat toekomstige generaties ook zullen betalen voor de pensioenen van wie dan gepensioneerd is. In de meeste landen is een deel van het pensioen geregeld via zo’n omslagstelsel. In Nederland geldt dat voor de AOW.
Bij een contract tussen generaties wordt de staat geacht ook de belangen van de toekomstige generaties te vertegenwoordigen, die uiteraard niet zelf kunnen deelnemen aan de overeenkomst.
Xxxxx wist ook dat c…pcits …ich afviococ⭲ hoc hct …at mct dc houdbaaihcid va⭲ dc socialc …ckcihcid. Zc had oclc…c⭲ dat, …clfs i⭲ hct domci⭲ va⭲ dc pc⭲sioc⭲c⭲, al tc oc⭲cicu…c bcloftc⭲ dc fi⭲a⭲ciülc stabilitcit va⭲ dc icocli⭲oc⭲ ko⭲dc⭲ o⭲dcimij⭲c⭲. Daaiom waic⭲ ci hcivoimi⭲oc⭲ ocwccst c⭲ was hct sQstccm vcistcikt dooi dc pc⭲sioc⭲ocicchtiodc lccftijd tc vcihooc⭲: mc⭲sc⭲ moctc⭲ la⭲oci wcikc⭲. Ook waic⭲ dc pc⭲sioc⭲c⭲ mi⭲dci iia⭲t ocwoidc⭲.
OMSLAGSTELSEL: CONTRACT TUSSEN DE GENERATIES
Om vooibcicid tc …ij⭲ op mooclijkc tcoc⭲vallcis op hu⭲ oudc dao, hcbbc⭲ Pctci c⭲ Maiia ook viijwillio c…tia spaaiocld i⭲oclcod bij hu⭲ bciocpspc⭲sioc⭲fo⭲ds, i⭲ aa⭲vulli⭲o op dc vciplichtc picmics. Dit is occ⭲ co⭲tiact tussc⭲ oc⭲ciatics: hct c…tia pc⭲sioc⭲ woidt bctaald uit allc cioc⭲ bijdiaoc⭲ va⭲ Pctci c⭲ Maiia c⭲ dc ic⭲dcmc⭲tc⭲ daaiva⭲. Nct als vooi hu⭲ a⭲dcic fi⭲a⭲ciülc activa, hccft Maiia vooi…ichtio ocha⭲dcld dooi divcisificatic, mct cc⭲ oiotci dccl aa⭲dclc⭲ i⭲ hu⭲ poitfolio, toc⭲ …c jo⭲o waic⭲ c⭲ mcci iisico ko⭲dc⭲ ⭲cmc⭲. Gclukkio hcbbc⭲ …c occ⭲ vcilics oclcdc⭲ ovci hct ochclc pc⭲sioc⭲poitfolio c⭲ …ij⭲ …c latci ovciocstapt op vcilioci activa, …oals staatsoblioatics. Hu⭲ pc⭲sioc⭲ …ict ci daaiom oocd uit, vooial ook oc…ic⭲ hct fcit dat dc oc…o⭲dhcids…oio …o is ocoioa⭲isccid dat …c ⭲ict …clf vooi hooc kostc⭲ …ullc⭲ hocvc⭲ op tc diaaic⭲.
Pctci c⭲ Maiia ku⭲⭲c⭲ hu⭲ oudc dao mct oc⭲oco vcitiouwc⭲ tcocmoct…ic⭲ c⭲
…clfs wat op…ij …cttc⭲ als cifc⭲is vooi hu⭲ ki⭲dcic⭲.
Paiticulicic pc⭲sioc⭲fo⭲dsc⭲ (kaptaaldckki⭲o)
Staatspc⭲sioc⭲ (ocbasccid op omslaostclscl)
Maiia’s mocdci is cchtci bc…oiod. Zc is ⭲u bij⭲a ➆0 c⭲ woo⭲t i⭲ hct huis waaii⭲
…c la⭲o mct haai ma⭲ woo⭲dc, dic jaic⭲ oclcdc⭲ is ovcilcdc⭲. Zc wil ⭲ict vcihui…c⭲, tc⭲mi⭲stc: ‘⭲ict …o la⭲o ik thuis wo⭲c⭲ aa⭲ka⭲’. Hct pioblccm is dat …c stccds …wakkci woidt, ook va⭲uit fi⭲a⭲ciccl ooopu⭲t, wa⭲t dc …oiokostc⭲ ⭲cmc⭲ vooitduic⭲d toc c⭲ ⭲ict allcs woidt bctaald dooi dc vci…ckcii⭲o (…oals bijvooibccld dc ⭲ict-mcdischc thuis…oio). Omdat Xxxxx’x mocdci cc⭲ tiotsc viouw is, lccft …c va⭲ haai pc⭲sioc⭲ c⭲ vult …c dit af c⭲ toc aa⭲ va⭲ haai spaaiickc⭲i⭲o, dic ⭲u bij⭲a lcco is.
Maiia hccft vooi haai mocdci dc mooclijkhcid va⭲ cc⭲ omkccihQpothcck ovciwooc⭲ (…ic dccl 4), cc⭲ fi⭲a⭲ciccl pioduct dat haai mocdci liquiditcit …ou ocvc⭲ ochaald uit hct huis c⭲ waaidooi …c …o⭲dci fi⭲a⭲ciülc …oioc⭲ …ou ku⭲⭲c⭲ lcvc⭲. Haai mocdci wciocit cchtci koppio, waaidooi Maiia haai mocdci vaak moct hclpc⭲ mct bctali⭲oc⭲ aa⭲ dc …oiovcilc⭲ci. Maiia oaat daaiom toch kijkc⭲
⭲aai ⭲icuwc fi⭲a⭲ciülc pioductc⭲ …oals dc…c omkccihQpothcck, waaidooi hct mooclijk woidt om ocld tc o⭲ttickkc⭲ aa⭲ ⭲ict-liquidc middclc⭲ …oals cc⭲ huis.
6ls …c thuiskomt mct haai boodschappc⭲, bcscft Maiia dat …c optimistisch ⭲aai dc tockomst ka⭲ kijkc⭲. Da⭲kbaai vooi familiclicfdc, cc⭲ sociaal ⭲ctwcik, bockc⭲, spaaiocld, matciiccl vcimooc⭲ c⭲ fi⭲a⭲ciülc basiskc⭲⭲is, icflcctccit …c op haai pc⭲sio⭲cii⭲o. Hct is cc⭲ pciiodc waaii⭲ …c ⭲ict la⭲oci stic⭲o ocbo⭲dc⭲ is aa⭲ plicht c⭲ ocld, maai haai c⭲cioic c⭲ kc⭲⭲is ka⭲ wijdc⭲ aa⭲ dc …oio vooi a⭲dcic⭲ c⭲ aa⭲ a⭲dcic di⭲oc⭲ dic haai pcisoo⭲lijkc voldoc⭲i⭲o ocvc⭲.