Contract
<.. image(Document Cover Page. Document Number: 8579/19. Subject Codes: CODEC 954 POLMIL 44 COMPET 348 RECH 228 CFSP/PESC 293 CSDP/PSDC 178 COPS 125 EUMC 41 ECOFIN 422 IND 150 MI 379 EMPL 233 EDUC 209 CADREFIN 211 PE 207. Heading: INFORMATIEVE NOTA. Originator: het secretariaat-generaal van de Raad. Recipient: het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad. Subject: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van het Europees Defensiefonds - Resultaat van de eerste lezing door het Europees Parlement (Straatsburg, 15 tot en met 18 april 2019). Commission Document Number: Not Set. Preceeding Document Number: Not Set. Location: Brussel. Date: 29 mei 2019. Interinstitutional Files: 2018/0254(COD). Institutional Framework: Raad van de Europese Unie. Language: NL. Distribution Code: PUBLIC. GUID: 5173591185443106079_0) removed ..>
Raad van de Europese Unie
Interinstitutioneel dossier: 2018/0254(COD)
Xxxxxxx, 00 mei 2019 (OR. en)
8579/19
CODEC 954
POLMIL 44
COMPET 348
RECH 228
CFSP/PESC 293
CSDP/PSDC 178
COPS 125
EUMC 41
ECOFIN 422
IND 150
MI 379
EMPL 233
EDUC 209
CADREFIN 211
PE 207
INFORMATIEVE NOTA
van: het secretariaat-generaal van de Raad
aan: het Comité van permanente vertegenwoordigers/de Raad
Betreft: Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van het Europees Defensiefonds
- Resultaat van de eerste lezing door het Europees Parlement (Straatsburg, 15 tot en met 18 april 2019)
I. INLEIDING
De rapporteur, Xxxxxxxx XXXXXXXXXXXX (ECR, PL), heeft namens de Commissie industrie, onderzoek en energie een verslag over het verordeningsvoorstel ingediend. Het verslag bevatte één amendement (amendement 31) op het voorstel.
Daarnaast heeft de fractie de Xxxxxxx/EVA zestien amendementen in (32-47), en de fractie GUE/NGL één amendement (48) ingediend.
II. STEMMING
Bij de stemming op 18 april 2019 heeft de plenaire vergadering amendement 31 op het voorstel voor een verordening aangenomen.
Het aldus geamendeerde Commissievoorstel vormt het standpunt van het Parlement in eerste lezing, dat in de wetgevingsresolutie in bijlage dezes is opgenomen1.
De niet in grijs gemarkeerde delen van de bijgaande tekst stemmen inhoudelijk, met kleine inconsistenties, overeen met de gemeenschappelijke lezing die op 19 februari 2019 tijdens de laatste trialoogvergadering in het kader van de achtste parlementaire zittingsperiode (2014-2019) is bereikt. Die inconsistenties moeten worden gecorrigeerd voordat de Raad zijn standpunt vaststelt, zodra er een akkoord is bereikt over de hele tekst.
1 De tekst van het standpunt van het Parlement dat is weergegeven in de wetgevingsresolutie, is voorzien van markeringen die aangeven waar het Commissievoorstel is geamendeerd. Toevoegingen aan de tekst van de Commissie zijn vetgedrukt en gecursiveerd. Het symbool "
▌" staat voor geschrapte tekst.
Europees Defensiefonds ***I
BIJLAGE (18.4.2019)
(Gewone wetgevingsprocedure: eerste lezing)
Het Europees Parlement,
– gezien het voorstel van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad (COM(2018)0476),
– gezien artikel 294, lid 2, artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 4, artikel 183 en artikel 188, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, op grond waarvan het voorstel door de Commissie bij het Parlement is ingediend (C8-0268/2018),
– gezien artikel 294, lid 3, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
– gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité van 12 december 20181,
– gezien de op 25 januari 2019 door zijn Voorzitter aan de commissievoorzitters gestuurde brief, waarin de aanpak van het Parlement met betrekking tot de sectorale programma's van het Meerjarig Financieel Kader (MFK) betreffende de periode na 2020 wordt uiteengezet,
– gezien de op 1 april 2019 door de Raad aan de Voorzitter van het Europees Parlement gestuurde brief, waarin de gemeenschappelijke lezing wordt bevestigd waarover de medewetgevers het tijdens de onderhandelingen eens zijn geworden,
– gezien artikel 59 van zijn Reglement,
– gezien het verslag van de Commissie industrie, onderzoek en energie en de adviezen van de Commissie buitenlandse zaken, de Begrotingscommissie en de Commissie interne markt en consumentenbescherming (A8-0412/2018),
1. stelt onderstaand standpunt in eerste lezing vast2;
2. verzoekt de Commissie om hernieuwde voorlegging aan het Parlement indien zij haar voorstel vervangt, ingrijpend wijzigt of voornemens is het ingrijpend te wijzigen;
3. verzoekt zijn Voorzitter het standpunt van het Parlement te doen toekomen aan de Raad en aan de Commissie alsmede aan de nationale parlementen.
1 PB C 110 van 22.3.2019, blz. 75.
2 Dit standpunt vervangt de amendementen die zijn aangenomen op 12 december 2018 (Aangenomen teksten, P8_TA(2018)0516).
P8_TC1-COD(2018)0254
Standpunt van het Europees Parlement in eerste lezing vastgesteld op 18 april 2019 met het oog op de vaststelling van Verordening (EU) 2019/... van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van het Europees Defensiefonds∗
(Voor de EER relevante tekst)
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 173, lid 3, artikel 182, lid 4, artikel 183, en artikel 188, tweede alinea,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt:
(-1 ter) De geopolitieke context van de Unie is de voorbije tien jaar drastisch veranderd. De situatie in de aangrenzende regio's van Europa is instabiel en de Unie wordt geconfronteerd met een complexe en veeleisende omgeving waarin nieuwe dreigingen, zoals hybride en cyberaanvallen, in opmars zijn en traditioneler uitdagingen weer de kop opsteken. In deze context zijn de Europese burgers en hun politieke leiders het erover eens dat er meer gezamenlijk moet worden ondernomen op het gebied van defensie.
(-1 quater) De defensiesector kenmerkt zich door toenemende kosten van defensiematerieel en door hoge kosten van onderzoek en ontwikkeling (O&O), die de opzet van nieuwe defensieprogramma's belemmeren en rechtstreekse gevolgen hebben voor het concurrentie- en innovatievermogen van de Europese industriële en technologische
∗ Standpunt van het Europees Parlement van 18 april 2019. De grijs gemarkeerde tekstdelen vormen niet het voorwerp van het in het kader van interinstitutionele onderhandelingen bereikte akkoord.
defensiebasis. Vanwege deze kostenstijgingen moet de ontwikkeling van een nieuwe generatie defensiesystemen en van nieuwe defensietechnologieën ondersteund worden op Unieniveau om de samenwerking tussen de lidstaten voor wat betreft investeringen in defensiematerieel te versterken.
(1) In het op 30 november 2016 vastgestelde Europees defensieactieplan heeft de Commissie zich ertoe verbonden de gezamenlijke inspanningen van de lidstaten bij de ontwikkeling van technologische en industriële defensievermogens aan te vullen, te bevorderen en te consolideren om een antwoord te bieden op uitdagingen inzake veiligheid en om het concurrentievermogen, de innovatieve capaciteit en de efficiëntie van de Europese defensie- industrie en de totstandbrenging van een echte en geïntegreerde Europese defensiemarkt in de Unie en daarbuiten te ondersteunen, waardoor ook de oprichting van een meer geïntegreerde defensiemarkt in Europa en de integratie van Europese defensieproducten en technologieën op de interne markt ondersteund zullen worden, wat op zijn beurt de afhankelijkheid van niet-EU-bronnen zal verkleinen. Zij stelde met name voor een Europees Defensiefonds (het "fonds") op te richten om investeringen in gezamenlijk onderzoek en de gezamenlijke ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën te ondersteunen en zo synergieën en kosteneffectiviteit te bevorderen, en om de gezamenlijke aankoop en het gezamenlijke onderhoud van defensie-uitrusting door de lidstaten te bevorderen. Het fonds zou een aanvulling vormen op de nationale financiering die reeds daartoe wordt gebruikt en moet lidstaten stimuleren om samen te werken en meer te investeren in defensie. Uit het fonds zou steun worden verleend voor samenwerking tijdens de gehele cyclus van defensieproducten en -technologieën.
(2) Het fonds zou bijdragen tot de totstandbrenging van een sterke, concurrerende en innovatieve Europese technologische en industriële ▌ defensiebasis en hand in hand gaan met de initiatieven van de Unie met het oog op een meer geïntegreerde Europese defensiemarkt, met name de twee in 2009 vastgestelde richtlijnen1 betreffende overheidsopdrachten en overdrachten in de defensiesector binnen de EU.
1 Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap (PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1); Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
(3) Aan de hand van een geïntegreerde aanpak en om bij te dragen aan het versterken van het concurrentievermogen en de innovatiecapaciteit van de defensie-industrie van de Unie, moet een Europees Defensiefonds (hierna "het fonds") worden opgericht. Het fonds moet gericht zijn op het vergroten van het concurrentievermogen, de innovatie, de efficiëntie en de technologische autonomie van de defensie-industrie van de Unie; op die manier moet het bijdragen tot de strategische autonomie van de Unie door zowel in de onderzoeksfase als in de ontwikkelingsfase van defensieproducten en -technologieën de grensoverschrijdende samenwerking tussen lidstaten en samenwerking tussen ondernemingen, onderzoekscentra, nationale overheden, internationale organisaties en universiteiten in heel de Unie te ondersteunen. Om tot meer innovatieve oplossingen en een open interne markt te komen, moet het fonds de uitbreiding van de grensoverschrijdende samenwerking van kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's) en middelgrote beursgenoteerde ondernemingen (midcaps) in de defensiesector ondersteunen en vergemakkelijken.
Binnen de Unie worden tekortkomingen inzake gemeenschappelijk defensievermogen geïdentificeerd in het kader van het gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid ▌, met name via het vermogensontwikkelingsplan, terwijl de overkoepelende strategische onderzoeksagenda ook gemeenschappelijke doelstellingen inzake defensieonderzoek omvat. Andere Unieprocedures, zoals de gecoördineerde jaarlijkse evaluatie inzake defensie en ▌ permanente gestructureerde samenwerking, zullen de uitvoering van relevante prioriteiten ondersteunen door kansen voor versterkte samenwerking te identificeren en te benutten en aldus het ambitieniveau van de EU inzake veiligheid en defensie te realiseren. In voorkomend geval mogen ook regionale en internationale prioriteiten, onder meer in de context van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, in aanmerking worden genomen, indien zij in overeenstemming zijn met de prioriteiten van de Unie en geen lidstaat of geassocieerd land beletten om deel te nemen, daarbij tevens voor ogen houdend dat onnodige overlappingen moeten worden vermeden.
(4) De onderzoeksfase is ▌cruciaal ▌, omdat zij bepalend is voor zowel de capaciteit als de autonomie van de Europese industrie om producten te ontwikkelen, en voor de onafhankelijkheid van de lidstaten als eindgebruikers van defensietoepassingen. De onderzoeksfase in het kader van de ontwikkeling van defensievermogens kan significante risico's inhouden, met name in geval van lage maturiteit en disruptie van technologieën. Ook
aan de ontwikkelingsfase, die doorgaans volgt op de onderzoeksfase ▌, zijn aanzienlijke risico's en kosten verbonden die de verdere benutting van onderzoeksresultaten belemmeren en het concurrentievermogen en de innovatie van de defensie-industrie van de Unie aantasten. Het fonds moet bijgevolg het verband tussen de onderzoeks- en ontwikkelingsfasen versterken.
(5) Het fonds mag geen ondersteuning bieden aan ▌fundamenteel onderzoek, dat in plaats daarvan uit andere stelsels moet worden gefinancierd, maar kan worden aangewend voor defensiegericht fundamenteel onderzoek dat mogelijk als basis kan dienen voor het oplossen van erkende of verwachte problemen of mogelijkheden.
(6) Het fonds zou ondersteuning kunnen bieden aan zowel acties gericht op nieuwe producten en technologieën als acties voor de modernisering van bestaande producten en technologieën. Acties voor de modernisering van bestaande defensieproducten en -technologieën dienen enkel in aanmerking te komen als het gebruik van reeds bestaande informatie die nodig is voor de uitvoering van de actie ▌, niet onderworpen is aan een zodanige beperking door niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet- geassocieerde derde landen dat de acties niet kunnen worden uitgevoerd. Wanneer juridische entiteiten een aanvraag tot Uniefinanciering indienen, moeten zij worden verplicht informatie te verstrekken waaruit blijkt dat er geen sprake is van beperkingen. Indien dergelijke informatie ontbreekt, mag geen Uniefinanciering worden verstrekt.
(6 bis) Het fonds moet financiële steun bieden voor acties die bijdragen tot de ontwikkeling van disruptieve technologieën voor defensie. Aangezien disruptieve technologieën gebaseerd kunnen zijn op concepten of ideeën die afkomstig zijn van niet-traditionele actoren op het gebied van defensie, dient het fonds voldoende flexibiliteit te bieden bij het raadplegen van belanghebbenden, alsook bij de uitvoering van acties.
(7) Opdat bij de uitvoering van deze verordening de internationale verplichtingen van de Unie en haar lidstaten worden geëerbiedigd, mag het fonds geen financiering verstrekken voor acties met betrekking tot producten of technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of de productie krachtens het internationaal recht verboden is. In dit verband dient de subsidiabiliteit van acties met het oog op nieuwe defensieproducten of -technologieën ▌ eveneens te worden onderworpen aan ontwikkelingen in het internationaal recht. Acties voor de ontwikkeling van dodelijke autonome wapens die niet de mogelijkheid bieden om een
zinvolle menselijke controle uit te oefenen over besluiten in verband met het selecteren en inzetten ervan bij aanvallen die op mensen gericht zijn, mogen evenmin in aanmerking komen voor financiële steun van het fonds, onverminderd de mogelijkheid om financiering te verstrekken voor acties voor de ontwikkeling van vroegtijdige waarschuwingssystemen en tegenmaatregelen voor defensiedoeleinden.
(8) De moeilijkheden bij het overeenkomen van geconsolideerde defensievermogensvereisten en gemeenschappelijke technische specificaties of normen belemmeren de samenwerking tussen lidstaten en tussen juridische entiteiten in verschillende lidstaten. Het ontbreken van dergelijke vereisten, specificaties en normen heeft geleid tot meer versnippering van de defensiesector, technische complexiteit, vertragingen en hogere kosten, onnodige overlappingen, evenals een verminderde interoperabiliteit. Een akkoord over gemeenschappelijke technische specificaties moet een voorwaarde zijn voor acties die een hogere mate van technologische paraatheid vereisen. Activiteiten ▌ die gericht zijn op de vaststelling van gemeenschappelijke defensievermogensvereisten ▌ en activiteiten die de vaststelling van gemeenschappelijke technische specificaties of normen ondersteunen, dienen eveneens in aanmerking te komen voor financiering uit het fonds, met name wanneer zij interoperabiliteit stimuleren.
(9) Aangezien het fonds het concurrentievermogen, de efficiëntie en de innovatie van de defensie-industrie van de Unie beoogt te ondersteunen door gezamenlijk defensieonderzoek en gezamenlijke technologische activiteiten te bevorderen en aan te vullen en de risico's van de ontwikkelingsfase van samenwerkingsprojecten te ondervangen, moeten acties met het oog op onderzoek naar en ontwikkeling van een defensieproduct of -technologie in aanmerking komen voor steun uit het fonds. Hetzelfde geldt voor het moderniseren van bestaande defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van de interoperabiliteit daarvan.
(10) Aangezien het fonds met name gericht is op sterkere samenwerking tussen juridische entiteiten en lidstaten in heel Europa, kunnen acties ▌ in aanmerking komen voor financiering mits zij worden uitgevoerd door een samenwerkingsverband binnen een consortium van ten minste drie juridische entiteiten die zijn gevestigd in ten minste drie verschillende lidstaten ▌ of geassocieerde landen. Ten minste drie van die subsidiabele ▌ entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten ▌ of geassocieerde landen, mogen niet direct of indirect onder ▌ zeggenschap van dezelfde entiteit staan, noch
mogen zij onder zeggenschap van elkaar staan. In deze context dient onder "zeggenschap" te worden verstaan het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen. Rekening houdend met de specifieke kenmerken van disruptieve technologieën voor defensie, en van studies, zouden deze activiteiten door één juridische entiteit kunnen worden uitgevoerd. Om de samenwerking tussen de lidstaten te stimuleren, kan het fonds ook gezamenlijke precommerciële inkoop ondersteunen.
(11) Krachtens [referentie in voorkomend geval bijwerken overeenkomstig een nieuw LGO-besluit: artikel 94 van Besluit 2013/755/EU van de Raad1] dienen in landen en gebieden overzee (LGO's) gevestigde entiteiten in aanmerking te komen voor financiering, overeenkomstig de voorschriften en doelstellingen van het fonds en eventuele regelingen die van toepassing zijn op de lidstaat waarmee de LGO banden heeft.
(12) Aangezien het fonds tot doel heeft het concurrentievermogen en de efficiëntie ▌ van de defensie-industrie van de Unie te versterken, mogen in beginsel alleen in de Unie of in geassocieerde landen gevestigde entiteiten die niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan, voor steun in aanmerking komen. In deze context dient onder "zeggenschap" te worden verstaan het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen. Bovendien mogen de infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen die ontvangers en hun subcontractanten voor uit het fonds gefinancierde acties gebruiken, zich niet op het grondgebied van niet- geassocieerde derde landen bevinden, teneinde de bescherming van de wezenlijke veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten te waarborgen, en dienen de betreffende uitvoerende bestuursstructuren in de Unie of in een geassocieerd land te zijn gevestigd. Dienovereenkomstig dient een entiteit die in een niet-geassocieerd derde land is gevestigd dan wel een entiteit die in de Unie of in een geassocieerd land is gevestigd, maar waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt, niet in aanmerking te komen als ontvanger of subcontractant die bij de actie betrokken is. Om de essentiële veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten te beschermen, gelden deze subsidiabiliteitsvoorwaarden ook voor financiering
1 Besluit 2013/755/EU van de Raad van 25 november 2013 betreffende de associatie van de landen en gebieden overzee met de Europese Unie (LGO-besluit) (PB L 344 van 19.12.2013, blz. 1).
die via aanbestedingsprocedures verstrekt wordt, in afwijking van artikel 176 van het Financieel Reglement.
(13) In bepaalde omstandigheden ▌ moet kunnen worden afgeweken van het beginsel dat ontvangers en hun subcontractanten die bij een uit het fonds gefinancierde actie betrokken zijn, niet onder zeggenschap van niet-geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen staan. In die context dienen in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde juridische entiteiten die onder zeggenschap van een niet- geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staan, als ontvangers of subcontractanten die bij de actie betrokken zijn, voor financiering in aanmerking te komen, mits aan strenge voorwaarden met betrekking tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten is voldaan. De deelname van dergelijke juridische entiteiten mag niet in strijd zijn met de doelstellingen van het fonds. Aanvragers moeten alle relevante informatie over bij de actie te gebruiken infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen verstrekken. In dat verband moet tevens rekening worden gehouden met bezwaren van de lidstaten op het gebied van voorzieningszekerheid.
(13 -bis) In het kader van de beperkende maatregelen van de EU, die op basis van artikel 29 VEU en artikel 215, lid 2, VWEU, zijn vastgesteld, mogen geen fondsen of economische middelen beschikbaar worden gesteld, direct of indirect, aan of ten behoeve van aangewezen rechtspersonen, entiteiten of organen. Dergelijke aangewezen entiteiten, en entiteiten die eigendom van hen zijn of onder hun zeggenschap staan, kunnen bijgevolg geen financiering uit het fonds krijgen.
(13 bis) De Uniefinanciering dient te worden verstrekt na vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad (het "Financieel Reglement")1. In bepaalde terdege gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden kan financiering door de Unie echter ook worden toegekend overeenkomstig artikel 195, punt e), van het Financieel Reglement. Aangezien de toekenning van financiering overeenkomstig artikel 195, punt e), van het
1 Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU)
nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012.
Financieel Reglement een afwijking vormt van de algemene regel, namelijk het toepassen van vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen, dienen deze uitzonderlijke omstandigheden strikt te worden uitgelegd. In dit verband dient de Commissie, hierin bijgestaan door het comité van de lidstaten (het "comité"), bij de toekenning van een subsidie zonder oproep tot het indienen van voorstellen te bezien in hoeverre de voorgestelde actie beantwoordt aan de doelstellingen van het fonds met betrekking tot grensoverschrijdende industriële samenwerking en mededinging in de gehele toeleveringsketen.
(14) Indien een consortium wenst deel te nemen aan een actie die in aanmerking komt voor financiering en de financiële bijstand van de Unie in de vorm van een subsidie zal worden verstrekt, moet het consortium een van zijn leden benoemen als coördinator die zal optreden als voornaamste contactpersoon.
(15) Indien een uit het fonds gefinancierde actie wordt beheerd door een door de lidstaten of geassocieerde landen benoemde projectbeheerder, dient de Commissie de projectbeheerder eerst te raadplegen voordat zij overgaat tot betaling aan de ontvangers, zodat de projectbeheerder kan waarborgen dat de ontvangers zich aan de desbetreffende termijnen houden. ▌ De projectbeheerder moet de Commissie ▌ opmerkingen over de voortgang van de actie meedelen zodat de Commissie kan bevestigen of aan de voorwaarden om tot betaling over te gaan, is voldaan.
(15 bis) De Commissie moet het fonds in direct beheer uitvoeren om de doeltreffendheid en efficiëntie van de uitvoering te maximaliseren en volledige samenhang met andere initiatieven van de Unie te verzekeren. De Commissie moet dus bevoegd blijven voor de selectie- en toekenningsprocedures, ook wat ethische beoordelingen betreft. In gerechtvaardigde gevallen kan de Commissie echter bepaalde uitvoeringstaken voor specifieke acties die door het fonds gefinancierd worden toevertrouwen aan de in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement bedoelde organen. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn wanneer een projectbeheerder benoemd werd door de lidstaten die een actie gezamenlijk financieren, op voorwaarde dat aan de vereisten van het Financieel Reglement is voldaan. Dit toevertrouwen van specifieke taken zal helpen om het beheer van gezamenlijk gefinancierde acties te stroomlijnen en zal zorgen voor een vlotte coördinatie van de financieringsovereenkomst met de overeenkomst die ondertekend
werd door het consortium en de projectbeheerder die benoemd werd door de lidstaten die de actie gezamenlijk financieren.
(16) Om te waarborgen dat de gefinancierde acties financieel levensvatbaar zijn, dienen de aanvragers aan te tonen dat de kosten van de actie die niet in aanmerking komen voor Uniefinanciering, door andere financieringsmiddelen worden gedekt.
(17) De lidstaten dienen verschillende soorten financiële regelingen tot hun beschikking te hebben voor de gezamenlijke ontwikkeling en verwerving van defensievermogens. De Commissie ▌ zou kunnen voorzien in verschillende soorten regelingen die de lidstaten op vrijwillige basis zouden kunnen toepassen om het hoofd te bieden aan uitdagingen voor gezamenlijke ontwikkeling en aanbesteding vanuit financieringsoogpunt. De toepassing van dergelijke financiële regelingen zou verder kunnen bijdragen tot het opzetten van gezamenlijke en grensoverschrijdende defensieprojecten en de efficiëntie van defensie- uitgaven kunnen verhogen, onder meer voor projecten die door het ▌ fonds worden ondersteund.
(18) De specifieke kenmerken van de defensie-industrie, waar de vraag nagenoeg uitsluitend afkomstig is van de lidstaten en de geassocieerde landen, die ook de zeggenschap hebben over alle aankopen van defensiegerelateerde producten en technologieën, met inbegrip van de uitvoer, maken dat de werking van de defensiesector uniek is en niet onderworpen is aan de gebruikelijke regels en bedrijfsmodellen van traditionelere markten. De industrie kan bijgevolg geen omvangrijke zelfgefinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten (O&O) voor defensie opzetten, en vaak worden alle O&O-kosten volledig door de lidstaten en geassocieerde landen gefinancierd. Ter verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds, met name het stimuleren van de samenwerking tussen juridische entiteiten uit verschillende lidstaten en geassocieerde landen, en rekening houdend met de specifieke kenmerken van de defensiesector, dient te worden voorzien in een volledige dekking van de subsidiabele kosten voor acties die vóór de fase van de ontwikkeling van prototypes plaatsvinden.
(19) De prototypefase is een cruciale fase waarin de lidstaten of geassocieerde landen doorgaans over hun geconsolideerde investering beslissen en het proces voor de aankoop van hun toekomstige defensieproducten of -technologieën opstarten. Om die reden is het in die specifieke fase dat lidstaten en geassocieerde landen afspraken maken over de nodige
toezeggingen, onder meer aangaande de kostendeling en het eigenaarschap van het project. Om de geloofwaardigheid van hun toezegging te waarborgen, mag de financiële bijstand van de Unie uit hoofde van het fonds normaal gezien niet meer dan 20 % van de subsidiabele kosten bedragen.
(20) Voor acties na de prototypefase moet in financiering tot 80 % worden voorzien. Dergelijke acties, die dichter bij de voltooiing van het product en de technologie plaatsvinden, kunnen nog steeds aanzienlijke kosten inhouden.
(21) Belanghebbenden in de defensiesector worden geconfronteerd met specifieke indirecte kosten, zoals kosten voor beveiliging. Daarnaast werken belanghebbenden in een specifieke markt waar ze, indien er geen vraag is aan de afnemerszijde, de kosten voor O&O niet kunnen recupereren zoals het geval is in de civiele sector. Daarom is het gerechtvaardigd te voorzien in een vast percentage van 25 %, net als in de mogelijkheid om ▌ indirecte kosten in rekening te brengen die overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de ontvangers zijn berekend, als die methoden door hun nationale autoriteiten voor vergelijkbare activiteiten in de defensiesector zijn aanvaard en aan de Commissie zijn meegedeeld. ▌
(21 bis) Acties met grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps dragen bij aan het openstellen van de toeleveringsketens en de verwezenlijking van de doelstellingen van het fonds. Dergelijke acties dienen daarom in aanmerking te komen voor een hoger financieringspercentage dat ten goede komt aan alle deelnemende entiteiten.
(22) Om ervoor te zorgen dat de gefinancierde acties zullen bijdragen tot het concurrentievermogen en de efficiëntie van de Europese defensie-industrie, is het van belang dat de lidstaten ▌ voornemens zijn het eindproduct gezamenlijk aan te schaffen of de technologie gezamenlijk te gebruiken, met name via gezamenlijke grensoverschrijdende aanbestedingen, waarbij lidstaten hun aanbestedingsprocedures gezamenlijk opzetten, met name door gebruik te maken van een aankoopcentrale.
(22 bis) Om te waarborgen dat de door het fonds gefinancierde acties de Europese defensie- industrie concurrerender en efficiënter maken, moeten die acties op middellange tot lange termijn marktgericht, vraaggestuurd en commercieel levensvatbaar zijn. Daarom moet bij de subsidiabiliteitscriteria voor ontwikkelingsacties in aanmerking worden genomen of de lidstaten het voornemen hebben, onder meer via een memorandum van
overeenstemming of een intentieverklaring, het uiteindelijke defensieproduct aan te schaffen of de technologie te gebruiken, p een gecoördineerde manier. Bij de toekenningscriteria voor ontwikkelingsacties moet ook in aanmerking worden genomen of de lidstaten zich er politiek of juridisch toe verplichten het uiteindelijke defensieproduct of de uiteindelijke defensietechnologie gezamenlijk te gebruiken, te bezitten of te onderhouden.
(23) De bevordering van innovatie en technologische ontwikkeling in de defensie-industrie van de Unie moet stroken met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie. Dienovereenkomstig moet de bijdrage die een actie levert aan die belangen en aan de onderzoeks- en vermogensprioriteiten op defensiegebied die gemeenschappelijk door de lidstaten zijn overeengekomen, een toekenningscriterium zijn voor financiering. ▌
(24) Subsidiabele acties die worden ontwikkeld in de context van de permanente gestructureerde samenwerking ▌ in het institutionele kader van de Unie, moeten continu zorgen voor een betere samenwerking tussen juridische entiteiten in de verschillende lidstaten en derhalve rechtstreeks bijdragen aan de doelstellingen van het fonds. Na selectie moeten die acties dus in aanmerking komen voor een verhoogd financieringspercentage.
(25) De Commissie zal rekening houden met de andere uit hoofde van het kaderprogramma Horizon Europa gefinancierde activiteiten om onnodige overlappingen te vermijden en kruisbestuiving en synergieën tussen civiel en defensieonderzoek te waarborgen.
(26) Cyberbeveiliging en cyberdefensie vormen steeds grotere uitdagingen en de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid hebben erkend dat het nodig is synergie tot stand te brengen tussen cyberdefensieacties binnen het toepassingsgebied van het fonds en initiatieven van de Unie op het gebied van cyberbeveiliging, zoals aangekondigd in de gezamenlijke mededeling over cyberbeveiliging. Met name het op te richten Europees onderzoeks- en kenniscentrum voor cyberbeveiliging moet zoeken naar synergieën tussen de civiele en defensiegerelateerde aspecten van cyberbeveiliging. Het zou actieve ondersteuning kunnen bieden aan de lidstaten en andere betrokken actoren door advies te verlenen, deskundigheid te delen en samenwerking bij projecten en acties te bevorderen. Ook zou het op verzoek van lidstaten kunnen optreden als projectbeheerder in het kader van het ▌ fonds.
(27) Er moet voor een geïntegreerde aanpak worden gezorgd door het samenvoegen van activiteiten in het kader van de door de Commissie opgezette voorbereidende actie inzake defensieonderzoek ("PADR") in de zin van artikel 58, lid 2, punt b), van het Financieel Reglement en het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ("EDIDP"), dat is ingesteld bij Verordening (EU) 2018/1092 van het Europees Parlement en de Raad1, om de voorwaarden voor deelname te harmoniseren, een meer coherente reeks instrumenten te creëren, en innovatie, samenwerking en economische voordelen te stimuleren, en daarbij onnodige overlappingen en versnippering te voorkomen. Met deze geïntegreerde aanpak zou het fonds ook bijdragen tot een betere benutting van de resultaten van defensieonderzoek en zo de kloof tussen de onderzoeks- en ontwikkelingsfases dichten, rekening houdend met de eigenheden van de defensiesector, en alle vormen van innovatie, inclusief disruptieve innovatie, bevorderen ▌. Positieve overloopeffecten vallen mogelijk ook in de civiele wereld te verwachten.
(28) Indien nodig moeten de ▌ doelstellingen van het Fonds, gelet op de specifieke kenmerken van de actie, ook worden nagestreefd door middel van financiële instrumenten en begrotingsgaranties in het kader van ▌ InvestEU.
(29) De financiële steun moet worden gebruikt om op evenredige wijze marktfalen of suboptimale investeringssituaties aan te pakken, en de acties mogen particuliere financiering niet overlappen of verdringen noch de mededinging op de interne markt verstoren. Acties moeten een duidelijke ▌ toegevoegde waarde voor de Unie hebben.
(30) De soorten financiering en de uitvoeringsmethoden in het kader van het fonds moeten worden gekozen op basis van de mogelijkheden die zij bieden voor het verwezenlijken van de specifieke doelstellingen van de acties en voor het behalen van resultaten, met name rekening houdend met de kosten van controles, de administratieve lasten en het verwachte risico van niet-naleving. Daarbij moet het gebruik van vaste bedragen, forfaits en schalen van eenheidskosten en financiering worden overwogen, alsook niet aan financiering gekoppelde kosten als bedoeld in artikel ▌ 125, lid 1, ▌ van het Financieel Reglement.
1 Verordening (EU) 2018/1092 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot instelling van het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie ter ondersteuning van het concurrentievermogen en de innovatieve capaciteit van de
defensie-industrie van de Unie (PB L 200 van 7.8.2018, blz. 30).
(31) De Commissie moet jaarlijkse ▌ werkprogramma's opstellen die aansluiten op de doelstellingen van het fonds en waarin de initiële lessen van het EDIDP en de PADR in acht worden genomen. Bij de opstelling van de werkprogramma's moet de Commissie worden geassisteerd door het comité. De Commissie moet ernaar streven oplossingen te vinden die in het comité de ruimst mogelijke steun genieten. In dit verband kan het comité bijeenkomen in de samenstelling experts nationale defensie en veiligheid om specifieke assistentie te verlenen aan de Commissie, met inbegrip van adviesverlening met betrekking tot de bescherming van gerubriceerde informatie in het kader van de acties. De lidstaten wijzen hun respectievelijke vertegenwoordigers in dat comité aan. De leden van het comité moeten in een vroeg stadium daadwerkelijk de gelegenheid krijgen om de ontwerpuitvoeringshandelingen te bestuderen en hun standpunt kenbaar te maken.
(31 bis) De categorieën werkprogramma's moeten functionele eisen bevatten die voor de bedrijfstak verduidelijken welke functies en taken moeten worden uitgevoerd door de vermogens die zullen worden ontwikkeld. Die eisen moeten een duidelijke indicatie geven van de verwachte prestaties, maar mogen niet worden gericht op specifieke oplossingen of specifieke entiteiten, en mogen geen concurrentie op het niveau van de oproepen tot het indienen van voorstellen verhinderen.
(31 ter) Tijdens de opstelling van de werkprogramma's moet de Commissie, door passende raadpleging van het comité, er ook voor zorgen dat de voorgestelde onderzoeks- of ontwikkelingsacties onnodig dubbel werk voorkomen. De Commissie kan in dit verband een voorafgaande beoordeling uitvoeren van mogelijke overlappingen met bestaande vermogens of reeds gefinancierde onderzoeks- of ontwikkelingsprojecten binnen de Unie.
(31 ter ter) De Commissie waarborgt de samenhang van de werkprogramma's tijdens het beheer van de volledige industriële cyclus van defensieproducten en -technologieën.
(31 ter quater) De werkprogramma's waarborgen ook dat een geloofwaardig aandeel van het totale budget wordt toegewezen aan acties die grensoverschrijdende participatie van kmo's mogelijk maken.
(31 quater) Teneinde van de deskundigheid van het Europees Defensieagentschap in de defensiesector te kunnen profiteren, zal aan dat agentschap de status van waarnemer in het comité worden toegekend. Gezien de specifieke kenmerken van
defensieaangelegenheden, moet ook de Europese Dienst voor extern optreden het comité bijstaan.
(32) Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling van het werkprogramma en voor het toekennen van de financiering aan de geselecteerde ontwikkelingsacties. In het bijzonder moet bij de uitvoering van ontwikkelingsacties rekening worden gehouden met de specifieke kenmerken van de defensiesector, met name het feit dat de lidstaten en/of geassocieerde landen verantwoordelijk zijn voor het plannings- en aankoopproces. Die uitvoeringsbevoegdheden moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) ▌ 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad ▌1.
(32 bis) Na beoordeling van de voorstellen met behulp van onafhankelijke deskundigen van wie de beveiligingsreferenties door de betrokken lidstaten moeten worden gevalideerd, moet de Commissie de acties selecteren die financiering uit het fonds zullen ontvangen. De Commissie moet een databank van onafhankelijke deskundigen opzetten. De databank mag niet openbaar worden gemaakt. De onafhankelijke deskundigen moeten worden aangewezen op basis van hun vaardigheden, ervaring en kennis, rekening houdend met de taken die hun zullen worden toevertrouwd. Bij de aanwijzing van de onafhankelijke deskundigen moet de Commissie voor zover mogelijk passende maatregelen nemen voor een evenwichtige samenstelling van de deskundigengroepen en evaluatiepanels wat betreft de verscheidenheid aan vaardigheden, ervaring, kennis, geografische diversiteit en gender, rekening houdend met de toestand op het gebied van de actie. Er moet tevens worden gestreefd naar een passende rotatie van deskundigen en een goed evenwicht tussen de particuliere en de publieke sector. De lidstaten moeten worden ingelicht over de evaluatieresultaten met de ranglijst van geselecteerde acties en over de vorderingen met de gefinancierde acties. Teneinde uniforme voorwaarden voor de uitvoering van deze verordening te waarborgen, moeten aan de Commissie uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend met betrekking tot de vaststelling en uitvoering van het werkprogramma en voor de vaststelling van de toekenningsbesluiten. Die bevoegdheden moeten worden
1 Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren (PB L 55 van 28.2.2011, blz. 13).
uitgeoefend in overeenstemming met Verordening (EU) nr. 182/2011 van het Europees Parlement en de Raad.
(32 ter) Onafhankelijke deskundigen mogen niet beoordelen, adviseren of assisteren in aangelegenheden met betrekking waartoe zij een belangenconflict hebben, in het bijzonder wat betreft hun huidige positie. Met name mogen zij niet in een positie zijn waarin zij ontvangen informatie kunnen gebruiken ten nadele van het consortium dat zij evalueren.
(32 ter ter) ▌ Wanneer aanvragers voorstellen doen voor nieuwe defensieproducten of - technologieën of voor de modernisering van bestaande defensieproducten of - technologieën, moeten zij zich ertoe verbinden ethische beginselen na te leven, bijvoorbeeld in verband met het welzijn van de mens en de bescherming van het menselijk genoom, zoals ook weerspiegeld wordt in het toepasselijk nationaal, internationaal en Unierecht, met inbegrip van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens, en, waar relevant, de protocollen daarbij. De Commissie moet ervoor zorgen dat voorstellen systematisch worden gescreend om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ernstige ethische kwesties en om deze aan een ethische beoordeling te onderwerpen.
(33) Ter ondersteuning van een open interne markt moet de grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps, hetzij als leden van een consortium, ▌als subcontractanten of als entiteiten in de toeleveringsketen worden aangemoedigd ▌.
(34) De Commissie moet ernaar streven een dialoog met ▌ lidstaten en industrie op gang te houden om het welslagen van het fonds te waarborgen. Als medewetgever en belangrijke stakeholder moet ook het Parlement in deze context betrokken worden.
(35) In deze verordening worden voor het Europees Defensiefonds de financiële middelen vastgelegd die voor het Europees Parlement en de Raad in de loop van de jaarlijkse begrotingsprocedure het voornaamste referentiebedrag vormen in de zin van [het nieuwe interinstitutioneel akkoord] tussen het Europees Parlement, de Raad en de Commissie betreffende de begrotingsdiscipline, de samenwerking in begrotingszaken en een goed
financieel beheer1. De Commissie moet ervoor zorgen dat de administratieve procedures zo eenvoudig mogelijk worden gehouden en minimale aanvullende kosten met zich meebrengen.
(36) Tenzij anders aangegeven, is het Financieel Reglement op dit fonds van toepassing. Zij bevat regels voor de uitvoering van de Uniebegroting, daaronder begrepen regels voor subsidies, prijzen, aanbestedingen, financiële bijstand, financieringsinstrumenten en begrotingsgaranties.
(37) De horizontale financiële regels die het Europees Parlement en de Raad op grond van artikel 322 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) hebben vastgesteld, zijn op deze verordening van toepassing. Deze regels zijn vastgelegd in het Financieel Reglement en betreffen met name de procedure voor de vaststelling en uitvoering van de begroting door middel van subsidies, opdrachten, prijzen en indirecte uitvoering en voorzien in controles op de verantwoordelijkheid van de financiële spelers. De op basis van artikel 322 VWEU vastgestelde regels hebben ook betrekking op de bescherming van de begroting van de Unie in geval van algemene tekortkomingen ten aanzien van de rechtsstaat in de lidstaten, aangezien de eerbiediging van de rechtsstaat een essentiële basisvoorwaarde is voor een goed financieel beheer en effectieve EU-financiering.
(38) Overeenkomstig het Financieel Reglement, Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad2, Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad3, Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad4 en Verordening (EU) 2017/1939 van
1 De verwijzing moet nog worden geactualiseerd: PB C 373 van 20.12.2013, blz. 1. De overeenkomst is beschikbaar op: xxxxx://xxx-xxx.xxxxxx.xx/xxxxx- content/NL/TXT/?uri=CELEX:32013Q1220(01)
2 Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 september 2013 betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (Euratom) nr. 1074/1999 van de Raad (PB L 248 van 18.9.2013, blz. 1).
3 Verordening (EG, Euratom) nr. 2988/95 van de Raad van 18 december 1995 betreffende de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen (PB L 312 van 23.12.1995, blz. 1).
4 Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen fraudes en andere onregelmatigheden (PB L 292 van 15.11.1996, blz. 2).
de Raad1 moeten de financiële belangen van de Unie worden beschermd door evenredige maatregelen, daaronder begrepen voorkoming, opsporing, correctie en onderzoek van onregelmatigheden en fraude, invordering van verloren gegane, onverschuldigd betaalde of onjuist bestede financiële middelen alsmede, in voorkomend geval, oplegging van administratieve sancties. In het bijzonder kan het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 en Verordening (Euratom, EG) nr. 2185/96 administratieve onderzoeken, daaronder begrepen controles en verificaties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de financiële belangen van de Unie worden geschaad. Overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 kan het Europees Openbaar Ministerie (het "EOM") overgaan tot onderzoek en vervolging van ▌ strafbare feiten die de financiële belangen van de Unie schaden, ▌ in de zin van Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad2. Personen of entiteiten die middelen van de Unie ontvangen, moeten overeenkomstig het Financieel Reglement ten volle meewerken aan de bescherming van de financiële belangen van de Unie, de nodige rechten en toegang verlenen aan de Commissie, OLAF, het EOM ten aanzien van de lidstaten die deelnemen aan de nauwere samenwerking overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1939 en de Europese Rekenkamer alsmede ervoor zorgen dat derden die betrokken zijn bij de uitvoering van middelen van de Unie gelijkwaardige rechten verlenen.
(39) Derde landen die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER) kunnen aan programma's van de Unie deelnemen in het kader van de samenwerking waarin wordt voorzien door de EER-Overeenkomst, die bepaalt dat programma's van de Unie worden uitgevoerd bij een op grond van die overeenkomst genomen besluit. Er moet een specifieke bepaling in deze verordening worden opgenomen om de verantwoordelijke ordonnateur, het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en de Europese Rekenkamer de nodige rechten en toegang te verlenen om hun bevoegdheden ten volle te kunnen uitoefenen.
(40) Overeenkomstig de punten 22 en 23 van het Interinstitutioneel Akkoord van 13 april 2016 over beter wetgeven moet deze verordening worden geëvalueerd op basis van via specifieke
1 Verordening (EU) 2017/1939 van de Raad van 12 oktober 2017 betreffende nauwere samenwerking bij de instelling van het Europees Openbaar Ministerie ("EOM") (PB L 283 van 31.10.2017, blz. 1).
2 Richtlijn (EU) 2017/1371 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2017 betreffende de strafrechtelijke bestrijding van fraude die de financiële belangen van de Unie schaadt (PB L 198 van 28.7.2017, blz. 29).
monitoringvoorschriften verzamelde informatie, met vermijding van overregulering en administratieve lasten, in het bijzonder voor de lidstaten. Deze voorschriften kunnen indien noodzakelijk meetbare indicatoren inhouden als basis om de effecten van de verordening op het terrein te evalueren. De Commissie moet uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering van het fonds is begonnen, onder meer met het oog op de indiening van voorstellen voor eventueel noodzakelijke wijzigingen van deze verordening, alsmede aan het einde van de uitvoeringsperiode van het fonds respectievelijk een tussentijdse evaluatie en eindevaluatie uitvoeren waarin zij de financiële activiteiten vanuit het oogpunt van de resultaten van de financiële uitvoering en, voor zover op dat moment mogelijk, de resultaten en het effect onderzoekt. In dat verband moet het definitieve evaluatieverslag ook helpen bepalen op welke gebieden de Unie afhankelijk is van derde landen voor de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën. In dit eindverslag moet ook een analyse worden gemaakt van de grensoverschrijdende deelname van kmo's en midcaps aan projecten die financiering uit het fonds krijgen, van de participatie van kmo's en midcaps aan de mondiale waardeketen, en van de bijdrage van het fonds aan het wegwerken van de tekortkomingen die in het vermogensontwikkelingsplan zijn aangetroffen. Het verslag moet tevens informatie bevatten over de herkomst van de ontvangers, het aantal lidstaten en betrokken landen dat betrokken is bij individuele acties en de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten. De Commissie kan ook wijzigingen van deze verordening voorstellen om te reageren op mogelijke ontwikkelingen tijdens de uitvoering van het fonds.
(40 bis) De Commissie houdt geregeld toezicht op de uitvoering van het fonds en brengt jaarlijks verslag uit over de geboekte vooruitgang, onder meer over hoe de in het kader van het EDIDP en de PADR geïdentificeerde en geleerde lessen in acht worden genomen bij de uitvoering van het fonds. Daartoe moet de Commissie de nodige toezichtsregelingen instellen. Het verslag moet aan het Europees Parlement en de Raad gepresenteerd worden en mag geen gevoelige informatie bevatten.
(41) Gezien het belang van de strijd tegen klimaatverandering en in overeenstemming met de toezeggingen van de Unie om de Overeenkomst van Parijs en de duurzameontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties uit te voeren, zal dit fonds ▌ bijdragen aan de mainstreaming van klimaatactie in de beleidsdomeinen van de Unie en aan het algemene streven dat 25 % van de EU-begrotingsuitgaven klimaatdoelstellingen ondersteunen. Bij de voorbereiding en de uitvoering van het fonds zullen relevante acties worden vastgesteld en bij de tussentijdse evaluatie zullen deze opnieuw worden beoordeeld.
(42) Aangezien het fonds enkel de onderzoeks- en ontwikkelingsfasen van defensieproducten en
-technologieën ondersteunt, mag de Unie in beginsel niet over eigendomsrechten of intellectuele-eigendomsrechten beschikken op producten of technologieën die uit de gefinancierde acties voortkomen, tenzij de bijstand van de Unie wordt verstrekt via een overheidsopdracht. In het geval van onderzoeksacties moeten belanghebbende lidstaten en geassocieerde landen echter de mogelijkheid hebben om de resultaten van gefinancierde actie te gebruiken om deel te nemen aan verdere gezamenlijke ontwikkeling ▌.
(43) De financiële steun van de Unie mag geen invloed hebben op de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Unie overeenkomstig Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad1, noch op de uitvoer van producten, apparatuur of technologieën. De export van militaire uitrusting en technologieën door de lidstaten wordt geregeld door Gemeenschappelijk Standpunt 2008/944/GBVB.
(44) Het gebruik van gevoelige achtergrondinformatie, met inbegrip van gegevens, knowhow of informatie, die is gegeneerd vóór het fonds bestond of buiten het fonds om, of toegang door onbevoegden tot ▌ resultaten die zijn gegenereerd in verband met door het fonds gefinancierde acties, kan een negatief effect hebben op de belangen van de Unie of van één of meer van haar lidstaten. De behandeling van gevoelige informatie moet dus worden geregeld door het betreffende Unierecht en nationale recht ▌.
(44 bis) Om de beveiliging van gerubriceerde gegevens op het vereiste niveau te waarborgen, moet aan de minimumnormen voor industriële veiligheid zijn voldaan bij de ondertekening van gerubriceerde financieringsovereenkomsten. Daartoe, en in overeenstemming met Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, dient de Commissie de beveiligingsinstructies van het programma, daaronder begrepen de gids voor beveiligingsrubricering, ter advies aan de door de lidstaten aangewezen deskundigen voor te leggen.
(45) Om de indicatoren van de effecttrajecten indien nodig te kunnen aanvullen of wijzigen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) handelingen vast te stellen. ▌Het is van bijzonder belang dat de Commissie bij haar voorbereidende
1 Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 mei 2009 betreffende de vereenvoudiging van de voorwaarden voor de overdracht van defensiegerelateerde producten binnen de Gemeenschap
(PB L 146 van 10.6.2009, blz. 1).
werkzaamheden tot passende raadplegingen overgaat, onder meer op deskundigenniveau, en dat die raadplegingen gebeuren in overeenstemming met de beginselen die zijn vastgelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016. Met name om te zorgen voor gelijke deelname aan de voorbereiding van gedelegeerde handelingen ontvangen het Europees Parlement en de Raad alle documenten op hetzelfde tijdstip als de deskundigen van de lidstaten, en hebben hun deskundigen systematisch toegang tot de vergaderingen van de deskundigengroepen van de Commissie die zich bezighouden met de voorbereiding van de gedelegeerde handelingen.
(46) De Commissie moet het fonds beheren met inachtneming van de vertrouwelijkheids- en veiligheidsvoorschriften, in het bijzonder met betrekking tot gerubriceerde informatie en gevoelige informatie.
▌HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
TITEL I GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN
VAN TOEPASSING OP ONDERZOEK EN ONTWIKKELING▌
Artikel 1 Onderwerp
Bij deze verordening wordt het Europees Defensiefonds ("het fonds") opgericht, overeenkomstig artikel 1, lid 3, punt b), van Verordening …/…/EU [Horizon - 2018/0224(COD)].
In deze verordening worden de doelstellingen van het fonds, de begroting voor de periode 2021- 2027, de vormen van financiering door de Unie en de regels voor het verstrekken van die financiering vastgelegd.
Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
0) "aanvrager": juridische entiteit die een aanvraag indient voor steun uit het fonds na een oproep tot het indienen van voorstellen, dan wel overeenkomstig artikel 195, punt e), van het Financieel Reglement;
1) "blendingverrichtingen": door de EU-begroting ondersteunde acties, onder meer in het kader van blendingfaciliteiten overeenkomstig artikel 2, punt 6, van het Financieel Reglement, waarbij niet-terugbetaalbare vormen van steun ▌ of financieringsinstrumenten uit de EU-begroting worden gecombineerd met terugbetaalbare vormen van steun van instellingen voor ontwikkelingsfinanciering of andere openbare financiële instellingen, alsmede van commerciële financiële instellingen en investeerders;
1 bis) "certificering": het proces waardoor een nationale instantie certificeert dat het defensieproduct, het tastbaar of niet-tastbaar defensieonderdeel of de tastbare of niet- tastbare defensietechnologie aan de toepasselijke regelgeving voldoet;
1 ter) "gerubriceerde informatie": informatie of materiaal in ongeacht welke vorm waarvan openbaarmaking zonder machtiging de belangen van de Europese Unie of van een of meer van haar lidstaten in meerdere of mindere mate kan schaden en welk(e) een EU-
rubricering of een overeenkomstige rubricering draagt die strookt met de Overeenkomst tussen de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de Raad bijeen, betreffende de bescherming van in het belang van de Europese Unie uitgewisselde gerubriceerde informatie (PB C 202 van 8.7.2011, blz. 13);
1 quater) "consortium": samenwerkingsverband van aanvragers of ontvangers dat gebonden is door een consortiumovereenkomst en dat is opgezet om een met het fonds gefinancierde actie uit te voeren;
1 quinquies) "coördinator": juridische entiteit die lid is van een consortium en door alle leden van het consortium is aangewezen als centraal contactpunt in de betrekkingen met de Commissie;
2) "zeggenschap": het vermogen om via een of meer intermediaire juridische entiteiten direct of indirect beslissende invloed op een juridische entiteit uit te oefenen;
3) "ontwikkelingsactie": elke actie die ▌ bestaat uit defensiegerichte activiteiten die zich voornamelijk in de ontwikkelingsfase bevinden, met betrekking tot nieuwe producten of technologieën of het moderniseren van bestaande producten en technologieën, met uitzondering van de productie of het gebruik van wapens;
4) "disruptieve technologie voor defensie": technologie die ingrijpende veranderingen teweegbrengt, met inbegrip van een versterkte of geheel nieuwe technologie, welke leidt tot een paradigmaverschuiving in het concept en de behandeling van defensiezaken, mede doordat bestaande defensietechnologieën erdoor worden vervangen of in onbruik raken;
5) "uitvoerende bestuursstructuren": elk overeenkomstig het nationale recht aangewezen orgaan van een juridische entiteit dat in voorkomend geval aan de algemeen directeur rapporteert en gemachtigd is om de strategie, doelstellingen en algemene richting van de juridische entiteit te bepalen, en dat belast is met het toezicht op en de monitoring van de bestuurlijke besluitvorming;
5 bis) "nieuwe informatie": gegevens, knowhow of informatie die, ongeacht de vorm of aard ervan, worden gegenereerd bij de uitvoering van het fonds;
6) "juridische entiteit": elke ▌ rechtspersoon die is opgericht krachtens en als dusdanig wordt
erkend in het nationale recht, het recht van de Unie of het internationale recht, die
rechtspersoonlijkheid bezit en die, in eigen naam handelend, rechten en verplichtingen kan hebben, dan wel een entiteit zonder rechtspersoonlijkheid als bedoeld in artikel ▌ 197, lid 2, punt c) ▌, van het Financieel Reglement;
7) "middelgrote beursgenoteerde onderneming" of "midcap": onderneming die geen ▌kmo
▌ is en die ten hoogste 3 000 werknemers telt, waarvan het aantal werkzame personen wordt berekend volgens de artikelen 3 tot en met 6 van de ▌ bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie1;
8) "precommerciële inkoop": de inkoop van onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten waarbij op basis van de marktvoorwaarden sprake is van een deling van de risico's en voordelen, van een competitieve ontwikkeling in fasen en van een duidelijke scheiding tussen de ingekochte onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten en het gebruik van commerciële hoeveelheden eindproducten;
9) "projectbeheerder": elke aanbestedende dienst die in een lidstaat of een geassocieerd land is gevestigd en die van een lidstaat of een geassocieerd land of van een groep lidstaten ▌ of geassocieerde landen de taak heeft gekregen om permanent of op ad-hocbasis multinationale bewapeningsprojecten te beheren;
9 bis) "kwalificering": het gehele proces waarin wordt aangetoond dat het ontwerp van een defensieproduct, tastbaar of niet-tastbaar defensieonderdeel of de tastbare of niet- tastbare defensietechnologie aan de desbetreffende vereisten voldoet. In dit proces wordt objectief bewijs geleverd waarmee wordt aangetoond dat aan bepaalde vereisten van een ontwerp is voldaan;
10) "ontvanger": elke juridische entiteit waarmee een financieringsovereenkomst is ondertekend of waaraan kennis van een financieringsovereenkomst is gegeven;
11) "onderzoeksactie": elke actie die voornamelijk uit activiteiten op het gebied van – met name toegepast maar, waar nodig, fundamenteel – onderzoek bestaat, die tot doel hebben nieuwe kennis te verwerven en die uitsluitend op defensietoepassingen zijn gericht;
12) "resultaten": alle materiële of immateriële effecten van de actie, bijvoorbeeld gegevens, knowhow of informatie in welke vorm en van welke aard dan ook en ongeacht of deze kunnen worden beschermd, alsook alle daaraan verbonden rechten, met inbegrip van intellectuele-eigendomsrechten;
12 bis) "gevoelige informatie": informatie en gegevens, met inbegrip van gerubriceerde informatie, die bescherming tegen ongeoorloofde toegang of openbaarmaking behoeven op grond van in nationaal of Unierecht vastgestelde verplichtingen, dan wel om de persoonlijke levenssfeer of de veiligheid van een persoon of organisatie te waarborgen;
12 ter) "kleine en middelgrote ondernemingen" of "kmo's": kleine en middelgrote ondernemingen, als omschreven in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie;
13) "speciaal verslag": specifieke prestatie in het kader van een onderzoeksactie, waarin de resultaten van die actie worden opgesomd en uitgebreide informatie wordt verstrekt over de basisbeginselen, de doelstellingen, de werkelijke uitkomsten, de basiseigenschappen, de verrichte tests, de mogelijke voordelen, de mogelijke defensietoepassingen en het verwachte exploitatietraject van het onderzoek naar ontwikkeling, met inbegrip van informatie over de eigendom van intellectuele-eigendomsrechten, maar zonder de eis om informatie over intellectuele-eigendomsrechten te verstrekken;
14) "systeemprototype": een model van een product of technologie waarmee de prestaties van dat product of die technologie in een operationele omgeving kunnen worden aangetoond;
15) "derde land": een land dat geen lid van de Unie is;
16) "niet-geassocieerd derde land": een derde land dat geen geassocieerd land in de zin van artikel 5 is;
17) "entiteit uit een niet-geassocieerd derde land": juridische entiteit die in een niet- geassocieerd derde land is gevestigd of, indien het gaat om een juridische entiteit die in de Unie of een geassocieerd land is gevestigd, waarvan de uitvoerende bestuursstructuur zich in een niet-geassocieerd derde land bevindt.
Artikel 3 Doelstellingen van het fonds
1. De algemene doelstelling van het fonds bestaat in het bevorderen van het concurrentievermogen, de efficiëntie en het innovatievermogen van de technologische en industriële basis van de Europese defensie in de volledige Unie, wat bijdraagt aan de strategische autonomie en handelsvrijheid van de Unie, door ondersteuning te bieden aan gezamenlijke acties en grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten in de hele Unie, met name van kmo's en midcaps, en door de flexibiliteit van de toeleverings- en waardeketens van defensieproducten te versterken en te verbeteren, door de grensoverschrijdende samenwerking tussen juridische entiteiten uit te breiden en door een betere benutting van het industriële potentieel voor innovatie, onderzoek en technologische ontwikkeling te bevorderen in elke fase van de levenscyclus van defensieproducten en -technologieën. ▌
2. De specifieke doelstellingen van het fonds zijn:
a) ondersteuning bieden aan ▌ gezamenlijk onderzoek ▌ dat de prestaties van ▌ toekomstige vermogens in de hele Unie aanzienlijk kan stimuleren, met het oog op het maximaliseren van de innovatie en de introductie van nieuwe defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van disruptieve producten en technologieën, en het zo efficiënt mogelijke gebruik van uitgaven voor defensieonderzoek in de Unie;
b) ondersteuning bieden aan de gezamenlijke ▌ ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën ▌, en zo bijdragen tot efficiëntere defensie-uitgaven in de Unie, grotere schaalvoordelen creëren, het risico op onnodige overlappingen beperken, de integratie van Europese defensieproducten en technologieën op de markt stimuleren, en de versnippering van de markt van defensieproducten en -technologieën in de hele Unie verminderen. Uiteindelijk zal het fonds leiden tot meer standaardisering in defensiesystemen en een grotere interoperabiliteit tussen de vermogens van de lidstaten.
Een dergelijke samenwerking geschiedt in overeenstemming met de prioriteiten op het gebied van defensievermogens die door de lidstaten gemeenschappelijk zijn overeengekomen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, met name het vermogensontwikkelingsplan.
Regionale en internationale prioriteiten kunnen in dit verband, wanneer zij de in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid bepaalde
veiligheids- en defensiebelangen van de Unie dienen, en gelet op de noodzaak om onnodig dubbel werk te voorkomen, in voorkomend geval eveneens in aanmerking worden genomen als zij de mogelijke deelname van ongeacht welke lidstaat of welk geassocieerd land niet uitsluiten.
Artikel 4 Begroting
1. In overeenstemming met artikel 9, lid 1, van Verordening .../.../EU bedragen de financiële middelen voor de uitvoering van het Europees Defensiefonds voor de periode 2021-2027 11 000 000 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 / 13 000 000 000 EUR in lopende prijzen.
2. De ▌ verdeling van het in lid 1 bedoelde bedrag is als volgt:
a) ▌3 612 182 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (4 100 000 000 EUR) voor onderzoeksacties;
b) ▌7 841 078 000 EUR, uitgedrukt in prijzen van 2018 (8 900 000 000 EUR in lopende prijzen) voor ontwikkelingsacties.
2 bis. Om in te spelen op onvoorziene situaties of nieuwe ontwikkelingen en behoeften kan de Commissie tot maximaal 20 % van de middelen voor de in lid 2 bedoelde onderzoeksacties en ontwikkelingsacties herverdelen.
3. Het in lid 1 genoemde bedrag kan worden gebruikt voor technische en administratieve bijstand bij de uitvoering van het fonds, zoals activiteiten op het gebied van voorbereiding, monitoring, controle, audit en evaluatie, daaronder begrepen institutionele informatietechnologiesystemen.
4. Ten minste 4 % en maximaal 8 % van de in lid 1 genoemde financiële middelen wordt uitgetrokken voor oproepen tot het indienen van voorstellen of toekenning van financiering ter ondersteuning van disruptieve technologieën voor defensiedoeleinden.
Artikel 5 Geassocieerde landen
Het fonds staat open voor de landen van de Europese Vrijhandelsassociatie (EVA) die lid zijn van de Europese Economische Ruimte (EER), in overeenstemming met de in de EER-overeenkomst vastgestelde voorwaarden. Financiële bijdragen aan het programma op grond van dit artikel worden aangemerkt als bestemmingsontvangsten overeenkomstig artikel [21, lid 5], van het Financieel Reglement.
Artikel 6
Ondersteuning van disruptieve technologieën voor defensie
1. De Commissie verleent financiering na openbare raadplegingen over ▌ technologieën waarin de nadruk ligt op defensietoepassingen met een potentieel disruptief effect op defensiezaken op de in de werkprogramma's vastgestelde actiegebieden.
2. In de werkprogramma's worden de meest geschikte financieringsvormen voor de financiering van deze disruptieve technologieën voor defensie vastgelegd.
Artikel 7 Ethiek
1. In het kader van het fonds uitgevoerde acties zijn in overeenstemming met het toepasselijke nationale, internationale en Unierecht, inclusief het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze acties zijn eveneens in overeenstemming met de ethische beginselen die ook in het toepasselijke nationale, internationale en Unierecht worden weerspiegeld.
2. Voordat de financieringsovereenkomst ondertekend wordt, worden voorstellen ▌ door de Commissie gescreend op basis van een door het consortium voorbereide zelfbeoordeling, om na te gaan welke acties aanleiding geven tot ▌ ernstige ethische kwesties, ook met betrekking tot de uitvoeringsvoorwaarden, en om deze, in voorkomend geval, aan een ethische beoordeling te onderwerpen.
Ethische screenings en beoordelingen worden uitgevoerd door de Commissie met de hulp van onafhankelijke deskundigen met verschillende achtergronden, in het bijzonder met een erkende expertise op het gebied van ethiek in defensieaangelegenheden.
De voorwaarden voor de uitvoering van activiteiten met ethisch gevoelige kwesties worden gespecificeerd in de financieringsovereenkomst.
De Commissie waarborgt dat de ethische procedures zo transparant mogelijk zijn en brengt hier verslag over uit in het kader van haar verplichtingen krachtens artikel 32. De deskundigen zijn burgers van de Unie en komen uit een zo groot mogelijk aantal lidstaten.
3. Entiteiten die aan de actie deelnemen, verkrijgen vóór de aanvang van de betrokken activiteiten alle desbetreffende goedkeuringen of andere verplichte documenten die worden verlangd door nationale of lokale ethische commissies of andere organen, bijvoorbeeld gegevensbeschermingsautoriteiten. Die documenten worden bijgehouden en op verzoek aan de Commissie overgelegd.
▌
5. Voorstellen die ethisch niet aanvaardbaar zijn, worden verworpen ▌.
▌
Artikel 8
Uitvoering en vormen van EU-financiering
1. Het fonds wordt uitgevoerd in direct beheer overeenkomstig het Financieel Reglement.
1 bis. In afwijking van lid 1, in gerechtvaardigde gevallen, kunnen specifieke acties uitgevoerd worden in indirect beheer door de in artikel 62, lid 1, onder c), van het Financieel Reglement bedoelde organen. Dit geldt niet voor de in artikel 12 bedoelde selectie- en toekenningsprocedure.
2. In het kader van het fonds kan, in overeenstemming met het Financieel Reglement, financiering worden verstrekt via subsidies, prijzen en aanbestedingen, en waar dat, gezien de specifieke kenmerken van de actie, van toepassing is, financieringsinstrumenten in het kader van blendingverrichtingen.
2 bis. Blendingverrichtingen worden uitgevoerd in overeenstemming met titel X van het Financieel Reglement en met de InvestEU-verordening.
2 ter. Financiële instrumenten worden uitsluitend tot de ontvangers gericht.
▌
1. ▌
2. ▌
▌
Artikel 10
Subsidiabele entiteiten
1. Ontvangers en ▌ subcontractanten die betrokken zijn bij een door het fonds gefinancierde actie, ▌ zijn gevestigd in de Unie of een geassocieerd land ▌.
1 bis. De infrastructuur, faciliteiten, activa en middelen van de ontvangers en bij een actie betrokken subcontractanten, die worden gebruikt voor de doeleinden van de door het fonds gefinancierde acties, bevinden zich tijdens de gehele duur van de actie op het grondgebied van een lidstaat of een geassocieerd land, en hun uitvoerende bestuursstructuur is gevestigd in de Unie of een geassocieerd land.
1 ter. Voor de doeleinden van een door het fonds gefinancierde actie staan de ontvangers en subcontractanten die bij een actie betrokken zijn, niet onder zeggenschap van een niet- geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land.
2. In afwijking van lid 1 ter van dit artikel is een in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die onder zeggenschap van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land staat, ▌ als bij een actie betrokken aanvrager of subcontractant uitsluitend subsidiabel indien de garanties die zijn goedgekeurd door de lidstaat of het geassocieerde land waar zij overeenkomstig haar nationale procedures gevestigd is, ter beschikking worden gesteld van de Commissie. Die garanties kunnen betrekking hebben op de in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde uitvoerende bestuursstructuur van de juridische entiteit. Indien de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de juridische entiteit dit passend acht, kunnen
die garanties ook betrekking hebben op specifieke rechten van de overheid in het kader van de zeggenschap over de juridische entiteit.
De garanties bieden de waarborg dat de betrokkenheid bij een actie van een dergelijke juridische entiteit niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten zoals bepaald in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid op grond van titel V van het VEU, noch met de in artikel 3 vermelde doelstellingen. De garanties moeten tevens stroken met de bepalingen van de artikelen 22 en 25. De waarborgen moeten met name aantonen dat er voor de uitvoering van de actie maatregelen zijn getroffen die ervoor zorgen dat:
a) ▌ zeggenschap over de juridische entiteit niet zodanig wordt uitgeoefend dat het vermogen ervan om de actie uit te voeren of resultaten voor te leggen op enigerlei wijze wordt belemmerd of beperkt ▌, dat er beperkingen worden opgelegd met betrekking tot de infrastructuur, faciliteiten, activa, middelen, intellectuele eigendom of knowhow die nodig zijn voor de actie, of dat de vermogens en normen die nodig zijn voor de uitvoering van de actie, worden ondermijnd;
b) ▌ toegang van een niet-geassocieerd derde land of van een entiteit uit een niet- geassocieerd derde land tot ▌ gevoelige informatie met betrekking tot de actie wordt voorkomen; en de bij de actie betrokken werknemers of andere personen beschikken, indien nodig, over een door een lidstaat of een geassocieerd land afgegeven nationale veiligheidsmachtiging;
c) de uit de actie voortgekomen intellectuele eigendom, evenals de resultaten van de actie, zowel gedurende als na de voltooiing daarvan in handen blijven van de ontvanger, niet onder zeggenschap staan van of onderworpen zijn aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, en niet buiten de Unie of buiten geassocieerde landen worden uitgevoerd, noch toegankelijk zijn vanuit landen buiten de Unie of vanuit geassocieerde landen, zonder toestemming van de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de juridische entiteit en in overeenstemming met de in artikel 3 vermelde doelstellingen.
Indien de lidstaat of het geassocieerde land van vestiging van de juridische entiteit dit passend acht, kunnen aanvullende garanties worden verstrekt.
De Commissie informeert het in artikel 28 bedoelde comité over juridische entiteiten die overeenkomstig dit lid in aanmerking komen voor steun.
▌
4. Indien er geen concurrerende alternatieven voorhanden zijn in de Unie of in een geassocieerd land, mogen ontvangers en subcontractanten die bij een actie betrokken zijn, hun activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen gebruiken die zich buiten het grondgebied van de lidstaten van de Unie bevinden of aldaar worden gehouden, mits dat gebruik niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten, strookt met de in artikel 3 vermelde doelstellingen en volledig in overeenstemming is met de artikelen 22 en 25. ▌ De kosten in verband met deze activiteiten komen niet in aanmerking voor financiële steun uit het fonds.
4 bis. Bij het uitvoeren van een subsidiabele actie kunnen ontvangers en bij de actie betrokken subcontractanten ook samenwerken met juridische entiteiten die buiten het grondgebied van de lidstaten of de geassocieerde landen zijn gevestigd of onder zeggenschap staan van een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, onder meer door gebruik te maken van de activa, infrastructuur, faciliteiten en middelen van deze juridische entiteiten, mits dit niet in strijd is met de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten. Deze samenwerking moet stroken met de in artikel 3 vermelde doelstellingen en volledig in overeenstemming zijn met de artikelen 22 en 25.
Een niet geassocieerd derde land of een andere entiteit uit een niet-geassocieerd derde land krijgt niet zonder toestemming toegang tot gerubriceerde informatie in verband met de uitvoering van de actie, en mogelijke negatieve effecten op het gebied van de voorzieningszekerheid van inputs die essentieel zijn voor de actie, moeten worden vermeden.
De kosten in verband met deze activiteiten komen niet in aanmerking voor ondersteuning uit het fonds.
▌
6. Aanvragers verstrekken alle relevante informatie die nodig is voor het beoordelen van de
subsidiabiliteitscriteria ▌. Indien zich tijdens de uitvoering van een actie een verandering
voordoet waardoor de vraag kan rijzen of nog steeds aan de subsidiabiliteitscriteria wordt voldaan, brengt de betrokken juridische entiteit dit ter kennis van de Commissie, die vervolgens beoordeelt of nog steeds aan deze subsidiabiliteitscriteria en -voorwaarden wordt voldaan, en de mogelijke gevolgen voor de financiering van de actie nagaat.
7. ▌
8. ▌
9. In dit artikel wordt onder "subcontractanten die betrokken zijn bij een uit het fonds gefinancierde actie" verstaan: subcontracten met een directe contractuele relatie met een ontvanger, andere subcontractanten aan wie ten minste 10 % van de totale subsidiabele kosten van de actie wordt toegewezen, en subcontractanten die mogelijk toegang tot gerubriceerde EU-informatie ▌ moeten hebben om de actie te kunnen uitvoeren, en die geen deel uitmaken van het consortium.
Artikel 11 Subsidiabele acties
1. Alleen acties voor de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde doelstellingen komen in aanmerking voor financiering.
2. Het fonds biedt ondersteuning voor ▌acties voor nieuwe defensieproducten en -technologieën en acties voor de modernisering van bestaande producten en technologieën, mits het gebruik van reeds bestaande informatie die nodig is om die moderniseringsactie te kunnen uitvoeren, niet is onderworpen aan een beperking door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land, hetzij direct hetzij indirect, via een of meer intermediaire juridische entiteiten, en wel zodanig dat de actie niet kan worden uitgevoerd.
3. Een subsidiabele actie houdt verband met een of meer van de volgende activiteiten:
a) activiteiten gericht op het creëren, onderbouwen en verbeteren van ▌kennis, producten en technologieën, waaronder disruptieve ▌ technologieën, die significante effecten kunnen hebben op defensiegebied;
b) activiteiten gericht op het verhogen van de interoperabiliteit en de weerbaarheid, waaronder de beveiligde productie en uitwisseling van gegevens, op het beheersen van cruciale defensietechnologieën, op het versterken van de voorzieningszekerheid of op het mogelijk maken van een doeltreffende benutting van resultaten voor defensieproducten en -technologieën;
c) studies, zoals haalbaarheidsstudies om de haalbaarheid van ▌ nieuwe of verbeterde
technologieën, producten, processen, diensten oplossingen ▌te onderzoeken ▌;
d) het ontwerp van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel, alsook de vaststelling van de technische specificaties op basis waarvan dat ontwerp is ontwikkeld, evenals eventuele deeltesten met het oog op risicobeperking in een industriële of representatieve omgeving;
e) de ontwikkeling van een model of een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel waarmee de prestaties van dat element in een operationele omgeving kunnen worden aangetoond (systeemprototype);
f) het testen van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-tastbaar onderdeel;
g) de kwalificering van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-
tastbaar onderdeel ▌;
h) de certificering van een defensieproduct, defensietechnologie of tastbaar of niet-
tastbaar onderdeel ▌;
i) de ontwikkeling van technologieën of middelen die de efficiëntie van defensieproducten en -technologieën gedurende hun gehele levenscyclus verhogen;
▌
4. ▌ De actie wordt uitgevoerd door een consortium van ten minste drie in aanmerking komende entiteiten die gevestigd zijn in ten minste drie verschillende lidstaten ▌ of geassocieerde landen. Ten minste drie van deze subsidiabele entiteiten die gevestigd zijn in ten minste twee verschillende lidstaten ▌ of geassocieerde landen, staan niet gedurende de hele uitvoering van de actie direct of indirect onder ▌zeggenschap van dezelfde entiteit, noch mogen zij onder zeggenschap van elkaar staan.
5. Lid 4 is niet van toepassing op ▌ acties met betrekking tot disruptieve technologieën voor defensie noch op acties bedoeld in lid 3 ▌, punt c) ▌.
6. Acties met het oog op de ontwikkeling van producten en technologieën waarvan het gebruik, de ontwikkeling of productie op grond van het toepasselijke internationaal recht verboden is, komen niet voor subsidie in aanmerking.
Acties voor de ontwikkeling van dodelijke autonome wapens die niet de mogelijkheid bieden om een zinvolle menselijke controle uit te oefenen over besluiten in verband met het selecteren en inzetten ervan bij aanvallen die op mensen gericht zijn, mogen evenmin in aanmerking komen voor financiële steun van het fonds, onverminderd de mogelijkheid om financiering te verstrekken voor acties voor de ontwikkeling van vroegtijdige waarschuwingssystemen en tegenmaatregelen voor defensiedoeleinden.
▌
▌
Artikel 12
Selectie- en toekenningsprocedure
1. De Uniefinanciering wordt verstrekt na vergelijkende oproepen tot het indienen van voorstellen overeenkomstig het Financieel Reglement. In bepaalde terdege gemotiveerde uitzonderlijke omstandigheden kan financiering door de Unie ook worden toegekend overeenkomstig artikel ▌195, punt e), ▌ van het Financieel Reglement.
▌
2 bis. Financiering ▌ wordt door de Commissie toegekend door middel van uitvoeringshandelingen die overeenkomstig de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure zijn vastgesteld.
Artikel 13 Toekenningscriteria
▌ Elk voorstel wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
a) bijdrage aan excellentie of disruptiepotentieel op defensiegebied, waarbij in het bijzonder wordt aangetoond dat de verwachte resultaten van de voorgestelde actie significante voordelen bieden ten aanzien van bestaande defensieproducten of -technologieën;
b) bijdrage aan de innovatie en technologische ontwikkeling van de Europese defensie- industrie, waarbij in het bijzonder wordt getoond dat de voorgestelde actie onder meer betrekking heeft op baanbrekende of vernieuwende concepten en benaderingen, nieuwe veelbelovende technologische verbeteringen in de toekomst of de toepassing van technologieën of concepten die voorheen niet in de defensiesector werden gebruikt, en waarbij onnodige overlappingen worden voorkomen;
c) bijdrage aan het concurrentievermogen van de Europese defensie-industrie, waarbij naar voren komt dat de voorgestelde actie een aantoonbaar positieve balans qua kostenefficiëntie en -effectiviteit met zich meebrengt, waardoor er in de hele Unie en wereldwijd nieuwe marktkansen worden gecreëerd en in de hele Unie de groei van bedrijven wordt versneld;
▌
d) bijdrage tot de autonomie van de Europese industriële en technologische defensiebasis, onder meer door verhoging van de niet-afhankelijkheid van niet-EU-bronnen en vergroting van de voorzieningszekerheid, en tot de veiligheids- en defensiebelangen van de Unie conform de in artikel 3 ▌ bedoelde prioriteiten;
e) bijdrage aan de totstandbrenging van nieuwe grensoverschrijdende samenwerking tussen in lidstaten of geassocieerde landen gevestigde juridische entiteiten, met name voor kmo's en midcaps die in aanzienlijke mate aan de actie deelnemen, als ontvangers, subcontractanten of als andere entiteiten in de toeleveringsketen, en die zijn gevestigd in andere lidstaten ▌ of geassocieerde landen dan die waar de entiteiten in het consortium die geen kmo's of midcaps zijn, zijn gevestigd;
f) kwaliteit en efficiëntie van de uitvoering van de actie.
▌
Artikel 14 Medefinancieringspercentage
1. Onverminderd artikel 190 van het Financieel Reglement financiert het fonds tot 100 % van de subsidiabele kosten van een in artikel 11, lid 3, bedoelde activiteit.
2. In afwijking van lid 1 geldt het volgende:
a) voor activiteiten als bedoeld in artikel 11, lid 3, punt e), bedraagt de financiële bijstand uit het fonds niet meer dan 20 % van de subsidiabele kosten daarvan;
b) voor activiteiten als bedoeld in artikel 11, lid 3, punten f) tot en met h), bedraagt de financiële bijstand uit het fonds niet meer dan 80 % van de subsidiabele kosten daarvan.
3. Voor ontwikkelingsacties wordt het financieringspercentage verhoogd in de volgende gevallen:
a) een activiteit die wordt ontwikkeld in de context van permanente gestructureerde samenwerking als ingesteld bij Besluit (GBVB) 2017/2315 van de Raad van 11 december 2017 kan een percentage genieten dat met 10 procentpunten is verhoogd;
b) een activiteit kan een verhoogd financieringspercentage als bedoeld in de tweede en derde alinea genieten, waarbij ten minste 10 % van de totale subsidiabele kosten van de activiteit wordt toewezen aan kmo's die in een lidstaat of in een geassocieerd land zijn gevestigd en die als ontvanger, als subcontractant of als entiteit in de toeleveringsketen aan de activiteit deelnemen.
Het financieringspercentage kan worden verhoogd met het aantal procentpunten dat overeenstemt met het percentage van de totale subsidiabele kosten van de activiteit dat wordt toegewezen aan kmo's die zijn gevestigd in lidstaten of in geassocieerde landen waar andere ontvangers dan kmo's zijn gevestigd en die op hun beurt als ontvanger of als entiteit in de toeleveringsketen aan de activiteit deelnemen, en wel met maximaal 5 procentpunten.
Het financieringspercentage kan worden verhoogd met het aantal procentpunten dat overeenstemt met het tweevoud van het percentage van de totale subsidiabele
kosten van de activiteit dat wordt toegewezen aan kmo's die zijn gevestigd in andere lidstaten of geassocieerde landen dan die waar andere ontvangers dan kmo's zijn gevestigd en die op hun beurt als ontvanger of als entiteit in de toeleveringsketen aan de activiteit deelnemen;
c) een activiteit kan een financieringspercentage genieten dat met 10 procentpunten wordt verhoogd indien ten minste 15 % van de totale subsidiabele kosten van de activiteit aan in de Unie of in een geassocieerd land gevestigde midcaps wordt toegewezen;
d) de totale verhoging van het financieringspercentage van een activiteit mag niet meer dan 35 procentpunten bedragen.
De uit hoofde van het fonds door de Unie verleende financiële steun, verhoogde financieringspercentages inbegrepen, bedraagt maximaal 100 % van de subsidiabele kosten van de actie.
Artikel 15 Financiële draagkracht
In afwijking van artikel ▌ 198 ▌ van het Financieel Reglement:
a) wordt enkel de financiële draagkracht van de coördinator geverifieerd en enkel indien de aangevraagde financiering van de Unie 500 000 EUR of meer bedraagt. Wanneer er echter redenen bestaan om aan de financiële draagkracht te twijfelen, verifieert de Commissie tevens de financiële draagkracht van andere aanvragers of van coördinatoren die onder de in de eerste zin bedoelde drempelwaarde blijven;
b) wordt de financiële draagkracht niet geverifieerd bij juridische entiteiten waarvan de levensvatbaarheid wordt gegarandeerd door de betrokken autoriteiten van een lidstaat;
c) wordt, indien de financiële draagkracht structureel wordt gegarandeerd door een andere juridische entiteit, de financiële draagkracht van deze laatste geverifieerd.
Artikel 16 Indirecte kosten
1. In afwijking van artikel 181, lid 6, van het Financieel Reglement worden indirecte subsidiabele kosten bepaald door een vast percentage van 25 % toe te passen op de totale
directe subsidiabele kosten, met uitzondering van directe subsidiabele kosten van onderaanneming en financiële ondersteuning aan derden en eenheidskosten of vaste bedragen die indirecte kosten omvatten.
2. Bij wijze van alternatief kunnen indirecte subsidiabele kosten ▌worden bepaald overeenkomstig de gebruikelijke kostenberekeningsmethoden van de ontvanger op basis van werkelijke indirecte kosten, voor zover die kostenberekeningsmethoden door nationale autoriteiten voor vergelijkbare activiteiten op het gebied van defensie zijn aanvaard in overeenstemming met artikel ▌ 185 ▌ van het Financieel Reglement en aan de Commissie zijn meegedeeld.
Artikel 17
Gebruik van eenmalige vaste bedragen of niet aan kosten gekoppelde bijdragen
1. Indien met de Uniesubsidie minder dan 50 % van de totale kosten van de actie wordt medegefinancierd, kan de Commissie gebruikmaken van:
a) een niet aan kosten gekoppelde bijdrage als bedoeld in artikel ▌ 180, lid 3 ▌, van het Financieel Reglement en gebaseerd op de verwezenlijking van resultaten gemeten ten opzichte van eerder vastgestelde mijlpalen of middels prestatie-indicatoren; of
b) een eenmalig vast bedrag als bedoeld in artikel ▌ 182 ▌ van het Financieel Reglement en gebaseerd op de voorlopige begroting van de actie die reeds door de nationale autoriteiten van de medefinancierende lidstaten en geassocieerde landen is goedgekeurd.
2. Indirecte kosten worden opgenomen in het vaste bedrag.
Artikel 18 Precommerciële inkoop
1. De Unie kan precommerciële inkoop ondersteunen door een subsidie toe te kennen aan aanbestedende diensten of aanbestedende instanties in de zin van de Richtlijnen 2014/24/EU1, 2014/25/EU1 en 2009/81/EG2 van het Europees Parlement en de Raad die
1 Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).
gezamenlijk defensiegerelateerde onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten aanbesteden of hun aanbestedingsprocedures coördineren.
2. De aanbestedingsprocedures:
a) zijn in overeenstemming met de bepalingen van deze verordening;
b) kunnen voorzien in de gunning van meerdere contracten binnen dezelfde procedure ("multiple sourcing");
c) voorzien in de gunning van de contracten aan de inschrijving(en) die de beste prijs- kwaliteitverhouding biedt/bieden, waarbij de afwezigheid van belangenconflicten wordt gewaarborgd.
Artikel 19 Garantiefonds
Bijdragen aan een systeem voor onderlinge verzekeringen kunnen dienen ter dekking van het risico dat verbonden is aan de terugvordering van door de begunstigden verschuldigde middelen en worden beschouwd als een toereikende garantie krachtens het Financieel Reglement. De bepalingen van [artikel X van] Verordening XXX [opvolger van de verordening betreffende het Garantiefonds] zijn van toepassing.
▌
Artikel 20 Subsidiabiliteitsvoorwaarden voor aanbesteding en prijzen
1. De artikelen 10 en 11 zijn dienovereenkomstig van toepassing op prijzen.
2. Artikel 10, in afwijking van artikel 176 van het Financieel Reglement, en artikel 11 zijn dienovereenkomstig van toepassing op de aanbesteding van in artikel 11, lid 3, onder c), bedoelde studies.
1 Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van opdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).
2 Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG (PB L 216 van 20.8.2009, blz. 76).
▌
TITEL II
SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP ONDERZOEKSACTIES
Artikel 22
Eigendom van resultaten van onderzoeksacties
1. De resultaten van uit het fonds gefinancierde onderzoeksacties zijn eigendom van de ontvangers die de resultaten genereren. Indien juridische entiteiten gezamenlijk resultaten genereren, en indien hun respectieve bijdragen niet kunnen worden geverifieerd of indien het niet mogelijk is dergelijke gezamenlijke resultaten op te splitsen, houden de juridische entiteiten de resultaten gezamenlijk in eigendom. De gezamenlijke eigenaren sluiten een overeenkomst betreffende de verdeling en de voorwaarden voor de uitoefening van dit gezamenlijke eigendomsrecht, met inachtneming van hun verplichtingen uit hoofde van de subsidieovereenkomst.
2. In afwijking van lid 1 geldt dat, indien de bijstand van de Unie wordt verleend in de vorm van een overheidsopdracht, de Unie eigenaar is van de resultaten van uit het fonds gefinancierde onderzoeksacties. De lidstaten en geassocieerde landen hebben toegangsrechten tot de resultaten voor zover zij daar schriftelijk om verzoeken.
3. ▌ De resultaten van onderzoeksacties die uit het fonds worden gefinancierd, mogen direct noch indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, aan zeggenschap van of beperkingen door een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet-geassocieerd derde land worden onderworpen, zo ook wat de overdracht van technologie betreft.
4. Wat de resultaten betreft die door ontvangers via uit het fonds gefinancierde acties zijn gegenereerd, wordt de Commissie, onverminderd lid 8 bis van dit artikel, op voorhand in kennis gesteld van elke overdracht van eigendom ▌ of toekenning van een exclusieve licentie ▌ aan een niet-geassocieerd derde land of aan een entiteit uit een
niet‑ geassocieerd derde land. Indien een dergelijke overdracht van eigendom ingaat tegen
de ▌ veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten of tegen de in artikel 3
vermelde doelstellingen van deze verordening, wordt de in het kader van het fonds verstrekte financiering terugbetaald.
5. De nationale autoriteiten van de lidstaten en geassocieerde landen hebben toegangsrechten tot het speciaal verslag van onderzoeksacties die Uniefinanciering hebben ontvangen. Dergelijke toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend en door de Commissie aan de lidstaten en de geassocieerde landen overgedragen nadat in passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien.
6. De nationale autoriteiten van de lidstaten en de geassocieerde landen gebruiken het speciaal verslag uitsluitend voor doeleinden met betrekking tot het gebruik door of voor hun strijdkrachten of veiligheids- of inlichtingendiensten, onder meer in het kader van hun samenwerkingsprogramma's. Dergelijk gebruik omvat, maar is niet beperkt tot studie, evaluatie, beoordeling, onderzoek, ontwerp, ▌ productaanvaarding en -certificering, bediening, opleiding en verwijdering ▌ evenals de beoordeling en opstelling van technische voorschriften voor aanbesteding.
7. De ontvangers verlenen de instellingen, organen of agentschappen van de Unie royaltyvrij toegangsrechten tot de resultaten van uit het fonds gefinancierde onderzoeksactiviteiten, voor zover dit naar behoren gerechtvaardigd is voor de ontwikkeling, uitvoering en monitoring van bestaande beleidsmaatregelen of programma's van de Unie binnen haar bevoegdheidsdomeinen. Dergelijke toegangsrechten hebben enkel betrekking op niet- commercieel en niet-competitief gebruik.
8. Met betrekking tot precommerciële inkoop worden in de financieringsovereenkomsten en de contracten specifieke bepalingen inzake de eigendom, de toegangsrechten en de licentieverlening vastgesteld om een maximaal effect van de resultaten te bewerkstelligen en oneerlijke voordelen te voorkomen. De aanbestedende dienst heeft minimaal en vrij van royalty's recht op toegang tot die resultaten voor eigen gebruik en heeft het recht om niet- exclusieve licenties aan derden te verlenen of om die licentie door de ontvangers te doen verlenen, teneinde de resultaten onder eerlijke en redelijke voorwaarden te exploiteren, evenwel zonder sublicentierecht. Alle lidstaten en geassocieerde landen hebben royaltyvrij toegang tot het speciaal verslag. Indien een contractant er niet in slaagt de resultaten binnen een bepaalde periode na de precommerciële inkoop zoals vastgesteld in de
overeenkomst, te exploiteren, draagt hij de eigendom van de resultaten over aan de aanbestedende diensten.
8 bis. De bepalingen van deze verordening hebben geen invloed op de uitvoer van producten, apparatuur of technologieën die de resultaten van uit het fonds gefinancierde onderzoeksactiviteiten integreren, en laten de beslissingsvrijheid van de lidstaten in het uitvoerbeleid voor defensiegerelateerde producten onverlet.
8 ter. Twee of meer lidstaten of geassocieerde landen die, multilateraal of binnen de organisatie van de EU, gezamenlijk een of meerdere contracten hebben gesloten met een of meer ontvangers om de resultaten van uit het fonds gefinancierde onderzoeksactiviteiten samen verder te ontwikkelen, genieten toegangsrechten tot de resultaten die eigendom zijn van die ontvangers en noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het contract of de contracten. Deze toegangsrechten worden vrij van royalty's verleend, en onder specifieke voorwaarden die ervoor moeten zorgen dat deze rechten uitsluitend voor het doel van het contract of de contracten worden gebruikt en dat in de passende geheimhoudingsverplichtingen is voorzien.
TITEL III
SPECIFIEKE BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP ONTWIKKELINGSACTIES
Artikel 23
Aanvullende subsidiabiliteitscriteria voor ontwikkelingsacties
1. ▌ Het consortium toont aan dat de resterende kosten van een activiteit die niet door ondersteuning door de Unie worden gedekt, door andere financieringsmiddelen zullen worden gedekt, zoals door bijdragen van lidstaten ▌ of geassocieerde landen, of medefinanciering van juridische entiteiten.
2. In artikel 11, lid 3, punt d) ▌, bedoelde activiteiten zijn gebaseerd op geharmoniseerde vermogensvereisten die gezamenlijk door ten minste twee lidstaten ▌ of geassocieerde landen zijn overeengekomen.
3. Wat betreft activiteiten als bedoeld in artikel 11, lid 3, punten e) tot en met h), toont het consortium middels door nationale autoriteiten afgegeven documenten aan dat:
a) ten minste twee lidstaten ▌ of geassocieerde landen voornemens zijn het eindproduct aan te schaffen of de technologie op gecoördineerde wijze te gebruiken, onder meer via gezamenlijke aanbestedingen indien van toepassing;
b) de activiteiten gebaseerd zijn op gemeenschappelijke technische specificaties die gezamenlijk zijn overeengekomen door de lidstaten ▌ of geassocieerde landen die de actie zullen medefinancieren of die voornemens zijn het eindproduct gezamenlijk aan te schaffen of de technologie gezamenlijk te gebruiken.
Artikel 24
Aanvullende toekenningscriteria voor ontwikkelingsacties
Naast de toekenningscriteria als bedoeld in artikel 13 wordt voor het werkprogramma ook rekening gehouden met:
a) de bijdrage aan het verhogen van de efficiëntie in de hele levenscyclus van defensieproducten en -technologieën, met inbegrip van kosteneffectiviteit en het potentieel voor synergieën in het aanbestedings- en onderhoudsproces en de verwijderingsprocessen;
b) de bijdrage aan de verdere integratie van de Europese defensie-industrie in de Unie, waarbij de ontvangers aantonen dat de lidstaten hebben toegezegd het eindproduct of de eindtechnologie op gecoördineerde wijze gezamenlijk te gebruiken, bezitten of onderhouden.
▌
Artikel 25
Eigendom van resultaten van ontwikkelingsacties
1. De Unie is geen eigenaar van de producten of technologieën die voortkomen uit uit het fonds gefinancierde ontwikkelingsacties, noch maakt zij aanspraak op enige intellectuele- eigendomsrechten met betrekking tot de resultaten van die acties.
▌
2. De resultaten van uit het fonds gefinancierde acties mogen direct noch indirect via een of meer intermediaire juridische entiteiten, aan zeggenschap van of beperkingen door niet- geassocieerde derde landen of entiteiten uit niet-geassocieerde derde landen worden onderworpen, zo ook wat de overdracht van technologie betreft.
2 bis. Deze verordening laat de beslissingsvrijheid van de lidstaten in het exportbeleid voor defensiegerelateerde producten onverlet.
3. Wat de resultaten betreft die door ontvangers via uit het fonds gefinancierde acties zijn gegenereerd, wordt de Commissie, onverminderd lid 2 bis van dit artikel, op voorhand in kennis gesteld van elke overdracht van eigendom ▌ aan een niet-geassocieerd derde land of een entiteit uit een niet‑ geassocieerd derde land. Indien een dergelijke overdracht van eigendom ▌ ingaat tegen de ▌ veiligheids- en defensiebelangen van de Unie en haar lidstaten of tegen de ▌ in artikel 3 vermelde ▌ doelstellingen, wordt de in het kader van het fonds verstrekte financiering terugbetaald.
4. Indien de bijstand van de Unie wordt verstrekt in de vorm van een overheidsopdracht voor het verrichten van een studie, hebben de lidstaten ▌ of geassocieerde landen, indien zij daar schriftelijk om verzoeken, recht op een kosteloze, niet-exclusieve licentie voor het gebruik daarvan.
▌
TITEL IV
BEHEER, MONITORING, EVALUATIE EN CONTROLE
Artikel 27 Werkprogramma's
1. Het fonds wordt uitgevoerd door middel van jaarlijkse werkprogramma's die zijn vastgesteld overeenkomstig artikel 110 van het Financieel Reglement. In de werkprogramma's wordt in voorkomend geval het voor blendingverrichtingen gereserveerde totaalbedrag opgenomen. In de werkprogramma's wordt de algemene begroting ten gunste van de grensoverschrijdende deelname van kmo's vastgesteld.
2. De Commissie stelt de werkprogramma's vast middels uitvoeringshandelingen in overeenstemming met de in artikel 28, lid 2, bedoelde procedure.
3. In de werkprogramma's worden de onderzoeksonderwerpen en categorieën van acties die uit het fonds zullen worden gefinancierd, in detail vermeld. Deze categorieën zijn in overeenstemming met de in artikel 3 vermelde prioriteiten op het gebied van defensie.
Met uitzondering van het deel van het werkprogramma dat gewijd is aan disruptieve technologieën voor defensietoepassingen, betreffen deze onderzoeksonderwerpen en categorieën van acties producten en technologieën op het gebied van:
a) voorbereiding, bescherming, uitrol en duurzaamheid;
b) informatiemanagement en -superioriteit en commando, controle, communicatie, computers, inlichtingen, surveillance en verkenning (C4ISR), cyberdefensie en cyberbeveiliging; en
c) inzet en effectoren.
4. De werkprogramma's bevatten in voorkomend geval functionele vereisten en een nadere bepaling van de vorm van de EU-financiering in overeenstemming met artikel 8, maar verhinderen geen concurrentie op het niveau van de oproepen tot het indienen van voorstellen.
De transitie van resultaten van reeds uit het fonds gefinancierde onderzoeksacties met een duidelijke toegevoegde waarde naar de ontwikkelingsfase kan eveneens in aanmerking worden genomen in de werkprogramma's.
Artikel 28 Comité
1. De Commissie wordt bijgestaan door een comité in de zin van Verordening (EU)
nr. 182/2011. Het Europees Defensieagentschap wordt uitgenodigd als waarnemer om zijn standpunten kenbaar te maken en zijn expertise te delen. De Europese Dienst voor extern optreden wordt eveneens uitgenodigd om de vergaderingen bij te wonen.
Het comité komt ook bijeen in speciale samenstellingen, onder meer om veiligheids- en defensieaspecten te bespreken, in verband met acties in het kader van het fonds.
2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen, is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.
Indien het comité geen advies uitbrengt, stelt de Commissie de ontwerpuitvoeringshandeling niet vast en is artikel 5, lid 4, derde alinea, van die verordening van toepassing.
Artikel 28 bis Raadpleging van de projectbeheerder
Xxxxxxx een lidstaat of geassocieerd land een projectbeheerder heeft benoemd, raadpleegt de Commissie de projectbeheerder over de vooruitgang die geboekt werd met betrekking tot de actie alvorens de betaling wordt verricht.
Artikel 29 Onafhankelijke deskundigen
1. De Commissie stelt overeenkomstig artikel ▌ 237 ▌ van het Financieel Reglement onafhankelijke deskundigen aan om haar bij te staan bij de ethische toetsing van artikel 7 en bij de evaluatie van voorstellen. ▌
2. Onafhankelijke deskundigen zijn burgers van de Unie ▌ uit een zo breed mogelijke selectie lidstaten en worden geselecteerd op basis van oproepen tot het indienen van
blijken van belangstelling die met het oog op het vaststellen van een lijst met deskundigen zijn gericht aan ▌ Ministeries van Defensie en ondergeschikte agentschappen, andere relevante overheidsinstanties, onderzoeksinstituten, universiteiten, bedrijfsverenigingen of ondernemingen in de defensiesector. In afwijking van artikel ▌ 237 ▌ van het Financieel Reglement wordt die lijst niet bekendgemaakt.
3. De beveiligingsgegevens van benoemde onafhankelijke deskundigen worden door de respectieve lidstaten of gevalideerd.
4. Het in artikel 28 bedoelde comité wordt jaarlijks in kennis gesteld van de lijst van deskundigen, die transparant moet zijn wat betreft de beveiligingsgegevens van de deskundigen. De Commissie zorgt er tevens voor dat een deskundige geen beoordeling verricht noch advies of assistentie verleent met betrekking tot een aangelegenheid ten aanzien waarvan hij een belangenconflict heeft.
5. Onafhankelijke deskundigen worden gekozen op basis van de vaardigheden, ervaring en kennis waarover zij moeten beschikken om de aan hen opgedragen taken te kunnen uitvoeren.
▌Artikel 30
Toepassing van de regelgeving inzake gerubriceerde informatie
1. Binnen het toepassingsgebied van deze verordening:
a) zorgt elke lidstaat ▌ ervoor dat ▌hij eenzelfde mate van bescherming van gerubriceerde informatie van de Europese Unie biedt als de ▌ beveiligingsvoorschriften van de Raad, die zijn vervat in de bijlagen bij Besluit 2013/488/EU1;
a1) beschermt de Commissie gerubriceerde informatie overeenkomstig de veiligheidsvoorschriften vervat in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende de veiligheidsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie;
▌
1 PB L 274 van 15.10.2013, blz. 1.
c) kunnen in ▌ derde landen verblijvende natuurlijke personen en aldaar gevestigde rechtspersonen enkel met gerubriceerde informatie van de EU met betrekking tot het fonds werken indien in die landen voor hen beveiligingsvoorschriften gelden die ten minste eenzelfde mate van bescherming bieden als de veiligheidsvoorschriften van de Commissie in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie en de beveiligingsvoorschriften van de Raad vervat in ▌ Besluit 2013/488/EU;
c1) wordt de gelijkwaardigheid van beveiligingsvoorschriften die in een derde land of een internationale organisatie worden toegepast, omschreven in een overeenkomst over beveiliging van informatie, waar relevant met inbegrip van kwesties inzake industriële beveiliging, tussen de Unie en dat derde land of die internationale organisatie, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 218 VWEU en met inachtneming van artikel 13 van Besluit 2013/488/EU;
d) kan, onverminderd artikel 13 van Besluit 2013/488/EU en de voorschriften inzake industriële beveiliging in Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie, aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon, derde land of internationale organisatie toegang worden verleend tot gerubriceerde informatie van de Europese Unie, wanneer dat nodig wordt geacht en per geval, afhankelijk van de aard en de inhoud van die informatie, de noodzaak dat de ontvanger er kennis van neemt en het voordeel daarvan voor de Unie.
2. Bij acties waarvoor gerubriceerde informatie nodig is of die dergelijke informatie vereisen
▌ of bevatten, vermeldt het betrokken financieringsorgaan in de oproep tot het indienen van voorstellen of in de aanbestedingsdocumenten de maatregelen en voorschriften die noodzakelijk zijn om het vereiste beveiligingsniveau van deze informatie te waarborgen.
3. De Commissie zet een beveiligd uitwisselingssysteem op om de uitwisseling van gevoelige en gerubriceerde informatie tussen de Commissie en de lidstaten en de geassocieerde landen en, in voorkomend geval, met de aanvragers en de ontvangers, te vergemakkelijken. Het systeem houdt rekening met de nationale beveiligingsvoorschriften van de lidstaten.
4. Over de herkomst van gerubriceerde nieuwe informatie die bij de uitvoering van een onderzoeks-of ontwikkelingsactie wordt gegenereerd, wordt beslist door de lidstaten op wier grondgebied de ontvangers zijn gevestigd. Daartoe mogen de lidstaten beslissen
over een specifiek beveiligingskader voor de bescherming en verwerking van gerubriceerde informatie in verband met de actie, en brengen ze de Commissie daarvan op de hoogte. Een dergelijk beveiligingskader laat de mogelijkheid voor de Commissie om toegang te krijgen tot de nodige informatie voor de tenuitvoerlegging van de actie onverlet.
Indien deze lidstaten dit specifieke beveiligingskader niet opzetten, zet de Commissie het beveiligingskader voor de actie op in overeenstemming met de bepalingen van Besluit (EU, Euratom) 2015/444 van de Commissie.
Voordat de financieringsovereenkomst of het akkoord wordt ondertekend, moet het toepasselijke beveiligingskader voor de actie opgezet zijn.
Artikel 31 Toezicht en verslaglegging
1. De bijlage bij deze verordening bevat indicatoren voor het toezicht op de uitvoering en voortgang van het fonds bij de verwezenlijking van de in artikel 3 genoemde algemene en specifieke doelstellingen.
2. Om ervoor te zorgen dat de voortgang van het fonds bij het behalen van de doelstellingen ervan doeltreffend wordt beoordeeld, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 36 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de bijlage te wijzigen met het oog op herziening of aanvulling van de indicatoren, indien nodig, en deze verordening aan te vullen met bepalingen betreffende de vaststelling van een kader voor toezicht en evaluatie.
3. De Commissie houdt geregeld toezicht op de uitvoering van het fonds en brengt jaarlijks verslag uit over de geboekte vooruitgang aan het Europees Parlement en de Raad, onder meer over hoe de in het kader van het EDIDP en de PADR geïdentificeerde en geleerde lessen in acht worden genomen bij de uitvoering van het fonds. Daartoe stelt de Commissie de nodige toezichtsregelingen in.
4. Het prestatieverslagleggingssysteem waarborgt dat de gegevens voor het toezicht op de uitvoering en de resultaten van het fonds op efficiënte en doeltreffende wijze en tijdig worden verzameld. Daartoe worden evenredige verslagleggingsvereisten opgelegd aan de ontvangers van middelen van de Unie.
Artikel 32 Evaluatie van het fonds
1. Evaluaties worden tijdig uitgevoerd zodat zij in de besluitvorming kunnen worden meegenomen.
2. De tussentijdse evaluatie van het fonds wordt uitgevoerd zodra voldoende informatie over de uitvoering ervan ▌ beschikbaar is, maar uiterlijk vier jaar nadat met de uitvoering ervan is begonnen. In het verslag van de tussentijdse evaluatie tegen 31 juli 2024 wordt met name ingegaan op ▌ het beheer van het fonds, onder meer met betrekking tot de bepalingen inzake de onafhankelijke deskundigen, de uitvoering van de in artikel 7 bedoelde ethische procedures, en de uit het EDIDP en de PADR geleerde lessen, de uitvoeringspercentages, de projecttoekenningspercentages met inbegrip van het niveau van betrokkenheid van kmo's en midcaps ▌ en de mate van grensoverschrijdende deelname, de in artikel 16 bepaalde vergoedingspercentages van indirecte kosten, de begroting die werd toegewezen aan disruptieve technologieën in oproepen tot het indienen van voorstellen, en de overeenkomstig artikel ▌ 195 ▌ van het Reglement verstrekte financiering. De tussentijdse evaluatie bevat ook informatie over de landen van herkomst van de ontvangers, het aantal landen dat betrokken is bij afzonderlijke projecten en, waar mogelijk, de verdeling van de gegenereerde intellectuele-eigendomsrechten. De Commissie kan voorstellen voor passende wijzigingen van deze verordening indienen.
3. Aan het einde van de uitvoeringsperiode, maar uiterlijk vier jaar na 31 december 2027, verricht de Commissie een eindevaluatie van de uitvoering van het fonds. Het eindevaluatieverslag omvat de resultaten van de uitvoering van en, voor zover dit gezien de timing mogelijk is, de effecten van het fonds. In dat verslag wordt op basis van de relevante raadplegingen van de lidstaten en geassocieerde landen en de belangrijkste belanghebbenden met name een beoordeling gemaakt van de geboekte vooruitgang bij het verwezenlijken van de in artikel 3 vermelde doelstellingen. Het evaluatieverslag zal ook helpen bepalen op welke gebieden de Unie voor de ontwikkeling van defensieproducten en -technologieën afhankelijk is van derde landen. Ook wordt in dat verslag een analyse verricht van de grensoverschrijdende deelname, onder meer van kmo's en midcaps, aan de in het kader van het fonds uitgevoerde projecten, alsmede van de integratie van kmo's en midcaps in de mondiale waardeketen, en van de bijdrage van het fonds aan het wegwerken van de tekortkomingen die in het vermogensontwikkelingsplan zijn
vastgesteld. De evaluatie bevat ook informatie over de landen van herkomst van de ontvangers en, waar mogelijk, over de verdeling van de gegenereerde intellectuele- eigendomsrechten.
4. De Commissie deelt de conclusies van de evaluaties tezamen met haar opmerkingen mee aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's.
Artikel 33 Audits
Audits naar het gebruik van de bijdrage van de Unie door personen of entiteiten, met inbegrip van andere personen of entiteiten dan die welke door de instellingen of organen van de Unie zijn gemachtigd, vormen de basis van de algemene zekerheid in de zin van artikel ▌ 127 ▌ van het Financieel Reglement. Overeenkomstig artikel 287 VWEU onderzoekt de Europese Rekenkamer de rekeningen van alle ontvangsten en uitgaven van de Unie.
Artikel 34
Bescherming van de financiële belangen van de Unie
Een derde land dat aan het fonds deelneemt door middel van een in het kader van een internationale overeenkomst vastgesteld besluit of op grond van een ander rechtsinstrument verleent de nodige rechten en toegang aan de bevoegde ordonnateur, ▌het OLAF en de Europese Rekenkamer zodat zij hun respectieve bevoegdheden ten volle kunnen uitoefenen. In het geval van het OLAF omvatten deze rechten het recht om onderzoeken, waaronder controles en verificaties ter plaatse, uit te voeren, overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) nr. 883/2013 van het Europees Parlement en de Raad betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding ▌.
Artikel 35
Informatie, communicatie en publiciteit
1. De ontvangers van financiering van de Unie erkennen de oorsprong van en geven zichtbaarheid aan de financiering van de Unie, met name wanneer zij de acties en de resultaten ervan promoten, door meerdere doelgroepen, waaronder de media en het grote publiek, doelgericht en op samenhangende, doeltreffende en evenredige wijze te informeren. De mogelijkheid om academische papers op basis van de resultaten van onderzoeksacties te publiceren, wordt in de financieringsovereenkomst geregeld.
2. De Commissie voert informatie- en communicatieacties uit met betrekking tot het fonds, de acties en de resultaten ervan. De aan het fonds toegewezen financiële middelen dragen tevens bij aan de ▌ communicatie over de politieke prioriteiten van de Unie, voor zover zij verband houden met de in artikel 3 bedoelde doelstellingen.
2 bis. De aan het fonds toegewezen middelen kunnen ook bijdragen aan de organisatie van verspreidingsactiviteiten, netwerkevenementen en bewustmakingsactiviteiten, met name om de toeleveringsketens open te stellen om de grensoverschrijdende deelname van kmo's te bevorderen.
TITEL V
GEDELEGEERDE HANDELINGEN, EN OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 36 Gedelegeerde handelingen
1. De in artikel 31 bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.
2. Het Europees Parlement of de Raad kan de in artikel 31 bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet.
3. Vóór de vaststelling van een gedelegeerde handeling raadpleegt de Commissie de door elke lidstaat aangewezen deskundigen overeenkomstig de beginselen die zijn neergelegd in het Interinstitutioneel Akkoord over beter wetgeven van 13 april 2016.
4. Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.
5. Een overeenkomstig artikel 31 vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van die handeling aan het Europees Parlement en de Raad bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad vóór het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.
Artikel 37 Intrekking
Verordening (EU) 2018/1092 (industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie) wordt ingetrokken met ingang van 1 januari 2021.
Artikel 38 Overgangsbepalingen
1. Deze verordening doet geen afbreuk aan de voortzetting of de wijziging van de betrokken acties tot de afsluiting ervan op grond van Verordening (EU) 2018/1092 en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek, die van toepassing blijven op de betrokken acties tot zij worden afgesloten, alsmede op de resultaten ervan.
2. De financiële middelen voor het fonds kunnen eveneens de uitgaven dekken voor noodzakelijke technische en administratieve bijstand om de overgang te waarborgen tussen het fonds en de maatregelen die zijn vastgesteld in het kader van zijn voorlopers, het industrieel ontwikkelingsprogramma voor de Europese defensie en de voorbereidende actie inzake defensieonderzoek.
3. Zo nodig kunnen voor het beheer van acties die op 31 december 2027 nog niet zijn voltooid, ook na 2027 kredieten ter dekking van de in artikel 4, lid 4, bedoelde uitgaven in de begroting worden opgenomen.
Artikel 39 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het
Publicatieblad van de Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2021.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat. Gedaan te ,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter
BIJLAGE
INDICATOREN VOOR DE VERSLAGLEGGING OVER DE VOORTGANG VAN HET FONDS BIJ DE VERWEZENLIJKING VAN ZIJN SPECIFIEKE DOELSTELLINGEN
In artikel 3, lid 2, onder a), vastgelegde doelstelling:
Indicator 1 Deelnemers
Gemeten aan de hand van: aantal betrokken juridische entiteiten (onderverdeling naar omvang, soort en nationaliteit)
Indicator 2 Gezamenlijk onderzoek
Gemeten aan de hand van:
2.1 aantal en waarde van de gefinancierde projecten
2.2 grensoverschrijdende samenwerking: aandeel van de contracten die zijn gegund aan kmo's en midcaps, met waarde van contracten voor grensoverschrijdende samenwerking
2.3 aandeel van ontvangers die vóór de inwerkingtreding van het fonds geen onderzoeksactiviteiten met defensietoepassingen verrichtten
Indicator 3 Innovatieve producten
Gemeten aan de hand van:
3.1 aantal nieuwe octrooien afkomstig van uit het fonds gefinancierde projecten
3.2 geaggregeerde verdeling van octrooien onder midcaps, kmo's en juridische entiteiten die midcaps noch kmo's zijn
3.3 geaggregeerde verdeling van octrooien over de lidstaten
In artikel 3, lid 2, onder b), vastgelegde doelstelling:
Indicator 4 Gezamenlijke vermogensontwikkeling
Gemeten aan de hand van: aantal en waarde van gefinancierde acties die de in het vermogensontwikkelingsplan vastgestelde tekortkomingen wegwerken
Indicator 4 Doorlopende steun gedurende de volledige O&O-cyclus
Gemeten aan de hand van: de aanwezigheid op de achtergrond van intellectuele- eigendomsrechten of bij eerder gefinancierde acties gegenereerde resultaten
Indicator 5 Creatie/ondersteuning van werkgelegenheid
Gemeten aan de hand van: aantal ondersteunde werknemers in O&O voor defensie
per lidstaat