Klokkenluidersregeling
Klokkenluidersregeling
’s Heeren Loo
Voor het melden van misstanden op basis van de Wet bescherming klokkenluiders
Amersfoort, versie d.d. 19-12-2023 (definitief vastgesteld door raad van bestuur) Eigenaar: Concern HRM
INHOUDSOPGAVE
Artikel 2: Informatie, advies en ondersteuning voor de melder 5
Artikel 4: Vastlegging van een interne melding 6
Artikel 5: Vertrouwelijkheid melding en identiteit van de melder (en van degene aan wie de misstand wordt toegeschreven) 6
Artikel 6: Onderzoek en standpunt 7
Artikel 8: Rechtsbescherming melder (benadelingsverbod) 8
In deze tekst wordt omwille van de leesbaarheid in de mannelijke vorm naar personen verwezen. Overal waar hij staat, is ook zij en hen bedoeld.
Inleiding
Deze regeling draagt eraan bij dat ’s Heeren Xxx zorgvuldig omgaat met een vermoeden van een misstand. In deze regeling komt tot uitdrukking dat melders van een vermoeden van een misstand die te goeder trouw handelen, bescherming genieten. Voor ’s Heeren Loo is een voorziening voor het melden van een vermoeden van een misstand een belangrijk instrument om zo nodig haar maatschappelijke verantwoordelijkheid te nemen. Deze regeling draagt ook bij aan een open en veilige organisatiecultuur waarin medewerkers en anderen zich betrokken voelen bij en verantwoordelijk voelen voor ’s Heeren Loo.
Met deze regeling geeft ’s Heeren Loo uitvoering aan artikel 2.5.2. van de Governancecode Zorg 2022. Deze regeling sluit tevens aan op de Wet bescherming klokkenluiders. Deze wet is erop gericht om het melden van maatschappelijke misstanden door medewerkers binnen organisaties in goede banen te leiden. De wet creëert een basis voor intern en extern onderzoek naar misstanden en biedt een beschermde positie voor medewerkers die besluiten ‘de klok te luiden’.
In deze regeling is geborgd dat medewerkers en anderen in een werkgerelateerde context op een veilige en adequate wijze een vermoeden van een misstand binnen ’s Heeren Loo kunnen melden. In deze regeling is uitgewerkt wanneer sprake is van een misstand, wie intern kan melden, hoe melding kan plaatsvinden, welke procedures in acht moeten worden genomen en hoe bescherming tegen benadeling van de melder wordt geboden. Ondanks de mogelijkheid tot het direct doen van een externe melding, heeft het onze voorkeur dat een vermoeden van een misstand eerst intern wordt gemeld. De vertrouwenspersoon integriteit kan hierbij adviseren.
Wat is een misstand?
Bij een misstand in de zin van de Wet bescherming klokkenluiders moet gedacht worden aan een schending van het recht van de Europese Unie of aan een maatschappelijke misstand. Er is sprake van een maatschappelijke misstand als er iets mis is op het werk dat ernstige gevolgen heeft. Het maatschappelijk belang is in het geding doordat de wet wordt overtreden of er een gevaar dreigt voor bijvoorbeeld de volksgezondheid of de veiligheid van personen. De kwestie moet niet enkel persoonlijke belangen raken. Bij een maatschappelijke misstand is meestal sprake van een patroon of een structureel karakter óf de (eenmalige) handeling of nalatigheid is ernstig of omvangrijk.
Deze regeling is niet van toepassing op situaties die enkel de persoonlijke belangen van de melder raken en ook niet voor het melden van incidenten, onregelmatigheden of integriteitsschendingen die buiten de definitie van een misstand vallen. Deze worden gemeld bij de direct leidinggevende of als dat niet mogelijk is, bij de naasthogere leidinggevende.
Klachten van cliënten
Deze regeling is niet van toepassing op klachten van cliënten. Voor hen gelden andere wegen om hun ongenoegen aan de kaak te stellen, zoals bij de cliëntvertrouwenspersoon of de klachtencommissie cliënten.
Artikel 1: Definities
In deze regeling wordt verstaan onder:
1. ambtelijk secretaris Klokkenluidersregeling: een door de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht aangewezen functionaris van 's Heeren Loo die belast is met de ondersteuning van de Raad van Bestuur en Raad van Toezicht bij het afhandelen van een melding van een vermoeden van een misstand. De ambtelijk secretaris Klokkenluidersregeling heeft een geheimhoudingsplicht;
2. bedrijfsgeheim: bedrijfsgeheim als bedoeld in artikel 1 van de Wet bescherming bedrijfsgeheimen;
3. betrokken derde:
a. een derde die verbonden is met een melder en die kan worden benadeeld door de werkgever van de melder of een persoon of organisatie waarmee de melder anderszins in een werkgerelateerde context verbonden is, of
b. een rechtspersoon die eigendom is van de melder, waarvoor de melder werkt of waarmee de melder anderszins werkgerelateerd verbonden is;
4. bevoegde autoriteiten:
• Autoriteit Consument en Markt (ACM)
• Autoriteit Financiële Markten (AFM)
• Autoriteit Persoonsgegevens (AP)
• De Nederlandsche Bank N.V. (DNB)
• Huis voor klokkenluiders
• Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)
• Nederlandse Zorgautoriteit (NZA)
• Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS)
• bij algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling aangewezen organisaties en bestuursorganen;
5. degene die de melder bijstaat (adviseur): een natuurlijk persoon die de melder adviseert in het meldingsproces en wiens advisering vertrouwelijk is uit hoofde van diens beroep of ambt, zoals een vertrouwenspersoon of een advocaat;
6. Huis: Huis voor klokkenluiders als bedoeld in artikel 3 van de Wet bescherming klokkenluiders; het Huis kent een afdeling advies en een afdeling onderzoek;
7. melder: een natuurlijk persoon die in de context van zijn werkgerelateerde activiteiten een vermoeden van een misstand meldt of openbaar maakt;
8. melding: melding van een vermoeden van een misstand;
9. misstand:
a. een (gevaar voor) schending van het Unierecht; of
b. een handeling of nalatigheid waarbij het maatschappelijk belang in het geding is bij:
1. een (gevaar voor) schending van een wettelijk voorschrift of van interne regels die een concrete verplichting inhouden en die op grond van een wettelijk voorschrift door een werkgever zijn vastgesteld; dan wel
2. een gevaar voor de volksgezondheid, de veiligheid van personen, de aantasting van het milieu of het goed functioneren van de openbare dienst of een onderneming als gevolg van een onbehoorlijke wijze van handelen of nalaten.
Het maatschappelijk belang is in ieder geval in het geding indien de handeling of nalatigheid niet enkel persoonlijke belangen raakt en er sprake is van oftewel een patroon of structureel karakter dan wel de handeling of nalatigheid ernstig of omvangrijk is;
10. opvolging: optreden van de werkgever of van een bevoegde autoriteit om de juistheid van de gedane beweringen van de melder na te gaan en zo nodig en voor zover bevoegd nader onderzoek te doen of maatregelen te treffen;
11. Raad van Bestuur: degenen die zijn benoemd als voorzitter/lid van het bestuur van 's Heeren Loo;
12. Raad van Toezicht: degenen die zijn benoemd als voorzitter/lid van de Raad van Toezicht van 's Heeren Loo;
13. richtlijn: Richtlijn (EU) 2019/1937 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2019 (PbEU 2019, L 305);
14. schending van het Unierecht: handeling of nalatigheid die:
a. onrechtmatig is en betrekking heeft op Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen het in artikel 2 van de richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen; of
b. het doel of de toepassing ondermijnt van de regels in de Uniehandelingen en beleidsterreinen die binnen het in artikel 2 van de richtlijn bedoelde materiële toepassingsgebied vallen.
Voorbeelden van schendingen van het Unierecht kunnen zijn het zich niet houden aan bepaalde Europese richtlijnen of verordeningen op het gebied van:
• de vrijheid van personenverkeer en dienstverlening, waaronder discriminatie op grond van nationaliteit;
• de vrijheid van goederenverkeer en regels ter bescherming van consumenten productveiligheid, productconformiteit en milieu;
• de interne marktregels, waaronder regels over mededinging en staatssteun;
• de mensenrechten en de rechtsstaat, waaronder bescherming van de persoonlijke levenssfeer en persoonsgegevens en beveiliging van netwerk- en informatiesystemen;
• naleving van het Unierecht door nationale overheden, waaronder ontbrekende implementatie van Europese richtlijnen en verordeningen;
15. ’s Heeren Loo: stichting ’s Heeren Loo Zorggroep, gehuisvest aan de Xxxxxxxxx 00 xx
Amersfoort en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41190166;
16. vermoeden van een misstand: het vermoeden van een melder dat binnen 's Heeren Loo of bij een andere organisatie indien hij door zijn werkzaamheden met die organisatie in aanraking is gekomen, sprake is van een misstand voor zover het vermoeden gebaseerd is op redelijke gronden die voortvloeien uit de kennis die de melder bij zijn werkgever heeft opgedaan of voortvloeien uit de kennis die de melder heeft gekregen door zijn werkzaamheden bij een ander bedrijf of een andere organisatie;
17. vertrouwenspersoon integriteit: de externe onafhankelijke vertrouwenspersoon die door de Raad van Bestuur is aangewezen om als zodanig voor ’s Heeren Loo te fungeren en van wie intern en extern bekend is gemaakt dat hij of zij als zodanig fungeert. De vertrouwenspersoon integriteit is een adviseur en fungeert als klankbord, vraagbaak en meldpunt voor degenen die een vermoeden van een misstand vertrouwelijk willen bespreken. De vertrouwenspersoon integriteit heeft een geheimhoudingsplicht;
18. werkgerelateerde context: toekomstige, huidige of vroegere werkgerelateerde activiteiten waardoor, ongeacht de aard van die werkzaamheden, personen informatie kunnen verkrijgen over misstanden en waarbij die personen te maken kunnen krijgen met benadeling als genoemd in artikel 8 lid 5 indien zij dergelijke informatie zouden melden. De term werkgerelateerde context omvat vele en diverse werksituaties. Daaronder vallen werknemers, stagiairs, gedetacheerden, uitzendkrachten, zzp-ers, vrijwilligers, sollicitanten en (personen die werken onder verantwoordelijkheid van) leveranciers, aannemers en onderaannemers.
Artikel 2: Informatie, advies en ondersteuning voor de melder
1. De melder kan de vertrouwenspersoon integriteit raadplegen over een vermoeden van een misstand en zich desgewenst door deze persoon laten vertegenwoordigen. De melder kan de vertrouwenspersoon integriteit verzoeken om informatie, advies en ondersteuning inzake het vermoeden van een misstand. De vertrouwenspersoon integriteit functioneert met gezag, geloofwaardigheid en is in die hoedanigheid onafhankelijk van (de leiding van) 's Heeren Loo.
2. De melder kan de afdeling advies van het Huis voor klokkenluiders verzoeken om informatie en advies inzake het vermoeden van een misstand.
3. De vertrouwenspersoon integriteit kan alleen als zodanig opereren als deze niet betrokken is bij de feiten of omstandigheden die in de melding worden beschreven.
4. In aanvulling op lid 1 en 2 kan de melder voor eigen rekening en risico een andere adviseur (bijvoorbeeld een advocaat) in vertrouwen raadplegen of zich door hem laten bijstaan over een vermoeden van een misstand.
Artikel 3: Melding
1. De melder kan een melding van een vermoeden van een misstand binnen 's Heeren Loo doen door:
a. intern te melden bij de Raad van Bestuur of bij de vertrouwenspersoon integriteit volgens de in deze regeling beschreven interne procedure; of
b. extern te melden bij de daartoe bevoegde autoriteit, zoals vermeld in artikel 1 lid 4.
2. Indien de melder de melding van een vermoeden van een misstand doet via de vertrouwenspersoon integriteit, stuurt de vertrouwenspersoon integriteit - in overleg met de melder en op de wijze zoals met de melder is overeengekomen – de melding door naar de Raad van Bestuur onder vermelding van de ontvangstdatum.
3. Indien de melding van een vermoeden van een misstand het functioneren en/of het handelen van de Raad van Bestuur betreft, vindt deze plaats aan de voorzitter van de Xxxx xxx Xxxxxxxx.0
4. De melder kan op de volgende wijzen een melding doen: schriftelijk, mondeling via de telefoon of andere spraakberichtsystemen of op zijn verzoek binnen een redelijke termijn door middel van een gesprek op een locatie.
5. De melding bevat de naam en het adres van de melder of van de adviseur die de melding indient namens een melder wiens identiteitsgegevens niet bekend worden gemaakt.
1 Indien de melding van een vermoeden van een misstand het functioneren en/of het handelen van de Raad van Bestuur betreft, moet in deze regeling ‘Raad van Toezicht’ worden gelezen waar ‘Raad van Bestuur’ wordt genoemd.
6. De melder kan ervoor kiezen de melding anoniem te doen of niet. Een anonieme melding kan alleen via de vertrouwenspersoon integriteit worden gedaan. De melder geeft daarbij aan dat zijn identiteit niet bij de Raad van Bestuur bekend gemaakt mag worden.
7. De melding dient zo veel mogelijk relevante informatie te omvatten, waaronder de namen van de betrokken persoon of personen, eventuele getuigen, etc.
Artikel 4: Vastlegging van een interne melding
1. De melder doet de melding bij de Raad van Bestuur of de vertrouwenspersoon integriteit op een van de manieren als genoemd in artikel 3.
2. Indien de melder de melding van een vermoeden van een misstand (deels) mondeling doet, draagt de Raad van Bestuur - in overleg met de melder - zorg voor een schriftelijke vastlegging hiervan en stelt de melder in de gelegenheid om deze ter controleren, te corrigeren en voor akkoord te tekenen. De melder ontvangt een afschrift van de schriftelijke vastlegging die door hem is ondertekend.
3. De Raad van Bestuur stuurt binnen zeven dagen na ontvangst van de melding een ontvangstbevestiging aan de melder. In de ontvangstbevestiging wordt gerefereerd aan de oorspronkelijke melding.
4. De melding wordt bij de ontvangst geregistreerd in een daarvoor ingericht register.
Artikel 5: Vertrouwelijkheid melding en identiteit van de melder (en van degene aan wie de misstand wordt toegeschreven)
1. Een ieder die betrokken is bij een melding of het onderzoek naar een vermoeden van een misstand en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak bij de uitvoering van de wet de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
2. Onder gegevens met een vertrouwelijk karakter worden in ieder geval begrepen:
a. gegevens over de identiteit van een melder en van degene aan wie de misstand wordt toegeschreven of met wie die persoon in verband wordt gebracht en informatie die daartoe herleidbaar is; en
b. informatie over een bedrijfsgeheim.
3. De Raad van Bestuur draagt er zorg voor dat de informatie over de melding zodanig wordt bewaard dat deze fysiek en digitaal alleen toegankelijk is voor degenen die bij de behandeling van de melding betrokken zijn.
4. Van een melding wordt een geanonimiseerd meldingsdossier aangelegd. Het dossier wordt in een beveiligde omgeving bewaard.
5. Identificatiegegevens van de melder worden op zodanige wijze bewaard, dat alleen de Raad van Bestuur en de ambtelijk secretaris Klokkenluidersregeling toegang hebben tot deze gegevens.
6. De identiteit van de melder en de informatie aan de hand waarvan direct of indirect zijn identiteit kan worden achterhaald, wordt niet bekend gemaakt zonder zijn instemming. Ingeval enig wettelijk voorschrift in het kader van onderzoek door een bevoegde autoriteit of een gerechtelijke procedure tot mededeling van de identiteit van een melder verplicht, wordt deze
daarvan vooraf in kennis gesteld, tenzij die informatie het gerelateerde onderzoek of de gerechtelijke procedure in gevaar zou kunnen brengen.
7. Indien het vermoeden van een misstand is gemeld via de vertrouwenspersoon integriteit en de melder geen toestemming heeft gegeven om zijn identiteit bekend te maken, wordt alle correspondentie over de melding verstuurd aan de vertrouwenspersoon integriteit en stuurt de vertrouwenspersoon integriteit dit onverwijld door aan de melder.
8. Voor degene die onderwerp is van de melding geldt het volgende:
a. er wordt vertrouwelijk omgegaan met diens gegevens en identiteit;
b. de persoon wordt van het onderzoek op de hoogte gesteld en gehoord tijdens het onderzoek;
x. xx xxxxxxx krijgt xxxxxx in het gespreksverslag en heeft de mogelijkheid om hierop commentaar te geven;
d. de persoon wordt geïnformeerd over de uitkomst van het onderzoek en krijgt de mogelijkheid hierop eventueel te reageren.
Artikel 6: Onderzoek en standpunt
1. Nadat de melding intern is gedaan, verricht de Raad van Bestuur een zorgvuldig onderzoek naar het gemelde vermoeden van een misstand, indien nodig onder inschakeling van een (externe) onderzoeker die onafhankelijk en onpartijdig is. Tijdens het onderzoek zal de Raad van Bestuur de melder en degene aan wie de misstand wordt toegeschreven, horen.
2. Er wordt geen onderzoek gestart indien het vermoeden van de misstand niet is gebaseerd op redelijke gronden of indien op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand. Indien de Raad van Bestuur besluit geen onderzoek in te stellen, wordt de melder daarover zo spoedig mogelijk schriftelijk geïnformeerd. Daarbij wordt tevens aangegeven op grond waarvan de Raad van Bestuur van oordeel is dat het vermoeden niet gebaseerd is op redelijke gronden of waarom op voorhand duidelijk is dat het gemelde geen betrekking heeft op een vermoeden van een misstand.
3. Indien de melder de melding bij de vertrouwenspersoon integriteit heeft gedaan en de melder zijn identiteit niet bekend wil maken, kan de Raad van Bestuur zijn vragen aan de melder schriftelijk stellen via de vertrouwenspersoon integriteit. De vertrouwenspersoon integriteit zal de vragen doorgeleiden aan de melder die de vragen schriftelijk en anoniem kan beantwoorden. Vervolgens zal de vertrouwenspersoon integriteit de antwoorden op de vragen anoniem doorgeleiden aan de Raad van Bestuur.
4. Binnen een redelijke termijn van ten hoogste drie maanden na de ontvangstbevestiging ontvangt de melder van de Raad van Bestuur schriftelijk nadere informatie over de beoordeling en voor zover van toepassing de opvolging van de melding. Het standpunt wordt geformuleerd met inachtneming van het eventueel vertrouwelijke karakter van de te verstrekken (bedrijfs-) informatie en de ter zake geldende wettelijke bepalingen zoals privacyregelgeving.
Artikel 7: Externe melding
1. Naast intern melden kan de melder een redelijk vermoeden van een misstand ook extern melden bij een daartoe bevoegde autoriteit. Op de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx staat meer informatie.
2. Ondanks de mogelijkheid tot het rechtstreeks doen van een externe melding, verdient het eerst doen van een interne melding verreweg de voorkeur. Niettemin is het aan de melder om te kiezen of hij eerst intern of rechtstreeks extern meldt.
3. Bij het genoemde onder lid 1 geldt dat de melding van het vermoeden van een misstand plaats dient te vinden aan die autoriteit die daarvoor naar redelijk oordeel het meest in aanmerking komt.
Artikel 8: Rechtsbescherming melder (benadelingsverbod)
1. De melder wordt tijdens en na de behandeling van een melding van een vermoeden van een misstand niet benadeeld als gevolg van de melding, onder de voorwaarde dat de melder redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het vermoeden van een misstand op het moment van de melding juist is.
2. De melder wordt tijdens en na de openbaarmaking van een vermoeden van een misstand niet benadeeld als gevolg van de openbaarmaking, onder de voorwaarde dat:
x. xx xxxxxx redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het vermoeden van een misstand op het moment van de openbaarmaking juist is;
b. de melder voorafgaand aan de openbaarmaking een melding heeft gedaan bij 's Heeren Loo en een bevoegde autoriteit of rechtstreeks bij een bevoegde autoriteit; en
c. de melder redelijke gronden heeft om aan te nemen dat het onderzoek onvoldoende voortgang heeft; de melder kan zich hierbij baseren op de informatie die hij binnen een redelijke termijn heeft gekregen over de beoordeling of opvolging van de melding door de werkgever of een bevoegde autoriteit.
3. De melder mag eveneens tijdens en na openbaarmaking van een vermoeden van een misstand niet worden benadeeld als gevolg van de openbaarmaking indien hij redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de misstand een dreigend of reëel gevaar kan zijn voor het algemeen belang, een risico bestaat op benadeling bij melding aan een bevoegde autoriteit of het niet waarschijnlijk is dat de misstand doeltreffend wordt verholpen. Voorwaarde daarbij is dat de melder redelijke gronden heeft om aan te nemen dat de gemelde informatie over het vermoeden van een misstand op het moment van de openbaarmaking juist is.
4. Het benadelingsverbod is van overeenkomstige toepassing op degene die de melder bijstaat, een betrokken derde en een onafhankelijke functionaris waar het vermoeden van een misstand kan worden gemeld.
5. Vormen van benadeling - indien en voor zover deze verband houden met de melding of openbaarmaking van een redelijk vermoeden van een misstand - die in ieder geval onder de bedoelde rechtsbescherming vallen, zijn onder andere besluiten gericht op:
a. ontslag, xxxxxx dan op eigen verzoek, op non actiefstelling of schorsing;
b. een boete als bedoeld in artikel 7:650 BW;
c. demotie;
d. het onthouden van bevordering;
e. een negatieve beoordeling;
f. een schriftelijke berisping;
g. overplaatsing;
h. discriminatie;
i. intimidatie, pesterijen of uitsluiting;
j. smaad of laster;
k. voortijdige beëindiging van een overeenkomst voor het leveren van goederen of diensten;
l. intrekking van een vergunning;
6. Onder benadeling wordt tevens verstaan een dreiging met en een poging tot benadeling.
7. Het benadelingsverbod is van overeenkomstige toepassing op degene die de melder bijstaat, een betrokken derde en een onafhankelijke functionaris waar het vermoeden van een misstand kan worden gemeld.
8. Indien 's Heeren Loo jegens de melder binnen afzienbare tijd na de melding overgaat tot het nemen van een benadelende handeling als bedoeld in lid 4, motiveert hij waarom hij deze maatregel nodig acht en dat deze maatregel geen verband houdt met het te goeder trouw en naar behoren melden van een vermoeden van een misstand.
9. Represailles van leidinggevenden en andere medewerkers van 's Heeren Loo ten opzichte van de melder, als gevolg van het melden, worden niet geaccepteerd door de Raad van Bestuur en zullen te allen tijde leiden tot gepaste maatregelen. Onder represailles wordt in ieder geval verstaan:
a. het pesten, negeren en uitsluiten van de melder;
b. het maken van ongefundeerde of buitenproportionele verwijten ten aanzien van het functioneren van de melder;
c. het intimideren van de melder door te dreigen met bepaalde maatregelen of gedragingen als hij zijn melding doorzet.
10. De melder die een melding maakt van een vermoeden van een misstand waar hijzelf aan heeft deelgenomen, is niet gevrijwaard van (interne) sancties of vervolging. Wel zal bij het opleggen van de sancties in overweging worden genomen dat hij zelf melding heeft gemaakt van de misstand waaraan hij (mede) schuldig is.
11. Handelen uit persoonlijk gewin of het bewust doen van een valse melding wordt niet getolereerd en kan leiden tot sancties.
12. Dit artikel geldt ook indien de melder een melding doet bij een andere organisatie waarmee hij door zijn werkzaamheden voor 's Heeren Xxx in aanraking is gekomen.
Artikel 9: Slotbepalingen
1. De centrale ondernemingsraad heeft op [datum] instemming verleend aan deze regeling.
2. Deze regeling is vastgesteld door de Raad van Bestuur en treedt in werking op [datum] en geldt voor onbepaalde tijd. Indien als gevolg van wet- of regelgeving aanpassingen nodig zijn en/of wanneer de Raad van Bestuur of de COR hierin een noodzaak ziet, treden zij hierover met elkaar in overleg.
3. Deze regeling is in beheer bij Concern HRM.
4. Deze regeling en informatie over de vertrouwenspersoon integriteit is te vinden op de intranetpagina Klokkenluidersregeling en voor externen op onze website.
Contactgegevens en informatie:
Vertrouwenspersoon Integriteit: xxxxxx.xxxxxx@xxxxx.xxx
Raad van Bestuur en Raad van Toezicht (via de ambtelijk secretaris Klokkenluidersregeling): xxxxxxxxxxxxx@xxxxxxxxxx.xx
Website Huis voor klokkenluiders: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx