UITKERINGSREGLEMENT
UITKERINGSREGLEMENT
Het bestuur van de Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen heeft op grond van artikel 12 van de statuten van deze stichting het volgende uitkeringsreglement vastgesteld.
Artikel 1 - Definities
In dit uitkeringsreglement wordt verstaan onder:
1. Werkingssfeer: deze overeenkomst is van toepassing op:
1. a. Alle werkgevers en werknemers van in Nederland gevestigde ondernemingen die vergunningplichtig vervoer krachtens de Wet wegvervoer goederen (hierna Wwg), zoals deze laatstelijk is gepubliceerd op 20 december 2016 (staatsblad 518), verrichten, en/of die tegen vergoeding geheel of ten dele vervoer verrichten anders dan van personen, over de weg of over andere dan voor het openbaar verkeer openstaande wegen.
b. Werkgevers en werknemers in het kraanverhuurbedrijf, waaronder wordt verstaan alle in Nederland werkzame ondernemingen, waarin het bedrijf wordt uitgeoefend van het verhuren van mobiele kranen.
2. a. De overeenkomst is niet van toepassing op ondernemingen die:
- een eigen CAO dienen toe te passen; ofwel
- een eigen bedrijfstak CAO dienen toe te passen; ofwel
- over een eigen vastgelegd arbeidsvoorwaardenpakket beschikken.
Daarbij worden de volgende voorwaarden gesteld:
- Het niveau van voorvermelde regelingen dient tenminste gelijkwaardig te zijn aan het niveau van de CAO voor het Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen en;
- De hoofdactiviteit van de onderneming is een andere dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen.
b. De hoofdactiviteit van de onderneming is een andere dan beroepsgoederenvervoer over de weg, logistieke dienstverlening of de verhuur van mobiele kranen, wanneer in de regel niet meer dan 20% van de omzet met voornoemde activiteiten wordt gerealiseerd. Maatgevend daarbij is de juridische eenheid waarvoor een vergunning beroepsgoederenvervoer is aangevraagd of toegekend, danwel waarbinnen de verhuur van mobiele kranen plaatsvindt.
c. Tevens zijn uitgezonderd ondernemingen, die in hoofdzaak gemeten naar de loonsom van het bedrijf bouwwerkzaamheden uitvoeren en tevens mobiele kranen exploiteren.
2. De Stichting: De Stichting Vrijwillig Vervroegde Uittreding Beroepsgoederenvervoer over de weg en de verhuur van mobiele kranen.
3. Het bestuur: het bestuur van de Stichting.
4. AOW-gerechtigde leeftijd: de pensioengerechtigde leeftijd, zoals bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
5. Werknemer: ieder, die door een werkgever in dienst is genomen voor een bepaalde of onbepaalde tijd van 5 achtereenvolgende werkdagen of langer en die zijn werkzaamheden voor de werkgever gewoonlijk verricht in of vanuit de in Nederland gevestigde onderneming. Onder werknemer wordt niet begrepen de statutaire bestuurder van een rechtspersoon tenzij deze in hoofdzaak werkzaamheden verricht welke behoren tot de functie van chauffeurs of van machinisten mobiele kranen.
6. Werkgever: iedere natuurlijke of rechtspersoon, wiens onderneming valt onder de werkingssfeer van deze overeenkomst.
7. Werkgever in de sector: een werkgever als bedoeld in lid 6 met een werknemer die deelneemt of wil deelnemen aan de RVU regeling.
8. RVU Uitkering: het bedrag dat werknemer zal ontvangen op grond van deze tijdelijke RVU regeling.
9. Uitkeringsgerechtigde: degene die voldoet aan de voorwaarden van de tijdelijke RVU regeling en gemaakte afspraken en daarom recht heeft op een RVU uitkering.
10. Uittredingsdatum: de dag waarop de arbeidsovereenkomst tussen de werknemer en zijn werkgever feitelijk middels eenzijdige opzegging door de werknemer eindigt.
11. Zwaar beroep: een operationele functie in de functiegroepen A tot en met E (het uurloon is maximaal € 20,01 (2024)), inclusief kraanmachinisten in de functiegroepen F en G (het uurloon is maximaal € 23,90 (2024)). Daaronder vallen: chauffeurs, medewerkers logistiek en magazijn, heftruckchauffeurs, kraanmachinisten, koeriers, verhuizers en andere werknemers werkzaam in de technische dienst.
12. Genderneutraliteit: Vrouwelijke en mannelijke werknemers zijn gelijkwaardig. Waar ‘werknemer’ staat, kan dus ook ‘werkneemster’ worden gelezen. Bij ‘hij’ ook ‘zij’.
Artikel 2 - Recht op uitkering/deelname regeling
1. Recht op een uitkering, onder de voorwaarden als uitgewerkt in dit reglement, heeft de werknemer die:
a. in de periode 1 januari 2022 tot en met 31 december 2025 op uittredingsdatum een leeftijd heeft bereikt die maximaal drie jaar en minimaal één maand voor zijn AOW-gerechtigde leeftijd ligt; en
b. in januari 2021 in dienstbetrekking werkzaam was bij een werkgever in de sector; en
c. direct voorafgaand aan de uittredingsdatum tenminste één jaar in een dienstbetrekking bij werkgever werkzaam is geweest in een zwaar beroep; en
d. tenminste 15 dienstjaren bij een werkgever in de sector heeft gewerkt1; en
e. in het kader van het beëindigen van de arbeidsovereenkomst werknemer geen beroep doet op een loon vervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW); en
f. voor, op of na de uittredingsdatum geen nieuwe dienstbetrekking aanvaardt, dan wel een bestaande nevenfunctie(s) voortzet, tenzij er sprake is van vrijwilligerswerk. Een vrijwilliger is iemand die:
- voor de loonbelasting/premie volksverzekeringen niet in echte of fictieve dienstbetrekking is;
- die niet 'bij wijze van beroep' werkt voor:
• een organisatie die geen aangifte vennootschapsbelasting hoeft te doen,
• een sportorganisatie of
• een algemeen nut beogende instelling (ANBI); en
- alleen een beloning krijgt die binnen de grenzen blijft van de vrijwilligersvergoeding zoals genoemd in artikel 2 lid 6 Wet op de loonbelasting 1964; en
g. zich voor, op of na de uittredingsdatum niet vestigt als ondernemer en inkomsten als zelfstandige uit deze onderneming verkrijgt, dan wel een bestaande onderneming voorzet.
1 Conform bestuursbesluit d.d. 14 november 2023 gewijzigd van 18 jaar naar 15 jaar voor nieuwe uitkeringen die ingaan vanaf 1 februari 2024.
2. Deelname aan de RVU regeling is vrijwillig. De werknemer bepaalt zelf hoeveel maanden hij wil deelnemen aan de RVU regeling. Als de werknemer op eigen verzoek korter dan de voor hem geldende wettelijke periode wil deelnemen aan de RVU regeling, dan geldt een minimale periode van deelname van zes maanden.
3. Recht op een uitkering heeft de werknemer met een gedeeltelijke WGA-uitkering, die voldoet aan de voorwaarden van lid 1, voor het loon uit arbeid dat hij naast de uitkering ontvangt. Geen recht op een uitkering heeft de werknemer die recht heeft op een ZW- of een IVA-uitkering.
Artikel 3 - Duur, hoogte en uitbetaling uitkering
1. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt een maandelijkse uitkering in de zin van deze regeling toegekend met ingang van de uittredingsdatum. De uitkering wordt voor maximaal 36 maanden toegekend.
2. Het toekennen van de RVU uitkering in de zin van deze regeling kan niet met terugwerkende kracht.
3. De maandelijkse bruto uitkering bedraagt het op het moment van deelname genoemde bedrag in artikel 32ba lid 7 Wet op de loonbelasting 1964 (2024: € 2.182 bruto per maand). Dit geldt voor de uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uittredingsdatum werkzaam was op basis van een arbeidsovereenkomst met een voltijdse arbeidsduur van 160 diensturen per 4 weken respectievelijk 174,66 diensturen per maand (2024).
4. Deelname aan de regeling start per de eerste van de maand.
5. In de maand waarin de uitkeringsgerechtigde de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt wordt een pro rata RVU uitkering betaald in de verhouding: datum AOW-gerechtigde leeftijd gerelateerd aan het aantal kalenderdagen van de betreffende maand.
6. De betaling vindt plaats op of rond de 25e van elke maand.
7. Vanaf 1 januari 2024 is de maandelijkse bruto uitkering gelijk aan het op het moment van uitkeren genoemd bedrag in artikel 32ba lid 7 Wet op de loonbelasting 1964, mits de financiële middelen van de Stichting toereikend zijn (voorwaardelijke indexatie). Daartoe zal de Stichting jaarlijks besluiten op basis van een maandelijkse evaluatie van de financiële situatie.
8. De uitkering wordt maandelijks door de Stichting aan de uitkeringsgerechtigde betaald, onder aftrek van de wettelijk verplichte inhoudingen.
9. De uitkeringsgerechtigde ontvangt maandelijks een (digitale) specificatie van de betaalde uitkering en eenmaal per jaar een (digitale) jaaropgave.
00.Xx uitkeringsgerechtigde die voorafgaand aan de uittredingsdatum een parttime dienstverband had, heeft recht op een uitkering naar rato van het gemiddeld aantal contracturen ten opzichte van de voltijdsnorm in de cao in de periode van vijf jaar voor het moment van indienen van het verzoek voor de verklaring dat aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan. Voor de bepaling van het gemiddeld aantal contracturen zijn de gegevens van het Pensioenfonds Vervoer leidend.
Artikel 4 - Einde recht op uitkering
1. Het recht op uitkering op grond van deze regeling eindigt met ingang van de dag waarop de uitkeringsgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt.
2. Het recht op uitkering eindigt vóór de in het eerste lid bedoelde datum als de uitkeringsgerechtigde:
a. overlijdt. In dat geval ontvangen de nabestaanden gedurende de maand van overlijden en de twee daarop volgende maanden de uitkering, tenzij de uitkeringsgerechtigde overlijdt in de maand waarin hij de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt;
b. in weerwil van artikel 2 lid 1 letter e in het kader van de beëindiging van deze arbeidsovereenkomst een loon vervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) ontvangt;
c. opnieuw een dienstbetrekking aanvaardt met ingang van de eerste dag waarop hij in die dienstbetrekking werkzaam is, dan wel een bestaande nevenfunctie(s) voortzet;
d. zich voor, op of na de uittredingsdatum vestigt als ondernemer en inkomsten als zelfstandige uit deze onderneming verkrijgt met ingang van de eerste dag waarop hij als zelfstandige werkzaam is, dan wel een bestaande onderneming voortzet.
Artikel 5 - Aanvragen verklaring voldoen aan voorwaarden en verstrekken van gegevens
1. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor een uitkering op grond van deze regeling dient maximaal zes maanden en minimaal één maand voor de uittredingsdatum een daartoe strekkend verzoek in bij de Stichting om te beoordelen of aan de criteria voor deelname aan de regeling wordt voldaan. Voor werknemers die van de regeling gebruik willen maken vóór 1 juni 2022 geldt een kortere aanvraagperiode.
2. De aanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe bestemde aanvraagformulier, dat volledig en naar waarheid door de werknemer wordt ingevuld en ondertekend, en onder bijvoeging van de brief van het Pensioenfonds Vervoer en een verklaring van de werknemer dat hij een zwaar beroep heeft.
Artikel 6 – Beslissing voldoen aan voorwaarden
1. De Stichting beslist binnen twee weken na ontvangst van het verzoek of aan de voorwaarden voor deelname aan de regeling wordt voldaan (voorwaardelijke toekenning). De beslissing wordt schriftelijk aan de werknemer medegedeeld door het uitreiken van een verklaring dat aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan. Als naar het oordeel van de Stichting niet aan de voorwaarden voor deelname wordt voldaan, wordt dit schriftelijk aan de werknemer medegedeeld. Indien het door omstandigheden niet mogelijk is om binnen twee weken een beslissing te nemen, zal de werknemer hierover schriftelijk worden geïnformeerd, waarbij tevens de reden van uitstel zal worden meegedeeld, alsmede de periode waarbinnen de beslissing genomen zal worden.
2. De werknemer die het niet eens is met een besluit van de Stichting kan een daartoe strekkend bezwaar indienen bij het bestuur van de Stichting. Zie daarvoor de geschillenregeling van artikel 13.
3. Een voorwaardelijke toekenning betekent dat de aanvraag tot uitkering wordt toegekend en wordt omgezet in een definitieve toekenning na ontvangst van de aanvraag voor deelname van de regeling bij de Stichting, zoals omschreven in artikel 7.
4. De Stichting bepaalt of de voorwaardelijke toekenning kan worden omgezet in een definitieve toekenning aan de hand van de financiële situatie van de Stichting.
5. Aanvragen worden door de Stichting in behandeling genomen op volgorde van binnenkomst.
6. Alleen volledige aanvragen worden door de Stichting in behandeling genomen.
7. Onvolledige aanvragen moeten opnieuw worden ingediend. Hierbij geldt, na aanvulling van de onvolledige aanvraag, als binnenkomst de datum van ontvangst van de volledige aanvraag.
Artikel 7 – Beslissing definitieve toekenning uitkering en indienen aanvraag door werknemer
1. Binnen vier en een halve maand na dagtekening van de verklaring van de Stichting dat aan de voorwaarden voor deelname aan de regeling wordt voldaan, maar uiterlijk één maand voor de uittredingsdatum, dient de werknemer de aanvraag in voor deelname aan de regeling door het verzoek te completeren door toezending van de volgende stukken aan de Stichting RVU:
a. een kopie van een loonstrook waaruit de functie van de werknemer blijkt; en
b. indien de loonstrook geen informatie bevat over de functie van de werknemer, een kopie van de arbeidsovereenkomst waaruit de functie van de werknemer blijkt; en
c. indien de arbeidsovereenkomst geen informatie bevat over de functie van de werknemer, een door de werkgever ondertekende verklaring dat de werknemer direct voorafgaand aan de uittredingsdatum tenminste één jaar in een dienstbetrekking bij werkgever werkzaam is geweest in een zwaar beroep; en
d. de verklaring dat het dienstverband op verzoek van de werknemer tijdig en rechtsgeldig door eenzijdige opzegging is beëindigd.
2. De Stichting zal binnen twee weken na ontvangst van de aanvraag als bedoeld in lid 1, de definitieve toekenning van uitkering schriftelijk bevestigen (definitieve toekenning). Indien niet binnen deze termijn kan worden beslist, stelt de Stichting de aanvrager daarvan schriftelijk in kennis en noemt zij daarbij een redelijke termijn waarbinnen wel kan worden beslist. Deze termijn zal niet later zijn dan de uittredingsdatum.
3. De werknemer die in aanmerking wenst te komen voor de uitkering verklaart zich akkoord met de op hen van toepassing zijnde rechten en verplichtingen die voortvloeien uit deze regeling.
4. De uitkeringsrechtigde verstrekt onverwijld uit eigen beweging informatie aan de Stichting over het aanvaarden van een dienstbetrekking en/of het verrichten van werkzaamheden als zelfstandige en/of het aanvragen van een loon vervangende uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) voor, op of na de uittredingsdatum. De Stichting zal dit periodiek (laten) toetsen.
5. Gedurende de looptijd van de uitkering is de uitkeringsgerechtigde, in aanvulling op het bepaalde in lid 4, verplicht om uit zichzelf dan wel op eerste verzoek van de Stichting alle informatie te verstrekken waarvan hem redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat die van invloed is op het voortbestaan van het recht, de hoogte en de duur van de uitkering.
Artikel 8 – Financiële situatie Stichting
1. Voor aanvragers die een aanvraag doen nadat op basis van de evaluatie is vastgesteld dat de financiële middelen van de Stichting niet toereikend zijn, dan luidt de voorwaarde genoemd in artikel 2 lid 1 letter d voor nieuwe aanvragen:
tenminste 25 dienstjaren bij een werkgever in de sector heeft gewerkt.
2. Mocht het bepaalde in lid 1 niet toereikend zijn, dan kan de Stichting voor nieuwe aanvragen besluiten de maximale duur van de uitkering van 36 maanden naar beneden bij te stellen.
3. Voor aanvragers die een aanvraag doen nadat op basis van de evaluatie is vastgesteld dat de financiële middelen van de Stichting meer dan toereikend zijn, beslist het Bestuur over de verdere besteding, bijvoorbeeld door het verminderen van het aantal benodigde dienstjaren om gebruik te kunnen maken van de regeling of het anderszins verbreden van de doelgroep.
Artikel 9 - Intrekking en wijziging van een besluit tot uitkering
1. Indien de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden de op grond van deze regeling gevraagde of uit eigen beweging te verstrekken inlichtingen niet, niet tijdig, onvolledig of onjuist verstrekt, kan een besluit tot toekomstige uitkering, dan wel tot een reeds lopende uitkering, worden ingetrokken en stopgezet. Uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden worden geacht de in dit lid bedoelde inlichtingen niet of niet tijdig te hebben verstrekt, indien de Stichting de inlichtingen niet binnen twee
maanden na ontvangst van het eerste verzoek daartoe of direct nadat het uit eigen beweging te melden feit bekend is bij uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden, heeft ontvangen.
2. De Stichting is bevoegd de door de Stichting opgelopen (in) directe schade als gevolg van door uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden niet, niet tijdig, onvolledig of onjuist verstrekte inlichtingen of anderszins niet voldoen aan de in deze regeling gestelde voorwaarden, al dan niet bestaand uit teveel betaalde uitkeringen, sociale lasten en rente, terug te vorderden van de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden. Daarbij behoudt de Stichting zich het recht voor verhaal te halen door middel van vermindering van de lopende uitkering.
3. Wanneer sprake is van fraude, valsheid in geschrifte of enig ander misdrijf als vermeld in het Wetboek van Strafrecht, dan kan de Stichting daarvan aangifte doen. Dat laat onverlet de
mogelijkheid om in civielrechtelijke procedures of anderszins eventuele schade, al dan niet in de vorm van onverschuldigde betalingen, op betrokkenen te verhalen.
4. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden van een gedraging als daar bedoeld redelijkerwijs geen verwijt kan worden gemaakt, waarvan is uitgesloten een beroep op het niet kennen van de inhoud van deze regeling.
5. De Stichting stuurt aan de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden schriftelijk en gemotiveerd het besluit tot het treffen van een maatregel zoals bedoeld in dit artikel aan de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden, waarbij in ieder geval wordt vermeld waarom deze maatregel wordt opgelegd en wat de hoogte en duur van de maatregel is.
Artikel 10 - Terugvordering onverschuldigd betaalde uitkering
1. Indien de uitkering geheel of gedeeltelijk onverschuldigd is betaald, kan die uitkering of dat deel van de uitkering worden teruggevorderd van de persoon/personen aan wie onverschuldigd is betaald. Bij onverschuldigde betaling van de uitkering wordt het bruto betaalde bedrag van de uitkering teruggevorderd bij de uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden. Voor zover mogelijk zal de terugvordering worden verrekend met de nog uit te betalen uitkering.
2. De uitkeringsgerechtigde of zijn nabestaanden ontvangen een beslissing waarin gemotiveerd wordt meegedeeld dat onverschuldigd is betaald, alsmede de termijn waarbinnen hij of zijn nabestaanden het onverschuldigd betaalde bedrag dienen te hebben terugbetaald, zijnde twee weken indien gehele of gedeeltelijke verrekening binnen die termijn niet mogelijk is.
3. Indien de persoon of zijn nabestaanden aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet in staat is om binnen twee weken het nog openstaande bedrag ineens terug te betalen, dan kan hij of zijn nabestaanden schriftelijk om een betalingsregeling verzoeken. Hij of zijn nabestaanden dienen dit verzoek, voorzien van onderbouwing, binnen twee weken na dagtekening van de in lid 2 bedoelde beslissing in bij de Stichting. De Stichting neemt binnen twee weken een besluit op het verzoek.
4. Wanneer de Stichting niet tegemoet komt aan een verzoek tot het treffen van een betalingsregeling, zal de Stichting de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald hiervan schriftelijk mededeling doen. Aan de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald, wordt dan tegelijkertijd het verzoek gedaan de onverschuldigd betaalde uitkering alsnog binnen twee weken terug te betalen.
5. Wanneer de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet tijdig aan de verplichting tot terugbetaling voldoet, of – in het geval van een betalingsregeling – zijn periodiek niet tijdig betaalt, zal de Stichting de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald eenmaal een (digitale) herinnering sturen met de mededeling dat de betaling alsnog binnen 14 dagen moet zijn ontvangen.
6. Wanneer de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald niet binnen die termijn betaalt of wanneer hij een tweede maal een periodiek mist, zal de gehele vordering zonder verder bericht uit handen worden gegeven aan een incassobureau. De kosten ter zake van de buitengerechtelijke incassokosten
komen, conform de wettelijk maximaal toegestane vergoeding zoals vastgesteld in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten of enige regelgeving die in plaats van dit besluit zal gelden, voor rekening van de persoon aan wie onverschuldigd is uitbetaald.
7. Geen terugvordering zal plaatsvinden na het verstrijken van een termijn van vijf jaar na de datum waarop de Stichting heeft geconstateerd dat de uitkering onverschuldigd is betaald.
8. Indien daarvoor zwaarwegende redenen aanwezig zijn, kan de Stichting geheel of gedeeltelijk afzien van terugvordering.
Artikel 11 – Nadere voorschriften
Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften vast te stellen die nodig zijn voor een verantwoorde uitvoering van de RVU regeling.
Artikel 12 - Hardheidsclausule
Indien de uitvoering van deze regeling naar oordeel van het bestuur in een afzonderlijk geval zou leiden tot een evident onbillijke situatie, kan het bestuur besluiten van de regeling af te wijken ten gunste van de betreffende werknemer.
In die gevallen waarin het reglement niet voorziet, handelt het bestuur naar de geest van de regeling (waarbij enig besluit van haar kant geen precedent zal scheppen voor andere situaties).
Artikel 13 – Geschillenregeling
1. De uitkeringsgerechtigde die zich niet kan verenigen met een beslissing die hem betreft, kan zich schriftelijk tot het bestuur wenden met het verzoek terug te komen op een beslissing op grond van dit reglement.
2. Aan de uitkeringsgerechtigde wordt desgevraagd schriftelijk kennis gegeven van een beslissing van het bestuur op grond van dit reglement die hem betreft.
3. Een kennisgeving zoals bedoeld in lid 2 is gedagtekend en vermeldt de gronden waarop de beslissing berust.
Artikel 14 – Coulance commissie
Een coulance commissie beoordeelt in grensgevallen of een betreffende werknemer kan deelnemen aan de regeling (waarbij enig besluit van haar kant geen precedent zal scheppen voor andere situaties).
Artikel 15 – Anti-cumulatie
De werknemer die gebruikt maakt van deze regeling kan geen aanspraak maken op enig andere (wettelijke) regeling en/of vergoeding uit hoofde van (het einde van) de arbeidsovereenkomst, cao, bedrijfsregelingen en/of anderszins. Ook wordt er geen pensioen meer opgebouwd.